Boetes die zijn opgelegd in verband met een stage van een vreemdeling bij een supermarkt |
|
Marit Maij (PvdA), Enneüs Heerma (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kleine fout, forse boete, Asielzoeker, ondernemer en gemeente gedupeerd doordat ambtenaar vergeet werkvergunning te regelen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit soort situaties, waarin het om slechts één persoon gaat, en er een inval door vier man politie en een maand later door de Inspectie SZW wordt gedaan? In hoeverre zijn zulke acties representatief voor het optreden van de politie en de inspectie bij de bestrijding van illegale tewerkstelling in het algemeen en bij soortgelijke gevallen in het bijzonder? Kunt u aangeven op welke wijze de proportionaliteit wordt meegewogen?
De Inspectie SZW heeft als taak om erop toe te zien dat wetten en regels worden nageleefd, ook wanneer er geen sprake lijkt te zijn van een opzettelijke overtreding. Daarbij merk ik op dat de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid in de regel niet van tevoren kan worden vastgesteld. De controle door de Inspectie past binnen het reguliere inspectiepatroon, waarin inspecties plaatsvinden op basis van meldingen, signalen en informatie vanuit de eigen organisatie en andere toezichthouders.
Deelt u de mening dat, waar het slechts een stageplaats voor een korte periode betreft, er niet gesproken kan worden van verdringing van een reguliere arbeidsplaats? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat tot de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Kamerstukken 33 475), waarin staat dat arbeidswetgeving dient ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit en verdringing op de arbeidsmarkt?
De Wet arbeid vreemdelingen stelt dat het een werkgever verboden is om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. In de wet wordt een breed begrip van arbeid gehanteerd. Alle vormen van werk vallen hieronder, dus ook onbetaalde arbeid en «stages». De aanstelling van een vreemdeling op een «stageplek» gaat mogelijk ten koste van de aanstelling van prioriteitsgenietende arbeidskrachten op deze arbeidsplek. Er kan dus wel degelijk sprake zijn van verdringing op de arbeidsmarkt.
Bij de afgifte van een tewerkstellingsvergunning wordt gekeken of aan alle geldende arbeidsvoorwaarden wordt voldaan. In die zin dient de Wet arbeid vreemdelingen ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling en illegaliteit.
Op welke wijze kan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht bij de boeteoplegging worden betrokken, als bijvoorbeeld sprake is van een eerste en relatief lichte overtreding en er sprake is van een omissie? Kan in dat soort situaties bijvoorbeeld de boete worden gematigd, conform de Beleidsregel Boeteoplegging Wet Arbeid Vreemdelingen 2013? Zo nee, waarom niet?
Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient een boete evenredig te zijn met de verwijtbaarheid die iemand treft. Dit beginsel is uitgewerkt in de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen. De boete kan met 25%, 50% of 75% worden gematigd, afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid. Een matiging vindt niet plaats als een onderneming of persoon door onwetendheid de regels van de Wet arbeid vreemdelingen overtreedt. Of sprake is van verminderde verwijtbaarheid, wordt beoordeeld bij de boeteoplegging en zal in een bezwaar- en beroepsprocedure opnieuw beoordeeld kunnen worden.
Kunt u aangeven of zich vergelijkbare gevallen hebben voorgedaan als het onderhavige geval in Eindhoven en zo ja hoeveel, waarbij de Inspectie SZW op eenzelfde wijze heeft gehandeld qua oplegging en hoogte van boetes?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 past deze zaak binnen het reguliere handhavingspatroon, waarbij met toepassing van de Beleidsregel boeteoplegging Wav een boete is opgelegd. Daarin verschilt deze zaak niet van andere zaken waarin de Inspectie SZW een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen constateert.
Deelt u de mening dat met het opleggen van een maximale boete in gevallen als het onderhavige goedwillende werkgevers en organisaties ten onrechte op één lijn worden gesteld met notoir malafide werkgevers die structureel de wet overtreden ten behoeve van financieel gewin? Zo nee, waarom niet?
Nee. Binnen de wet bestaat er een breed scala aan sanctiemogelijkheden, afhankelijk van de specifieke overtreding. Met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving zijn extra sanctiemogelijkheden gecreëerd om notoire overtreders te treffen. Ondernemingen die de arbeidswetgeving herhaaldelijk overtreden krijgen een verhoogde boete opgelegd. Uiteindelijk kunnen zelfs werkzaamheden worden stilgelegd. Zo wordt extra ingezet op de aanpak van notoire overtreders. Op basis van een risicoanalyse bepaalt de Inspectie bovendien waar het risico op overtreding het hoogst is en extra toezicht geboden is.
Deelt u de mening dat door het optreden van de Inspectie SZW in het onderhavige geval het risico ontstaat dat goedwillende organisaties en bedrijven bevreesd raken om een vreemdeling te helpen met integratie en inburgering in de vorm van bijvoorbeeld werk of stage? Zo niet, waarom niet?
Ik juich toe dat organisaties en bedrijven zich maatschappelijk betrokken tonen door vreemdelingen te helpen integreren en inburgeren als het gaat om vreemdelingen die hier voor langere tijd mogen verblijven. Ook wanneer het gaat om het tewerkstellen van een vreemdeling, zijn zij echter verplicht zich aan de wet te houden en zich te vergewissen van de voorwaarden waaronder zij een vreemdeling te werk mogen stellen.
Op welke wijze houdt de Inspectie SZW in de handhaving en boetebeschikkingen ook rekening met de op 1 juni 2013 in werking getreden Wet modern migratiebeleid, onder het regime waarvan voor houders van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf geldt dat arbeid vrij is toegestaan zonder dat een tewerkstellingsvergunning nodig is?
De Inspectie SZW kijkt bij de handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen naar de feiten en omstandigheden in de situaties die zij onderzoekt, dus ook naar de arbeidsaantekening op de verblijfsvergunning die geldt op het moment van tewerkstelling. In dit geval was geen sprake van een verblijfstitel op grond waarvan het verrichten van arbeid zonder tewerkstellingsvergunning is toegestaan.
Wat gaat u ondernemen om te waarborgen dat de Inspectie in de handhaving en boeteoplegging voldoende proportioneel en naar evenredigheid optreedt?
Gelet op de antwoorden op voorgaande vragen, acht ik geen noodzaak aanwezig om maatregelen te nemen.
De medische opvang van twee uitgezette hongerstakers |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het juist dat de voorzieningenrechter met de uitzetting uit Nederland op 1 augustus 2013 naar Guinee van twee hongerstakers heeft ingestemd, omdat door u is toegezegd dat hun medische zorg in Guinee gedurende drie maanden door de Nederlandse overheid zou worden gefinancierd?1
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van één van beide vreemdelingen bepaald dat in voldoende mate kon worden vastgesteld dat de medische overdracht die op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van de IND was aangewezen, ook daadwerkelijk kon plaatsvinden.
Ten aanzien van de andere vreemdeling zijn geen medische voorwaarden aan de uitzetting gesteld. Wel heeft de voorzieningenrechter in deze casus de toezegging van de overheid meegewogen dat – vanwege de honger- en dorststaking – ook ten aanzien van deze vreemdeling voorzien zou worden in een medische overdracht. Daarbij gold de toezegging dat, indien medisch aangewezen, Nederland de medische behandeling van betrokkene voor de duur van maximaal 3 maanden zou betalen.
Is het u bekend dat de twee hongerstakers overeenkomstig de met de kliniek Pasteur te Conakry in Guinee gemaakte afspraken naar die kliniek zijn overgebracht, maar dat zij daar niet werden opgenomen ter behandeling en dat de op de avond van 1 augustus 2013 dienstdoende arts van die kliniek in een telefoongesprek met de Nederlandse vertrouwensarts van de betrokkenen uitdrukkelijk heeft gesteld dat betrokkenen slechts één nacht in de kliniek Pasteur konden blijven, aangezien die kliniek niet geschikt was voor een langdurige opname?
Na aankomst op de luchthaven van Conakry zijn betrokkenen overgedragen aan personeel van de Clinique Pasteur waarnaar ze per ambulance zijn overgebracht. De kliniek heeft vervolgens bevestigd dat betrokkenen bij de kliniek waren aangekomen en vervolgens ter observatie zijn opgenomen.
Naar aanleiding van berichten dat betrokkenen niet meer in de Clinique Pasteur zouden verblijven, heeft de DT&V navraag gedaan bij de kliniek. Op 6 augustus 2013 meldde de Clinique Pasteur dat betrokkenen op eigen initiatief én tegen medisch advies in, de kliniek twee dagen na aankomst hadden verlaten. Tevens benadrukte de Clinique Pasteur nog steeds bereid te zijn betrokkenen te consulteren en, indien noodzakelijk, op te nemen voor behandeling.
Ik ben bekend met de verklaring van Clinique Pasteur waaraan u refereert. Het klopt dat geen voorafgaande afspraken zijn gemaakt met de IND omdat deze afspraken zijn gemaakt met DT&V.
Heeft u naar aanleiding van de sommatie die de advocaat van betrokken u op 8 augustus 2013 heeft gezonden inzake de realisatie van de toegezegde geneeskundige verzorging op enigerlei wijze gecontroleerd of betrokkenen die verzorging daadwerkelijk ontvingen? Zo ja, waaruit bestond die controle en tot welke bevindingen heeft deze geleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ermee bekend dat de directeur van de kliniek Pasteur op 14 augustus 2013 aan de Nederlandse vertrouwensarts van betrokkenen de verklaring heeft doen toekomen dat er geen overeenkomst was gesloten met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de behandeling van betrokkenen of over hun opname voor welke duur dan ook en dat er op die datum nog geen enkele betaling door de IND had plaatsgevonden betreffende betrokkenen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ermee bekend dat de voorzieningenrechter ter zitting van woensdagmorgen 14 augustus 2013 zijn beslissing omtrent de namens betrokkenen gevraagde voorlopige voorziening heeft aangehouden totdat op eenduidige wijze zou zijn vastgesteld of betrokkenen al dan niet zouden worden opgenomen in kliniek Pasteur? Zo ja, welke stappen zijn daarop gezet teneinde te bewerkstelligen dat betrokkenen daadwerkelijk zouden worden opgenomen in die kliniek? Wanneer zijn terzake stappen gezet en wat hielden die concreet in?
Zowel voorafgaand aan de uitzetting als daarna, is door de Nederlandse overheid al het mogelijke gedaan om de toezeggingen ten aanzien van de medische overdracht en begeleiding van betrokkenen na te komen. Ook de berichten van de kliniek bevestigden dat de gedane toezeggingen waren nagekomen en dat – ook nadat betrokkenen op eigen initiatief het ziekenhuis hadden verlaten – de gemaakte afspraken nog steeds zouden worden gerespecteerd.
Niettemin is op 15 augustus 2013 besloten om een delegatie naar Guinee af te laten reizen om de kennelijke verwarring die was ontstaan over de toegang tot het ziekenhuis, weg te nemen. De voorzieningenrechter is hierover bij brief van 16 augustus 2013 geïnformeerd, waarop deze heeft besloten een zogenoemde ordemaatregel te treffen die inhield dat betrokkenen zich mochten melden voor behandeling in een alternatieve kliniek (Ambroise) totdat de (vermeende) problemen met de Clinique Pasteur zouden zijn opgelost.
Deze delegatie is op 18 augustus 2013 afgereisd naar Guinee. In de gesprekken die de delegatie in Conakry heeft gevoerd met de Clinique Pasteur verklaarde de kliniek wederom dat betrokkenen op eigen initiatief én tegen medisch advies in waren vertrokken en dat de kliniek steeds bereid is geweest te voorzien in eventueel benodigde medische zorg voor betrokkenen en dat ook nog steeds was. Deze verklaringen zijn bevestigd op schrift.
Gelet op het voorgaande deel ik niet de mening dat er onvoldoende voorbereidingen zijn getroffen om de toezeggingen inzake de geneeskundige verzorging van betrokkenen gestand te doen. In zijn uitspraak van 28 augustus 20132 oordeelt de voorzieningenrechter dat met het bezoek van de delegatie aan Guinee de gerezen twijfel over de toegankelijkheid van Clinique Pasteur afdoende is weggenomen en dat voldoende vaststaat dat opname en behandeling in de Clinique Pasteur gegarandeerd is.
