De RVU-boete |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel militairen hebben sinds 2010 (gedwongen) gebruik gemaakt van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Vanaf het moment van leeftijdsontslag ontvangt de gewezen militair een uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM). De UGM wordt aangemerkt als een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964, artikel 32ba. Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2019 zijn 6.971 militairen met verplicht leeftijdsontslag gegaan.
Hoe hoog is het totaalbedrag dat Defensie sinds 2010 heeft moeten afdragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Defensie kent een aantal regelingen die door de Belastingdienst als een regeling vervroegde uittreding wordt aangemerkt en draagt hier eindheffing voor af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bedrag dat Defensie heeft afgedragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding. Het gaat om de regelingen voor het Functioneel Leeftijdsontslag voor burgers (FLO), de Uitkering Gewezen Militairen (UGM) en de compensatie voor het AOW-gat. De AOW-gat compensatie is een tegemoetkoming als gevolg van het gat dat ontstond tussen het einde van de UGM-regeling en de verhoogde AOW-leeftijd. Ook deze tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst aangemerkt als een Regeling Vervroegd Uittreden. Het functioneel leeftijdsontslag is een regeling die voor burgers gold en heeft hetzelfde karakter als de UGM van militairen en is derhalve ook belast met een RVU-heffing.
Hoeveel heeft de bezuiniging op de Marine Luchtvaartdienst in 2008 opgeleverd?
Het opgaan van de Marine Luchtvaartdienst in het Defensie Helikopter Commando (DHC) in 2008 had geen bezuinigingsdoelstellingen. De middelen die het Commando Zeestrijdkrachten destijds beschikbaar had zijn overgedragen aan het Commando Luchtstrijdkrachten. Met de vorming van het DHC zijn geen bezuinigingsopdrachten meegegeven. De beleidsdoorlichting, die ik d.d. 20 december jl. (Kenmerk 31 516 X, nr. 30) aan de Kamer heb verzonden, heeft ook aangetoond dat er geen oordeel kan worden gegeven over de doelmatigheid van de vorming van het DHC.
Het bericht dat Defensie klimaatactivisme en werken als reservist onverenigbaar vindt |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Militair én klimaatactivist is geen fijne combinatie: «Wat heb je gedaan, pannenkoek?»1
Ja.
Wist u dat voormalig Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp stelt dat klimaatverandering de wereldvrede bedreigt en daarmee een gevaar is voor onze veiligheid?2
Ja.
Erkent u dat klimaatverandering de aarde kan ontwrichten dat het de grootste bedreiging is voor de wereldwijde vrede en veiligheid en dat er geen stabiliteit kan zijn zonder klimaatveiligheid?
Dreigingen komen veelal voort uit een samenloop van verschillende ontwikkelingen. In onze dreigingsanalyses kijken we daarom naar een groot aantal verschillende trends en ontwikkelingen: op het gebied van de geopolitiek en de internationale economie, demografie en maatschappelijke ontwikkelingen, technologie en ook ecologie. Klimaatverandering kan dus, net als deze andere factoren, een rol spelen in het huidige en toekomstige dreigingsbeeld.
Wat vindt u ervan dat actievoeren voor een leefbare aarde bij Defensie wordt beoordeeld als onverenigbaar met het werken als reservist? Zouden reservisten bij Defensie niet juist moeten strijden voor wereldwijde vrede en veiligheid en daarom ook tegen klimaatverandering?
Actie voeren voor een leefbare aarde wordt bij Defensie in beginsel niet als onverenigbaar met het werken als reservist beoordeeld. Het recht op betoging is een grondrecht dat geldt voor iedereen, ook voor ambtenaren en dus ook voor militairen. Vanzelfsprekend eerbiedigt Defensie als werkgever dit recht van haar personeel. Aan de uitoefening van het grondrecht kunnen echter beperkingen worden gesteld. Voor militairen is deze beperking in de Wet ambtenaren Defensie opgenomen. Op grond van deze wet moet een militair zich onthouden van het uitoefenen van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Of hier sprake van is, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en vereist ten minste een verband met de functie die de militair vervult en kan alleen achteraf worden getoetst.
Bepaalde gedragingen en situaties in de vrije tijd kunnen risicovol zijn voor de militair en voor Defensie. In de gedragsregels van Defensie is voorgeschreven dat bij twijfel over wat privé te doen en te laten, de militair dit met diens leidinggevende bespreekt. Daarnaast kan ook de leidinggevende de militair aanspreken op zijn gedrag. Daarbij staat de open dialoog centraal, en wordt er altijd gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van de gedraging en de specifieke kwetsbaarheid van de functie. Er valt dus niet vooraf te zeggen of gedragingen wel of niet samengaan met het werken bij Defensie.
Daarnaast ondergaat elke militair een veiligheidsonderzoek, omdat alle militaire functies vertrouwensfuncties zijn. Daarbij worden alle gedragingen en omstandigheden meegewogen. In de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen en Omstandigheden» staat beschreven op welke wijze persoonlijke gedragingen en omstandigheden daarbij een rol spelen. Dat is een beoordelingskader dat enkel geldt voor veiligheidsonderzoeken.
Reservisten worden aangesteld als militair ambtenaar; bovenstaande geldt dus onverkort ook voor hen.
Klopt het dat de betreffende reservist door zijn meerderen is gevraagd te stoppen met demonstreren? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, vindt u dit terecht?
Vanwege de personeelsvertrouwelijkheid doe ik in het openbaar geen uitspraak over individuele gevallen.
Wat vindt u ervan dat Defensie hier verwijst naar de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen», waarin gesproken wordt over «loyaliteit aan de werkgever, de Nederlandse samenleving en de democratische rechtsorde»3, en daarmee suggereert dat geweldloos klimaatactivisme buiten de democratische rechtsorde zou vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is om met verwijzing naar de democratische rechtsorde een reservist te beperken in zijn grondrecht op demonstratie?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat demonstreren tegen klimaatverandering binnen de grenzen van de wet een grondrecht is, ook voor reservisten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat klimaatactivisme binnen de grenzen van de wet geen bedreiging vormt voor de Nederlandse democratische rechtsorde en daarom niet in strijd is met de «Leidraad Persoonlijke Gedragingen»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid duidelijk te maken dat klimaatactivisten altijd welkom zijn bij Defensie? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven benoemd, kan ik hier in algemene zin geen uitspraak over doen. De open dialoog staat altijd centraal, en er wordt altijd gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van de gedraging en de specifieke kwetsbaarheid van de functie. Er valt dus niet vooraf te zeggen of gedragingen wel of niet samen gaan met het werken bij Defensie.
De EU Battlegroup |
|
Salima Belhaj (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat Nederland in de tweede helft van 2020 samen met Duitsland de kern van de EU Battlegroup levert? Klopt het ook dat EU Battlegroups sinds de oprichting in 2007 nog nooit in actie zijn gekomen?
Duitsland is framework nation van de EU Battlegroup (EUBG) in de tweede helft van 2020. Nederland levert met twee compagnieën van de luchtmobiele brigade, aangevuld met Apache en Chinook helikopters, alsook een C-130 transportvliegtuig, een significante bijdrage aan deze EUBG. Daarnaast dragen Oostenrijk, Tsjechië, Finland, Kroatië, Ierland, Letland en Zweden bij aan deze EUBG.
Antwoord tweede vraag.
Ja.
Welke redenen zijn er dat de EU Battlegroups tot op heden nog niet zijn ingezet?
Inzet van een EU Battlegroups vereist unanimiteit binnen de Raad van de EU. De politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten is derhalve cruciaal. Daarbij geldt dat de inzet in lijn dient te zijn met het concept van de EUBG. De EU Battlegroup is een snelle reactiemacht die 30 tot 120 dagen inzetbaar is. Het gaat dan ook niet om structurele en langdurige inzet. Volgens het kabinet moet dat ook zo blijven. Daarnaast spelen operationele overwegingen een rol: de samenstelling en uitrusting van de EUBG – die elke zes maanden wijzigt – moet geschikt zijn voor de voorgenomen inzet. Ook financiële afwegingen (de kosten voor inzet zijn grotendeels voor rekening van de landen die op dat moment de EUBG vullen) kunnen de inzet van de EUBG bemoeilijken.
Bent u van mening dat er sinds de instelling van deze eenheden in 2007 internationaal wel situaties zijn geweest waar deze EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Sinds de oprichting is de inzet van de EUBG in verschillende situaties mogelijk geweest. De feitelijke vaststelling is echter dat de EUBG tot dusver niet is ingezet.
In haar advies nr. 96 van 2 oktober 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 301), oordeelde de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat er zich in het verleden diverse malen situaties voorgedaan hebben waarbij de EU Battlegroups ingezet hadden kunnen worden. De AIV verwijst onder meer naar Congo in 2006 en in 2008, Tsjaad in 2008, Libië in 2011 en de Centraal Afrikaanse Republiek in 2013. Uiteindelijk kwam het in geen van deze situaties tot de inzet van een EUBG, om diverse redenen. De AIV haalt onder meer obstakels in de besluitvorming, de financiering, verschillen in strategische cultuur en politieke bezwaren aan. Het kabinet heeft deze vaststellingen in haar reactie (Kamerstuk 29 521, nr. 310) op dit advies grotendeels onderschreven, en benadrukt dat de politieke wil van de lidstaten om de EU Battlegroups in te zetten cruciaal is.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze EU Battlegroups ook daadwerkelijk ingezet worden bij situaties waarvoor zij bedoeld zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zou geen significante aantallen personeel en materieel voor een half jaar gereed stellen als daadwerkelijke inzet geen reële optie zou zijn.
Deelt u de mening dat het de voorkeur geniet om een EU Battlegroup in te zetten boven het inzetten van een missie die niet gedragen wordt door de gehele EU maar door een deel van de lidstaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voorkeur voor militaire inzet namens alle EU lidstaten gezamenlijk, zoals via de EU Battlegroups, of in een kleiner coalitieverband hangt af van de situatie. Nederland hecht in het algemeen veel waarde aan het nastreven van brede coalities en groot internationaal draagvlak. Het kan echter ook voorkomen dat gezamenlijke besluitvorming en brede betrokkenheid vertragend werkt.
Herinnert u zich uw opvatting dat de EU Battlegroup een goed concept is?1 En herinnert u zich uw uitspraken dat u over de Battlegroups de gedachte deelt dat «de EU ook als EU deelneemt aan een VN-missie eigenlijk een logische» is, dat u «bereid [bent] om dit serieus te verkennen», en dat u hierop terug zou komen?2
Ja. Ik deed deze toezegging tijdens het AO over de Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio van 18 december 2019. Ik beloofde de Kamer hierover voor de zomer 2020 te informeren. Ik zal deze toezegging gestand doen.
Wat hebt u tot nu toe gedaan om uitvoering te geven aan deze uitspraak en deze verkenningen?
Ik heb onmiddellijk na het AO van 18 december 2019 opdracht gegeven een actieplan op te stellen. Er zijn reeds verschillende verkennende bilaterale contacten gelegd op hoog ambtelijk niveau met EDEO en Duitsland. De Nederlandse ambassadeur bij het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU heeft de eventuele inzet van de EUBG aan de orde gesteld in een debat over EU-VN samenwerking. Op 17 februari 2020 heb ikzelf in de Raad Buitenlandse Zaken van de EU geopperd om de inzet van de EUBG in de Sahel-regio te onderzoeken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2118).
