Het bericht dat de toename van coronabesmettingen in Goes veroorzaakt is door een uitbraak in de noodopvang |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat een toename van coronabesmettingen in Goes veroorzaakt is door een uitbraak in de noodopvang?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de gezondheidssituatie voor asielzoekers in Ter Apel en de verschillende locaties voor noodopvang?
De actuele situatie in Ter Apel en in de noodopvang is niet ideaal en vergroot het risico op gezondheidsklachten in zijn algemeenheid, en verspreiding van het coronavirus specifiek, omdat er relatief veel mensen in ruimtes bij elkaar zijn. De toegang tot zorg is ook voor deze bewoners geregeld.
Op alle COA-locaties gelden verschillende voorzorgsmaatregelen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Zo informeren COA-medewerkers de bewoners over het coronavirus, de maatregelen die het COA treft en wat bewoners zelf kunnen doen om besmetting te voorkomen. Via MyCOA, de website speciaal voor asielzoekers, worden bewoners in alle talen geïnformeerd over het coronavirus. Bij vermoedens van besmetting wordt bewoners gevraagd zich te laten testen en worden zij, samen met hun huisgenoten, in quarantaine geplaatst tot de testuitslag bekend is. Verder is vanaf zaterdag 6 november het dragen van een mondkapje weer verplicht in de publieke ruimtes binnen, zoals bij de receptie, in wachtkamers en op gangen. Dit geldt voor bewoners, medewerkers en bezoekers.
Wanneer nieuwe asielzoekers zich in Nederland melden zal Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) hen bevragen op eventuele coronaklachten en zullen zij worden gecheckt op zichtbare coronaklachten. Asielzoekers bij wie sprake is van klachten die kunnen wijzen op een corona-besmetting worden getest en in afwachting van de uitkomst van de test niet in de noodopvang geplaatst. Sinds 16 februari neemt de GGD bij alle nieuwe binnenkomers ook een sneltest af. Asielzoekers die bij binnenkomst in Nederland positief zijn (en hun huisgenoten), worden niet geplaatst in de noodopvang.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers in procedure sinds afgelopen voorjaar gevaccineerd zijn?
Sinds de start van het vaccineren tegen COVID-19 hebben 18.648 unieke asielzoekers 1 of 2 vaccinaties gekregen (peildatum 29 november). Dit getal zal in de praktijk nog iets hoger liggen omdat niet alle vaccinaties in het huisartsendossier zijn geregistreerd. Vaccinaties die bijvoorbeeld in het buitenland zijn gegeven staan hier niet in.
Onderschrijft u de stelling dat het zoveel mogelijk vaccineren van asielzoekers niet alleen voor hun eigen gezondheid het beste is, maar ook het risico beperkt dat zij bijdragen aan overbelasting op de gezondheidszorg?
Ik ben zeker van mening dat het wenselijk is om asielzoekers zoveel mogelijk te vaccineren. Dit is belangrijk voor hun eigen gezondheid, maar ook om clusters in bijvoorbeeld asielzoekerscentra te voorkomen. Dat vaccineren belangrijk is geldt overigens voor iedere inwoner van Nederland. Vaccineren en het respecteren van de basisregels dragen eraan bij dat de zorg niet nog meer wordt belast. Bij aankomst op de eerste opvanglocaties wordt asielzoekers daarom een COVID-19-vaccin aangeboden. Hiervoor is een samenwerking opgericht tussen COA, GGD-regio en de GZA, die gezamenlijk zorgdragen voor het informeren, vaccineren en registreren van de vaccinaties van asielzoekers. Daarnaast worden op alle asielzoekerscentra vaccinatiemogelijkheden aangeboden. Dit kan zijn op de locatie zelf, of op een GGD-vaccinatielocatie waar bewoners van het COA naartoe worden gebracht. Iedereen wordt op deze manier zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren.
Deelt u de mening dat het wenselijk is asielzoekers die in Nederland verblijven zoveel mogelijk gevaccineerd te hebben tegen het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat alle asielzoekers die zich melden in Ter Apel ter plaatse hun eerste (of tweede) prik kunnen ontvangen, en in ieder geval deze kans hebben gehad voordat zij naar een andere locatie over worden gebracht? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is al de standaardwerkwijze. De GGD is dagelijks aanwezig in Ter Apel om bewoners een vaccinatie aan te bieden.
Alle asielzoekers die in Ter Apel binnenkomen, wordt een COVID-19-vaccinatie aangeboden. De GGD-regio zorgt in Ter Apel voor het vaccineren van de asielzoekers. Dit gebeurt in goede samenwerking met het COA en de GZA. Het COA informeert de asielzoekers en zorgt voor uitnodigingen en gezondheidsverklaringen. Deze worden in diverse talen aangeboden. De GZA zorgt voor de registratie in het HIS-systeem.
Kunt u aangeven in welke mate het verspreidingsrisico vergroot wordt door de vele verplaatsingen van asielzoekers tussen (nood)opvanglocaties?
Bij verplaatsingen worden de geldende maatregelen zoals het dragen van een masker over mond en neus in acht genomen. Net als bij elke reis die wordt afgelegd en bij vervoer van personen bestaat het risico op verspreiding. Voor het vervoer per touringcar bestaat daarom een speciaal coronaprotocol. Mensen met klachten die wijzen op corona worden niet vervoerd.
Wat er wordt gedaan bij corona-uitbraken en het voorkomen daarvan? Zijn er voldoende quarantainevoorzieningen, en zo nee, hoe gaan die alsnog gerealiseerd worden?
Op COA-locaties wordt gewerkt met het protocol «Het voorkomen van en handelen bij Coronavirus besmetting bij bewoners op een COA-locatie». Dit Coronaprotocol is op basis van RIVM/LCI richtlijnen en adviezen van de rijksoverheid op maat gemaakt voor de COA-opvang. Het protocol is in samenwerking met GGD GHOR Nederland, GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tot stand gekomen. Wanneer nodig vindt een update plaats.
In het geval van coronabesmettingen zal, samen met de GGD, worden gekeken naar de beste manier waarop de betrokken bewoners in isolatie dan wel quarantaine kunnen gaan. Dit kan op de locatie zelf, of op een (externe) uitwijklocatie. Vooralsnog zijn er voldoende quarantainevoorzieningen.
Kan de voorlichting over het coronavirus en de coronamaatregelen nog steeds voldoende doorgaan in noodopvanglocaties?
Ja, ook op COA noodopvang locaties worden medewerkers en bewoners goed geïnformeerd over het coronavirus en coronamaatregelen. Dit gebeurt op verschillende manieren onder andere met informatiemateriaal in verschillende talen.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat ook in noodvoorzieningen (die soms haastig zijn opgezet) voldoende afstand gehouden kan worden?
Asielzoekers en medewerkers moeten zich ook in de noodvoorzieningen houden aan de geldende RIVM-richtlijnen. Er wordt goed gekeken naar het maximale aantal mensen dat kan worden opgevangen. Dat hangt af van het aantal vierkante meters maar ook van de faciliteiten en mogelijkheden ter plekke die per locatie moeten worden bekeken. Medewerkers informeren asielzoekers over de basisregels, waaronder het afstand houden en het gebruik van mond- en neusmaskers.
In hoeverre hebben de meest recente coronamaatregelen invloed op de organisatie in de (nood)opvanglocaties en op het aantal beschikbare plekken? Op welke manier wordt hierop geanticipeerd?
Bij het gebruik van (nood)opvanglocaties wordt er rekening gehouden met RIVM-richtlijnen. Er wordt goed gekeken naar het maximale aantal mensen dat kan worden opgevangen op een locatie. Dat hangt af van de vierkante meters maar ook van de faciliteiten en mogelijkheden ter plekke en wordt per locatie bekeken. De meest recente maatregelen hebben vooralsnog geen invloed op het aantal beschikbare plekken. Zoals u weet probeert het COA al enige tijd extra opvangplekken te verwerven en uitstroom van statushouders te bevorderen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voor het eerstvolgende plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Dat is vanwege drukte helaas niet gelukt.
Een nieuw azc |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Is het waar dat de evenementenhal Expo Assen gebruikt gaat worden als asielopvanglocatie? Zo ja, welk bedrag is hiermee gemoeid?
Ja, Expo Assen is per 25 november j.l. tijdelijk in gebruik genomen als noodopvanglocatie en zal vooralsnog tot eind maart 2022 onderdak bieden aan ongeveer 300 personen teneinde met name het aanmeldcentrum Ter Apel te ontlasten. Expo Assen is een private organisatie en ik beschik derhalve niet over de door u gevraagde bedrijfsinformatie.
Hoeveel schade wordt geleden door organiserende bedrijven en toeleveranciers doordat alle evenementen zijn gecanceld omdat de Expo Assen gebruikt gaat worden voor de opvang van asielzoekers?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de eigenaar van de Expo Assen ook de eigenaar is van de Zeelandhallen die op dit moment ook gebruikt wordt voor de opvang van asielzoekers? Erkent u dat het financieel aantrekkelijk is panden ter beschikking van asielzoekers te stellen omdat u, als het moet, belastinggeld over de balk smijt om asielopvang te regelen?
Ja, het klopt dat de eigenaar van Expo Assen ook de eigenaar is van de Zeelandhallen. Alhoewel de voorkeur van het kabinet is om vluchtelingen bescherming in de regio te bieden, respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor vervolging en geweld hebben recht op bescherming in Nederland. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen gaan deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Gemeenten hebben daarom de taak om vergunninghouders passende woonruimte te bieden.
De opvangcapaciteit van het COA staat momenteel om verschillende redenen onder druk. Het COA is daarom overgegaan tot het organiseren van zogeheten noodopvang omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. Het gaat daarbij om opvang in bijvoorbeeld evenementenhallen, zoals nu op verschillende locaties in Nederland is georganiseerd. Expo Assen en de Zeelandhallen worden in dit kader ook ingezet als noodopvanglocatie. De noodopvanglocaties zijn bedoeld om tijdelijke opvang te bieden en voorzien in de basisbehoeften van de bewoners. Het heeft echter de voorkeur om gebruik te maken van opvanglocaties met een regulier kwaliteitsniveau. Het kabinet blijft om die reden een beroep doen op gemeenten en provincies om nieuwe opvangplekken te realiseren en met spoed vergunninghouders te huisvesten. Ik ben alle betrokken partijen zeer erkentelijk die helpen of hebben geholpen om iedereen met recht op opvang van een bed te kunnen voorzien.
Waarom kiest u keer op keer ervoor asielzoekers van alle gemakken te voorzien terwijl dit ten koste gaat van Nederlanders en Nederlandse bedrijven?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer gaat u nu eindelijk eens een einde maken aan deze asielwaanzin en de Nederlandse grenzen sluiten voor asielzoekers?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Weigermigranten buiten corona uit: ’Dit blijft een grote frustratie’' en 'GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer' |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Peter Valstar (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten «Weigermigranten buiten corona uit: «Dit blijft een grote frustratie»»1 en «GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer»2?
Ja.
Worden alle asielzoekers bij binnenkomst in Ter Apel getest? Zo nee, wat gebeurt er met diegenen die niet getest worden en hoe vaak komt dit voor?
Ja, iedere asielzoeker die zich aanmeldt wordt bij binnenkomst in Ter Apel getest. Personen die positief testen, worden in isolatie geplaatst. Het komt zelden voor dat een asielzoeker aangeeft niet te willen worden getest. Het niet ondergaan van een sneltest heeft geen gevolgen, omdat men daartoe niet gedwongen kan worden.
Overigens wil ik er in dit verband graag op wijzen dat het COA en andere ketenpartners meerdere voorzorgsmaatregelen (blijven) nemen om de risico’s op verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Naast bovengenoemde test worden alle asielzoekers die zich in Nederland melden door Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) bevraagd op eventuele klachten en wordt door het COA op de locaties voorlichting gegeven. Bij vermoedens van besmetting worden bewoners gevraagd zich te laten testen en worden zij, samen met hun huisgenoten, in quarantaine geplaatst tot de testuitslag bekend is. Vanaf 6 november jl. is het dragen van een mondkapje weer verplicht in de publieke ruimtes binnen, zoals de receptie, wachtkamers en gangen. Dit geldt voor bewoners, medewerkers en bezoekers. COA volgt hierin de landelijke richtlijnen.
Hoeveel procent van de in asielzoekerscentra (AZC’s) verblijvende asielzoekers zijn momenteel gevaccineerd?
Op dit moment heeft circa de helft van de bewoners op asielzoekerscentra een of meer vaccinaties gehad. Dit is echter een momentopname, aangezien door de voortdurende asielinstroom en uitstroom de vaccinatiegraad wisselt.
Daarbij wordt opgemerkt dat de vaccinatiegraad gebaseerd is op hetgeen in het medisch dossier is geregistreerd. Bewoners waarvan de vaccinaties niet bekend zijn, bijvoorbeeld omdat zij voor aankomst in Nederland gevaccineerd zijn, staan niet in het medisch dossier. Deze bewoners tellen daardoor niet mee in de vaccinatiegraad.
Op welke wijze wordt er nu geregistreerd of ongedocumenteerden gevaccineerd zijn?
Het is de eigen keuze van mensen om zich te laten registreren. Er is geen aparte registratie voor de doelgroep ongedocumenteerden. Zij staan niet apart geregistreerd bij het RIVM of de GGD.
Hoe vaak zijn er in de afgelopen 1,5 jaar brandhaarden van coronabesmetting geweest in AZC’s? Om hoeveel besmettingen ging het?
De besmettingen op de COA-locaties volgen de nationale trend en geven geen aanleiding om aan te nemen dat er op de COA-locaties meer besmettingen plaatsvinden. Op locaties komt het voor dat er meerdere bewoners besmet zijn met corona. De besmette bewoners zijn (door onderzoek van de GGD) terug te herleiden naar één ander besmet persoon. Zo’n groep besmette personen met dezelfde «oorsprong» wordt een cluster genoemd. Sinds de pandemie zijn er op meerdere locaties besmettingen en grotere clusters van besmettingen geweest. De GGD heeft tussen 1 januari 2021 en 1 december 2021 in totaal 2.476 besmettingen geregistreerd.
Klopt het dat GGD’s binnenkort aan ongedocumenteerden een coronatoegangbewijs mogen verstrekken wanneer zij volledig gevaccineerd zijn of hersteld zijn van een besmetting? Zo ja, waarom en wat zijn de mogelijke implicaties?
Ja, dat klopt. Iedereen die in Nederland is gevaccineerd, zou via de vaccinatiezetter een Coronatoegangsbewijs (CTB) en Digitaal Covid Certificaat (DCC) moeten kunnen ontvangen. Indien een ongedocumenteerde bij een GGD is gevaccineerd, is de GGD verantwoordelijk voor het aanleveren van de vaccinatiedata om een bewijs uit te kunnen geven. Doorgaans hebben ongedocumenteerden geen BSN, waardoor de vaccinatiezetter een papieren bewijs uit zal moeten draaien, welke in te laden is in de CoronaCheck app. Hierdoor kunnen ook ongedocumenteerden, mits ze aan de andere voorwaarden voor toegang voldoen, ook toegang krijgen tot evenementen en voorzieningen waar de CoronaCheck wordt gevraagd.
Zijn er voorzieningen in het asielzoekerscentrum waarbij een coronatoegangsbewijs wordt gebruikt en gecontroleerd? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om dit wel in te zetten om besmetting tegen te gaan?
Nee, er zijn geen voorzieningen op de AZC’s die alleen met een coronatoegangsbewijs toegankelijk zijn. Deze voorzieningen zijn bedoeld als algemene leefruimten voor de bewoners binnen de opvang en vrij toegankelijk.
Alleen voor de binnensportvoorziening op locatie zou een coronatoegangsbewijs gevraagd moeten worden. Op dit moment is deze voorziening voor volwassenen op alle locaties van COA echter gesloten.
Hoeveel asielzoekers konden niet worden uitgezet omdat zij een coronatest weigerden?
Uit gegevens van de DT&V blijkt dat dit jaar (tot 1 december) 1.200 vluchten geannuleerd moesten worden in verband met het weigeren van een COVID-test. Ook zijn als gevolg van testweigering circa 440 Uiterste Overdracht Data (UOD’s) in Dublinzaken verlopen, waardoor overdracht aan een andere Europese lidstaat niet meer mogelijk is. Daarnaast moesten vanaf medio maart circa 310 bewaringen worden opgeheven omdat (mede) niet werd meegewerkt aan de afname van een COVID-test.
Naar welke landen zouden deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers hoofdzakelijk worden uitgezet? Onder welke voorwaarden met betrekking tot Corona accepteren deze landen al dan niet terugkeer van hun onderdanen?
Vrijwel alle bestemmingslanden werken met inreisvereisten om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Het meest voorkomende vereiste is een recente negatieve coronatest, maar sommige landen accepteren eveneens een vaccinatie- of herstelbewijs. Van de bij de DT&V geregistreerde 1.200 vluchten die als gevolg van testweigering geannuleerd moesten worden, is bekend naar welke bestemming vertrek voorzien was. Hoofdzakelijk zag dit op Dublinoverdrachten binnen de Europese Unie.
Is het mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers voor terugkeer in quarantaine te plaatsen om een gezondheidsverklaring te kunnen afgeven en hen zo toch te laten terugkeren? Zo ja, hoe vaak is dit toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u anders om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerde asielzoekers een coronatest niet kunnen misbruiken?
Op dit moment is quarantaine geen effectief alternatief om de terugkeer te realiseren. Het gaat er immers om of de bestemmingslanden de inreis na een periode van quarantaine accepteren als niet (ook) een coronatest wordt overlegd. Voor verreweg de meeste landen geldt dat dit momenteel niet als structureel alternatief wordt geaccepteerd. Voor deze kwestie is tijdens de begrotingsbehandeling door uw Kamer nadrukkelijk aandacht gevraagd. Uw Kamer heeft hiertoe de motie van het lid Valstar aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht snel te verkennen of en zo ja op welke wijze uitgeprocedeerde vreemdelingen alsnog effectief uitgezet kunnen worden en hierbij ook wettelijke mogelijkheden/ grondslag onvrijwillige coronatest af te nemen te onderzoeken. Ik verwacht dat uw Kamer in januari/februari 2022 over de uitkomsten van de verkenning zal worden geïnformeerd.
Gebruik makend van de ruimte die de «Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19» biedt is het wel (al) gelukt om met België bilaterale maatwerkafspraken te maken over de wederzijdse overdrachten van Dublinzaken, die op 20 december 2021 zijn ingegaan. Deze afspraken komen erop neer dat indien de vreemdeling weigert zich te laten testen of weigert zijn herstel- of vaccinatiebewijs te tonen, Nederland de door België over te brengen vreemdeling overneemt indien deze direct daaraan voorafgaand in België gedurende minimaal 10 dagen in quarantaine heeft gezeten, tenzij België is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Wederkerig neemt België de door Nederland over te brengen vreemdeling over indien deze direct daaraan voorafgaand in Nederland gedurende 8 dagen in de zogenoemde inkomstenprocedure in vreemdelingenbewaring heeft gezeten, tenzij Nederland is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Verkend wordt of ook andere landen bereid zijn dergelijke afspraken als alternatief te accepteren. In het geval dat het bestemmingsland genoegen zou nemen met deze vorm en de terugkeer vanuit vreemdelingenbewaring gerealiseerd kan worden, zou terugkeer eventueel geëffectueerd kunnen worden. Zoals gezegd is dit voor de meeste landen tot op heden echter geen alternatief gebleken. Daar komt bij dat Nederland zelf geen formele quarantaineperiode voorafgaande aan de overdracht kan aanbieden. In Nederland kan aan de vreemdeling een quarantaine niet verplicht worden opgelegd direct voorafgaand aan de Dublinoverdracht.
In hoeverre is het mogelijk om een uitgeprocedeerde asielzoeker te verplichten om een coronatest af te nemen en de uitzetting niet meer te kunnen frustreren door een weigering, want we vragen van Nederlanders in een aantal gevallen ook gewoon een vaccinatie of test in relatie tot het coronatoegangsbewijs?
Op basis van de huidige wetgeving is het op dit moment niet mogelijk om verplicht een coronatest af te nemen. Zoals ook geantwoord op vraag 10 wordt ter uitvoering van motie-Valstar ook de mogelijkheid van een wettelijke grondslag om een onvrijwillige PCR-test af te nemen onderzocht.
Aan het niet meewerken aan een voor uitreis noodzakelijke coronatest kunnen overigens wel consequenties worden verbonden. Een vreemdeling kan namelijk in vreemdelingenbewaring worden gesteld, of langer in detentie worden gehouden, als hij niet de medewerking aan zijn terugkeer verleent die redelijkerwijs van hem mag worden verwacht waaronder ook een coronatest. De wettelijke maximumtermijn van de bewaring is 18 maanden, al zal uiteraard wel steeds een belangenafweging worden aangelegd over de voortduring van de maatregel. Dit is echter geen definitieve oplossing, omdat de vreemdeling kan blijven weigeren. Voor bewaringen met het oog op een Dublinoverdracht is deze mogelijkheid hoe dan ook niet effectief omdat de bewaringtermijn voor zover hier relevant, is beperkt tot maximaal zes weken. Weigeren van een coronatest leidt dan dus veel sneller tot opheffing van de maatregel van bewaring, en dwingt na langere tijd ook tot het in behandeling nemen door Nederland van de asielaanvraag.
Het onderzoek “Transcript from the Margins” |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Lisa van Ginneken (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek Transcript from the Margins (Willemijn van Kempen, Alejandra Ortiz, Transgender Netwerk Nederland)?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse asielprocedure wel (zo goed mogelijk) rekening houdt met de positie van lesbische, homoseksuele of biseksuele asielzoekers in hun land van herkomst, maar niet specifiek met die van transgender asielzoekers?
Elke asielaanvraag wordt op individuele gronden beoordeeld en daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke positie en het individuele relaas van de asielzoeker. Zowel in de asielprocedure als in het beleid wordt expliciet aandacht gevraagd voor de situatie van LHBTI-asielzoekers. Daarnaast is er ook oog voor de unieke situatie van transpersonen in de asielprocedure. In het landgebonden asielbeleid kan bijvoorbeeld naar aanleiding van de berichtgeving in een ambtsbericht specifiek beleid worden gevoerd voor transpersonen. In dit verband verwijs ik naar het landgebonden beleid inzake Venezuela, waarin transgender zijn aangemerkt als risicogroep. Echter, ook indien transpersonen niet als losse groep zijn opgenomen in het landgebonden asielbeleid of er geen landgebonden asielbeleid voor een transpersoon uit een specifiek land is, is betrekt de IND bij de behandeling van de aanvraag van een transpersoon de relevante en beschikbare (landen)informatie over transpersonen en hun positie in het land, afhankelijk van het individuele asielrelaas.