Welke conclusies verbindt u aan het feit dat betrokkenen op vrijdag 16 augustus 2013 niet werden opgenomen in de kliniek Pasteur, en aan het gegeven dat de voorzieningenrechter toen heeft bepaald dat zij zich op kosten van de staat zouden kunnen laten opnemen in de kliniek Ambroise Paré? Deelt u de mening dat er onvoldoende voorbereidingen zijn getroffen om de toezeggingen inzake de geneeskundige verzorging van betrokkenen, die voor de voorzieningenrechter aanleiding vormden om in te stemmen met de uitzetting van deze hongerstakers naar Guinee, te realiseren? Zo nee, waarom komt u niet tot die conclusie?
Zie antwoord vraag 5.
Welke conclusies verbindt u aan het gegeven dat de artsen, die betrokkenen op 1 augustus 2013 hebben gezien in Conakry, hebben verklaard dat aan hen in (weerwil van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2013) geen medicijnen zijn meegegeven?
Voor één van beide vreemdelingen zijn medicijnen (voldoende voor gebruik gedurende één maand) overhandigd aan de arts die door de Guinese luchthavenautoriteiten was aangewezen om de vreemdelingen na landing aan boord medisch te beoordelen. Daarbij is aan deze arts het verzoek gedaan deze medicijnen aan de betreffende vreemdeling te overhandigen. Ten aanzien van de andere vreemdeling gold een dergelijk voorschrift niet.
Wat is uw conclusie met betrekking tot het gegeven dat de artsen in Conakry niets wisten van de medische historie van betrokkenen nu er geen medische overdracht heeft plaatsgevonden en betrokkenen hun medische dossier niet hebben meegekregen? Meent u dat er op een zorgvuldige en verantwoorde wijze gewerkt is?
De Clinique Pasteur is door de DT&V geïnformeerd over de medische toestand van de vreemdeling voor wie medische overdracht aangewezen was, voor zover die informatie bekend was bij de DT&V.
Klopt het dat de betrokkenen de kliniek Pasteur op 2 augustus 2013 hebben verlaten omdat er geen betalingsregeling was getroffen voor hun opname in die kliniek en betrokkenen ook zelf niet over de vereiste financiële middelen beschikten?
Nee, dat klopt niet. Betrokkenen hebben de kliniek op eigen initiatief én tegen medisch advies in verlaten.
Heeft u na de beslissing van de voorzieningenrechter op vrijdag 16 augustus 2013 een delegatie naar Conakry gezonden om overleg te plegen met de directeur van de kliniek Pasteur? Zo ja, uit wie bestond deze delegatie en wat is de uitkomst van dat overleg geweest? Heeft dat overleg ook geresulteerd in een overeenkomst over de opname van betrokkenen in de kliniek Pasteur? Zo ja, welke condities, met name welke kostprijs, zijn voor die opname overeengekomen?
De beslissing een delegatie naar Guinee te sturen is genomen op 15 augustus 2013, dus vóór de uitspraak van de voorzieningenrechter. De delegatie bestond uit twee medewerkers van de DT&V. Ten aanzien van de uitkomst van het overleg refereer ik aan mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Waarom heeft u niet gestreefd naar een overeenkomst met de kliniek Ambroise Paré, waar betrokkenen inmiddels waren opgenomen? Klopt het dat de kliniek Pasteur minder goed geoutilleerd is dan de kliniek Ambroise Paré, maar wel twee keer zo duur is?
Met de Clinique Pasteur zijn voorafgaand aan de uitzetting van betrokkenen, afspraken gemaakt over de medische overdracht en eventueel noodzakelijke vervolgbehandeling. Het BMA van de IND heeft de Clinique Pasteur in zijn advies expliciet genoemd als de kliniek waar de eventueel aangewezen zorg zou kunnen worden verleend. Daarbij heeft de DT&V eerder met de Clinique Pasteur samengewerkt en die samenwerking is naar tevredenheid verlopen.
Uitzonderlijke situaties daargelaten kan van de overheid in redelijkheid niet worden verlangd om, nadat een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van een medische overdracht is geborgd, vreemdelingen te volgen in hun eigen keuze om geen gebruik te maken van de diensten van het ziekenhuis waartoe de Nederlandse overheid de toegang heeft geborgd en zich vervolgens te melden bij een ander ziekenhuis waarvan de geschiktheid niet op voorhand door de Nederlandse overheid was vastgesteld. Het gegeven dat de Clinique Pasteur inderdaad hogere tarieven in rekening brengt dan de Clinique Ambroise Paré, is in deze niet relevant.
De delegatie heeft ook gesproken met de Clinique Ambroise Paré. Met de Clinique Ambroise Paré heeft de delegatie, naar aanleiding van de door de voorzieningenrechter op 16 augustus 2013 getroffen ordemaatregel, afspraken gemaakt over de betaling van de kosten voor de behandeling van beide betrokkenen tot zolang de ordemaatregel van kracht was. Daarnaast heeft een beleefdheidsbezoek plaatsgevonden aan de Guinese autoriteiten. De delegatie is op 20 augustus 2013 teruggekeerd naar Nederland.
Heeft de delegatie die naar Conakry is gezonden ook met anderen dan de directeur van de kliniek Pasteur overleg gehad? Zo ja, met wie hebben zij gesproken, wat was de inhoud van dat overleg en wat waren de uitkomsten daarvan? Wanneer is de delegatie teruggekeerd naar Nederland?
Zie antwoord vraag 11.
Zullen de kosten van de onderbrenging van betrokkenen in een hotel te Conakry en van hun geneeskundige verzorging voorafgaand aan hun opname in de kliniek Ambroise Paré (kosten die uit particulier initiatief zijn voldaan) door u vergoed worden?
Nee. Betrokkenen hebben zich immers uit eigen beweging onttrokken aan de zorg van de Clinique Pasteur.
Bent u bereid om alsnog de verzorging van betrokkenen in de kliniek Ambroise Paré volledig voor uw rekening te nemen na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 augustus 2013?
Gelet op het voorgaande, ben ik daartoe niet bereid.
Kunt u aangeven wat de kosten zijn geweest van de uitzetting van betrokkenen op 1 augustus 2013 en kunt u dit specificeren? Kunt ook aangeven wat de kosten waren van de delegatie die naar Conakry is gezonden?
Omdat betrokken vreemdelingen iedere medewerking aan hun terugkeer hebben geweigerd en eerdere pogingen tot uitzetting frustreerden, was er geen alternatief dan betrokkenen uit te zetten met een overheidsvlucht. De specifieke strafrechtelijke achtergrond van betrokkenen maakte voorts dat met hun uitzetting een bijzonder openbare orde belang was gediend. Voorkomen moet worden dat het signaal wordt afgegeven aan vreemdelingen die hun uitzetting frustreren, dat dit loont. De kosten van de uitzetting per overheidsvlucht bedroegen ongeveer EUR 92.000. De kosten van de delegatie die op 18 augustus 2013 naar Guinee gereisd is bedroegen ongeveer 6.000 EUR.
Het bericht dat de nieuwe PI Zaanstad geschikt is voor vreemdelingenbewaring |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitspraak van de hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) dat de nieuwe penitentiaire inrichting (PI) Zaanstad ook geschikt is voor vreemdelingenbewaring?1
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) streeft ernaar om gebouwen zo efficiënt en flexibel mogelijk in te zetten. De nieuwbouw wordt daarom zo vormgegeven dat sprake is van een multifunctioneel gebouw, waarbij rekening is gehouden met de verschillende regimes die binnen DJI ten uitvoer worden gelegd. Op die wijze werkt DJI aan justitiële inrichtingen die ook voor de toekomst bruikbaar zijn.
PI Zaanstad zal, zoals ook in het Masterplan DJI 2013–2018 is beschreven, in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Vreemdelingen die in bewaring worden gesteld, zullen worden ondergebracht in de drie detentiecentra Rotterdam, Schiphol en Zeist. DJI zal altijd rekening moeten houden met capacitaire ontwikkelingen.
Op welke wijze is de nieuwe PI Zaanstad geschikt voor vreemdelingenbewaring? Waarom is hiervoor gekozen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot acht u de kans dat deze nieuwe PI daadwerkelijk vreemdelingen zal detineren?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is eerder dit jaar besloten om bijna de helft van alle beschikbare plaatsen voor vreemdelingendetentie te sluiten en de nieuwe PI Zaanstad toch geschikt te maken voor vreemdelingenbewaring?2
Binnen de vreemdelingenbewaring is de afgelopen jaren sprake van een dalende instroom. Zoals in het Masterplan DJI is toegelicht maakt de dalende behoefte aan capaciteit een verantwoorde capaciteitsreductie in de vreemdelingenbewaring mogelijk. Rekening houdend met de benodigde capaciteitsmarge en de ontwikkeling en inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer, is besloten tot een afbouw naar een beschikbare capaciteit van 933 plaatsen.
Zoals reeds is vermeld in het antwoord op de vragen 1, 2 en 3, wordt de PI Zaanstad een multifunctioneel gebouw. Dat maakt het mogelijk om dit gebouw al naar gelang de behoefte aan detentiecapaciteit voor de ene of de andere sector van DJI in te zetten.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot uw voornemen om het regime voor vreemdelingendetentie los te koppelen van de Penitentiaire Beginselenwet?
Er is geen relatie tussen de vormgeving van de PI Zaanstad en mijn voornemen om het regime voor vreemdelingenbewaring uit de Penitentiaire beginselenwet te halen en te regelen binnen een bestuursrechtelijk kader. Het nieuwe regime van vreemdelingenbewaring zal worden uitgevoerd in de eerder in deze antwoorden genoemde locaties, te weten Rotterdam, Schiphol en Zeist.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot het inzetten van meer alternatieven voor vreemdelingendetentie?
In heb uw Kamer in mijn brief van 13 september jl.3, geïnformeerd over mijn plannen om meer in te zetten op toezichtmaatregelen bij terugkeer en minder op vreemdelingenbewaring. De vreemdelingen die niet meewerken aan terugkeer, waar een reëel risico op onttrekking is en daadwerkelijk zicht is op uitzetting, kunnen als ultimum remedium in bewaring worden gesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1, 2 en 3 reeds is vermeld, zal de PI Zaanstad in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Er is geen verband met de inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer.
De voorgenomen uitzetting van een Irakees gezin met kinderen die onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) voornemens is om op maandag 26 augustus aanstaande een Iraaks gezin waarvan alle vier kinderen bij Nidos1 onder toezicht zijn gesteld uit te zetten naar België?
Bent u bekend met het feit dat het oudste kind op basis van een machtiging uithuisplaatsing al enige tijd in een opvanggezin verblijft? Bent u voorts op de hoogte dat de overige drie kinderen in de leeftijd van 2 tot 14 jaar met de ouders op 14 augustus 2013 in het uitzetcentrum in Zestienhoven zijn geplaatst met het oog op uitzetting en dat er voor deze drie kinderen op 21 augustus 2013 een spoed machtiging uithuisplaatsing is afgegeven door de kinderrechter op verzoek van Nidos en dat de bewaring voor hen (na veel aandringen door Nidos) pas aan het einde van deze dag is opgeheven?
Bent u bekend met het feit dat Nidos, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben vastgesteld dat de kinderen op dit moment ernstig beschadigd worden in hun ontwikkeling, wat voor de kinderrechter aanleiding vormde om de kinderen onder toezicht van Nidos te stellen en op 21 augustus ook een spoed machtiging uithuisplaatsing af te geven vanwege «onmiddellijk en ernstig gevaar»?
Bent u bekend met feit dat DT&V aanvankelijk de hele dag weigerde om het bevel van de kinderrechter op te volgen waardoor de kinderen de hele dag in vreemdelingenbewaring verbleven terwijl dit volgens de kinderrechter onverantwoord was? Hoe verhoudt in uw ogen het feit dat de Nederlandse Staat op last van de rechter de kinderen bij hun ouders vandaan moet halen zich tot het feit dat diezelfde Staat de kinderen met hun ouders in detentie laat zitten en wil uitzetten?
Bent u bekend met het feit dat Nidos zich als gezinsvoogd verzet tegen de overplaatsing van dit gezin omdat er op dit moment onvoldoende waarborgen zijn om dan de kinderbeschermingsmaatregelen ten uitvoer te brengen?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van artikel 5 en 18 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waarin staat dat de overheid de taken en verantwoordelijkheden van ouders en voogden moet respecteren en hen moet bijstaan als zij hulp nodig hebben?
Ben u bekend met het feit dat de ouders en twee oudste kinderen van vijftien en veertien jaar oud al veertien jaar zwervende zijn buiten Irak, dat de jongste twee kinderen van dertien en twee jaar oud in Nederland zijn geboren en dat zij de meeste tijd in Nederland zijn geweest? Bent u van mening dat in de huidige procedure de rechten van de kinderen voorop zijn gesteld?
