Bent u bekend met het bericht «Eén man, 25 baby’s: «verblijfskinderen» zijn een nieuwe manier om asiel te krijgen» van 11 december 2024?1
Ik ben bekend met het bericht.
Hoeveel verblijfsvergunningen zijn in 2023 en 2024 verleend op basis van erkenningen?
In 2023 zijn afgerond 3.390 Chavez-aanvragen van derdelands-ouders ingewilligd. In 2024 (tot 30 juni) zijn dat er afgerond 2.030. Niet in alle gevallen is het kind overigens Nederlander door erkenning. In veel gevallen worden kinderen bijvoorbeeld Nederlander omdat een ouder ten tijde van de geboorte Nederlander was. Voor het aanvragen van verblijf op grond van het arrest Chavez-Vilchez2 maakt het niet uit waardoor het kind Nederlander is; het enkele feit dat het Nederlander is, is voldoende om een van het kind afgeleid verblijfsrecht te krijgen (als ook aan de overige voorwaarden is voldaan), zo volgt uit de jurisprudentie.
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het afgelopen jaar 400 signalen heeft ontvangen van fraude met erkenning van kinderen? Hoe verhoudt deze hoeveelheid fraudesignalen zich tot de jaren 2023, 2022 en 2021?
Sinds 2017, het jaar dat het arrest Chavez-Vilchez werd gewezen, wordt door de IND geregistreerd hoeveel personen een beroep doen op het arrest. Net als bij alle andere verblijfsdoelen die de IND toetst, wordt er ook voor het verblijfsdoel «verblijf bij Nederlands kind» bijgehouden hoeveel fraudesignalen er jaarlijks worden opgevoerd. Dat zijn er sinds 2017 afgerond 400. Uitgesplitst per jaar zien de cijfers er als volgt uit: in 2021 waren dat er afgerond 20, in 2022 afgerond 20 en in 2023 afgerond 70. In 2024 zijn er tot en met juni afgerond 240 fraudesignalen geregistreerd. Wanneer een fraudesignaal wordt opgevoerd, staat daarmee overigens niet vast dat er ook daadwerkelijk sprake is van fraude.
Hebben andere EU-lidstaten ook problemen van fraude met verblijfsvergunningen door schijnerkenners? Zo nee, waarom niet?
Eerder dit jaar is er via het informele netwerk van uitvoeringsorganisaties door de IND een uitvraag gedaan of andere EU lidstaten ook te maken hebben met problematiek rond schijnerkenningen. Negen lidstaten hebben hierop gereageerd. Uit deze reacties blijkt dat enkele lidstaten vergelijkbare signalen hebben ontvangen. De reacties worden bestudeerd om te bezien of hier lessen uit te trekken zijn voor de Nederlandse situatie.
Wat zijn de meest voorkomende nationaliteiten van migranten van wie er een fraudesignaal wordt opgesteld vanwege erkenning van kinderen?
Buiten de in het NRC-artikel aangehaalde casuïstiek ten aanzien van Surinaamse-Nederlandse (veel)erkenners, zijn er geen nationaliteiten die er getalsmatig uitspringen. Dat wil zeggen, bij andere nationaliteiten gaat het steeds om lage aantallen. Verder is van belang dat een fraudesignaal niet betekent dat er ook daadwerkelijk sprake is van fraude.
Welke typen verblijfsrecht worden door deze zogenaamde «schijnouders» vooral aangevraagd?
In de casuïstiek die in het NRC-artikel wordt aangehaald gaat het om de verlening van een verblijfsrecht op grond van het Chavez-arrest. Dit wordt verleend aan een ouder die geen Nederlandse of andere EU-nationaliteit heeft (de zogenoemde derdeland-ouder) van een Nederlands kind, onder de voorwaarden (i) dat hij of zij de daadwerkelijke zorg over het Nederlandse kind heeft en (ii) dat het kind zodanig afhankelijk is dat het kind de EU zou moeten verlaten als zijn ouder hier niet mag blijven. Dat zou immers in strijd zijn met artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Unieburgerschap) op basis waarvan het Nederlandse kind niet gedwongen mag worden de EU te verlaten.
Bij de in het artikel geschetste problematiek in het kader van het Chavez-verblijfsvergunningen (zogenoemde schijnerkenningen) gaat het om een Nederlander die een kind erkent, als gevolg waarvan het derdeland-kind de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Het is vervolgens de derdeland-ouder die een verblijfsvergunning aanvraagt, niet de ouder die het kind erkent. De derdeland-ouder kan enkel een Chavez-verblijfsvergunning verkrijgen op het moment dat er voldaan wordt aan de voorwaarden. Deze ouder is dan ook niet een «schijnouder».
Welke effecten hebben schijnerkenningen op de financiële positie van de kinderen? In hoeveel gevallen blijkt dat de schijnerkenner het erkende kind uiteindelijk niet financieel onderhoudt?
Erkenning zorgt ervoor dat er een juridische band tussen de erkenner en het kind ontstaat (familierechtelijke betrekking). Voor de juridische ouders geldt een onderhoudsplicht ten opzichte van het kind totdat het kind 21 jaar wordt. Dit houdt in dat zij naar draagkracht moeten voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding tot het kind 18 jaar is (artikel 1:404 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) en de kosten van levensonderhoud en studie tot het kind 21 jaar is (artikel 1:395a BW). De onderhoudsplicht geldt ook als de ouders niet bij elkaar wonen. Als een ouder niet wil betalen, dan kan er kinderalimentatie worden vastgesteld door de rechter (artikel 1:406 BW). Verder zijn het kind en de juridische ouders elkaars erfgenamen (artikel 4:10 BW). Er is geen informatie beschikbaar over het al dan niet voldoen aan de onderhoudsplicht door schijnerkenners.
Bij welke gemeenten vinden erkenningen waarbij een vermoeden bestaat van fraude in het kader van het verkrijgen van een verblijfsrecht vooral plaats?
Een erkenning kan bij elke ambtenaar van de burgerlijke stand en notaris in Nederland gedaan worden (artikel 1:203, eerste lid, BW). Ook kinderen die in het buitenland wonen kunnen hier of in een ander land worden erkend door een Nederlander, en – als die erkenning voor erkenning in Nederland in aanmerking komt – daardoor Nederlander worden3. Er is geen landelijke registratie van vermoedens van fraude in het kader van het verkrijgen van een verblijfsrecht. Op het moment dat er een vermoeden bestaat dat een erkenning enkel plaatsvindt om verblijfsrecht te verkrijgen, dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand of de notaris de erkenning aanhouden om onderzoek te verrichten of weigeren een akte van erkenning op te maken (artikel 1:18, tweede en derde lid, en artikel 1:18c, tweede lid, BW). Ook kan de officier van justitie achteraf verzoeken om de schijnerkenning te vernietigen (artikel 1:205, tweede lid, BW).
Deelt u de mening dat het een groot probleem is dat ambtenaren van de burgerlijke stand niet meer actief schijnerkenners tegenwerken omdat ze te vaak door de rechter worden teruggefloten? Zo ja, wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat schijnerkenners weer kunnen worden aangepakt?
Ik deel de mening dat het problematisch is dat ambtenaren van de burgerlijke stand zich niet gesterkt voelen om schijnerkenningen tegen te gaan. Tegelijkertijd is en blijft het uiteindelijk aan de rechterlijke macht om te beoordelen of, op basis van de informatie die voorligt, geoordeeld kan worden dat er sprake is van een schijnerkenning.
De signalen uit het artikel neem ik serieus. Daarom wordt er op dit moment, in samenwerking met de IND, het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid gewerkt aan een aanpak voor de problematiek rondom schijnerkenningen bij Chavez-verblijfsaanvragen. Daarop kan ik nog niet vooruitlopen.
Overweegt u om net als België het erkennen van kinderen om verblijfspapieren te krijgen strafbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
België heeft inderdaad enkele jaren geleden een versterkte aanpak opgezet om de problematiek rondom schijnerkenningen aan te pakken. Op dit moment wordt er gewerkt aan een aanpak voor de problematiek, zie ook het antwoord op vraag 9, het Belgische voorbeeld wordt daarbij ook meegenomen. Ik kan hier nog niet op vooruitlopen.
Bestaat er op dit moment een nationaal beleid voor ambtenaren van de burgerlijke stand over het omgaan met mogelijke schijnerkenners? Zo nee, waarom niet?
Als er twijfel bestaat over de intentie van de erkenning, heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid om het opmaken van de akte van erkenning te weigeren op grond van strijd met de openbare orde (artikel 18c, tweede lid, BW). De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken heeft in overleg met de ketenpartners een interne indicatielijst voor schijnerkenningen opgesteld die de ambtenaar van de burgerlijke stand kan gebruiken om te beoordelen of sprake is van een schijnerkenning en deze te weigeren. Van een weigering doet de ambtenaar melding bij de IND (artikel 1:18c, derde lid, BW). Heeft een erkenning desondanks toch plaatsgevonden, dan kan het Openbaar Ministerie de rechter verzoeken een erkenning te vernietigen vanwege strijd met de openbare orde (artikel 1:205, tweede lid, BW).
Welke vervolgstappen neemt de IND indien er het vermoeden bestaat dat er sprake is van een schijnconstructie waarbij erkenning een rol speelt?
Als de IND in een concrete zaak voldoende sterke vermoedens heeft dat sprake is van een schijnerkenning dan wordt daarvan een fraudesignaal geregistreerd in het dossier. In enkele gevallen heeft de IND aangifte gedaan bij het OM. Daarnaast is in het verleden misbruik van recht tegengeworpen in procedures waarin er sterke aanwijzingen waren voor een schijnerkenning. Op basis van het veronderstelde misbruik zijn aanvragen afgewezen. Die aanpak staat echter ter discussie als gevolg van jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.4 Uit deze jurisprudentie volgt dat er eerst vastgesteld moet worden dat er sprake is van een schijnerkenning, binnen de daartoe opgestelde procedures in het familierecht, voordat dit gevolgen kan hebben voor een verleend verblijfsrecht. Er zijn geen zaken bekend waarin het vermoeden van een schijnerkenning achteraf tot beëindiging van het verblijfsrecht heeft geleid.
In hoeveel gevallen is de IND in 2023 en 2024 overgegaan tot de intrekking van het verblijfsrecht bij schijnconstructies waarbij erkenning een rol speelt?
Zie antwoord vraag 12.
Hoeveel IND-ambtenaren zijn op dit moment belast met het onderzoeken van fraudesignalen over schijnerkenners en het daadwerkelijk intrekken van de verblijfsvergunning van hen?
Alle IND ambtenaren zijn alert op signalen van fraude. Er zijn binnen de IND derhalve geen ambtenaren specifiek met deze fraudesignalen belast. De IND beschikt wel over een afdeling die fraude-signalen verwerkt, verrijkt en onderzoek doet en doorspeelt naar andere afdelingen of andere instanties. Dit betreft echter niet alleen de signalen over schijnerkenners.
Per 1 november 2024 zijn alle medewerkers die belast zijn met handhavingstaken binnen de directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap gecentraliseerd in één afdeling. Deze afdeling bestaat thans uit ruim 100 medewerkers. Deze medewerkers zijn belast met alle voorkomende handhavingsgerelateerde werkzaamheden. Er is niet specifiek een afdeling belast met de problematiek rond (mogelijke) schijnerkenningen.
Zijn er naast fraudesignalen over schijnerkenners nog andere mogelijke frauduleuze trends met reguliere verblijfsvergunningen? Zo ja, welke en hoe bent u van plan deze aan te pakken?
De IND acteert op diverse signalen van fraude. Hoewel er in de praktijk regelmatig zaken worden aangetroffen waarbij sprake zou kunnen zijn van fraude is de impact en het aantal zaken van een andere orde van grootte dan de schijnerkenningen. Op het moment dat er sprake is van een trend wordt deze breed gedeeld teneinde dit in een vroeg stadium te kunnen mitigeren.
Bent u bereid het IND-rapport waarin wordt verwezen naar een netwerk van «schijnvaders» te delen? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat dit IND-rapport de uitwerking van een individuele casus betreft en het rapport vertrouwelijke persoonsgegevens bevat.
Klimaatvluchtelingen |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Nederland: meer aandacht voor rechten van klimaatvluchtelingen»?1
Ja.
Hoe verhoudt het standpunt van de juridisch adviseur van de Minister van Buitenlandse Zaken dat rechten voor klimaatvluchtelingen meer aandacht zouden behoeven – wat neer zou komen op een verruiming van het aantal potentieel ingewilligde asielaanvragen – tot de passages in het regeerakkoord die stellen dat «Nederland het strengste asielbeleid ooit» wil gaan doorvoeren?
Klimaatverandering en de gevolgen van klimaatverandering, zoals een stijgende zeespiegel, kunnen tot gevolg hebben dat mensen elders een veilig heenkomen moeten zoeken. We begrijpen deze bedreiging, als land dat voor een groot deel onder de zeespiegel ligt. Echter, het Koninkrijk der Nederlanden heeft in de adviesprocedure over klimaatverandering en internationaal recht voor het Internationaal Gerechtshof opgemerkt dat klimaatontheemden geen rechtsbescherming kunnen ontlenen aan het Vluchtelingenverdrag. Nederland heeft in de inbreng verder opgemerkt dat andere (internationale) mensenrechten en mensenrechtenverdragen relevant kunnen zijn waar het gaat om de bescherming die moet worden geboden aan deze personen. Tevens is opgemerkt dat wanneer personen ontheemd zullen raken als gevolg van klimaatverandering, de internationale gemeenschap daarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft.
Er is dus reden om te verwachten dat hier aandacht aan besteed zal worden in internationale fora. Dit betekent echter niet dat Nederland het voortouw moet nemen in dergelijke discussies. Ook is niet bepleit of geïmpliceerd in de Nederlandse inbreng dat nieuwe of speciale rechten moeten worden ontwikkeld voor klimaatontheemden. In de Nederlandse inbreng wordt tevens geen enkel verband gelegd met het aantal potentieel door Nederland in te willigen asielverzoeken, noch volgt dit verband op enige wijze uit de Nederlandse inbreng. De Nederlandse inbreng in de adviesprocedure voor het Internationaal Gerechtshof is dan ook in lijn met de relevante passages uit het regeerprogramma.
Klopt het dat het kabinet voornemens is zich internationaal in te zetten voor klimaatvluchtelingen?
De beantwoording van vragen 3 tot en met 5 zullen samen worden genomen. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2, heeft Nederland niet gesteld dat nieuwe of speciale rechten moeten worden ontwikkeld voor klimaatontheemden, of dat Nederland daarin het voortouw zal nemen. Nederland is niet voornemens om hier invulling aan te geven in haar buitenlandbeleid.
Voor welke specifieke rechten voor klimaatvluchtelingen is het kabinet van plan zich in te zetten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat het kabinet haar pleidooi voor deze rechten vormgeven in haar buitenlandbeleid?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er verschillen in de benadering van het vorige kabinet en dit kabinet in de verstandhouding rond zaken met klimaatvluchtelingen? Zo ja, in hoeverre zijn er (accent)verschillen?
Nee, er zijn geen materiële verschillen. Zowel in de schriftelijke Nederlandse inbreng zoals ingediend op 21 maart 2024, welke tot stand is gekomen onder het vorige kabinet, als in de mondelinge inbreng van 10 december 2024 is aandacht besteed aan het internationaalrechtelijke kader inzake klimaat en personen die ontheemd raken door de gevolgen van klimaatverandering. Zoals ook hierboven aangegeven, is dit kabinet, net als het vorige kabinet, niet van plan daar verder stappen op te ondernemen.
Is het kabinet zich bewust van de enorme implicaties van het verlenen van speciale rechten verleend voor klimaatvluchtelingen, naast het conventionele vluchtelingenrecht?
Zoals hierboven aangegeven heeft Nederland niet betoogd dat speciale rechten verleend of gecreëerd worden voor personen die ontheemd raken door de gevolgen van klimaatverandering. Het verlenen van speciale rechten voor klimaatontheemden is derhalve niet aan de orde. In de Nederlandse inbreng is opgemerkt dat klimaatontheemden geen rechtsbescherming kunnen ontlenen aan het Vluchtelingenverdrag. Nederland heeft in de inbreng opgemerkt dat andere bestaande (internationale) mensenrechten en mensenrechtenverdragen wel relevant kunnen zijn waar het gaat om de bescherming die moet worden geboden aan deze personen.
