Het frequentiespectrum voor draadloze microfoons |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u de brief van de Vereniging Facilitaire Sectie AFN aan de Europees Commissaris voor de digitale agenda over de nog steeds niet opgeloste problematiek van draadloze microfoons in de audiovisuele industrie?1
Ja.
Is het waar dat op termijn het risico dreigt dat door een andere spectrumindeling draadloze microfoons in de audiovisuele industrie mogelijk onbruikbaar worden, dan wel last van storingen zullen krijgen? Op welke manier zullen de gedupeerden hiervoor gecompenseerd worden?
Door de populariteit van smartphones, tablets en de toename van mobiel videoverkeer is er steeds meer frequentieruimte nodig voor mobiele communicatie. Deze ruimte wordt gevonden door een deel van de huidige TV-omroepband die primair wordt gebruikt voor digitale ethertelevisie, de UHF-band2, te bestemmen voor mobiel breedband. Behalve voor digitale ethertelevisie wordt de UHF-band – met een zogenaamde secundaire status – ook gebruikt voor aan omroep gerelateerde toepassingen, zoals draadloze microfoons. Een eerste deel van de UHF-band dat de bestemming mobiele communicatie heeft gekregen, is de zogenaamde 800 MHz band (790 – 862 MHz). Deze band is in de multibandveiling van eind 2012 verdeeld en is sinds 1 januari 2013 bestemd voor mobiele toepassingen (4G, LTE).
Vooruitlopend op deze bestemmingswijziging was eerst een oplossing nodig voor het verlies aan spectrum voor draadloze microfoons. De techniek die wordt gebruikt voor mobiel breedband leent zich namelijk niet voor medegebruik door draadloze microfoons.
Voor het vinden van oplossingen is intensief en op reguliere basis overleg gevoerd met de vereniging PMSE (Programme Making and Special Events). De PMSE vertegenwoordigt de brede groep van producenten en gebruikers van draadloze microfoons. Dit overleg heeft geleid tot voor de sector bruikbare alternatieven en oplossingen binnen de UHF-band, die inmiddels zijn opgenomen in het Nationale Frequentieplan. Daarnaast is de zeer diverse gebruikersgroep (denk aan gebruikers van draadloze microfoons op podia, in fitnessruimten, in kerken, op braderieën, e.d.) en de sector (vakhandel, professionele gebruikers en verhuurders van apparatuur) via de landelijke dagbladen, de vakpers en de website van het Agentschap Telecom op de hoogte gebracht van dit besluit, de gevolgen en de alternatieven, zodat hier tijdig op ingespeeld kon worden. De meeste gebruikers kunnen bijvoorbeeld hun apparatuur eenvoudig naar alternatieve frequenties omschakelen. Voorts is een ruime overgangsperiode van drie jaar (tot eind 2015) ingevoerd, die gebruikers van draadloze microfoons voldoende tijd geven hun apparatuur af te schrijven en te vervangen. Door deze maatregelen zijn in mijn ogen aanvullende voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld compensatie niet nodig. Deze aanpak – samen met de sector optrekken en zoeken naar oplossingen – zal ik ook toepassen in de besluitvorming over de bestemming van de 700 MHz.
Is het waar dat met name internationale uitzendingen, zoals de European MTV Awards, hierdoor verstoord zouden kunnen worden waardoor dergelijke uitzendingen steeds minder vanuit Nederland zullen worden uitgezonden?
Inmiddels wordt op mondiaal en op Europees niveau de discussie gevoerd om ook de 700 MHz (694 – 790 MHz) te bestemmen voor mobiel breedband. Besluitvorming over de (her)bestemming van de 700 MHz is in voorbereiding in de Wereld Radio Conferentie 2015 (WRC 2015) van de International Telecommunications Union (ITU) en in het Radio Spectrum Beleidsprogramma van de Europese Unie. In de mondiale en Europese discussie heeft Nederland nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de positie van de omroepgerelateerde toepassingen. Net als in het geval van de 800 MHz zal ook hier gekeken moeten worden naar de mogelijkheden die alternatieve frequenties en technologische vernieuwingen kunnen bieden.
Bij de 700 MHz wordt de uitdaging wel groter, omdat de resterende frequentieruimte in de UHF-band nu zoveel afneemt dat bij het vinden van oplossingen ook andere frequentiebanden in beschouwing moeten worden genomen. Aangezien de daadwerkelijke behoefte aan spectrum voor zowel breedbandige communicatie als voor draadloze microfoons per land verschilt, acht Nederland een flexibele benadering nodig bij de toewijzing van aanvullende banden. Deze aanvullende banden zijn namelijk al in gebruik voor andere radiotoepassingen en kunnen deels ook een oplossing bieden voor de behoefte aan frequentieruimte voor draadloze microfoons. De flexibele benadering houdt in dat (in Europa) verschillende banden voor breedbandige mobiele communicatie zullen worden aangewezen, maar dat het daadwerkelijke gebruik hiervan afhankelijk van de behoefte aan de lidstaten zelf wordt overgelaten.
Zoals al eerder gesteld is de UHF-band primair in gebruik voor digitale ethertelevisie. De huidige vergunningen zijn in handen van Digitenne en de publieke omroep en lopen 31 januari 2017 af. In de ons omringende landen lopen deze vergunningen tot 2020 – 2025. Ik laat thans verkennen in hoeverre er na afloop van de huidige vergunningen in Nederland belangstelling is voor (her)uitgifte ten behoeve van digitale ethertelevisie.
Eventuele verstoring van internationale uitzendingen is nu niet aan de orde. In de toekomstige besluitvorming zal rekening moeten worden gehouden met de positie van omroepgerelateerde toepassingen en er zal de komende jaren – net als bij de 800 MHz – in overleg met de sector en in afstemming met de ons omringende landen gezocht worden naar alternatieven voor deze toepassingen. Rekening houdend met de huidige vergunningstermijnen is hiervoor in mijn ogen tijd genoeg. Een actieve inbreng vanuit de sector zelf, zowel op nationaal, Europees als op internationaal niveau kan zeker helpen bij het vinden en tijdig implementeren van goed werkende alternatieven. Ik nodig de sector daartoe ook van harte uit.
Welke oplossing kunt u voor de problematiek met draadloze microfoons bieden? Welke oplossing kunt u bij de Europees Commissaris voor de digitale agenda bepleiten? Op welke termijn kunt u meer duidelijkheid geven over mogelijke oplossingen?
Zie antwoord vraag 3.
Vermeende privacyschendingen door Samsung |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen van de leden Oosenbrug en Mei Li Vos over bovenstaand onderwerp en de antwoorden van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen op 20 februari 2014) daarop?1
Ja.
Zijn de regels uit de Telecommunicatiewet en onderliggende regelgeving daarbij betreffende de bescherming van persoonsgegevens ook van toepassing op de gegevens die Samsung van gebruikers van smart-televisies verzamelt en verder gebruikt? Zo ja, welke concrete bepalingen betreft dit en leeft Samsung die na? Zo nee, waarom niet?
Wanneer iemand door middel van een internetverbinding toegang wenst te verkrijgen tot gegevens die zijn opgeslagen in de smart-televisie, of wanneer iemand gegevens wenst op te slaan in de smart-televisieontvangers's, al dan niet in de vorm van cookies, kan dat in beginsel worden aangemerkt als het verkrijgen van toegang tot of opslaan van gegevens in de randapparatuur van een gebruiker in de zin van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet (verder Tw).