Heeft u bij de VN geïnventariseerd welke VN-missies mogelijk behoefte zouden kunnen hebben aan de inzet van EU Battlegroups in de tweede helft van 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was daarop de reactie?
Nee. Hierover moet eerst binnen de EU consensus worden gevonden. Mogelijk vereist de inzet van de EU Battlegroup in de context van een VN-missie een aanpassing van het concept.
Bij welke van de EU-collega’s, waar Nederland samen onderdeel uitmaakt van de EU Battlegroup voor de tweede helft van 2020, hebt u al geïnventariseerd of er draagvlak is voor het inzetten van deze EU Battlegroup?
Ik heb de vraag in de voltallige vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari opgebracht. Alle EU lidstaten die bijdragen aan de EUBG voor de tweede helft van 2020 waren hierbij aanwezig. Er vond daarnaast een bilateraal contact plaats met Duitsland, dat als framework nation van de EUBG en inkomend Raadsvoorzitter van de EU in de tweede helft van 2020 een bijzondere rol heeft.
In welke missies, waar Nederland of andere EU-landen momenteel al een militaire bijdrage levert, ziet u mogelijkheden voor de EU Battlegroups om eventueel een rol te spelen?
Ik zie de mogelijke bijdrage van een EU Battlegroup, onder het huidig geldende concept, als een «overbruggingsmacht» ter voorbereiding op een VN-vredesoperatie. De Battlegroup is immers een snelle reactiemacht, die onder de bestaande EU-bevelsstructuur en politieke toezichtsprocedures valt. De Battlegroup heeft niet als oogmerk structurele gaten in de bemensing van VN-missies te vullen. Een volledige integratie van een Battlegroup in een lopende VN-missie onder VN-commando is om die redenen dan ook niet mogelijk en, volgens het kabinet, niet wenselijk. Het kabinet steunt wel, samen met een aantal andere Lidstaten, een initiatief van Ierland om tot betere informatie-uitwisseling en concrete afspraken tussen de EU-lidstaten te komen inzake de bijdrage aan VN-missies. Mogelijk vloeit hier op termijn een EU-rotatieschema uit voort. Het kabinet steunt voorts de oprichting van een Trust Fund dat het inhuren van kritische enablers voor VN-missies mogelijk moet maken.
In welke lopende VN-missies ziet u een mogelijke bijdrage voor deze EU Battlegroups?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid te onderzoeken of er binnen de EU draagvlak bestaat om de EU Battlegroup in de tweede helft van 2020 in te zetten in een van de missies?
Ja. Dat deed ik reeds in de Raad Buitenlandse Zaken van 17 februari jl.
Bent u bekend met de berichten «Cruciaal IT-project bij Defensie dreigt te mislukken»1 en «In een digitale oorlog doet de Nederlandse krijgsmacht er nu niet toe»?2
Ja.
Klopt het dat Defensie aan de mogelijke partners een plafondprijs van 1,3 miljard euro heeft medegedeeld?
Tijdens de aanbesteding doe ik geen uitspraken over commercieel vertrouwelijke informatie. In het DPO van september 2019 heb ik u geïnformeerd over de financiële bandbreedte van het programma GrIT (Kamestuk 27 839, nr. 292). In het Algemeen Overleg van 4 september 2019 (Kamerstuk 31 125, nr. 107) heb ik toegezegd dat Defensie bereid is de stand van zaken van de uitgewerkte scenario’s, inclusief de risico’s, toe te lichten in een, vanwege de commerciële vertrouwelijkheid, besloten technische briefing. Deze heeft plaatsgevonden op 12 maart jl.
Deelt u de twijfels over de vraag of Defensie voor 14,5 miljoen euro het exclusieve gebruiksrecht van het technisch ontwerp van IBM/Atos voorGrensverleggende IT heeft gekocht?
Defensie heeft het exclusieve gebruiksrecht van het technisch ontwerp (TO) van het consortium gekocht, zoals ik u met de brief van 25 februari 2019 (Kamerstuk 31 125, nr. 101) heb bericht. Verder wil ik zolang de aanbesteding loopt dan ook niet vooruitlopen op het proces.
Kunt u uiteenzetten wat de mogelijke gevolgen zijn indien Defensie deze exclusieve gebruiksrechten niet in bezit heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de berichtgeving over het dreigement dat het consortium onder leiding van IBM/Atos honderden miljoenen euro’s aan gemaakte kosten op u gaat verhalen in het geval van een geweigerde gunning voor het projectGrensverleggende IT?
Tijdens de lopende aanbesteding doet Defensie geen uitspraken over commercieel vertrouwelijke informatie. In het Algemeen Overleg van 4 september 2019 (Kamerstuk 31 125, nr. 107) heb ik toegezegd dat Defensie bereid is de stand van zaken van de uitgewerkte scenario’s, inclusief de risico’s, toe te lichten in een, vanwege de commerciële vertrouwelijkheid, besloten technische briefing. Deze heeft inmiddels plaatsgevonden op 12 maart jl.
In hoeverre heeft u het consortium onder leiding van IBM/Atos betrokken bij uw afweging om de aanbesteding tijdelijk stil te leggen?
Het consortium is niet betrokken geweest bij de afweging.
Wat is uw appreciatie van de twijfels bij juridische aanbestedingsexperts die geciteerd zijn in de berichtgeving over de vraag of Defensie de aanbesteding nog kan stoppen zonder een groot verlies te nemen?
De mogelijkheden om een aanbesteding te stoppen hangen mede af van de specifieke voorwaarden waaronder de desbetreffende aanbesteding op de markt is gezet. In deze aanbesteding is in iedere fase overeengekomen dat Defensie deze kan stopzetten zonder een vergoeding verschuldigd te zijn. Verder wil ik hier zolang de aanbesteding loopt niet op vooruitlopen.
Kunt u, gelet op uw melding van afgelopen september dat de continuïteit gewaarborgd is tot de periode 2020–2022, aangeven hoe deze uitspraak zich verhoudt tot uw uitspraak dat u op de «pauzeknop» heeft gedrukt van het aanbestedingstraject en het scenario onderzoekt om de aanbesteding aan te passen?
Zoals ik u liet weten in de brief van 18 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 110) is de IT-infrastructuur van Defensie nog steeds op haar taak berekend. De continuïteit van de IT komt niet in het geding. Daarvoor zijn de afgelopen jaren bewust reguliere, voor lifecycles benodigde investeringen gedaan en zijn ook belangrijke extra investeringen gedaan om de continuïteit van de IT te borgen.
Het BIT concludeerde in een derde toets over het programma GrIT (brief van 2 juli 2019, Kamerstuk 31 125, nr. 104) dat Defensie nog niet klaar was om tot gunning over te gaan. Als antwoord op de conclusies van het BIT heb ik een pauze ingelast van het programma GrIT en ben ik een heroverwegingstraject gestart. Omdat GrIT nog niet is gestart wordt jaarlijks bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn voor de continuïteit.
Wat vindt u ervan dat uit interne bronnen blijkt dat Defensie de greep op het project lijkt te verliezen door met één partij in zee te gaan?
De veronderstelling dat werken met één partij leidt tot het verlies van grip is onjuist. Wel is de belangrijkste aanbeveling van het BIT dat dit goed moet worden georganiseerd. Dat is mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt, zoals in het tweede en derde BIT-advies is aangegeven (Kamerstukken 31 125, respectievelijk nr. 84 en nr. 104).
Kunt u aangeven wat tot nu is ondernomen om tegemoet te komen aan de adviezen uit het laatste BIT-rapport?
Zoals ik u heb laten weten in de brief van 18 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 110), heeft Defensie de afgelopen tijd in het kader van het heroverwegingstraject twee hoofdscenario’s uitgewerkt en door een externe partij laten valideren. Daarnaast heb ik onderzoek verricht dat heeft geleid tot een beter inzicht in de mogelijkheden om opvolging te geven aan de aanbevelingen van de derde BIT-toets en de gesprekken met de overgebleven partij in de aanbesteding. Defensie laat het aangepaste plan nogmaals valideren door een extern bureau. Het scenario dat wordt gekozen zal de gebruikelijke interne controlemechanismen doorlopen. Dat betekent onder meer dat de contractdocumenten getoetst worden door de ADR. Daarnaast laat ik een BIT-toets uitvoeren op het uiteindelijke scenario.
Gaat u de deadline van het projectGrensverleggende IThalen? Zo nee, wat gaat u doen om de gevolgen hiervan te beperken?
Ik verwacht dat ik de resultaten van de BIT-toets op zijn allervroegst kort voor het zomerreces aan uw Kamer kan aanbieden.
In hoeverre is de continuïteit van IT bij Defensie in gevaar door het stilleggen en mogelijk stoppen van het aanbestedingstraject?
Zie het antwoord op vraag 8.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de continuïteit ook na de periode 2020–2022 gewaarborgd is?
Zie het antwoord op vraag 8.
Tijdens het algemeen overleg IT Defensie van 4 september jongstleden hebt u de toezegging gedaan om de twee scenario’s, de ICT-aanbesteding in één keer in de markt zetten of de aanbesteding te faseren, inclusief de schets van de belangrijkste risico’s, waaronder langer doorgaan met de huidige systemen, naar de Kamer te sturen. Wanneer kan de Kamer deze scenario’s verwachten?
Zoals ik u heb laten weten in de brief van 18 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 110), heeft Defensie de afgelopen tijd in het kader van het heroverwegingstraject twee hoofdscenario’s uitgewerkt en door een externe partij laten valideren. Daarnaast heb ik onderzoek verricht dat heeft geleid tot een beter inzicht in de mogelijkheden om opvolging te geven aan de aanbevelingen van de derde BIT-toets en de gesprekken met de overgebleven partij in de aanbesteding. Defensie laat het aangepaste plan nogmaals valideren door een extern bureau. Dit proces loopt nu en is naar verwachting binnenkort afgerond. In de besloten technische briefing van 12 maart jl. heeft Defensie de stand van zaken van de uitgewerkte scenario’s toegelicht. Nadat deze validatie is afgerond zal ik u de hoofdlijnen van de hoofdscenario’s aanbieden in een commericeel vertrouwelijke brief.
Het scenario dat wordt gekozen zal de gebruikelijke interne controlemechanismen doorlopen. Dat betekent onder meer dat de contractdocumenten getoetst worden door de ADR. Daarnaast laat ik een BIT-toets uitvoeren op het uiteindelijke scenario. Naar verwachting zullen de resultaten daarvan niet eerder dan in het derde kwartaal van 2020 beschikbaar komen. Zodra dat het geval is zal ik uw Kamer informeren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de mogelijkheid van een claim van het consortium IBM/Atos een mogelijke herstart van de aanbestedingsprocedure niet verhindert?
Defensie volgt een zorgvuldig proces. Ik zal het proces volgen zoals aan u geschetst in de Kamerbrief van 18 februari jl (Kamerstuk 31 125, nr. 110).
Deelt u de mening dat aanbestedingsprocedures zorgvuldig en doelmatig dienen te verlopen?
Ja.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
De vragen heb ik zoveel als mogelijk apart behandeld.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en in ieder geval in het eerste kwartaal van 2020 beantwoorden, en de bij het AO IT Defensie van 4 september 2019 toegezegde brief aan de Kamer doen toekomen?3
Ja.