Bent u bereid deze vragen met spoed (eventueel vertrouwelijk) te beantwoorden?
Het bericht 'Asscher's hypocriete waarschuwing tegen EU-arbeidsmigranten' |
|
Joram van Klaveren (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asscher waarschuwt EU over arbeidsmigratie»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Polen, Roemenen en Bulgaren nu al meer dan 2x vaker verdachte zijn van criminaliteit en oververtegenwoordigd zijn in de bijstand?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert cijfers over onder meer het relatieve aantal aangehouden verdachten en het relatieve aantal uitkeringsgerechtigden, onderverdeeld naar het land van herkomst.
De criminaliteitscijfers betreffen het aantal aangehouden verdachte personen per 10.000 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) voorkomende inwoners van dezelfde bevolkingsgroep. Uit de voorlopige gegevens van het CBS over 2012 blijkt een relatieve oververtegenwoordiging van het aantal in Nederland aangehouden verdachten met Polen, Roemenië of Bulgarije als land van herkomst ten opzichte van het gemiddelde, maar geen verdubbeling.2 Dit gegeven dient echter om meerdere redenen te worden genuanceerd. De CBS-cijfers betreffen alle categorieën misdrijven tezamen; op basis daarvan zijn moeilijk conclusies te trekken. Verder staan veel EU-migranten niet in het GBA geregistreerd, terwijl het CBS het aantal verdachten refereert aan het aantal GBA-geregistreerden in een groep. Bovendien zijn deze arbeidsmigranten veelal jonge mannen en het is algemeen bekend dat vooral jonge mannen strafbare feiten plegen Een aanpak die specifiek is gericht op (vermogens-)criminaliteit gepleegd door personen uit Midden- en Oost- Europa is beschreven in de brief aan uw Kamer van 26 maart 2012 over mobiele bendes uit deze regio.3
Zoals ik u in mijn brief van 7 maart jl. meldde, was de stijging van het uitkeringsgebruik in lijn met de toename van het totaal aantal migranten.4 Dit belet het kabinet echter niet zich te blijven inspannen om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkómen. Daartoe zal ik (zie mijn brief van 10 juli jl.5) per 1 oktober a.s. in Rotterdam een pilot starten om te voorkómen dat bijstand wordt uitbetaald in die situaties waarin achteraf zou blijken dat het verblijfsrecht eindigt als gevolg van het uitbetalen van de bijstand. Deze pilot heeft tot doel om een landelijk uitrolbare werkwijze te ontwikkelen, waarbij de IND, in het geval er redelijke twijfel is of het beroep op de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfrecht, toetst of het verblijfsrecht dient te worden beëindigd. Het wetsvoorstel dat dit moet regelen is thans in voorbereiding.
In hoeverre deelt u de visie dat de aanstaande immigratiegolf uit Roemenië en Bulgarije moet worden tegengehouden; helemaal gezien de massawerkloosheid die dit kabinet heeft veroorzaakt?
Vrij verkeer van werknemers is een verworvenheid van de Europese Unie en draagt bij aan een positieve economische ontwikkeling van zowel Europa als van Nederland. Dit laat onverlet dat wij onze ogen niet sluiten wanneer ten gevolge van een toename van het aantal arbeidsmigranten maatschappelijk onwenselijke situaties ontstaan. Daarom zet het kabinet met kracht het ingezette beleid voort in het kader van het project EU-arbeidsmigratie. Dit betreft maatregelen zoals de aanpak van malafide uitzendbureaus en van schijnconstructies, het bevorderen van het leren van de Nederlandse taal en het faciliteren van goede huisvesting.
Het kabinet anticipeert tevens op het wegvallen van de verplichting van een tewerkstellingsvergunning vanaf 1 januari 2014 voor Roemenen en Bulgaren en organiseert daarom samen met gemeenten (met Den Haag, Rotterdam, Westland als voortrekkers) op 9 september een bestuurlijke top om deze openstelling in goede banen te leiden. Tijdens deze top zal ik behalve met gemeenten tevens spreken met werkgevers- en werknemersorganisaties, migrantenorganisaties en met de Roemeense minister van Arbeid, Familie, Sociale Bescherming en Ouderen. Naast de focus op de uitvoering en handhaving van al eerdere genomen maatregelen, worden tijdens deze top ook nieuwe aanvullende maatregelen besproken.
Ziet u inmiddels in dat de beslissing om de tewerkstellingsvergunning voor Polen af te schaffen een meer dan domme beslissing is geweest die, zoals de PVV-fractie destijds al aangaf, velen in Nederland in de ellende heeft gestort? Zo neen, waarom niet?
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie en sinds 2007 is er sprake van vrij verkeer van werknemers tussen Polen en Nederland. Het aantal Polen dat naar Nederland is gekomen is sinds die tijd sterk gestegen. Die toenemende stijging van het aantal migranten en de daarbij behorende knelpunten waren aanleiding om het eerder genoemde project EU-arbeidsmigratie te starten. Sindsdien is er veel gebeurd om de toestroom van EU-migranten in goede banen te leiden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de grenzen ook na 1 januari 2014 voor Roemeense en Bulgaarse arbeiders gesloten te houden, en de tewerkstellingsvergunning voor Polen opnieuw in te voeren, of huilt u slechts krokodillentranen?
Op basis van de Toetredingsakkoorden kan een lidstaat van de Europese Unie (onder voorwaarden) beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers met nieuwe lidstaten. Nederland heeft deze mogelijkheid volledig benut. Uiterlijk per 1 januari 2014 geldt op grond van de toetredingsverdragen vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië. Na deze datum kunnen geen beperkingen meer worden gesteld aan het werknemersverkeer.
De effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe heeft u vastgesteld dat de Somaliërs zijn teruggekeerd vanwege ontstane twijfel over de nationaliteit?1 Hoe zijn deze mislukte uitzettingen te rijmen met de terugkeerafspraken die met de Somalische autoriteiten zijn gemaakt? Bieden deze terugkeerafspraken garanties dat de Somalische autoriteiten asielzoekers bij uitzetting ook daadwerkelijk zullen terugnemen?
Op basis van informatie verkregen van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de Somalische grensbewakingsautoriteit ben ik op de hoogte gekomen van de twijfel aan de Somalische nationaliteit van deze twee vreemdelingen. Het weigeren van deze vreemdelingen is niet strijdig met de gemaakte afspraken die immers zien op de toegang van Somalische onderdanen op het grondgebied van Somalië. De grensbewakingsautoriteit wordt volgens afspraak van tevoren geïnformeerd over de terugkomst van zowel personen die worden uitgezet als degenen die worden gefaciliteerd bij zelfstandige terugkeer. Aan de grens vindt de gebruikelijke controle plaats en de verantwoordelijke autoriteit kan na onderzoek tot de conclusie komen dat de betrokken persoon niet de Somalische nationaliteit bezit. De gemaakte afspraken bieden naar mijn mening voldoende garantie dat de Somalische autoriteiten onderdanen die uitgezet worden terugnemen, mits voor hen voldoende vaststaat dat zij de Somalische nationaliteit hebben (waarin betrokkenen zelf ook een rol hebben).
Kunt u nader specificeren hoeveel asielzoekers vrijwillig zijn teruggekeerd naar Somaliland en hoeveel naar Zuid- en Centraal Somalië?2
In beginsel wordt geregistreerd naar welk land een vreemdeling terugkeert en niet naar welk gebied. Aangezien het de vreemdeling vrij staat om na aankomst in het herkomstland door te reizen heb ik geen zicht op waar de vreemdeling zich uiteindelijk vestigt.
Waarom verschilt het antwoord op vraag 3 van de eerdere vragen over de effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië van hetgeen namens u bij de rechtbank in Rotterdam is uiteengezet?3
Ik volg u niet in de stelling dat deze informatie met elkaar strijdig is.
Bent u van mening dat er voor de Somaliërs die worden vastgehouden in vreemdelingendetentie voldoende zicht op uitzetting is?4
Ja. Er bevinden zich (gestelde) Somaliërs in vreemdelingendetentie voor de uitzetting naar hun herkomstland of naar een ander land, bijvoorbeeld in het kader van een Dublin-claim. Voor zover uw vraag ziet op de uitzetting naar Somalië, twijfel ik gelet op de gemaakte afspraken met de Somalische federale autoriteiten niet aan de mogelijkheden tot uitzetting. Ook het feit dat zelfstandige terugkeer naar Somalië plaatsvindt, bevestigt mij in dit standpunt. Indien in een individueel geval geen zicht meer is op uitzetting, bijvoorbeeld door een getroffen interim- measure of voorlopige voorziening, dan wordt de vreemdelingenbewaring beëindigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich in een zitting van 9 augustus jl. over de vraag gebogen of er zicht is op uitzetting naar Somalië en zal hierover naar verwachting op korte termijn uitspraak doen. Uiteraard zal ik gevolg geven aan deze uitspraak indien de Afdeling oordeelt dat er onvoldoende zicht is op uitzetting naar Somalië.
Wat is uw reactie op het bericht dat Artsen zonder Grenzen, dat al sinds 1991 actief is in Somalië, uit Somalië vertrekt omdat het daar te onveilig is geworden? Blijft u bij uw standpunt dat het veilig genoeg is voor Somaliërs om terug te keren?5
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief over de wijziging in het landgebonden asielbeleid Somalië6, blijkt uit het laatste ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken dat er groepen zijn die specifieke risico’s lopen vanwege op hen gerichte aanslagen door Al-Shabaab. Het betreft personen die politieke activiteiten verrichten voor de Somalische autoriteiten, medewerkers van ngo’s en journalisten. De door Artsen Zonder Grenzen genomen beslissing ligt in de lijn van het beeld dat ten grondslag ligt aan het asielbeleid voor Somalië. Met de zorgwekkende situatie in Somalië en positie van bijzondere groepen wordt bij het nemen van individuele beslissingen zeer wel rekening gehouden. Dat betekent echter niet dat iedere asielzoeker uit Somalië bij voorbaat bescherming behoeft. Als uit een individuele afweging, die de asielzoeker door de rechter kan laten toetsen, blijkt dat terugkeer verantwoord is, dan zal de betreffende asielzoeker het vertrek ook ter hand moeten nemen.
Is het feit dat er inmiddels dertien «interim measures» zijn afgegeven door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voor u reden om pas op de plaats te maken en af te zien van (pogingen tot) uitzettingen naar Zuid-Centraal Somalië totdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een inhoudelijke uitspraak heeft gedaan over de veiligheidssituatie? Bent u bereid opvang te verlenen aan asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal Somalië totdat het EHRM een dergelijke uitspraak heeft gedaan?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op uw vraag 5 van mijn antwoorden op uw eerdere vragen over dit onderwerp7.
De effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel Somaliërs zijn er gedwongen uitgezet sinds het ambtsbericht van 30 november 2012?
Er zijn sinds de beleidswijziging die volgde op dit ambtsbericht, tot op heden, enkele personen1 gedwongen naar Somalië teruggekeerd, maar deze personen zijn aan de grens geweigerd door de grensbewaking vanwege een ontstane twijfel omtrent de nationaliteit. Deze personen hebben eerder in Nederland te kennen gegeven uit Somalië afkomstig te zijn en er waren geen aanwijzingen dat dit anders zou zijn.
Wat is het effect tot op heden voor de mate waarin mensen vrijwillig willen terugkeren? Kunt u dit onderbouwen met cijfers?
In 2012 zijn er circa 10 vreemdelingen vrijwillig teruggekeerd naar Somalië en in 2013 zijn er tot en met juni circa 20 vreemdelingen vrijwillig teruggekeerd2. Uit het laatste ambtsbericht Somalië kan afgeleid worden dat er sprake is van een verbeterde situatie in met name Mogadishu. Hierdoor is gedwongen terugkeer naar Somalië weer mogelijk, waardoor vreemdelingen mogelijk eerder geneigd zijn vrijwillige terugkeer ter hand te nemen.
Welke afspraken zijn er met Somalië gemaakt? Wordt ook gebruik gemaakt van uitzetdelegaties, zoals bij Guinee?
Met de federale autoriteiten van Somalië is de afspraak gemaakt dat ongeveer vier weken voor gedwongen vertrek een kennisgeving aan de autoriteiten van Somalië wordt gegeven. Als binnen twee weken geen negatief bericht van de autoriteiten wordt ontvangen, kan de vlucht worden geboekt. Voor het reizen naar Somalië wordt volgens gemaakte afspraken met de federale autoriteiten gebruik gemaakt van een EU-staat. Er is geen sprake van taskforces, zover hiermee bedoeld wordt delegaties die vanuit Somalië naar Nederland komen.