Dat brengt met zich mee dat toestemming van de gebruiker is vereist voor de toegang tot of de opslag van gegevens in de randapparatuur van de gebruiker, tenzij een van de uitzonderingen op die regel van toepassing is. Daarbij dient degene die deze handelingen verricht de gebruiker duidelijke en volledige informatie te verstrekken overeenkomstig de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), in ieder geval omtrent de doeleinden waarvoor de toegang tot en de plaatsing van gegevens dienen. Of Samsung deze bepaling naleeft staat niet ter beoordeling aan mij, maar aan beide onafhankelijke toezichthouders, Autoriteit consument en markt (ACM) en het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Voor zover mij bekend, heeft geen van beide toezichthouders onderzoek gedaan naar het gedrag van Samsung. Ik zal deze casus bij hen onder de aandacht te brengen.
Is artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet («cookie»-artikel) ook van toepassing op de verzameling van gegevens door Samsung? Zo ja, leeft Samsung deze wettelijke bepaling na? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het mogelijk en wenselijk om op grond van de Telecommunicatiewet nadere regels te stellen aan de wijze waarop fabrikanten van smart-televisies gegevens van consumenten vergaren, verwerken en ter beschikking aan derden stellen en daarbij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer boven commerciële belangen te laten prevaleren? Zo ja, op welke wijze gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik acht het niet noodzakelijk om nadere regels te stellen op grond van de Tw ten aanzien van de (verdere) verwerking van gegevens die verkregen worden via smart-televisieontvangers. De bestaande wetgeving is toereikend. De wetgever heeft in de Tw en de Wbp reeds een algemene afweging van de betrokken belangen verricht, die in concrete gevallen door de betrokken toezichthouders nader moet worden vormgegeven. Overigens is het Europeesrechtelijk niet toegestaan specifieke producteisen in Nederlandse regelgeving vast te stellen.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat de regelgeving zodanig wordt aangepast dat consumenten enkel via «opt-in» toestemming kunnen geven voor het verzamelen van gegevens uit smart-televisies? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De bestaande regelgeving vereist dat al. Er is in artikel 11.7a Tw reeds sprake van een opt-in. Voordat toegang tot gegevens wordt verkregen, of de plaatsing en ontvangst van gegevens een feit is, moet er toestemming zijn verkregen. De voorwaarden waaronder en de wijze waarop de toestemming wordt verkregen moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Tw en de Wbp. Het komt erop neer dat de gebruiker de toestemming door middel van een actieve handeling moet verlenen.
Deelt u de mening dat consumenten, die geen toestemming geven voor gegevensverzameling via smart-televisies hun toestel gewoon moeten kunnen blijven gebruiken? Zo ja, kan de regelgeving zodanig worden aangepast dat voor consumenten die deze toestemming niet geven slechts de toegang tot die functies of diensten kan worden ontzegd die zonder die gegevens niet mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Een consument moet, als hem bij het gebruik van de smart-televisiefunctie om toestemming wordt gevraagd, zijn televisietoestel gewoon kunnen blijven gebruiken om televisie te kijken ook als hij de gevraagde toestemming niet verleent. Zoals hierboven bij de beantwoording van de vragen 2, 3, 4 en 5 al is aangegeven, is er geen noodzaak om specifieke regelgeving voor smart-televisieontvangers voor te stellen.
Acht u het mogelijk dat met de gegevens, die Samsung verzamelt, direct dan wel indirect «gevoelige» persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens worden verzameld? Zo ja, mag Samsung dan nog steeds de gegevens verzamelen en verder gebruiken op de manier waarop het dat nu doet? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Ik kan geen uitspraken doen over de aard van de persoonsgegevens die door Samsung zijn of worden verzameld. Het is niet aan mij, maar aan de door de wetgever ingestelde toezichthouders om daar eventueel onderzoek naar te doen.
Ziet u vanuit het belang van consumentenvoorlichting en -bescherming lacunes in wet- of regelgeving als het gaat om smart-televisies? Zo ja, welke lacunes betreffen dit? Zo nee, waarom niet en hebt u hierover met de Autoriteit Consument en Markt overleg gehad of gaat u dat overleg nog voeren?
Zoals bij de beantwoording van de vragen 2 tot en met 6 is aangegeven, is de regelgeving adequaat. De door de wetgever ingestelde toezichthouders zijn onafhankelijk. Het is aan hen te beoordelen of nader onderzoek of nadere voorlichting nodig zijn.
De GSM-ontvangst enquête van het CDA Zaltbommel |
|
Jaco Geurts (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de resultaten van de door het CDA Zaltbommel georganiseerde enquête inzake de GSM-bereikbaarheid in de dorpen van de gemeente Zaltbommel1
Ja
Vindt u het acceptabel dat inwoners van de gemeente Zaltbommel verstoken kunnen blijven van directe informatie bij een noodsituatie (NL-Alert, Burgernet en Amber Alert)? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het van belang dat burgers in Nederland bij een noodsituatie directe informatie kunnen ontvangen. Dat kan langs meerdere wegen: NL-Alert, het waarschuwings- en alarmeringssysteem (de sirene), calamiteitenzenders, www.crisis.nl en sociale media. NL-Alert wordt ontvangen via de telefoon. Als deze niet in verbinding staat met het telefoonnetwerk kan geen NL-Alertbericht worden ontvangen. Burgers kunnen dan ook langs andere alerteringswegen worden geïnformeerd.
AMBER Alert en Burgernet worden niet ingezet in geval een incident of een levensbedreigende situatie voor de ontvanger van het bericht, maar om de politie te helpen bij de opsporingstaak. Burgers melden zich zelf aan voor deze diensten. Ook voor deze diensten geldt dat burgers naast het verstuurde bericht naar de mobiele telefoon op andere wijzen bereikt kunnen worden (met name via email en de website).
Deelt u de constatering dat door slechte GSM-ontvangst in de Gemeente Zaltbommel de veiligheid, zoals inzetbaarheid van Automatische externe defibrillatoren en de bereikbaarheid van alarmnummer 112, in het geding is?
De bereikbaarheid van alarmnummer 112 is adequaat geregeld. Indien een telefoon buiten bereik van het eigen netwerk raakt, zal de mobiele telefoon namelijk bij een noodoproep naar 112 automatisch contact zoeken via een van de andere netwerken. De providers zijn wettelijk verplicht ook deze 112-oproepen af te handelen.
Voor de inzetbaarheid van Automatische externe defibrillatoren (AED) worden de burgerhulpverleners via een sms van de meldkamer ambulancezorg geïnformeerd over een te reanimeren slachtoffer. Daar is sprake van afhankelijkheid ten opzichte van de eigen telefoonprovider. Een aantal van de kasten waarin AED’s zich bevinden kunnen ofwel automatisch op afstand worden geopend, danwel via het meezenden van een code in de sms naar de burgerhulpverlener. Met het oog daarop raad ik de daarvoor verantwoordelijke organisaties aan te onderzoeken of in het te voorziene inzetgebied voldoende mobiele dekking is. In voorkomende gevallen kan dan uitgeweken worden naar een andere provider die in het inzetgebied wel voldoende dekking biedt.
Deelt u de waarneming dat het onaanvaardbaar is dat hulpdiensten belemmerd worden tijdens hun werk, zoals blijkt uit de antwoorden van respondenten van de enquête?
Ik vind het inderdaad belangrijk dat hulpdiensten hun werk goed kunnen verrichten. Voor de communicatie van hulpdiensten is het C2000-netwerk beschikbaar.
Bent u bereid om met betrokken partijen in gesprek te gaan om de zeer slechte GSM-ontvangst in de gemeente Zaltbommel op korte termijn te verbeteren nu het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel heeft aangegeven dat de beïnvloedingsmogelijkheden zijn uitgeput?