Wat is het standpunt van het Nederlandse kabinet over het voorstel van Vanuatu om landen de mogelijkheid te bieden schadeclaims in te dienen als bepaalde landen hun CO2-uitstoot niet snel verminderen?
Nederland heeft in de adviesprocedure voor het Internationaal Gerechtshof onderkend dat als gevolg van klimaatverandering schade zou kunnen worden veroorzaakt, ondanks het nemen van adaptatie- of mitigatiemaatregelen. In de inbreng in de adviesprocedure is echter uiteengezet dat het hedendaagse internationaal publiekrecht geen rechtsbasis biedt voor een vergoeding van schade als gevolg van klimaatverandering. Voor de toekenning van een schadevergoeding onder het internationaal recht is het namelijk vereist dat er een voldoende duidelijk causaal verband is tussen een gedraging die in strijd is met het internationaal recht en de geleden schade. Nederland heeft betoogd dat het momenteel niet mogelijk is om een causaal verband vast te stellen tussen de uitstoot van een staat en specifieke schade geleden door een andere staat ten behoeve van het toekennen van een schadevergoeding.
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft betoogd dat schade als gevolg van klimaatverandering, en het ondersteunen van de meest kwetsbare landen, daarom een collectieve aangelegenheid is die alleen door internationale samenwerking kan worden geadresseerd en niet via schadeclaims onder het internationaal recht. Daarbij is aangegeven dat de internationale gemeenschap een collectieve verantwoordelijkheid heeft om samen te werken om zodoende schade als gevolg van klimaatverandering af te wenden, te minimaliseren en te adresseren.
Samenwerking vindt plaats in het kader van de klimaatconferenties, waar schade en verlies als gevolg van klimaatverandering op de agenda staat. In 2013 is het Warsaw International Mechanism opgericht, met het mandaat om invulling te geven aan het adresseren van schade en verlies als gevolg van klimaatverandering. Dit vindt plaats middels kennisopbouw en kennisuitwisseling. In het kader van dit mechanisme is in 2019 het Santiago Network opgericht met het oog op het versterken van ondersteuning met inbegrip van financieringen het bevorderen van coördinatie tussen verschillende betrokkenen. Ten aanzien van financiering voor schade en verlies is in 2022 tot de oprichting van een fonds besloten. Uit dat fonds kunnen de meest kwetsbare landen geld krijgen om te reageren op rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering. Ook kan het fonds worden ingezet om beter voorbereid te zijn op schade als gevolg van klimaatverandering en deze schade zoveel als mogelijk te beperken, door middelen in te zetten voor, bijvoorbeeld, het ontwikkelen van nationale noodplannen of rampenbestrijdingsplannen.
De zorgen van gemeenten over de grenscontroles |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Kent u de brief waarin 46 grensgemeenten hun zorgen uiten over de aangekondigde grenscontroles?1
Ja.
Op welke wijze is er bij de plannen om grenscontroles te gaan houden concreet gevolg gegeven aan het voornemen uit het Hoofdlijnenakkoord dat «de medeoverheden vroegtijdig betrokken [worden] bij voorbereiding van beleid en van wetgeving»?
Op 11 november jl. heeft de Minister van Asiel en Migratie de Tweede Kamer geïnformeerd over de herinvoering van binnengrenstoezicht, inclusief de notificatie aan de Europese Commissie. Zowel voor 11 november jl. als daarna is ambtelijk contact geweest met medeoverheden. Naast gesprekken zijn de provincies en gemeenten schriftelijk geïnformeerd over het besluit ten aanzien van de herinvoering van de binnengrenscontroles en de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de impact van grenscontroles op de grensregio’s tot een minimum te beperken.
Ook heeft de Minister van Asiel en Migratie een bestuurlijk overleg gevoerd met de Commissarissen van de Koning van Groningen, Overijssel en Zeeland en de burgemeesters van Baarle-Nassau (tevens voorzitter van VNG GROS), Maastricht, Winterswijk en Oldambt. Dit overleg had als doel om het besluit ter herinvoering van de binnengrenscontroles nader toe te lichten, om vragen en zorgen van provincies en grensgemeenten te beantwoorden en om te spreken over toekomstig contact in het kader van de uitvoering van binnengrenscontroles.
Heeft u overleg gehad met gemeenten en provincies over de aangekondigde grenscontroles en de overlast die dit voor inwoners en ondernemers kan veroorzaken? Zo ja, wanneer en op welke wijze heeft dit overleg plaatsgevonden en kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomst van dat overleg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen dat inwoners en ondernemers, in het bijzonder mensen die naar school gaan, studeren of werken in Belgische en Duitse buurgemeenten, overlast kunnen krijgen van de grenscontroles? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer is medegedeeld, heeft het kabinet maatregelen genomen om de impact van de binnengrenscontroles op de grensregio’s zo veel mogelijk te beperken. Zo zullen de Nederlandse binnengrenscontroles niet systematisch uitgevoerd worden, maar aan de hand van risico-/informatiegestuurde en daarmee gerichte controles. Daarnaast worden geen snelheidsbeperkende maatregelen ingevoerd, tenzij strikt noodzakelijk. Ook kan het grensoverschrijdend verkeer gebruik blijven maken van alle bestaande wegen. Deze maatregelen zijn erop gericht dat eenieder die de grens passeert richting Duitsland of België, bijvoorbeeld voor school, studie of werk, zo min mogelijk hinder ondervindt van het grenstoezicht. Over de uitvoering van de binnengrenscontroles en de bovengenoemde maatregelen zijn grensregio’s reeds geïnformeerd.
Welke concrete maatregelen heeft u tot nu toe voorgesteld om te voorkomen dat grenswerkers, scholieren, ondernemers en inwoners in grensgebieden te veel hinder ondervinden van de controles?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een uitgewerkt voorstel moet komen om ervoor te zorgen dat er geen onnodige overlast voor inwoners en bedrijven ontstaat? Zo ja, gaat u daarover in overleg met de grensgemeenten? Komt een dergelijk voorstel nog voordat de grenscontroles van start gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u inwoners en ondernemers in grensgebieden tijdig en duidelijk informeren over de geplande controles, zodat zij voorbereid zijn op mogelijke vertragingen en andere gevolgen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht ««Onverantwoord veel» asielzoekers vast in aanmeldcentrum Schiphol»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat er momenteel meer asielaanvragen worden gedaan op Schiphol dan voorheen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verklaart u dit? Uit welke landen komen deze aanvragers en om hoeveel mensen gaat het?
Vanaf half oktober 2024 was er een sterke toename van het aantal asielaanvragen op Schiphol. Dit kwam in eerste instantie voornamelijk door passagiers met Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit. Zij gebruikten Schiphol als transitluchthaven op weg naar bestemmingen in Zuid-Amerika. In veel gevallen was het uiteindelijke doel om via Zuid-Amerika over land naar de Verenigde Staten te reizen. Wanneer doorreizen op Schiphol niet mogelijk bleek, vroegen veel reizigers met genoemde nationaliteiten op Schiphol asiel aan. Halverwege november was kortstondig sprake van een toename van andere nationaliteiten die op Schiphol asiel aanvroegen, met name Kenianen. Ook zij maakten gebruik van de transitfaciliteit om in Nederland asiel aan te vragen. Trendrapportages van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bevestigen dit beeld.
Tsjadische
n.v.t.
10
<5
Senegalese
n.v.t.
10
110
Mauritaanse
n.v.t.
20
90
Keniaanse
n.v.t.
n.v.t.
70
Centraal-Afrikaanse
n.v.t.
10
10
Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op tientallen. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities. De in de tabel genoemde cijfers laten niet zien welk aandeel van deze instroom bij de KMar daadwerkelijk de asielgrensprocedure heeft doorlopen.
Bent u van mening dat deze stijging te maken heeft met de visumplicht die Spanje heeft ingesteld voor reizigers uit Afrika die met een tussenstop naar Latijns-Amerika vliegen, waardoor asielzoekers nu uitwijken naar Amsterdam? Zo ja, zorgt dit voor een waterbedeffect in andere landen, zoals Nederland?
Dit is een mogelijke verklaring. De recent ingevoerde luchthaventransitvisumplicht van Spanje voor reizigers uit bepaalde Afrikaanse landen heeft waarschijnlijk geleid tot een verschuiving van migratiestromen.
Deelt u de mening dat Nederland vanwege de stijging een transitluchthavenvisumplicht moet instellen voor mensen met de nationaliteit van landen waarvan relatief veel mensen asiel aanvragen, zoals de in de uitzending genoemde Noord-Afrikaanse landen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de internationale hubfunctie van Schiphol niet in gevaar komt? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. Sinds 25 november 2024 is daarom een luchthaventransitvisumplicht ingesteld voor reizigers met de Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit. Sindsdien is er tot het moment van schrijven geen enkele asielaanvraag meer ingediend door passagiers met bovengenoemde nationaliteiten op Schiphol.
Het instellen van een luchthaventransitvisumplicht kan negatieve gevolgen hebben. Zo kan deze maatregel de bilaterale betrekkingen met de betrokken landen verstoren, wat op zijn beurt gevolgen kan hebben voor andere samenwerkingstrajecten, zoals migratiedialogen. Daarom is het essentieel om zorgvuldig te bepalen wanneer en welke landen op de lijst moeten worden geplaatst, ook om ervoor te zorgen dat de internationale hubfunctie van Schiphol niet wordt aangetast.
Welke andere maatregelen bent u van plan te nemen om de stijging van het aantal asielaanvragen in Nederland via Schiphol tegen te gaan?
Ontwikkelingen en trends in de asielinstroom worden nauwlettend in de gaten gehouden. Er wordt voortdurend door onder andere de KMar en de IND geanalyseerd of er nieuwe migratietrends ontstaan, zodat daar snel op ingespeeld kan worden. Daarnaast is er contact met een aantal luchtvaartmaatschappijen op migratieroutes om irreguliere migratie te voorkomen en tegen te gaan. Hierdoor is ook het aantal reizigers uit andere Afrikaanse landen dat op Schiphol asiel aanvraagt, aanzienlijk afgenomen. Tevens wordt het netwerk van Immigration Liaison Officers van de IND actief ingezet om luchtvaartmaatschappijen te adviseren over reisbewegingen die wijzen op irreguliere migratie.
Het nieuws dat arbeidsmigranten worden uitgebuit door werkgevers die de noodopvang voor asielzoekers verzorgen |
|
Bart van Kent , Michiel van Nispen |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
Bent u bekend met het NRC-onderzoek naar de erbarmelijke omstandigheden waarin arbeidsmigranten moeten werken in de door de overheid gefinancierde noodopvanglocaties op cruiseschepen zoals bij het bedrijf Cruisinc?1
Ja
Kunt u reflecteren op de bevindingen dat mensen weken achter elkaar werken zonder vrij te krijgen, wie ziek wordt, ontslagen wordt en dat deze arbeidsmigranten dan op straat worden gezet?
Iedereen die in Nederland woont en werkt moet goed behandeld worden. Situaties zoals omschreven in het artikel zijn onacceptabel en iedere misstand in Nederland is er één teveel. Het is belangrijk dat goed naar deze situatie wordt gekeken. Uit het nadere onderzoek zal moeten blijken of en zo ja welke wet- en regelgeving hier overtreden is.
Waarom worden arbeidsmigranten ingehuurd voor werk dat asielzoekers ook zelf zouden kunnen doen?
Op iedere locatie van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (hierna: COA) is personeel nodig voor de opvang en begeleiding van asielzoekers. Tegelijkertijd worden de bewoners van het COA gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de locatie waar zij verblijven. Zo dragen asielzoekers op reguliere locaties bij aan zaken als onderhoud, schoonmaak en andere ondersteunende activiteiten.
Echter, vanwege het aanhoudende tekort van reguliere opvanglocaties zijn tijdelijke noodopvanglocaties noodzakelijk, waaronder opvang op schepen. Deze locaties moeten snel, soms binnen enkele dagen, operationeel zijn. Bovendien is op dit soort locaties vaak specialistisch personeel noodzakelijk; bijvoorbeeld mensen die kennis hebben van werken op een groot schip. Ook is het zo dat schepen noodgedwongen worden gehuurd met hospitality dienstverlening.
Daarnaast speelt dat noodopvanglocaties vaak korter worden gebruikt dan reguliere locaties, en bewoners minder zelfstandig zijn. Op deze locaties is vaak geen kook gelegenheid. In plaats daarvan wordt gebruik gemaakt van een cateraar. Om deze redenen is het lastiger werk te laten doen door de asielzoekers zelf.
Het is mijn ambitie om deze dure en suboptimale vorm van opvang zo snel mogelijk tot een minimum te beperken.
Deelt u de mening dat het in het kader van het kabinetsvoornemen om de instroom te beperken ook zeer pijnlijk is dat er arbeidsmigranten extra naar Nederland worden gehaald voor dit werk en asielzoekers dit nu niet mogen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom deze arbeidsmigranten worden uitgebuit en had u hier weet van?
De omstandigheden zoals genoemd in het artikel zijn onacceptabel. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is elke mogelijke misstand in Nederland er één teveel. Daarom is het belangrijk dat hier onderzoek naar wordt gedaan.
Signalen over mogelijke misstanden bij de noodopvanglocaties waren voor het verschijnen van dit artikel niet bekend bij de Ministeries van AenM en SZW.
Voelt u zich verantwoordelijk voor het welzijn van de arbeidsmigranten?
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 14 november 20242 zet het kabinet in op gerichter arbeidsmigratiebeleid. Hierbij is van belang dat mensen goed worden behandeld en zij geen verdienmodel zijn. Een stevige aanpak van de misstanden rond arbeidsmigratie is hard nodig. In eerste instantie voor deze mensen zelf. Maar ook voor de samenleving en de bedrijven die het goed doen. Een betere positie van arbeidsmigranten zorgt ook voor een gelijker speelveld op de markt voor bedrijven die hun werknemers wel waarderen. Daarmee krijgen we ook de broodnodige grip op arbeidsmigratie.
Laat dit niet precies het gevaar zien van het uitbesteden van opvang aan private partners die vooral bezig lijken te zijn met winstmaximalisatie en minder met het welzijn van asielzoekers?
Deelt u de mening dat het waanzin is dat wij nu met belastinggeld de uitbuiting van arbeidsmigranten financieren waarvan de winst vervolgens naar de zakken van de ondernemers gaat?
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat dit bedrijf naast het uitbuiten van arbeidsmigranten en het bestelen van de belastingbetalers zich ook nog een schuldig maakt aan belastingontwijking via constructies die via Cyprus lopen?
Deelt u de mening dat hier enkel dit bedrijf heel hard van profiteert, waar asielzoekers, arbeidsmigranten en belastingbetalers allemaal de dupe zijn van dit door de overheid gedoogde beleid?
Op welke manier gaat u weer het heft in handen nemen en deze uitbuiting zo snel mogelijk stoppen?
Zoals hiervoor vermeld is het mijn ambitie om de dure vormen van opvang waar de berichtgeving op ziet zo snel mogelijk tot een minimum te beperken. Tegelijkertijd loopt het COA zowel relevante interne procedures alsmede bestaande contracten en afspraken waarin deze partij een aandeel had, zorgvuldig na en scherpt deze waar nodig en mogelijk aan.
Wat gaat u eraan doen om de mogelijkheden voor asielzoekers om dit werk voor de opvang zelf te doen ook maximaal te benutten?
Het COA blijft zich onverminderd in zetten om asielzoekers tijdens verblijf in opvanglocaties te activeren om werkzaamheden te verrichten binnen en buiten de opvanglocatie. Dit gebeurt op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het opzetten van een aantal meedoenbalies en het terugdringen van de wachtlijst bij de BRP straten waardoor asielzoekers sneller een BSN nummer krijgen, wat noodzakelijk is om arbeid te verrichten.
Bent u bereid om in alle volgende contracten met private partijen voor de noodopvang ook af te dwingen dat het werk zoveel mogelijk aan bewoners zelf wordt aangeboden, dat hier op geen enkele manier uitbuiting kan plaatsvinden en dat er anders harde sancties volgen waardoor dit niet meer lucratief is?