Hoeveel Somaliërs bevinden zich op dit moment in vreemdelingendetentie? Is de gemiddelde verblijfsduur in detentie toegenomen sinds het nieuwe ambtsbericht?
Hoeveel «interim-measures» zijn er inmiddels afgegeven door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar aanleiding van pogingen om Somaliërs uit te zetten? Welke consequenties heeft dit? Ziet u hierin reden om het beleid ten aanzien van Somalië te wijzigen?
Sinds 30 november 2012 is in 13 aanhangige zaken door het EHRM een niet nader gemotiveerde voorlopige maatregel (interim measure) op basis van Regel 39 van het Procesreglement van het Hof opgelegd (stand van zaken op 29 juli 2013). Hierbij merk ik nog het volgende op. De regering wordt niet op de hoogte gesteld als een klager het Hof heeft verzocht om oplegging van een voorlopige maatregel, maar dit verzoek is afgewezen. Ik kan u derhalve geen cijfers verstrekken over de afgewezen verzoeken tot oplegging van een voorlopige maatregel. Wel kan ik u melden dat het Hof niet in alle aan de regering gecommuniceerde klachten tevens een voorlopige maatregel oplegt. Daarnaast werd in de genoemde periode in één zaak het verzoek tot oplegging van een voorlopige maatregel ingetrokken nadat bleek dat de vreemdeling vrijwillig terug wenste te keren naar Somaliland en om die reden in contact was getreden met het IOM (Internationale Organisatie voor Migratie).
Het gegeven dat het Hof in een aantal zaken een voorlopige maatregel heeft opgelegd heeft tot gevolg dat de betreffende vreemdelingen gedurende hun procedure voor het EHRM niet zullen worden uitgezet, de vreemdelingenbewaring – voor zover daarvan sprake is – wordt opgeheven en dat aan hen in beginsel opvang wordt verleend. De toewijzing van een – niet gemotiveerde – voorlopige maatregel heeft geen gevolgen voor het staande beleid. De maatregel geeft immers geen inhoudelijk oordeel over de merites van de zaak, maar schort uitzettingshandelingen op totdat het Hof zich heeft kunnen buigen over de merites van de zaak. Voorlopige maatregelen zijn dus tijdelijke bevriezingsmaatregelen en geen «uitspraken» van het Hof.
Mocht het zo zijn dat een bodemuitspraak van het EHRM mij noodzaakt mijn beleid te herzien, dan zal ik hier uiteraard uitvoering aan geven. Het is overigens nog niet bekend wanneer een Hofuitspraak te verwachten is.
Hoe verloopt de pilot door het EASO (European Asylum Support Office) over het verzamelen en delen van reeds beschikbare landeninformatie voor Somalië? Zal dit resulteren in een Europees ambtsbericht? Zo ja, per wanneer?
Het doel van de pilot is een efficiëntere verspreiding en uitwisseling van reeds aanwezige landeninformatie onder alle lidstaten. Op 5 en 6 september 2013 vindt de eerste EASO- bijeenkomst van de Somalië-werkgroep plaats op Malta. Deelnemers zijn Country of Origin (COI)-specialisten van immigratiediensten van verschillende EU-lidstaten, waaronder Nederland. Het is nog niet bekend of de samenwerking zal resulteren in een Europees ambtsbericht.
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van Amnesty International dat terugkeer naar Zuid- en Centraal-Somalië in strijd is met het internationale recht?1 Wat is uw reactie hierop?
Dit standpunt van Amnesty International deel ik niet. Asielaanvragen van alle Somaliërs worden individueel beoordeeld en hierbij wordt de veiligheidssituatie in het land in aanmerking genomen. Pas na deze beoordeling is terugkeer van de asielzoeker aan de orde, als is vastgesteld dat geen asielbescherming nodig is.
In mijn brief aan uw Kamer5 en in eerdere antwoorden op Kamervragen6 over de wijzigingen in het asielbeleid ten aanzien van Somalië heb ik aangegeven dat de herwaardering van de situatie in Mogadishu – die niet langer wordt gekwalificeerd als situatie als beschreven in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn – met zich meebrengt dat de belemmeringen voor gedwongen terugkeer naar alle delen van Somalië zijn weggenomen. Ik heb daarom aangegeven dat ik gedwongen terugkeer naar Somalië, met de nodige zorg, weer ter hand ga nemen. Ten aanzien van Zuid- en Centraal-Somalië (buiten Mogadishu) is er geen sprake van een situatie waarin een ieder gevaar loopt louter door zijn aanwezigheid aldaar. In individuele gevallen kan er sprake zijn van een 3 EVRM-risico, zoals wanneer iemand zich niet kan handhaven onder Al-Shabaab en terug moet keren naar of door een gebied dat onder hun controle staat, of als er sprake is van «verwestersing». Ook hierover heb ik u eerder geïnformeerd en mijn beleid is in overeenstemming met het oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de uitspraak inzake Sufi en Elmi7.
De voortdurende wantoestanden rondom de “vluchtflat” in Amsterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over een geval van mishandeling in de zogenaamde «vluchtflat» in Amsterdam?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat illegale bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen?
Ik heb geen informatie die de conclusie in uw vraag onderschrijft dat de bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen. Wel stel ik vast dat er zich de voorbije maanden enkele incidenten hebben voorgedaan in de vluchtflat naar aanleiding waarvan ook eerder schriftelijke vragen zijn gesteld.2
Welke personen en/of organisaties faciliteren de «vluchtflat»? Welke acties onderneemt u hiertegen nu het terugkeerbeleid hierdoor ernstig ondermijnd wordt?
Zoals ik in antwoord op eerder door u gestelde Kamervragen heb geschreven, hebben de woningcorporatie De Key, HVO Querido en het Leger des Heils gezamenlijk afspraken gemaakt over de huis- en gedragsregels, die gelden voor het gebouw dat woningcorporatie De Key tijdelijk, tot 1 oktober 2013, beschikbaar heeft gesteld voor deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Daarnaast wordt door deze organisaties voorzien in levensmiddelen en zijn er ook andere personen die de bewoners van de vluchtflat ondersteunen.
Zolang individuele personen en organisaties die deze uitgeprocedeerde asielzoekers helpen, handelen binnen de grenzen van de wet, is er geen aanleiding om stappen te zetten. Zij moeten er echter wel op bedacht zijn geen onterechte verwachtingen te wekken bij deze uitgeprocedeerde asielzoekers.
Deelt u de mening dat de voortdurende wantoestanden rond de «vluchtflat» (en voordien de Vluchtkerk), zoals mishandeling, aanranding, vechtpartijen en drugsgebruik, bewijzen dat er juist meer illegalen vastgezet moeten worden in plaats van veel minder zoals u voor ogen staat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vreemdelingenbewaring is een instrument dat de overheid als uiterst middel kan inzetten om daadwerkelijk vertrek van een vreemdeling te realiseren. Dit is verankerd in de Vreemdelingenwet en de Europese Terugkeerrichtlijn. Vreemdelingenbewaring is geen instrument in het kader van strafrecht en mogelijk gepleegde strafbare feiten.
Wat betreft het beëindigen van het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het bewuste gebouw merk ik op dat het, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, aan de burgemeester van Amsterdam is om in voorkomend geval actie te ondernemen tegen het verblijf van de betrokken vreemdelingen. Een en ander neemt niet weg dat ik met de gemeente in overleg blijf ten einde de situatie van de betreffende vreemdelingen ook individueel te kunnen beoordelen.
Bent u bereid de «vluchtflat» te ontruimen, alle illegalen die daar zitten vast te zetten en vervolgens zo spoedig mogelijk uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De uitspraken van een internist over het medisch beroepsgeheim en vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de politie de rechten van vreemdelingen schendt op de Spoedeisende Hulp?1 Handhaaft u ondanks dit bericht uw antwoorden van 17 juni 2013 op eerdere vragen?2 Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze zou u op dit moment de vragen hebben beantwoord?
In elke eenheid van de politie zijn afspraken gemaakt tussen medische instellingen in dat gebied, de politie en het Openbaar Ministerie. In veel gevallen is ook een medisch convenant getekend. Ook hebben de instellingen contactpersonen aangewezen. Deze afspraken worden periodiek geëvalueerd. Waar de gemaakte afspraken onvoldoende worden nageleefd, dienen deze in het gesprek tussen de instellingen, de politie en het OM aan de orde te komen. Zolang deze afspraken en de onderlinge evaluatie goed wordt uitgevoerd deel ik niet de vrees dat personen zich belemmerd zullen voelen in het zich uiten jegens artsen. Ik deel niet de opvatting dat er sprake is van structurele problematiek.
Of het handelen van de betrokken medewerkers in deze specifieke casus professioneel is geweest hangt mede af van de concrete beoordeling van de omstandigheden van het geval. Met de auteur van het artikel zal contact worden opgenomen. Indien immers afspraken onvoldoende zijn nagekomen, is het van belang om hierover goed in gesprek te zijn, teneinde te bezien of en zo ja waar verbetering nodig is.
Kunt u reageren op de drie casussen? Gaat u onderzoek doen naar de wijze waarop hier is omgegaan met de rechten van de patiënt en het medisch beroepsgeheim?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat wekelijks door de politie de eigen afspraken met ziekenhuizen worden overtreden? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze wordt er dan uitvoering gegeven aan de betreffende convenanten en de handreiking «Beroepsgeheim en politie/justitie» van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?
Zie antwoord vraag 1.
Welke concrete gevallen leiden volgens u tot schending van het medisch beroepsgeheim? Is dit in lijn met de convenanten die met de ziekenhuizen zijn afgesloten en met de KNMG-handreiking «Beroepsgeheim en politie/justitie»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat agenten en medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) geen beroepsgeheim hebben en dat dit ertoe kan leiden dat medische gegevens van zieke vreemdelingen vroeg of laat openbaar kunnen worden? Kunt u toelichten wat er precies met de medische gegevens gebeurt en hoe u eventuele openbaring en daarmee privacyschending zult voorkomen?
De medewerkers van DV&O dragen zorg voor bewaking en hebben een algemene zorgplicht tijdens het ziekenhuisbezoek. Ook zij hebben een geheimhoudingsplicht. Zij zijn op grond van artikel 125a lid 3 van de Ambtenarenwet verplicht de informatie, waarvan zij bij de uitoefening van hun functie kennisnemen, geheim te houden. Hoewel deze geheimhoudingsplicht een andere wettelijke basis heeft dan de geheimhoudingsplicht van de hulpverleners in de gezondheidszorg, die geregeld is in de artt. 7:457 BW en 88 Wet BIG, brengt ook deze geheimhoudingsplicht mee dat de DV&O-medewerkers de medische gegevens waarvan zij eventueel kennisnemen, niet aan derden mogen verstrekken. Na het ziekenhuisbezoek communiceert alleen de specialist in het ziekenhuis met de medische professionals van de betreffende inrichting. Op deze wijze wordt openbaarmaking van medische gegevens en privacyschending van vreemdelingen voorkomen.
Deelt u de vrees van artsen dat zieke asielzoekers en vreemdelingen wegens wantrouwen jegens autoriteiten niet snel vrijuit zullen praten, wat onwenselijk is voor de medische behandeling? Zo ja, welke consequenties trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid te bekijken of het mogelijk is dat er een gemeenschappelijk opleidingsprogramma voor politie en medici komt over het medisch beroepsgeheim en bijbehorend belangenconflict? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1, 2, 3, 4 en 6 deel ik niet de opvatting dat er sprake is van een probleem dat op structurele basis voorkomt. Wel acht ik het van belang dat medische instellingen, de politie en het Openbaar Ministerie in de verschillende eenheden met elkaar in gesprek treden indien door één van de partijen wordt geconstateerd dat afspraken niet worden nagekomen. Ook zal de politie in contact treden met de auteur van het artikel.
Bent u bereid om in overleg te treden met medici en politie over betreffende problematiek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat een 10-jarig meisje is aangerand door een illegaal in Nederland verblijvende Somalische bewoner van de “vluchtkerk” |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een aangekondigde aanranding»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze psychopathische illegale Somalische vreemdeling, die al sinds 1995 in Nederland verblijft, vrij kon rondlopen, terwijl bekend is dat hij een verleden heeft van (seksuele) agressie en hij reeds herhaaldelijk met justitie in aanraking is geweest?