Het bericht dat de ICT vernieuwing bij Defensie compleet mislukt is |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Cruciale vernieuwing ICT bij Defensie «compleet mislukt»«?1
Ja.
Herinnert u zich uw belofte om de Kamer medio begin januari te informeren over de stand van zaken rondom het GrIT fiasco? Kunt u aangeven waarom u de Kamer nog steeds niet heeft geïnformeerd? Bewijst dit wederom dat u wanordelijkheden maar al te graag onder de pet houdt? Zo nee, waarom niet?
In het Algemeen Overleg van 4 september (Kamerstuk 31 125, nr. 107) heb ik toegezegd de twee scenario’s na uitwerking naar verwachting op z’n vroegst begin 2020 aan de Kamer te zullen toesturen, inclusief de schets van de belangrijkste risico’s, waaronder langer doorgaan met de huidige systemen.
Kunt u aangeven welke (mogelijke) gevolgen (zoals o.a. veiligheidsrisico’s, schadeclaims en kosten) het uitstel en een eventueel afstel teweegbrengen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de aanbesteding doe ik geen uitspraken over commercieel vertrouwelijke informatie. In het DPO van september 2019 heb ik u geïnformeerd over de financiële bandbreedte van het programma GrIT (Kamerstuk 27 839, nr. 292). In het Algemeen Overleg van 4 september 2019 (Kamerstuk 31 125, nr. 107) heb ik toegezegd dat Defensie bereid is de stand van zaken van de uitgewerkte scenario’s, inclusief de risico’s, toe te lichten in een, vanwege de commerciële vertrouwelijkheid, besloten technische briefing. Deze heeft plaatsgevonden op 12 maart jl.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat u niet wenst te reageren op de berichten in de media over het GrIT fiasco? Bent u bereid om alle onderliggende stukken van het GrIT fiasco openbaar te maken, zodat de Kamer, de media en de belastingbetaler volledige openheid van zaken krijgen in uw geldverspillend gepruts? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met uw inlichtingenplicht ex artikel 68 van de Grondwet?
Defensie beantwoordt wel degelijk vragen van journalisten en burgers, ook als het om GrIT gaat. Ik breng hierbij geen financiële gegevens naar buiten, vanwege de vertrouwelijkheid van deze informatie. Bovendien betreft dit een aanbesteding die nog steeds loopt. Over een lopende aanbesteding doe ik nooit uitspraken over kosten, omdat de kosten pas bij de gunning bekend zijn en om onze onderhandelingspositie niet te ondermijnen, zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 18 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 110).
Migrantengeweld, aanbestedingsfiasco’s (zoals o.a. GrIT, vervanger van de Walrusklasse), chroom-6, CARC, PX10, burnpits, hitteletsels, bliksemletsel, eigenvuurincidenten, ziekmakende radartoren, oorverdovende laagvliegroutes, onveilig materiaal en vreselijke gewelds- en misbruikincidenten: hoeveel wantoestanden moeten er nog gebeuren voordat u eindelijk eens orde op zaken gaat stellen?
Ik neem afstand van het in de vraag geschetste beeld. Defensie geeft de komende jaren prioriteit aan zaken die te maken hebben met het verder realiseren van een veilige werkomgeving voor ons personeel. De focus ligt hierbij op het creëren van de randvoorwaarden om een professionele taakuitvoering voor iedereen mogelijk te maken. Hier wordt uw Kamer met de reguliere rapportages over geinformeerd. Met de Defensienota 2018 zijn we begonnen met de organisatie op orde te brengen. Dit zal stap voor stap moeten gebeuren en een lange tijd duren.
Schaamt u zich niet voor het feit dat uw wanbeleid wekelijks (de afgelopen tijd welhaast dagelijks) de krantenkoppen haalt? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bovenstaande vragen apart en tijdig beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
De vragen heb ik zo snel mogelijk en zoveel als mogelijk apart behandeld.
De uitbreiding van vliegbasis Leeuwarden |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Vliegbasis Leeuwarden heeft niet de juiste vergunningen, maar breidt wel uit»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de vliegbasis niet beschikt over de juiste vergunningen? Zo ja, welke vergunningen ontbreken? Betekent dit dat, tot de vereiste vergunningen er zijn, er niet wordt bijgebouwd en/of uitgebreid? Zo nee, kunt u de bewijzen daarvan overleggen aan de Kamer?
De Vliegbasis Leeuwarden beschikt sinds 14 juni 2001 over een vergunning op de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Bij wijzigingen van activiteiten zijn op deze vergunning bijstellingen gedaan middels wijzigingsaanvragen, meldingen of milieu neutrale veranderingen. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2017 de reikwijdte van de vergunning beoordeeld. De vergunning is hierbij, op drie relatief beperkt milieubelastende activiteiten na, als dekkend beoordeeld. Zaken die nog niet in de vergunning opgenomen zijn betreffen het bewerken van kunststof, werkzaamheden met textiel en het verstrooien van as van overleden medewerkers. Het is de bedoeling om deze activiteiten in de revisieaanvraag van de vergunning op te nemen en daarmee te repareren. De revisieaanvraag zou in 2019 worden ingediend, maar heeft vertraging opgelopen vanwege de complexiteit van het aanvraagproces en doordat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in 2019 ongeldig is verklaard.
Defensie is momenteel meerdere infrastructurele projecten aan het voorbereiden en uitvoeren op de Vliegbasis Leeuwarden. Voor deze projecten zijn de benodigde toestemmingen namens Defensie door het Rijkvastgoedbedrijf aangevraagd en door het bevoegd gezag afgegeven. Ook voor toekomstige projecten zal alleen tot uitvoering worden overgegaan indien de benodigde toestemmingen voor een project zijn verkregen.
De Vliegbasis Leeuwarden beschikt op dit moment nog niet over een Wnb vergunning. Op 6 maart 2008 is door toenmalig Staatssecretaris De Vries aan uw Kamer toegezegd dat voor alle militaire vliegactiviteiten, waaronder die van de Vliegbasis Leeuwarden, een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) zal worden aangevraagd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 1569). Dit proces is in twee fases verdeeld. Tijdens de eerste fase zijn in 2012 de helikopterlaagvlieggebieden, inclusief de daarbinnen gelegen helikopterlandingsplaatsen in en nabij Natura 2000-gebieden, vergund (Kamerstuk 33 000 X, nr 70, gedateerd 13 februari 2012). Het proces om de Wnb vergunning voor de Vliegbasis Leeuwarden aan te vragen is onderdeel van de tweede fase. Deze is gestart in 2015. Op basis van een voortoets is in 2018 vastgesteld dat Vliegbasis Leeuwarden waarschijnlijk vergunning plichtig is. Om dit nader vast te stellen is een ecologische effecten analyse uitgevoerd op de activiteiten van de vliegbasis. Deze analyse is nagenoeg afgerond en de vergunningaanvraag in het kader van de Wnb wordt voor
1 oktober 2020 verwacht. Over dit proces heb ik uw kamer eerder geïnformeerd op 31 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 578) en op 10 maart 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nrs. 2298 en 2068).
De beslissingen op deze aanvragen worden in de Staatscourant gepubliceerd en zijn daardoor openbaar toegankelijk.
Op 18 maart 2020 heeft de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (IL&T) een handhavingsverzoek ontvangen betreffende de omgevingsvergunning van de Vliegbasis Leeuwarden. Op dezelfde datum heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een handhavingsverzoek ontvangen betreffende het ontbreken van een vergunning in het kader van de Wnb van de vliegbasis Leeuwarden. Voor beide handhavingsverzoeken wordt het reguliere proces doorlopen waarbij door de verantwoordelijke instanties zal worden vastgesteld of de handhavingsverzoeken aanleiding geven om wel of niet tot handhaving over te gaan.
Bent u van mening dat uw ministerie een voorbeeldrol heeft en zich aan de wet dient te houden?
Defensie dient zich, zoals elk ander ministerie, organisatie of persoon, aan de wet te houden.
Deelt u de mening dat deze signalen zorgelijk zijn, zeker gezien de overlast die omwonenden ervaren van de vliegbasis? Begrijpt u dat er weinig draagvlak is onder bewoners?
Dat omwonenden van militaire vliegvelden overlast ervaren is begrijpelijk. Maar in mijn contacten met deze omwonenden, waaronder die van de Vliegbasis Leeuwarden, valt mij ook op dat er bij veel inwoners draagvlak is voor de activiteiten van Defensie en daarmee ook begrip is voor de geluidshinder die deze operaties veroorzaken. Dit laat onverlet dat Defensie zeker moet stellen dat al deze activiteiten vergund zijn en dat daarover goed overleg plaatsvindt met betrokkenen. Dit gebeurt in het geval van de Vlb Leeuwarden via de Commissie Overleg en Voorlichting Milieu (COVM) Vliegbasis Leeuwarden.
Heeft u naar aanleiding hiervan contact opgenomen met verantwoordelijken op de vliegbasis in Leeuwarden?
Het Ministerie van Defensie is voortdurend in overleg over de aanvraag van vergunningen, onder andere over die van de Vliegbasis Leeuwarden. Defensie voert hierover overleg met betrokken provincies, gemeenten, het Rijksvastgoedbedrijf, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Het bericht dat de JSF wederom teleurstelt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «F-35’s Gun That Can’t Shoot Straight Adds to Its Roster of Flaws»?1
Ja.
In hoeverre klopt deze berichtgeving? Kunt u aangeven of, en zo ja welke, gevolgen dit heeft voor Defensie (zoals o.a. extra kosten en veiligheidsgevaren)? Bent u bereid om – in geval van extra kosten – deze kosten te verhalen op de fabrikant? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld bij de beantwoording van de Kamervragen over de twintigste voortgangsrapportage project verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488 nr. 455, vraag 96) zijn er op 29 april 2019 door het Government Accountability Office (GAO) tekortkomingen aan het boordkanon van de F-35A gemeld. Voor deze tekortkoming zijn reeds beheersmaatregelen getroffen om het risico terug te dringen. De genomen beheersmaatregelen brengen het gevaar voor de veiligheid terug naar waarden die acceptabel zijn in de militaire luchtvaart. De beperking heeft geen effect op de inzetbaarheid van de Nederlandse vloot.
Het JPO treft samen met de fabrikant Lockheed Martin maatregelen om de tekortkomingen aan het boordkanon te verhelpen. Indien aan deze vervolgacties kosten zijn verbonden, zal het JPO dit namens de partners met de fabrikant Lockheed Martin opnemen.
Kunt u een limitatief overzicht geven van alle tekortkomingen en (extra) kosten verband houdende met de vliegende Titanic, zodat de belastingbetaler eindelijk eens inzicht krijgt in het geldverspillende JSF-programma? Zo nee, waarom niet?
Een overzicht zoals gevraagd kan niet openbaar worden gemaakt. Deze informatie is geclassificeerd omdat het mogelijk inzage geeft in de inzetbaarheid en slagkracht van de F-35.
Deelt u de mening dat het JSF-programma een grote teleurstelling is en het geld veel beter besteed had kunnen worden aan grensbewaking, veilig materiaal en betere arbeidsvoorwaarden voor militairen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd middels de antwoorden op de feitelijke vragen naar aanleiding van de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 op 17 september jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 451), merk ik graag op dat Defensie bij investeringen, in het belang van het personeel altijd het beste materiaal voor de beste prijs voorstaat.