Omdat het onderzoek slechts onder 8 transgender personen is afgenomen uit een specifieke regio kan niet zonder meer gesteld worden dat de bevindingen representatief zijn voor alle transgender asielzoekers. Desalniettemin is dit een blijvend punt van aandacht voor de IND. De IND heeft naar aanleiding van het rapport daarom een uitnodiging verstrekt aan Transgender Netwerk Nederland om in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren van de IND om aandacht te besteden aan de situatie van transgenders en hun positie in de asielprocedure verder te bespreken.
Op welke wijze wordt voor het maken van ambtsberichten informatie verzameld over de positie en omstandigheden van LHBTI+ en meer specifiek van transpersonen? Hoe wordt de kwaliteit van deze informatie gewaarborgd? Wordt standaard aandacht besteed aan het verschil tussen wetgeving en beleid op papier en hoe dit in de praktijk uitwerkt voor kwetsbare groepen (zoals transpersonen)? Bent u het met de indieners eens dat het belangrijk is dat voor alle specifiek bedreigde groepen binnen een land expliciet aandacht is in een ambtsbericht, dus ook transpersonen? Zo nee, waarom niet?
In de Terms of Reference voor ambtsberichten worden vaak vragen opgenomen over de situatie van LHBTI personen. Deze vragen worden opgenomen indien de IND ten behoeve van de beslispraktijk informatie nodig heeft over LHBTI personen uit een bepaald land of indien er signalen worden ontvangen over de kwetsbare situatie van LHBTI personen in een bepaald land. Als de situatie in het betreffende land daartoe aanleiding geeft wordt de informatie in een ambtsbericht over LHBTI ook nader toegespitst op de situatie van transgenders. In een voorkomend geval wordt daarnaast ook specifieke informatie gevraagd over de situatie van transgenders in de Terms of Reference voor bepaalde landen. Het is uiteraard van belang dat de situatie van kwetsbare groepen zo goed mogelijk in kaart wordt gebracht in ambtsberichten maar het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarbij wel afhankelijk van de beschikbare informatie.
Een ambtsbericht bundelt feitelijke en objectieve informatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zowel openbare bronnen als informatie verkregen uit vertrouwelijke bronnen, zo mogelijk inclusief interviews met ngo’s en andere belangenbehartigers. Hierbij wordt zowel naar wetgeving als praktische implementatie gekeken. Daarbij merk ik graag op dat voor sommige landen deze informatie, vanwege de lokale gevoeligheid, niet of slechts zeer beperkt voorhanden is. In het geval van Venezuela, en bijvoorbeeld Iran, is deze informatie breder beschikbaar dan in het geval van andere landen. Informatie wordt zoveel mogelijk geverifieerd door een breed scala aan bronnen te gebruiken. Dit leidt ertoe dat niet alle informatie uit elke bron in een ambtsbericht wordt opgenomen, als gevolg van de beoordeling van de gezaghebbendheid en/of de kwaliteit van de bron. De Nederlandse rechterlijke macht kan om inzage verzoeken van de in een ambtsbericht gebruikte vertrouwelijke bronnen.
Voor het meest recente ambtsbericht Venezuela is gebruik gemaakt van openbare bronnen die allemaal zijn vermeld in voetnoten in het ambtsbericht. De informatie is vervolgens geverifieerd met vertrouwelijke bronnen in lijn met de gebruikelijke werkwijze.
Wat is uw reactie op de onderzoeksresultaten die aangeven dat de IND vaak verkeerde conclusies trekt, die gebaseerd zijn op onvolledige, onjuiste, twijfelachtige of slecht onderbouwde informatie, als het gaat om beoordelingen van asielverzoeken van transpersonen en hun land van herkomst (p. 13)? Welke mogelijkheden ziet u om de informatievoorziening over de positie en situatie van transpersonen in landen van herkomst te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt tijdens de beoordeling of iemand recht heeft op asiel in Nederland, in het geval van transpersonen, aandacht geschonken aan thema’s die specifiek of ingrijpender spelen voor transpersonen, zoals:
Indien de elementen die door de asielzoeker worden aangedragen in het asielrelaas verband houden met bovengenoemde punten besteedt de IND daar uiteraard aandacht aan. Hiervoor maakt de IND gebruik van het relevante landenbeleid, het algemeen geldende beleidskader en de relevante landeninformatie zoals ook beschreven onder antwoorden 2 en 4.
Houden medewerkers van de IND gedurende de asielprocedure in alle communicatie rekening met de preferente naam, geslacht en voornaamwoord van de asielzoeker, onafhankelijk van wat er op iemands paspoort staat? Zijn medewerkers van de IND hierin getraind, en/of zijn er richtlijnen voor een respectvolle omgang met transpersonen?
Het is de insteek van de IND om de asielzoeker zich zo prettig mogelijk te laten voelen en altijd in de gehoren en het persoonlijke contact aan te spreken met de preferente naam, geslacht en het voornaamwoord, onafhankelijk van wat er in het paspoort van de asielzoeker staat. De LHBTI-coördinatoren hebben hier in het bijzonder aandacht voor en attenderen hoor- en beslismedewerkers hier ook op. Het kan desalniettemin toch in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat een asielzoeker, naar ik aanneem veelal abusievelijk, niet op de juiste manier aangesproken is tijdens het asielgehoor of tijdens andere directe communicatiemomenten. Zowel de IND als ikzelf hebben echter niet het beeld dat dit op grote schaal plaatsvindt.
Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. Het is daarom niet mogelijk voor de IND om deze registratie in lijn te brengen met de preferente naam, geslacht en voornaamwoord van de asielzoeker zonder een wettelijk (reis)document waarin dit correct staat aangegeven.
Het kan daarom voorkomen dat in de aanhef en adressering van officiële brieven, die veelal geautomatiseerd worden opgesteld, niet de preferente naam of het preferente geslacht wordt gebruikt.
Zijn er in de laatste 5 jaar klachten ontvangen van transpersonen over de asielprocedure? Zo ja, om hoeveel klachten ging het en op welke wijze is hiervan geleerd voor de verbetering van de procedure?
De IND registreert het asielmotief niet in de systemen, waardoor niet te achterhalen is of in zaken van transpersonen klachten zijn ingediend
Op welke wijze is de specifieke informatie over transpersonen in het landgebonden asielbeleid van Venezuela verzameld? Zijn er andere landen waar dit zo specifiek is gebeurd? Zo nee, hoe komt het dat in het landenbeleid van Venezuela hier wel expliciet aandacht voor is, en in ander landenbeleid niet? Wat kan er gedaan worden om deze werkwijze uit te breiden naar andere landen?
Zie antwoord vraag 3.
Het permanente karakter van de hoge asielinstroom. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Betekent uw uitspraak dat de huidige hoge asielinstroom een permanent karakter heeft dat u verwacht dat Nederland permanent met een wekelijkse instroom van meer dan duizend asielzoekers te maken blijft krijgen? Zo nee, wat bedoelt u dan wel met permanent karakter?
Nee, wat ik heb willen aangeven is dat enkele decennia geleden pieken in de asielinstroom zich vaak voordeden als een relatief kortdurende situatie, bijvoorbeeld ten tijde van de oorlog in het voormalig Joegoslavië. Inmiddels zien we dat de asielinstroom een constante aanwezige factor is, die overigens niet alleen bestaat uit asielzoekers met een eerste aanvraag, maar ook uit bijvoorbeeld nareizigers en hervestigers. Dat bevestigt dus ook de noodzaak van een continue inzet van Nederland en de EU op dit vlak. Uw Kamer kent de inzet van het kabinet waarover u periodiek geïnformeerd wordt, bijvoorbeeld in de vorm van de voortgang van de integrale migratieagenda. Belangrijke onderdelen daarvan zijn het versterken van opvang in de regio, goed grensbeheer via onder meer Frontex en een strategische inzet op terugkeer.
De asielinstroom is op dit moment weer vergelijkbaar met het niveau van voor Covid-19. Dit heeft meerdere oorzaken. Ten eerste het seizoenseffect; in de zomer arriveren meer asielzoekers dan in de winter. Daarnaast is er sprake van een na-ijleffect veroorzaakt door het opheffen van de reisbeperkingen rondom COVID-19, welke ook in andere Europese lidstaten voorkomt. Daardoor is ook instroom op gang gekomen van nareizigers die eerder al naar Nederland zouden reizen. Tevens zien we een toename van het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De verhoogde instroom is tenslotte ook mede het gevolg van de komst van Afghaanse evacués.
Vindt u een permanente wekelijkse instroom van meer dan duizend asielzoekers houdbaar?
Zoals ik uw Kamer eerder heb geantwoord op vergelijkbare vragen met kenmerk: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 860, respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld hebben recht op bescherming. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Een absolute bovengrens op het aantal asielzoekers dat in Nederland kan worden opgevangen past niet bij dit uitgangspunt. Het zou op meerdere vlakken indruisen tegen internationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast stuit een dergelijke bovengrens op grote praktische bezwaren.
Is er voor u een grens van wat Nederland qua asielinstroom aankan? Zo ja, waar ligt deze grens, wanneer is deze bereikt en wat gaat u doen als deze bereikt is?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, houdt dat in dat u de huidige hoge instroom blijft faciliteren, onder andere door nieuwe opvanglocaties te blijven creëren, ongeacht hoelang deze aanhoudt?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk en concreet beantwoorden?
Omdat verschillende (vervolg)vragen hetzelfde onderwerp betreft, heb ik deze gezamenlijk beantwoord.
Interactie asiel- en migratiebeleid en evacuaties Afghanistan |
|
Laurens Dassen (Volt), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven wanneer de Kamer de correspondentie over de evacuatie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie zal ontvangen?
Ik ga ervan uit dat u hiermee verwijst naar het verzoek dat is gedaan tijdens het commissiedebat op 13 oktober jl. over Afghanistan. Hierbij is gevraagd om alle correspondentie tussen de betrokken departementen te delen met betrekking tot een mogelijke relatie tussen het asielbeleid en de evacuaties.
In reactie op het eerder genoemde verzoek, heb ik aangegeven dat het hierbij gaat om de correspondentie die tot het publieke domein behoort. Ik heb niet geweigerd om de correspondentie met uw Kamer te delen.
Bij de verschillende departementen zijn ten aanzien van Afghanistan verschillende WOB-verzoeken binnengekomen. Deze gaan over de periode waar in het verzoek over wordt gesproken. In deze periode is er tussen de medewerkers van de betrokken departementen veel communicatie geweest over de situatie in Afghanistan. Het gaat hierbij naar verwachting om vele duizenden stukken die bekeken zullen moeten worden om te bepalen in hoeverre deze informatie betrekking heeft op het gedane verzoek. Dit vergt veel werk en tijd. De informatie die in het kader van de WOB-verzoeken wordt verstrekt wordt openbaar. Die op dat moment openbaar gemaakte informatie sluit aan op het verzoek van uw Kamer. Uw Kamer zal dan ook een overzicht van de in dit kader geopenbaarde informatie ontvangen bij of onmiddellijk na de openbaarmaking. Gelet op de grote hoeveelheid werk die dit met zich meebrengt, kan niet eenvoudig een termijn gegeven worden waarop dit gereed is. Vanzelfsprekend stellen de betrokken departementen alles in het werk de informatie zo snel als zorgvuldig mogelijk te openbaren.
Waarom weigerde de Staatssecretaris de volledige correspondentie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie over de evacuatie – al dan niet in besloten vorm – aan de Kamer te doen toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Was een vertegenwoordiger van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aanwezig bij het crisisberaad en pre-crisisberaad over Afghanistan? Was er een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aanwezig bij deze crisisberaden?
In de verschillende overleggen die zijn gevoerd over Afghanistan waren zowel medewerkers van de IND als van het kerndepartement aanwezig. Dit gold ook voor het crisisberaad dat met het oog op de evacuatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken was opgezet.
Gezien het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangaf dat het Nederlandse asiel- en migratiebeleid niet interfereert met de evacuaties, terwijl voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag in een eerder debat aangaf dat Nederland nu eenmaal een ander asiel- en migratiebeleid had dan andere landen en daarom anders om is gegaan met de crisis en evacuaties in Afghanistan, kan de Staatssecretaris aangeven waar haar collega op doelde?
Het kabinet ziet deze uitspraken niet als tegenstrijdig. Het kabinet bevestigt de lezing dat het Nederlandse asiel- en migratiebeleid niet geïnterfereerd heeft met de evacuaties. Dat staat los van de Nederlandse benadering van de crisissituatie en de uitvoering van de evacuaties in vergelijking tot andere landen.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het tijdig evacueren van Afghanen gerijmd kan worden met de door de Staatssecretaris ondertekende aanvraag aan de Europese Commissie voor het terugsturen van uitgeprocedeerde Afghanen zes dagen voor de val van Kabul?
In de verschillende debatten (onder andere op 17 augustus en 15 september jl.) die er zijn gevoerd over Afghanistan, is hier uitgebreid met uw Kamer over gesproken. Kortheidshalve wordt u verwezen naar de verslagen van deze overleggen.
Kan de Staatssecretaris aangeven welke rol de IND heeft gespeeld in de evacuaties? Welke rol heeft de IND gespeeld in de bepaling van individuele procedures? In hoeverre had de IND contact met de ambassade in Kabul met betrekking tot evacuaties? Was er staf van de IND aanwezig in Kabul?
Ervan uitgaande dat u met de evacuaties doelt op de periode na 15 augustus dan heeft de IND geen actieve rol gespeeld bij de evacuatie in Afghanistan ter plekke. Er waren ook geen medewerkers van de IND aanwezig in Kabul. Wel heeft de IND ondersteuning geboden in Islamabad en Tbilisi. De hulp bestond uit het bieden van ondersteuning aan de evacués bij de doorreis naar Nederland om zo het proces in Tbilisi en Islamabad zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daarnaast was de IND aanspreekpunt voor Defensie, Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid voor vragen over mee te evacueren familieleden. Verder had de IND een rol in het verwerven van informatie omtrent de personen die reeds uit Afghanistan waren geëvacueerd ten behoeve van het verdere proces bij aankomst in Nederland.
Klopt het dat overleg met en/of in de IND een vereiste was voor het opstellen voor de lijsten van de personen die in aanmerking zouden komen voor evacuatie? In hoeverre is het oordeel van de IND doorslaggevend geweest in het opstellen van de lijsten?
Nee dat klopt niet. In de periode van 15 tot 26 augustus, toen de daadwerkelijke evacuatie plaatsvond, heeft de IND hierin geen doorslaggevende rol gehad. Wel kreeg de IND vragen over wie er tot het kerngezin behoorde.
Wat was de procedure die de ambassade hanteerde om uit te maken of personen onder de criteria vielen voor de evacuatielijsten? Wie heeft deze procedure opgesteld?
De ambassade is niet betrokken geweest bij het opstellen van de evacuatielijsten. De verzoeken die hiervoor binnenkwamen zijn op het Ministerie van Buitenlandse Zaken door Buitenlandse Zaken en Defensie bekeken. Hierbij was met name de band met Nederland van belang; betroffen het Nederlandse burgers, Afghanen met een Nederlandse verblijfsvergunning, tolken, lokaal personeel of viel men onder de motie Belhaj?
Medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND, als ook van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) participeerden in de crisisoverleggen. Dit om goed geïnformeerd te zijn over de stand van zaken van de evacuatie om zo het proces in Nederland op een zo goed mogelijke wijze in te richten. De medewerkers van IND en COA hebben daarin de noodzaak van het tijdig verstrekken van informatie benadrukt; hoeveel personen betreft het, wat is de samenstelling, gaat het om Nederlandse burgers, hebben de personen eindbestemming Nederland, etc? Verder is er tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Defensie overleg geweest over de verschillende opvanglocaties en over de inzet van de KMar, zowel op Schiphol als ten behoeve van het identificatie- en registratieproces. Met Buitenlandse Zaken is verder nog gesproken over de opvang van het lokale ambassadepersoneel in Nederland en de toegang van Buitenlandse Zaken tot dit personeel en de mogelijkheid om de groep zoveel mogelijk op één locatie op te vangen.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat het protocol was bij het opstellen van de lijsten voor evacuaties? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de interactie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie en de uitvoeringsorganisaties met betrekking tot het proces van het opstellen van de lijsten en het organiseren van de evacuatie?
Zie antwoord vraag 8.
Kan de Staatssecretaris aangeven in welke mate het Nederlandse asiel- en migratiebeleid ruimte biedt aan specifieke (crisis)situaties? Zijn hiervoor protocollen voorzien die gebruikt kunnen worden in dergelijke situaties?
Het Nederlandse asielbeleid is er op gericht om personen die daarvoor in aanmerking komen bescherming te bieden wanneer zij in Nederland bescherming vragen. In veel gevallen wordt deze bescherming gevraagd in verband met een crisissituatie, denk hierbij naast Afghanistan bijvoorbeeld ook aan de situaties in Syrië en Jemen. Daarnaast neemt Nederland via het hervestigingsbeleid op verzoek van UNHCR vluchtelingen op die hun land zijn ontvlucht en in de regio worden opgevangen door UNHCR. Ingevolge het gezinsherenigingsbeleid kunnen gezinsleden van personen die hun land zijn ontvlucht en in Nederland asiel hebben gekregen door middel van nareis aanspraak maken op verblijf in Nederland.
In welke mate voorziet het Ministerie van Justitie en Veiligheid of de beleidsafdeling van de IND, de directie Strategie en Uitvoeringsadvies (SUA), in het analyseren van en inzicht geven in migratiestromen en de uitvoering van het toelatingsbeleid in specifieke situaties, zoals in het geval van Afghanistan?
Binnen Justitie en Veiligheid worden door middel van verschillende bronnen de migratiestromen gemonitord. Dit resulteert in rapportages als asylum trends, factsheets en dashboards. De IND stelt per tertaal ook in samenwerking met de ketenpartners de Migratieradar op. De Migratieradar is een kwalitatief en kwantitatief analyseproduct. Het analyseert asiel-gerelateerde migratie naar en binnen de Europese Unie. De Migratieradar voorziet de migratieketen van een analyse ter ondersteuning van beleid en uitvoering. Een samenvatting van de Migratieradar wordt gepubliceerd op de website van de IND.
Het Nederlandse landgebonden asielbeleid wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld en is in de regel gebaseerd op de informatie uit het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken over het betreffende land van herkomst. Daarnaast verzamelt de IND informatie uit uiteenlopende bronnen, zoals rapporten van gouvernementele organisaties, rapporten van EASO en de Europese Commissie, UNHCR en andere VN-organisaties, en informatie van ngo’s zoals Amnesty International en Human Rights Watch. Op basis van genoemde actuele informatie uit hiervoor genoemde bronnen, afgezet tegen de algemene asielkaders, (indien beschikbaar) het landgebonden asielbeleid en het persoonlijk asielrelaas van de vreemdeling, wordt door de IND in een zorgvuldige asielprocedure een besluit genomen op de individuele asielaanvraag. Elke aanvraag wordt op zijn eigen merites beoordeeld.
In hoeverre is het advies van de SUA-IND bepalend voor het schrijven van werkinstructies voor «nieuwe» groepen vluchtelingen? Zijn deze tijdelijke werkinstructies in te zien?
Het landgebonden asielbeleid komt tot stand in samenspraak tussen de Directie Migratiebeleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND. Daarin wordt ook bepaald of er specifieke groepen zijn die aangemerkt moeten worden als risicogroep, systematisch vervolgde groep of kwetsbare minderheidsgroep. Het landgebonden asielbeleid wordt gepubliceerd in deel C van de Vreemdelingencirculaire. De werkinstructies worden door de IND zelf opgesteld. Deze instructies zijn bedoeld ter ondersteuning van de beslispraktijk en zijn veelal openbaar.
Is de Staatssecretaris bereid om de communicatie tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND over de evacuaties in Afghanistan te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn zal zij dit doen?
Zie antwoord vraag 1.
De toename van incidenten met asielzoekers in de Nederlandse treinen. |
|
Barry Madlener (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Treinpersoneel schrijft brandbrief na toename incidenten met asielzoekers: «Er wordt naar ze gespuugd»»?1
Ja.
Wat gaat u doen om het treinpersoneel, nu en in de toekomst, te beschermen tegen criminele asielzoekers?
De veiligheid van reizigers en personeel moet te allen tijde geborgd worden. Overlastgevend of gewelddadig gedrag, door wie dan ook, is dan ook volstrekt onacceptabel. In alle gevallen van overlast kan aangifte worden gedaan die kan leiden tot strafrechtelijke maatregelen, ongeacht of de overlastgever een Nederlander of asielzoeker is, ofwel op andere titel in Nederland verblijft. Vervoerders geven aan dat in principe altijd aangifte wordt gedaan, maar de werknemer moet het wel zelf willen. In het specifieke geval van de Vechtdallijn zijn door de vervoerder extra maatregelen genomen voor de veiligheid van de reizigers en personeel. Arriva zet extra toezichthoudende medewerkers in als duo’s. Deze medewerkers zijn voorzien van bodycams. Ook is er toezichthoudend personeel ingezet voor de toegangscontroles op de perrons in Zwolle en Emmen en zijn er camera’s geplaatst op station Zwolle. Onlangs is door Arriva bij het ministerie Justitie en Veiligheid toestemming aangevraagd om een deel van de toezichthoudende medewerkers beperkte geweldsbevoegdheid te geven. Dit verzoek is inmiddels door Justitie en Veiligheid toegekend en wordt nu verder uitgewerkt. Het is aan de vervoerder om ervoor te kiezen de maatregelen voor veiligheid van reizigers en personeel verder uit te breiden, bijvoorbeeld door veiligheidsteams en/of boa’s mee te laten reizen op de treinen.
Wanneer gaat u de treinen bemannen met bijvoorbeeld veiligheidsteams, boa’s en/of politie om de veiligheid van het treinpersoneel maar ook de reiziger te kunnen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u inmiddels met de vervoerder in gesprek om de situatie veiliger te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, met alle betrokken partijen wordt gesproken over welke maatregelen nog extra ingezet kunnen worden. Al zullen nooit alle incidenten kunnen worden voorkomen.