Kort na de aanranding in de vluchtkerk is betrokkene aangehouden. Hij verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis in afwachting van zijn strafzaak.
De verwijdering van criminele en overlast gevende vreemdelingen acht ik een prioriteit. De op verdenking van aanranding aangehouden vreemdeling is eerder niet uitgezet omdat hij lijdt aan een psychische stoornis waarvoor in het land van herkomst onvoldoende behandelmogelijkheden zijn. Daarom was vreemdelingenbewaring, dat immers is gericht op gedwongen vertrek naar het land van herkomst, niet mogelijk. Verder stonden er op het moment van de aanranding geen strafbare feiten tegen betrokkene open die een basis boden om hem in detentie of voorarrest te houden.
Deelt u de mening dat uit dit trieste geval eens te meer blijkt dat, zolang niet tot uitzetting van dergelijke vreemdelingen kan worden overgegaan, zij vastgezet moeten worden zodat ze geen vrij spel hebben in onze samenleving en zodat er een prikkel is om uit Nederland te vertrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat de dader van dit weerzinwekkende misdrijf niet meer vrij komt, maar achter slot en grendel verblijft tot hij alsnog uit Nederland kan worden verwijderd? Zo neen, waarom niet?
Betrokkene is gedagvaard wegens de aanranding in de vluchtkerk. Het is aan de rechter om te oordelen welke maatregel passend is, alle omstandigheden van het geval en de persoon van de dader meewegend. Ik kan niet vooruit lopen op het oordeel van de rechter.
Hoeveel andere criminele illegalen telt ons land? Wat doet u om al deze vreemdelingen uit te zetten dan wel vast te zetten zolang uitzetting niet lukt?
Het aanpakken van criminele illegale vreemdelingen heeft hoge prioriteit. Doel is het daadwerkelijke vertrek van deze vreemdelingen uit Nederland en daarmee de bescherming van de Nederlandse samenleving. De werkwijze is dat een criminele illegale vreemdeling direct na afloop van de strafrechtelijke detentie Nederland wordt uitgezet. In het geval dat uitzetting niet direct aansluitend aan de strafrechtelijke detentie mogelijk blijkt, kan een criminele vreemdeling in vreemdelingenbewaring worden gesteld.
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Helder en Fritsma (beiden PVV) over het bericht «België: bijna 20 criminele illegalen per dag»2, worden momenteel in samenwerking met de ketenpartners verbeteringen aangebracht op het terrein van managementinformatie. Hierbij wordt een koppeling gemaakt tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen waarmee naar verwachting in 2014 gegevens beschikbaar komen over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek Nederland is uitgezet of aantoonbaar uit Nederland is vertrokken, wordt geregistreerd. In 2012 waren dat er circa 690.
Het bericht dat Irak nog altijd niet meewerkt aan het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de Iraakse autoriteiten duidelijk gemaakt dat hun tegenwerking bij het terugnemen van uit te zetten Irakezen meer dan schandalig is, gelet op het feit dat Nederland Irak in het verleden op grote schaal heeft gesteund bij de wederopbouw, waarbij Nederlandse militairen zijn gesneuveld en waarbij bijvoorbeeld voor honderden miljoenen euro’s aan schuldenverlichting is verleend? Zo neen, waarom niet?1
Tijdens mijn korte bezoek aan Irak heb ik de autoriteiten gewezen op hun internationale verplichtingen om Irakezen terug te nemen die niet (langer) in Nederland mogen blijven. Daarbij heb ik aangegeven dat Nederland grote inspanningen heeft geleverd bij de wederopbouw van Irak en jarenlang vele Irakezen heeft opgevangen en in onze samenleving heeft opgenomen. Inmiddels verblijven circa 50.000 Irakezen legaal in Nederland. Tevens heb ik duidelijk gemaakt dat het voor de geloofwaardigheid van het Nederlandse migratiebeleid van belang is dat Irakezen die geen verblijfsvergunning ontvangen daadwerkelijk terugkeren naar Irak. Voor de Nederlandse regering is vrijwillige terugkeer daarbij het uitgangspunt, waarvoor Nederland ondersteuning aanbiedt.
Mijn Iraakse gesprekspartners toonden veel respect voor de inspanningen die Nederland ten behoeve van Irak heeft gedaan. Zij voegden daaraan toe dat Irak echter nog altijd in wederopbouw is en tevens kampt met ruim 1,5 miljoen ontheemden binnen Irak en de directe buurlanden. De terugkeer en herhuisvesting van deze Irakezen wordt door Irak vooralsnog belangrijker geacht dan het voldoen aan het verzoek van een derde land tot terugname van Iraakse burgers in het kader van een niet-vrijwillig vertrek uit dit derde land. Irak werkt wel mee aan vrijwillige terugkeer en is ook bereid dat te ondersteunen.
Dit Iraakse standpunt deel ik niet. Ik heb dit mijn Iraakse gesprekspartners ook duidelijk laten weten. Afgesproken is samen met Irak een werkgroep in te stellen om concrete oplossingen voor de terugkeerproblematiek uit te werken. Omdat naast Nederland, ook andere landen met dezelfde problematiek kampen, heb ik voorgesteld deze landen daarbij te betrekken.
Is het door uw ambtsvoorganger toegezegde bedrag van 5,5 miljoen euro dat aan Irak beschikbaar zou worden gesteld om de terugkeer en opvang van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers te faciliteren al uitbetaald aan de Iraakse autoriteiten? Zo ja, bent u bereid dit bedrag onmiddellijk terug te vorderen? Zo neen, bent u bereid er voor te zorgen dat er geen cent van dit bedrag aan Irak wordt uitgekeerd zolang men blijft weigeren mee te werken aan terugkeer van de eigen onderdanen?
Mijn ambtsvoorganger heeft destijds aangegeven dat de Nederlandse regering bereid is Irak te ondersteunen bij de opvang en reïntegratie van Irakezen die Nederland moeten verlaten en te helpen met het vinden van een oplossing voor het probleem van de vele binnenlandse ontheemden. Hiervoor was een substantieel bedrag van 5,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Duidelijk is dat er sprake moet zijn van uit Nederland naar Irak teruggekeerde Irakezen om het bedrag te kunnen bestemmen. Vooralsnog lijkt Irak echter niet te willen voldoen aan de op Irak rustende internationale verplichting om op verzoek van Nederland Iraakse staatsburgers terug te nemen. Dat geld is nog steeds beschikbaar.
Welke vormen van hulp (economisch, militair of anderszins) ontvangt Irak momenteel van Nederland? Bent u bereid elke vorm van Nederlandse hulpverlening aan Irak per ommegaande op te schorten tot het moment waarop volledige medewerking aan de terugkeer van eigen onderdanen wordt verleend? Zo ja, kunt u specificeren welke hulpverlening wordt gestopt en hoeveel geld dit betreft? Zo neen, welke maatregelen of sancties gaat u dan treffen om er voor te zorgen dat gedwongen terugkeer naar Irak mogelijk wordt?
Het opschorten van hulpverlening aan Irak is niet aan de orde. Irak ontvangt geen economische of militaire hulp. Nederland ondersteunt via NGO’s en internationale organisaties de mensenrechtensituatie van bevolkingsgroepen die het in Irak moeilijk hebben: etnische, religieuze en seksuele minderheden (LHBT). Tevens wordt bijgedragen aan ontmijning in de Koerdische regio. Opschorting van deze programma’s zou maatschappelijk kwetsbare groepen onevenredig treffen.
Naast terugkeer en mensenrechten is economische diplomatie speerpunt van het Nederlandse beleid richting Irak. Hierbij gaat het om actieve ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven door de Nederlandse ambassade in Bagdad en het liaisonkantoor in Erbil. De Iraakse overheid werkt hard aan de wederopbouw van Irak en investeert hiertoe veel fondsen in voor Nederland belangrijke sectoren, zoals landbouw, infrastructuur, watersector, gezondheidszorg, olie- en gassector en onderwijs. Irak betaalt deze grootschalige investeringen zelf uit de (groeiende) olieopbrengsten. Irak kende in 2012 een economische groei van 8,5%. Voor de periode 2013–2017 wordt gemiddeld 9% groei per jaar verwacht. De Iraakse investeringsbegroting is 20% van het Bruto Nationaal Product (BNP), d.w.z. 46 miljard US$ in 2013.
Het voorgaande neemt niet weg dat ik mij blijf inzetten om te bewerkstellingen dat Irak de op soevereine staten rustende verplichting om op verzoek van een derde staat eigen staatsburgers terug te nemen, zal nakomen.
De veiligheidssituatie in Irak |
|
Marit Maij (PvdA), Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe apprecieert u de meest recent informatie die u op dit moment beschikbaar heeft over de veiligheidssituatie in bepaalde delen van Irak, met name in de regio in en rondom Bagdad en het noorden daarvan, gelet op de eerdere vragen over de actuele veiligheidssituatie in Irak?1
De veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Irak lijkt sinds april 2013 te verslechteren ten gevolge van oplopende sektarische spanningen tussen de Sjiitische en Soennitische bevolkingsgroepen. In mijn antwoord op vraag 2 zal ik dit nader toelichten. Naar mijn opvatting kan echter uit de beschikbare informatie niet worden opgemaakt dat de situatie in Irak zo ernstig is dat terugkeer naar dat land een schending van artikel 3 EVRM oplevert. Verder wijs ik u nog op een achttal zeer recent door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gewezen arresten (o.a. arrest van 27 juni 2013, no. 66523/10). In deze arresten concludeert het Hof dat de actuele situatie in Irak niet dusdanig is dat een asielzoeker bij terugkeer naar Irak louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico zou lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Deze uitspraken hebben naar mijn oordeel des te meer belang nu het Hof de te behandelen zaken ex nunc heeft beoordeeld en ten gevolge in de uitspraken rekening heeft gehouden met de periode tot aan het moment van de uitspraak.
Hoeveel ernstige geweldsincidenten zijn er dit jaar geweest in die gebieden? Is bij benadering bekend hoeveel doden en gewonden daarbij zijn gevallen? Hoe verhouden deze cijfers zich tot die over de jaren 2011 en 2012?
Volgens cijfers van de United Nations Assistance Mission to Iraq (UNAMI) zijn er in Irak in de maanden april, mei en juni respectievelijk 595, 963 en 685 burgerdoden gevallen. Dit duidt op een geweldstoename ten opzichte van de voorgaande periode. Dit geldt met name voor de regio Bagdad, maar ook in de andere delen van Centraal- en Zuid Irak is het aantal geweldsincidenten toegenomen. De veiligheidssituatie in de drie provincies formeel onder bestuur van de Kurdistan Regional Government (Dohuk, Erbil, Sulaimaniya) is in de afgelopen periode stabiel gebleven, en zelfs verbeterd!
In het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat naar verwachting in het najaar zal verschijnen, zal in detail worden ingegaan op de veiligheidssituatie in Irak.
Op welk moment is de veiligheidssituatie in delen van Irak dusdanig verslechterd dat het instellen van het vertrekmoratorium noodzakelijk zou zijn?
Deze vraag is niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Het voeren van een vertrekmoratorium is overigens binnen het stelsel van de wet niet de meest geëigende stap bij een verslechterende veiligheidssituatie. Bij een wijzigende veiligheidssituatie, die aanleiding vormt voor een beleidsaanpassing, is primair een wijziging van het geldende toelatingsbeleid aangewezen. Op basis van de specifieke ontwikkelingen zal moeten worden bezien of, en zo ja welke beleidsmaatregelen zijn geïndiceerd.
Ongedocumenteerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de zorgen die eerder zijn uitsproken over het ongedocumenteerd zijn van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) die geen recht hebben op asiel in Nederland?1
Ik herinner me de zorgen die zijn uitgesproken over ongedocumenteerde amv’s en heb begrip voor de kwetsbare situaties waarin deze jongeren zich bevinden. Op 22 juni 2012, 17 mei en 1 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de onwenselijkheid van het verstrekken van een identiteitsbewijs aan onrechtmatige verblijvende amv’s3 4.
Voor de goede orde wil ik benadrukken dat, eerst en vooral, een amv niet zonder identiteitsbewijs in Nederland hoeft te verblijven. Een amv, die niet in aanmerking komt voor bescherming, is vrij om naar de diplomatieke vertegenwoordiging van het land van herkomst te gaan om daar een identiteitsbewijs aan te vragen. Er is dus geen reden waarom amv’s niet in bezit zouden kunnen zijn van een identiteitsbewijs, eventuele uitzonderingen daargelaten.