Het heeft altijd de voorkeur om zoveel mogelijk zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te stimuleren op een opvanglocatie. Tegelijkertijd is er, zoals hiervoor aangegeven, altijd personeel nodig voor de begeleiding op een locatie – zeker als het een tijdelijke noodopvanglocatie betreft waar bewoners bijvoorbeeld niet zelf kunnen koken. De ambitie om bewoners van het COA zoveel mogelijk te stimuleren onderschrijf ik, maar daarbij moet wel oog zijn voor de mogelijkheden op een specifieke opvanglocatie.
Het artikel ‘Mensensmokkel via zee goudmijn’ |
|
Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Rosemarijn Dral (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bovenvermeld artikel?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van het Openbaar Ministerie (OM) dat criminele netwerken Nederland als «hub» gebruiken bij de voorbereidingshandelingen van mensensmokkel naar Groot-Brittannië? Zo ja, kunt u hier meer informatie over delen, zoals kenmerken van de slachtoffers en modus operandi? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat in Nederland sprake is van voorbereidingshandelingen van mensensmokkel. Geregeld wordt nautisch materieel via Nederland naar Frankrijk gebracht ten behoeve van het maken van de illegale oversteek. Dit kan inderdaad gaan om de aankoop, opslag en het vervoer van maritieme uitrusting, zoals reddingsvesten, opblaasbare boten, buitenboordmotoren en brandstofjerrycans. Er zijn bij de opsporingsdiensten geen aanwijzingen dat de mensensmokkel die daaropvolgend plaatsvindt een specifieke groep in het bijzonder betreft, anders dan de nationaliteiten die met name vertegenwoordigd zijn in de cijfers over irreguliere aankomsten in het VK met kleine boten. De top-5 herkomstlanden van personen die in de loop van 2024 middels kleine boten irregulier het VK binnenkwamen, zijn Afghanistan, Vietnam, Iran, Syrië, Eritrea.2
Heeft u (voldoende) zicht op de criminele organisaties die hierbij betrokken zijn? Zo nee, welke aanpak volgt u om dit zicht snel te vergroten?
Nederland onderhoudt goed contact met de bij deze problematiek meest betrokken landen en de opsporingsautoriteiten aldaar. Zo zit Nederland in de door Europol gecoördineerde Operational Task Force (OTF) «Wave» samen met België, Franrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze OTF richt zich op de aanpak van de volledige keten van mensensmokkelactiviteiten – van de rekrutering van migranten tot de logistieke cellen en de criminele kopstukken daarachter. De samenwerking met deze landen heeft al tot meerdere successen geleid, zoals ook recentelijk toen in Nederland een belangrijke leverancier van kleine boten aan mensensmokkelaars werd gearresteerd.3
Hoewel zaken altijd beter kunnen, denken de opsporingsautoriteiten steeds meer zicht op de netwerken achter deze handelingen te krijgen. Hierbij is het van belang om internationaal te blijven samenwerken en informatie te delen om zo op de laatste modi operandi van de smokkelnetwerken in te kunnen blijven springen. Zo vond op 10 december jl. een ministeriële bijeenkomst van de Calais Groep plaats waarin de samenwerking werd aangehaald, en ook de onderlinge prioriteiten voor 2025 op dit vlak werden bevestigd. Zo zal worden ingezet op preventieve communicatie in herkomst- en doorreislanden, versterkte samenwerking op het gebied van rechtshandhaving via Europol, het verstoren van financieringsstromen en het gebruik van sociale media door mensensmokkelnetwerken, en samenwerking op data-uitwisseling.4
Het kabinet acht het daarnaast van belang dat mensensmokkel zoveel mogelijk upstream wordt aangepakt. Daarbij is het tegengaan van mensensmokkel en het ontwrichten van criminele smokkelnetwerken een prioriteit voor het kabinet, juist om te voorkomen dat mensensmokkelaars en de netwerken daarachter vaak uit winstbejag misbruik maken van de situatie van de mensen die op hen een beroep doen. Het kabinet heeft een brede inzet. Zo werkt Nederland onder andere aan het tegengaan van mensensmokkel middels verschillende initiatieven en projecten samen met andere lidstaten, derde landen, internationale organisaties zoals UNODC, en EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust en Frontex om mensensmokkel te bestrijden. Dit vindt bijvoorbeeld plaats binnen het European Multidisciplinair Platform Against Crime Threats (EMPACT), waarbij Nederland deelneemt aan verschillende acties gericht op het tegengaan van mensensmokkel met landen binnen en buiten de EU. Onder het PROMIS programma met UNODC en OHCHR zet Nederland in op het versterken van de wetgeving, capaciteit en internationale samenwerking onder verschillende upstream landen bij het tegengaan van mensensmokkel, middels een benadering gestoeld op mensenrechten. Tevens wordt ingezet op preventie en voorlichting in derde landen om bewustwording over de risico’s van irreguliere migratie te vergroten, bijvoorbeeld middels het COMPASS programma uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Meer over de brede inzet van het kabinet kunt u lezen in het Beleidskader aanpak mensensmokkel 2023–2026.5
Volgens het OM is het essentieel om de betrokken criminele organisaties in een vroeg stadium in de gaten te krijgen; heeft u er vertrouwen in dat dit op korte termijn succesvol zal gebeuren? Zo ja, welke stappen worden daartoe ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het OM, samen met de Koninklijke Marechaussee en de Britse National Crime Agency, vragen aandacht bij de maritieme sector om verdacht gedrag van handelaren te melden; hoeveel meldingen zijn er de afgelopen weken gedaan en hoe is daarop geageerd? Hoe verhoudt de hoeveelheid meldingen die de afgelopen weken zijn gedaan zich met de hoeveelheid in de afgelopen jaren? Hoeveel migranten betrof het en uit welke landen komen de migranten? Hoe vindt u dat deze meldingen op dit moment worden opgevolgd en zijn er nog andere mogelijke acties om mensensmokkelaars te stoppen?
Wanneer de opsporingsdiensten een melding doorkrijgen doen zij nader onderzoek naar de bruikbaarheid ervan, en betrekken zij deze waar toepasselijk in lopende strafrechtelijke onderzoeken of kan het aanleiding geven een nieuw onderzoek te starten. Niet elke melding is echter even bruikbaar en het is altijd een aandachtspunt de meldingsbereidheid zo hoog mogelijk te krijgen. Het kweken van bewustzijn bij handelaren, booteigenaren en andere personen in het nautische domein is dus ook belangrijk binnen deze aanpak. Cijfers over deze meldingen worden echter niet centraal bijgehouden, en zijn dus ook niet te vergelijken met voorgaande jaren. Daarbij is het doorgaans niet mogelijk om precies te achterhalen welke migranten uiteindelijk de oversteek maken met nautisch materieel dat uit of via Nederland is gekomen – hierover zijn dus ook geen cijfers beschikbaar.
Zoals aangegeven onder vraag 3 en 4 vergt de aanpak van mensensmokkel een integrale aanpak waarbinnen verschillende interventies bijdragen aan het tegengaan van mensensmokkel en de criminele netwerken daarachter.
Welke concrete acties zijn er volgens u ondernomen c.q. in voorbereiding om promotie voor de overtocht vanuit Frankrijk naar Engeland op sociale media door mensensmokkelaars tegen te gaan?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) en haar internationale partners houden zicht op sociale media en andere open bronnen om uitingen van criminele smokkelnetwerken op te sporen die tot doel hebben migranten te werven voor hun activiteiten. Hierbij is het van belang dat dergelijke handelingen altijd binnen de relevante data- en privacygerelateerde wet- en regelgeving plaatsvinden. De ambitie onder het huidige beleidskader aanpak mensensmokkel is om de digitale capaciteit, expertise en technologie van KMar, politie en OM verder te versterken om online activiteiten gerelateerd aan mensensmokkel effectiever te bestrijden, en beter te kunnen anticiperen op trends en ontwikkelingen.6
De aanpak van digitale voorbereidingshandelingen van mensensmokkel vindt ook in Europees verband plaats. Zo is door Europol een netwerk van sociale media specialisten opgericht, waarbij ook de KMar is aangesloten. Binnen de Calais Groep zal daarnaast komend jaar aandacht uitgaan naar het intensiveren van de samenwerking om het gebruik van sociale media door georganiseerde criminele netwerken aan te pakken. Dit omvat het verder delen van inlichtingen over belangrijke aandachtspunten op sociale mediaplatforms, het uitwisselen van best practices om criminele netwerken online aan te pakken en het uitdenken van innovatieve manieren om het gebruik van sociale media door criminele netwerken te verstoren. Zodoende moet het moeilijker worden voor mensensmokkelnetwerken om online migranten te werven met het doel hen irregulier de grens te laten overschrijden.
Welke urgentie heeft de aanpak van voorbereidingshandelingen in Nederland voor u, mede gegeven het feit dat er dit jaar volgens de Verenigde Naties al 70 mensen de oversteek vanuit Frankrijk naar Engeland niet hebben overleefd?
Het is een prioriteit van het kabinet dat mensensmokkel en de voorbereidingshandelingen daarbij worden tegengegaan. Zoals bij het antwoord onder vraag 3 en 4 aangegeven heeft de aanpak van mensensmokkel over het kanaal, en de voorbereidingshandelingen die daaraan vooraf gaan, de aandacht van het kabinet, de opsporingsdiensten en hun internationale partners. Zo wordt op operationeel niveau niet zonder successen ingezet om deze levensgevaarlijke variant van mensensmokkel aan te pakken en wordt voortdurend gekeken hoe verdere (internationale) samenwerking vormgegeven kan worden. Daarnaast is het kabinet van mening dat de aanpak van mensensmokkel al begint buiten Europa en zet het zich ervoor in om criminele netwerken en hun verdienmodel ook daar te verstoren en hun activiteiten tegen te gaan.
Herkent u het beeld dat met name Vietnamese meiden de route via Europa volgen als asielzoeker om vervolgens in landen als Groot-Brittannië slachtoffer te worden van mensenhandelaren? Zo ja, om welke aantallen gaat het?
Er was het afgelopen jaar en in 2023 een sterke toename te zien in de cijfers van Vietnamezen die met kleine boten irregulier het VK binnenkwamen.7 Daarnaast stond Vietnam in het laatste geregistreerde kwartaal – net als de kwartalen ervoor – met 514 verwijzingen van mogelijke slachtoffers van mensenhandel (modern slavery) op plek 3 van de daarbij meest voorkomende nationaliteiten in het VK. In 19% van de gevallen ging het vermoedelijk ook om minderjarige Vietnamezen.8 Ook in 2023 stonden Vietnamezen in het VK op plek 3 van meest voorkomende nationaliteiten, en toen betrof 30% van de verwijzingen vermoedelijke minderjarigen.9 Het is echter lastig dergelijke cijfers terug te leiden naar de exact afgelegde reisroute en mogelijke transitlanden die hierbij zijn gebruikt.
Uit eerder onderzoek van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) uit 2022 bleek dat minderjarige Vietnamezen die verdwenen uit de beschermde opvang in Nederland geregeld het VK als reisdoel leken te hebben, waarbij werd vermoed dat dit met betrokkenheid van mensensmokkelnetwerken gebeurde.10 De meest recente Monitor van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen over 2019–2023 benoemt ook dat er nog steeds aandacht nodig is voor de groep van minderjarige Vietnamezen, maar dat het tegelijkertijd lastig is om deze groep te beschermen.11
Omdat minderjarige asielzoekers, en meisjes in het bijzonder, potentieel kwetsbaar zijn voor betrokkenheid bij misstanden is het van belang extra bescherming te bieden en waar nodig aanvullende maatregelen te treffen. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen bij wie op voorhand een reëel vermoeden bestaat van slachtofferschap van mensenhandel, eerwraak of kindhuwelijk worden in overleg tussen voogdijorganisatie Nidos en het COA in de beschermde opvang geplaatst. Vietnamese alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden gelet op voornoemde risico’s dan ook standaard in de beschermde opvang geplaatst. In deze opvang worden op basis van een individuele risico-inschatting extra beschermingsmaatregelen getroffen, zoals extra beveiliging en toezicht. De politie wordt hiervan ook op de hoogte gesteld. Door deze werkwijze wordt de jongere uit het mogelijk onveilige netwerk gehaald en wordt er gewerkt aan weerbaarheid en zelfredzaamheid.
Echter zijn zowel de beschermde opvang als de reguliere (nood-)opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geen gesloten setting. Dat betekent dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen zich vrij kunnen bewegen en dus ook, ondanks de inzet die door de medewerkers wordt gepleegd om dit te voorkomen, de opvang kunnen verlaten. In de periode van 2020 tot en met 2023 hebben minder dan vijf Vietnamese minderjarige vreemdelingen de beschermde opvang met onbekende bestemming verlaten. In 2024 hebben minder dan tien Vietnamese minderjarige vreemdelingen de beschermde opvang met onbekende bestemming verlaten.12 De groep behoudt dan ook blijvende aandacht binnen de migratieketen. Bij het vertrek van een alleenstaande minderjarige vreemdeling uit de beschermde opvang wordt altijd melding gedaan bij de politie (proces vermissing personen). Tegelijkertijd hoeft niet elk plotseling vertrek te maken te hebben met mensensmokkel of zelfs mensenhandel. Indien wel sprake is van een signaal van mensensmokkel of mensenhandel wordt dat, conform de aanwijzing mensenhandel van het Openbaar Ministerie, in alle gevallen opgepakt en onderzocht of aanknopingspunten bestaan om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
In de COA-opvang worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen die aangeven te willen vertrekken voortdurend gewezen op risico’s van illegaliteit en mogelijkheden voor terugkeer naar het land van herkomst. Voorts is er in de (nood)opvanglocaties van het COA voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen 24 uur per dag begeleiding aanwezig en geldt er een meldplicht op 2 momenten per dag. Verder streeft het COA ernaar om op alle opvanglocaties een contactpersoon mensenhandel/mensensmokkel te hebben. Op basis van de huidige werkwijze wordt op dit moment geen aanleiding gezien om aanvullende maatregelen te treffen.
Het kabinet benadrukt bij het tegengaan van deze problematiek het belang van de aanpak van mensensmokkel- en handel binnen de EU. Zo is bijvoorbeeld van 2021 tot en met 2024 binnen EMPACT-THB een apart programma geweest dat zich richtte op het onderwerp Vietnamese mensenhandel binnen de EU. Nederland was co-leader van dit programma en de deelnemers bestonden onder andere uit 14 EU lidstaten (en ook het VK), Europol, Eurojust, de Europese Commissie, Frontex en Interpol. Hierbij is ook betrokkenheid geweest van de Vietnamese autoriteiten.
Indien het antwoord op vraag 8 ja is: herkent u het beeld dat deze Vietnamese meiden ook via Nederland doorreizen naar Groot-Brittannië? Zo ja, om welke aantallen gaat het?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het met de stelling eens dat minderjarige vrouwelijke vluchtelingen extra moeten worden beschermd vanwege een extra groot risico op uitbuiting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke extra stappen bent u bereid om te zetten om deze meiden te beschermen zodra ze in Nederland zijn?
Zie antwoord vraag 8.
Zorg voor zwangere vrouwen en baby’s in aanmeldcentrum en AZC’s. |
|
Kati Piri (PvdA), Elke Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het rapport «Aanbevelingen voor persoonsgerichte geboortezorg voor asielzoekers en statushouders in Nederland» gepubliceerd op 4 november 2024, waarover de NOS heeft bericht op 17 november 2024 en wat is uw reactie hierop?1 2
Ja, ik ben bekend met het rapport en het NOS-bericht en heb kennisgenomen van de aanbevelingen die in het rapport worden gedaan. Voor een reactie op het rapport verwijs ik graag naar de antwoorden op onderstaande vragen van uw Kamer.
Wat is uw reflectie op de toegankelijkheid en effectiviteit van de geboortezorg voor zwangere en pas bevallen vrouwen in opvanglocaties?
Zwangere vrouwen in opvanglocaties moeten kunnen rekenen op volwaardige geboortezorg. De toegang tot medische zorg voor asielzoekers is vastgelegd en gewaarborgd in de Opvangrichtlijn als ook in de Regeling Medische Zorg Asielzoekers (RMA). De toegang tot zorg is in Nederland goed geregeld en asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke zorg.