Bent u bereid om dit asieltuig linea recta naar het land van herkomst te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer, biedt het veroorzaken van overlast in het openbaar vervoer wettelijk gezien onvoldoende grond om over te gaan tot afwijzing van een asielaanvraag en tot directe uitzetting. Deze wettelijke regels en de daarin opgenomen normen vloeien voort uit Europese richtlijnen. Indien sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf en een strafrechtelijke veroordeling daarvoor, dan wordt dit wel meegenomen in de beoordeling van de asielaanvraag.2
Wanneer gaat u de Nederlandse inwoner beschermen en de grenzen sluiten voor asielzoekers?
Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.3 Dat laat onverlet dat elke vorm van overlast en criminaliteit volstrekt onacceptabel is. Samen met onder meer het COA, de DT&V, de IND, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid in op een harde aanpak. Zie hiervoor ook de toolbox met maatregelen die op 10 november 2020 met uw Kamer is gedeeld.4 In het kader van de aanpak van overlastgevende asielzoekers zijn vier ketenmariniers aangesteld. Zij hebben de taak aan te sturen op een gezamenlijkezero-toleranceaanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Dit geldt ook voor de aanpak van overlast in het ov.
Bent u bekend met het onderzoek «Transcript from the margins: Looking into the way circumstances and experiences of trangender persons coming from the Latin American Caribbean region are represented and considered in Dutch asylum procedures» van Willemijn van Kempen en Alejandra Ortiz?
Ja.
Bent u bekend met het NRC-artikel «Trans vluchtelingen vragen eigen benadering in de asielprocedure»?
Ja.
Herkent u zich in de bevindingen c.q. conclusies van het onderzoek? In welke bevindingen kunt u zich niet herkennen? Waarom niet?
Ik kan mij deels zeker vinden in de conclusies van het onderzoek. Zo schrijven de onderzoekers dat de IND consistent de juiste voornaamwoorden moet gebruiken bij het aanspreken van de trans persoon. De LHBTI-coördinatoren van de IND geven aan dat de asielzoeker in het asielgehoor aangesproken wordt naar wens van de asielzoeker. Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND echter gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. De insteek van de IND is om de asielzoeker altijd naar wens van de asielzoeker aan te spreken, ongeacht de informatie in het paspoort.
Daarnaast kan ik mij vinden in de conclusie dat de omstandigheden waarin transgender asielzoekers verkeren in het land van herkomst nog beter gewogen kunnen worden tijdens de asielprocedure. Dit heeft te maken met deskundigheidsbevordering. De LHBTI-coördinatoren van de IND spelen hierin een rol door workshops en trainingen te (blijven) geven op locaties zodat medewerkers de omstandigheden van transgender asielzoekers beter kunnen wegen en interpreteren.
Hoe beoordeelt u de bewering dat onder transgender-asielzoekers in Nederland veel wantrouwen bestaat richting de overheid en de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)? Wat doet u eraan dit te verbeteren?
Allereerst stemt het mij droevig om te horen dat uit dit onderzoek blijkt dat er transgender asielzoekers zijn die de Nederlandse overheid en de IND wantrouwen. Daarbij wil ik wel opmerken dat ik het moeilijk vind om deze bewering uit het onderzoek goed te wegen. Het geringe aantal respondenten van het onderzoek maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken. Desalniettemin zet de IND zich door middel van de gehanteerde open benadering en de deskundigheidsbevordering van de hoor- en beslismedewerkers in om het wantrouwen bij transgender asielzoekers weg te nemen.
Erkent u het feit dat genderidentiteit en genderexpressie belangrijke factoren zijn in de vormgeving en uitvoering van de asielprocedure, waaronder het bepalen van de meest optimale vorm van opvang?
Ja.
Zo ja, ziet u dat Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen, Transgenders en Intersekse personen (LHBTI)-asielzoekers in veel gevallen een andere beoordeling van de asielaanvraag en vaak een naar risico-indicatie aangepaste vorm van opvang behoeven dan niet-LHBTI-asielzoekers?
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is een proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. In plaats van aparte opvang te bieden voor LHBTI-asielzoekers biedt het COA daarom maatwerk om de veiligheid van deze doelgroep en andere kwetsbare groepen te waarborgen. Indien vereist en gewenst kan het COA bijvoorbeeld zorgdragen voor een verplaatsing binnen een opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en eventuele aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Waar mogelijk kijkt het COA, indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo kan het, als dat gewenst en ook mogelijk is op de locatie, dat LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in een vleugel samenwonen. Dit zijn echter geen aparte units die specifiek bedoeld zijn voor LHBTI-asielzoekers.
Asielaanvragen worden individueel in behandeling genomen, onder meer omdat de ervaringen van asielzoekers en de omstandigheden waarin zij leefden in het land van herkomst uiteenlopen. Ik herken ook dat de ervaringen van lesbische-, homoseksuele- biseksuele-, transgender en intersekse asielzoekers kunnen verschillen. Belangrijk om te noemen is dat er ook verschillen onderling bestaan. De ervaringen en behoeften van de ene trans persoon hoeven niet identiek te zijn aan de ervaringen en behoeften van de andere trans persoon. Daarom wordt tijdens de asielprocedure de asielaanvraag individueel behandeld. Deze individuele behandeling werkt idealiter ook door in de opvang en begeleiding, waar zoveel mogelijk maatwerk wordt geleverd.
Ziet u in dat de ervaringen van LHB-asielzoekers in het land van herkomst en de behoeften rondom de asielaanvraag in Nederland in veel gevallen afwijken van de ervaringen en behoeften van transgender asielzoekers?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat het onderzoek nauwelijks tot geen aanwezigheid van bewuste en geïnformeerde inclusie van transgender gerelateerde thema’s in de asielprocedure heeft kunnen ontdekken?
In het huidige asielbeleid is er ruimte om specifiek beleid te maken voor LHBTI’s als groep of voor trans personen afzonderlijk. In het landgebonden asielbeleid kunnen trans personen worden aangemerkt als risicogroep of als kwetsbare personen die geen bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisatie kunnen krijgen. Indien uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat specifiek transgender personen worden gediscrimineerd door de autoriteiten en door medeburgers, waardoor de bestaansmogelijkheden dusdanig worden beperkt dat zij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren, zal in het landgebonden asielbeleid worden opgenomen dat transgenders uit het desbetreffende land een specifieke benadering horen te krijgen. Zo zijn transgenders na het laatste algemeen ambtsbericht over Venezuela aangemerkt als risicogroep. Echter, ook indien transgenders niet zijn opgenomen in het landgebonden asielbeleid of er geen landgebonden asielbeleid is, dient de IND bij de behandeling van de aanvraag zich te vergewissen van beschikbare landeninformatie over deze specifieke groep. Dit houdt in dat de IND-medewerker landeninformatie kan opvragen over de specifieke positie van trans personen in het land van herkomst van de vreemdeling, bij de eigen landenexperts van de afdeling TOELT. Deze informatie wordt betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Ik herken dan ook niet dat er geen aandacht bestaat voor de ervaringen van transgender asielzoekers in de asielprocedure.
Zo ja, hoe verklaart u het verschil tussen uw eigen oordeel en de bevindingen uit het onderzoek die wijzen op het tegenovergestelde, namelijk dat hier nauwelijks tot geen aandacht voor bestaat in de huidige vormgeving van de asielprocedure?
Zie antwoord vraag 8.
Zo nee, bent u zich bereid zich hier alsnog hard voor te maken richting de IND? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw oordeel van de eerste aanbeveling uit het rapport, waarin nationale en internationale stakeholders opgeroepen worden om transgender specifieke aanpakken te formuleren in het nagaan van de omstandigheden waaronder de betreffende transgender asielzoekers in het land van herkomst geleefd hebben? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dat het goed is om meer bewustwording over transgender-gerelateerde zaken te creëren en de deskundigheid over de ervaringen en behoeften van transgender asielzoekers verder te bevorderen. Bij de IND is met het aanstellen van LHBTI-coördinatoren al meer aandacht voor het verspreiden van kennis en kunde over LHBTI-zaken, waaronder ook transgender gerelateerde zaken. De coördinatoren gaan specifieke uitleg geven over deze doelgroep en zullen dat ook blijven doen. Naar aanleiding van dit rapport heeft de IND ook een uitnodiging verstrekt aan het Transgender Netwerk Nederland om in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren over de specificiteit van de situatie van transgenderasielzoekers te belichten.
Hoe beoordeelt u de tweede en zesde aanbeveling uit het onderzoek, waarin respectievelijk de IND wordt opgeroepen een transgender specifieke aanpak te formuleren voor de asielprocedure van trans asielzoekers en waarin u wordt opgeroepen tot het inspannen voor fundamentele verbeteringen van de asielprocedure voor trans personen? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u het belang van intersectionaliteit van contextuele factoren voor de beoordeling van de asielaanvraag van transgender asielzoekers, zoals sociaaleconomische of geografische achtergrond, etnische achtergrond, medische status (specifiek hiv-positiviteit) of professionele achtergrond (specifiek werk in de prostitutie)?
Ja. Iedere asielaanvraag wordt individueel behandeld, bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van LHBTI-asielzoekers wordt er gekeken naar het authentieke verhaal van de asielzoeker. De asielaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van het algehele referentiekader van de asielzoeker. Tijdens de individuele behandeling van een asielaanvraag wordt er nooit uitsluitend gekeken naar bijvoorbeeld etnische achtergrond alleen. Er zal altijd een analyse van verschillende samenhangende contextuele factoren worden gemaakt. Dit geldt overigens ook voor asielzoekers met een niet-LHBTI-asielmotief.
Bent u bereid met Transgender Netwerk Nederland, LGBT Asylum Support en/of de onderzoekers van dit rapport in gesprek te gaan om een dergelijke aanpak te formuleren? Zo ja, op welke termijn en met welk doel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op ambtelijk niveau is er recent contact geweest met Transgender Netwerk Nederland. Dit is een constructief overleg geweest waarbij de bevindingen van Transgender Netwerk Nederland zijn gedeeld met beleidsmedewerkers van IND en de Directie Migratie Beleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Bovendien heeft de IND, zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 11, Transgender Netwerk Nederland uitgenodigd om op korte termijn in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren.
Bent u bereid zich in Europees verband, waaronder richting de European Asylum Support Office, in te zetten tot een betere transgender specifieke aanpak te komen voor de inrichting en uitvoer van asielprocedures? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat aan dit aspect van intersectionaliteit voldoende aandacht wordt besteed in de asielprocedure rondom transgender asielzoekers?
EASO ontwikkelt onder andere trainingen voor asielmedewerkers. De IND maakt gebruik van deze trainingen. De EASO trainingsmodule Gender en SOGI1 wordt bijvoorbeeld aangeboden aan medewerkers ter bevordering van de deskundigheid van de hoor- en beslismedewerker en er bestaat geen aanleiding deze EASO training onvoldoende te achten. Ik erken wel, en dat blijkt ook uit een recent WODC-rapport2, dat de IND nog stappen kan zetten in het bevorderen van de deskundigheid onder medewerkers. Echter, in de beleidsreactie3 op het WODC-onderzoek heb ik ook gewezen op de uitzonderlijke drukke periode voor de IND. In de afgelopen jaren zijn veel nieuwe medewerkers opgeleid. Er hebben ook in deze periode in verschillende teams lezingen plaatsgevonden over LHBTI zaken. Verder hebben de LHBTI-coördinatoren elke dag een belangrijke rol in het verspreiden van kennis en kunde over LHBTI-zaken. Daarnaast volgen nieuwe medewerkers van de IND nu de Basisopleiding Asiel waarin het beoordelen van asielaanvragen met een LHBTI-motief ook wordt behandeld.
Herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat transgender asielzoekers nog te vaak zogenaamd gemisgendered worden in officiële documentatie en door de IND? Zo nee, hoe verklaart u deze onderzoeksbevinding dan? Zo ja, bent u bereid zich in te zetten dit niet meer voor te laten komen en hoe?
Ik herken de onderzoeksbevinding dat transgender asielzoekers worden gemisgendered in de asielprocedure niet. De LHBTI-coördinatoren van de IND geven aan dat de asielzoeker in het asielgehoor aangesproken wordt naar wens van de asielzoeker. Het is mogelijk dat een enkele keer een asielzoeker is gemisgendered tijdens het asielgehoor maar dit is niet het beeld wanneer wordt gekeken naar het grotere geheel. De insteek van de IND is om de asielzoeker altijd naar wens van de asielzoeker aan te spreken, ongeacht de informatie in het paspoort.
Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND echter gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. Het kan daarom voorkomen dat in de aanhef en adressering van officiële brieven, die veelal geautomatiseerd worden opgesteld, niet de preferente naam of het preferente geslacht wordt gebruikt.
Erkent u dat het ontbreken van anti-transgender wetgeving in landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied trans personen niet voldoende zekerheid biedt om te ontkomen aan discriminatie, uitsluiting en geweld? Erkent u dat trans personen gevaar lopen wanneer beschermende transgender specifieke wetgeving ontbreekt?
Het ontbreken van specifieke anti-transgender wetgeving in landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is tot nu toe geen aanleiding geweest om thematische ambtsberichten over deze landen op te vragen. Dit neemt niet weg dat de landenexperts van de IND samen met de ambtenaar die het asielverzoek behandelt gericht informatie kunnen zoeken in openbare bronnen over trans personen en hun positie in een bepaald land. Hierbij zal vooral de vraag relevant zijn of een transgender persoon in geval van dreigende vervolging in het land van herkomst voldoende beschermd kan worden tegen deze vervolging. De aanwezigheid dan wel het ontbreken van (anti-) transgenderwetgeving kan onderdeel uitmaken bij het beantwoorden van deze vraag. Deze informatie wordt betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Ik ben echter niet van mening dat het ontbreken van transgenderwetgeving in Latijns-Amerikaanse landen er per definitie voor zorgt dat trans personen een risico lopen op vervolging.
Zo ja, herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat bovenstaande niet tot nauwelijks herkend en erkend wordt in de asielprocedure? Zo nee, hoe verklaart u de discrepantie tussen uw oordeel en deze bevinding?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u zich vinden in de onderzoeksbevinding dat veelvoorkomende ervaringen van discriminatie, uitsluiting en geweld onder trans asielzoekers uit Latijns-Amerika en de Cariben niet voldoende als veelvoorkomend of structureel behandelt?
Zoals uw Kamer uit mijn antwoord op uw vragen 8, 9 en 10 kan opmaken worden asielaanvragen individueel in behandeling genomen. Dit betekent dat de individuele ervaringen van transgender asielzoekers, zoals discriminatie, uitsluiting en geweld worden meegenomen in de asielprocedure.
Erkent u dat verplichte sterilisatie of verplichte medische transitie voor transgender personen ernstige mensenrechtenvergrijpen zijn?
Ja, dit erken ik.
Zo ja, waarom is in de specifieke asielprocedures van trans personen uit Latijns-Amerika en de Cariben nauwelijks tot geen aandacht voor deze ervaringen als zijnde ernstige mensenrechtenschendingen? Bent u bereid de ernst hiervan te benadrukken richting de IND?
Indien een trans persoon vreest voor verplichte sterilisatie of verplichte medische transitie, en deze vrees wordt aannemelijk geacht of gevolgd door de IND dan komt deze transgender asielzoeker in beginsel in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland.
Erkent u dat het vóórkomen van politiegeweld jegens trans personen in Latijns-Amerika en de Cariben niet incidenteel is, maar juist een structureel probleem? Zo nee, op welke informatie baseert u zich?
De situatie van politiegeweld jegens trans personen verschilt per land en per situatie. Ik kan daarom niet zonder meer meegaan met de bewering dat politiegeweld jegens trans personen in heel Latijns-Amerika en de Cariben structureel van aard is.
Omdat de situatie van politiegeweld jegens trans personen verschilt per land en per situatie wordt er met de behandeling van een asielaanvraag van een trans persoon gekeken of in een individuele zaak het politiegeweld tegen trans personen aannemelijk wordt gemaakt. Indien nodig wordt daarbij informatie op gevraagd bij de landenexperts van de afdeling TOELT van de IND. Ik herken dan ook niet dat de ervaringen van transgender asielzoekers met politiegeweld niet worden meegenomen in de behandeling door de IND.
Hoe beoordeelt u de bewering uit het onderzoek dat het ontbreken van officiële informatie over het politiegeweld jegens trans personen in Latijns-Amerikaanse landen en de Cariben kan duiden op de genderidentiteit van trans personen als voornaamste reden voor het plegen van geweld door de politie?
Zie antwoord vraag 22.
Herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat bovenstaand aspect volledig ontbreekt in de behandelwijze vanuit de IND richting transgender asielzoekers uit Latijns-Amerika en de Cariben?
Zie antwoord vraag 22.
Klopt het dat voor Venezuela sinds kort transgender personen als specifieke risicogroep aangemerkt worden in het ambtsbericht? Bent u bereid de passage over lhbti’s als risicogroep in het ambtsbericht voor meer landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied te laten aanpassen en te specificeren voor trans personen, zoals voor Chili, Peru, Colombia of Cuba? Zo nee, waarom niet?
Dit klopt inderdaad, uit het meest recent gepubliceerde algemeen ambtsbericht over Venezuela blijkt dat trans personen als risicogroep moeten worden aangemerkt. Ik heb uw Kamer per brief4 geïnformeerd over deze wijziging in het landgebonden asielbeleid van Venezuela. Het landgebonden asielbeleid wordt regelmatig herzien aan de hand van de beschikbare informatie uit het Algemeen Ambtsbericht. Echter, voor veel door u genoemde landen zijn geen recente ambtsberichten beschikbaar omdat de situatie in deze landen niet vraagt om specifiek landgebonden asielbeleid. Dit betekent echter niet dat in de behandeling van de asielaanvragen van transgenders afkomstig uit deze landen geen aandacht bestaat voor hun unieke situatie en de algemene situatie voor transgenders in hun land van herkomst.
Het gebrek aan daadkracht om fatsoenlijke noodopvang voor asielzoekers in te richten |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «750 vluchtelingen brengen nacht door in Ter Apel, terwijl plek was voor 275»?1
Ja.
Wat heeft u sinds de brief die u op 25 augustus 2021 verstuurde, waarin u aangaf het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te hebben gevraagd in overleg met gemeenten noodopvang in te richten, ondernomen om de druk in Ter Apel te verlichten en te zorgen dat asielzoekers ten allen tijde fatsoenlijk worden opgevangen? Kunt u dit in een korte tijdlijn omschrijven?2
Na het versturen van de brief op 25 augustus jl. hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondergetekende op 30 augustus 2021 overleg gehad met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer over de opvangproblematiek bij het COA en de achterstanden bij het uitplaatsen van vergunninghouders. Dit overleg vindt sindsdien ongeveer elke drie weken plaats om de stand van zaken, voorgang en de acties te bespreken ten aanzien van de opgaven rondom het creëren van extra opvangplekken en het versnellen van huisvesting van vergunninghouders in gemeenten.
Op 18 oktober jl. is de acute opvangproblematiek ook besproken in het Veiligheidsberaad. In het antwoord op vraag 3 wordt nader ingegaan op hetgeen tijdens dit beraad is besproken.
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. In het antwoord op vraag 4 wordt nader ingegaan op de acties die naar aanleiding van dit bijstandsverzoek zijn ingezet.
Daarnaast hebben leden van het Kabinet, het COA, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en ikzelf in de afgelopen periode veel bilaterale contacten gehad met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen, zoals Defensie en woningcorporaties, om extra opvangplekken te realiseren en de huisvesting van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Dit heeft tot nu toe geleid tot de realisatie van 6.500 extra, veelal tijdelijke, opvangplekken en worden er verschillende defensielocaties ingezet voor de opvang van (Afghaanse) asielzoekers. Daarnaast zijn er tussen 1 juli en 1 november van dit jaar ruim 7.500 vergunninghouders gehuisvest in gemeenten. Ook ondersteunen het Ministerie van BZK en het RVB gemeenten bij het beschikbaar maken van grond of woningen voor bewoning van vergunninghouders. Echter, heeft dit wat langer de tijd nodig om te renderen. Tot slot, wordt ingezet op het tijdelijk bieden van onderdak aan vergunninghouders via de hotel- en accommodatieregeling. Deze regeling, die per 5 november jl. operationeel is, geeft gemeenten de mogelijkheid de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdelijk onderdak aan te bieden in hotels en andersoortige accommodaties binnen de gemeentegrenzen, terwijl zij verder werken aan het vinden van (definitieve of tijdelijke) huisvesting.
Klopt het, dat in het Veiligheidsberaad van maandag 18 oktober 2021 is besloten, dat op korte termijn tussen de 800 en 1500 slaapplekken bij moesten komen? Zo ja, welke acties zijn na afloop van dat beraad in gang gezet om die doelstelling te realiseren, en waarom heeft dit niet kunnen voorkomen dat in Ter Apel honderden mensen boven de maximale capaciteit verblijven?
Tijdens het Veiligheidsberaad op 18 oktober jl. is de veiligheidsregio’s verzocht om opties aan te leveren om op korte termijn 1.500 extra opvangplekken te kunnen realiseren. In het Veiligheidsberaad is hierop door een aantal regio’s de bereidheid uitgesproken hiermee aan de slag te gaan. Dit heeft tot een aantal nieuwe mogelijke opties geleid om opvanglocaties te realiseren die door het COA zijn onderzocht. De door de veiligheidsregio’s aangedragen opties zijn echter niet van dien aard dat hier op korte termijn extra opvangplekken gerealiseerd kunnen worden.
Heeft u overwogen een crisismaatregel te treffen voor het inrichten van extra slaapplekken om de overbezetting in Ter Apel direct te verhelpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft dit niet tot resultaat geleid?
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. Dit verzoek heeft geresulteerd in bijna 700 extra opvangplekken. Vanuit het kabinet is veel waardering voor de provincies die aan deze oproep gehoor hebben gegeven.
Op 26 oktober jl. is met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer geconcludeerd dat, ondanks dat de problematiek niet volledig is opgelost, de reguliere governance van Landelijke en Provinciale Regietafels weer aan zet is om deze opgave aan te pakken. Dit is tijdens de Landelijke Regietafel van 3 november jl. bevestigd. Daarmee is in gezamenlijkheid besloten dat het bijstandsverzoek van 20 oktober jl. afgehandeld. Wel blijft de situatie ten aanzien van de asielopvang in het algemeen, en Ter Apel in het bijzonder, grote aandacht van het kabinet behouden. Door veel partijen wordt hard gewerkt om de opvangproblematiek het hoofd te bieden en de situatie ten aanzien van aanmeldcentrum Ter Apel structureel te verbeteren.