De kwetsbare situatie van amv’s wordt niet opgelost door het verstrekken van een identiteitsdocument. Ik deel dus niet de mening dat een identiteitsbewijs de kwetsbaarheid van amv’s kan verkleinen, zij hebben immers recht op opvang, scholing en medische zorg tot hun meerderjarigheid. Daarnaast creëert een identiteitsdocument verstrekt door de Nederlandse overheid ten onrechte de schijn van legaliteit.
In zijn algemeenheid geldt dat de overheid voor zijn handelen een wettelijke grondslag nodig heeft. Op grond van het vreemdelingenrecht kan een bewijs van rechtmatig verblijf worden verstrekt aan rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Dit bewijs is in de wet op de identificatieplicht aangemerkt als rechtmatig identiteitsbewijs. De Vreemdelingenwet kent geen grondslag om documenten te verstrekken aan niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen, ook niet indien zij amv zijn. Gelet op wat ik hiervoor heb aangegeven, zie ik ook geen noodzaak om een dergelijke grondslag te creëren.
Hoeveel ongedocumenteerde AMV’s bevinden zich in Nederland? Hoe groot is gemiddeld het deel van de totale instroom van AMV’s dat ongedocumenteerd is?
Er worden geen cijfers bijgehouden over ongedocumenteerde amv’s. In de praktijk blijkt een groot deel van de amv’s ongedocumenteerd.
Om een kader te geven: de asielinstroom van amv’s (eerste asielaanvragen) betreft 480 aanvragen in 2011, 700 aanvragen in 2010, 1.040 aanvragen in 2009 en 730 in 20085.
Op welke wijze waarborgt u dat ongedocumenteerde AMV’s niet extra kwetsbaar zijn voor uitbuiting, kinderhandel en een rechteloos bestaan in de illegaliteit in Nederland?
Voor amv’s ten aanzien van wie er indicaties zijn dat zij een risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel is er de beschermde opvang. Voogdijinstelling Nidos indiceert de jongere voor een plaats in de beschermde opvang. Zoals ik u onlangs heb gemeld, verdwijnen er nauwelijks amv’s uit deze beschermde opvang6. Ik heb daarbij aangegeven welke, ook ten aanzien van de overige amv’s, inspanningen worden gedaan om verdwijningen te voorkomen en jongeren in geval van verdwijning op te sporen. Het al dan niet gedocumenteerd zijn, maakt hierbij geen verschil.
Mijn beleid is er voorts op gericht om amv’s aan wie geen asiel wordt verleend zo snel mogelijk terug te laten keren naar hun herkomstland of een derde land waar zij redelijkerwijs heen kunnen gaan onder de voorwaarde van adequate opvang. Hierbij is medewerking van de amv zelf en zijn omgeving onontbeerlijk. Als is vastgesteld dat de amv geen asielbescherming nodig heeft, dient hij zich te wenden tot de autoriteiten van zijn land van herkomst om documenten aan te vragen. Hierbij kunnen zij uiteraard ook ondersteuning krijgen door bijvoorbeeld de DT&V of IOM.
Deelt u de mening dat een identiteitsbewijs die kwetsbaarheid van AMV’s kan verkleinen? Deelt u daarnaast de mening dat een AMV-pasje geen dubbel signaal hoeft af te geven als dit geen rechtmatig verblijf oplevert, geen extra rechten in het leven roept en de AMV’s niet ontslaat van de verplichting om te werken aan terugkeer naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze waarborgen andere Europese lidstaten dat ongedocumenteerde AMV’s die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, voldoende beschermd zijn tegen uitbuiting en kinderhandel? Welke lidstaten verlenen deze AMV’s rechtmatig verblijf en/of een identiteitsdocument? Kunt u bij dit antwoord in ieder geval het Duitse beleid betrekken?
Het risico om slachtoffer te worden van mensenhandel hangt niet per se samen met het illegaal zijn. Immers, in het verleden hebben we meegemaakt dat amv’s verdwenen uit de opvang terwijl zij nog in de asielprocedure zaten. Daartoe is de beschermde opvang ontwikkeld. Het feit dat een amv uitgeprocedeerd en ongedocumenteerd is, betekent niet altijd dat hij uit zicht is van de overheid. Amv’s hebben een voogd en recht op opvang en voorzieningen tot hun 18elevensjaar. Nederland zet zich in het algemeen in om mensenhandel en uitbuiting te voorkomen en dit geldt ook voor andere Europese landen.
Een van de doelstellingen van het Action Plan on Unaccompanied Minors 2010–2014 van de Europese Commissie is het voorkomen van onveilige migratie en mensenhandel. In de tussentijdse evaluatie7 beschrijft de Europese Commissie dat de EU en de Lidstaten migratie, en met name van kinderen, blijven integreren in ontwikkelingssamenwerking. Zo zijn er trainingen om vroegtijdig slachtoffers van mensenhandel te identificeren en kinderen en ouders worden geïnformeerd over de risico’s van illegale migratie. Voorts blijkt dat landen financiële steun vanuit de EU ontvangen om kinderen op te vangen. In meerdere gremia worden de gevaren van illegale migratie besproken.
Duitsland verleent geen identiteitsdocument aan onrechtmatig verblijvende amv’s. Ze hebben wel, net zoals in Nederland, een document voor asielzoekers dat rechtmatig verblijf aantoont. Daarnaast kent Duitsland een tijdelijk document dat uitzetting uitstelt (Duldung) bijvoorbeeld bij afwezigheid van de benodigde papieren of door medische noodzaak. Geen van beide gronden komt overeen met het identiteitsdocument voor amv’s waar in eerdere vragen op wordt gedoeld.
Waarom is het noodzakelijk om voor het verstrekken van een identiteitspas aan ongedocumenteerde AMV’s een wettelijke grondslag te creëren, nu die pas op zichzelf geen nieuwe wettelijke rechten in het leven roept? Welke varianten van de pas zijn er waarbij dit niet vereist is?2
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat de burgemeester van Amsterdam afspraken heeft gemaakt met de illegale vreemdelingen in de gekraakte kantorenflat in Amsterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Burgemeester maakt afspraken met Vluchtflat»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ronduit bespottelijk is dat een burgemeester afspraken maakt met mensen die helemaal niet in Nederland mogen zijn en weigeren zich aan hun vertrekplicht te houden? Zo nee, waarom niet?
In uw vragen wordt gesuggereerd dat de burgemeester van Amsterdam, de heer Van der Laan, namens de gemeente afspraken heeft gemaakt met vertegenwoordigers van uitgeprocedeerde asielzoekers over het bieden van noodopvang door de gemeente. Dat is echter niet het geval. Navraag bij de gemeente leert dat de heer Van der Laan op 4 juli jl. een vergadering heeft voorgezeten waarin vertegenwoordigers van de uitgeprocedeerde asielzoekers, de woningcorporatie De Key, HVO Querido en het Leger des Heils onderling afspraken hebben gemaakt over de huis- en gedragsregels, die gelden voor het gebouw dat woningcorporatie De Key tijdelijk, tot 1 oktober 2013, beschikbaar heeft gesteld voor deze groep illegalen. De gemeente is geen partij bij de gemaakte afspraken. De burgemeester heeft het in het kader van het handhaven van de openbare orde van belang geacht de totstandkoming van deze huis- en gedragsregels te bespoedigen. Omwille van het handhaven van de openbare orde is eveneens afgesproken dat de gemeente samen met De Key, HVO Querido en het Leger des Heils meebetaalt aan de beveiliging.
Hoe is het mogelijk dat u deze burgemeester (herhaaldelijk) zijn gang laat gaan met het ondermijnen van het vertrekbeleid, nu hij door het regelen van opvang steeds de mogelijkheid biedt aan uitgeprocedeerden om op een makkelijke manier illegaal in Nederland te blijven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om niet langer te accepteren door de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld flink te korten op het gemeentefonds? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens om het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het gekraakte gebouw nu eindelijk te beëindigen, de betreffende vreemdelingen in vreemdelingendetentie te plaatsen en hun vertrek uit Nederland te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Wat betreft het beëindigen van het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het bewuste gebouw merk ik op dat het, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, aan de burgemeester van Amsterdam is om in voorkomend geval actie te ondernemen tegen het verblijf van de betrokken vreemdelingen. Over het in vreemdelingendetentie plaatsen van de betrokken vreemdelingen merk ik op dat dit alleen aan de orde is ter fine van uitzetting, wanneer er concreet zicht is op uitzetting. Hiervan is bij een groot deel van de in het pand verblijvende uitgeprocedeerde asielzoekers, vanwege het niet meewerken aan terugkeer, thans geen sprake. Een en ander neemt niet weg dat ik met de gemeente in overleg blijf ten einde de situatie van de betreffende vreemdelingen ook individueel te kunnen beoordelen.
Asielvergunningen aan alleenstaande minderjarige asielzoekers |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel asielvergunningen zijn in 2012 en de eerste helft van 2013 afgegeven aan alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv’s) in de algemene procedure, in de verlengde asielprocedure en na een beroepsprocedure? Kunt u uw antwoord per categorie specificeren?
In de tweede voortgangsrapportage van INDiGO is uw Kamer gemeld dat gedurende de periode van conversie van dossiers van INDIS naar INDIGO geen management informatie kan worden geleverd. De levering van managementinformatie uit INDiGO is sinds de start van de conversie hervat. Dit gebeurt echter gefaseerd. Het is nog niet mogelijk om gedetailleerde informatie te leveren, wat betekent dat de gestelde vragen over amv’s nog niet kunnen worden beantwoord. Naar verwachting is dit vanaf het eerste kwartaal 2014 mogelijk.
Hoeveel vergunningen zijn in 2012 afgegeven aan amv's?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke manier wordt rekening gehouden met het belang van het kind in de asielprocedures van de amv's?
In de Vreemdelingenwet 2000 en de lagere regelgeving is expliciet rekening gehouden met de belangen van kinderen. Amv’s wordt bijvoorbeeld bijzondere voorbereiding en begeleiding geboden voor, tijdens en na de asielprocedure. Daarnaast zijn organisatorische maatregelen getroffen om de belangen van kinderen te waarborgen. Hoormedewerkers van de specialistische unit van de IND zijn bijvoorbeeld opgeleid om kinderen te interviewen en er is een speciale gehoorruimte voor jonge kinderen. Ook wordt rekening gehouden met kindspecifieke situaties in het toelatingsbeleid, zoals kindsoldaten en genitale verminking. Daarnaast is er specifieke opvang voor amv’s die aansluit bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het betreffende kind.
Indien deze gegeven niet geregistreerd worden, bent u bereid dat in de toekomst wel te doen zodat zowel u als de Kamer over deze gegevens kunnen beschikken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De uitvoering van de kinderasielregeling |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij grensgevallen een voornemen tot een reisverbod stuurt naar aanvragers van een vergunning op grond van de regeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen, terwijl de aanvraagprocedure nog loopt? Is deze procedure standaard? Zo ja, waarom? In hoeveel gevallen is een dergelijk voornemen reeds verstuurd? Zo nee, op welke gronden kan zo’n voornemen worden verzonden voordat een beslissing is genomen op de aanvraag?
Bij de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag op grond van een regulier verblijfsdoel, waaronder de speciale regeling voor langdurig verblijvende kinderen, bekijkt de IND of de aanvraag kans van slagen heeft of niet. Ook beoordeelt de IND of bij een afwijzing van de aanvraag een vertrektermijn moet worden onthouden en een inreisverbod kan worden opgelegd.
Een afwijzing gaat niet zonder meer gepaard met een inreisverbod. Wanneer de IND van oordeel is dat in een individuele zaak mogelijk een inreisverbod moet worden uitgevaardigd, verstuurt zij vóórdat op de verblijfsaanvraag wordt beslist de aanvrager een brief waarin staat dat de mogelijkheid om een inreisverbod op te leggen nader wordt bestudeerd. Deze brief is bedoeld om de vreemdeling de gelegenheid te bieden omstandigheden aan te voeren, die aan het opleggen van een inreisverbod in de weg staan. Het zorgvuldigheidsbeginsel, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, verplicht hiertoe. De zienswijze wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit.
Om verwarring te voorkomen, zal ik de brief laten aanpassen, zodat de bedoeling van de brief duidelijker wordt en tevens helder is dat de brief niet vooruitloopt op de beslissing op de verblijfsaanvraag.