Dit laat onverlet dat er mogelijkheden liggen om de toegankelijkheid en effectiviteit van de geboortezorg te optimaliseren, zeker in relatie tot de huidige druk op de opvang. Zo plaatst het COA sinds de zomer van 2023 zwangere vrouwen die bij hun aankomst in Ter Apel 34 weken of langer zwanger zijn in de locatie Musselkanaal, waar een vleugel is vrijgemaakt om zwangere vrouwen uit Ter Apel in op te vangen. Alle betrokken organisaties (COA, verloskundige praktijk, kraamzorg) op de locatie Musselkanaal zijn hier goed op voorbereid. Door een tekort aan opvangplekken stagneert de doorstroom van bevallen vrouwen naar andere locaties echter, waardoor er niet altijd voldoende plekken vrijkomen voor nieuwe zwangere vrouwen. Dit onderstreept dat de druk op de opvang effect heeft op de mogelijkheden die het COA heeft om te allen tijde passende begeleiding en omstandigheden te realiseren voor zwangere vrouwen in de opvang.
De aanbevelingen uit het EGALITE project bieden mijn departement handvatten om in samenwerking met het Ministerie van VWS en het COA verbeteringsmogelijkheden te bezien en nader uit te werken. De aanbevelingen uit dit onderzoek worden ook besproken in de ketenwerkgroep geboortezorg asielzoeksters met vertegenwoordigers van alle betrokken (zorg)organisaties.
Vindt u het te rechtvaardigen dat er in Nederland een substantieel hoger risico is op doodgeboorte en ernstige geboorte-gerelateerde complicaties onder zwangere vrouwen in opvanglocaties? Zo nee, bent u bereid maatregelen te nemen om de zorg omtrent zwangere vrouwen in opvanglocaties te verbeteren? Zo ja, welke maatregelen?
De constatering dat geboorte-uitkomsten bij vrouwen met een vluchtachtergrond significant slechter zijn dan bij andere bevolkingsgroepen bleek al uit een eerder onderzoek, waar het voorliggende EGALITE project op voortborduurt. Mijn ambtsvoorganger is schriftelijk ingegaan op dit eerdere onderzoek en ik sluit mij volledig bij hem aan dat wij deze cijfers betreuren.3 Het staat buiten kijf dat doodgeboortes en ernstige geboorte-gerelateerde complicaties onder zwangere vrouwen in opvanglocaties voorkomen moeten worden. Om deze reden zijn er ook maatregelen genomen, waaronder het inrichten van een vleugel van locatie Musselkanaal voor zwangere vrouwen. Het recent verschenen EGALITE rapport biedt geen update van de cijfers met betrekking tot doodgeboorte en geboorte-gerelateerde complicaties maar biedt wel andere nuttige inzichten en aanbevelingen, zowel op beleidsniveau als ook praktijkgerichte aanbevelingen voor zorgverleners en medewerkers van het COA. Zoals benoemd in het antwoord op vraag 2, bezien mijn departement en andere betrokken organisaties op welke wijze de aanbevelingen uit het EGALITE project meegenomen kunnen worden.
Bent u, gezien het feit dat er veel aanwijzingen zijn dat de sterftecijfers en ernstige geboorte-gerelateerde complicaties een onderschatting kunnen zijn van de werkelijke cijfers, bereid de regels rondom de geboorteaangifte voor ouders zonder burgerservicenummer (BSN) te versoepelen en hen zodoende mee te nemen in de nationale geboortestatistieken?
In Nederland wordt van elke geboorte een geboorteakte opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit gebeurt ongeacht of de ouders een burgerservicenummer (BSN) hebben. Er moet wel aangifte van geboorte gedaan worden bij de geboortegemeente. Als geen geboorteaangifte wordt gedaan valt de pasgeborene buiten de registratie van de overheid. Als de ouders geen BSN hebben, moet er ook aangifte gedaan worden van een geboorte. Dan zal er geen automatische inschrijving zijn in de BRP want daarvoor is het vereist dat de moeder al als ingezetene in de BRP geregistreerd staat.
In gevallen waarin ouders geen BSN hebben, kunnen pasgeborenen alsnog worden ingeschreven in de BRP op basis van een aangifte van verblijf en adres bij de woongemeente. Het is aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om te bepalen of deze kinderen worden meegenomen in de nationale geboorte-statistieken.
Het huidige wettelijk kader biedt al ruimte voor de inschrijving van deze kinderen, mits geboorteaangifte wordt gedaan. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt geen gebruik van BSN's voor het opstellen van akten. BSN’s worden niet opgenomen in akten van de burgerlijke stand. Als de ouders niet in de BRP staan ingeschreven kan er wel een geboorteakte worden opgemaakt. Als de identiteit van de moeder niet kan worden vastgesteld, moet de geboorteakte worden opgemaakt met een bevel van de officier van justitie. Versoepeling van de regels rondom geboorteaangifte is daarom niet noodzakelijk gezien de bestaande regelgeving voldoende mogelijkheden biedt.
Erkent u de onderzoeksresultaten dat de opvanglocaties vaak niet voldoen aan de randvoorwaarden voor een gezonde zwangerschap? Welke maatregelen neemt u om de opvangomstandigheden te verbeteren en ervoor te zorgen dat zwangere vrouwen alleen in geschikte locaties worden gehuisvest?
Momenteel moet een groot aantal noodopvanglocaties ingezet worden om de druk op de opvang te verlichten. Ik erken dat de inzet van noodopvang effect heeft op de mogelijkheden die het COA heeft om te allen tijde passende begeleiding en omstandigheden te realiseren voor kwetsbare doelgroepen, waaronder zwangere vrouwen. Het uitgangspunt is dat in de noodopvang zo min mogelijk kwetsbare personen worden opgevangen. Dit geldt ook voor zwangere vrouwen. Helaas is het gezien de grote druk op de opvang noodzakelijk om soms ook zwangere vrouwen op te vangen in de noodopvang. Daarom blijft het ook in de noodopvang van groot belang dat er aandacht is en blijft voor de kwetsbare situatie van zwangere vrouwen. Benadrukt moet worden dat medewerkers van onder andere het COA en GZA zich dagelijks inspannen om de opvang en zorg zo goed mogelijk te laten verlopen.
Zoals ik in mijn antwoord op Kamervragen over de situatie van kinderen in de asielnoodopvang al aangaf, heb ik de wens om meer duurzame en stabiele opvangvoorzieningen te realiseren. Deze doelstelling is ook opgenomen in het Regeerprogramma. Het realiseren van voldoende plekken en doorstroom is de randvoorwaarde voor het functioneren en wellicht uitbreiden van initiatieven zoals op locatie Musselkanaal, die qua begeleiding volledig is ingericht op zwangere asielzoekers.
Bent u bekend met het feit dat baby’s van asielzoekers vaker met een laag geboortegewicht worden geboren, wat een kansrijke start in grote mate kan beïnvloeden? Vindt u dat de huidige opvangomstandigheden voor zwangere vrouwen voldoende zijn om een kansrijke start in opvangcentra te waarborgen?
Ik ben bekend met het feit dat er bij baby’s van asielzoekers vaker sprake is van een lager geboortegewicht en dat dit van invloed is op een kansrijke start. Het is ook zo dat de huidige opvangsituatie verschillende uitdagingen met zich meebrengt, ook ten aanzien van de toegang tot zorg. Binnen deze uitdagingen zijn de inspanningen er vanzelfsprekend wel op gericht om een kansrijke start zo goed mogelijk te borgen.
Zoals ook in het rapport wordt aangegeven is ongeveer de helft van de zwangere vrouwen in de opvang reeds zwanger op het moment dat ze in Nederland aankomen. Dat betekent dat zij in de eerste periode van zwangerschap mogelijk niet dezelfde zorg hebben gehad als wij in Nederland gewend zijn. Daarbij komt dat deze vrouwen voordat ze in Nederland aankomen een zware reis achter de rug hebben. Dit kan ook effect hebben op de ontwikkeling van het nog ongeboren kind en daarmee het geboortegewicht.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 2, bezie ik in samenwerking met andere betrokken organisaties en het Ministerie van VWS op welke wijze de aanbevelingen uit het EGALITE project opgepakt kunnen worden.
Hoe gaat u onnodige overplaatsingen beperken, vooral in de perinatale fase, uit de COA-data in het rapport blijkt namelijk dat zeventig procent van de vrouwen minimaal één keer werd overgeplaatst tijdens de zwangerschap en 28 procent zelfs twee keer of meer, om zo de continuïteit van zorg voor zwangere vrouwen te waarborgen?
Ik ben het eens met de aanbeveling dat het aantal verhuizingen zo veel als mogelijk gereduceerd moet worden. Dit geldt niet alleen voor zwangere asielzoekers. Verhuisbewegingen tijdens het asielproces moeten tot het minimum beperkt zijn, zeker voor kwetsbaren, aangezien ze kunnen zorgen voor stress of problemen met onderwijs- of zorgcontinuïteit. Helaas komen verhuizingen momenteel om diverse redenen veelvuldig voor, bijvoorbeeld vanwege het sluiten van (nood)opvanglocaties of het kortstondig moeten onderbrengen van asielzoekers voor wie geen plek is in Ter Apel, op aangeven van asielzoekers zelf of als gevolg van de asielprocedure. Ik streef er dan ook naar het aantal verhuisbewegingen terug te brengen. Momenteel wordt de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielsysteem uitgewerkt en geïmplementeerd. Dit toekomstbeeld van het opvanglandschap is gestoeld op het uitgangspunt om het aantal verhuisbewegingen tot een minimum te beperken.
De kanttekening die hier wel bij geplaatst moet worden, is dat initiatieven zoals op locatie Musselkanaal ook weer extra verhuisbewegingen met zich meebrengen: zwangere vrouwen moeten er immers heen verplaatsen en kunnen daar niet gedurende de rest van de asielprocedure blijven, al was het maar omdat ze dan plekken voor andere zwangere vrouwen bezet houden. Hierin dient dus een goede afweging gemaakt te worden tussen de toegevoegde waarde die deze specifieke locatie en bijbehorende begeleiding heeft, ten opzichte van het mogelijk negatieve effect van de verhuizing náár, en van de locatie. Zwangere asielzoeksters worden normaal gesproken en in algemene zin 6 weken voor de uitgerekende datum tot 6 weken na de bevalling niet meer verhuisd of overgeplaatst. Alleen in overeenstemming met GZA, de verloskundig zorgverlener en de asielzoekster ter uitsluiting van medisch risico’s kan van deze termijn worden afgeweken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat tolken in de toekomst structureel beschikbaar zijn tijdens de essentiële zorgmomenten van een zwangerschap en rondom een geboorte, zodat de taalbarrière niet langer een risico vormt voor zwangere vrouwen, zoals uit het rapport blijkt? Kunt u deze vraag beantwoorden in de eerstelijnssetting als ook in de tweede of derdelijns setting?
De RMA maakt het mogelijk om tolken in te zetten binnen de zorg voor asielzoekers. Zorgverleners kunnen altijd een telefonische tolk inschakelen op kosten van het COA wanneer zij asielzoekers of vergunninghouders behandelen die onder verantwoordelijkheid van het COA vallen. Dit geldt ook voor de geboortezorg. Binnen de zorgverzekeringswet is sinds 2023 een bekostiging voor verloskundige zorg en kraamzorg mogelijk.
Vindt u het gerechtvaardigd dat zwangere vrouwen onder slechte hygiënische omstandigheden en met gebrek aan privacy, zoals in het rapport naar voren komt, worden opgevangen? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u de slechte hygiënische omstandigheden en gebrek aan privacy verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe beoordeelt u de beperkte bekendheid van de Ketenrichtlijn Geboortezorg Asielzoekers onder verloskundigen en andere zorgverleners, zoals blijkt uit het EGALITE-rapport? Welke maatregelen neemt u om de bekendheid te vergroten en de samenwerking tussen ketenpartners te verbeteren?
Het is aan beroeps- en patiëntenorganisaties om gezamenlijk tot richtlijnen te komen en hier invulling aan te geven. Ik vind het daarbij van belang dat de Ketenrichtlijn Geboortezorg Asielzoekers voldoende bekend is onder verloskundigen en andere zorgverleners. Ik zal de beroepsorganisaties in de geboortezorg daarom verzoeken om de ketenrichtlijn opnieuw onder de aandacht te brengen bij hun achterban.
Bent u bereid de Ketenrichtlijn om te vormen tot een evidence-based standaard, opgenomen in het kwaliteitsregister van het Zorginstituut Nederland, om betere naleving te stimuleren?
De Ketenrichtlijn Geboortezorg Asielzoekers is een richtlijn waarin afspraken zijn gemaakt over de gewenste werkwijze en samenwerking binnen de geboortezorg aan asielzoekers. Deze richtlijn is ontwikkeld door diverse ketenzorgpartners binnen de geboortezorg aan asielzoekers. Bij de richtlijn zijn er zorgaanbieders betrokken waar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht op houdt. Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg is er geen verschil in status tussen een (onderdeel van de) professionele standaard (zoals de ketenrichtlijn) of een kwaliteitsstandaard. Zorgaanbieders en zorgverleners zijn verplicht te handelen in overeenstemming met de op hun rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit professionele standaarden en kwaliteitsstandaarden. Voor geboortezorg zijn de landelijke richtlijnen ten aanzien van de kwaliteit van de zorg onder meer te vinden op de website kennisnetgeboortezorg.nl.
Verwacht u dat de geboorte-uitkomsten zich nog negatiever gaan ontwikkelingen bij een nog verdere versobering van de asielopvang? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerprogramma en de regeringsbrief van 25 oktober jl. beschrijft het kabinet haar plannen om in te zetten op het (gedifferentieerd) versoberen van de asielopvang en sobere voorzieningen voor statushouders. Deze plannen worden momenteel uitgewerkt door het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hierbij wordt gehouden aan de in de (herziene) Opvangrichtlijn vastgestelde normen voor de toegang tot gezondheidszorg voor asielzoekers en kwetsbare groepen, inclusief zwangere vrouwen, als ook aan de in de Kwalificatieverordening gestelde normen voor de toegang tot zorg voor statushouders, inclusief zwangere vrouwen. Hierbij wil ik nogmaals onderstrepen dat zwangere vrouwen in opvanglocaties moeten kunnen rekenen op volwaardige geboortezorg en op iedere locatie zijn er dan ook afspraken met verloskundepraktijken om deze zorg te waarborgen. Dit sluit ook aan bij de in het Regeerprogramma genoemde doelen om gelijkwaardige toegang tot zorg te waarborgen en in te zetten op een kansrijke start, een maatregel die niet alleen preventief werkt om latere zorgkosten te besparen maar ook goede geboortezorg omvat.
Hoe garandeert u dat de geboortezorg in de «sobere voorzieningen» voor statushouders, zoals gepresenteerd in de regeringsbrief van 25 oktober 2024, niet leidt tot nog grotere risico’s op doodgeboorte en ernstige geboorte-gerelateerde complicaties onder zwangere vrouwen, terwijl dit risico nu al zeven keer hoger is?3 4
Zie antwoord vraag 12.
Worden zwangere vrouwen uitgesloten van nog verdere versobering van de asielopvang? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht dat gemeenten volgend jaar minder geld krijgen voor de opvang van Oekraïners |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten krijgen volgend jaar minder geld voor opvang Oekraïners»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat er momenteel 91.280 beschikbare bedden zijn voor Oekraïense vluchtelingen met een bezettingsgraad van 99,7%?
Ja.
Klopt het dat het streven van het kabinet is om voor 1 januari 2025, 125.000 opvangplekken te creëren voor Oekraïense ontheemden? Zo ja, hoe zet het kabinet zich ervoor in dat die extra 34.000 bedden in iets meer dan twee maanden tijd gerealiseerd worden?
Gelet op het te verwachten aantal ontheemden uit Oekraïne in juli 2025, is het benodigde aantal gemeentelijke opvangplekken voor 1 juli 2025 bijgesteld tot 109.000. Dit betreft een inspanningsverplichting. Ik ben mij ervan bewust dat dit een uitdagende opgave is voor de gemeenten in Nederland, met name ook gelet op de grote opgave in de reguliere asielketen. Het Rijk zet de ondersteuning aan gemeenten bij het realiseren van gemeentelijke opvangplekken dan ook onverminderd voort. De Nationale Opvang Organisatie voor ontheemden uit Oekraïne zal alle gemeenten en samenwerkingsverbanden blijven ondersteunen met bemiddeling, advies en met financiële middelen. Het uitgangspunt hierbij is dat gemeenten geen financieel nadeel ondervinden van de opvangtaak voor ontheemden uit Oekraïne.