Ontkent u dat door te strakke budgettering en het daarmee gepaard gaande snelle afschalen van de asielopvang na 2016 een wezenlijke factor zijn in de noodsituatie die nu is ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid te kijken naar de optie in de toekomst een grotere buffercapaciteit aan opvangcapaciteit aan te houden?
De huidige opvangproblematiek heeft andere oorzaken dan die in 2015/2016. In 2015/2016 werd de problematiek veroorzaakt door een hoge asielinstroom. Op dit moment speelt naast een hogere asielinstroom dan verwacht ook een achterstand in het uitplaatsen van vergunninghouders naar gemeenten mee en zijn er, als gevolg van het opheffen van COVID-beperkende maatregelen, in korte tijd veel nareizigers in het kader van gezinshereniging Nederland binnengekomen. Het oplossen van deze problematiek ligt daarmee niet enkel in het vergroten van de opvangcapaciteit, maar ook in het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten.
Daarnaast heeft het COA de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
Sinds dit jaar zijn er middelen beschikbaar om reservecapaciteit aan te houden. Op de langere termijn gaat het om ongeveer 2.000 opvangplekken. Voor een geleidelijke toename van het aantal asielzoekers in de opvang kan reservecapaciteit helpen om de groei op te vangen. Ook bij een afname van het aantal asielzoekers kunnen middelen ten behoeve van reservecapaciteit helpen om locaties niet meteen af te stoten, maar aan te houden als reservecapaciteit.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat het stokken van de doorstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Gemeenten hebben al langer moeite met het volledig realiseren van de taakstelling vergunninghouders. Bij gemeenten en provincies vraag ik dan al langere tijd aandacht voor dit onderwerp, omdat het langer dan de overeengekomen veertien weken verblijven in de asielopvang van vergunninghouders capaciteitsdruk oplevert bij het COA.
Met het toenemen van de asielinstroom en het grotere aantal nereizigers dat naar Nederland kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk dat op korte termijn extra inzet nodig was. Zeker in combinatie met de komst van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor de nijpende situatie bij het COA en op te roepen om extra opvangplekken te realiseren of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat de crisis in Afghanistan en de nareis aan de hand van de door de IND-taskforce afgehandelde vertraagde zaken dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u de beslisnotities en/of andere achterliggende stukken die zijn gebruikt voor het opstellen van de Meerjarige Productie Prognose (MPP) en het daaraan gekoppelde capaciteitsbesluit van voorjaar 2021 aan de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook in de beleidsreactie op de WODC-rapportage «Governance Meerjaren Productie Prognose» van 12 juli jl. heb aangegeven vergroot het openbaar stellen van de MPP niet alleen de onderlinge kennisuitwisseling van de betrokken partners van de migratieketen, maar maakt het de MPP ook toegankelijker voor externe partijen. In het jaar 2022 worden de mogelijkheden voor openbaarstelling in kaart gebracht en een besluit gemaakt.
Het capaciteitsbesluit van het COA wordt reeds gepubliceerd op de website van het COA.
Welke maatregelen neemt u op korte termijn om te kunnen garanderen dat in de u resterende ambtstermijn geen asielzoeker meer op een stoel of een stuk karton hoeft te slapen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 ook al aangegeven zijn het COA, het Ministerie BZK, het RVB en ikzelf doorlopend in gesprek met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen over het realiseren van extra opvangplekken en het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten. Daarnaast worden verschillende defensielocaties ingezet om (Afghaanse) asielzoekers op te vangen. Dit om te borgen dat asielzoekers die naar Nederland komen op een adequate manier kunnen worden opgevangen.
Hoeveel alleenstaande kinderen verblijven momenteel in de noodopvang of de crisisnoodopvang?
In principe verblijven er geen alleenstaande kinderen in noodopvanglocaties tussen volwassenen. Er is nu geen sprake van crisisnoodopvang.
Hoeveel alleenstaande kinderen hebben momenteel geen voogd toegewezen gekregen, geen toegang tot onderwijs en/of geen toegang tot adequate zorg?
Alle amv’s krijgen een voogd toegewezen. Binnen drie maanden na aankomst in Nederland hebben kinderen recht op onderwijs. Dit recht is ook voor amv’s geborgd. Daarnaast hebben alle amv’s toegang tot de adequate zorg.
Zorg is voor Nidos wel de begeleide amv’s (Bama’s). Deze jongeren komen met volwassen familieleden of bekenden Nederland binnen en worden met deze volwassenen doorgeplaatst naar noodopvangvoorzieningen. Zij zijn via Ter Apel niet direct in beeld bij Nidos. Ook voor hen moet er in de voogdij worden voorzien aangezien zij zonder ouders Nederland zijn binnengekomen.
Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat de capaciteit voor opvang van alleenstaande kinderen op zeer korte termijn dusdanig wordt vergroot, dat geen alleenstaande kinderen meer in (crisis)noodopvang hoeven te worden geplaatst?
Sinds eind augustus zoeken zowel Nidos als COA via alle beschikbare kanalen naar uitbreiding van opvangplekken voor amv’s. Er zijn oproepen gedaan aan gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties. Daarnaast hebben COA en Nidos (jeugd)zorginstellingen benaderd middels een schriftelijke oproep via Jeugdzorg Nederland en andere brancheorganisaties. Deze acties hebben vooralsnog helaas tot onvoldoende nieuwe opvangplekken geleid, zowel voor het COA als Nidos.
Het COA heeft momenteel onvoldoende plekken binnen de specifieke amv-opvang. Via een aantal maatregelen is er binnen de reguliere opvang toch aparte tijdelijke opvang voor amv’s gecreëerd. Daarnaast is aan gemeenten en provincies dringend hulp gevraagd bij het realiseren van extra opvangplekken. Die gevraagde opvangplekken zijn er op dit moment echter nog niet en dit leidt tot een acuut tekort, dat in het bijzonder drukt op de Centrale opvanglocatie voor amv’s in Ter Apel. Omdat deze druk raakt aan de veiligheid en leefbaarheid op deze locatie, heb ik in overleg met COA en Nidos besloten eenmalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die de leeftijd van 17,5 jaar hebben bereikt en op peildatum 1 november door het COA worden opgevangen versneld door te laten stromen naar reguliere opvanglocaties voor meerderjarigen. Ik heb begrip voor de zorg die Nidos nadrukkelijk heeft uitgesproken vanuit haar taak als wettelijk vertegenwoordiger over de gevolgen die deze stap heeft voor de betreffende groep amv’s. Echter ook voor Nidos is het duidelijk dat er op dit moment geen andere optie voorhanden is. Voor de komende periode zal gefaseerd gekeken worden of de noodzaak tot uitvoering van dit besluit er voor de gehele groep nog steeds is. Dit is uiteraard afhankelijk van de beschikbare opvang.
Kunt u aangeven op welke wijze u de mogelijke inrichting van opvang voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV) in een voormalige gevangenis in Zoetermeer kindvriendelijk denkt te kunnen realiseren?
Het is op dit moment is de inzet van de voormalige gevangenis in Zoetermeer niet concreet uitgewerkt.
Kunt u deze vragen, gelet op de noodsituatie in de opvang momenteel, uiterlijk vrijdag 29 oktober beantwoorden?
Gezien de grote dynamiek op dit onderwerp is het helaas niet gelukt om deze vragen voor 29 oktober 2021 te beantwoorden.
De dreigende uitzetting van een Armeens gezin |
|
Jasper van Dijk , Maarten Hijink (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de dreigende uitzetting van Ljowa en zijn familie?1
Zoals uw Kamer bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt dat aanvragen die worden ingediend op basis van de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen (Afsluitingsregeling) worden getoetst aan de voorwaarden zoals die zijn neergelegd in paragraaf B9/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Het al dan niet in Nederland geboren zijn is hierbij geen afzonderlijke voorwaarde. Indien er aan de voorwaarden wordt voldaan en er geen contra-indicaties voor verblijfsaanvaarding bestaan, wordt er een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling verleend aan de hoofdpersoon en aan zijn of haar gezinsleden. Indien er geen verblijfsrecht kan worden verleend op grond van de Afsluitingsregeling wordt aanvullend getoetst of de verblijfsweigering in strijd is met artikel 8 EVRM. Als dit niet zo is wordt er geen verblijfsvergunning verleend en dient het gezin uit Nederland te vertrekken.
Waarom vindt u, via de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), dat dit gezin moet worden uitgezet terwijl de kinderen hier zijn geboren en opgegroeid en de familie feitelijk onder het zogenaamde kinderpardon valt?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom kan de IND de procedurele fout niet herstellen en het gezin tegemoetkomen, aangezien zij aantoonbaar onder het kinderpardon vallen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van Defence for Children die constateert dat sprake is van willekeur? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Ik kan en ga zoals u weet niet in op de individuele zaak. Meer algemeen geldt dat indien een beroep wordt gedaan op een zaak waarin sprake zou zijn van eenzelfde situatie en gelijke omstandigheden en waarin wél een verblijfsvergunning is verleend, dit aanleiding kan zijn om op grond van het gelijkheidsbeginsel eenzelfde beslissing te nemen. Om te beoordelen of er sprake is van een gelijke situatie beoordeelt de IND het volledige dossier. Uit die zorgvuldige beoordeling kan blijken dat er geen sprake is van eenzelfde situatie en gelijke relevante omstandigheden. Een uitzondering hierop geldt in het geval van een ambtelijke misslag, het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat een ambtelijke misslag moet worden herhaald. Overigens kan de rechter ook toetsen of er gehandeld wordt in strijd met het gelijkheidsbeginsel indien dit wordt aangevoerd.
Bent u het eens dat u juist voor dit soort gevallen een discretionaire bevoegdheid zou moeten hebben?
Nee, ik ben het daar niet mee eens. In de Afsluitingsregeling zijn voorwaarden gesteld, een groot deel hiervan was ook al van toepassing in de regelingen die vóór de Afsluitingsregeling van toepassing waren, namelijk de Overgangsregeling en de Definitieve Regeling. Het niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsregeling betekent niet direct dat een discretionaire bevoegdheid uitkomst zou bieden. Het is immers inherent aan het stellen van voorwaarden voor verblijf dat er ook aanvragen zullen zijn die niet voldoen.
Het doel van het omvormen van de discretionaire bevoegdheid was het ontmoedigen van (langdurig) verblijf na afwijzing van een verblijfsaanvraag. Hierbij is het van belang om prikkels die verblijf in Nederland verlengen te verminderen. Het destijds ingerichte stelsel leidde ertoe dat een vreemdeling tot het allerlaatste moment nog kon hopen op een verblijfsvergunning. Dit acht ik nog steeds ongewenst.
Bent u bereid de IND opnieuw naar deze zaak te laten kijken? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt dat er in principe niet opnieuw naar zaken wordt gekeken zodra de verblijfsprocedure, inclusief een eventuele bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure, is afgerond.
De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (mei 2020) en de Voortgang Flexibilisering Asielketen (december 2020) |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
In hoeverre werkt de doelgroepbenadering zoals geschetst in de brieven naar behoren? In hoeverre levert deze benadering winst op in de voortgang van de dossiers en in de doorstroom van asielzoekers?
De IND heeft de doelgroepgerichte benadering de afgelopen jaren meermaals en in nauw overleg met haar ketenpartners, zoals de Raad voor de Rechtspraak, het COA en de DT&V, toegepast. Meer recent vormde het doelgroepgericht werken een belangrijk uitgangspunt bij de afdoening van de zaken in de Taskforce. Met de komst van het vernieuwde identificatie- en registratieproces (I&R) en de wijziging van de asielprocedure per 25 juni 2021 werkt de IND, naar de toekomst toe, nog meer doelgroepgericht.1 Dat wil zeggen dat na een individuele beoordeling van een zaak, direct na de aanmeldfase, het juiste behandelproces voor de voorliggende zaak wordt gekozen. In het aanmeldgehoor wordt bijvoorbeeld gevraagd naar de asielmotieven waardoor aan het begin van de asielprocedure een globaal beeld ontstaat van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium een inschatting te maken of sprake is van een kansrijke zaak, een kansarme zaak of een asielmotief dat extra aandacht en tijd vraagt. In de behandelteams wordt vervolgens uitvoering geven aan de gemaakte keuze voor een zesdaagse of een negendaagse algemene asielprocedure (AA). Hierdoor voorkomt de IND dat zaken onnodig behandeld worden in de verlengde asielprocedure (VA), bijvoorbeeld omdat alleen extra tijd nodig is voor het afnemen van het gehoor. In de afgelopen periode is een deel van de zaken die als kansrijk is aangemerkt reeds versneld behandeld en ook de aankomende maanden zullen kansrijke zaken zoveel mogelijk versneld worden afgedaan. Uit eerdere ervaringen weet de IND dat de behandelduur (de tijd die een medewerker besteedt aan het horen en beslissen van een zaak) van kansrijke zaken in een meer doelgroepgerichte benadering teruggebracht kan worden met enkele uren tot een dag (afhankelijk van de zaak). De IND blijft zich ook in 2022 inzetten voor een verdere doorontwikkeling van de doelgroepgerichte benadering met het oog op een zorgvuldige, maar snelle beslissing met een kortere behandelduur en een kortere doorlooptijd.
Hoeveel flexibele opvanglocaties zijn sinds 2020 gestart en hoeveel plaatsen zijn hiermee, bij volledige bezetting, gerealiseerd? Waren dit meer of minder plaatsen/locaties dan verwacht? Als het minder waren, waardoor kwam dit? Staan nog nieuwe locaties op de planning om te openen?
Het COA is de afgelopen periode door acute krapte in de opvang met name op zoek geweest naar voldoende opvangplekken die op korte termijn inzetbaar zijn. Deze zoektocht is in 2019 reeds gestart. Hierdoor is minder aandacht besteed aan het realiseren van flexibele opvangplekken. Wel is en wordt aan de Provinciale Regietafels (PRT’s) veelvuldig gesproken over manieren waarop flexibel met groei en krimp van het aantal opvangplekken kan worden omgegaan.
Om (opvang)locaties daadwerkelijk flexibel in te zetten is voldoende opvangcapaciteit nodig. Van op- of afschalen van flexibele opvanglocaties is sinds 2020 dan ook geen sprake geweest. Naast tekorten aan opvangplekken vormen ook zaken als een beperkte beschikbaarheid van de juiste panden en specifieke bouwtechnische vereisten, factoren die de realisatie van flexibele asielopvangvormen tot een uitdaging maken.
Er is op dit moment één locatie die gebruikt wordt voor flexibele opvang. De locatie kent 175 capaciteitsplaatsen die, conform de afspraken met de gemeente, kunnen worden ingezet voor meerdere doelgroepen. Van dit laatste is op dit moment geen sprake gezien het acute tekort aan opvangplekken.
Uw Kamer heeft bij de Voorjaarsnota 2021 middelen voor reservecapaciteit bij het COA ter beschikking gesteld. Deze middelen dragen eraan bij dat het COA een aantal locaties kan aanhouden in rustige tijden om die te kunnen inzetten op momenten dat dat nodig is. Sinds het voorjaar 2021 is de bezetting bij het COA aanzienlijk toegenomen, waardoor alle capaciteit ingezet is en vorming van reservecapaciteit nog niet is gerealiseerd. Wanneer de vraag naar opvangcapaciteit afneemt kan met deze financiële middelen een buffer worden gevormd.
Hoe staat het met de voortgang om van de opvanglocatie in Gilze een Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie (GVL) te maken? Hoe staat het met de voortgang om een vierde GVL te realiseren?
Het vinden van opvanglocaties die ook als Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie (GVL) kunnen dienen, is een zorgvuldig proces dat tijd en bovenal bestuurlijk draagvlak vraagt. Door de migratieketen wordt, onder coördinatie van het COA, gezocht naar additionele GVL’s. Dit gebeurt naast de (door)ontwikkeling van het GVL-concept op bestaande locaties.
Voor de locatie Gilze geldt dat het besluitvormingstraject rondom de GVL-vorming onverminderd doorgaat. De huidige renovatie van de locatie wordt uitgebreid om gezamenlijke en langjarige huisvesting van de ketenpartners mogelijk te maken.
Hoeveel satellietlocaties zijn sinds 2020 gerealiseerd om te dienen als «ventiel» voor de GVLs? Is dit aantal conform het geplande aantal? Zo nee, wat is nodig om dit te realiseren?
De provinciale planvorming, onder coördinatie van de PRT’s, is op dit moment nog niet afgerond. De planvorming, die ziet op de middellange termijn (1 januari 2023), wordt doorgezet, maar het tempo wordt beïnvloed doordat gemeenten voor meerdere complexe opgaven staan dan de opvang van asielzoekers alleen. Daarnaast wordt deze planvorming sinds de zomer van 2021 beïnvloed door de acute zoektocht naar opvangplekken en het versneld huisvesten van vergunninghouders in gemeenten hetgeen momenteel alle aandacht vraagt. Als gevolg hiervan zijn nog niet alle plannen opgeleverd. Provincies werken nog aan de plannen, waardoor het nog niet mogelijk is om een beeld te geven van de locaties die een satellietfunctie zullen krijgen.
Met hoeveel gemeenten is, al dan niet via provinciale regietafels, gesproken over de realisatie van flexibele asielopvang? Welke zaken maken de realisatie ingewikkeld? Wat kan hieraan worden gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben alle provinciale regietafels inmiddels een plan van aanpak opgesteld voor de realisatie van de Uitvoeringsagenda? Zo nee, waarom niet? Kunt u een stand van zaken geven over de voortgang van deze plannen van aanpak?
Zie antwoord vraag 4.
Is het kennisloket Flexibele Opvangvormen inmiddels opgezet? Wat zijn de eerste ervaringen hiermee? Wordt hier door provincies/gemeenten veel gebruik van gemaakt?
In het afgelopen anderhalf jaar is aan de PRT’s regelmatig gesproken over flexibele opvang. Kennis, informatie en ervaringen over deze opvangvorm zijn aan de tafels gedeeld. Tevens is een leidraad over flexibele opvangvormen opgesteld. Vragen over flexibele opvangvormen kunnen worden voorgelegd aan de VNG, Aedes, of (de informatielijn van) het COA. Ook vinden er een-op-een gesprekken met gemeenten plaats om toelichting te geven over flexibele opvangvormen. Tot slot, hebben diverse webinars plaatsgevonden waarin het gebruik van flexibele opvangvormen is besproken en toegelicht.
Is de afgelopen maanden, onder invloed van de druk op de asielopvang, sprake geweest van het opschalen van flexibele opvang op een of meer locaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat ondanks dat sinds 2017 wordt gewerkt aan de uitvoering van het Programma Flexibele asielketen, dat juist gericht was op een keten die beter bestand is tegen fluctuaties in de instroom, er nu toch zoveel problemen zijn met het vinden van opvangplekken? Kunt u daarop reflecteren? Welke conclusies trekt u naar aanleiding hiervan over de werking van de uitvoering van de maatregelen uit het Programma? Wat gaat u doen om dit te verbeteren/op te lossen?
Van begin 2018 tot augustus 2020 is binnen het programma Flexibilisering Asielketen gewerkt aan het flexibiliseren van de asielketen, waarna de thema’s voor verdere uitwerking en implementatie zijn overgedragen aan ketenpartners.
Het is goed te benadrukken dat het programma zich naast het flexibiliseren van de opvang ook op andere onderdelen van de asielketen heeft gericht. Zo zijn er ook in de asielprocedure maatregelen ontwikkeld en geïmplementeerd die beogen bij te dragen aan een flexibeler systeem. Voorbeelden hiervan zijn de herinrichting van het proces rondom de herhaalde asielaanvragen, het achterwege laten van een gehoor bij een herhaalde asielaanvraag zonder kans van slagen, het samenvoegen van het aanmeldgehoor met het eerste gehoor, en de flexibele AA. Het programma heeft ook nieuwe concepten opgeleverd zoals het herontwerp van het vernieuwde identificatie- en registratieproces (I&R-proces), een simulatiemodel en een terugkeerspoor. Een deel hiervan dient nog nader te worden uitgewerkt. Dit vindt momenteel plaats en dat betekent dat de gewenste transitie naar een meer flexibele asielketen op onderdelen nog in uitvoering is.
Daarnaast is het van belang op te merken dat in 2015/2016 sprake was van een opvangcrisis enkel door de hoge instroom van asielzoekers. In de huidige problematiek speelt echter ook de krapte op de woningmarkt en de daardoor stagnerende uitstroom van vergunninghouders een rol: momenteel verblijven er ongeveer 36.000 personen in de opvanglocaties van het COA. Hieronder bevinden zich ongeveer 12.000 vergunninghouders, waarvan ongeveer 5.400 personen al langer dan de afgesproken 14 weken wachten op huisvesting in gemeenten.
Ervaringen die zijn opgedaan tijdens de hoge asielinstroom van 2015/2016 hebben geleid tot samenwerkingsstructuren die destijds zijn opgezet en vanuit het programma Flexibilisering Asielketen een meer structurele rol hebben gekregen en ook nu van grote meerwaarde blijken. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie en de PRT’s. Hierdoor weten bestuurders vanuit het Rijk, provincie en gemeenten elkaar te vinden en kan snel worden geschakeld zoals in de afgelopen maanden veelvuldig is gedaan.
Daarnaast is eens te meer gebleken dat opvang van asielzoekers en huisvesting van vergunninghouders communicerende vaten zijn, zoals eerder aan uw Kamer bericht.2 Het is mijn streven de huidige intensieve samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op deze gecombineerde opgave ook in het nieuwe jaar voort te zetten.
In hoeverre spreekt het Rijk ook met gemeenten over flexibele woonoplossingen om de uitstroom te bevorderen, zoals extra subsidies voor begeleiding in gemengd-wonen-projecten en aangepaste regelgeving of garantstellingen om tijdelijke woonvormen te kunnen realiseren? Welke ondersteuning van het Rijk krijgen gemeenten hierbij? Welke mogelijkheden tot verbetering ziet u hier?
De meest effectieve manier om de huidige acute druk op de COA-opvang te verlichten is en blijft het inzetten op de uitstroom van vergunninghouders naar huisvesting in gemeenten. Dit is voor hen bovendien de start van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse samenleving. Als vergunninghouders te lang in de opvang verblijven, belemmert dat immers hun integratie en participatie en zijn zij niet optimaal beschikbaar voor de (lokale) arbeidsmarkt.