De verwerving van de F-35 betekent een aanzienlijke versterking van de krijgsmacht en verschaft onze militairen het beste materieel voor de uitoefening van hun grondwettelijke taken, zoals o.a. de bewaking van het Nederlandse luchtruim, inzet bij conflictsituaties en de bestrijding van een breed scala aan dreigingen.
Zoals ook aangegeven in het DMP-D Document Vervanging F-16 (kenmerk 2014D46793) wil Nederland met de F-35 zes missietypen veilig en effectief kunnen uitvoeren. De kandidatenvergelijking in 2008 heeft aangetoond dat de F-35 het meest geschikt is om alle zes missietypen uit te kunnen voeren.
Kunt u bovenstaande vragen apart en tijdig beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde 'Sophia-missie' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Salima Belhaj (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de resultaten van de Libië-top in Berlijn?
Ja.
Hoe duidt u de gemaakte afspraken?
Tijdens de internationale conferentie over Libië, die op 19 januari jl. plaatsvond in Berlijn, werd door de aanwezige landen en organisaties een breed pakket aan afspraken gemaakt met als doel de de-escalatie van het conflict in Libië. Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Berlijn conferentie en benadrukt het belang van volledige implementatie, met in de eerste plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het VN-wapenembargo en geloofwaardige stappen op het politieke spoor.
Voortdurende instabiliteit in Libië heeft directe gevolgen voor Europa, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, maar zorgt er ook voor dat terroristische groeperingen en georganiseerde misdaad voet aan de grond krijgen. Het kabinet dringt al langere tijd in EU-verband aan op een sterk en verenigd optreden van de EU in Libië.
Bent u het ermee eens dat de Europese Unie (EU) een belangrijke bijdrage dient te leveren op het gebied van vrede en veiligheid in haar directe geografische omgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Ben u nog steeds van mening, zoals gesteld in de kabinetsbrief van 9 september 2016, dat een bijdrage aan een stabiel Libië een bijdrage is aan een veilig Europa?1 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat het controleren van de naleving van het wapenembargo van groot belang is voor de veiligheid van Libië en van Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland daaraan bijdragen?
Het conflict in Libië is meer dan ooit onderhevig aan buitenlandse inmenging. De toevoer van militaire middelen aan de Libische partijen komt een politieke oplossing niet ten goede. Het kabinet acht strikte naleving van het wapenembargo daarom noodzakelijk en benadrukt onder andere het belang van een Europese rol op dit gebied. De EU heeft met dit doel EUNAVFOR MED operatie Irini gelanceerd op 31 maart jl. De nieuwe operatie komt ter opvolging van EUNAVFOR MED operatie Sophia en heeft als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo. Voor deze taak zullen observatiemiddelen, zoals satellietbeelden en verkenningsvluchten en schepen worden ingezet.
Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke humanitaire gevolgen kan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland bijdragen aan het mitigeren van deze gevolgen?
De mogelijke gevolgen van verdere destabilisering van Libië baren het kabinet zorgen. Libië, Noord-Afrika, maar ook de EU zijn gebaat bij een politieke oplossing voor het conflict. Dat betekent in de eerste plaats dat gemaakte afspraken, zoals die tijdens de internationale bijeenkomst in Berlijn, moeten worden nageleefd. Zoals hierboven aangegeven, heeft het kabinet meermaals benadrukt dat een actieve rol van de EU hierin noodzakelijk is.
Aanhoudende instabiliteit in Libië heeft mogelijk ook gevolgen op het gebied van migratie. Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat er nieuwe migratiestromen op gang komen. Daarnaast heeft het kabinet in het najaar 2019 additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië (resp. EUR 3,9 mln. en EUR 2,5 mln.) gedaan om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe Emergency Transfer Mechanism (ETM) in Rwanda, cash assistentie aan ontheemden en vluchtelingen in stedelijke centra en de vrijwillige terugkeer van migranten.
Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld door het op gang komen van migratiestromen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland bijdragen aan het mitigeren van deze gevolgen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe staat u tegenover het idee van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands beleid, Borrell, om de EU op de Middellandse Zee het Libische wapenembargo te laten monitoren? Hoe staat u tegenover zijn voorstel om met onder andere dat doeleinde de maritieme tak van de EU-missie «Sophia» te reactiveren?
Zie antwoord vraag 5.
Is Nederland bereid en in staat een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan een dergelijke «gereactiveerde» missie? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
Op 31 maart jl. is de EUNAVFOR MED Operatie Irini gelanceerd met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Daarnaast zal de operatie gericht zijn op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel. Hier heeft het kabinet ook voor gepleit.
Het force generationproces van operatie Irini loopt. Een continuering van een Nederlandse bijdrage met stafofficieren op het hoofdkwartier in Rome (2–3 militairen, conform Nederlandse bijdrage aan operatie Sophia) ligt voor de hand, juist om goed geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen in de missie. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage met andere capaciteiten. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.
Indien Nederland op dit moment niet in staat is een bijdrage te leveren, bent u dan bereid een dergelijke bijdrage te prioriteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het ermee eens dat een gereactiveerde Sophia-missie ook kan bijdragen aan het beschermen van Nederlandse reders en het voorkomen van tragedies op zee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen voor een breed mandaat waarbij de missie inzet op het monitoren van het wapenembargo, het tegengaan van mensensmokkel en het eerbiedigen van het zeerecht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘Veteranen Ouwestomp voelen zich besodemieterd, stadscamping Den Bosch komt erg dichtbij’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van bovengenoemd bericht?1
Ja
Hoe ziet u de rol en verantwoordelijkheid van gemeenten ten aanzien van veteranenontmoetingscentra, zoals die in Den Bosch?
Hiervoor verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 15 oktober 2019 (Kamerstuk 30 139 nr. 224). Daarin heb ik mijn visie op de rol van gemeenten bij veteranenontmoetingscentra (inloophuizen) uiteengezet.
Wat vindt u van de in het bericht beschreven handelwijze van de gemeente Den Bosch ten aanzien van haar veteranen en hun ontmoetingscentrum («a zeggen en b doen», «niet reageren», een andere invulling geven aan bedoeld centrum dan de gemeente in haar eigen begroting heeft opgenomen, het gegeven dat de Bossche veteranen via-via moesten vernemen van die nieuwe bestemming etcetera)?
Van belang is dat de gemeente mij heeft laten weten gezamenlijk naar een oplossing te willen werken. Uiteraard heb ik begrip voor de wens van veteranen om snel duidelijkheid en zekerheid te krijgen.
Is de afgelopen maanden vanuit de gemeente Den Bosch het initiatief genomen om met Defensie te praten over de huisvesting van de Bossche veteranen? Zo ja, wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden en waartoe heeft het geleid?
Het is goed om te beseffen dat het hier niet gaat om huisvesting van veteranen, maar om het faciliteren van een ontmoetingsplaats voor veteranen.
De gemeente Den Bosch heeft inderdaad onlangs met het Ministerie van Defensie contact gezocht. Tijdens dit contact is de beleidslijn zoals neergelegd in mijn brief van 18 juni 2019 (Kamerstuk 30 139 nr. 211) toegelicht. Daarin staat dat VOC’s particuliere initiatieven zijn en deze niet door het ministerie worden gefinancierd. Eventueel benodigde ondersteuning komt idealiter vanuit de lokale samenleving. Positionering in de lokale samenleving is belangrijk omdat het bijdraagt aan de integratie van de veteraan in de samenleving.
Deelt u de mening dat een eventueel aan te bieden alternatieve huisvesting gelijkwaardig dient te zijn aan de huidige als het gaat om zaken als (parkeer-) faciliteiten, aantal vierkante meters, buitenruimte etcetera?
Er zijn geen vaste criteria waaraan een VOC moet voldoen. Omdat VOC’s particuliere initiatieven zijn, zijn de verschijningsvormen divers. In de bijeenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Kamerbrief van 15 oktober 2019, Kamerstuk 30 139 nr. 224) is ook nadrukkelijk naar voren gekomen dat de verscheidenheid de kracht is van de VOC’s en dat dit de beste mogelijkheid biedt om op de lokale en regionale situatie in te spelen. Standaardisatie staat dit juist in de weg.
Herinnert u zich de bij de behandeling van de Defensiebegroting over 2020 op 7 november jongstleden door het lid Kerstens (PvdA) ingediende en vervolgens door de Tweede Kamer aangenomen motie 35 300 X, nr. 36, waarin u wordt verzocht, indien een veteranenontmoetingscentrum in de problemen komt, «in overleg met de gemeente in kwestie maatwerk te leveren, zodat bedoeld centrum een ontmoetingsplek voor veteranen kan blijven»?
Ja, dat herinner ik mij.
Wat kunnen de veteranen uit Den Bosch van u verwachten? Wanneer en op welke wijze gaat u in het geval van het veteranenontmoetingscentrum «Ouwestomp» in Den Bosch invulling geven aan voornoemde motie?
De gemeente Den Bosch heeft mij bevestigd dat zij passende ondersteuning wil bieden aan de Bossche veteranen. Daar ben ik blij mee en ik vertrouw er dan ook op dat er een goede oplossing komt. Ik ben overigens van mening dat dat niet per se op dezelfde locatie of in dezelfde vorm hoeft te zijn. Het is immers aan het gemeentebestuur om de afweging te maken tussen de diverse lokale belangen.
Het bericht ‘Friesland op achterste benen om laagvliegroute F-35’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Friesland op achterste benen om laagvliegroute F-35»?1
Ja.
Begrijpt u dat en waarom Gedeputeerde en provinciale staten van Friesland zich overvallen voelen door het blijkbaar bij Defensie levende voornemen om de al achttien jaar een slapend bestaan leidende laagvliegroute boven oostelijk Friesland te reactiveren?
In 2008 is door mijn voorganger aan uw Kamer toegezegd dat voor alle militaire vliegactiviteiten, waaronder de laagvliegroutes een vergunning zal worden aangevraagd. Tijdens de eerste fase in 2012 zijn de helikopterlaagvlieggebieden inclusief de daarbinnen gelegen helikopterlandingsplaatsen in en nabij Natura 2000-gebieden vergund. In de tweede fase wordt voor de resterende activiteiten onderzocht wat de effecten zijn op de Natura 2000-gebieden. Hiervoor heeft in 2018 voor een elftal activiteiten een voortoets plaatsgevonden. Voor zeven van deze activiteiten is nader onderzoek nodig, waaronder voor de laagvliegroutes voor jachtvliegtuigen. Voor deze activiteiten wordt op dit moment een ecologische effectenanalyse opgesteld, voordat kan worden overgegaan tot een vergunningaanvraag. Ik heb u hierover eerder geïnformeerd op 31 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 578). De Koninklijke Luchtmacht brengt dit moment haar laagvliegbehoefte in kaart. Hierbij wordt nadrukkelijk ook naar alternatieve trainingslocaties in het buitenland gekeken. Zoals door mij verwoord in het Algemeen Overleg op 4 februari jl. was de beantwoording in de Nota van Antwoord op vragen over de «Notitie Reikwijdte en Detailniveau Luchtruimherziening» dan ook te prematuur en ongelukkig gesteld. Mocht er, gebaseerd op de behoefte van de Koninklijke Luchtmacht, redenen zijn om weer gebruik te willen maken van de Linkroute-10A dan gelden nog steeds de bezwaren waarom de route in 2002 is opgeschort. Dit betreft het veiligheidsrisico bij vliegterrein Drachten en geluidsoverlast. Omdat deze situatie sinds het opschorten van de route niet is gewijzigd, acht ik de kans zeer klein dat deze weer in gebruik wordt genomen. Tijdens het VAO op 18 februari heb ik uw kamer toegezegd om voor 1 juni 2020 duidelijkheid te bieden over de toekomst van de Linkroute-10A. Uiteraard zullen eerst alle betrokken provincies en belanghebbenden worden geïnformeerd.