Ik acht een gesprek niet nodig. Ik verwacht dat de verdere verdichting van de nieuwe netwerken voor 4G – de standaard voor snelle mobiele internet en telefoniediensten – welke plaatsvindt op relatief lage frequenties met een betere doordringing in gebouwen, voor een betere (inhuis)dekking gaat zorgen, waardoor de ontvangst op de mobiele telefoons ook in het buitengebied zal verbeteren.
De minister van Economische Zaken heeft richting uw Kamer tijdens het algemeen overleg Telecom van 30 januari jl. aangegeven dat de Kamer in de tweede helft van dit jaar wordt geïnformeerd over de stand van zaken van de dekking van breedband in het buitengebied en de uitrol van de 4G-netwerken.
Welke oplossingsrichtingen zijn volgens u mogelijk?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat Britse wedkantoren azen op de Nederlandse onlinegokmarkt |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Britse wedkantoren azen op Nederlandse onlinegokmarkt»?1
Ja.
Is het waar dat de net gestarte brancheclub van kansspelbedrijven Speel Verantwoord mede op verzoek van de overheid is opgericht en dat de regering het prettig vindt om, zeker met de komst van de buitenlandse partijen, één aanspreekpunt te hebben? Zo ja, heeft u dat verzoek gedaan, waarom hebt u dat verzoek gedaan en aan wie hebt u dat verzoek gericht? Zo nee, wat is er niet waar aan het gestelde?
Nee, Speel Verantwoord is niet op verzoek van de overheid opgericht. De online sector heeft laten weten al enige tijd na te denken over een brancheorganisatie. Een brede brancheorganisatie kan wel meerwaarde hebben. Het is eenvoudiger een dialoog te voeren met de sector over de totstandkoming van wet- en regelgeving, in plaats van met individuele aanbieders. Ook in Nederland bestaan al brancheorganisaties, bijvoorbeeld de VAN (speelhallen en exploitanten speelautomaten) en de DAGP (speelautomaten ontwikkelaars).
Heeft u dan wel de Kansspelautoriteit al contacten met partijen die mogelijk in aanmerking komen voor een vergunning voor het te zijner tijd aanbieden van online-kansspelen? Zo ja, waar bestaan die contacten uit? Zo ja, deelt u de mening dat die contacten niet de schijn mogen wekken dat een van die partijen meer kansen op een online-vergunning gaat maken dan een andere partij?
Zoals gebruikelijk bij wetgevingstrajecten, is bij de totstandkoming van het wetsvoorstel kansspelen op afstand overleg gevoerd met diverse stakeholders. Zo is overleg gevoerd met huidige vergunninghouders, verslavingszorg, banken, internet service providers, en ambtenaren van Europese landen waar kansspelen op afstand al gereguleerd zijn. Daarnaast is ook overleg gevoerd met aanbieders van online kansspelen. Dit is nodig omdat zij kennis en ervaring hebben die nodig is om tot een effectieve regulering te komen. In dat licht breng ik binnenkort een werkbezoek aan de Maltese overheid, waar ik onder andere spreek met de verantwoordelijk bewindspersoon en de Maltese kansspelautoriteit. Ook zal ik spreken met enkele van hun vergunninghouders.
Aangezien de kansspelautoriteit op grond van de wet vergunningen zal verstrekken en toezicht zal gaan houden op deze aanbieders is ook de kansspelautoriteit betrokken bij de totstandkoming van het wetsvoorstel.
Aan de betrokkenheid bij de totstandkoming van het wetsvoorstel kan een potentiële aanvrager echter geen enkel recht ontlenen als straks ook in Nederland een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand wordt ingericht. Dat was ook een van de redenen waarom de kansspelautoriteit «op afstand» van de overheid is geplaatst. Alle aanbieders die te zijner tijd in aanmerking willen komen voor een vergunning zullen aan dezelfde strikte voorwaarden moeten voldoen.
Deelt u de mening dat, in lijn met uw uitleg van de motie-Bouwmeester c.s. (Kamerstuk 32 264, nr. 19) dat aanbieders die persisteren in het aanbieden van online kansspelen gericht op Nederland, te zijner tijd uitgesloten zullen worden van een vergunning, hiertoe ook bedrijven behoren die illegale Nederlandse onlinecasino’s overnemen of over gaan nemen? Zo ja, waarom? Zo ja, bieden of boden Oranje Casino en Kroon Casino online kansspelen gericht op de Nederlandse markt aan? Zo ja, wat zegt dat over de kansen van het Zweedse Betsson om tezijner tijd eventueel in aanmerking te komen voor een vergunning? Zo nee, waarom niet? Zo nee, betekent dit dat illegale casino’s via overnames, fusies en dergelijke als het ware onder de werking van de genoemde motie kunnen uitkomen?
Als staatssecretaris draag ik de stelselverantwoordelijkheid voor de kansspelen. Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 20122 heb geïnformeerd, ben ik voornemens aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland uit te sluiten van een vergunning voor kansspelen in Nederland.
Het is echter aan de kansspelautoriteit om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De kansspelautoriteit heeft mij laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Daarbij wordt bezien of deze sites al dan niet voldoen aan de door de kansspelautoriteit gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de kansspelautoriteit geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
De kansspelautoriteit zal te zijner tijd, wanneer een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand is ingericht, ieder bedrijf dat een vergunning aanvraagt toetsen aan allerlei strikte eisen, waaronder een betrouwbaarheidstoets. Deze betrouwbaarheidstoets is vergaand. De betrouwbaarheid van de aanbieder en van degenen die zijn beleid (mede) bepalen moet buiten twijfel staan om een verantwoorde deelname aan kansspelen mogelijk te maken. De betrouwbaarheid van een aanbieder wordt derhalve mede bepaald door de betrouwbaarheid van de bij zijn organisatie betrokken personen. Het feit dat bedrijven onlangs zijn overgenomen of in de toekomst worden overgenomen beïnvloedt deze beoordeling niet.
De gebrekkige dekking van telefoonproviders in het spoor- en metronettunnels |
|
Duco Hoogland (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u wel eens mobiel getelefoneerd in de Rotterdamse metrotunnel? Zo ja, hoe was uw bereik?
Neen.
Herkent u het beeld dat in het artikel «Providers en prorail kunnen telefoonbereik in spoortunnel verbeteren» wordt geschetst, dat dekking prima mogelijk is als ProRail gaat samenwerken met mobiele providers?1
Ik vind het belangrijk dat ook in spoortunnels goed telefoonverkeer mogelijk is. Goed overleg tussen ProRail en de telecom-providers is daarom van belang. ProRail is beheerder van de spoortunnels die onderdeel uitmaken van de landelijke hoofdspoorweginfrastructuur. Op grond van de Spoorwegwet is ProRail daarbij vergunningverlener voor verschillende maatregelen die in deze spoortunnels genomen moeten worden om ervoor te zorgen dat de publieke netwerken van de telecom-providers hierin adequaat functioneren. Het initiatief voor het indienen van een vergunning-aanvraag ligt bij de telecom-providers. Alvorens een vergunning te verlenen toetst ProRail of de in de vergunning-aanvraag opgenomen maatregelen acceptabel zijn vanuit de optiek van spoorveiligheid, beschikbaarheid en mogelijke interferenties met het GSM-R(ail)-netwerk van ProRail. ProRail heeft mij geïnformeerd dat er momenteel verschillende vergunning-aanvragen in behandeling zijn en dat hierover reeds constructief overleg met de betreffende telecom-providers plaatsvindt.