Kunt u, in het licht van deze opgave, toelichten waarom het kabinet het normbedrag dat gemeenten ontvangen voor de opvang van Oekraïense ontheemden met zo’n 30% wil verlagen naar 45 euro per dag?
Gemeenten krijgen sinds 2022 een vergoeding vanuit de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO). De normbedragen die gemeenten vanuit de BooO ontvangen worden jaarlijks herijkt, zodat zij aan blijven sluiten bij de werkelijke kosten die gemeenten maken. De inzichten uit het kostprijsonderzoek in 2024 hebben ertoe geleid dat de normbedragen worden verlaagd. Het nieuwe normbedrag voor de gemeentelijke opvang (GOO) bedraagt per 1 januari 2025 € 44 per plek per dag. Het nieuwe normbedrag voor de particuliere opvang (POO) bedraagt per 1 januari 2025 € 48 per geregistreerde persoon per maand. Dit bedrag is lager dan vorig jaar mede doordat de relatief dure accommodatietypen zoals hotels en schepen alsmede de kosten voor catering uit de opbouw van het normbedrag zijn gehaald.
Mochten de kosten hoger uitvallen dan het normbedrag, dan kunnen gemeenten, net als nu al mogelijk is, op basis van de uitzonderingsbepaling de werkelijke gemaakte kosten per gerealiseerde plek per dag declareren. Daarbij kunnen de gemeenten de kosten voor de voorbereiding van nieuwe bedden op aanvraag eveneens vergoed krijgen, naast het normbedrag. Dit betekent dat de bekostiging geen drempel hoeft te vormen bij het creëren van nieuwe opvangplekken.
Deelt u de mening dat het substantieel verlagen van het normbedrag voor de opvang van Oekraïense ontheemden ertoe zal bijdragen dat gemeenten geen nieuwe bedden kunnen regelen? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de zomer van 2024 is er opnieuw een onafhankelijk kostprijsonderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van de kosten die gemeenten maken voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. De inzichten die uit het onderzoek naar voren komen, op basis van input van gemeenten die aan het onderzoek hebben deelgenomen, dienen als basis voor de aanpassingen in zowel het normbedrag voor de GOO als de POO per 1 januari 2025. Mochten de kosten hoger uitvallen dan het normbedrag, dan kunnen gemeenten, net als nu mogelijk is, op basis van de uitzonderingsbepaling de werkelijke gemaakte kosten per gerealiseerde plek per dag declareren. Daarbij kunnen de gemeenten de kosten voor de voorbereiding van nieuwe bedden op aanvraag eveneens vergoed krijgen, naast het normbedrag. Dit betekent dat de bekostiging geen drempel hoeft te vormen bij het creëren van nieuwe opvangplekken.
Deelt u de mening dat we (vluchtelingen uit) Oekraïne in de kou laten staan als we de opvangcapaciteit niet snel op orde krijgen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment worden er bijna 92.000 ontheemden uit Oekraïne opgevangen in gemeentelijke opvanglocaties. Ontheemden hebben recht op opvang onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) en er dient te worden voorkomen dat ontheemden geen opvangplek vinden. Mocht een gemeente geen opvangplek hebben voor een ontheemde, omdat er onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn, dan kan deze gemeente contact opnemen met gemeenten in de regio om regionaal en daarna landelijk naar een opvangplek te zoeken. Mocht dat niet lukken, dan draagt de gemeente zorg voor crisisnoodopvang. Vanuit het Rijk wordt dit gefinancierd. Het uitgangspunt van de bekostiging is dat gemeenten geen financieel nadeel ondervinden van de opvangtaak voor ontheemden uit Oekraïne. Zoals hierboven vermeld blijft de uitzonderingsbepaling in stand. Dit houdt in dat gemeenten werkelijke kosten per gerealiseerde plek per dag kunnen declareren wanneer zij niet uitkomen met het normbedrag. Dit betekent dat de bekostiging geen drempel hoeft te vormen bij het creëren van nieuwe opvangplekken.
Klopt het dat door de hoge bezettingsgraad er nauwelijks nog ruimte is voor overplaatsing naar andere locaties/gemeenten in de regio, bijvoorbeeld als dit ten goede zou komen van de veiligheid van de bewoners?
Er is al lange tijd sprake van een hoge bezettingsgraad waardoor er weinig opvangplekken beschikbaar zijn voor ontheemden, ook in het geval van overplaatsing. Gemeenten hebben de mogelijkheid om ontheemden binnen hun eigen gemeente te verplaatsen naar een andere opvangplek/locatie indien dit nodig is of kunnen andere regio’s vragen om hulp. We zien dat regio’s in nauw contact staan met elkaar en elkaar helpen indien overplaatsing nodig is. In de praktijk wordt in dit soort gevallen gezamenlijk een oplossing gevonden.
Kunt u garanderen dat de leefbaarheid en veiligheid op opvanglocaties niet in het geding komt, als de opvang goedkoper en/of soberder wordt ingericht? Zo ja, hoe?
De verlaging van het normbedrag is op basis van het onafhankelijk kostprijsonderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van de kosten die gemeenten gemiddeld maken voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. De nieuwe normbedragen zijn niet gericht op het soberder inrichten van de opvang. Zoals hierboven vermeld is het lagere bedrag mede het gevolg van het feit dat de relatief dure accommodatietypen zoals hotels en schepen alsmede de kosten voor catering uit de opbouw van het normbedrag zijn gehaald. Zoals hierboven ook vermeld blijft de uitzonderingsbepaling in stand. Dit houdt in dat gemeenten werkelijke kosten per gerealiseerde plek per dag kunnen declareren wanneer zij niet uitkomen met het normbedrag.
Kunt u aangeven of de stijging van de kosten zich heeft doorgezet, zoals de gemeenten dat verwachten, blijkend uit het kostprijsonderzoek opvang ontheemden Oekraïne 2023 waarin wordt gesteld dat er sprake is van een stijging van de kosten, mede door een algemene prijsontwikkeling, en dat gemeenten verwachten dat de kosten verder zullen stijgen in 2024 en 2025? Zo ja, aan welke kostencomponenten lag dat voornamelijk en waarom kiest u dan toch voor het verlagen van het normbedrag?2
De verwachte kostenstijging heeft op de meeste kostencomponenten (8 van de 10) niet doorgezet. Bij 2 van de 10 kostencomponenten, namelijk «gas, water, licht» en «verstrekkingen dagbesteding», is echter wel een stijging te zien ten opzichte van 2023. Deze kostenstijgingen, evenals de verwachte inflatie voor 2025, zijn verwerkt in de aangepaste normbedragen die per 1 januari 2025 van kracht zijn.
Heeft u in kaart gebracht met hoeveel procent het aantal gemeenten dat hogere kosten dan het normbedrag maakt zal toenemen door de verlaging van het normbedrag met 30%, gezien volgens het kostprijsonderzoek opvang ontheemden Oekraïne 2023 circa 15% van de gemeenten hogere kosten dan het huidige normbedrag van 61 euro per dag maakt? Zo ja, klopt het beeld dat 70% van de gemeenten geen opvangplekken kan creëren voor het nieuwe normbedrag? Zo nee, wilt u dit alsnog in kaart brengen?
Nee, dit heb ik niet in kaart gebracht. Zoals hierboven vermeld blijft de uitzonderingsbepaling is stand. Dit houdt in dat gemeenten werkelijke kosten per gerealiseerde plek per dag kunnen declareren wanneer zij niet uitkomen met het normbedrag. Dit betekent dat de bekostiging geen drempel hoeft te vormen bij het creëren van nieuwe opvangplekken.
Kunt u aangeven op welke kostencomponenten gemeenten precies kunnen bezuinigen om de opvang voor Oekraïense ontheemden te kunnen blijven realiseren met een verlaging van het normbedrag met 30%?
Zoals hierboven vermeld zijn de nieuwe normbedragen niet gericht op soberdere opvang. De verlaging van het normbedrag komt mede doordat de relatief dure accommodatietypen zoals hotels en schepen alsmede de kosten voor catering, uit de opbouw van het normbedrag zijn gehaald. De uitzonderingsbepaling blijft in stand. Dit houdt in dat gemeenten werkelijke kosten per gerealiseerde plek per dag kunnen declareren wanneer zij niet uitkomen met het normbedrag.
Vindt u dat de opvang voor Oekraïners ook versoberd moet worden, aangezien u vaak heeft aangegeven dat uw doel is om de asielopvang te versoberen en over te gaan tot grote opvanglocaties? Zo ja, op welke punten? Welke onderdelen van de opvang voor ontheemden uit Oekraïne horen daar wel bij en welke onderdelen niet?
Het doel is om ook per 1 januari 2025 reële compensatie te blijven bieden aan gemeenten die kosten maken voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Mochten gemeenten niet uitkomen met het normbedrag blijft daarom de uitzonderingsbepaling in stand, waarbij gemeenten werkelijke kosten per gerealiseerde plek per dag kunnen declareren. De nieuwe normbedragen zijn niet gericht op het soberder inrichten van de opvang. Daarbij zet ik mij wel in voor het ontmoedigen van relatief dure accommodatietypen zoals hotels en schepen alsmede de kosten voor catering, door deze kostencomponenten uit de opbouw van het normbedrag te halen.
Vanaf wanneer wordt het normbedrag verlaagd en wat is het gevolg van deze bijstelling voor lopende contracten van gemeenten met aanbieders van (opvang)locaties, waarbij gemeenten op basis van het huidige normbedrag per dag een contract hebben afgesloten?
De herijkte normbedragen gelden per 1 januari 2025. Indien gemeenten als gevolg van deze bijstelling niet uitkomen kunnen zij, zoals hierboven vermeld, een beroep doen op de uitzonderingsbepaling. Daarmee hoeven gemeenten geen financieel nadeel van de opvang van ontheemden uit Oekraïne te ondervinden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Asiel en Migratie op 5 november 2024?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk in behandeling genomen. In verband met de voorbereidingen voor de begrotingsbehandeling en dat de beantwoording afstemming heeft gevraagd met andere departementen is dit niet voor 5 november 2024 gelukt.
Wat is uw reactie op het NOS bericht waar wordt aangegeven dat asielzoekers niet kunnen werken vanwege de hoge wachtlijsten voor het verkrijgen van een bsn?1
Het is voor zowel de samenleving als voor de nieuwkomers zelf van belang dat zij kunnen deelnemen aan de maatschappij. Een Burgerservicenummer (BSN) is hiervoor randvoorwaardelijk. Het BSN wordt toegekend bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Voor asielzoekers geldt dat ze ingeschreven worden bij een van de speciaal daarvoor ingerichte inschrijflocaties. Helaas is het aantal wachtenden voor een inschrijving inmiddels opgelopen tot ongeveer 17.500 personen.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt nog dit jaar, met een bijdrage van het Ministerie van Asiel en Migratie, specifieke uitkeringen aan de gemeente Amsterdam en de gemeente Gilze en Rijen om in de periode van november 2024 tot mei 2025 16.500 inschrijvingen in de BRP te gaan doen. Hierover is uw Kamer door de Minister van Asiel en Migratie per brief op 25 oktober jl. geïnformeerd2.
Hoe komt het dat de achterstanden in zo’n korte tijd zo hoog zijn opgelopen, van 2330 naar 18.000 wachtenden in slechts twee jaar tijd?
Allereerst omdat de capaciteit van de huidige inschrijfvoorzieningen onvoldoende is. Achterstanden kunnen daardoor niet ingelopen worden. Knelpunten bij het uitbreiden van de capaciteit zijn de krapte op de arbeidsmarkt en specialistische kennis die nodig is.
Een ander knelpunt bij asielzoekers met een lopende procedure is dat de inschrijving in de BRP nog niet altijd mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een asielzoeker zich, mede door de lange doorlooptijden van de procedures bij de IND, nog in een vroeg stadium van de asielprocedure bevindt en de identiteit van de asielzoeker nog onvoldoende deugdelijk is vastgesteld. Dit gaat om een kleine groep personen.
Verder verblijven veel mensen op dit moment op een noodopvanglocatie. Het openen en sluiten van noodopvanglocaties brengt veel verhuisbewegingen met zich mee. Dit kan leiden tot no show, en daardoor wordt de capaciteit van de BRP-straten niet altijd voor 100% benut.
In 2023 genomen maatregelen, zoals de invoering van de landelijke planningstafel en specifieke uitkeringen voor de opschaling van de capaciteit, hebben onvoldoende effect gehad. Oorzaak was een verhoogde instroom van nareizigers, een inefficiënte planning van deze doelgroep waardoor een deel van de capaciteit ook onbenut bleef en een teruglopende beschikbaarheid van de inschrijflocatie in Budel.
Erkent u dat het slecht is dat mensen moeten wachten tot ze mogen werken of mee mogen doen?
Ja. Het is voor zowel de samenleving als voor de nieuwkomers zelf van belang dat zij kunnen deelnemen aan de maatschappij, en werk is daarbij een belangrijk onderdeel.
Erkent u dat het ook kan schelen in de kosten van de opvang omdat van werkende asielzoekers ook een hogere redelijke bijdrage kan worden gevraagd?
In 2024 zijn er tot 13 oktober 2017 spoedverzoeken ingediend in verband met werk. Daaruit kan niet worden herleid hoeveel mensen daarvan niet konden werken door het ontbreken van een BSN. Er zijn geen directe cijfers over hoeveel asielzoekers of statushouders niet aan het werk konden door het ontbreken van een BSN
Het is niet mogelijk om exacte kosten die voortvloeien uit vertragingen in huisvesting en toegang tot werk door het ontbreken van een inschrijving in de BRP (waarbij een burgerservicenummer wordt verstrekt) precies in kaart te brengen. Er zijn veel factoren die dit beïnvloeden.
Waarom zijn er momenteel maar vijf gemeenten die een bsn kunnen regelen en dus zoveel gemeenten die dit niet mogen doen?
Specifiek voor de eerste registratie van vergunninghouders en asielzoekers in de BRP is afgesproken (Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom 20153) dat dit wordt gedaan door een aantal aangewezen gemeenten. Door dit bij slechts een klein aantal gemeenten te beleggen, kon de expertise ten aanzien van deze doelgroep worden gebundeld. Bij die aangewezen gemeenten zijn inschrijfvoorzieningen («BRP-straten») ingericht.
Op dit moment hebben Budel (gemeente Cranendonck), Den Bosch (gemeente Gilze en Rijen), Ter Apel (gemeente Westerwolde) en Zevenaar (gemeente Arnhem) een inschrijfvoorziening. Deze gemeenten werken samen met de IND. De IND beschikt over de door asielzoekers ingeleverde documenten die ook nodig zijn voor de inschrijving in de BRP. De IND stelt die documenten voor de BRP-straten beschikbaar.
Op welke termijn worden er meer gemeenten in stelling gebracht om ook een bsn te kunnen regelen en om hoeveel gemeenten gaat dit?
Naast de bij vraag 5 genoemde gemeenten gaat Amsterdam in de periode november 2024 tot mei 2025 asielzoekers en vergunninghouders inschrijven en wordt het aantal inschrijvingen bij Gilze en Rijen opgehoogd.
Er worden gesprekken gevoerd met drie andere gemeenten over het openen van nieuwe inschrijfvoorzieningen voor structurele verhoging van de inschrijfcapaciteit. Begin 2025 zal duidelijk worden welke gemeenten een BRP-straat gaan openen en welke inschrijfcapaciteit daarmee gepaard gaat.
Ziet u het grote risico dat de enorme bezuinigingen op de gemeenten niet gaan helpen om dit probleem op te lossen?
De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Asiel en Migratie hebben incidenteel middelen uit de eigen begrotingen beschikbaar kunnen stellen voor het inlopen van de achterstanden. Eind 2023 hebben drie BRP-straatgemeenten een Specifieke Uitkering (SPUK) ontvangen voor de opschaling van hun capaciteit. Amsterdam heeft eind 2023 een SPUK gekregen om tijdelijk bij te springen. Eind dit jaar zullen Amsterdam en Gilze en Rijen een (aanvullende) SPUK ontvangen voor de inhaalslag waarmee zij tot mei 2024 16.500 inschrijvingen zullen doen. Ze hoeven dit dus niet uit eigen middelen te bekostigen.