Hoe kan het dat, ondanks afspraken in de Tweede Kamer daarover, hier opnieuw (net zoals dat bijvoorbeeld recent in Herwijnen rondom de radartoren en in Zeeland met betrekking tot de marinierskazerne is gebeurd) niet fatsoenlijk met de regio wordt overlegd over een bestaand voornemen? Vindt u dat Defensie zich in dit geval als een «goede buur» heeft gedragen, aangezien dit hetgeen is waartoe Defensie zich onder meer naar aanleiding van in de Kamer ingediende moties (zoals ten aanzien van vliegbasis Gilze-Rijen) heeft verplicht?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u alsnog bereid tot een open overleg met de provincie en eventuele andere belanghebbenden zonder dat de uitkomst daarvan op voorhand vaststaat?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze en op welk moment bent u van plan de Kamer bij de besluitvorming in dezen te betrekken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wil Defensie de bedoelde route weer in gebruik nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u eventuele alternatieven onderzocht?
Defensie is voortdurend op zoek naar mogelijkheden om te voorzien in de laagvliegbehoefte zowel in Nederland als in het buitenland. Dit laatste om zodoende de overlast in Nederland te beperken. Op dit moment wordt het grootste deel van de laagvliegtraining voor jachtvliegers uitgevoerd in de Verenigde Staten aangevuld met gebruik van Linkroute-10. Het gebruik van buitenlandse laagvlieggebieden is echter afhankelijk van toestemming van het betrokken land. Alle mogelijke alternatieven worden meegewogen in de beslissing of Linkroute-10A opnieuw in gebruik wordt genomen.
Hoe vaak wil Defensie de bedoelde route gebruiken en wat zijn de gevolgen daarvan qua (geluids-)overlast? Is berekend hoeveel (extra) stikstofdepositie het in gebruik nemen van de bedoelde route met zich meebrengt?
Defensie inventariseert momenteel de totale laagvliegbehoefte in Nederland. Bij de afweging over de toekomst van Linkroute-10A worden de uitkomsten van het onderzoek naar de effecten op Natura 2000-gebieden, alsmede de gevolgen van (geluids)overlast meegewogen.
Bent u zich bewust van het feit dat bedoelde route over Natura 2000- en stiltegebieden alsook over de (nieuwe) luchthavens Kollumerzwaag en Nieuwehorne loopt? Bent u zich bewust van de bij ingebruikname van bedoelde route potentieel gevaarlijke situatie, gelet op de ligging van luchthaven Drachten?
Ja, en hier zal ook rekening mee worden gehouden. In de afweging over de toekomst van Linkroute-10A, worden de effecten op Natura 2000-gebieden en potentieel gevaarlijke situaties door de aanwezigheid van luchtvaartterreinen langs de gehele lengte van de route meegewogen waaronder luchtvaartterreinen Drachten, Kollumerzwaag en Nieuwehorne.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg van 4 februari 2020?
Dat is mij niet gelukt.
Het bericht dat Defensie 1800 mariniers wil huisvesten in Apeldoorn |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat er wederom krankzinnige verhuisplannen in het nieuws zijn gekomen, ditmaal het bericht dat Defensie 1800 mariniers wil huisvesten in Apeldoorn?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat Defensie 1800 mariniers wil huisvesten in Apeldoorn? Zo ja, kunt u de Kamer en mariniers inzage geven in alle onderliggende stukken?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief «voorgenomen besluiten inzake verhuizing Korps Mariniers en compensatie Zeeland» die op 14 februari aan uw Kamer is verzonden.
Bent u bereid de krankzinnige verhuisplannen af te blazen en de kazerne in Doorn open te houden, zodat onze mariniers eindelijk eens op de voorgrond staan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De Amerikaanse luchtaanval op de internationale luchthaven van de Iraakse hoofdstad Bagdad, waarbij de Iraanse generaal Qassem Soleimani om het leven is gekomen |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat de politieke gevolgen van de Amerikaanse luchtaanval met eliminatie van de Iraanse generaal Soleimani in de nacht van 2 op 3 januari 2020 op het vliegveld van Bagdad ernstig kunnen zijn voor de internationale politieke verhoudingen in het algemeen en de relatie tot Iran in het bijzonder? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit uitgebreid toelichten?1
Nederland heeft begrip getoond voor het feit dat de VS reageerde op recente daden van agressie van Iran, dan wel agressie met Iraanse betrokkenheid. In Irak heeft Soleimani aansturing gegeven aan een veelvoud aan sjiitische milities. Deze milities hebben een belangrijke strijd geleverd tegen ISIS in Irak maar zijn ook in verband gebracht met aanvallen op Amerikaanse en Coalitie-doelwitten in Irak. Het kabinet benadrukt ook de destabiliserende rol van Iran in de regio en de sleutelrol die Soleimani daarin speelde.
Tegelijkertijd betekende de Amerikaanse actie escalatie in een al erg gespannen situatie, en heeft het kabinet opgeroepen tot kalmte en terughoudendheid. Vermindering van spanningen is in eenieders belang.
Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop. Nederland draagt dan ook bij aan het voortbestaan ervan, onder meer door in te zetten op behoud van de economische voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA.
Om Iran te bewegen terug te keren naar volledige naleving van het akkoord, hebben Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk («de E3») op verschillende momenten aangegeven het starten van het geschillenbeslechtingsmechanisme te overwegen. Op 14 januari 2020 hebben de E3 in een verklaring aangekondigd het mechanisme te starten. Nederland steunt de E3 in hun besluitvorming. Voor Nederland is het van belang dat Iran zich middels diplomatieke druk weer aan de bepalingen uit het JCPOA gaat houden.
Is deze aanval op Iraaks grondgebied in strijd met het internationaal recht en de Iraakse soevereiniteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
De VS beroepen zich op het recht op zelfverdediging vanwege een gestelde acute dreiging van aanslagen op Amerikaanse doelen en troepen. Voor geweldgebruik in het kader van zelfverdediging dient sprake te zijn van een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval op een staat, en dient het gebruikte geweld noodzakelijk en proportioneel te zijn om deze aanval te stoppen. Nederland was niet bij dit geweldgebruik betrokken en heeft onvoldoende zicht op de omstandigheden van deze operatie om te kunnen beoordelen of de VS dit beroep op zelfverdediging terecht toekomt. Het kabinet heeft in een bijeenkomst van de anti-ISIS-coalitie op 3 januari jl. en tijdens de ingelaste NAVO-raad van 6 januari jl. het belang van informatiedeling onderstreept en de VS om een nadere toelichting gevraagd op de aangevoerde juridische basis. De VS hebben op 8 januari een brief naar de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gestuurd waarin de Raad over de uitoefening van het recht op zelfverdediging wordt geïnformeerd.
Waarom heeft u nog geen afstand genomen van deze Amerikaanse aanval en verdere escalatie met Iran? Keurt u deze aanval af en bent u bereid de VS en Iran op te roepen tot de-escalatie en een terugkeer naar diplomatie en het nucleaire akkoord met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen? Zo nee, wat is dan uw oordeel over deze Amerikaanse aanval in Irak?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze ontwikkelingen, waarbij Irak steeds meer het strijdtoneel wordt van de VS en Iran, zeer gevaarlijk en destabiliserend zijn voor Irak en de regio en alle inspanningen erop gericht moeten zijn hieraan een einde te maken? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen? Wat verwacht u van de betrokken grootmachten in de regio? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschouwt de escalatie van de situatie in Irak van de afgelopen weken als zorgelijk en ernstig. Het is van groot belang dat de kalmte in de regio bewaard wordt. Het kabinet heeft actief bilateraal en multilateraal overleg gevoerd over de ontstane situatie. Verschillende leden van het kabinet hebben in dit kader met Europese en regionale partners gesproken. De Minister-President heeft gebeld met de premier van Irak. Tijdens dit gesprek heeft de Minister-President zijn zorgen overgedragen over de onrust in het land, de committering van Nederland aan de strijd tegen ISIS herbevestigd, en aangegeven dat Nederland streeft naar de-escalatie van spanningen in de regio. Voorkomen moet worden dat een nieuwe crisis ten koste gaat van de resultaten die geboekt zijn in de strijd tegen ISIS, die nog niet beslecht is.
De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie staan in nauw contact met bondgenoten en betrokken partijen bij de spanningen. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de afgelopen weken gesproken met zijn collega’s in Irak en Saoedi-Arabië en tijdens zijn recente bezoek met zijn ambtsgenoot uit Oman. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 8 januari in Brussel met EU-Hoge Vertegenwoordiger Borrell en zijn Franse ambtsgenoot LeDrian gesproken. Tijdens deze gesprekken stond de inzet op de-escalatie telkens centraal. De Minister van Defensie onderhoudt sinds de Amerikaanse actie nauw contact met haar Franse en Duitse ambtsgenoot.
Daarnaast is er, op hoogambtelijk niveau, via diplomatieke en militaire kanalen contact met de Verenigde Staten en vinden er zowel bilateraal als in anti-ISIS coalitie- en NAVO-verband gesprekken plaats met bondgenoten. Ook is er diplomatiek contact met Iran. Tijdens de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari stonden de spanningen centraal, en heeft de Minister van Buitenlandse Zaken samen met Europese ambtsgenoten besproken hoe Europa het best bij kan dragen aan de-escalatie van spanningen in de regio. Deze week spreekt ook de Commandant der Strijdkrachten met onder andere zijn Amerikaanse counterpart over de situatie.
Wat zijn de nieuwe risico’s van deze Amerikaanse aanval en mogelijke Iraanse vergelding voor de missie Hormuz met deelname van Zr.Ms. De Ruyter aan de European-Led Mission Awareness Strait of Hormuz (EMASOH) voor de veiligheid van het personeel van Zr.Ms. De Ruyter?3
De-escalatie in de regio blijft essentieel. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de ontwikkelingen in Irak d.d. 6 januari 2020, blijft het kabinet voor nu bij het besluit tot een bijdrage aan de European-Led Mission Awareness Strait of Hormuz (EMASOH)ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio. Zoals gebruikelijk, vindt op doorlopende basis een risico-inschatting en overleg met Europese partners plaats, naar aanleiding waarvan zo nodig een nieuwe weging gemaakt zal worden door het kabinet. Indien verdere ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen deze worden meegenomen in de brief die uw Kamer toekomt, voor vertrek van het Nederlandse fregat, inzake de Nederlandse bijdrage aan EMASOH, zoals toegezegd aan uw Kamer in het AO d.d. 18 december jl.
Deelt u de opvatting dat de deelname van Zr.Ms. De Ruyter aan de European-Led mission Awareness Strait of Hormuz (EMASOH), vanaf januari, in het licht van deze gebeurtenissen moet worden afgesteld of op z’n minst heroverwogen zoals regeringspartijen hebben geopperd? Zo nee, op basis van welke analyse komt u tot dit oordeel?4 5
Zie antwoord vraag 5.