Is dit de wijze waarop u in het kader en in de geest van het regeerakkoord invulling hebt willen geven aan de kinderasielregeling?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voortijdig verzenden van een voornemen van een inreisverbod tot veel verwarring kan leiden bij de aanvragers, omdat zij op grond van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf hebben als zij nog in afwachting zijn van de beslissing op hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u deze praktijk wijzigen?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan uw toezegging om een aanvraag van een vergunning op grond van de overgangsregeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen toch toe te wijzen, ondanks dat niet aan alle voorwaarden maar wel aan de hoofdvoorwaarden is voldaan en dat anders wordt bekeken of deze aanvragen niet om een andere reden discretionair afgedaan kunnen worden?2
Family tracing |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Welke mogelijkheden hebben Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V om familie van alleenstaande minderjarige asielzoekers of vreemdelingen te traceren in land van herkomst?
De mogelijkheden om familieleden van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) te traceren in het land van herkomst zijn in eerste instantie afhankelijk van de medewerking van de amv en zijn omgeving. Deze zijn tevens afhankelijk van de onderzoeksmogelijkheden van het land waar de familieleden zich bevinden en eventuele overige informatie waarover de DT&V beschikt. Dit zal de DT&V dus per individuele amv moeten bezien. Er zijn verschillende onderzoeksmogelijkheden in landen, zoals via het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades, via medewerkers van de IND en KMar die werkzaam zijn in een land en wat betreft Afghanistan via de Identity Checking Unit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Afghanistan (IDCU). De amv kan voorts zelf verzoeken voor family tracing indienen bij bijvoorbeeld het Rode Kruis en de IOM.
Op welk moment in de procedure wordt besloten om tot deze zogenaamde «family tracing» over te gaan? Klopt het dat het traceren van de familie reeds start wanneer de jongere (nog) niet uitgeprocedeerd is? Zo ja, waarom? Deelt u de mening dat dit kan leiden tot gevaarlijke situaties als informatie over de jonge asielzoeker en diens eventuele familie bekend wordt gemaakt bij de autoriteiten van het betreffend land van herkomst?
Indien er binnen de asielprocedure concrete aanwijzingen zijn dat er familieleden in Europa verblijven, wordt door de Nederlandse autoriteiten onderzocht of de amv in het kader van de Dublin II-Verordening aan de betreffende Lidstaat kan worden overgedragen.
Indien de asielaanvraag van de amv is afgewezen, wordt door de DT&V in voorbereiding op een eventuele terugkeer naar het land van herkomst tracing opgestart om zo adequate opvang voor de amv te kunnen realiseren. Voor amv’s die in de AA-procedure zijn afgewezen, gebeurt dit na de afwijzing door de IND en voor amv’s in de VA-procedure gebeurt dit na de uitspraak door de rechter. Het is dus niet juist dat tracing al start als er nog geen beslissing is genomen op de asielaanvraag. Uitgangspunt van het terugkeerbeleid voor amv’s is hereniging met de ouders. Indien geen verblijfsvergunning wordt verleend, rust op de amv de plicht Nederland uit eigen beweging te verlaten. Hierbij kan de amv hulp krijgen van bijvoorbeeld IOM en de DT&V. Indien de amv niet zelfstandig terugkeert, zal de Nederlandse overheid het gedwongen vertrek van de amv ter hand nemen. Hieronder valt dus ook het traceren van de familie in het land van herkomst.
De DT&V werkt aan de hand van casemanagement. Dit is maatwerk. De DT&V zal in de vertrekgesprekken met de amv, die niet in aanmerking komt voor verblijf, en indien gewenst zijn voogd bespreken dat de amv terug moet keren naar het land van herkomst en zal daarbij de amv vragen stellen over zijn familie in het land van herkomst. De amv is hierdoor op de hoogte van het feit dat gezocht zal gaan worden naar zijn familie. De aanknopingspunten die voortkomen uit het gesprek worden samen met eventuele andere beschikbare informatie gebruikt om de familie te traceren. Afhankelijk van het land van herkomst wordt hierbij contact gezocht met autoriteiten of andere instanties in het land van herkomst.
Ouders en familieleden tot de 4<sup>e</sup> graad worden in beginsel als adequate opvang beschouwd. Dit geldt ook voor een echtgenoot met wie de amv niet-erkend traditioneel is gehuwd, of voor overige meerderjarigen van wie is gebleken dat zij de amv kunnen opvangen. Uiteraard worden in de toelatingsprocedure verklaringen van de amv meegewogen als hij aanvoert dat hij van mening is dat deze personen hem geen adequate opvang kunnen bieden.
Het resultaat van het tracingsonderzoek wordt door de DT&V met de amv besproken tijdens de vertrekgesprekken. De voogd van de amv kan aanwezig zijn bij de vertrekgesprekken met de DT&V als dit door de amv en de voogd gewenst is. Wanneer de familie is opgespoord wordt door de DT&V, eventueel samen met de amv, contact opgenomen met de familie om de terugkeer van de amv te organiseren. De amv, de voogd of advocaat kan te allen tijde zelf contact opnemen met zijn (getraceerde) familie indien hij dat wenst.
In de praktijk keren amv’s ook vrijwillig terug en amv’s nemen soms ook zelf contact op met hun familieleden.
Erkent u dat het van belang is dat deze jongeren voorafgaand toestemming moeten geven voordat familie in land van herkomst wordt gezocht, omdat «family tracing» een gevaar kan opleveren voor de jongeren als sprake is van bijvoorbeeld mensenhandel of het (mede) vluchten voor de familie? Zo nee, waarom niet en hoe ziet u dit in het licht van de artikelen 3, 5 en 12 van het Kinderrechtenverdrag, waaruit voortvloeit dat deze toestemming moet worden gevraagd voordat «family tracing» kan plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Komt het voor dat zonder toestemming van of zelfs zonder kennisgeving aan een jongere of diens voogd toch contact wordt opgenomen met de autoriteiten in land van herkomst, ondanks dat dit tot gevaarlijke situaties kan leiden omdat de eventuele familie gegronde redenen kan hebben om niet met die autoriteiten in contact te treden? Zo ja, waarom en om welke landen van herkomst gaat het dan?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt de door de autoriteiten of andere partijen in het land van herkomst verstrekte informatie over de familie door de Nederlandse overheidsdiensten geverifieerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kan de door de autoriteiten of andere partijen in het land van herkomst verstrekte informatie over de familie door de advocaat en/of de voogd van de jongere worden geverifieerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat «family tracing» door de Nederlandse overheid alleen wordt ingezet nadat de minderjarige en diens voogd hierover geïnformeerd zijn, nadat zij hiervoor toestemming hebben verleend en als de resultaten van «family tracing» verifieerbaar zijn en gedeeld worden met de minderjarige en diens voogd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer acht u het voldoende veilig voor een kind om terug te keren naar de getraceerde familie? Wordt voorafgaand aan dit besluit altijd van tevoren contact gefaciliteerd tussen het kind en zijn familie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u om met familie die weigert het kind terug te nemen, waardoor het kind feitelijk geen familie meer heeft om naar terug te keren? Gaat u dan alsnog over tot gedwongen uitzetting? Zo ja, waarom?
Het enkele weigeren van bijvoorbeeld ouders om de amv terug te nemen is niet voldoende om de amv zonder meer een verblijfsvergunning te verstrekken. Voorkomen dient immers te worden dat ouders op deze wijze bewerkstelligen dat hun kind, terwijl dit kind geen bescherming nodig heeft, alsnog verblijf krijgt. Dit zou er toe kunnen leiden dat meer ouders hun kinderen in de hoop op een betere toekomst naar Europa zenden, terwijl er geen asielbescherming nodig is. Ook is dit in strijd met het IVRK dat als uitgangspunt hanteert dat ouders primair zijn aangewezen om voor hun kinderen te zorgen.
Gedwongen uitzetting is enkel mogelijk naar een situatie van adequate opvang en deze opvang moet gegarandeerd zijn. Bij voorkeur zijn dit de ouders, maar dit kunnen ook overige familieleden of volwassenen zijn of opvangvoorzieningen.
Het uitzetten van Noord-Koreaanse asielzoekers naar Zuid-Korea |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Waarom kunnen Noord-Koreaanse vreemdelingen sinds 1 januari 2013 teruggestuurd worden naar Zuid-Korea?1 Wat is de reden om dit beleid na zes jaar te wijzigen?
Ten aanzien van asielaanvragers uit Noord-Korea zijn geen beleidsregels opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Dat betekent dat alle aanvragen op hun individuele merites worden beoordeeld, met toepassing van het algemene asielbeleid.
Het algemene asielbeleid is er op gericht om bescherming te bieden aan personen die dat nodig hebben. Indien deze bescherming niet nodig is, omdat de aanvrager zich onder de bescherming kan stellen van een ander land waar hij zich op zijn staatsburgerschap kan beroepen, zal de aanvraag worden afgewezen. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 4, derde lid, onder e, van de Kwalificatierichtlijn en is geïmplementeerd in het Voorschrift Vreemdelingen 2000.
Naar aanleiding van de verhoogde instroom zijn de beslismedewerkers van de IND er in januari 2013 op gewezen dat personen afkomstig uit Noord-Korea ook voor het Zuid-Koreaans staatsburgerschap in aanmerking komen. Met het oog daarop wordt op individuele basis beoordeeld of bescherming in Nederland nodig is, waarbij ook wordt getoetst of in redelijkheid kan worden verwacht dat de vreemdeling zich onder de bescherming kan stellen van Zuid-Korea. Ook toekomstige zaken zullen op deze wijze worden beoordeeld.
Hoe groot acht u de kans dat de Noord-Koreaanse autoriteiten op de hoogte raken van de vestiging van in Nederland afgewezen Noord-Koreaanse vluchtelingen in Zuid-Korea? Wat is uw reactie op conclusies van onder andere de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Amnesty International en de US State Department dat familieleden van Noord-Koreaanse vluchtelingen die zich in Zuid-Korea moeten vestigen het risico lopen hierdoor problemen te ondervinden?2 Hoe gaat u dit voorkomen?
Deze kans acht ik niet groot, aangezien noch de Nederlandse autoriteiten, noch de Zuid-Koreaanse autoriteiten, de Noord-Koreaanse autoriteiten hiervan op de hoogte zullen stellen. Indien de betrokken vreemdeling stelt dat zijn vestiging in Zuid-Korea een bijzonder risico oplevert voor in Noord-Korea achtergebleven familie, zal deze omstandigheid mee worden gewogen in de besluitvorming. De door u genoemde rapporten geven geen aanleiding om in iedere zaak op voorhand een risico voor achtergebleven familieleden bij vestiging in Zuid-Korea aan te nemen.
Hoe verhoudt deze beleidswijziging zich tot de passage in het regeerakkoord waarin wordt gesteld dat het toelatingsbeleid zich moet richten zich op bescherming van vreemdelingen die zelf, op grond van de internationale en Europese beschermingsnormen, vervolging of ernstige mensenrechtenschendingen te vrezen hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die in land van herkomst blootgesteld kunnen worden aan schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) op bescherming door Nederland moeten kunnen rekenen? Zo ja, hoe past dit uitgangspunt binnen de beleidswijziging d.d. 1 januari 2013 ten opzichte van Noord-Koreaanse vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 1.
Welk beleid hanteren andere lidstaten jegens Noord-Koreaanse asielzoekers? Welke landen hebben eenzelfde beleid als Nederland vanaf 1 januari 2013? Hoe ziet u dit in het licht van het Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid?
Ik heb enkele landen gevraagd mij te informeren over het door hen gevoerde beleid. Hieronder volgt een overzicht.
Denemarken, Finland, Ierland en Nieuw-Zeeland hebben geen bijzonder beleid voor Noord-Koreaanse asielzoekers. Zij behandelen iedere aanvraag op de individuele merites. Denemarken geeft daarbij aan dat aanvragen kunnen worden afgewezen als een Noord-Koreaanse asielzoeker in een veilig derde land, zoals Zuid-Korea, heeft verbleven en daar weer naar kan terugkeren.
België en de Verenigde Staten geven aan dat het feit dat Noord-Koreanen het Zuid-Koreaans burgerschap kunnen verkrijgen geen reden is voor afwijzing van de aanvraag. In de Verenigde Staten wordt op dit principe een uitzondering gemaakt als een Noord-Koreaan gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het burgerschap van Zuid-Korea te verkrijgen.