Bent u bereid om met lagere overheden in overleg te gaan om knelpunten – denk aan de metro's in Rotterdam en Amsterdam – in beeld te krijgen en het gsm-bereik daar te verbeteren?
Ik ben bereid om mijn reguliere contacten met decentrale overheden te benutten om hun aandacht te vragen voor mogelijke knelpunten ten aanzien van de telefonische bereikbaarheid in tunnels. Daarbij wijs ik er wel op dat de genoemde metro-netwerken geen onderdeel uitmaken van de landelijke hoofdspoorweginfrastructuur waarvan ProRail beheerder is. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de betreffende gemeentes en hun vervoerbedrijven.
Bent u bereid met ProRail en de telecomproviders in overleg te gaan over de vraag of verbetering van het gsm-bereik in treintunnels mogelijk is?
ProRail heeft mij geïnformeerd dat er momenteel verschillende vergunning-aanvragen in behandeling zijn en dat hierover constructief overleg plaatsvindt. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven ligt het initiatief voor maatregelen voor verbetering van het GSM-bereik in treintunnels in beginsel bij de telecom-providers en toetst ProRail of de in de vergunning-aanvraag opgenomen maatregelen acceptabel zijn vanuit de optiek van spoorveiligheid, beschikbaarheid en mogelijke interferenties met het GSM-R(ail)-netwerk. Wanneer dat nodig is zal ik ProRail wijzen op het maatschappelijk belang van een voortvarende aanpak bij de behandeling van deze vergunning-aanvragen en zal ik ProRail vragen mij over de voortgang hiervan op de hoogte te houden.
Wie draagt zorg voor een goed mobiel bereik in nieuwe spoortunnels, zoals de nieuwe spoortunnel bij Delft?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met het artikel «Vodafone takes a stand on privacy with plan to disclose wiretapping demands», waarin wordt gemeld dat Vodafone regeringen in 25 landen heeft verzocht om meer openheid?1
Ja.
Heeft Vodafone ook een dergelijk verzoek aan de Nederlandse regering gedaan?
Ik heb over dit onderwerp een brief van Vodafone ontvangen, evenals overigens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie. Deze brief bevat geen verzoek aan mij om (meer) gegevens te publiceren, maar een aankondiging dat Vodafone zelf voornemens is om in zijn duurzaamheidsverslag jaarlijks geaggregeerde informatie op te nemen over het aantal tapbevelen en vorderingen tot gegevensverstrekking die door de overheid zijn gedaan. Vodafone vraagt of ik de analyse deel dat een dergelijke publicatie in Nederland niet is verboden. Daarbij verwijst Vodafone onder andere naar de antwoorden die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft gegeven op schriftelijke vragen van leden van uw Kamer naar aanleiding van een soortgelijk verzoek van Bits of Freedom.2 De Staatssecretaris schrijft daarin kort gezegd dat de verstrekking van geaggregeerde informatie de belangen van opsporing en vervolging ernstig in de weg kan staan. Een dergelijke verstrekking kan namelijk inzicht geven in de werkwijzen van de politie en het openbaar ministerie en kwaadwillenden zouden op basis hiervan hun werkwijze kunnen aanpassen. De geheimhoudingsplicht voor providers in de Telecomwet strekt zich evenwel niet uit tot het verstrekken van geaggregeerde informatie, waardoor de overheid alleen een dringend appèl kan doen op providers om dit soort informatie niet te verstrekken. Ik herhaal dat van de aanbieders mag worden verwacht dat ze de belangen van de overheid in deze niet zullen doorkruisen.
Indien het antwoord op vraag twee bevestigend is, bent u dan van plan om positief gevolg te geven aan dit verzoek om meer transparantie? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het voorgaande antwoord gemeld heeft Vodafone mij niet gevraagd om meer gegevens te publiceren dan ik al doe. Ik rapporteer jaarlijks aan uw Kamer over het aantal taps, uitgesplitst naar telefonie en internet, en de vorderingen van gegevens, waaronder de verkeersgegevens ten aanzien van telefonie, dat door Justitie wordt gedaan. Ik meen dat met dit jaarlijkse overzicht een voldoende mate van transparantie wordt betracht.
Indien Nederland zich conformeert aan meer openheid en transparantie met betrekking tot aantallen taps en verstrekte verkeersgegevens, op welke manier en ten opzichte van welke aanvragen en overheidsdiensten wilt u hier dan invulling aan geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wifi-tracking door winkels |
|
Bart de Liefde (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Wifi-tracking: winkels volgen je voetsporen»?1
Ja.
Is het winkeliers toegestaan via wifi, bluetooth of op andere wijze gegevens (bijv. mac-adressen) van telefoons en andere apparaten van personen, die in hun winkel lopen, te verzamelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Eigenaren van winkels zijn vrij in het vaststellen van voorwaarden waaronder het publiek gerechtigd is de winkel te betreden, zo lang die voorwaarden redelijk zijn. Tegen deze achtergrond moet ook de verzameling van gegevens door middel van WiFi trackers worden gezien. Op grond van artikel 8, onder f, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) kan de eigenaar van de winkel het verzamelen van deze gegevens aanmerken als een gerechtvaardigd eigen belang, wanneer dit belang opweegt tegen het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, waaronder het belang bij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Indien het belang van de winkeleigenaar is gelegen in het vaststellen van het aantal bezoekers en het vaststellen van hun verplaatsingsgedrag in de winkel, zonder dat in combinatie daarmee andere persoonsgegevens worden verwerkt, is voorstelbaar dat dit belang in concreto als redelijk kan worden aangemerkt. Daarbij geldt overigens dat ingevolge de artikelen 33 en 34 van de Wbp kenbaarheid aan de verwerking van persoonsgegevens moet worden gegeven.
Dit alles kan anders liggen wanneer ook de gegevens van passanten op de openbare weg worden verwerkt. In dat geval ontbreekt de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan toegang tot en verblijf in een winkel en is voor de rechtvaardiging van de verzameling van persoonsgegevens toestemming vereist. De Minister van Economische Zaken heeft tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 12 februari j.l. aangegeven dit vraagstuk te zullen bespreken met het College bescherming persoonsgegevens (CBP).
Is het winkeliers toegestaan via wifi, bluetooth of op andere wijze gegevens (bijv. mac-adressen) van telefoons en andere apparaten van personen, die op straat langs hun winkel lopen, te verzamelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat winkeliers door middel van wifi-tracking bijhouden en opslaan wie op straat langs hun winkel loopt zonder deze te betreden? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat winkels duidelijk aan klanten kenbaar moeten maken dat zij mac-adressen of andere identificerende kenmerken verzamelen van hun klanten? Welke vorm moet deze notificatie volgens u hebben? Wat adviseert het College bescherming persoonsgegevens (Cbp)?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 tot en met 4. De kennisgeving dat er gegevens worden verzameld moet voldoende duidelijk zijn. Er is geen vaste vorm voorgeschreven.
Bent u bereid het Cbp te vragen onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over wifi-tracking door winkels? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4 zal de Minister van Economische Zaken dit vraagstuk bespreken met het CBP.
Het tegengaan van online kansspelen gericht op de Nederlandse markt |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Herinnert u zich eerdere vragen over de inzet van de Kansspelautoriteit tegen gokverslaving?1
Ja.