Op 19 november jl. is een brief verstuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders waarin is ingegaan op de gezamenlijke opgave opvang en huisvesting. In deze brief hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik uiteengezet hoeveel opvangplekken er nodig zijn om iedereen met een recht op opvang de aankomende periode op te kunnen vangen. Tevens is in de brief ingegaan op de taakstelling en het inlopen van de ontstane achterstanden in het huisvesten van vergunninghouders. In de tweede helft van 2021 moesten daarmee naast de 11.000 vergunninghouders uit de reguliere taakstelling, nog eens 1.500 personen gehuisvest worden. Uw Kamer heeft deze brief in afschrift ontvangen.3
Het kabinet heeft een aantal ondersteuningsmaatregelen ontwikkeld om de mogelijkheden te verbreden.4 Het gaat dan onder meer om een hotel- en accommodatieregeling om met spoed 2.500 vergunninghouders tijdelijk, voor een periode van maximaal zes maanden, onderdak te bieden in de gemeente waarin zij permanent gehuisvest gaan worden. Daarnaast biedt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties diverse regelingen waarvan gebruik kan worden gemaakt bij de realisatie van flexibele woonoplossingen voor tijdelijke bewoning («tussenvoorzieningen»). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 7 december bekend gemaakt dat zo bijna 1.400 woningen zullen worden gerealiseerd, waaronder 800 voor vergunninghouders.5 Ook kunnen de «RVV Tijdelijke woningen» en de «Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie» worden ingeroepen. Tot slot zijn er mogelijkheden gebruik te maken van de expertise van diverse partijen met betrekking tot tijdelijke huisvesting, waaronder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Versnellingskamer Flexwonen, en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Laatstgenoemde zet bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten en provincies in op de ontwikkeling of transformatie van (eigen) grond of vastgoed voor al dan niet tijdelijke bewoning.
Bent u bereid in een brief aan de Kamer uiteen te zetten hoe sinds het beëindigen van de bestaande programmastructuur van het programma Flexibele asielketen en de overdracht van de uitvoering van de maatregelen aan de organisaties in de asielketen de uitvoering van alle maatregelen verloopt? Kunt u daarbij in ieder geval aangeven wat goed verloopt, wat nog nadere aandacht vraagt en welke oplossingen daarvoor beschikbaar zijn?
In mijn brief van 17 december 2020 heb ik de stand van zaken gegeven ten aanzien van de voortgang van de betreffende programmaonderdelen na beëindiging van het programma Flexibilisering Asielketen6. De betreffende onderdelen zijn reeds overgegaan naar de betrokken ketenpartners. Hieronder volgt een weergave van de huidige stand van zaken.
De onderdelen van het vernieuwde I&R-proces worden momenteel gefaseerd uitgevoerd. De regietafels in zowel Ter Apel als Budel zijn al geruime tijd operationeel. De ervaring die is opgedaan wordt benut om het proces verder te verbeteren. Ten behoeve van het nieuwe aanmeldproces in Ter Apel wordt momenteel nieuwe semipermanente huisvesting gerealiseerd ten behoeve van de uitvoer van het I&R-proces door de politie. Wanneer deze huisvesting gereed is, wordt gestart met beide andere onderdelen van het vernieuwde I&R-proces, het Voorportaal en de Frontoffice. De implementatie van het Voorportaal en de Frontoffice zijn voorzien in de eerste helft van 2022. Voor wat betreft de voortgang van de doelgroepgerichte benadering verwijs ik graag naar de beantwoording van vraag 1.
De AA is flexibeler vormgegeven zodat de asielzoeker zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over de uitkomst van de asielaanvraag, de opvangcapaciteit niet langer dan nodig wordt benut en efficiënt wordt omgegaan met de tijd en de capaciteit van medewerkers. Middels een wijziging van het Vreemdelingenbesluit zijn het aanmeldgehoor en het eerste gehoor samengevoegd waardoor de AA is verkort van acht naar zes dagen. Ook wordt tijdens de aanmeldfase een korte uitvraag gedaan naar de asielmotieven van de asielzoeker waardoor de IND gedurende de aanmeldfase een globaal beeld kan verkrijgen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Het is mogelijk gemaakt om de AA met enkele dagen te verlengen, waardoor zaken die iets meer tijd behoeven in de AA afgedaan kunnen worden en niet in de VA terecht komen. Doorverwijzing naar de VA vindt dan vooral plaats bij zaken waarvoor nader onderzoek nodig is. Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Het wetsvoorstel om de vergunningsduur terug te brengen van vijf naar drie jaar is op 28 december 2020 ingediend bij uw Kamer. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is dit wetsvoorstel controversieel verklaard.
De pilot terugkeerspoor is enige tijd onderbroken geweest in verband met de coronapandemie, maar is vervolgens weer herstart. De pilot wordt op dit moment geëvalueerd. Op basis van de evaluatie zal bezien worden in hoeverre de pilotwerkwijze duurzaam geïmplementeerd kan worden en of bredere uitrol in de keten aangewezen is.
In mijn brief van 17 december 2020 heb ik aangegeven dat een eerste versie van het simulatiemodel in gebruik was genomen waarmee de ketenpartners samen met het departement de eerste ervaringen konden opdoen. In deze pilotfase is het model doorontwikkeld, grotendeels gevalideerd, geëvalueerd en bijgesteld. Inmiddels is de pilotfase met goede resultaten afgerond en zal het simulatiemodel in beheer worden genomen. Met dit model kunnen de ketenbrede effecten van bijvoorbeeld fluctuaties in de instroom of voorgenomen beleidskeuzes in kaart worden gebracht.
Voor de overige maatregelen verwijs ik terug naar de beantwoording van bovenstaande vragen.
Bent u bereid deze vragen en de brief genoemd onder vraag 11 uiterlijk één week voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid aan de Kamer te zenden?
Door een samenloop van verschillende prangende omstandigheden en de inzet die daarop gepleegd wordt, is het tot mijn spijt niet gelukt om uw vragen tijdig te beantwoorden.
De uitkomst van de JBZ-Raad |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de «Joint letter on the Adaptation of the EU legal framework to new realities» waarin twaalf lidstaten oproepen EU-fondsen te gebruiken om barrières aan de grenzen op te werpen? Wat is uw visie op de brief en de inhoud van de brief?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief. In algemene zin heeft het kabinet grote zorgen over de sterk toegenomen toestroom van irreguliere migranten die via Belarus proberen de EU te bereiken. Het kabinet is het dan ook met de ondertekenaars eens dat de EU als geheel maatregelen dient te treffen in het geval er sprake is van het instrumentaliseren van migratie, zoals nu gedaan wordt door Belarus. Daar heb ik ook afgelopen zomer, samen met onder andere mijn Griekse en Litouwse collega’s in een eerste brief aan Commissaris Johansson en vice-President Schinas toe opgeroepen.
Het gebruik van EU-fondsen wordt vormgegeven via verschillende Europese verordeningen. In het geval van grensbeheer betreft dat de Verordening tot oprichting van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (BMVI). Deze is recent aangenomen als onderdeel van het nieuwe meerjarig financieel kader voor de periode 2021–2027, en zal de lidstaten extra steun bieden voor de beveiliging van de gemeenschappelijke buitengrenzen van de Unie. EU-fondsen versterken o.a. grenstoezichtcapaciteiten van de lidstaten door medefinanciering van infrastructuur, gebouwen, systemen en diensten die aan de EU-buitengrenzen nodig zijn voor grenstoezicht, zoals controles aan grensdoorlaatposten en bewaking tussen grensdoorlaatposten, in overeenstemming met het Europees geïntegreerd grensbeheer en de Schengengrenscode.
Voor effectief Europees buitengrensbeheer acht het kabinet een integraal pakket aan grensbeheermaatregelen noodzakelijk, waar grenssurveillance, grenscontrole, innovatieve technieken, gebruik van informatie en risicoanalyse, en fysieke grensmaatregelen onderdeel van kunnen zijn. Vanzelfsprekend dient het, in geval van fysieke grensmaatregelen, mogelijk te blijven om conform het Vluchtelingenverdrag en het EU-recht een verzoek tot internationale bescherming te doen.
Tegelijkertijd merkt het kabinet op dat er op dit moment geen concreet voorstel ligt om dit fonds, dan wel andere EU-fondsen, specifiek aan te wenden voor de financiering van dergelijke barrières aan de EU-buitengrenzen. Een eventueel voorstel zal het kabinet op zijn merites beoordelen. De Commissie heeft laten weten van mening te zijn dat fysieke barrières zoals hekken of prikkeldraad niet uit EU-fondsen moeten worden gefinancierd.
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het gebruik van EU-fondsen voor het opwerpen van barrières aan de buitengrenzen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het opwerpen van barrières aan de buitengrenzen om vluchtelingen en migranten tegen te houden?
De primaire verantwoordelijkheid voor de bewaking van de EU-buitengrenzen ligt bij de EU-lidstaten. Op grond van de Schengengrenscode moeten de lidstaten ongeoorloofde grensoverschrijdingen voorkomen en ontmoedigen. De Schengengrenscode regelt niet welke instrumenten daarvoor mogen worden gebruikt. Dit is aan de lidstaten zelf. Een aantal lidstaten maken op delen van hun grenzen al geruime tijd gebruik van fysieke grensbarrières.
Het kabinet heeft begrip voor de positie van lidstaten met lange, lastig te controleren buitengrenzen om in voorkomende gevallen op delen van hun buitengrenzen gebruik te maken van (statische) grensbarrières. Zoals in antwoord op vraag 1 en 2 gesteld, acht het kabinet een integraal pakket aan diverse grensbeheermaatregelen noodzakelijk. Het kabinet is van mening dat grensbeheer aan de EU-buitengrenzen in lijn dient te zijn met EU-recht en het internationaal recht, inclusief het beginsel van non-refoulement.
Wat was de Nederlandse inbreng met betrekking tot het voorstel in de JBZ-Raad?
De brief en de daarin genoemde voorstellen stonden niet op de agenda van de JBZ-Raad. Voor een terugkoppeling van de Nederlandse inbreng tijdens de JBZ-Raad verwijst het kabinet u naar het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober dat uw Kamer recent is toegekomen.1
Wat vindt u van de uitspraak van de Eurocommissaris Ylva Johanson dat barrières niet nodig zijn, als het EU Pact voor Asiel en Migratie aangenomen is?
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van barrières aan de buitengrenzen is in antwoord op vraag 3 toegelicht. Het kabinet is het met Eurocommissaris Johansson eens dat voortgang moet worden gemaakt met het migratiepact. Zoals aan uw Kamer gemeld in het verslag van de JBZ-Raad heeft Nederland de oproep van de Commissie gesteund dat een versterkt Eurodac – zeker in combinatie met een screeningsprocedure – een belangrijke bijdrage zal leveren aan verstevigde buitengrenzen. Daarnaast is ook intensievere samenwerking met derde landen van belang opdat er meer grip komt op irreguliere migratie richting de EU.
Hoe wordt de wijziging in de procedure tot nu toe ervaren? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder goed en wat wordt daar aan gedaan? Wordt de tijdswinst die verwacht werd ook daadwerkelijk gerealiseerd? Zo nee, hoe komt dat?
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit is 26 juni 2021 ingegaan. Gelet op het korte tijdsbestek kan nog weinig gezegd worden gedaan over de ervaringen. De IND ziet het echter als een groot voordeel dat gedurende de aanmeldfase nu een globaal beeld kan worden verkregen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Doordat het eerste gehoor is samengevoegd met het aanmeldgehoor is de procedure bovendien efficiënter geworden. De IND-medewerkers die destijds werden ingezet op eerste gehoren, kunnen nu worden ingezet op andere onderdelen van de asielprocedure.
Kunt u ingaan op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over het ontbreken van waarborgen voor de vreemdeling in de nieuwe aanmeldfase zoals een medische check, juridische bijstand en onafhankelijke voorlichting?
Het kabinet is van oordeel dat de korte uitvraag van asielmotieven verantwoord kan zonder dat al aan de door de Afdeling genoemde waarborgen is voldaan. De redenen waarom het kabinet op dit punt van mening verschilt met de Afdeling advisering zijn uitgebreid uiteengezet in het nader rapport bij het besluit waardoor de asielprocedure is gewijzigd. Om herhalingen te voorkomen wordt verwezen naar dit stuk (Stcrt. 2021, 33182).
Hoe wordt gegarandeerd dat de verklaringen gedaan in het nieuwe aanmeldgehoor, de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de vreemdeling niet negatief zullen beïnvloeden?
In artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit is neergelegd dat de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent de asielmotieven niet worden betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, tenzij deze betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of relevant zijn in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Dit uitgangspunt is eveneens vastgelegd in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire en de openbare werkinstructie 2021/8.
Waarom is er niet voor gekozen om de Rust- en Voorbereidingstijd (hierna: RVT) of een deel daarvan (bijvoorbeeld de juridische bijstand) plaats te laten vinden vóór het nieuwe aanmeldgehoor, zoals ook bepleit door onder andere de Afdeling, de Kinderombudsman, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en UNHCR en in lijn zou zijn met de Onderzoekscommissie-van Zwol, die het belang benadrukt van rechtsbijstand en onpartijdige informatievoorziening zo vroeg mogelijk in de procedure?1
Zoals in paragraaf 5 (in het bijzonder paragraaf 5.2) van de nota van toelichting bij het besluit waardoor de asielprocedure wordt gewijzigd (Stb. 2001, nr. 250) in reactie op de genoemde adviezen is aangegeven, is het zowel in het belang van de vreemdeling als van de IND dat relevante informatie zo vroeg mogelijk in het proces wordt vastgelegd. Inderdaad heeft op het moment dat het aanmeldgehoor plaatsvindt nog geen contact met een rechtsbijstandverlener plaatsgevonden. Daargelaten dat de Procedurerichtlijn niet voorziet in verplichte rechtsbijstandsverlening gedurende de aanvraagfase, ziet de tijdens het aanmeldgehoor gevraagde informatie slechts op basale informatie over de vreemdeling. Zoals uitgebreid is toegelicht in de genoemde paragraaf van de nota van toelichting is er geen enkele reden om aan te nemen dat de vreemdeling zonder rechtsbijstandverlener niet in staat zal zijn deze informatie te verstrekken en is er evenmin reden om aan te nemen dat een zorgvuldig vervolg van de procedure hierdoor in het gedrang zal komen. In het antwoord op de eerste vraag in het genoemde nader rapport wordt hier eveneens op ingegaan. Toegelicht is dat de vraag naar een korte opgave van de asielmotieven tijdens het aanmeldgehoor niet meer inhoudt dan een eerste uitvraag naar die motieven en dat daarbij geen hoge eisen worden gesteld aan het vermogen van de vreemdeling om daarover te verklaren.
Hoe wordt in de nieuwe situatie om gegaan met asielmotieven die niet worden gemeld in het nieuwe aanmeldgehoor maar wel worden aangedragen in het nader gehoor? Hoe wordt voorkomen dat tegenstrijdigheden of onvolledigheden op dit punt de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaring van de vreemdeling negatief beïnvloeden?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 3, worden in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor opgegeven asielmotieven niet betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. Wanneer tijdens het nader gehoor nieuwe of tegenstrijdige asielmotieven worden aangedragen ten opzichte van de opgave in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor, wordt dit niet aan de vreemdeling tegengeworpen. Dit gebeurt alleen wanneer de afgelegde verklaringen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of indien de bescherming van de nationale veiligheid dit vereist.
Wat voor verklaringen, afgelegd tijdens het nieuwe aanmeldgehoor, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en inwilligbaarheid ten behoeve van de asielaanvraag? Hoe wordt hierbij meegewogen wat de medische toestand van een vreemdeling is, gelet op het feit dat de medische check voortaan pas na het aanmeldgehoor plaatsvindt in de nieuwe procedure? En hoe wordt geborgd dat hier niet onbedoeld ook asielmotieven worden meegewogen?
Verklaringen tijdens de aanmeldfase die niet zien op de asielmotieven, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Denk hierbij onder meer aan verklaringen over identiteit, nationaliteit, gezinssamenstelling, opleiding, werkzaamheden, woonomgeving en landen waar de vreemdeling voorafgaand aan de komst naar Nederland heeft verbleven.
Het medisch advies vindt ook tijdens de nieuwe asielprocedure plaats voorafgaand aan het nader gehoor en wel tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. De IND houdt tijdens het nader gehoor, de verdere procedure en bij de besluitvorming rekening met het medische advies en eventuele psychische en/of medische problemen die zijn geconstateerd. Dit geldt ook bij het eventueel tegenwerpen van bepaalde verklaringen die tijdens de aanmeldfase zijn afgelegd. De werkinstructies WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)2 en WI 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)3 geven hiertoe handvatten aan de IND medewerkers. De rechter kan aan de hand van de besluitvorming toetsen of de IND heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit.
Hoe verzekert u, dat waar wordt geschreven in de reactie op de Afdeling dat «rekening gehoudenkan worden met de kwetsbaarheid van de vreemdeling in de behandeling van de asielaanvraag», dit ook daadwerkelijk gebeurt?
De IND houdt gedurende de asielprocedure altijd rekening met een eventuele kwetsbaarheid van een vreemdeling zowel tijdens de gehoren als tijdens de besluitvorming en deed dit ook voor de wijziging van de procedure. In dit verband verwijs ik naar de bovengenoemde werkinstructie inzake procedurele waarborgen. Een vreemdeling die meent dat onvoldoende rekening is gehouden met kwetsbaarheden, kan dat bij de rechter aan de orde stellen.
Hoe wordt rekening gehouden met inconsistenties tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor indien in de RVT blijkt dat iemand geestelijke of andere medische problematiek ervaart? Op welke wijze wordt de inbreng in het aanmeldgehoor dan (anders) gewogen?
Dit hangt af van de individuele zaak, zoals ook is opgenomen in paragraaf 6 van WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl).4 Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling houdt de IND rekening met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Onder andere de (mentale, fysieke, intellectuele etc.) toestand van de vreemdeling speelt een rol tijdens het proces van besluitvorming. Er moet rekening worden gehouden met «verschonende omstandigheden», die gebreken in de afgelegde verklaringen zouden kunnen verklaren (waaronder trauma en gezondheidsproblemen). De ernst van het gebrek moet vanzelfsprekend in verhouding zijn met de aard van de verschonende omstandigheid om het gebrek niet toerekenbaar te achten. De beoordeling is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Waarom is ondanks de kan-bepaling in artikel 3.3 van de memorie van toelichting om minderjarigen apart te horen, er geen gebruik van gemaakt om dit verder bij ministeriele regeling uit te werken? Hoe is verzekerd dat alleenstaande minderjarige asielzoekers voorafgaand aan het nieuwe aanmeldgehoor voldoende rust en voorbereidingstijd krijgen? Krijgen zij van te voren wel juridische bijstand?
Aangenomen wordt dat de vraagstellers doelen op het door meergenoemd besluit aan artikel 3.109a van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegde vijfde lid. Hieraan is uitwerking gegeven in artikel 3.45a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2021, 32590).
(...)
Ook alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) krijgen in de nieuwe procedure geen juridische bijstand voorafgaand aan het aanmeldgehoor. Wel krijgen amv aan het begin van de asielprocedure een voogd van Nidos toegewezen. Met Nidos is ook de afspraak gemaakt dat amv na de aanmeldfase een rust- en voorbereidingstermijn van tenminste drie weken krijgen.
Ik wil tevens benadrukken dat een amv een aanmeldgehoor krijgt dat speciaal is ontwikkeld voor minderjarigen en alleen speciaal daartoe opgeleide medewerkers deze gehoren mogen afnemen. Er wordt ook meer tijd voor een amv aanmeldgehoor ingeruimd dan voor een gehoor met een volwassenen waarbij nadrukkelijk meer aandacht is voor uitleg van de strekking van het gehoor. Nidos woont zo mogelijk het aanmeldgehoor van een amv bij. Ook vind ik het goed te melden amv met voorrang worden ingepland in de Algemene Asielprocedure.
Waarom kiest u ervoor het besluit door te voeren terwijl de Afdeling adviseert het besluit niet te nemen, tenzij het wordt aangepast?
De redenen hiervoor zijn uiteengezet in het genoemde nader rapport.
Vindt er een evaluatie plaats van de wijziging van dit besluit? Zo nee, waarom niet? Kunt u alsnog toezeggen dat de wijziging na een jaar wordt geëvalueerd, of de doelen daadwerkelijk worden behaald en in hoeverre het mogelijk blijkt de nieuwe invulling van de procedure van alle noodzakelijke waarborgen te voorzien?
Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden?
De asielinstroom en de uitspraken van staatssecretaris Broekers-Knol |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «COA slaat alarm: asielzoekerscentra zitten vol, we zitten tegen de crisisnoodopvang aan»1?
Ja.
Erkent u dat het feit dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zich voor het eerst sinds 2015 genoodzaakt ziet het crisisdraaiboek uit de kast te halen en een instroom van bijna 6.000 asielzoekers in september aantonen dat we ons in een asielcrisis bevinden? Zo nee, waarom niet?
Ik wil niet spreken van een asielcrisis, wel is er om verschillende redenen sprake van een tekort aan opvangplekken.
Anders dan in 2015, wordt het COA momenteel geconfronteerd met meerdere omstandigheden die maken dat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. De reisrestricties rondom het voorkomen van de verspreiding van COVID-19 zijn deels verlicht. Dit heeft als resultaat dat niet alleen de asielinstroom wederom opgestart is, dan wel toeneemt, maar ook dat familieleden van vergunninghouders die in het kader van nareis naar Nederland zouden komen nu kunnen inreizen. Ook hebben de evacuaties uit Afghanistan en daarop volgende asielaanvragen, veelal ingediend in september, eraan bijgedragen dat 2.000 opvangplekken moesten worden georganiseerd in een kort tijdsbestek. Verder verblijven ruim 11.000 vergunninghouders in de opvang, waarvan meer dan de helft langer dan de afgesproken veertien weken na vergunningverlening, vanwege achterblijvende uitstroom naar de gemeente. Ten slotte is (gedwongen) vertrek door geldende COVID-maatregelen in derde landen nu ook lastiger te realiseren. Er is nu dus niet alleen sprake van een verhoogde asielinstroom maar ook van een beperkte uitstroom uit de COA-opvang.
De inzet van gemeenten, provincies en Rijk op het uitbreiden van de opvangcapaciteit en het huisvesten van vergunninghouders heeft voor de korte termijn op dit moment voldoende tijdelijk inzetbare plekken opgeleverd om iedereen die daar recht op heeft een opvangplek te bieden. Om iedereen daarin te kunnen blijven voorzien wordt de zoektocht naar extra opvangplekken richting het einde van het jaar voortgezet. Daarnaast worden gemeenten ondersteund om vergunninghouders sneller in de gemeente te kunnen huisvesten.