De structurele financiering van de bestaande BRP-straten (in Cranendonck, Gilze en Rijen, Westerwolde en Arnhem) verloopt via een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds. Deze financiering wordt door de VNG herijkt. De financiering voor Amsterdam en de nieuwe inschrijfvoorzieningen wordt daarbij meegenomen. Ook wordt rekening gehouden met de capaciteit die nodig zal zijn om de eventueel resterende achterstand in 2025 weg te werken.
Wie is nu precies verantwoordelijk voor de uitgifte functie van de bsn voor asielzoekers en statushouders? Zijn dat de gemeentes, is dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of het Ministerie van Asiel en Migratie? Kunt u in ieder geval stoppen met naar elkaar wijzen maar verantwoordelijkheid nemen om dit probleem op te lossen?
Het BSN wordt toegekend bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Gemeenten (de colleges van burgemeester en wethouders) zijn verantwoordelijk voor de inschrijving in de BRP.
Specifiek voor de eerste inschrijving van vergunninghouders en asielzoekers in de BRP is echter afgesproken (in het bij vraag 5 genoemde bestuursakkoord) dat dit wordt gedaan door een aantal aangewezen gemeenten. De benodigde expertise is daar gebundeld. Naar inschrijflocaties van die gemeenten wordt verwezen als «de BRP-straten».
Deze gemeenten ontvangen informatie van én worden ondersteund door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de Politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Deze ondersteuning bestaat onder andere uit het aanleveren van het dossier met relevante informatie (o.a. brondocumenten), het vaststellen van de identiteit, het regelen van tolken en het vervoer van de vreemdeling naar de inschrijflocatie.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is betrokken vanwege de verantwoordelijkheid voor de wet BRP. In de wet BRP zijn de verschillende verantwoordelijkheden voor de BRP vastgelegd. BZK heeft de rol als stelselverantwoordelijk ministerie.
Het Ministerie van Asiel en Migratie is verantwoordelijk voor en opdrachtgever van de IND en het COA.
De VNG is betrokken vanwege de financiering van de BRP-straten via de decentralisatie-uitkeringen uit het Gemeentefonds.
Er is en wordt gewerkt aan verbetering van de governance om de samenwerking tussen de betrokken partijen te versterken. Voor de aanpak van de problematiek is er in 2024 een structureel directeurenoverleg ingericht met deelnemers uit genoemde betrokken partijen.
Wanneer zullen de achterstanden worden weggewerkt?
Door de inzet van Amsterdam en Gilze en Rijen van november 2024 tot mei 2025 zal het grootste deel van de achterstand naar verwachting medio 2025 zijn weggewerkt. Er is een verhoging van de structurele inschrijfcapaciteit nodig om het restant van de achterstand op te lossen en niet opnieuw een achterstand op te lopen.
Daarnaast worden er stappen genomen om de landelijke coördinatie, werkproces en planning te verbeteren. Dit om het proces makkelijker en efficiënter te maken zodat bijvoorbeeld het aantal gemiste afspraken vermindert.
Of alle wachtenden daadwerkelijk in de BRP ingeschreven kunnen worden moet overigens per individueel geval worden beoordeeld. Het kan voorkomen dat iemand die wacht (nog) niet aan de inschrijvingscriteria voldoet. Bijvoorbeeld als de identiteit niet deugdelijk is vastgesteld.
Kunnen deze vragen uiterlijk vóór de begrotingsbehandeling Asiel en Migratie worden beantwoord?
Vanwege het herfstreces en de benodigde afstemming is dit niet gelukt, maar zijn de antwoorden zo snel mogelijk daarna verzonden.
Frauderende tussenpersonen bij de opvang van asielzoeker in hotelkamers |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over mogelijke fraude met hotelkamers voor asielopvang van juli 2024?1
Ja.
Bent u bekend met het artikel van het Financieel Dagblad waaruit blijkt dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) klemgezet wordt door een van fraude beschuldigde broker?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat het COA wel de behoefte heeft om te breken met een mogelijk frauderende broker onder de naam LCHD maar dit niet kan vanwege contractuele afspraken?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen van 1 juli 2024 zal ik vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst geen verdere uitspraken doen over deze zaak.
Verder geldt in algemene zin dat het COA bij het afsluiten van nieuwe contracten met hotels zoveel mogelijk werkt zonder de inzet van externe tussenpartijen.
Vindt u het ook weerzinwekkend dat wij op deze manier worden gekaapt door een mogelijke fraudeur die betaald wordt met belastinggeld?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid, nu waarschijnlijk fraude blijkt uit deze casus, de belofte die u eerder heeft gedaan als antwoord op de eerder genoemde Kamervragen dat wanneer er vermoedens zijn van fraude of corruptie er uiteraard direct wordt ingegrepen, na te komen in deze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat deze bizarre situatie met zo’n machtige tussenpersoon bovenal is ontstaan omdat er sprake was van een groot opvangtekort door bezuinigingen die al begonnen in 2015?
Het tekort aan opvangplekken heeft verschillende oorzaken. Dit komt ten dele doordat het COA een onvoldoende grote vaste voorraad aan asielopvangplekken heeft. Tegelijkertijd heeft mijn ambtsvoorganger vanaf het voorjaar van 2022 herhaaldelijk gewezen op het (dreigende) tekort aan opvangplekken en oproepen gedaan aan medeoverheden om tot meer plekken te komen. Veel van de opvangplekken die door gemeenten beschikbaar zijn gesteld waren echter van tijdelijke aard, waardoor het structurele tekort aan opvangplekken bleef. Hierdoor was het helaas vaak nodig om uit te wijken naar dure oplossingen voor de huisvesting van asielzoekers en statushouders.
Het is de ambitie van het kabinet om de duurste vormen van opvang, in hotels en op cruiseschepen zo snel mogelijk af te bouwen.
Beseft u dat het afbouwen van de structurele capaciteit van het COA vanaf 2027 geenszins zal helpen in het niet meer afhankelijk hoeven zijn van hoteleigenaren, andere private uitbaters en brokers?
De bezuiniging in het begrotingsvoorstel van het Ministerie van Asiel en Migratie vanaf 2027 is geen geïsoleerde maatregel, maar onderdeel van een samenhangend pakket aan maatregelen waarin de nadruk ligt op het beperken van instroom, maar ook op doorstroom en uitstroom.
Bent u het met de Algemene Rekenkamer eens dat door het structureel te laag begroten van het budget voor het COA er ook een zwakte in het systeem ontstaat en er niet goed kan worden geïnvesteerd in structurele opvangcapaciteit?
De Algemene Rekenkamer is kritisch op de wijze waarop het budget de afgelopen jaren aan het COA beschikbaar is gesteld. De kritiek van de Algemene Rekenkamer is ondervangen doordat bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2024 het vorige kabinet heeft besloten de middelen meerjarig, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard besparing uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt. Indien blijkt dat voor de migratieketen onvoldoende middelen beschikbaar zijn zal op basis van een nieuwe MPP worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Alle inzet van het kabinet is erop gericht om onder andere de instroom te beperken en een versobering in opvang te realiseren. Een besparing zal hier logischerwijs op volgen.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat het COA en het Rijk niet meer genoodzaakt zijn om ooit nog met dit soort frauderende brokers te onderhandelen en hoe gaat u voorkomen dat dit soort partijen ooit nog zoveel macht kunnen verwerven hierin?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen van 1 juli jl. is de inzet van hotelkamers arbeidsintensief en vraagt om een ander netwerk en kennis dan momenteel bij het COA voorhanden is. Gelet hierop is in het verleden ervoor gekozen een in tijdelijke huisvesting gespecialiseerde partij in te zetten die zich kan richten op het uitvragen, contracteren, continu monitoren van beschikbare hotelcapaciteit en wijzigingen in gebruik.
Bij het afsluiten van nieuwe contracten met hotels wordt momenteel zoveel mogelijk gewerkt zonder de inzet van externe partijen.
Voorts voert het COA in voorkomende gevallen, waarbij er sprake is van een tussenpersoon rondom aanhuur van vastgoed, een BIBOB-toets uit om de integriteit van handelen te waarborgen.
Op welke manier gaat u er nu voor zorgen dat LCHD op geen enkele manier nog een rol kan spelen in het regelen van opvangcapaciteit voor zowel het Rijk als het COA?
Zoals hierboven en bij de beantwoording van de vragen van 1 juli 2024 aangegeven zal ik vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst geen verdere uitspraken doen over deze zaak. Daarnaast heeft het COA inmiddels een brief gestuurd aan LCHD dat de samenwerking per 1 januari 2025 stopt.
Bent u bereid om uw beste juristen op deze zaak te zetten om ervoor te zorgen dat deze broker geen rol van betekenis meer heeft?
Het COA onderhoudt de contacten met het LCHD en houdt de ontwikkelingen derhalve aandachtig in de gaten. Het COA is hiervoor voldoende uitgerust met deskundig personeel.
De (beveiligde) opvang van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychische problemen |
|
Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Coenradie , Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Erkent u dat u in een brief aan de Kamer op 8 oktober 2024, in reactie op de breed gedeelde zorgen in de Kamer dat het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht zou gaan stoppen met het opnemen van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychiatrische problematiek, de indruk wekt dat deze zorgen niet nodig zijn, er geen besluiten zijn genomen en de vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden en zij niet zomaar op straat worden gezet?1
Zoals aangegeven in de Kamerbrief op 8 oktober jl., zetten we ons ervoor in dat aan vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden. In de periode van uw Kamervragen waren er nog geen besluiten genomen over de samenwerkingsvorm tussen COA en DJI na afloop van de huidige samenwerkingsovereenkomst per 1 december 2024. Inmiddels is hierover een besluit genomen. Uw Kamer is middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779) geïnformeerd.
Wanneer kan besluitvorming en nadere informatie verwacht worden voor de COA-doelgroep? Welk gelijkwaardig alternatief, met adequate zorg- en beveiligingsbehoefte, is er voor Veldzicht?
Uw Kamer is hierover vorige week geïnformeerd middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Waarom schrijft u dat het deel van de samenwerkingsafspraken dat ziet op de groep uit de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) vooralsnog niet wordt aangepast, terwijl het feitelijk zo is dat Veldzicht inmiddels heeft laten weten dat deze doelgroep van vreemdelingen die (vermoedelijk) lijden aan een psychische stoornis en/of gedragsstoornis niet meer binnen de beveiligde omgeving van Veldzicht behandeld zal worden?
Uit de mediaberichten blijkt dat bij het lokaal bestuur de indruk is ontstaan dat de gesprekken over aanpassing van de samenwerkingsafspraken ook zien op ongedocumenteerde vreemdelingen. Die indruk is onjuist. De gereserveerde bedden in Veldzicht voor deze groep blijven vooralsnog beschikbaar. Wel is het zo dat Veldzicht iedere aanvraag afzonderlijk beoordeelt. In de beoordeling kunnen er contra-indicaties zijn op basis waarvan Veldzicht geen passende behandelzorg kunnen realiseren. Er vinden gesprekken plaats tussen betrokken partijen om te borgen dat duidelijk is onder welke criteria en randvoorwaarden deze groep op de gereserveerde bedden in Veldzicht geplaatst kunnen worden.
Vindt u het alternatief, namelijk opvang binnen sociowoningen maar buiten die beveiligde omgeving, voldoende passend voor de belangrijkste doelgroep, namelijk diegenen met ernstige gedragsproblematiek voor wie een specialistische behandelsetting noodzakelijk is vanwege het gevaar dat zij kunnen vormen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Waar kunnen deze mensen met ernstige problematiek nu veilig en verantwoord geplaatst worden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is hier niet eerst over nagedacht en voor een alternatief gezorgd?
Zie antwoord vraag 3.
Beschouwt u zichzelf hier eigenlijk verantwoordelijk voor? Zo nee, van wie is deze verantwoordelijkheid dan wel?
Het kabinet voelt een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze groep vreemdelingen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen wordt en geen gevaar vormt voor de samenleving. De Minister van Asiel en Migratie is hierbij verantwoordelijk voor de vreemdelingenketen, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor de zorg die geboden wordt aan vreemdelingen met een strafrechtelijke titel en de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport is stelselverantwoordelijk voor (het aanbod in) de reguliere ggz-zorg.
Bent u bereid om opname binnen een beveiligde setting te garanderen en zeker geen mensen die een gevaar kunnen vormen voor zichzelf of de samenleving op straat te zetten of zonder opvang te laten, totdat het Kamerdebat hierover heeft plaatsgevonden?
Zoals bij vraag 7 aangegeven, doet het kabinet er alles aan om te bewerkstelligen dat mensen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen worden en geen gevaar vormen voor de samenleving. U kunt ervan uitgaan dat de huidige populatie die in CTP Veldzicht verblijft zonder passend alternatief in de GGZ niet zomaar op straat wordt gezet. Voor de groep ongedocumenteerden blijft de samenwerkingsovereenkomst voorlopig van kracht. Zie voor meer uitgebreide toelichting de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
We hebben met de beantwoording van deze vragen gewacht tot besluitvorming over de samenwerkingsafspraken met de COA doelgroep heeft plaatsgevonden. Hierover bent u geïnformeerd met de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Het bericht 'GGD-arts slaat alarm: 'Asielkinderen opvang Assen zijn ondervoed en bang’' |
|
Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «GGD-arts slaat alarm: «Asielkinderen opvang Assen zijn ondervoed en bang»»?1
Ja
Deelt u de mening dat, gezien de ernstige ongeschiktheid en de tekortkomingen van de locatie, er vanaf heden geen nieuwe (gezinnen met) kinderen mogen worden opgevangen in de Expo Hal? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 4 november jl.2 staat de opvangsituatie nog steeds onder druk. Om er voor te zorgen dat er geen mensen op straat hoeven te slapen, betekent dit dat het nog steeds nodig is om noodopvang in te zetten. Door het tekort aan reguliere opvangplekken is het helaas ook nodig om kinderen in de noodopvang op te vangen. Het COA probeert daarbij zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen en ook andere kwetsbare groepen in de noodopvang terecht komen en zover dat wel nodig is hen vervolgens weer zo snel mogelijk in een regulier azc te plaatsen.
In mijn brief van 4 november heeft u ook kunnen lezen dat het COA, in overleg met de bewoners, verschillende maatregelen heeft genomen om de situatie in Assen te verbeteren.
Deelt u de mening dat, gezien de ernstige ongeschiktheid en de tekortkomingen van de locatie, de (gezinnen met) kinderen die nu nog verblijven in de Expo Hal zo snel mogelijk moeten uitstromen naar reguliere asielzoekerscentra (azc's)? Zo ja, hoe wilt u dat doen en op welke termijn kunnen de (gezinnen met) kinderen die er nu verblijven uitstromen naar reguliere azc’s? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens om af te zien van de sobere voorzieningen en het niveau van voorzieningen in de Expo Hal op te schalen, gezien het feit dat asielzoekers en asielkinderen er langer verblijven dan afgesproken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat asielgezinnen met kinderen en begeleide alleenstaande minderjarige asielzoekers niet meer worden opgevangen in de Expo Hal en op welke termijn bent u voornemens om die stappen te nemen?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2,3, en 4, vind ik het van belang dat niemand op straat hoeft te slapen. Omdat er onvoldoende reguliere opvanglocaties zijn moet ik gebruik maken van noodopvanglocaties, zoals de Expo Hal in Assen, ook voor de opvang van kinderen. Ik ben de gemeente Assen dankbaar dat we deze locatie kunnen gebruiken ook al brengt deze locatie uitdagingen met zich mee. Momenteel wordt de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielsysteem uitgewerkt en geïmplementeerd. Via deze uitvoeringsagenda moet worden gekomen tot een stabiel opvanglandschap. Daarmee zou de Expo Hal niet meer nodig moeten zijn. Gelet op het feit dat ik voor het realiseren van opvang afhankelijk ben van andere partijen kan ik geen termijn geven waarop de inzet van noodopvanglocaties niet meer nodig is.
Ik verwijs u verder ook graag naar de antwoorden die ik recentelijk heb gegeven op de vragen van uw Kamer met betrekking tot de behandeling van de begroting van het Ministerie van Asiel en Migratie3.