Kent u de website http://www.oranjecasino.com/cp.html ? Voldoet deze website aan de bepalingen uit de Wet op de kansspelen (waaronder de vergunningplicht voor op de Nederlandse markt gerichte kansspelen) of andere wet- of regelgeving dan wel het beleid van de Kansspelautoriteit (Ksa) ten aanzien van buitenlandse online goksites gericht op de Nederlandse markt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De ksa heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Daarbij wordt bezien of deze sites al dan niet voldoen aan de door de ksa gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de ksa geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Kent u de website www.poldercasino.com/ ? Voldoet deze website aan de bepalingen uit de Wet op de kansspelen (waaronder de vergunningplicht voor op de Nederlandse markt gerichte kansspelen) of andere wet- of regelgeving dan wel het beleid van de Ksa ten aanzien van buitenlandse online goksites gericht op de Nederlandse markt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de website www.hollandonlinecasino.nl ? Voldoet deze website aan de bepalingen uit de Wet op de kansspelen (waaronder de vergunningplicht voor op de Nederlandse markt gerichte kansspelen) of andere wet- of regelgeving dan wel het beleid van de Ksa ten aanzien van buitenlandse online goksites gericht op de Nederlandse markt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de website www.onlinecasinoinformatie.nl ? Voldoet deze website aan de bepalingen uit de Wet op de kansspelen (waaronder de vergunningplicht voor op de Nederlandse markt gerichte kansspelen) of andere wet- of regelgeving dan wel het beleid van de Ksa ten aanzien van buitenlandse online goksites gericht op de Nederlandse markt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deze laatstgenoemde website staat naar eigen zeggen in contact met de Ksa; klopt dit? Zo ja, waaruit bestaat dat contact? Deelt u de mening dat door de bewering dat er sprake is van contact met de Ksa, ten onrechte de schijn wordt gewekt dat er sprake is van een legale website? Zo ja, wat gaat de Ksa daar tegen doen?
De ksa heeft mij desgevraagd bericht dat in voorkomende gevallen, en in het kader van onderzoeken als bedoeld in het antwoord op de vragen 2 t/m 5, in contact wordt getreden met desbetreffende aanbieders van online kansspelen. Naar mijn mening wordt louter door het feit dat dergelijke contacten bestaan, niet de schijn gewekt dat sprake is van een legale website.
Kent u de websites www.deonlinecasinos.nl/ , http://www.casinoxl.nl/ en andere gelijkaardige websites? Is het toegestaan om met een website Nederlandse online gokkers gericht door te geleiden naar sites waar online gegokt kan worden? Zo ja, waarom? Acht u dit een lacune in de wet die gedicht moet worden? Zo nee, waarom niet en wat kan en gaat de Ksa daar tegen doen?
Het plaatsen van hyperlinks of het doorverwijzen van bezoekers van dergelijke sites naar kansspelsites waarop wel gegokt kan worden, kan onder omstandigheden worden beschouwd als het «bevorderen van de deelname aan kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend». Artikel 1 eerste lid, aanhef en onder b, van de Wok bevat een onvoorwaardelijk verbod daartoe. Vooralsnog is derhalve geen sprake van een lacune in de Wok die moet worden gedicht. Het is aan de ksa om te bepalen of zij tegen dergelijke activiteiten optreedt.
Op de website van Ksa staat vermeld dat, omdat de Ksa als taak heeft illegale kansspelen tegen te gaan, zij bezig is illegale kansspelwebsites aan te pakken; het aanbod is echter zo enorm groot dat zij prioriteiten moet stellen2; betekent het moeten stellen van prioriteiten dat de Ksa in de praktijk niet bij machte is om alle illegale kansspelwebsites die zij of anderen aantreffen, aan te pakken? Zo nee, wat betekent het dan wel?
De ksa heeft mij laten weten zich genoodzaakt te zien, gelet op de honderdduizenden websites die (ook) in Nederland toegankelijk zijn voor deelname aan kansspelen, prioriteiten te stellen in haar handhavingsactiviteiten. Dat betekent dat het uitgangspunt is dat handhavende activiteiten in eerste instantie worden gericht op aanbieders waarvan het aanbod onmiskenbaar op Nederland is gericht. De aandacht van de ksa richt zich dan ook primair op aanbieders die aan één of meer van de prioriteringscriteria voldoen, waaronder aanbieders die reclame maken via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse markt, kansspelwebsites die eindigen op de extensie.nl of kansspelwebsites die in het Nederlands zijn te raadplegen. Het feit dat aanbieders niet aan de prioriteringscriteria voldoen, betekent echter niet dat deze aanbieders per definitie vrijgesteld zijn van handhavend optreden van de ksa.
Naast een directe aanpak van illegale kansspelwebsites beoogt de ksa ook barrières op te werpen om een effectieve bedrijfsvoering van die aanbieders zoveel mogelijk te bemoeilijken. Zo zijn er afspraken gemaakt met sociale media Facebook en Hyves, om reclames van deze aanbieders te verwijderen. Daarnaast is een convenant in voorbereiding tussen de ksa en financiële dienstverleners, dat het mogelijk maakt om het betalingsverkeer naar de aanbieder van illegale kansspelen te blokkeren. Ook voert de ksa op dit moment gesprekken met meerdere reclamepartijen (voor radio, tv, printmedia en online media) om tot een samenwerking te komen om reclame voor illegale kansspelen zoveel mogelijk uit te bannen.
Deelt u de mening dat zolang de Ksa geen mogelijkheden heeft om een opgelegde boete bij buitenlandse illegale aanbieders te verhalen, handhaving niet alleen minder effectief, maar op dit moment in feite illusoir is? Zo ja, welke aanvullende bevoegdheden om de effectiviteit van de handhaving van de Ksa verder te kunnen versterken, wilt u in het wetsvoorstel kansspelen op afstand opnemen? Zo nee, waarom niet?
Momenteel is het inderdaad niet altijd gemakkelijk om aan in het buitenland gevestigde aanbieders opgelegde boetes aldaar te verhalen. Mede daarom voorziet het wetsvoorstel kansspelen op afstand in enkele aanvullende handhavingsmogelijkheden voor de ksa, waarmee de mogelijkheden tot aanpak van illegale online kansspelen worden vergroot. Een daarvan is de bevoegdheid voor de ksa om partijen die illegale kansspelen op afstand bevorderen of daartoe middelen verschaffen, zoals betaaldienstverleners en internet-dienstverleners, een bindende aanwijzing te geven om die dienstverlening te staken. Daarnaast worden Memoranda of Understanding afgesloten met kansspeltoezichthouders in andere landen, waarmee de handhavingsmogelijkheden in het buitenland worden versterkt.
Vermeende privacyschendingen door Samsung |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Samsung weet alles wat je doet op je smart tv» en «CBP: persoonsgegevens via smart tv’s verzameld in strijd met wet»?1 2
Ja.
Is het waar dat het kijkgedrag door smart tv’s mag worden bijgehouden als de consument de algemene voorwaarden heeft geaccepteerd? Zo nee, wanneer mag dat dan wel?
Op grond van artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) mogen persoonsgegevens slechts worden verwerkt indien dat gerechtvaardigd wordt door een van de in die bepaling genoemde gronden. Wanneer de producenten van smart tv-ontvangers gegevens willen verzamelen over het kijkgedrag van de kopers van de ontvangers, en die gegevens als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt, zal dat volgens de Wbp moeten berusten op ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene, op de noodzaak de gegevens te verwerken voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokken consument partij is, of op een gerechtvaardigd belang van de producent of een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, en een afweging van dit belang tegen het belang van de betrokkene leidt tot vaststelling dat eerstgenoemd belang prevaleert. Of de gebruiksvoorwaarden die de producenten van de ontvangers hanteren voor de aansluiting van de ontvanger op internet moeten worden gekwalificeerd als een overeenkomst of een vorm van toestemming is niet eenduidig vast te stellen. Dat zal per merk kunnen verschillen. Niettemin moet worden aangenomen dat het verzamelen van persoonsgegevens op één van deze twee gronden gerechtvaardigd lijkt.