Ziet u in dat het voortzetten van de huidige asielinstroom de situatie iedere dag onbeheersbaarder maakt? Zo nee, hoe kunt u dat ontkennen gelet op het bovenstaande?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is concreet het verschil tussen een noodsituatie, waarover u spreekt in het Algemeen Dagblad van 2 oktober, en een crisissituatie?
In het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. heb ik aangegeven dat we ons momenteel in een noodsituatie bevinden, nu het COA is overgegaan tot het organiseren van zogeheten noodopvang omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. Het gaat daarbij om opvang in bijvoorbeeld evenementenhallen, zoals nu op verschillende locaties in Nederland is georganiseerd. In hetzelfde artikel heb ik eveneens aangegeven dat mijn schrikbeeld het in moeten zetten van crisisnoodopvang betreft. Crisisnoodopvang moet worden ingezet nadat ook het organiseren van noodopvanglocaties niet langer toereikend is om diegene met het recht daarop een opvangplek aan te kunnen bieden. Het gaat dan, zoals in 2015 en 2016, om het organiseren van kortstondige opvang (van 72 uur) in bijvoorbeeld lokale sporthallen onder coördinatie van de Veiligheidsregio’s. Zoals in mijn antwoord op vragen 2 en 3 beschreven, zetten alle overheden zich momenteel in om de crisisnoodopvang te voorkomen.
Wat is uw inschatting van de totale instroom die Nederland in 2021 te verwerken zal krijgen?
Op basis van gemaakte prognoses is de verwachting dat de totale asielinstroom2 in Nederland voor het jaar 2021 tussen de 29.350 en 37.350 ligt. Hierbij is een brede bandbreedte gehanteerd, passend bij de hoge mate van onzekerheid rondom de ontwikkelingen rondom o.a. de COVID-19 pandemie en de situatie in Afghanistan.
Deelt u de mening dat nieuwe Asielzoekerscentra (AZC’s) en noodopvanglocaties symptoombestrijding zijn, aangezien niet het beschikbare aantal bedden, maar het absorptievermogen van de Nederlandse samenleving de kern van dit vraagstuk is? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op de vragen 2 en 3 heb ik de redenen genoemd die ten grondslag liggen aan het huidig tekort aan opvangplekken.
Door middel van een integrale benadering van het migratievraagstuk streeft het kabinet na dat migratiebewegingen aansluiten op de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving. Ik acht het van belang om nader te onderzoeken hoe, indachtig dit streven, het migratiebeleid kan worden vormgegeven. Uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid is en blijft dat Nederland veiligheid en bescherming biedt aan mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld.
Ik heb de ACVZ gevraagd om breed in kaart te brengen welke mogelijkheden bestaan voor het gebruik van beleidsmatige richtgetallen bij sturing van verschillende vormen van migratie, die zowel aan efficiëntie als draagvlak kunnen bijdragen. Hierbij zal ik in het bijzonder aandacht vragen voor het incorporatievermogen van de samenleving. Ik verwijs naar de brief «Adviesvraag ACVZ beleidsmatige richtgetallen» aan uw Kamer van 8 november jl.3
Deelt u de mening dat de grens van wat Nederland qua asiel aankan bereikt is? Zo nee, waar ligt voor u concreet de grens?
Het kabinet respecteert de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld hebben recht op bescherming. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Een absolute bovengrens op het aantal asielzoekers dat in Nederland kan worden opgevangen past niet bij dit uitgangspunt. Het zou op meerdere vlakken indruisen tegen internationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast stuit een dergelijke bovengrens op grote praktische bezwaren.
Hoe staat het in dat kader met de voortgang van de aangenomen motie-Stoffer/Eerdmans (Kamerstuk 32 824, nr. 330) over een onderzoek naar het instellen van een migratiequotum met asiel als prioriteit?
De mogelijkheid, de verschillende varianten en voor- en nadelen van een migratiequotum heb ik betrokken in mijn verzoek aan de ACVZ. Ik verwijs naar vorengenoemde brief van 8 november jl. aan uw Kamer.
Op welke termijn kunnen aanvullende maatregelen worden verwacht om de druk op te voeren op tegenwerkende veilige herkomstlanden, waaronder Marokko, naar aanleiding van de aangenomen motie-Eerdmans (Kamerstuk 35 925, nr. 44)?
Bij brief van 16 november jl. is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van motie Eerdmans.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met uw opmerking in het AD van 2 oktober jl. dat u gemeenten gaat verplichten asielzoekers op te nemen «wanneer er morgen ineens 10.000 mensen de grens overkomen»? Betekent dit dat het kabinet zelfs zal doorgaan met het toelaten van asielzoekers wanneer de instroom nog veel grotere proporties aanneemt?
Met deze opmerking in het AD van 2 oktober jl. wilde ik uitleggen dat in de situatie waarin zich plotseling in één keer 10.000 mensen met een recht op opvang melden bij het COA, er onvoldoende opvangcapaciteit bestaat om die opvang te bieden. In dat geval zal ik binnen de bestaande structuren een acute oproep doen aan gemeenten om die capaciteit te leveren. Overigens hebben de inspanningen van de achterliggende weken laten zien dat veel gemeenten in zo’n situatie veelal bereid zijn opvangplekken te realiseren. Voor het tweede gedeelte van de vraag verwijs ik naar het vorengenoemde antwoord op de vragen 7 en 18.
Klopt het dat het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en nareizigers als gevolg van de 23.000 mails met betrekking tot de motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 788) een hypothetisch aantal is, zoals u aangaf in de schriftelijke verklaring in reactie op de ophef over het interview in het Algemeen Dagblad?
In zowel het commissiedebat van 6 oktober jl. in het kader de JBZ-raad als tijdens het commissiedebat van 13 oktober jl. over Afghanistan heb ik uitgebreid stilgestaan bij mijn uitspraken in het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. Ik betreur het dat ik mij op een vraag van de journalist heb laten verleiden tot het geven van een alsdan-antwoord. Ik heb aangegeven dat ik dat niet had moeten doen, evenmin had ik de term braindrain in deze context moeten gebruiken.
Indien het totale aantal hypothetisch is, houdt dat in dat u uitsluit dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 gaat uitkomen en dat de vervijfvoudiging,waar u naar eigen zeggen altijd van uitgaat bij dergelijke inschattingen, compleet uit de lucht gegrepen is?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe is het in dat geval mogelijk dat u nog altijd geen idee heeft van de werkelijke omvang van het aantal Afghanen dat zich naar aanleiding van de motie-Belhaj bij uw ministerie gemeld heeft?
In de brief van het kabinet van 11 oktober jl. is aangegeven dat ongeveer 35.000 e-mails op kabul@minbuza.nl zijn ontvangen die na eerste lezing betrekking bleken te hebben op de motie-Belhaj c.s. Teruggebracht naar unieke e-mailadressen gaat het om circa 20.000 adressen. Veel e-mails hebben betrekking op meerdere personen, vaak gaat het om gezinnen. De informatie in de e-mails is in veel gevallen dermate onvolledig dat het onmogelijk is het hulpverzoek op zijn merites te beoordelen of zelfs maar de identiteit van de afzender vast te stellen.
Voor de afwikkeling van de motie-Belhaj cs. verwijs ik u kortheidshalve verder naar de genoemde brief van 11 oktober jl. en de brief inzake Afghanistan die ik uw Kamer op 16 november jl. heb verstuurd.
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Afghaanse asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
De vraag ziet op het aantal gezinsleden dat per Afghaanse of Syrische ingewilligde asielzoeker is overgekomen. Dat kan betekenen in het kader van zowel nareis als in de reguliere procedure voor gezinshereniging en gezinsvorming. Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de vreemdeling moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen. Wel kan de asielstatushouder later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een vreemdeling een status voor (on)bepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover geen betrouwbare cijfers worden geleverd.
Wel kan een jaargemiddelde geleverd worden voor het aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Afghaanse nationaliteit.4 5
0,7
1,0
1,1
1,3
0,8
0,7
0,6
2,3
1,9
0,7
0,1
Gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Syrische nationaliteit.
1,5
0,3
0,8
1,0
1,4
1,4
1,1
1,6
1,6
1,4
2,3
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Syrische asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
Zie antwoord vraag 14.
Indien het aantal van 100.000 niet volledig hypothetisch is, erkent u daarmee dan dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 kan uitkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom vindt u dat u het hypothetische aantal van 100.000 niet had moeten noemen?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u voornemens om, ongeacht het aantal, alle Afghaanse asielzoekers die asiel aanvragen in Nederland daadwerkelijk in Nederland op te vangen?
Zie antwoord vraag 7.
Betreurt u uw uitspraken over het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en de «braindrain» uitsluitend vanwege de context waarbinnen deze gedaan zijn? Of meende u de uitspraken ook inhoudelijk niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid per direct, in navolging van onder andere de Oostenrijkse bondskanselier Kurz, af te kondigen dat Nederland vanaf nu geen Afghaanse asielzoekers meer opvangt en dat opvang in de regio dient plaats te vinden?
Het heeft de voorkeur van het kabinet om vluchtelingen bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten. Tegelijk respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Personen die in Nederland een asielvergunning aanvragen worden in Nederland opgevangen in afwachting van een beslissing op de asielaanvraag.
In de brieven van 11 oktober jl. en 16 november jl. inzake Afghanistan is uitgebreid ingegaan op de verdere uitvoering van de motie Belhaj c.s. Kortheidshalve verwijs ik u voor verdere informatie hiernaar.
Zo nee, waarom blijft u vasthouden aan een koers die, gelet op de ruim 23.000 mails met asielverzoeken die betrekking hebben op de motie-Belhaj, onvermijdelijk gaat leiden tot een ongecontroleerde stroom van Afghaanse asielzoekers naar Nederland waarvoor u nota bene zelf waarschuwde?
Zie antwoord vraag 20.
Vindt u de motie-Belhaj uitvoerbaar? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u, gelet op het onhoudbare karakter van de instroomcijfers voor de Nederlandse samenleving, bereid gebruik te maken van de mogelijkheden die onder andere de artikelen 25 t/m 35 van het Schengenverdrag u bieden om de grens te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de
Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke
oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het vrije verkeer van personen is een groot goed in Europa en de inzet is dat te behouden. Het kabinet is voorstander van een versterkt Schengen. De Nederlandse inzet is gericht op de versterking van de buitengrenzen en een effectiever Europees asiel en migratie managementsysteem en de screening- en grensprocedure. Het kabinet kiest ervoor met een groot pakket aan realistische maatregelen, risico’s zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Gaat u verder maatregelen treffen de asielstroom naar Nederland in te dammen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Alhoewel ik de term indammen in dit kader niet passend vind, kan ik wel aangeven dat het beheersen van de migratiestromen een belangrijk onderdeel is van de migratieagenda van dit kabinet. Deze kan uw Kamer terugvinden in de integrale migratieagenda (en de verschillende voortgangsrapportages daarbij) waarin de beleidsvoornemens op migratieterrein aan elkaar verbonden zijn in een agenda met zes pijlers. Die pijlers zijn onder meer het voorkomen van irreguliere migratie, versterking van opvang in de regio, het tegengaan van illegaliteit en meer terugkeer. Tegelijkertijd kunnen vreemdelingen die naar Nederland vluchten voor oorlog, vervolging en geweld en hier een aanvraag indienen in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. Daarbij is het goed te benoemen dat de nationale asielprocedure zo is ingericht dat kansarme asielaanvragen versneld worden behandeld en de betreffende personen in sobere opvang verblijven gedurende hun procedure.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Daar is zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Vanwege de leesbaarheid en gelet op de samenhang is er voor gekozen de beantwoording op meerdere vragen samen te pakken.
Het bericht dat 58 Afghanen via Pakistan naar Nederland worden gehaald. |
|
Derk Jan Eppink (JA21) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Klopt het bericht dat 58 Afghanen die de grens met Pakistan zijn overgestoken binnenkort naar Nederland gehaald zullen worden, nadat dit in september eerder al met 50 Afghanen is gedaan?1
Ja. Het betreft hier personen waarvan het kabinet eerder heeft aangegeven zich in te blijven spannen voor hun overkomst. Op 7 oktober jl. zijn reeds 26 Afghanen van bovengenoemde groep met een Duitse chartervlucht naar Nederland overgebracht. De anderen bevinden zich in Islamabad en zijn in afwachting van hun overkomst naar Nederland.
Klopt het dat Nederland de personen in kwestie per mail en telefoon heeft begeleid bij hun oversteek van de Pakistaanse grens en dat hierbij overleg is geweest met de Pakistaanse autoriteiten, ondank het feit dat Nederland de vluchtroute over land als zeer gevaarlijk beschouwt en ten stelligste afraadt?
Nederland raadt reizen over land niet aan. De beslissing om over land naar Pakistan te reizen, is echter de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen. Als personen op basis van bij Nederland bekende informatie voor vertrek naar Nederland in aanmerking komen en besluiten over land naar een buurland te vertrekken, kan Nederland hen een brief verstrekken, indien dit van nut is bij het binnenkomen van -in dit geval- Pakistan. Daarin verklaart Nederland dat deze personen door ons land zullen worden opgenomen en dat Nederland hun doorreis zal faciliteren.
Zo ja, hoe geloofwaardig vindt u het om enerzijds dergelijke tochten af te raden, maar anderzijds het negeren van dat advies te belonen met een vlucht naar Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het feit dat de Afghanen in kwestie nu tijdelijk worden opgevangen in Islamabad aantoont dat zij in Pakistan in veiligheid zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze personen dan alsnog naar Nederland overgebracht?
Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 14 september jl. heeft aangegeven, blijft Nederland zich actief inspannen om mensen die daarvoor in aanmerking komen, vanuit Afghanistan zo nodig via derde landen naar Nederland over te brengen. Dat deze mensen zich in Islamabad bevinden doet daar niet aan af.
Deelt u de conclusie dat het overbrengen van Afghanen uit buurlanden zoals Pakistan naar Nederland aantoont dat het u niet uitsluitend om de veiligheid van deze personen gaat, maar dat u het als doel op zich ziet om hen naar Nederland te halen? Zo ja, waarom is dat?
Het kabinet wil een bijzondere inspanning leveren voor tolken en de personen die reeds opgeroepen waren voor evacuatie in het kader van de motie-Belhaj c.s., maar de laatste evacuatievlucht uit Kaboel helaas niet meer tijdig konden bereiken. Het kabinet wil daarnaast een speciale regeling treffen voor twee bijzondere groepen (medewerkers van BZ/BHOS-begroting gefinancierde projecten en mensen die voor Defensie of EUPOL werkzaam zijn geweest in een publieke, zichtbare functie) om overkomst naar Nederland te faciliteren. Het kabinet heeft – op verzoek van UNHCR – bovendien toegezegd zich flexibel op te willen stellen wat betreft urgente hervestigingsverzoeken voor individuele Afghanen die vanwege hun werk of achtergrond niet veilig zijn in buurlanden. Het gaat dan zowel om mensen die nieuw aankomen uit Afghanistan als om vluchtelingen die al in buurlanden verblijven. Voor nadere informatie hierover verwijzen wij u naar de brief die uw Kamer op 11 oktober jl. toegekomen is. Voor personen die niet tot deze specifieke groepen behoren, heeft het de voorkeur van het kabinet om bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten.
Zo nee, bent u bereid om alleen nog opvang in de regio te bieden en te stoppen met het overbrengen van Afghanen naar Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat op 13 oktober a.s. over Afghanistan?
Ja.
Het bericht 'Asielzoekerscentra bomvol: 'We zitten tegen crisisnoodopvang aan'' en 'Afghanen de druppel' |
|
Daniel Koerhuis (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Peter Valstar (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekerscentra bomvol: «We zitten tegen crisisnoodopvang aan»» van RTL Nieuws en «Afghanen de druppel» van de Telegraaf?1, 2
Ja.
Klopt het dat de reguliere opvang van 30.000 plekken op dit moment bezet is? Zo nee, hoe zit het wel?
Op 1 november jl. was de totale bezetting bij het COA, inclusief de Afghaanse evacués op Defensielocaties, ruim 34.000. Daarmee zijn alle reguliere opvangplekken bezet en wordt nu verschillende vormen van noodopvang ingezet.
Wat is de oorzaak van de hoge bezetting van opvangplekken in het COA? In hoeverre is de gebrekkige uitzetting hier debet aan? In hoeverre is de gebrekkige uitstroom hier debet aan? In hoeverre is een stijgende instroom hier debet aan?
De opvangcapaciteit van het COA staat om verschillende redenen onder grote druk. Allereerst zorgen recente geopolitieke ontwikkelingen voor een toenemende asielinstroom. Naast de situatie in Afghanistan bestaan er ook zorgen dat de situatie in Libanon, Belarus en Turkije tot een toenemende asielinstroom zullen leiden. Bovendien arriveren steeds meer nareizigers in het kader van gezinshereniging naar ons land. Zij konden eerder niet reizen vanwege de internationale reisbeperkingen in verband met COVID-19. Ten slotte levert de inzet van gemeenten om bijna 12.000 vergunninghouders die momenteel in de opvang verblijven te huisvesten helaas onvoldoende resultaat op. Daarvan verblijft ruim de helft langer dan de afgesproken termijn in de opvang.
Overigens is goed om te benoemen dat vreemdelingen recht op opvang behouden tot het einde van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op de asielaanvraag, of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is ingediend. Na het einde van die termijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens uitzonderlijke omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie of vorst, of omdat mogelijk op korte termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter), of wordt vreemdelingenbewaring voorbereid als dat aan de orde is. Uitgeprocedeerde asielzoekers zijn dus beperkt debet aan de hoge bezetting van opvangplekken in het COA.
Hoe verhoudt de stijgende asielinstroom in Nederland zich tot andere EU-lidstaten? Hoe groot is het aantal geëvacueerde Afghanen op dit geheel, zowel in Nederland als in de EU?
Sinds het versoepelen van de Covid-19 maatregelen neemt de totale Europese instroom van asielaanvragen sinds mei van dit jaar weer toe en gaat deze instroom geleidelijk terug naar het oude niveau. De Nederlandse asielinstroom laat een vergelijkbare trend zien, al ligt de stijging van de instroom over de afgelopen weken hoger dan in vergelijking met veel andere Europese lidstaten. Belangrijke uitzondering in deze trend is Oostenrijk, dat gekenmerkt wordt door een beduidend hogere stijging over de afgelopen weken.
In de Nederland bevinden zich nu ruim 2.100 Afghaanse evacués. Het is niet bekend hoeveel Afghaanse evacués zich in alle EU-lidstaten bevinden.
Op welk moment voorzag u dat de opvangcapaciteit een knelpunt zou worden? Welke maatregelen heeft u sindsdien getroffen om de uitstroom van statushouders en afgewezen asielzoekers te bevorderen en instroom te beperken?
Het COA heeft de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
Met het toenemen van de asielinstroom, het grotere aantal nareizigers dat naar Nederland kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk dat op korte termijn extra capaciteit nodig was. Zeker in combinatie met de komst van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor de nijpende situatie bij het COA en om op te roepen om extra opvangplekken te realiseren of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Hierop zijn de gesprekken met de medeoverheden de afgelopen maanden geïntensiveerd en hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ikzelf provincies en gemeenten met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders.
Wat betekent de stijgende asielinstroom voor de behandeling van de aanvragen door de IND? Worden hierdoor opnieuw achterstanden opgebouwd? Op welke manier worden de lessen die geleerd zijn door de taskforce, of de taskforce zelf, gebruikt om te voorkomen dat opnieuw achterstanden worden opgelopen?
De IND heeft in de afgelopen anderhalf jaar enorme inspanningen geleverd om de opgelopen asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april 2020 aan de Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt, behoudens een klein aantal zaken waarbij sprake is van langdurige beslisbelemmering. Het streven is er op gericht dat de IND eind 2021 in 90% van de aanvragen beslist binnen de wettelijke termijn. Door de hogere dan verwachte asielinstroom in combinatie met de crisis in Afghanistan blijft de druk binnen de IND onverminderd hoog. Voor het eerste kwartaal 2022 is het de verwachting dat de IND ca. 6.400 aanvragen moet beslissen en afronden om niet buiten de wettelijke termijn te lopen. Dit is een majeure opgave waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die geleerd zijn bij de Taskforce onder andere op het gebied van schriftelijk horen en telehoren zullen hier zeker in meegenomen worden. Daarnaast zal een deel van de capaciteit van de Taskforce in vaste dienst worden genomen bij de IND om kennis en kunde niet te verliezen en ook in 2022 het werkaanbod het hoofd te bieden. De risico’s met betrekking tot de gevolgen van nieuwe corona-maatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere instroom worden nauwlettend in de gaten gehouden
Hoe kan het dat bij de voorjaarsnota is aangegeven dat op basis van de laatste asielraming een lagere asielinstroom werd verwacht? Op welke manier wordt deze asielraming vastgesteld en op welke manier is daarbij rekening gehouden met de te voorziene afbouw van reisbeperkingen in verband met corona?
In asielraming van begin 2021 werd rekening gehouden met een dalende asielinstroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Het actuele beeld laat echter een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting.
De asielraming wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid opgesteld met betrokken partners uit de migratieketen. Deze raming wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. Bij het opstellen van deze raming is ook rekening gehouden met de COVID-beperkende maatregelen en de afbouw daarvan. Aangezien hier geen ervaringscijfers van zijn, is dit echter zeer lastig om te ramen.
Klopt het dat als gevolg van deze lagere raming 198,6 miljoen euro is teruggestort naar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)? Zo ja, tot welke financiële knelpunten leidt dit nu de asielopvang uitpuilt? Zo nee, om welk bedrag gaat het wel?
Ja het klopt dat met de lagere raming er ook een lagere toerekening aan ODA bij BHOS is ter hoogte van € 198,6 mln. Dit heeft enerzijds te maken met de lager verwachte bezetting bij het COA als gevolg van een lagere instroom, met de verwachting dat de taakstelling huisvesting van vergunninghouders door gemeenten wordt behaald en anderzijds met het feit dat te veel asielzoekers langer dan een jaar verblijven in de opvang. Vooralsnog leidt dit niet tot financiële problematiek met betrekking tot de opvang.
Welk bedrag moet nu van BHOS gestort worden richting J&V om asielopvang goed te kunnen organiseren? Welk bedrag moet J&V eventueel zelf bijpassen en op welke manier gaat u dit dekken?