Een tussenpositie wordt ingenomen door Australië, Canada en het Verenigd Koninkrijk. De Australische wetgeving voorziet erin dat personen die twee of meerdere nationaliteiten hebben niet in aanmerking komen voor internationale bescherming, maar dit op individuele basis wordt beoordeeld. In Canada hebben de onafhankelijke beslissers de mogelijkheid om op individuele basis mee te wegen dat een Noord-Koreaan het Zuid-Koreaans burgerschap kan verkrijgen en zich in Zuid-Korea kan vestigen. In het Verenigd Koninkrijk wordt op individuele basis meegenomen dat Noord-Koreanen normaal gesproken het Zuid-Koreaans burgerschap kunnen verkrijgen en dat de aanvraag om die reden kan worden afgewezen.
Duitsland, Noorwegen en Zweden wijzen asielaanvragen van Noord-Koreanen af omdat Zuid-Korea hen als Zuid-Koreaanse burgers beschouwt.
Kunt u aangeven hoeveel Noord-Koreaanse vluchtelingen jaarlijks asiel aanvragen in Nederland? Hoeveel van hen zijn tot nu toe succesvol teruggekeerd naar Zuid-Korea?
Het aantal eerste asielaanvragen in de laatste jaren:
2010:
10
2011:
10
2012:
60
2013 (t/m april):
50
(Bron: IND. Afgerond op tientallen.)
Sinds 1 januari 2008 zijn er ongeveer 5 vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit uitgezet. Deze vreemdelingen zijn allemaal overgedragen aan een andere lidstaat in het kader van de Dublinverordening.
(Bron: DT&V. Afgerond op vijftallen.)
Bent u bereid om het sinds 1 januari 2013 gevoerde beleid terug te draaien en het sinds 2007 gevoerde beleid weer in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De vraag waarom rechters geen grondig feitenonderzoek zouden mogen plegen in asielzaken |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het promotie onderzoek van dr. mr. H.J.M. Baldinger «Rigorous Scrutiny versus marginal review, Standards on judicial scrutiny and evidence in international and European asylum law»?
Ja.
Bent u van mening dat het van groot belang is dat de rechter een onafhankelijk en grondig onderzoek moet kunnen verrichten bij de beoordeling van besluiten waarbij asiel is geweigerd? Zo ja, wat verstaat u hier precies onder?
Ja. Voor wat betreft de staatrechtelijke verdeling van verantwoordelijkheid tussen bestuursorganen en de met de toetsing van de rechtmatigheid belaste rechtscolleges, ligt de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielverhaal bij de Minister c.q. Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Daar hoort deze ook thuis.
In het asielrecht doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat het meestal niet gaat om de vraag, of en in hoeverre de verklaringen over de feiten die de asielzoeker aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moeten worden aangenomen. De asielzoeker is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet worden gevergd zijn relaas overtuigend met bewijsmateriaal te staven. Om de vreemdeling, waar dat probleem zich voordoet, tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van de aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 3.35, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 dat de verklaringen van de vreemdeling en de daarin gestelde feiten geloofwaardig worden geacht, indien de vreemdeling aan de in de genoemde bepaling vermelde voorwaarden heeft voldaan. De overheid is in staat die beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas vergelijkenderwijs en aldus geobjectiveerd te verrichten. De overheid verricht deze beoordeling onder andere op basis van uitvoerige asielgehoren en ziet – anders dan de rechter – alle zaken, waaronder die van andere vreemdelingen in een vergelijkbare situatie. De rechter kan de rechtmatigheid van deze beoordeling toetsen en doet dat ook, maar hij kan haar niet van het bestuur overnemen. Of er een grond voor toelating is (de kwalificatie van de feiten in het licht van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM) wordt door de rechter zonder beperking getoetst. Deze toetsing heeft betrekking op de kernvraag of (dreigende) schending van het beginsel van non-refoulement aan de orde is. De toetsing aan dat beginsel is op deze wijze gewaarborgd.
Onderschrijft u de conclusie van Baldinger dat de marginale toetsing van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in strijd is met het internationale en Europese recht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van Baldinger geeft een gevarieerd beeld. Zij wijst erop dat het Mensenrechtencomité (in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Burgerlijke en Politieke Rechten) en het Comité tegen Foltering (in het kader van het Anti Folterverdrag) de vaststelling van de feiten, daarbij inbegrepen de beoordeling van de geloofwaardigheid van de asielzoeker, primair als een verantwoordelijkheid zien van de autoriteiten van de staat en zij zelf – met name het Mensenrechtencomité – slechts beperkte onderzoeksbevoegdheden hebben ten aanzien van de feiten.
Zij constateert dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een aanzienlijk aantal zaken over de uitzetting van asielzoekers zeer actief was in het verzamelen en verifiëren van feiten en omstandigheden en ook een eigen zelfstandige beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker maakte. Tegelijkertijd merkt zij op dat het Mensenrechtencomité, het Comité tegen Foltering en het EHRM tot nu toe geen uitgebreide en coherente doctrinaire standpunten hebben ontwikkeld over de intensiteit van het rechterlijk onderzoek waarmee zij zelf de feiten vaststellen in zaken over de uitzetting van asielzoekers. Wel beargumenteert zij om een aantal redenen dat het logisch zou zijn om artikel 3 EVRM-zaken betreffende de uitzetting van asielzoekers in de categorie zaken te plaatsen die volledig rechterlijk onderzoek op nationaal niveau behoeven.
Ten aanzien van het asielrecht van de Europese Unie geeft zij aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in de zaak Samba Diouf (2011) oordeelde dat de finale beslissing op een asielverzoek onderworpen moet kunnen worden aan een grondige inhoudelijke beoordeling door de nationale rechter en dat we vooralsnog niet weten welke standaard voor de intensiteit van rechterlijk onderzoek het HvJEU zal hanteren ten aanzien van asielzaken. Zij schat in dat het Hof de meest indringende standaard voor rechterlijk onderzoek van toepassing zal achten op asielzaken.
Bent u genoodzaakt op basis van de in het onderzoek aangehaalde internationale en Europese bepalingen en jurisprudentie de Nederlandse praktijk aan te pakken, eventueel met een wetswijziging? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee. Mede gelet op het bovenstaande en de verbeteringen in de asielprocedure, die per 1 juli 2010 zijn gerealiseerd, waaronder de verruiming van het toetsingskader van artikel 83 van de Vreemdelingwet 2000 (Stb. 2010, 202), bestaat er mijns inziens thans geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in de wettelijke bepalingen inzake de wijze waarop de rechter de beslissing in asielzaken dient te toetsen.
Daarbij komt nog dat volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 de jurisprudentie van het EHRM geen grond geeft voor het oordeel dat een – onder omstandigheden op bepaalde punten terughoudende – toetsing door de rechter op rechtmatigheid van het oordeel van de Minister over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, waar dat niet met bewijsmiddelen is gestaafd, zich niet met artikel 13, gelezen in samenhang met artikel 3 van het EVRM, verdraagt. In het bijzonder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak overwogen dat volgens vaste jurisprudentie van het EHRM de lidstaten er ingevolge artikel 13 EVRM zorg voor moeten dragen dat het ter beschikking staande rechtsmiddel effectief is, maar wordt deze staten een «margin of appreciation» gelaten ten aanzien van de wijze waarop de rechterlijke toetsing van bestuursbesluiten wordt ingericht en uitgevoerd.
Is de marginale toetsing zoals die in Nederland wordt toegepast uniek in de Europese Unie? In welke landen is er wel sprake van een volle toetsing?
De mij op dit punt ter beschikking staande actuele informatie van de landen zelf is beperkt. Bovendien lopen de bestuurlijke en rechterlijke stelsels in de lidstaten, daaronder begrepen de asielstelsels, uiteen, zodat een vergelijking moeilijk te maken is.
Uit de landeninformatie komt naar voren dat in België, Duitsland, Finland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden de rechter de geloofwaardigheid beoordeelt, maar blijkt niet de intensiteit van het rechterlijk onderzoek. In België heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet de bevoegdheid om zelf onderzoek naar de feiten te verrichten en om de geloofwaardigheid te beoordelen los van de argumenten in de bestreden beslissing. In Finland zijn de bestuursrechters niet gespecialiseerd in asielzaken. In Ierland beoordeelt de rechter niet de geloofwaardigheid. De rol van het High Court (judicial review) is niet zozeer om de inhoud van de zaak te beschouwen als wel de onpartijdigheid van het besluitvormingsproces.
Verder wijs ik u in dit verband op het rapport2 van de UNHCR «Beyond Proof. Credibility Assessment in EU Asylum Systems» van mei 2013. Dit rapport betreft niet de vaststelling van de geloofwaardigheid in de beroepsfase, maar vermeldt wel (blz. 29) dat «... the appellate bodies in some states do not undertake their own investigation into the facts of the appeal. Instead, they rely on the evidence the appellant submits and on the first instance determining authority’s fact findings.»
Tot slot verwijs ik u naar het rapport3 van de International Association of Refugee Law Judges «Assessment of Credibility in Refugee and Subsidiairy Protection claims under the EU Qualification Directive» (2013). Dit rapport focust weliswaar op een «full protection hearing» maar vermeldt (blz. 25) dat «many national judges will be operating within limited jurisdictions (confined to judicial review, or «decisions at the margin»).
Uit de aangehaalde tekst kan worden afgeleid dat het voorkomt dat in andere EU-lidstaten de rechter niet zelf onderzoek naar de feiten mag doen of een marginale toetsing verricht.
Heeft u kennisgenomen van artikel 46, derde lid,van de binnenkort aan te nemen Procedurerichtlijn luidende: «Member States shall ensure that an effective remedy provides for a full and ex nunc examination of both facts and points of law»? Welke implicaties heeft dit voor de Nederlandse asielprocedure? Op welke wijze en op welke termijn gaat u uitvoering geven aan deze bepaling?
Ja. De richtlijn is op 29 juni 2013 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan. Artikel 46, derde lid, van genoemde Procedurerichtlijn moet uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn zijn omgezet. De implicaties die de richtlijn, waaronder artikel 46, derde lid, heeft voor de Nederlandse asielprocedure worden momenteel verder in kaart gebracht. De behandeling van het wetsvoorstel strekkende tot implementatie van de richtlijn dat ik te zijner tijd zal indienen, biedt een geschikte gelegenheid om dieper op deze materie in te gaan.
Schending van de gezinsherenigingsrichtlijnen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u in mei 2013 eurocommissaris Reding hebt ontvangen?
Ja.
Wat was de status van het gesprek?
De minister van Veiligheid en Justitie en ik hebben de Vicevoorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Viviane Reding, op 17 mei 2013 ontvangen voor een gesprek in het kader van de normale Europese beleidsvoorbereiding, op verzoek van Vicevoorzitter Reding. Tijdens dit gesprek zijn enkele onderwerpen besproken die tot haar portefeuille behoren en ook op de agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken staan.
Heeft u met de eurocommissaris gesproken over de gezinsherenigingsrichtlijn? Heeft u over een specifieke uitspraak van de rechter over de implementatie van de gezinsherenigingsrichtlijn gesproken? Zo ja, welke uitspraak was dat?
Nee. Eurocommissaris Reding is niet verantwoordelijk voor de Richtlijn gezinshereniging (2003/86/EG).
Kunt u de correspondentie met de Europese Commissie over een mogelijke inbreukprocedure vanwege het onjuist of onvolledig implementeren van de gezinsherenigingsrichtlijn naar de Kamer sturen? Zo nee, kunt u dan in ieder geval de argumenten van de Europese Commissie geven en toelichten? Om welke onderdelen van de gezinsherengingsrichtlijn gaat het?
Ja. Zolang de correspondentie niet in het publieke domein komt heeft de Commissie geen bezwaar tegen (vertrouwelijke) inzage.1 De gevraagde informatie kan ik derhalve ter vertrouwelijke kennisneming aan de Kamer zenden.
Zult u de wijze van implementatie van de gezinsherenigingsrichtlijn herzien naar aanleiding van het commentaar van de Europese Commissie en meer recent van de Kinderombudsman? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4. Zoals ik u al heb laten weten ontvangt u binnenkort een uitgebreidere reactie op de aanbevelingen van het rapport «Gezinshereniging, beleid en uitvoering 2008–2013» van de Kinderombudsman.
Heeft u ook gesproken met de eurocommissaris over uw ambities om de gezinsherengingsrichtlijnen verder aan te scherpen? Zo ja, wat was haar reactie hierop? Welke acties heeft u inmiddels namens Nederland genomen om dit onderdeel uit het regeerakkoord te realiseren?
Neen. Zie het antwoord op vraag 3. Over de acties op het gezinsherenigingsdossier in het licht van het regeerakkoord wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.