Worden consumenten door fabrikanten van smart-tv’s expliciet op de hoogte gesteld dat zij met het instemmen met de algemene voorwaarden toestemming geven voor het bijhouden van hun kijkgedrag? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, deelt u de mening dat dat vanuit het oogpunt van privacybescherming wel noodzakelijk is?
Op grond van artikel 33 van de Wbp behoort de producent voorafgaand aan de verkrijging van persoonsgegevens bij de consument deze in te lichten over diens identiteit, de doeleinden van de gegevensverwerking en de nodige nadere informatie. Een aantal producenten van smart tv-ontvangers geeft die inlichtingen via websites of vergelijkbare middelen. Of alle producenten van smart tv-ontvangers dit voorschrift naleven onttrekt zich aan mijn waarneming.
Deelt u de mening dat het voor het afwijzen van het bijhouden van kijkgedrag niet genoeg is dat consumenten eenvoudig de optie kunnen uitschakelen in de menu-instellingen op hun smart tv, maar dat er sprake zou moeten zijn van opt-in in plaats van opt-out? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Neen. Waar het om gaat is dat het vragen en geven van toestemming door de consument om persoonsgegevens te verzamelen moet voldoen aan de eisen die de Wbp stelt. Toestemming moet vrij gegeven worden, specifiek zijn gericht op een of meer concreet aan te wijzen verwerkingen en op toereikende informatie berusten. Het is primair aan de producenten van ontvangers te bepalen hoe zij die toestemming willen vragen. Daarnaast mag ook van consumenten verwacht worden dat zij zichzelf goed informeren over het gebruik dat anderen van hun persoonsgegevens maken bij de aankoop van producten of diensten die met internet verbonden zijn, respectievelijk via internet worden aangeboden.
Weten consumenten die een smart tv van Samsung installeren dat zij met het instemmen met de algemene voorwaarden er tevens toestemming voor geven dat hun persoonsgegevens gebruikt worden voor marketingdoeleinden, het organiseren van loterijen, promotionele acties en dat deze gegevens verstrekt kunnen worden aan andere partijen dan Samsung zelf? Zo ja, weten zij dat of hadden zij het kunnen weten? Zo nee, waarom niet?
Samsung Electronics Benelux B.V. heeft mij laten weten dat consumenten die in Nederland een Samsung smart tv-ontvanger aanschaffen worden geïnformeerd over de verzameling en het gebruik van hun persoonlijke gegevens, met inbegrip van de keuzes die ze binnen het gehanteerde privacybeleid hebben. Ik heb van Samsung Electronics Benelux B.V. begrepen dat het gebruik van persoonsgegevens voor marketingdoeleinden, het tonen van advertenties en reclamemateriaal en de deelname aan wedstrijden en loterijen alleen plaatsvindt wanneer de consument daartoe expliciet een keuze maakt in het installatiemenu van de ontvanger. Ik begrijp uit de door Samsung gehanteerde algemene voorwaarden bovendien dat op het recht van verzet bij het gebruik van persoonsgegevens voor directmarketingdoeleinden wordt gewezen.
Wordt een koper van een smart tv die de algemene voorwaarden dan wel de privacyvoorwaarden van zijn tv niet accepteert belemmerd in het volledige gebruik van die tv? Zo ja, in welke mate en was dit de consument ten tijde van de aankoop van die tv duidelijk? Zo nee, waar blijkt dat uit?
De Wbp stelt aan toestemming voor de verwerking van persoonsgegevens onder meer de eis dat die toestemming berust op informatie. Wanneer aan die eis wordt voldaan, behoort de consument voldoende kennis te hebben over draagwijdte van zijn instemmende of afwijzende beslissing. In de context van de aankoop van een smart tv-ontvanger behoort de consument voldoende te worden ingelicht over de consequenties voor het gebruik van ontvanger wanneer hij toestemming verleent of weigert. Van Samsung Electronics Benelux B.V. heb ik begrepen dat op de verpakking van de ontvanger een in algemene termen gestelde waarschuwing in het Engels staat die erop neerkomt dat sommige functies van de ontvanger niet kunnen worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming voor het gebruik van persoonsgegevens. Ik begrijp echter ook dat het verbinden van een Samsung ontvanger met internet zonder dat enig persoonsgegeven wordt verwerkt niet mogelijk is. Ik kan niet beoordelen of alle smart tv ontvangers die in Nederland worden verkocht op dezelfde manier persoonsgegevens verwerken.
Handelt Samsung, mede gezien de bij vraag één genoemde eerdere uitspraak van het College bescherming persoonsgegevens over het verzamelen van persoonsgegevens door smart-tv’s, in strijd met de wet? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, wat is het verschil met die eerdere zaak?
Het toezicht op de naleving van de Wbp berust bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp). Het Cbp is in deze taak volstrekt onafhankelijk. Het past mij daarom niet zelf een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van het verzamelen van persoonsgegevens door Samsung.
Het bericht dat het landelijk schakelpunt uitbreidt naar ketenzorg |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Landelijk schakelpunt zet stap naar ketenzorg»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Wat is uw reactie op de uitbreiding van het uitwisselen van medische gegevens via het Landelijk Schakelpunt (LSP) met ketenzorg voor diabetes, cardiologie, astma en COPD, alsmede gegevens betreffende de ouderenzorg, GGZ en 2e lijn?
Ik hecht belang aan goede en veilige (elektronische) informatie-uitwisseling in de zorg. Als zorgaanbieders snel over de juiste informatie kunnen beschikken over hun patiënt en de patiënt op zijn beurt niet meerdere malen hetzelfde verhaal hoeft te vertellen dan draagt dat bij aan de efficiency en kwaliteit van zorg. Ook het principe van ketenzorg, waarbij zorgaanbieders samenwerken rond de zorg van een patiënt met een complexe hulpvraag, ondersteun ik van harte. Efficiënte informatie-uitwisseling tussen de verschillende zorgverleners rond die patiënt is een essentiële voorwaarde voor multidisciplinaire samenwerking.
Uiteraard is het daarbij van groot belang dat de gegevensuitwisseling veilig gebeurt met respect voor de privacy van de patiënt.
Uit de informatie van de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), de beheerder van het landelijk schakelpunt (LSP), blijkt dat met de ondertekening van een convenant in november 2013 door partijen die een adviserende of toetsende rol (gaan) vervullen (o.m. de patiëntenfederatie NPCF en het Nederlands Huisartsengenootschap) en partijen die als bijvoorbeeld opdrachtgever, beoogd gebruiker of financier belang hebben bij het programma rond ketenzorg (o.m. Nictiz, ZN, HIS-leveranciers) een eerste stap is gezet in de richting van informatie-uitwisseling in de ketenzorg.
Vindt u het wenselijk dat hele groepen zorgverleners, zoals diëtisten, podotherapeuten en pedicures, voortaan ook medische dossiers kunnen inkijken?
Op basis van de huidige wet- en regelgeving (Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) en Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) gelden er regels die een veilige uitwisseling van (medische) patiëntgegevens tussen zorgverleners moeten waarborgen. Dit geldt vanzelfsprekend ook als gegevens worden uitgewisseld in het kader van ketenzorg.