Met betrekking tot de toerekening aan ODA (beheerd door BHOS) zijn afspraken gemaakt door het kabinet passend binnen de regels van de OESO op dit terrein. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of de toerekening aan ODA moet worden verhoogd en of er daarnaast aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn.
Op welke wijze bent u bezig om de asielopvang te vergroten? In hoeverre gaat dit om tijdelijke (nood)opvang en in hoeverre gaat dit om asiellocaties die meerjarig worden geopend? Hoe verhoudt de wijze van opvang zich tot de meerjarige productie prognose?
Zoals reeds bij vraag 5 beantwoord zijn de gesprekken die ikzelf, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, met provincies en gemeenten over geïntensiveerd. We hebben met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders. Naar aanleiding van deze oproep heeft het COA sinds eind augustus jl. ruim 6.500 extra opvangplekken in gebruik genomen. Daarvan is 80% tijdelijk beschikbaar voor een periodes die uiteenlopen van vier weken tot zes maanden.
De meerjaren productie prognose geeft onder andere een verwachting aan van de in- en uitstroom van de COA-opvang. De wijze waarop deze opvang wordt georganiseerd of vorm krijgt, is geen onderdeel van deze prognose.
Welke middelen heeft en gebruikt u om gemeenten die bereid zijn mee te werken aan (nood)opvang te ondersteunen om de gevolgen voor de omgeving in zo goed mogelijke banen te leiden?
Gemeenten die bereid zijn opvang te realiseren, of dat nou reguliere of tijdelijke (nood)opvanglocaties zijn, ben ik zeer erkentelijk. Gemeenten gaan vrijwillig akkoord met het openen van een opvanglocatie binnen de gemeentegrens, maar staan er uiteraard niet alleen voor. Vanuit het Rijk ontvangen zij een financiële uitkering op basis van het Faciliteitenbesluit. Daarnaast, en misschien wel belangrijker nog, ondersteunt het COA zowel voorafgaand aan de realisatie van een locatie als tijdens vestiging van de locatie gemeenten bij de communicatie richting omwonenden.
In welke mate kunt u een prognose schetsen van de (verwachte) uitstroom van statushouders uit AZC’s in de komende maanden en in welke mate is zo’n prognose betrouwbaar voor het berekenen van de opvangcapaciteit op korte termijn?
Op dit moment is ongeveer een derde van de bewoners van de COA-opvang vergunninghouder. In totaal zijn dat bijna 12.000 vergunninghouders, waarvan meer dan de helft langer dan veertien weken wacht op huisvesting in een gemeente. Door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, het COA en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) worden verschillende maatregelen genomen om de achterstand op het realiseren van de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders in te lopen.
Daarnaast zijn door het COA en het RVB locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereed kunnen worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Het gaat concreet om de inzet van zogeheten tussenvoorzieningen, waarbij het Rijk verantwoordelijkheid zal nemen voor de grond en de bebouwing met tijdelijke units. Het realiseren van dergelijke tussenvoorzieningen duurt echter enige tijd. Het is daarom niet goed in te schatten hoeveel vergunninghouders de komende periode uitstromen uit de opvangcapaciteit.
Twee keer per jaar wordt op basis van de (verwachte) asielinstroom, het (verwachte) inwilligingspercentage van de asielaanvragen en het (verwachte) aantal personen dat in het kader van gezinshereniging naar Nederland komt een taakstelling vergunninghouders vastgesteld. Voor de tweede helft van 2021 is deze taakstelling 11.000 plaatsingen en voor de eerste helft van 2022 is de taakstelling 10.000 plaatsingen.
Op welke manier wordt nu ingezet op een hogere uitstroom van statushouders, bijvoorbeeld door het plaatsen van flexwoningen?
Afgesproken is dat asielzoekers die een verblijfsvergunning krijgen (zogeheten vergunninghouders), binnen 14 weken na vergunningverlening worden gehuisvest door gemeenten. Door een tekort aan geschikte en betaalbare woningen stagneert de doorstroom. Om gemeenten te faciliteren in hun huisvestingstaak heeft de rijksoverheid, samen met de provinciale tafels, verschillende initiatieven opgezet. Zo ondersteun ik gemeenten met het huisvesten van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast is een hotel en accommodatieregeling gestart, om vergunninghouders voor wie er nog geen huisvesting is georganiseerd, tijdelijk onderdak te bieden in de gemeente. Daar kunnen zij ook starten met integratie en participatie. Verder heeft het Ministerie van BZK 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gemeenten om meer passende huisvesting voor aandachtsgroepen te realiseren. Daarvan is 18 miljoen euro gereserveerd voor de huisvesting van statushouders in tussenvoorzieningen of andere vormen van (tijdelijke) huisvesting waarmee extra wooneenheden aan de bestaande voorraad worden toegevoegd.
Met deze instrumenten moet de doorstroom van vergunninghouders teruggebracht worden naar de streeftermijn van 14 weken.
Wat is de stand van zaken van de drie landelijk pilots voor Rotterdam, Haarlemmermeer en Castricum voor het huisvesten van statushouders in flexwoningen?
Over de stand van zaken bij de pilot in Castricum heb ik recent Kamervragen van de VVD beantwoord (kenmerk 2021Z15037). Wat betreft de pilot in Haarlemmermeer waren ten tijde van de tussenevaluatie (december 2020) twee locaties geselecteerd. De gemeente was op dat moment in gesprek met corporaties en vastgoedorganisaties over de exploitatie. Op dit moment wordt de eindevaluatie van de serie pilots opgemaakt, waaruit zal blijken wat de belangrijkste knelpunten waren bij het realiseren van de flexwoningen.
In de regio Rotterdam–Rijnmond heeft de Veiligheidsregio het initiatief genomen om de regiogemeenten per aanbiedingsbrief van 28 oktober jl. uit te nodigen om gebruik te maken van de pilotregeling «tussenvoorzieningen voor statushouders». Dit initiatief bevindt zich hiermee in de opstartfase.
Wat is de stand van zaken van de tien landelijke pilots voor gemeenten die dit jaar zouden starten voor het huisvesten van statushouders in flexwoningen?
De nieuwe pilots waar u in uw vraag naar verwijst, werkt de Minister van BZK op dit moment uit in samenwerking met gemeenten en provincies in de vorm van tussenvoorzieningen. Het kabinet heeft 15 miljoen EUR beschikbaar gesteld om de meest kansrijke en snel te realiseren projecten financieel te ondersteunen.
Wat is de stand van zaken om Rijksvastgoedgronden te gebruiken voor het huisvesten van statushouders in flexwoningen?
Vanuit het Rijksvastgoedbedrijf wordt intensief meegezocht naar locaties voor opvang van asielzoekers en (tijdelijke) huisvesting van statushouders, onder andere in de vorm van flexwoningen. Aan de Provinciale Regietafels heeft het Rijksvastgoedbedrijf aangegeven welke mogelijkheden zij zien voor het gebruik van hun percelen dan wel Rijksvastgoed ten behoeve van asielopvang of huisvesting van statushouders (in de vorm van tussenvoorzieningen) in de betreffende provincie. Ik waardeer de inzet van het RVB om deze mogelijkheden verder vorm te geven en daarnaast ook gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van eigen locaties.
Bevinden zich op dit moment uitgeprocedeerde asielzoekers in AZC’s? Zo ja, om hoeveel personen gaat het? Bevinden zij zich in een terugkeertraject? En begint terugkeer ook te vlotten nu de reisbeperkingen als gevolg van corona beperkter zijn? Zo nee, welke beperkingen worden nog ervaren?
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen, hebben volgens Europese en nationale wet- en regelgeving recht op opvang. Dat recht houden zij in beginsel tot het einde van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op de asielaanvraag, of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is ingediend. Ook is er een groep veilige landers die een 0-dagen vertrektermijn krijgen en dus geen recht hebben op opvang na een negatieve beslissing op de asielaanvraag. Na het einde van vertrektermijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens uitzonderlijke omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie, vorst, omdat mogelijk op korte termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter of het vertrek binnen zeer afzienbare tijd gerealiseerd kan worden), of wordt vreemdelingenbewaring voorbereid als dat aan de orde is. Op 1 oktober 2021 zaten 240 personen in de COA-opvang die, hoewel dat juridisch mogelijk is, op dat moment nog niet ontruimd of in bewaring waren gesteld.
Daarnaast biedt het COA onderdak aan op zogeheten terugkeerlocaties. Concreet gaat het om de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel en een vijftal gezinslocaties (GLO) verspreid over het land. In de VBL biedt het COA onderdak aan verwijderbare personen die medewerking verlenen aan vertrek, maar niet binnen de vertrektermijn van 28 dagen Nederland kunnen verlaten of waarvan de DT&V het vertrek binnen in beginsel 12 weken kan realiseren. Op 1 november 2021 zaten ca. 110 personen in de VBL. In de GLO’s verblijven gezinnen met minderjarige kinderen zonder rechtmatig verblijf waar, omwille van humanitaire redenen, onderdak wordt geboden. Op 1 november 2021 zaten ca. 850 personen in de GLO’s.
Voor de terugkeer van vreemdelingen, zowel naar derde landen als bij een Dublinoverdracht naar een andere lidstaat, gelden – evenals voor andere reizigers – in vrijwel alle gevallen vereisten op het gebied van test en/ of vaccinatie ten aanzien van COVID-19. Medewerking aan een COVID-test kan niet worden afgedwongen. In de praktijk gebeurt het veelvuldig dat vreemdelingen niet willen meewerken aan een COVID-test. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik naar de brief die ik op 8 november jl. aan uw Kamer heb gestuurd.3
Tot slot, kunt u aangeven hoe het staat met uitvoering van de motie Becker (35 570 VI, nr. 30) die verzocht om met gelijkgezinde omringende landen te werken aan een sterker Schengen en tevens in kaart te brengen wat nodig en wenselijk is om als Nederland in crisistijd grip te houden op de eigen grens?
Het kabinet werkt met gelijkgezinde landen aan een sterker Schengen, om het Schengengebied toekomst- en crisisbestendiger te maken. De inzet van alle gesprekspartners is er op gericht om Schengen in de huidige vorm te versterken om de bestaande ruimte van vrij verkeer te behouden. Daarvoor moet worden gekeken naar gebleken tekortkomingen van Schengen die ertoe leiden dat verschillende lidstaten het al geruime tijd noodzakelijk achten interne grenscontroles toe te passen. Het kabinet constateert tekortkomingen in de vorm van secundaire migratiestromen en niet goed functionerende asielprocedures en onvoldoende inzet van alternatieven voor interne grenscontroles. Prioriteiten voor het kabinet zijn daarom het versterken van de buitengrenzen, het verbeteren van analyse en risico-gestuurde monitoring aan de binnengrenzen, het versterken van de governance van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crisis. Ten aanzien van dit laatste punt wordt ook gekeken naar het verankeren van handelingsperspectief in de Schengengrenscode wanneer sprake is van grootschalige secundaire migratiestromen binnen het Schengengebied. Dit is nader toegelicht in het BNC-fiche dat uw Kamer heeft ontvangen naar aanleiding van de publicatie van de Schengenstrategie.4
De hiervoor genoemde standpunten worden ook richting de Commissie gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten uitgedragen, in aanloop naar de publicatie van het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode, dat de komende maanden verwacht wordt.
Zou u bovenstaande vragen één voor één kunnen beantwoorden?
Ja.
De zaak van een uit de Oekraïne afkomstig gezin dat geen paspoort kan krijgen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Wat is het beleid ten aanzien van vreemdelingen wier asielverzoek is afgewezen, maar die van hun land van herkomst geen paspoort of ander reisdocument kunnen krijgen, en daardoor in feite staatloos zijn geworden, zoals in het geval van een Oekraïens gezin, afkomstig uit De Krim, in Friesland?1
Zoals u weet kan ik niet op individuele zaken ingaan. In het algemeen kan ik u mededelen dat voor personen die na de afwijzing van hun asielaanvraag niet naar het land van herkomst kunnen terugkeren er de mogelijkheid is om een zogeheten buitenschuldvergunning te verkrijgen. Deze vergunning wordt, ambtshalve of na een aanvraag daartoe, door de IND verleend indien er voldaan is aan de voorwaarden zoals die staan omschreven in B8/4 van de Vreemdelingencirculaire. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) gelden er andere voorwaarden en deze staan omschreven in B8/6 van de Vreemdelingencirculaire.
Bij het vaststellen of er is voldaan aan de voorwaarden voor een buitenschuldvergunning dient er geen redelijke twijfel over de identiteit en de nationaliteit van de vreemdeling te zijn, dient er geen lopende procedure te zijn in het kader van de aanvraag van een verblijfsvergunning en behoort de vreemdeling niet te voldoen aan de voorwaarden voor een andere verblijfsvergunning. Daarnaast dient een verzoek om bemiddeling, dat is ingediend bij de DT&V om de terugkeer te kunnen realiseren of om een (vervangend) reisdocument te verkrijgen, niet het resultaat van vertrek te hebben opgeleverd. Ook dient de vreemdeling naar het oordeel van de DT&V in houding en gedrag te hebben laten zien dat hij wil terugkeren naar het land alwaar toegang toe wordt verleend. Dit kan onder meer blijken uit het feit dat de vreemdeling zich heeft gehouden aan de afspraken die met de DT&V zijn gemaakt gedurende het voorgenoemde bemiddelingstraject.
De DT&V levert in het kader van de vaststelling van de buitenschuldprocedure een zwaarwegend advies aan de IND op basis waarvan wordt bepaald of er sprake is van een buitenschuldsituatie waarbij is voldaan aan de vereisten uit de Vreemdelingencirculaire. Deze afweging wordt op individuele basis gemaakt en er kan daarom niet zonder meer gesteld worden dat het enkele feit dat een vreemdeling geen paspoort of andersoortig reisdocument kan verkrijgen per definitie zou moeten leiden tot een verblijfsvergunning. Noch heeft dit feit tot gevolg dat de vreemdeling staatloos wordt.
Wat wordt verwacht van uitgeprocedeerde vreemdelingen wier paspoortaanvraag door het land van herkomst aantoonbaar geweigerd is en van wie de autoriteiten verklaren dat zij niet in de registers voorkomen? Wat zijn de consequenties wanneer zij een reisdocument aangevraagd hebben en zij dit toch niet krijgen van het (in sommige gevallen: vermoede) land van herkomst?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat in gevallen, zoals in vraag 2 beschreven, verblijf uiteindelijk toegestaan zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Na hoeveel tijd gaat het belang van in Nederland opgroeiende kinderen volgens u zwaarder wegen dan het belang van de Staat? Zou het na vijf jaar niet aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn om aan te tonen dat er geen schade ontstaat voor een kind bij terugkeer naar het land van de ouders, aangezien uit een rapport van de Rijksuniversiteit Groningen uit 2006 blijkt dat vijf jaar een omslagpunt is?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld ben ik op de hoogte van onderzoek dat concludeert dat het gedwongen vertrek van kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland hebben verbleven schadelijk is voor hun ontwikkeling. Hierbij is ook opgemerkt dat de ernst van de schade die kinderen wordt toegebracht onder andere afhangt van de omstandigheden waarin het kind verkeert, de omstandigheden van de ouders en hun opvoedingsmogelijkheden, het aantal cultuurwisselingen dat het kind heeft meegemaakt en het perspectief op ontwikkeling voor het kind in het land van herkomst.2 Ook heb ik aangegeven dat het ontstaan van een ontwikkelingsdreiging bij een kind niet één op één aan gedwongen vertrek na een bepaalde verblijfsduur in Nederland is verbonden. Of er sprake is van een ontwikkelingsdreiging zal, naast de duur van de onzekerheid over het perspectief, mede afhangen van de kwetsbaarheden van de kinderen en de ouders in kwestie.3
Dit in ogenschouw nemende, samen met het feit dat in het kader van toetsing op artikel 8 EVRM een belangenafweging plaatsvindt, maakt dat er geen vaste periode is waarna het belang van in Nederland opgroeiende kinderen zwaarder weegt dan het belang van de staat. In de belangenafweging worden alle aangevoerde individuele omstandigheden meegenomen. Per individuele casus kan de belangenafweging dan ook anders uitvallen. In de belangenafweging wordt de duur van het verblijf meegenomen, maar bijvoorbeeld ook of een deel van het verblijf legaal was, in welke andere omstandigheden het individu zich bevindt en de opvoedingsmogelijkheden van de ouders.
Is het afgeven van een verblijfsvergunning volgens u in principe strijdig met het belang van de Staat? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, in welke gevallen kan het belang van de Staat ook gediend zijn met het verstrekken van een verblijfsvergunning aan een vreemdeling? Wat zijn volgens u de concrete belangen van de Staat in een dergelijke zaak, afgezien van het algemene restrictieve toelatingsbeleid?
Nee, het afgeven van een verblijfsvergunning is niet in principe strijdig met het belang van de staat. Indien een aanvraag voldoet aan de geldende voorwaarden kan dat in het belang van de staat zijn als er sprake is van een wezenlijk Nederlands belang. Het kan ook zijn dat het niet zozeer in het belang is van de staat om een verblijfsvergunning af te geven, maar dat het belang van de staat niet in de weg staat om een verblijfsvergunning te verlenen indien bijvoorbeeld sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard. Andere belangen van de staat zijn openbare orde en nationale veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden, de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en het economisch welzijn van het land.
Op welke manier weegt u in de belangenafweging de aanwezigheid van een groot sociaal netwerk mee, blijkend uit vele steunbetuigingen zoals in het geval van het genoemde Oekraïense gezin?2 Kan de wens van de sociale omgeving van een vreemdeling in bepaalde gevallen de doorslag geven? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Artikel 8 EVRM behelst het recht op respect voor privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie. Bij de beoordeling of het weigeren van verblijf een schending van artikel 8 EVRM oplevert, worden alle aangevoerde belangen meegewogen. Maar ook wordt bijvoorbeeld meegewogen of het privéleven (deels) is opgebouwd zonder geldig verblijfsrecht. Bij de toets op artikel 8 EVRM worden alle aangevoerde individuele omstandigheden meegewogen, dus ook de omstandigheden waarop u wijst.
Op welke manier weegt u de positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving die een vreemdeling kan leveren, zoals mede verwoord in werkinstructie 2020/16 van de IND, mee in uw beslissing over een verzoek?
Zie antwoord vraag 6.
De brief van 24 augustus 2021 (Kamerstuk 27062, nr. 124) inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Klopt het dat u op basis van een bepaalde casus en de uitspraak van de rechtbank in die zaak beleid hebt gemaakt voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen in andere gevallen? Als u dit geen beleid wenst te noemen, wat is dan het verschil tussen beleid en een werkwijze?
In het beleid zijn algemene regels neergelegd ter nadere invulling van de interpretatieruimte van wettelijke bepalingen en de bijbehorende beslisruimte waarbinnen beslissingen op verblijfsaanvragen moeten worden getoetst. De beslispraktijk van de IND heeft echter te maken met een veelheid aan uiteenlopende, complexe vraagstukken, met vaak bijzondere individuele omstandigheden. Een dergelijk vraagstuk deed zich voor bij een individuele zaak waarin de IND in 2019 een dusdanige afwijking van de gebruikelijke gang van zaken constateerde, dat van de IND in redelijkheid niet gevraagd kon worden het gewenste nareisverzoek te honoreren. Vervolgens is de IND, met het oog op rechtsgelijkheid, in enkele vergelijkbare gevallen tot eenzelfde oordeel gekomen, waarmee tot een meer generiek gehanteerde werkwijze werd gekomen. De werkwijze in deze casuïstiek betrof een uitwerking van het begrip «alleenstaande» binnen het nareiskader, zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn. De werkwijze heeft niet de vorm van een beleidsregel aangenomen.
Wat is het verschil tussen beleid en beleidsinformatie?
Het (vreemdelingen)beleid is openbaar en voor iedereen kenbaar. Het betreft algemene regels omtrent de invulling van nationale en internationale wet- en regelgeving. Het nationale vreemdelingenbeleid is opgenomen in de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit, het Voorschrift Vreemdelingen en de Vreemdelingencirculaire. Het hele (nationale én internationale) beleidsterrein is echter breed en complex en de uitvoering hiervan ook. Medewerkers van de IND die moeten beslissen op verblijfsaanvragen kunnen voor diverse uiteenlopende vraagstukken komen te staan bij het behandelen van een aanvraag. Om deze medewerkers te helpen om beleidsregels en jurisprudentie correct en eenduidig toe te passen en vaste werkprocessen te volgen worden verschillende vormen van informatiemiddelen gebruikt. De IND gebruikt hiervoor werkinstructies die vaak een breder onderwerp toelichten voor medewerkers van de IND en ondersteunend zijn om het beleid op een correcte en eenduidige wijze uit te voeren. Ook gebruikt de IND informatieberichten die vaak meer zien op actuele gebeurtenissen (zoals hoe om te gaan met bepaalde jurisprudentie of een gebeurtenis die recent is voorgevallen) en meer tijdelijk van aard zijn. Deze informatiemiddelen helpen medewerkers van de IND om tijdig en op uniforme wijze in te spelen op actuele ontwikkelingen. De informatieberichten van de IND zijn in principe tijdelijk van aard, omdat het uitgangspunt is dat de informatie (voor zover relevant) opgenomen wordt in de Vreemdelingencirculaire, openbare werkinstructie of procesbeschrijving. Of de informatieberichten komen te vervallen als deze niet meer relevant zijn. Informatieberichten ten aanzien van landgebonden asielbeleid zijn in principe maximaal twee jaar geldig. De IND onderzoekt momenteel of het mogelijk is alle toekomstige informatieberichten standaard openbaar te maken.
Voor welke andere «werksoorten» zijn er nog meer «handvatten» gemaakt? Kunt u een volledig overzicht toesturen van de handvatten die momenteel gebruikt worden? Zo nee, waarom niet?
Nareis is de enige werksoort waarin een document bestaat genaamd «handvatten» dat medewerkers helpt om hun werk op goede wijze uit te voeren. Dit document betreft een bundeling van en aanvulling op bestaande instructies, bedoeld om de uniformiteit van de uitvoering van het beleid te bevorderen en waarborgen. Op 23 november 2017 is uw Kamer door mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over het doel om de beslispraktijk van het nareiskader te actualiseren en verder te verbeteren, met het oog op een zorgvuldige en uniforme toepassing van het beoordelingskader in de beslispraktijk1. Om aan dit doel bij te dragen is het betreffende document opgesteld. De IND zal de inhoud van dit document omzetten naar een openbare werkinstructie.