Hoe lang verblijven asielzoekers gemiddeld in de Expo Hal in Assen?
Op dit moment (peildatum 13 november) zitten de asielzoekers er gemiddeld 15 dagen.
Hoe vaak wordt de afgesproken termijn van maximaal 20 dagen voor verblijf in de Expo Hal in Assen overschreden?
Op dit moment (peildatum 13 november) zitten in Assen 90 personen (van de 473) langer dan de norm van 20 dagen.
Wat is uw plan voor de uitwerking van de aangenomen motie van het lid Van Nispen over zorgen dat kinderen opgevangen worden op plekken waar voorzieningen voor kinderen zijn waarin wordt verzocht om kinderen op te vangen op geschikte plekken en daar waar voldoende onderwijs en buitenspeelmogelijkheden zijn?2
Het is reeds beleid dat kwetsbare groepen, waaronder kinderen, zoveel als mogelijk niet meer in de noodopvang worden geplaatst. In de beantwoording op de vragen 2, 3 en 4 heb ik aangegeven dat het op dit moment nog steeds nodig is om noodopvang in te zetten om er zo voor te zorgen dat er geen mensen op straat slapen. Daar waar noodopvang nodig is zal worden ingezet om de kwaliteit van de voorzieningen zoveel mogelijk te borgen, inclusief onderwijs en voorzieningen voor kinderen. Dit is ook sterk afhankelijk van de, door gemeenten, aangeboden locaties.
Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Boomsma (Nieuw Sociaal Contract), ingezonden 10 oktober 2024 (vraagnummer 2024Z15551).
Gaat u ervoor zorgen dat het prioriteit krijgt in het asielbeleid dat kinderen niet meer worden geplaatst in de noodopvang maar enkel nog in reguliere opvang terechtkomen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De interne communicatie en adviezen met betrekkingen tot de overbrenging van Afghaanse bewakers |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Kunt u uiterlijk donderdag 3 oktober om 12.00 uur alle interne communicatie en adviezen met betrekking tot het besluit om Afghaanse bewakers niet over te brengen naar Nederland binnen en tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie & Veiligheid/Asiel & Migratie sinds het aantreden van uw kabinet naar de Kamer sturen?
Wij komen gedeeltelijk tegemoet aan uw verzoek door de ambtelijke adviezen te verstrekken die zijn opgesteld sinds het aantreden van het nieuwe kabinet met betrekking tot de overbrenging van Afghaanse bewakers.
Het proefballonnetje van de minister |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Klopt het dat in het Hoofdlijnenakkoord alleen staat dat de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat in het Regeerprogramma alleen staat dat de tijdsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat er na publicatie van het Regeerprogramma nog een formeel besluit moest vallen over de precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur van de aangepaste verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd? Zo nee, wanneer is dat besluit genomen?
Ja.
Heeft het kabinet besloten om de duur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van vijf naar twee jaar te verkorten? Zo nee, waarom heeft u dit proefballonnetje dan al in de media losgelaten?
Als gezegd moet dat besluit nog worden genomen. Op vragen over wat ik meeneem van mijn bezoek aan Denemarken heb ik – desgevraagd – aangegeven dat dat ook de verkorting van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel is. Ik heb, ook weer desgevraagd, aangegeven dat ik op grond van de kennis die ik heb opgedaan bij mijn bezoek aan Denemarken zou willen inzetten op een duur van twee jaren voor vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus. Denemarken hanteert een streng asielbeleid en verstrekt kortdurende vergunningen.
Ik werk aan een breed pakket aan maatregelen om de asielinstroom te beperken en structureel tot de categorie lidstaten met de strengste toelatingsregels van Europa te behoren. De maatregel om de duur van de vergunning in te korten is daar onderdeel van en zal dus ook verder uitgewerkt worden, waarbij ook andere opties voor de geldigheidsduur in beeld worden gebracht.
Heeft u uw uitspraak gedaan namens het gehele kabinet, zoals de eenheid van kabinetsbeleid bepaalt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u heel precies toelichten waarom u niet kiest voor een verkorting van de verblijfsduur naar één, tweeënhalf, drie of vier jaar, terwijl elk van deze opties ook past in de afspraken van het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór vrijdag 27 september 2024, 17.00 uur beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. Enkel waar dat de beantwoording ten goede kwam, heb ik vragen samengenomen.
Het bericht ‘Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: 'Mensen durven straat niet op'’ |
|
Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: «Mensen durven straat niet op»»?1
Ja.
Herkent u het beeld van toegenomen overlast door asielzoekers in Grave? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
In deze periode heeft de politie een toename van het aantal meldingen gezien. Deze toename is gerelateerd aan twee gebeurtenissen. De politie ontving rondom 17 en 18 september jl. een twintigtal meldingen/aangiften van (pogingen tot) auto-inbraken en meldingen van verdachte situaties bij woningen. De politie heeft hiervoor twee verdachten aangehouden.
Daarnaast was er op 22 september jl. een ruzie op straat tussen een groep jongeren. Deze jongeren zijn staande gehouden en weggestuurd door de politie.
Deze gebeurtenissen stonden los van elkaar. Er is op dit moment geen sprake meer van een verhoogd aantal meldingen.
Klopt het dat de overlast sinds twee weken is toegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er de afgelopen twee weken veranderd waardoor dit is gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de toegenomen overlast inderdaad te maken met de overplaatsing van een groep asielzoekers van het asielzoekerscentrum (azc) in Budel naar Velp? Wat voor asielzoekers betreft dit met name? Gaat het bijvoorbeeld om kansarme asielzoekers en/of mensen die in een tweestatusstelsel als subsidiair zouden worden bestempeld en/of alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's)?
Bij de inbraak en diefstal waren twee bewoners van het azc betrokken die zijn aangehouden. Om privacyredenen kan ik verder niet ingaan op de door u gevraagde informatie over deze personen.
Betreft het incident van afgelopen zondag vanaf de poort van azc Grave ook asielzoekers van andere azc’s? Zo ja, waar komen zij dan vandaan en op welke manier is het incident dan gecoördineerd?
Bij het incident voor de poort op 22 september jl. waren geen bewoners van het azc betrokken. De jongeren op straat kwamen uit diverse plaatsen in Nederland, onder andere uit Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland.
Deelt u de mening dat u een rol heeft in ervoor zorgen dat overlast door asielzoekers zoveel mogelijk wordt ingeperkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ja, daarom voert dit kabinet een lik-op-stukaanpak op overlast, intimidatie en geweld van asielzoekers. Ernstige overlastgevers kunnen uit reguliere opvanglocaties worden overgeplaatst naar de handhavings- en toezichtslocatie waar een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd. Tegelijkertijd wordt ingezet op een snelle doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak voor asielzoekers met een kansarme aanvraag (zie nadere toelichting in antwoord op vraag2.
Om criminele vreemdelingen te laten merken dat hun gedrag niet wordt getolereerd en verblijfsrechtelijke consequenties kan hebben, wordt een aanpassing van de glijdende schaal onderzocht, de ongewenstverklaring uitgebreid en gekeken hoe de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties kan worden verlaagd. Daardoor kunnen de vergunningen van criminele vreemdelingen worden ingetrokken en kunnen zij worden uitgezet als er geen terugkeerbeletsel bestaat.
Ten slotte wordt ingezet op het intensiveren van het terugkeertraject voor overlastgevende asielzoekers van wie de asielaanvraag is afgewezen. Het speciaal hiervoor ingerichte Team overlastgevende vreemdelingen (TOV) zal deze aanpak coördineren. Doel is om overlastgevers in beeld te krijgen en houden, waarna actief aan hun terugkeerproces wordt gewerkt.
Welke maatregelen zijn getroffen om overlast te voorkomen en veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te waarborgen? Wordt er door het COA aanvullende beveiliging of toezicht ingezet, bijvoorbeeld in en rondom het azc in Velp?
De politie heeft twee mannen van 27 en 47 jaar aangehouden naar aanleiding van de meldingen/aangiften van diefstallen uit auto’s.
Daarnaast is het toezicht door boa´s, de flying squad (boa´s met specialisatie op azc-bewoners), straatcoaches en de politie geïntensiveerd. Zij zijn meer aanwezig in het straatbeeld.
Het COA voert gesprekken met bewoners van het azc, die erg zijn geschrokken van de negatieve berichten op social media, en heeft het toezicht op de in- en uitgaande bezoekersstroom aangescherpt.
Welke maatregelen bent u verder nog van plan te nemen om de veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het COA te waarborgen?
De lokale driehoek (burgemeester, politie en officier van justitie) is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, handhaving van de wet en het vervolgen van wetsovertreders. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de inzet hierop door de politie. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Tegelijkertijd werkt dit kabinet aan een structureel pakket aan asielmaatregelen. Startpunt voor de uitvoering is dat asielverzoeken van asielzoekers met kansarme aanvragen en overlastgevende asielzoekers die al in Nederland zijn, zo snel mogelijk worden afgewezen. Daartoe wordt gewerkt aan de doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak, waar asielzoekers met een kansarme aanvraag of asielzoekers die overlast veroorzaken worden behandeld door de IND in een versoberd regime. De verwachting is dat die aanpak bijdraagt aan de afname van overlast. Omdat een relatief groot deel van de asielzoekers met een kansarme aanvraag voorkomt in de overlastcijfers, zal met deze inzet de overlast naar verwachting afnemen.
Bestaat de groep overlastgevers vooral uit asielzoekers van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen? Zo ja, waarom zijn deze asielzoekers nog niet uitgezet en wat gaat u doen om deze mensen zo snel mogelijk uit te zetten?
De groep overlastgevers die betrokken waren bij de onrust op 22 september kwamen uit andere delen van Nederland. De groep overlastgevers is staande gehouden en weggestuurd door de politie. Ik kan niet verder ingaan op individuele persoonsinformatie.
Wat zijn de huidige regelingen omtrent de overplaatsing van overlastgevende asielzoekers naar een locatie waar zij onder strenger toezicht staan? Kan deze groep overgeplaatst worden naar een handhaving- en toezichtlocatie (HTL)? Zo nee, waarom niet?
Het COA kan verschillende maatregelen opleggen aan overlastgevers, waaronder het overplaatsen naar een andere locatie voor een time-out. Aan asielzoekers die (ernstige) overlast, bedreiging of geweld veroorzaken, kan de htl-maatregel worden opgelegd. De htl-maatregel is een individuele maatregel die per individu moet worden gemotiveerd.
Deelt u de mening dat overlastgevende kansarme asielzoekers per direct in een vrijheidsbeperkende omgeving geplaatst zouden moeten worden, zoals een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL)? Bent u bereid zo snel mogelijk een PBL te openen en daarbij een «one-strike-out» principe te hanteren dat zodra een kansarme asielzoeker overlast veroorzaakt deze per direct naar een PBL overgeplaatst kan worden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat een heropende PBL aan de juridische juiste waarborgen voldoet? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u dan wel doen om overlastgevers aan te pakken en het voor bewoners in Grave weer rustig te krijgen?
Met de doorontwikkeling van de procesbeschikbaarheidslocaties wordt beoogd de pilot te verbreden door te gaan werken met een procesbeschikbaarheidsaanpak. Die is in eerste instantie gericht op versterking van het zicht op de beschikbaarheid voor het asielproces van de vreemdeling door het instellen van een tweemaal daagse inhuisregistratie door het COA. Indien de vreemdeling niet beschikbaar blijkt bij de inhuisregistratie en/of wanneer sprake is van overlastgevend gedrag, zowel op de COA-locatie als daarbuiten, bijvoorbeeld bij (winkel)diefstal, zal worden beoordeeld of een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vreemdelingenwet aan de vreemdeling kan worden opgelegd.
Deze maatregel valt samen met een intensief dagprogramma, gericht op de afwikkeling van het asielproces, waar zelfstandige terugkeer met hulp van IOM wordt aangeboden. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel is een escalatiestap die wordt opgelegd indien het gedrag van de vreemdeling daartoe aanleiding geeft. Het is een middel dat beschikbaarheid voor de asielprocedure waarborgt, wat moet leiden tot het vlot en efficiënt afhandelen van de aanvragen van deze doelgroep.
Voor vreemdelingen die ernstige overlast veroorzaken (zowel op een reguliere opvanglocatie als op de PBL) blijft plaatsing op de handhaving en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen mogelijk.
Bij brief van 17 mei jl. is de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de aangescherpte procesbeschikbaarheidsaanpak in Ter Apel.3 De wens van zowel mij als de gemeente Westerwolde is dat de procesbeschikbaarheidsaanpak zo snel mogelijk kan worden hervat in Ter Apel. Hiervoor is onder andere randvoorwaardelijk dat de situatie in Ter Apel normaliseert, zodat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar komt om asielzoekers in de PBL te kunnen plaatsen.
Met de gemeente Cranendonck wordt bezien op welke manier ook daar gestart kan worden met de hernieuwde procesbeschikbaarheidsaanpak. Ik blijf mij onverminderd inzetten voor het realiseren van meer van dit soort locaties.
Hoeveel burgemeesters heeft u sinds uw aantreden persoonlijk gebeld om te vragen opvangplekken voor asielzoekers te realiseren?1
Nederland kan de grote instroom van asielzoekers niet aan. Beslissingen over asielaanvragen duren lang en de asielopvang zit vol. Daarnaast kunnen mensen die recht hebben op bescherming en een status hebben, niet uit de opvang vertrekken. Zo houden statushouders op dit moment circa 25% van alle asielopvangplekken bezet. Voor deze doelgroep zet het kabinet onder meer in op onzelfstandige huisvesting, bijvoorbeeld in doorstroomlocaties, om de asielopvang te ontlasten.
Het kabinet zet tevens in op structurele maatregelen om beleid en wetgeving aan te passen, en te komen tot het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit.
Extra capaciteit en extra uitstroom is nodig om iedereen een bed te kunnen blijven bieden en een grotere doorstroom vanuit Ter Apel op gang te krijgen. Het COA is, het eerste aanspreekpunt in gesprekken met gemeenten voor het creëren van meer opvangplekken. Daarbij ondersteunt mijn departement waar nodig. Zelf spreek ik op donderdag 26 september aanstaande tijdens de Landelijke Regietafel met vertegenwoordigers van onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Commissarissen van de Koning, het Interprovinciaal Overleg en het Veiligheidsberaad over onder meer de opvangsituatie. Op 30 september doe ik dat met de Commissarissen van de Koning vanuit hun rol als rijksorgaan. Indien noodzakelijk, neem ik ook zelf contact op met de betreffende gemeente.
Kunt u deze vraag beantwoorden voorafgaand aan het tweeminutendebat vreemdelingen- en asielbeleid (CD 12/9)?
Ja.
Het bericht ‘COA verwacht komende dagen voldoende opvangplekken te hebben in Ter Apel’ |
|
Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «COA verwacht komende dagen voldoende opvangplekken te hebben in Ter Apel»?1
Ja.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in Ter Apel momenteel elke avond weer op zoek moet naar tijdelijke bedden doordat het asielzoekerscentrum helemaal vol zit en de doorstroom bijna stilligt?
Op dit moment ligt de bezetting in Ter Apel onder de 2.000. De druk op de asielopvang is nog wel onverminderd hoog; alle locaties zitten vol en veel asielzoekers worden nog altijd opgevangen op noodplekken.
Wat is de oorzaak van de toegenomen opvangproblematiek in de afgelopen weken? In welke mate ligt de oorzaak in een verhoogde instroom en in welke mate ligt het aan een gebrek aan plekken en uitstroom in de keten zelf? Welke andere oorzaken zijn er?
De druk op de opvang komt voort uit de verschillende redenen. Factoren zoals de hoogte van de instroom, het aantal statushouders dat doorstroomt naar huisvesting in de gemeente en het aantal beschikbare opvangplekken spelen allemaal een rol.
Welke instroomprognose had uw ministerie het afgelopen half jaar voor de maanden augustus en september gemaakt en hoe verhoudt zich dit tot de werkelijke instroom?