Het is de verantwoordelijkheid van de beheerder van een elektronische uitwisselingssysteem om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling plaatsvindt conform deze wet- en regelgeving en te borgen dat (medische) gegevens uitsluitend voor inzage beschikbaar zijn voor die hulpverleners die daar op grond van de geldende wet- en regelgeving recht toe hebben.
Wat betekent deze uitbreiding voor de veiligheid van de medische gegevens en de privacy van de patiënten?
De VZVZ geeft aan dat de plannen rond ketenzorg worden getoetst op veiligheid en privacy, om actuele medische informatie beschikbaar te hebben in een behandelrelatie.
Het CBP is de toezichthouder en kan indien nodig handhavend optreden.
Wordt patiënten apart om toestemming gevraagd voor deze uitbreiding?
Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) moet elke zorgaanbieder toestemming vragen aan de patiënt of hij/zij gegevens beschikbaar mag stellen. Ik heb begrepen dat de VZVZ de reikwijdte van de toestemmingsvraag in overleg met de betrokken partijen blijvend zal toetsen.
Wat vindt het College Bescherming Persoonsgegevens van deze uitbreiding?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens. Als het CBP – al dan niet na een wijziging in een elektronische uitwisselingssysteem – hiertoe aanleiding ziet, zal het CBP handhavend op kunnen treden.
In hoeverre is Nictiz betrokken bij deze uitbreiding? Kunt u dit specificeren?
Om de informatie-uitwisseling van zorgaanbieders die mensen met een chronische ziekte helpen te verbeteren, ontwikkelt Nictiz samen met veld partijen informatiestandaarden. Deze informatiestandaarden beschrijven de informatiebehoefte van dit specifieke deel van het zorgveld, sluiten aan bij de zorgstandaarden en zijn vrij beschikbaar voor veldpartijen om toe te passen. Nictiz werkt samen met het Kwaliteitsinstituut en veldpartijen aan de ontwikkeling van informatiestandaarden, zoals beschreven in mijn eHealth brief van 12 juni 2013.
Nictiz heeft in september 2013 een informatiestandaard opgeleverd voor chronisch zieken (met een accent op cardiometabole aandoeningen) Deze standaard is tot stand gekomen in samenwerking met een veelheid van partijen waaronder de Nierstichting, Nederlands Huisartsen Genootschap en Diabetesvereniging Nederland. Nictiz geeft aan dat er behoefte was aan deze standaard omdat bij de behandeling van chronisch zieken meerdere zorgverleners zijn betrokken en een optimale uitwisseling van medische gegevens belangrijk is voor de kwaliteit van het zorgproces.
De VZVZ heeft – als één van de beheerders van een elektronisch uitwisselingssysteem – besloten deze informatiestandaard te gaan toepassen en is hiertoe een samenwerking aangegaan met een aantal veldpartijen. VZVZ heeft onder andere Nictiz gevraagd hierbij te adviseren. Dit past in de opdracht van Nictiz om het veld te ondersteunen om interoperabiliteit tussen zorgverleners en hun systemen te bevorderen – zoals Nictiz ook andere partijen dan VZVZ adviseert bij interoperabiliteit. VZVZ is geheel zelf verantwoordelijk voor de implementatie, en de afspraken met de leveranciers en de zorgomgevingen om die implementatie te realiseren – zowel financieel als inhoudelijk.
Vindt u het passend dat zorgaanbieders voor de uitbreiding naar ketenzorg een geldelijke beloning krijgen?
Ik kan mij voorstellen dat zorgverzekeraars zorgverleners tegemoet willen komen in een deel van de kosten die zij maken voor aansluiting op en gebruik van het LSP.
Het eerdergenoemde convenant biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid afspraken te maken over een tegemoetkoming in die kosten. ZN geeft aan dat zorgverzekeraars in het verlengde van de bestaande regelingen voor huisartsen en apothekers, kunnen bekijken of een tegemoetkoming in de kosten opportuun is. Dit om zorgvuldige informatie-uitwisseling via gebruik van het LSP te bevorderen in het belang van de cliënt. Dit is ook de reden dat zorgverzekeraars middelen ter beschikking stellen om pilots rond ketenzorg uit te voeren.
Verder laat ZN weten dat pas als sprake is van een geslaagde implementatie en bij aantoonbare extra kosten voor een zorgaanbieder een nog nader te bepalen tegemoetkoming in de kosten ter beschikking zal worden gesteld.
Het is niet de bedoeling van zorgverzekeraars om aansluiting bij het LSP verplicht op te leggen aan zorgverleners die dit niet wensen. Wel willen zorgverzekeraars voorkomen dat financiële overwegingen een drempel voor gebruik van het LSP zouden vormen.
Hoe gaat u voorkomen dat zorgverzekeraars informatie-uitwisseling via het LSP als voorwaarde in hun contracten opnemen?
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, verwijzen zorgverzekeraars bij het vaststellen van contracten naar de kwaliteitseisen van de beroepsgroep. Alleen als de beroepsgroep heeft aangegeven dat elektronische gegevensuitwisseling via het LSP als kwaliteitseis wordt gezien, zullen de zorgverzekeraars dit als zodanig in hun contracten opnemen. Het is dus de beroepsgroep zelf die beslist of aansluiting op het LSP als kwaliteitseis voor de beroepsgroep zal gelden.
Deelt u de mening dat dit een ongewenste doorstart van het LSP is en zo ja, wanneer gaat u daar een einde aan maken?
Nee, die mening deel ik niet.
Het feit dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 15 september 2010 afstand nam van de methode datamining, maar de minister van Defensie daarvoor juist de voorbereidingen trof |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat het ARGO II systeem, dat gebruikt wordt of gaat worden door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AVID) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), onderdeel is van een proces van «datamining»?
Nee. ARGO II vervangt ARGO I, het huidige verwerkingssysteem van SIGINT (Signals Intelligence – verbindingsinlichtingen) van de MIVD. Het betreft de verwerking van dergelijke inlichtingen, niet het vergaren ervan. Deze worden verwerkt binnen de kaders van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. ARGO II vereenvoudigt het zoeken voor de analist. De geautomatiseerde verwerking met ARGO II voorkomt dat de analist zelf veel data moet bekijken. Zo kan het onderzoek zich richten op data die voor het onderzoek van de MIVD en de AIVD relevant zijn.
Herinnert u zich de volgende uitspraken van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens een algemeen overleg in de Tweede Kamer van 15 september 2010, in reactie op de vraag van het lid Van Raak over datamining: «Ik ben het met de heer Van Raak eens. Het ongericht exploiteren van enorme databestanden is niet zinvol.» En «We doen het dus niet»?1
Ja.
Hoe rijmt u deze uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de uitspraak van het hoofd van de MIVD tijdens een openbare briefing in de Tweede Kamer van 18 december 2013 dat het ministerie van Defensie op dat moment al lang bezig was (sinds 2009) met de voorbereidingen voor de aanbesteding van ARGO II?
De beide uitspraken zijn goed met elkaar te rijmen. De AIVD en de MIVD verwerken informatie binnen de kaders die de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 stelt. Ook met ARGO II worden databestanden niet ongericht geëxploiteerd.
Het bericht dat de aanleg van glasvezel in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot en volledig door de Nederlandse belastingbetaler wordt betaald |
|
Bart de Liefde (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), André Bosman (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kan de regering toelichten waarom de aanleg van internet in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot in 2008? Kan de regering toelichten waarom er zo slecht begroot is?1
De uiteindelijke kosten liggen met € 8,9 mln. hoger dan de begrote aanlegkosten ($ 8,8 mln. / € 6,4 mln.), er is geen sprake van een verdubbeling van het budget.