Jarenlange misleiding over de oorlog in Afghanistan |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «At war with the truth», over leugens en bedrog over de oorlog in Afghanistan?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat uit voorheen geheime documenten, hoofdzakelijk bestaande uit enkele duizenden pagina’s aan interviews met belangrijke, vooral Amerikaanse betrokkenen, blijkt dat continu niet de waarheid is verteld over de oorlog in Afghanistan?
De vrijgegeven stukken bevatten interviews met personen die op verschillende momenten en op verschillende posities deel hebben genomen aan internationale inzet in Afghanistan. De uitlatingen komen voor rekening van deze personen. Het kabinet heeft kennisgenomen van de individuele opvattingen van de door SIGAR geïnterviewde personen, zoals deze door de Washington Post zijn gepubliceerd.
De berichtgeving onderstreept de complexiteit waarmee het opereren Afghanistan gepaard gaat. Voor de appreciatie verwijst het kabinet naar de brief die uw Kamer vandaag ontvangt.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat verschillende geïnterviewden stellen dat het publiek bewust is misleid?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitlating van John Sopko, de Special Inspector General for Afghanistan Reconstruction die de interviews afnam, dat uit de documenten blijkt dat er constant is gelogen? Begrijpt u dit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de constatering dat is weggekeken van de enorme corruptie in Afghanistan, die voor een belangrijk deel door westers geld zelf is veroorzaakt?
Dat er sprake is van corruptieproblematiek in Afghanistan wordt door het kabinet erkend. Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de hardnekkigheid van corruptie in Afghanistan (Kamerstuk 27 925 nr. 254, nr. 398, nr. 415, nr. 472). In 2018 legden donoren en de Afghaanse overheid concrete afspraken over onder andere anti-corruptie maatregelen vast in het zogenaamde Geneva Mutual Accountability Framework. Nederland zet daarnaast in op goede monitoring van ontwikkelingsprojecten en geeft haar inzet vorm door veelal bij te dragen via zogeheten Multi Partner Trust Funds. Deze fondsen kennen verschillende internationale organisaties die optreden als administrator en trustee. Daarnaast speelt Nederland een actieve rol in het doorvoeren van veranderingen om hardnekkige corruptie te bestrijden, zoals in het verleden in het LOTFA – zie de nadere toelichting in de brief die uw Kamer vandaag ontvangt.
Wat vindt u van de enorme discrepantie tussen publieke uitlatingen over progressie die geboekt zou zijn bij het trainen van Afghaans veiligheidspersoneel en de uitlatingen van direct betrokkenen hierover, in het bijzonder dat een derde van de politierekruten zou bestaan uit drugsverslaafden en Taliban en de Afghaanse veiligheidsdiensten nooit in staat zullen zijn de Taliban te verslaan?
De vrijgegeven stukken bevatten interviews met personen die op verschillende momenten en op verschillende posities deel hebben genomen aan internationale inzet in Afghanistan. De aangehaalde uitlating komen voor rekening van deze personen.
De Kamer is meermaals geïnformeerd dat het een proces is van lange adem voordat de veiligheidstroepen op eigen benen kunnen staan (Kamerstuk 27 925, nr. 325, nr. 604, 29 521, nr. 254). Ook is aan de Kamer gemeld dat een inclusief, intra-Afghaans vredesproces dat gesteund wordt door de regio volgens het kabinet de grootste kans biedt op een duurzame vrede in Afghanistan (Kamerstuk 29 521; 27 925, nr. 383).
Hoe is het mogelijk dat de Taliban terrein wint, maar in publieke uitingen de bevolking steeds is voorgehouden dat progressie wordt geboekt? Hoe verklaart u dat de bevolking al ruim 18 jaar hoort dat vooruitgang en belangrijke successen worden geboekt in Afghanistan, maar tegelijk de Taliban meer terrein in handen hebben dan ooit sinds 2001?
Afghanistan staat er in 2020 beter voor dan in 2001. De internationale inzet heeft ervoor gezorgd dat het land stappen kon zetten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs, vrouwenrechten, goed bestuur en de opbouw van een eigen veiligheidsapparaat. De inspanningen hebben er tevens toe geleid dat Afghanistan niet langer een uitvalsbasis is voor terroristische aanvallen op doelen in het Westen. Maar de vooruitgang is relatief en op sommige vlakken zijn in recente jaren juist stappen achteruit gezet. Dat geldt met name voor de veiligheidssituatie. Nadat de verantwoordelijkheid voor veiligheid in 2014 werd overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten heeft de Taliban aan terrein gewonnen, zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925 nr. 601, nr. 611). De opbouw van de Afghaanse strijdkrachten (Afghan National Defence and Security Forces – ANDSF) is in de tussentijd voortgezet, maar heeft de verslechtering van de veiligheidssituatie niet kunnen voorkomen. De ANDSF zijn nog niet in staat volledig zelfstandig de veiligheid in het land te garanderen.
Vindt u het een ernstige zaak dat een geïnterviewde stelt dat de waarheid zelden welkom was op het militaire hoofdkwartier in Kabul?
Ja. Het kabinet onderstreept het belang van transparantie over wat er wel en niet goed gaat bij militaire en andere inzet in het buitenland. Dit wordt ook geadresseerd in de beleidsreactie op de postmissiebeoordeling (PMB) Kunduz die vandaag aan uw Kamer is gestuurd. Alleen door transparant te zijn kan verantwoording worden afgelegd en kunnen lessen worden geleerd.
Hoe beoordeelt u, tegen de achtergrond van uw eigen uitlatingen en die van uw voorgangers over de voortgang van de oorlog in Afghanistan, het beeld van leugens en bedrog dat uit berichtgeving over de documenten met interviews naar buiten is gekomen? Is in Nederland ook een rooskleuriger beeld van de oorlog neergezet dan de feiten rechtvaardigden?
De complexiteit en fragiliteit van de situatie in Afghanistan is meermaals benadrukt in de communicatie over de Nederlandse inzet in Afghanistan. Ook de doelstellingen van de regering zijn altijd zo realistisch mogelijk verwoord. Desalniettemin wijst de PMB Kunduz uit dat het kabinet ook de hand in eigen boezem moet steken. Voor de appreciatie van de berichten in de Washington Post verwijst het kabinet naar de brief die uw Kamer vandaag ontvangt. Ook verwijst het kabinet naar de PMB Kunduz en de beleidsreactie daarop, die uw Kamer ook vandaag ontvangt.
Zo nee, op welke onderdelen week de communicatie over de oorlog in Afghanistan in Nederland dan af van uitlatingen die Amerikaanse leiders hierover deden?
Zie het antwoord op vraag 9.
Niet-Nederlanders in de krijgsmacht |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat marechausseevacatures via Randstad geen melding maken van de nationaliteitseis, terwijl art. 4a van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) bepaalt dat bij de werving informatie wordt verschaft over de eis dat kandidaten het Nederlanderschap bezitten?1
De genoemde vacatures die door Randstad worden gepubliceerd zijn in het kader van de pilot «adaptief aan de grens» voor de functie van grenswachter. Dit zijn burgerfuncties waarop niet het AMAR, maar het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie (BARD) van toepassing is. Het AMAR is enkel van toepassing op militaire ambtenaren.
Er worden geen kandidaten aangesteld die niet aan de wettelijke eisen voldoen. Een veiligheidsonderzoek en het verkrijgen van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) zijn voorwaardelijk voor de aanstelling als grenswachter.
Bent u bekend met het feit dat art. 11 AMAR voorziet in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de nationaliteitseis? Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, van de nationaliteitseis is afgeweken? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze functies en vacatures bestaan en welke redenen ten grondslag lagen aan het afwijken van de nationaliteitseis? Zo nee, waarom niet?
Ja, artikel 11 AMAR biedt een mogelijkheid om in bijzondere gevallen, en voor de vervulling van een tijdelijke functie, af te wijken van de eisen voor aanstelling in een militaire functie zoals genoemd in artikel 5 lid 1 AMAR, waaronder het hebben van de Nederlandse nationaliteit.
Uit een zoekslag in het personeelssysteem op het aanstellingsartikel 11 AMAR blijkt dat er in het verleden zeven personen met een niet-Nederlandse nationaliteit tijdelijk als militair zijn aangesteld op basis van dit artikel. Het betrof in alle gevallen tolken die in de periode 2004–2007 tijdens buitenlandse missies tijdelijk zijn aangesteld als tolk omdat hier tijdens de missie behoefte aan was.
Het bericht 'Weer gedoe bij kleding defensie’ |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat er weer gedoe zou zijn met kleding binnen Defensie?1
Met de extra gelden uit het regeerakkoord investeert Defensie in haar mensen en middelen. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de kleding en uitrusting voor haar personeel. Voor het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting zijn meerdere projecten in uitvoering, zoals het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS). In dit project is er voor gekozen om extra te investeren om de kwantiteit en de kwaliteit van de nieuwe kleding inclusief helmen te verhogen. U bent hierover in 2018 geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 260). Ook de investeringen in de projecten Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en vervanging gevechtsuitrusting dragen bij aan een verbetering van de uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd o.a. met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag.
Naast de genoemde grote projecten zijn er vele kleinere projecten om de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting te verbeteren. Zo wordt er nu gewerkt aan een keuzeconcept voor gevechtslaarzen. Dit project zorgt naast voldoende gevechtslaarzen ook voor het introduceren van een keuzemogelijkheid voor militairen. Door deze projecten neemt de kwantiteit, de kwaliteit en het aantal soorten artikelen toe.
Om te zorgen voor een tijdige levering zijn en worden er maatregelen genomen om beter gebruik te maken van raamcontracten, bestaande noodprocedures tijdig toe te passen en de planning en het beheer van vraag en aanbod te verbeteren (Kamerstuk 27 830, nr. 270). Het geheel aan projecten en maatregelen levert al resultaten op waaronder een gestegen leverbetrouwbaarheid van kleding en uitrusting.
Als een artikel desondanks niet voorradig is, kunnen maatregelen worden genomen zoals het verstrekken van een alternatief artikel, het zo snel mogelijk naleveren van een artikel of het bieden van de mogelijkheid en financiële middelen voor zelfstandige aanschaf. De militair kan er dan voor kiezen om het benodigde geld zelf voor te schieten en achteraf te declareren, of ervoor kiezen om een voorschot aan te vragen (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 425).
Vanwege schaarste uit het verleden is er op het gebied van kleding en uitrusting nog veel achterstand weg te werken. De veranderende omgeving en dreiging veroorzaken o.a. een verandering in het programma voor opleiding en training, hetgeen ook een veranderende behoefte aan kleding en uitrusting met zich meebrengt. Mede hierdoor is de omvang van het werk groot. Het betreft immers ruim 45.000 militairen, een stroom van bijna één miljoen artikelen die per jaar verstrekt worden en een uitgebreide diversiteit aan maatvoering. Daarnaast is het werk ook dynamisch. Zo verandert de vraag en blijkt deze soms hoger dan de gestelde norm. Ook kunnen zich problemen voordoen met leveranciers of kunnen artikelen bij beproeving tekortschieten. Tevens kan het wisselen van leverancier leiden tot overgangsproblemen als bijvoorbeeld de maatvoering verschilt. Dit heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij het wisselen van leverancier van gevechtslaarzen. In dit soort gevallen wordt gezocht naar de meest praktische oplossing.
Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd aan het Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting (KPU) bedrijf om de toegenomen kwantiteit en kwaliteit van kleding en uitrusting in stand te houden. Hoewel Defensie er naar streeft om het aantal situaties waarin artikelen niet voorradig zijn te minimaliseren, is een servicegraad van 100% extreem kostbaar en kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Door de genoemde factoren tezamen is het niet te garanderen dat zich geen problemen voordoen op het gebied van kleding en uitrusting zoals ook aan u gemeld is in Kamerstuk 27 830, nr. 270.
Is het waar dat, na de ophef over winterkleding vorig jaar, er nu opnieuw tekorten zijn aan winterjassen en andere kleding en uitrusting, zoals kisten en uniformen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van verhalen van een militair die al drie maanden wacht op een winterjas en hem vervolgens maar zelf koopt, en een militair die te horen krijgt dat de kisten op zijn en dus maar door moet blijven lopen op afgetrapte exemplaren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er ook problemen met het leveren van desertuniformen en de nieuwe interim multicam gevechtspakken, die militairen die op missie gaan nodig hebben?
De gevechtspakken in multicam-camouflagepatroon en de desertuniformen worden in hoofdzaak geleverd aan personeel dat op missie gaat als interim oplossing totdat de nieuwe kleding van het project DOKS instroomt. Zoals in de antwoorden op vragen over de tweede suppletoire begroting is toegelicht zal deze periode langer duren dan gepland (Kamerstuk 35 350, nr. 3). Er wordt bezien welke maatregelen moeten worden genomen om deze verlengde periode te overbruggen. De leverbetrouwbaarheid voor missies is bijna 100%, maar soms zijn bepaalde artikelen niet voorradig. In die gevallen dat een multicam artikel niet leverbaar is, wordt een alternatief artikel verstrekt, of wordt de optie voor zelfstandige aanschaf van een artikel aangeboden.
Herinnert u zich uw uitspraak dat het zelf moeten kopen van kleding door militairen «niet voor herhaling vatbaar» is?2
In het vragenuur op 25 september 2019 heb ik in de context van het grootschalig zelfstandig aankopen van kleding door individuele militairen voor een grote oefening aangegeven dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Onder andere door de grote aantallen militairen en diversiteit aan artikelen kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Om maatwerk of specifieke behoeften voor individuele militairen te kunnen toepassen in incidentele gevallen blijft zelfstandige aanschaf (ZA) een mogelijkheid (Kamerstuk 27 830, nr. 270 en Aanhangsel handelingen 2018–2019, nr. 425).
Deelt u de opvatting van de directeur Wapensystemen & Bedrijven bij de DMO dat «te lang wachten op kleding en uitrusting of geen munitie hebben voor een oefening niet is uit te leggen»?3
Ja, zie tevens de antwoorden op vraag één, twee, drie, negen en veertien.
Klopt het dat het budget overschreden is? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Is er te weinig toezicht geweest?
Zoals in het antwoord op de vragen één, twee, drie, negen en veertien is aangegeven is er veel achterstand in te halen. Het leveren gaat sneller dan gepland en de vraag neemt toe, soms ook buiten de vastgestelde norm. Daarom moest dit jaar extra budget worden toegekend. De besluitvorming hierover vond zorgvuldig plaats. Hierdoor konden gedurende een beperkte periode geen bestellingen worden geplaatst, maar inmiddels is dit opgelost en neemt Defensie ook structurele maatregelen voor de toekomst.
Is het zo erg dat er niets nieuws meer besteld wordt bij leveranciers?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat Defensie tegenspreekt dat er «ernstige leveringsproblemen» zouden zijn? Erkent u daarmee dat er dus wel leveringsproblemen zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de uitspraak «wat er niet op voorraad is, wordt nageleverd» nader toelichten? Zijn de voorraden voldoende op peil? Hoe lang moeten militairen wachten op naleveringen?
Indien een militair een artikel niet direct geleverd kan krijgen, kan een alternatief artikel worden verstrekt of kan het artikel later alsnog worden geleverd. De gekozen optie is voornamelijk afhankelijk van de urgentie gerelateerd aan een missie. Naleveringen verschillen per artikel en moment van plaatsing van de order. Een algemene wachttijd is dan ook niet te geven. Defensie streeft er naar het aantal naleveringen te beperken en de wachttijd te minimaliseren. Zie tevens de vragen één, twee, drie, negen en veertien.
Klopt het dat het KPU-bedrijf kampt met onderbezetting, waardoor niet snel genoeg alles geleverd kan worden?
Ja, het klopt dat de personele capaciteit die het KPU-bedrijf toebedeeld heeft gekregen onvoldoende is om de huidige werklast aan te kunnen. Dit wordt momenteel opgevangen met tijdelijke capaciteit. Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd om deze problemen op te lossen.
Maken operationele commando’s gebruik van de mogelijkheid om zelf kleding te bestellen als het KPU-bedrijf er niet (tijdig) in kan voorzien? Wordt gebruik gemaakt van de escalatieprocedure?
Defensieonderdelen (of eenheden daarvan) schaffen soms zelf delen van kleding en uitrusting aan. De escalatieprocedure wordt bij hoge uitzondering gebruikt indien omwille van operationele noodzaak aanbestedingen niet volgens de vigerende aanbestedingsregels kunnen plaatsvinden.
Welke resultaten heeft het door u ingestelde «interventieteam» geboekt? Waarom zijn er kennelijk nog steeds problemen?
Het personeel van defensie weet het interventieteam goed te vinden zoals blijkt uit de meldingen die zijn sinds de oprichting zijn binnengekomen. In ca. 20% van de gevallen gaat de vraag aan het interventieteam over kleding en uitrusting. De resultaten van het interventieteam verschijnen op Defensie.nl en u wordt over het interventieteam geïnformeerd in het jaarverslag.
Zie tevens op de vragen één, twee, drie, negen en veertien.
Wat gaat u doen om deze zo snel mogelijk op te lossen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat militairen kampen met een kledingtekort |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat uw dramatisch slecht personeelsbeleid wederom negatief in het nieuws is, ditmaal vanwege een kledingtekort?1
Ik ben bekend met het bericht uit de Telegraaf van 28 november 2019 over kleding bij Defensie.
In hoeverre klopt de berichtgeving van de militaire vakbond AFMP dat er een kledingtekort bestaat? Kunt u een limitatief overzicht geven waaruit het kledingtekort bestaat en welke maatregelen u heeft genomen? Zo nee, waarom niet?
Met de extra gelden uit het regeerakkoord investeert Defensie in haar mensen en middelen. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de kleding en uitrusting voor haar personeel. Voor het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting zijn meerdere projecten in uitvoering, zoals het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS). In dit project is er voor gekozen om extra te investeren om de kwantiteit en de kwaliteit van de nieuwe kleding inclusief helmen te verhogen. U bent hierover in 2018 geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 260). Ook de investeringen in de projecten Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en vervanging gevechtsuitrusting dragen bij aan een verbetering van de uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd o.a. met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag.
Naast de genoemde grote projecten zijn er vele kleinere projecten om de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting te verbeteren. Zo wordt er nu gewerkt aan een keuzeconcept voor gevechtslaarzen. Dit project zorgt naast voldoende gevechtslaarzen ook voor het introduceren van een keuzemogelijkheid voor militairen. Door deze projecten neemt de kwantiteit, de kwaliteit en het aantal soorten artikelen toe.
Om te zorgen voor een tijdige levering zijn en worden er maatregelen genomen om beter gebruik te maken van raamcontracten, bestaande noodprocedures tijdig toe te passen en de planning en het beheer van vraag en aanbod te verbeteren (Kamerstuk 27 830, nr. 270). Het geheel aan projecten en maatregelen levert al resultaten op waaronder een gestegen leverbetrouwbaarheid van kleding en uitrusting.
Als een artikel desondanks niet voorradig is, kunnen maatregelen worden genomen zoals het verstrekken van een alternatief artikel, het zo snel mogelijk naleveren van een artikel of het bieden van de mogelijkheid en financiële middelen voor zelfstandige aanschaf. De militair kan er dan voor kiezen om het benodigde geld zelf voor te schieten en achteraf te declareren, of ervoor kiezen om een voorschot aan te vragen (Aanhangsel handelingen 2018–2019, nr. 425).
Vanwege schaarste uit het verleden is er op het gebied van kleding en uitrusting nog veel achterstand weg te werken. De veranderende omgeving en dreiging veroorzaken o.a. een verandering in het programma voor opleiding en training, hetgeen ook een veranderende behoefte aan kleding en uitrusting met zich meebrengt. Mede hierdoor is de omvang van het werk groot. Het betreft immers ruim 45.000 militairen, een stroom van bijna één miljoen artikelen die per jaar verstrekt worden en een uitgebreide diversiteit aan maatvoering. Daarnaast is het werk ook dynamisch. Zo verandert de vraag en blijkt deze soms hoger dan de gestelde norm. Ook kunnen zich problemen voordoen met leveranciers of kunnen artikelen bij beproeving tekortschieten. Tevens kan het wisselen van leverancier leiden tot overgangsproblemen als bijvoorbeeld de maatvoering verschilt. Dit heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij het wisselen van leverancier van gevechtslaarzen. In dit soort gevallen wordt gezocht naar de meest praktische oplossing.
Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd aan het Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting (KPU) bedrijf om de toegenomen kwantiteit en kwaliteit van kleding en uitrusting in stand te houden. Hoewel Defensie er naar streeft om het aantal situaties waarin artikelen niet voorradig zijn te minimaliseren, is een servicegraad van 100% extreem kostbaar en kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Door de genoemde factoren tezamen is het niet te garanderen dat zich geen problemen voordoen op het gebied van kleding en uitrusting zoals ook aan u gemeld is in Kamerstuk 27 830 nr. 270. Omdat de voorraden fluctueren, wisselen de artikelen die niet afdoende voorradig zijn en kan geen limitatief overzicht worden verstrekt.
Hoe is het mogelijk dat de Kamer wederom via de media kennis moet nemen van uw dramatisch slecht personeelsbeleid?
Uw Kamer ontvangt jaarlijks een veelheid aan (personeels)rapportages waaronder het Defensie Projectenoverzicht, en wordt regelmatig geïnformeerd over het Defensiebeleid, zoals in de Defensienota, het Nationaal plan voor de Navo (Kamerstuk 28 676, nr. 308) en de begroting.
Schaamt u zich niet dat militairen kampen met een kledingtekort, terwijl u wel diep in de buidel tast voor onzinnige zandbakmissies, Europese defensiesamenwerking, diversiteits- en klimaatprojecten (zoals bijv. de belachelijke aanschaf van zonneauto Lightyear One ter waarde van € 144.000)? Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld aan de Kamer investeert Defensie alleen al met de projecten VOSS, DOKS en vervanging gevechtsuitrusting voor enkele honderden miljoenen euro’s in kleding en uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag. Er is geen verband tussen deze projecten en de in de vraag genoemde uitgaven.