De instroomprognose binnen de Meerjaren Productie Prognose (MPP) is opgesteld op jaarbasis en bevat geen verdeling op maandbasis. Binnen de migratieketen wordt er op basis van historische gegevens rekening gehouden met een hogere instroom in de tweede helft van het jaar ten opzichte van de eerste helft. Deze najaarspiek heeft zich tot op heden nog niet in dezelfde mate voorgedaan als in voorgaande jaren. In 2024 werden tot en met oktober circa 27.700 eerste asielaanvragen gedaan. Dit aantal bevindt zich aan de onderkant van het aantal eerste asielaanvragen dat in de MPP 2024-I werd geprognosticeerd.
Hoe is het mogelijk dat u en het COA ogenschijnlijk overvallen lijken door deze acute problematiek?
Ik ben voortdurend met het COA in gesprek over de asielopvang en de problematiek die hierbij speelt. Iedere dag wordt hard gewerkt om de aanhoudende problematiek het hoofd te bieden. De COA-opvang zit vol, de ruimte om bijvoorbeeld één of enkele dagen van verhoogde instroom te kunnen absorberen is beperkt. De beperkte snelheid waarmee statushouders uit de asiel opvang stromen is hierop ook van invloed. Dit maakt dat de ontwikkeling van externe factoren, die zich niet altijd laten voorspellen, vrijwel direct kan leiden tot een acuut probleem.
Wat is de afgelopen maanden gedaan om voldoende opvangplekken te waarborgen voor de maand september wanneer meestal van tevoren al een piek in vraag is te voorzien?
Het COA zet continu in op het openhouden van sluitende locaties en het realiseren van nieuwe locaties. Het COA is daarbij afhankelijk van de welwillendheid en inzet van gemeenten. Een grote groep gemeenten neemt zijn verantwoordelijkheid.
Met welke bezettingsgraad voor COA-locaties werkt u momenteel en welke ruimte zit er nog in het ophogen daarvan en in eventuele versobering om meer plekken te creëren?
De COA-opvang zit vol, er is geen ruimte om de bezetting te verhogen. Dit zorgt ervoor dat de ruimte binnen het COA om personen te plaatsen zeer beperkt is en in grote mate afhankelijk is van nieuw te openen locaties en de uitstroom van statushouders uit de opvang.
Klopt het dat de opvang momenteel niet georganiseerd kan worden zonder noodoplossingen door het Rode Kruis? Hoe borgt u dat de voorzieningen die worden geboden weliswaar sober, maar humaan zijn?
Bij het snel kunnen realiseren van opvang voor de nacht, bijvoorbeeld in een sporthal, werkt het COA vaak samen met het Rode Kruis. Dit soort noodplekken zijn vaak erg sober en bedoeld voor kort verblijf. Om te zorgen voor humane opvang zijn meer (nood)locaties nodig voor langere tijd, en daar wordt naarstig naar gezocht. Reguliere locaties hebben daarbij de voorkeur. Echter, zoals al eerder genoemd, is daarvoor nodig dat een gemeente instemt met het realiseren van een asielopvanglocatie.
Hoe is het contact tussen u, het COA en de burgemeester van Ter Apel de afgelopen weken verlopen? Op welke momenten heeft u persoonlijk contact gehad?
Het COA en het departement hebben op zeer regelmatige basis contact met de gemeente Westerwolde. Ook ik heb kennis mogen maken met de burgemeester van Westerwolde tijdens mijn bezoek aan de gemeente Westerwolde en het aanmeldcentrum Ter Apel. Een vervolggesprek heeft plaatsgevonden op het Ministerie van Asiel en Migratie in Den Haag.
Klopt het dat uw ministerie al van diverse gemeenten aanbiedingen heeft gekregen voor extra opvangplekken voor zowel asielzoekers als statushouders zodat ook de doorstroom uit de COA-locatie op gang kan komen? Kunt u een overzicht verstrekken van gemeenten die bereid zijn hulp aan te bieden en aangeven hoe u daarop ingaat?
Het COA is in samenwerking met het departement voortdurend in gesprek met gemeenten over het realiseren van nieuwe locaties op korte en lange termijn. Om de lopende gesprekken met gemeenten niet te doorkruisen, neem ik geen overzicht op waarin is vermeld met welke gemeenten gesprekken lopen.
Hoe verhouden de opvangplekken voor asielzoekers zich tot de opvang van Oekraïners?
Er is capaciteit voor circa 66.700 asielzoekers op basis van een 96% bezettingsgraad. Eind oktober 2024 verbleven er circa 70.200 personen in de asielopvang en daarmee is de COA opvang overvol.
Voor Oekraïense ontheemden waren begin november 2024 ca. 92.800 noodopvangplekken beschikbaar, waarvan 99,6% bezet. De feitelijke bezetting is ca. 92.500. De overige plekken kunnen wegens snijverlies als bezet worden beschouwd. In dezelfde periode stonden ca 122.600 Oekraïners ingeschreven in de BRP.
Heeft u al overleg gehad binnen het kabinet over het versnellen van de uitplaatsing van statushouders naar tijdelijke huisvesting zoals flexwoningen en het opvoeren van tijdelijke huisvesting voor statushouders? Bent u bereid dat snel te doen?
Er verblijven 18.000 statushouders in de asielopvang. Ik ben met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in gesprek over de uitstroom van statushouders. Om doorstroom te bevorderen worden sobere voorzieningen ingericht voor statushouders. Het realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, sterk bevorderd.
Hoe verwacht u dat de opvangproblematiek de komende weken verloopt? Hoe ziet de prognose van de vraag en van het aantal beschikbare opvangplekken eruit voor de komende maanden tot 2025? Welke acties onderneemt u om te voorkomen dat mensen in het gras moeten slapen?
De druk op de asielopvang is afhankelijk van het aantal opvangplekken. In afgelopen weken heeft de opening van nieuwe opvanglocaties doorplaatsing vanuit Ter Apel mogelijk gemaakt. Het COA spant zich tevens maximaal in om geplande sluitingen van locaties af te wenden en zo het opvangplekkentekort terug te dringen. Ook zet het COA de zoektocht naar nieuwe (nood)plekken onverminderd door. Tevens wordt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 12, eraan gewerkt de uitstroom van statushouders uit de asielopvang te bevorderen.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen 4 weken te beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt de vragen binnen 4 weken te beantwoorden.
Het bericht ‘Gemeenten met azc’s moeten van minister Faber nog vóór 1 september extra plekken vrijmaken’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de opdracht heeft gekregen om vóór 1 september in alle asielopvanglocaties in Nederland (met uitzondering van opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen) één of twee extra asielzoekers te plaatsen en dit aan gemeenten te laten weten?1
Er zijn afspraken gemaakt met de gemeente Westerwolde over het opvangen van maximaal 2.000 personen in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Op 4 september jl. heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de bezetting op de opvanglocatie bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en de maatregelen die zijn genomen om de bezetting te doen dalen voor 1 september jl. Zoals vermeld in de brief bleek op 28 augustus de bezetting nog onvoldoende gedaald om onder de bezetting van 2.000 te komen. Derhalve is het COA op 29 augustus jl. gevraagd 1 à 2 asielzoekers uit te plaatsen naar elke opvanglocatie in het land.
Tevens heb ik in mijn brief aangegeven dat het COA op grond van art. 3 en 3a van de Wet COA is belast met het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening. Het COA bepaalt in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst, binnen de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt. Waar een bestuursovereenkomst ruimte laat, mag COA asielzoekers in de opvang plaatsen. Derhalve heeft voorafgaand aan deze maatregel geen overleg plaatsgevonden met gemeenten of de VNG. Daarbij is het COA gevraagd gemeenten te informeren. Zoals beschreven in dezelfde brief konden gemeenten die geen medewerking wilden verlenen dit melden bij het COA. In zulke gevallen is gezocht naar een passende oplossing.
Klopt het dat u hierover geen overleg heeft gehad met gemeenten, zoals onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeeft?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat u gemeenten met deze handelwijze overvalt met asieldwang? Zo nee, waarom niet?
De genomen maatregel was een noodmaatregel waarbij geen sprake was van dwang. Het ging met deze maatregel om de maximale benutting van plekken in bestaande locaties. Gemeenten die geen medewerking wilden verlenen aan de maatregel hebben dat kunnen melden bij het COA om te komen tot een passende oplossing.
Deelt u de mening dat u hiermee een principiële grens overschrijdt, ongeacht het aantal asielzoekers dat u gemeenten dwingt te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Realiseert u zich dat deze opdracht kan leiden tot het schenden van bestuursafspraken over asielopvang met gemeenten en bijvoorbeeld afspraken tussen gemeenten en omwonenden van opvanglocaties over maximumaantallen? Wat is uw reactie hierop?
In mijn reactie op vragen 1 en 2 heb ik aangegeven zeer te hechten aan het nakomen van gemaakte afspraken. Het schenden van bestuursafspraken is geenszins mijn intentie.
Waarom kunnen deze asielzoekers, gelet op het overzichtelijke aantal, niet gewoon op basis van vrijwilligheid worden opgevangen in linkse gemeenten die openstaan voor meer opvang? Heeft u hierover met dergelijke gemeenten contact gehad voorafgaand aan uw besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst?
Het COA is continue met gemeenten in gesprek over nieuwe opvanglocaties. Dit heeft echter niet op tijd in voldoende plekken geresulteerd. Vandaar dat een aanvullende «last-resort» maatregel is getroffen.
Is dit een eenmalige actie of sluit u niet uit dat u dit in vergelijkbare situaties vaker gaat doen?
Ik blijf met het COA in gesprek om ervoor te zorgen dat de bezetting in Ter Apel wederom onder de 2.000 komt en de beschikbare plekken maximaal benut worden. Dit betekent ook dat bestaande locaties zoveel mogelijk gevuld moeten zijn en asielzoekers zoveel veel mogelijk doorgeplaatst moeten worden.
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten met azc’s moeten van Minister Faber nog vóór 1 september extra plekken vrijmaken»?1
Ja.
Is er voorafgaand aan deze maatregel overleg gevoerd met gemeenten? Zo ja, wat kwam daaruit? Zo nee, waarom niet?
Op 4 september jl. heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de bezetting op de opvanglocatie bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en de maatregelen die zijn genomen om de bezetting te doen dalen. Een maatregel was het extra uitplaatsen van 1 à 2 asielzoekers naar opvanglocaties. In mijn brief heb ik aangegeven dat het COA op grond van art. 3 en 3a van de Wet COA is belast met het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening. Het COA bepaalt in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst, binnen de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt. Waar een bestuursovereenkomst ruimte laat, mag COA asielzoekers in de opvang plaatsen. Derhalve heeft voorafgaand aan deze maatregel geen overleg plaatsgevonden met gemeenten. Daarbij is het COA gevraagd gemeenten te informeren. Zoals beschreven in dezelfde brief konden gemeenten die geen medewerking wilden verlenen dit melden bij het COA. In zulke gevallen is gezocht naar een passende oplossing.
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de bestuursakkoorden die gemeenten met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) hebben gesloten over precieze aantallen asielzoekers? Wat gebeurt er als gemeenten aangeven op basis hiervan geen extra asielzoekers op te kunnen vangen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wettelijke regelingen is dit verzoek gebaseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Is het de verwachting dat met deze maatregel in Ter Apel onder de 2.000 mensen opvang gaat komen? En wat is de verdere prognose ten aanzien van asielzoekers?
Met deze maatregel was de bezetting op de opvanglocatie in Ter Apel voldoende gedaald om per 1 september jl. onder de 2.000 personen te komen. Inmiddels is gebleken dat ondanks deze inzet de bezetting van Ter Apel toch weer is gestegen. Dit komt onder meer door de hogere instroom van de afgelopen twee weken en een lage uitstroom. Met een stijgende bezetting en een bezettingsgraad bij het COA van 100% op alle locaties is de ruimte om asielzoekers door te plaatsen klein. Openingen van nieuwe locaties en/of een hogere uitstroom van statushouders zijn nodig om Ter Apel te ontlasten en te blijven ontlasten.
Welke andere maatregelen zijn genomen voordat u overging tot deze «last resort» maatregel?
Er is veel contact geweest tussen het COA en verschillende gemeenten. Het COA heeft met toestemming van gemeenten tijdelijk diverse extra opvangplekken ingezet. Daar kon een groot aantal mensen uit Ter Apel naar worden doorgeplaatst. Dit bleek niet genoeg om de bezetting onder de 2.000 te krijgen en daarom is het COA overgegaan tot het uitplaatsen van 1 a 2 asielzoekers naar de opvanglocaties in het land.
Bent u van plan deze maatregel vaker in te zetten wanneer de opvang volstroomt in Ter Apel of elders?
Ik blijf met het COA in gesprek om ervoor te zorgen dat de bezetting in Ter Apel wederom onder de 2.000 komt en de beschikbare plekken op opvanglocaties maximaal benut worden. Dit betekent ook dat bestaande locaties zoveel mogelijk gevuld moeten zijn, asielzoekers zoveel veel mogelijk doorgeplaatst moeten worden en statushouders zo snel mogelijk moeten worden uitgeplaatst.
Bent u bekend met het bericht «Boodschap aan Oekraïense vluchtelingen: zoek zelf verblijfplaats, eventueel in ander land»?1
Ja, dit bericht ken ik.
Hoeveel Oekraïners hebben de brief ontvangen waarin ze geadviseerd worden om zelf een verblijfplaats te zoeken? Hoeveel daarvan hebben een slaapplek weten te bemachtigen?
Mij is niet bekend hoeveel ontheemden de brief van de Veiligheidsregio Utrecht hebben ontvangen, noch hoeveel ontheemden hiervan alsnog een slaapplek hebben bemachtigd. Wekelijkse navraag bij de regio’s leert dat het sluiten van de Jaarbeurs niet tot noemenswaardig extra aanmeldingen elders in het land heeft geleid, dit terwijl er nog steeds sprake is van een constante instroom gelet op de BRP-inschrijvingen. Opvang door maatschappelijke organisaties is ook zeer beperkt.
Hoe groot is het tekort aan opvangplekken voor Oekraïners om tot een soepele doorstroming te komen van locaties zoals die bij de Jaarbeurs?
Op dit moment is er sprake van een bijna 100% bezetting in de opvang voor ontheemden uit Oekraïne, dit betekent dat er weinig (nieuwe) opvangplekken beschikbaar zijn. Om ontheemden vanuit een hub, zoals de Jaarbeurs in Utrecht, door te plaatsen naar een gemeentelijke opvanglocatie dient er zicht te zijn op voldoende beschikbare opvangplekken.
Waarom was het in de praktijk niet haalbaar om vanuit de Jaarbeurs binnen 24 uur nieuw onderdak te vinden?
De bezetting in de opvang voor ontheemden uit Oekraïne is al een tijd zeer hoog. Er worden weinig nieuwe opvangplekken gerealiseerd door gemeenten. Het doorplaatsen van ontheemden vanuit een hub naar een gemeentelijke opvanglocatie in andere gemeenten lukte daarom niet meer. Ik wil hierbij mijn waardering uitspreken voor de Veiligheidsregio Utrecht, omdat de Jaarbeurs al twee-en-een-half jaar dient als centrale, eerste opvanglocatie in Nederland functioneert.
Hoe verhoudt de oproep aan Oekraïense vluchtelingen om zelf naar een ander land te vertrekken zich tot de internationale verplichtingen van Nederland op het gebied van vluchtelingenbescherming? Wordt deze oproep ook aan andere vluchtelingen verkondigd?
Ontheemden die aan de voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming (RTB) voldoen, hebben recht op bescherming en opvang in Nederland. Op basis van de RTB kunnen ontheemden uit Oekraïne in iedere EU-lidstaat bescherming krijgen. De flyer die kortstondig circuleerde na sluiting van de Jaarbeurs beoogde deze optie te schetsen. De formulering was te kort door de bocht en de Veiligheidsregio Utrecht heeft de communicatie daarop direct verduidelijkt.
Welke ondersteuning krijgen gemeenten en veiligheidsregio’s bij het opzetten en onderhouden van voldoende opvangcapaciteit voor Oekraïense vluchtelingen?
Vanuit het Rijk worden gemeenten zoveel als mogelijk ondersteund bij het realiseren van nieuwe opvangplekken. De Nationale Opvang Organisatie (NOO) voor ontheemden uit Oekraïne zal alle gemeenten en samenwerkingsverbanden blijven bijstaan met financiële middelen, bemiddeling en advies. Tevens zijn er diverse maatschappelijke organisaties die gemeentes ondersteunen met locatiemanagement, advies en informatievoorziening.