Kunt u de nota «Alleenstaande minderjarige nareis» uit maart van dit jaar met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze nota heb ik met de Kamer gedeeld op 25 oktober 2021.
Kunt u de inventarisatie waartoe u opdracht heeft gegeven en die u 23 augustus jl. ontvangen heeft, met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De door u gevraagde inventarisatie betreft persoonsgebonden, individuele casuïstiek. Deze inventarisatie kan ik daarom niet met de Kamer delen. Het bijbehorende ambtelijk advies dat mij per nota is toegekomen op 23 augustus jl. heb ik met de Kamer gedeeld op 25 oktober 2021.
Kunt u het informatiebericht waar u naar verwijst met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Het informatiebericht (IB 2021/41) is bijgevoegd2. Het bericht is inmiddels niet meer geldig. Het nu geldende beleid is opgenomen in de Vreemdelingencirculaire3.
Kunt u ook de volgende stukken met de Kamer delen: Zo nee, waarom niet?
De gevraagde documenten heb ik bijgevoegd4. Informatiebericht 2021/98 is inmiddels niet meer geldig. Zoals bij het antwoord op vraag 2 aangegeven onderzoekt de IND of het mogelijk is alle toekomstige informatieberichten standaard openbaar te maken.
Het eerste document waar u naar vraagt betreft een werkinstructie. De geldige werkinstructies van de IND zijn in principe openbaar en vindbaar op de website van de IND.5
Bent u bekend met het «Speciaal verslag 17/2021: Samenwerking van de EU met derde landen op het gebied van overname: relevante acties hebben beperkte resultaten opgeleverd» van de Europese Rekenkamer gepubliceerd op 13 september jl.?
Ja.
Kunt u reageren op de conclusies van dit verslag, specifiek op de conclusie dat EU-landen alsnog proberen te veel zelf te doen, waardoor het landen van herkomst lukt om de Europese lidstaten tegen elkaar uit te spelen met als gevolg dat migranten alsnog niet teruggenomen worden door de landen van herkomst?
Allereerst wijs ik u op de appreciatie die ik uw Kamer heb doen toekomen. Ik deel de bevinding van de Europese Rekenkamer dat een effectief, werkend terugkeerbeleid noodzakelijk is voor een effectief EU asiel- en migratiebeleid. Daar zet dit kabinet zich al langer voor in, ook mede naar aanleiding van verschillende moties van uw Kamer. Wel is het natuurlijk zo dat terugkeer een weerbarstig proces is, en afhankelijk van vele factoren.
De bevindingen van de Europese Rekenkamer passen (helaas) in een rij van onderzoeken die de afgelopen jaren tot vergelijkbare conclusies zijn gekomen. Dat lees ik ook terug in de reactie van de Commissie. De Commissie wees hier ook nadrukkelijk op bij de publicatie van de voorstellen in september vorig jaar toen het wees op het beperkte terugkeerresultaat.
De Commissie benadrukte daarom ook in de overkoepelende mededeling van 23 september 2020 het belang om de uitvoering van het terugkeerbeleid te versterken, onder meer door de benoeming van een EU-brede terugkeercoördinator. Ook benoemde de Commissie het mandaat van Frontex op terugkeer dat snel moet worden uitgevoerd. Ook procedures in de lidstaten moeten worden verbeterd. Bovendien wees de Commissie op het belang van samenwerking met herkomstlanden, en de noodzakelijke versteviging daarvan. Het betreffen allemaal maatregelen van de EU om een gemeenschappelijk EU-systeem voor terugkeer op te zetten in het kader van het nieuwe pact inzake migratie en asiel.
Lidstaten en de Commissie werken serieus aan de uitwerking van deze inzet. Nederland en andere lidstaten hebben begin van de zomer de Commissie gevraagd met actieplannen te komen voor prioritaire landen, met het doel de migratiesamenwerking te intensiveren. Terugkeer is daar uiteraard onderdeel van.
Gezien het rapport van de Europese Rekenkamer concludeert zij dat Europa slechts slaagt in de terugkeer van 29% van de afgewezen migranten binnen Europa en 19% van de migranten buiten Europa, omdat de landen van terugkeer hun migranten niet accepteren ten gevolge van het gebrek aan eenduidig Europees beleid, kunt u aangeven wat de Nederlandse inzet zal zijn in de Europese Raad om dit in de toekomst te verbeteren?
Van belang is op te merken dat terugkeer primair door de lidstaten zelf wordt gerealiseerd. Hoe in samenwerking met de landen van herkomst terugkeer wordt uitgevoerd is vaak een zaak van de lidstaten, hoewel het kabinet wel van mening is dat een gezamenlijke Europese aanpak richting derde landen succesvoller kan zijn. Daarnaast liggen oplossingsrichtingen in toenemende mate op Europees niveau, en in steeds mindere mate nationaal. Europees zal worden ingezet op verbetering van de regelgeving voor het in bewaring stellen van vreemdelingen. Daarnaast moeten de toelatingsprocedures handvatten bieden om oneigenlijk gebruik van de procedures tegengaan. Nederland is ook groot voorstander van gezamenlijke Europese inzet richting landen van herkomst, onder meer bij het toepassen van visamaatregelen.
Wat is uw evaluatie met betrekking tot de kwaliteit en efficiëntie van akkoorden op EU-niveau? Bent u van mening dat de Europese Commissie en de European External Action Service (EEAS) het engagement met derde landen moet vergroten, met betrekking tot de onderhandelingen over terugkeer?
Vergroting van het engagement met derde landen is een prioriteit van de Europese Commissie en EDEO. Het kabinet is voorstander van een brede aanpak. Dat betekent dat Europese agentschappen en lidstaten moeten werken aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking, in de samenwerkingsverbanden die het meeste effect sorteren.
Bent u van mening dat, wanneer het gaat om samenwerking met betrekking tot heropname van vluchtelingen door derde landen, de Europese Commissie en de Europese lidstaten de lessen uit vorige EU-heropname akkoorden genoeg in overweging nemen? Kunt u hierop reflecteren, specifiek op hun aandringen clausules die betrekking hebben op het opnemen van onderdanen van derde landen, ondanks de onwil van deze landen om dit te aanvaarden?
Nederland ondersteunt de onderhandelingsinzet van de Commissie. Enerzijds betekent dat het bewerkstelligen van flexibiliteit bij het terugnemen van onderdanen van andere landen, die al dan niet via dat land naar de EU zijn gereisd, en op die manier kunnen terugkeren. Van belang is dat terugkeerafspraken veel mogelijkheden bieden, en met dat doel zet de Commissie in op breed geformuleerde afspraken. Dit geldt in het bijzonder voor derde landen die grenzen aan de EU. Anderzijds zou het loslaten van deze eis in de (lopende) onderhandelingen van de Commissie kunnen leiden tot snellere afsluiting van terug- en overnameovereenkomsten, maar dit zal per geval moeten worden bezien en op basis van een strategische afweging.
Deelt u de mening dat EU-onderhandelingen met derde landen met betrekking tot terugkeer een meerwaarde heeft over bilaterale coöperatie tussen lidstaten en landen van terugkeer?
In algemene zin zet Nederland zich in voor zowel het Europese als bilaterale spoor, waarbij natuurlijk een gezamenlijke EU-aanpak de voorkeur geniet. Bilateraal trekt Nederland met name in Benelux-verband op in onderhandelingen met derde landen, maar ook andere samenwerkingsverbanden kunnen opportuun zijn. Gezamenlijk legt de EU namelijk meer gewicht in de schaal dan één of enkele lidstaten. Verder kan een integrale en gemeenschappelijke inzet van de EU de bilaterale inzet juist versterken.
Bent u bereid zich in te zetten voor een Europees-breed beleid, waarbij het onderhandelingsmandaat ligt bij één persoon of instantie, zodat er namens alle 27 EU-lidstaten effectief onderhandeld kan worden en verschillen niet langer tegen elkaar uitgespeelt kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Zoals onder de vorige vragen beantwoord, kan samenwerking met andere partners in de EU, en idealiter alle EU partners een groot voordeel hebben. Op dit moment zijn al bestaande mechanismen van kracht dat daar waar de EU onderhandelt over een overeenkomst met betrekking tot de terugkeer, de lidstaten niet langer bilaterale terugkeerovereenkomsten met dat land sluiten.
Gezien het feit dat het rapport van de Europese Rekenkamer concludeert dat de EU maar weinig structurele veranderingen heeft gemaakt om positieve drijfveren voor derde landen te creëren om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan hun verplichtingen voor heropname, bent u van mening dat meer samenwerking nodig is met betrekking tot legale migratie bijvoorbeeld via samenwerking voor werk en onderwijs, visa-uitgiftebeleid en handelsbeleid?
De inzet van het kabinet is erop gericht om terugkeersamenwerking op alle mogelijke manieren te versterken. Daarbij worden alle wegen verkend en ingezet. Voor een overzicht van de gezette stappen gedurende de zittingsduur van het kabinet, verwijs ik u ook naar de brief in reactie op de Motie Becker.1
In hoeverre volgt u de Nederlandse duurzame re-integratie van migranten op? Wordt data hierover systematisch en naar behoren opgehaald? Werkt Nederland samen met de EU in de vorm van data-uitwisseling?
Zoals ook in de Kabinetsreactie aangegeven, ben ik met de Europese Rekenkamer van mening dat een betere gegevensverzameling leidt tot meer inzicht, waardoor empirische beleidsbeslissingen inzake samenwerking op het gebied van terugkeer dan wel overname gefaciliteerd kunnen worden. Hierdoor kan ook de algehele impact van EU-acties wat betreft het verbeteren van de samenwerking met derde landen op het gebied van overname beoordeeld worden, waardoor er geleerde lessen getrokken kunnen worden.
Bent u bekend met het bericht «Netherlands against more rights for rejected asylum-seekers» uit EU-Observer van 20-09-2021?
Ja.
Kunt u reageren op de berichtgeving in dit artikel, met name op de Nederlandse inzet met betrekking tot de EU-strategie voor vrijwillige terugkeer en re-integratie? Hoe verhoudt zich deze positie in de Raad tot uw eerdere antwoord op 30-08-2021, waarin u aangaf voorstander te zijn van nadere Europese afstemming? Hoe verhoudt zich deze positie tot de Nederlandse positie in het BNC-fiche waarin u aangeeft positief te zijn over de ambities van de Europese Commissie op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie, alsook de voorstellen voor meer EU-samenwerking en coördinatie?
In het genoemde artikel wordt slechts een kleine passage uit het BNC-fiche aangehaald. In het BNC-fiche heeft het Kabinet een appreciatie gegeven op de op 27 april 2021 door de Europese Commissie gepubliceerde nieuwe EU-strategie voor vrijwillige terugkeer en herintegratie. Het is een goede zaak dat landen in EU-verband samenwerken aan terugkeer. Het kabinet is positief over de ambities die in de strategie zijn neergelegd. Het kabinet ziet veel positieve elementen in de EU-strategie, zoals meer praktische samenwerking en coördinatie, het vrijmaken van financiële middelen en versterkte inzet op samenwerking met derde landen.
Het kabinet is ook kritisch op enkele elementen. Belangrijkste punt van zorg is het creëren van een nieuw juridisch kader. Momenteel zijn er geen juridische beperkingen voor mensen die geen recht meer hebben op verblijf in Nederland om vrijwillig terug te keren naar hun land van herkomst. Het kabinet wil ervoor waken dat een nieuw juridisch kader juist operationele of juridische belemmeringen creëert en voorwaarden stelt aan de terugkeer. Deze nuance, die ook was overgebracht namens Nederland in een reactie op het voorstel, is duidelijk niet naar voren gekomen in het betreffende artikel. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat de migrant zonder rechtmatig verblijf in Nederland óf de EU eerst zelf een verplichting heeft om terug te keren en zich daarvoor dient in te spannen.
Kunt u aangeven op welk moment deze Nederlandse inzet gedeeld is met de Kamer? Als deze niet gedeeld is met de Kamer, waarom niet?
De Nederlandse inzet is openbaar en staat beschreven in het door u aangehaalde BNC-fiche dat op 4 juni 2021 is gepubliceerd en met uw kamer gedeeld.
Welke andere oplossingen ziet u voor het gebrek aan succesvolle (vrijwillige) terugkeer van migranten?
Zoals al eerder verwoord is terugkeer een weerbarstig proces, waarbij naast intensief casemanagement ingezet moet worden op toezichtsmaatregelen in het binnenlands toezicht, tezamen met terugkeerondersteuning om terugkeer te versterken. Bij het benaderen van het vraagstuk van de terugkeersamenwerking met derde landen, moet worden bezien dat de relaties met derde landen vaak complex zijn en vele belangen kennen waar terugkeer er één van is. Het kabinet staat een brede en integrale aanpak voor om de terugkeersamenwerking te verbeteren.
Welke acties onderneemt u de (vrijwillige) terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers te verbeteren?
Uitgangspunt van het Kabinet is dat wanneer iemand geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij/zij Nederland zelfstandig/vrijwillig verlaat. Om eventuele praktische belemmeringen weg te nemen kan betrokkene ondersteund worden door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Het gaat om ondersteuning bij onder andere het verkrijgen van vervangende reisdocumenten en vliegtickets naar het land van herkomst. Daarnaast kunnen betrokkenen ondersteuning krijgen bij de herintegratie in het land van herkomst. Deze ondersteuning wordt geboden door de DT&V, IOM maar ook door verschillende non-gouvernementele organisaties.
Kunt u op bovenstaande vragen individueel antwoord geven voor het aankomende commissiedebat Formele JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2021 (vreemdelingen- en asielonderwerpen) op 6 oktober?
Ja.
Vluchtelingen die vastzitten aan de grens tussen Polen en Wit-Rusland |
|
Jasper van Dijk |
|
de Th. Bruijn , Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er vier doden zijn gevallen aan de grens tussen Polen en Wit-Rusland, zoals te zien in de uitzending van Nieuwsuur op 20 september jl?1
Het kabinet volgt de ontwikkelingen rondom irreguliere migratie aan grens tussen de EU en Belarus nauwgezet. Het kabinet is bezorgd over de situatie aan grens tussen Belarus en de EU en betreurt het ten zeerste dat er dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Het kabinet heeft begrip voor de complexe situatie waar Polen, Litouwen en Letland zich in bevinden, nu er geruime tijd sprake is van een sterke toestroom van irreguliere migranten die, actief gefaciliteerd door Belarussische autoriteiten, de EU proberen in te reizen. Vanzelfsprekend dienen deze lidstaten Europees en internationaal recht te allen tijde te respecteren. Overigens hebben zij opgemerkt dat op grond van het VN Vluchtelingenverdrag ook Belarus verplichtingen kent.
Is het waar dat «honderden migranten» in de bossen van het grensgebied zwerven? Deelt u de mening dat aan deze mensonterende toestanden snel een eind moet komen?
De berichten over migranten die zich in het gebied rondom de grens tussen Belarus en Polen bevinden zijn zorgelijk.
Zoals uw Kamer bekend beschikt het kabinet niet over eigenstandige informatie over wat er aan de buitengrenzen precies gebeurt. De noodtoestand in het grensgebied bemoeilijkt de situatie, te meer omdat het voor bijvoorbeeld VN-organisaties lastig is toegang te krijgen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Het is daarom op dit moment niet op basis van betrouwbare cijfers vast te stellen hoeveel migranten er precies in het betreffende grensgebied aanwezig zijn. De Poolse autoriteiten melden dat dagelijks enkele honderden pogingen worden ondernomen om Pools grondgebied te betreden. Het is niet bekend hoeveel personen deze pogingen ondernemen.
Klopt het dat vanwege de noodtoestand niemand kan controleren wat er bij de grens gebeurt? Wat wordt ondernomen om mensen te beschermen tegen de kou, verwaarlozing en een tekort aan levensmiddelen?
Polen heeft begin september de noodtoestand afgekondigd in de grensregio en deze maatregel op 29 september met 60 dagen verlengd. Onderdeel van deze maatregel is dat personenverkeer in het grensgebied is beperkt. Hierdoor kunnen ook waarnemers, journalisten en humanitaire organisaties het gebied aan de Poolse zijde van de grens niet in. Ook aan de Belarussische kant van de grens is geen sprake van vrije toegang voor waarnemers, journalisten of humanitaire organisaties. Hierdoor is er een gebrek aan transparantie en is niet vast te stellen wat de exacte situatie ter plaatse is. Eurocommissaris Johansson heeft in een gesprek met de Poolse Minister van Binnenlandse Zaken op 30 september jl. erop aangedrongen dat, ondanks de verlenging van de noodtoestand, aan journalisten toegang tot de grenszone wordt verleend. Het kabinet steunt die oproep.
Polen heeft aangeboden humanitaire hulp te verstrekken aan migranten die aan de Belarussische kant van de grens verblijven. Belarus heeft dit aanbod afgewezen. De EU heeft hulp aan Polen aangeboden, inclusief inzet van Frontex. Dit aanbod heeft Polen afgeslagen. VN-organisaties IOM en UNHCR hebben om toegang in het grensgebied verzocht, om de nodige humanitaire hulp te bieden. Hier is zowel door Polen als Belarus nog niet officieel op gereageerd.
Op welke manier worden de plaatselijke autoriteiten hierop aangesproken? Wilt u aandringen op het toelaten van hulporganisaties in het gebied?
Polen is zelf verantwoordelijk voor het bewaken van de grens met Belarus. Het kabinet acht het van groot belang dat Europese wet- en regelgeving, waaronder fundamentele rechten, wordt nageleefd. Ook is het wat het kabinet betreft belangrijk dat er sprake is van transparantie over wat zich aan de grens afspeelt, en dat hulporganisaties, inclusief VN-organisaties, hun werk kunnen doen. Tot slot benadrukt Nederland dat Polen er niet alleen voor staat en de EU kan helpen, onder andere door middel van inzet van Frontex. Deze boodschappen draagt Nederland ook aan de Poolse autoriteiten uit.
In lijn met de motie van de leden Van Dijk en Podt2 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober gesproken met haar Poolse collega. Tijdens dit gesprek heeft zij het naleven van fundamentele rechten aan de grens benadrukt, en haar collega opgeroepen om (humanitaire) hulp toe te laten tot het grensgebied.
Wordt onderzoek gedaan naar de dood van vier mensen? Op welke manier?
Het Pools Openbaar Ministerie heeft aangegeven de doodsoorzaak van de overleden personen te onderzoeken. Zolang het onderzoek gaande is worden daarover door de Poolse autoriteiten verder geen mededelingen gedaan.
Bent u van mening dat de mensen recht hebben op een asielprocedure of heeft «Warschau de steun van Brussel» voor de pushbacks die worden toegepast?2
Polen dient zich, net als iedere andere EU-lidstaat, te houden aan de Europese wet- en regelgeving bij het bewaken van zijn buitengrenzen. Daaruit volgt dat eenieder die aangeeft een verzoek om internationale bescherming te willen doen, hier de gelegenheid toe moet worden geboden. De Europese Commissie is voortdurend met Polen in gesprek en houdt de situatie in Polen in de gaten. Wanneer Polen zich niet houdt aan haar verplichtingen onder de Europese asielregels is het de taak van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, om hier actie tegen te ondernemen.
Deelt u de mening dat de Wit-Russische president Loekasjenko moet worden aangepakt, maar dat deze mensen geen slachtoffer mogen worden van geopolitieke manoeuvres?
Het kabinet acht het gebruik van migranten voor politieke doeleinden volstrekt onacceptabel. Belarus misbruikt hiermee mensen en de hoop die zij koesteren. Migranten worden bovendien in gevaar gebracht en onderweg regelmatig financieel uitgebuit door smokkelaars. Dat dient te stoppen. De Europese Raad heeft dit in juli jl. ook sterk veroordeeld in zijn conclusies.
Het kabinet zet zich samen met verschillende partners in EU-verband in voor een gepaste reactie op de acties van Belarus. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld wordt in EU-verband op dit moment ook gewerkt aan aanvullende sancties tegen Belarus. Nederland steunt ook de inzet van de EU gericht op het tegengaan van vluchten waarmee irreguliere migranten vanuit derde landen naar Belarus worden gevlogen. Contact hierover bijvoorbeeld met de Iraakse autoriteiten heeft reeds geleid tot het tegenhouden van een groot aantal chartervluchten.
Welke stappen zijn gezet tegen «het misbruik van migratie voor geopolitieke doelen» na afloop van de ingelaste EU-Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) in augustus jl?3
Eurocommissaris Johansson is op 30 september in Warschau geweest om hierover met de Poolse regering te spreken en het belang van naleven van EU-recht te benadrukken. Ook vroeg zij om toegang voor journalisten tot de grenszone. Op 6 oktober bezocht een delegatie van de Europese Commissie Polen om met Poolse ambtenaren te spreken over de situatie. Het kabinet verwelkomt deze acties van de Commissie.
Zie voorts de antwoorden op vragen 4 en 7.
Hoe staat het met de opvang van migranten die vanuit Wit-Rusland in Litouwen arriveren? Heeft u 500 stapelbedden, 2000 dekens en 500 kledinglockers geleverd aan Litouwen?
De migranten die in Litouwen zijn aangekomen worden sinds 1 oktober opgevangen in vijf aangewezen opvangcentra. Deze zijn klaargemaakt voor de winter. In twee van de vijf opvanglocaties worden kwetsbare migranten, zoals vrouwen en kinderen, opgevangen.
Nederland heeft via het Union Civil Protection Mechanism (UCPM) van de EU op 10 en 11 augustus jl. 500 etagebedden, 500 garderobekasten en 2000 dekens geleverd aan Litouwen.
Bent u het eens dat een oplossing voor de migratie vanuit Wit-Rusland moet worden gezocht, maar dat Europese verdragen (zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het EVRM) en ook mensenrechten daarbij niet mogen worden geofferd? Wat onderneemt u tegen landen die dit soort afspraken schenden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 zet het kabinet zich samen met verschillende partners in EU-verband in voor een gepaste reactie op de acties van Belarus. Zoals hierboven aangegeven acht het kabinet het van belang dat alle Europese asielregels en andere internationale afspraken worden nageleefd. Dit heeft de Europese Commissie ook benadrukt. Het kabinet steunt de Commissie in dit standpunt, en draagt dit ook uit in gesprek met betrokken landen.
Indien er aanwijzingen zijn dat de EU-regels worden geschonden dan is het in eerste instantie aan de Europese Commissie, als hoedster van de EU-verdragen, om hier tegen op te treden.