Herinnert u zich nog mijn vele vragen om openheid te geven over het aantal problemen binnen Defensie, die u weigerde te beantwoorden? Bent u bereid om eindelijk eens inzage te geven in alle problemen die spelen binnen Defensie, zodat de Kamer eindelijk eens fatsoenlijk wordt geïnformeerd over het dramatisch defensiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer ontvangt jaarlijks een veelheid aan rapportages. Op uw verzoek is de rapportagesystematiek herzien (Kamerstuk 35 000 X, nr. 68). Jaarlijks geven o.a. de inzetbaarheidsrapportage, de personeelsrapportage, het jaarverslag en het Defensie Projectenoverzicht inzicht in de ontwikkelingen bij Defensie. Daarnaast wordt uw Kamer regelmatig geïnformeerd over het Defensiebeleid, zoals in de Defensienota, het Nationaal plan voor de Navo (Kamerstuk 28 676, nr. 308) en de begroting.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht dat de minister van Defensie niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019 |
|
Isabelle Diks (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse Minister van Defensie, in tegenstelling tot wat in de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2019 staat vermeld, niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019?1
Ja.
Klopt het dat zij, zoals Trouw meldt, afwezig was «om zich in Den Haag te concentreren op de beantwoording van de Kamervragen over het bombardement en een debat over de kwestie»?
Ja, de Minister van Defensie hield rekening met een mogelijke wens van uw Kamer om op korte termijn een debat te voeren over de transparantie over burgerslachtoffers en heeft daarom besloten om niet naar Brussel af te reizen.
Zo niet, wat was dan de reden dat de Minister van Defensie, die immers de Minister van Buitenlandse Zaken zou vervangen, afwezig was?2
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft de Minister van Defensie uiteindelijk vervangen?
De permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de NAVO heeft namens de Minister van Buitenlandse Zaken aan de NAVO-vergadering deelgenomen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 26 november 2019?
Ja.
Het bericht dat het JSF-project opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat uw dramatisch wanbeleid wederom in de spotlights staat, ditmaal vanwege het bericht dat de vliegende Titanic opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt?1
Ik ben bekend met het artikel waar uw Kamer aan refereert.
Vindt u het geen ode aan de domheid dat geen vaste prijs is bedongen en valutarisico's niet zijn weggecontracteerd? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt deze gang van zaken zich met de doelmatige besteding van overheidsgelden en de te berachten zorgvuldigheid conform het aanbestedingsrecht?
Het Amerikaanse F-35 Joint Program Office (JPO) onderhandelt namens alle partners in het F-35 programma met de industrie over de stuksprijzen. Deze stuksprijzen in dollars zijn in de afgelopen jaren voor alle partners gedaald en het is de algemene verwachting dat de stuksprijs van de toestellen in de komende jaren verder daalt en/of stabiliseert.
Zodra financiële verplichtingen worden aangegaan, sluit Defensie conform de Regeling Financieel Beheer van het Rijk (artikel 2.4) termijnvalutacontracten af om het valutarisico te beheersen. Om financiële mee- en tegenvallers in de wisselkoers op te vangen, heeft Defensie de zogeheten reservering «reserve valutaschommelingen». Wisselkoerstegenvallers worden vanuit deze reservering gedekt, wisselkoersmeevallers komen ten gunste van deze reservering. De reserve was niet voldoende om de totale geraamde valutategenvaller voor de planperiode van 15 jaar op de Defensiebegroting 2020 te compenseren en is volledig uitgeput. Het kabinet onderzoekt op welke manier de schokbestendigheid van de Defensiebegroting tegen valutaschommelingen verder kan worden vergroot.
Bewijzen de vele prijsstijgingen, tezamen met het blijven investeren in slecht buitenlands materiaal (onder andere de vliegende Titanic), dat het materiaalbeleid door en door verrot is en mogelijk beheerst wordt door perverse prikkels (zoals bijvoorbeeld vriendjespolitiek)? Zo nee, waarom niet?
Defensie investeert in personeel en in de materiële versterking van de krijgsmacht, zodat Defensie nog beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In het door de Minister-President ingediende Nationaal Plan is (Kamerstuk 28 676, nr. 308) aangegeven om door middel van investeringen de slagkracht van de krijgsmacht te versterken. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten. Bij investeringen staat Defensie altijd het best mogelijke materieel voor de beste prijs voor.
Zoals in de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 451) gemeld, ontwikkelt de stuksprijs van de F-35 in dollars zich tot op heden gunstig. Als de raming voor de investeringen voor 37 F-35 jachtvliegtuigen (inclusief de risicoreservering) wordt afgezet tegen het beschikbare investeringsbudget is er momenteel sprake van een positief saldo van € 115 miljoen.
Schaamt u zich niet dat Defensie blijft investeren in een verouderd bouwpakket dat bij het minste of geringste roest, terwijl de samenleving schreeuwt om grensbewaking en degelijk materiaal?
Nederland verwerft 37 plus 9 additionele vijfde generatie F-35 jachtvliegtuigen. De aanschaf van in totaal 46 F-35 vliegtuigen draagt bij aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht, zodat Defensie beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In 2013 heeft Defensie de kosten-batenanalyses uit 2001 en 2008 geactualiseerd, waaruit bleek dat de F-35 nog steeds het beste product voor de beste prijs is. Dit is tevens door de Algemene Rekenkamer gevalideerd (Kamerstuk 33 763 nr.2.
Bent u bereid het JSF-project in de burn pit te gooien en de investeringen terug te vorderen, desnoods door inzet van juridische middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is sterk gecommitteerd aan het F-35 programma. Met het Nationaal Plan (Kamerstuk 28 676, nr. 308) heeft het kabinet de politieke intentie uitgesproken om structureel te investeren in een aantal prioritaire capaciteiten die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO. Met de capaciteiten van de Nederlandse F-35 vliegtuigen geven we invulling aan meerdere doelstellingen van de NAVO. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De Zembla-uitzending ‘Doelwit Volkel’ |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de uitzending «Doelwit Volkel», over Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen vetorecht heeft bedongen bij het inzetten van Amerikaanse kernwapens vanaf de vliegbasis Volkel?
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Wat houdt dit in? Betekent dit dat, wanneer de president van de Verenigde Staten besluit dat de Koninklijke Luchtmacht kernwapens moet afgooien, een Nederlandse vlieger dat heeft uit te voeren? Of is bij de kernwapentaak voorzien dat Nederland altijd kan besluiten om zelf af te zien van het inzetten van kernwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de toenmalige Minister van Defensie in 1960 al openlijk aangaf dat Nederland onderdak bood aan Amerikaanse atoombommen?
Voor de uitspraken van Minister Visser verwijs ik u naar de handelingen van uw Kamer. Zoals hierboven beschreven doet de regering geen mededelingen over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Bent u, in het kader van meer transparantie, bereid in elk geval de aanwezigheid van kernwapens in Nederland te bevestigen, los van aantallen of locatie? Zo nee, bent u dan bereid binnen de NAVO en bij de VS te pleiten voor deze vorm van transparantie voor Nederland, naar voorbeeld van Duitsland? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops ter zake?2
Zoals hierboven beschreven kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens geen mededelingen worden gedaan.
Conform de motie Knops heeft Nederland zich herhaaldelijk ingezet binnen de NAVO en bij de VS voor het moderniseren van deze geheimhoudingsafspraken in het licht van de huidige tijd. Helaas krijgt Nederland geen enkele bijval voor het aangaan van een discussie over het eenzijdig vergroten van de transparantie binnen de NAVO. De assertieve nucleaire houding van Rusland en de verregaande nucleaire geheimhouding door Rusland liggen hieraan ten grondslag. Nederland blijft dit standpunt echter onverminderd uitdragen, conform de wens van uw Kamer, ook al is het weinig waarschijnlijk dat bondgenoten binnenkort tot een andere afweging komen over het eenzijdig vergroten van de transparantie.
Tegelijkertijd zet Nederland zich ook in voor wederzijdse transparantie tussen kernwapenstaten, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening (d.d. 26 november 2019). Dit doet Nederland met name als actief lid van NPDI (Non-Proliferation & Disarmament Initiative), de enige groep die op regelmatige basis overlegt met de P5 (de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) over het vergroten van wederzijdse transparantie. In 2020 zal Nederland de volgende ministeriële NPDI-bijeenkomst organiseren.
Een passage uit het boek Missie F-16 over mogelijke burgerslachtoffers in Irak |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het boek Missie F-16, in het bijzonder met de passage op bladzijde 234 waarin een F-16-vlieger vertelt over een vijfde casus met mogelijke burgerdoden door Nederlands optreden in Irak?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat met Kerst 2014 een Nederlandse F-16 een aanval uitvoerde op een voertuig toen opeens twee brommers van de andere kant passeerden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Dit gaat over een wapeninzet in de eerste inzetperiode tussen 2014 en 2016. Daarbij rees kort na de aanval twijfel of er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers. Dit werd gemeld door de analisten die vanuit het coalitiehoofdkwartier in Qatar met de operatie hadden kunnen meekijken. Deze melding is opgenomen in het After Action Report. Er kon echter vrijwel direct worden vastgesteld dat van burgerslachtoffers geen sprake was. Het Ministerie van Defensie zag daarom geen aanleiding om een onderzoek in te stellen naar dit geval. Naar aanleiding van de initiële melding uit het coalitiehoofdkwartier heeft CENTCOM, conform de eigen voorschriften, de wapeninzet onderzocht. De conclusie was eveneens dat er geen sprake was van burgerslachtoffers.
Overigens concludeert ook Airwars in de door uw Kamer aangehaalde bron dat er bij de beschreven wapeninzet geen sprake was van burgerslachtoffers («Airwars grading: discounted»).
Klopt het, zoals de F-16-vlieger meldt, dat de brommers, die niet het doelwit van de aanval waren, werden besproeid met kogels? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Betreft dit de aanval waar monitororganisatie Airwars eerder over heeft gepubliceerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze casus nooit aan de Kamer is gemeld? Zo ja, waarom is dat het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er allemaal gedaan om te onderzoeken, door Nederland of door de coalitie, of bij deze aanval (mogelijk) burgerslachtoffers zijn gevallen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid onderzoeken naar dit incident, van Nederland of de coalitie, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere aanvallen, die niet aan de Kamer zijn gemeld, waarvoor Nederland verantwoordelijk is en waarover Airwars heeft bericht, omdat er (mogelijk) burgerslachtoffers bij zijn gevallen? Zo nee, hoe is dit uitgesloten? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Binnen de anti-ISIS coalitie is afgesproken dat meldingen van derden over mogelijke nevenschade of burgerslachtoffers in behandeling worden genomen door CENTCOM. CENTCOM beschikt immers over de informatie over welk land op een bepaalde datum, tijd en locatie een luchtaanval heeft uitgevoerd en heeft bovendien meer expertise, capaciteit en inlichtingenproducten om onderzoek te kunnen doen naar de betrouwbaarheid van meldingen. CENTCOM neemt dus kennis van alle meldingen van mogelijke burgerslachtoffers die aan het adres van de coalitie worden gemaakt, bijvoorbeeld door Airwars. Maandelijks publiceert CENTCOM namens de coalitie een openbaar overzicht dat in gaat op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden.
Uw Kamer is geïnformeerd over de vier gevallen die door Defensie en/of het OM zijn onderzocht waarbij mogelijk sprake is van burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet. Op dit moment lopen er, voor zover bekend, geen onderzoeken meer.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, nog voor het debat over burgerslachtoffers dat waarschijnlijk volgende week plaatsvindt?
Ja.