BZK heeft naast de aanlegkosten tevens middelen beschikbaar gesteld voor de zekerstelling van de kabel (snelle reparatie bij bijvoorbeeld kabelbreuken) en het operationeel werkend opleveren van de kabelinfrastructuur. Zonder deze investeringen zou de kabel er wel liggen maar zou deze nog niet of nauwelijks kunnen worden gebruikt. Daarbij zou het kapitaalvernietiging zijn indien de kabel in de toekomst door schade niet meer bruikbaar zou zijn. De structurele beheer- en ontwikkelingskosten van de zeekabel worden in de exploitatie van Saba Statia Cable System (SSCS) B.V. gedekt.
Met de extra middelen is onder meer een dubbele aanlanding gerealiseerd op ieder eiland om zo de betrouwbaarheid van het systeem (extra redundantie) te vergroten. Verder is geïnvesteerd in een betere bescherming van de kabel. Ook is de route van de kabel gewijzigd om de impact op het milieu te minimaliseren. Met deze middelen zijn eveneens reserveonderdelen aangeschaft. Verder zijn enkele noodzakelijke aanpassingen bekostigd in de infrastructuur op de eilanden zelf om de lokale verbindingen tussen de zeekabel en betrokken operators tot stand te brengen.
In de begroting van BZK van 2011, 2012 en 2013 zijn de uitgaven aan de zeekabel opgenomen. De uitgaven aan de zeekabel zijn ten laste gekomen van begrotingsartikel 2.2 (bevorderen autonomie) van Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties.
Ook bent u middels de jaarverslagen van BZK over 2011, 2012 en 2013 hierover geïnformeerd. Met mijn brief van 9 december 2013 (kenmerk 2013–0000741393) heb ik u meer specifiek geïnformeerd over de uitgaven aan de zeekabel en de projecten en investeringen die zijn gedaan.
Waarom heeft Nederland, in afwijking met de afspraken uit 2008, aanvullende werkzaamheden c.q. uitgaven voor zijn rekening genomen? Is de Kamer hierover geïnformeerd c.q. om toestemming gevraagd? Uit welke stukken blijkt dat?
Zie antwoord vraag 1.
Is de regering van mening dat een verdubbeling van het beschikbare budget een wel erg grote overschrijding is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de regering dit budget dan toch verdubbeld?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel bestaande internetaansluitingen profiteren van deze investering van € 8,9 mln? Hoeveel nieuwe aansluitingen verwacht de regering in de komende vijf jaar?
Allereerst dient te worden gezegd dat het doel van de zeekabel is om de eilanden als geheel een betere breedbandige aansluiting te geven tot het internet. Daarbij wordt een strategische en fundamentele impuls gegeven aan de maatschappelijke, sociale en economische ontwikkeling van Saba en Sint Eustatius.
Het betreffen geografisch gezien redelijk geïsoleerde eilanden, waar de inwoners beperkte mogelijkheden hebben om kennis en informatie te delen/verwerven of (online) economische activiteiten te ontwikkelen. Verdere ontsluiting kan in deze situatie verbetering brengen. Daarnaast is er sprake van ligging in de orkaanzone die goede en betrouwbare telecommunicatie cruciaal maakt voor hulpverlening in noodsituaties.
Het verder brengen van het voordeel van de zeekabel naar de burgers en bedrijven op de eilanden is een zakelijke afweging en ligt primair bij de lokale aanbieders zelf. In theorie zouden in totaal 2.000 tot 2.500 internetaansluitingen op beide eilanden van de zeekabel kunnen profiteren. Met de voorgenomen infrastructurele verbeteringen en mogelijke ontwikkelingen op dit terrein (vast en mogelijk ook mobiel) kan het aantal aansluitingen de komende jaren toenemen. Over het aantal aansluitingen kan echter (nog) niets worden gezegd.
Daarnaast is internettoegang slechts een deel van het potentieel dat de kabel te bieden heeft. Het gaat ook om het vergroten van de betrouwbaarheid van andere communicatie-middelen zoals vaste en mobiele telefonie en televisie. Ook wordt de zeekabel door de rijksoverheid zelf gebruikt bij het uitvoeren van haar taken op de eilanden. Een goed voorbeeld hiervan is de recent gehouden hurricane exercise (oefening) onder regie van Defensie.
Welke jaarlijkse exploitatiekosten verwacht de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als 100% aandeelhouder van staatsbedrijf Saba Statia Cable System (SSCS BV) te maken? Welke opbrengsten staan daar tegenover?
De exploitatiekosten worden gefinancierd met de opbrengsten van de kabel. Een deel van het kabelsysteem is reeds operationeel. Hiervoor worden inmiddels operationele kosten gemaakt. Deze kosten worden momenteel via de administratie van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) verrekend. Inschatting van deze kosten over 2013 is circa € 365.000. De geplande inkomsten zijn de vergoedingen van de gebruikers van de kabel en die zijn geraamd op eveneens € 365.000 over 2013. De administratie hiervan wordt overgedragen aan de SSCS BV.
De SSCS B.V. heeft geen winstoogmerk. Op basis van de kosten zullen jaarlijks de verrekentarieven voor IP transit (gebruik van de kabel) worden aangepast. Het voorziene kostenniveau tot en met 2015 wordt gedekt met de geplande inkomsten uit het leveren van IP transit aan de gebruikers.
Is de regering van mening dat alle inwoners van het Koninkrijk recht hebben op toegang tot breedbandinternet, onafhankelijk van hun woonplaats? Zo ja, is de regering dan bereid financieel bij te dragen aan de aanleg van een breedbandinternetverbinding van minimaal 1,5 Mb in de buitengebieden van Nederland, waar zo’n 167.000 huishoudens nog niet zijn aangesloten? Zo nee, waarom niet?
De regering acht het belang van toegang tot breedbandverbindingen vanuit economisch en maatschappelijk oogpunt groot voor Nederland. Nederland heeft een goede uitgangspositie voor de ontwikkeling naar (super) snelle breedbandtoegang.
In uw vraag legt u echter een relatie tussen de situatie in de Nederlandse buitengebieden en de bijzondere positie (met eigen wet- en regelgeving) van de eilanden. Deze zaken zijn op een aantal essentiële punten niet te vergelijken en dienen separaat van elkaar te worden bezien.
Voor de Nederlandse buitengebieden geldt in de praktijk dat iedereen reeds toegang heeft tot basisbreedband van gemiddeld 10 Mb, via de vaste infrastructuur, draadloos via mobiele netwerken maar ook via de satelliet. Provincies en gemeenten hebben een taak om toegang tot snellere netwerken te stimuleren in hun regio. Dat doen ze ook. Uitgebreider wordt op de situatie in de buitengebieden ingegaan in de brief over breedband van 16/12/13 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 32 637, nr. 97).
De inwoners van Saba en Sint Eustatius kunnen in de praktijk door het Besluit opgedragen diensten voor vaste telefonie op dit moment via de vaste infrastructuur beschikken over een internetaansluiting van 1Mb (dit was zonder de zeekabel 512 kb). De lokale aanbieders werken reeds zelf aan het verbeteren van hun vaste infrastructuur waardoor de internetsnelheden kunnen toenemen. Daarmee kan de VN doelstelling van 1.5 Mb op termijn worden gehaald.
De zeekabel biedt een opmaat voor het behalen van voorgenomen resultaten zoals goede, breedbandige internetverbinding en continuïteit. Zoals bij het antwoord op vraag 4 aangegeven ligt het verder brengen van het voordeel van de zeekabel naar de eindgebruikers (aansluitingen van huishoudens) bij de lokale aanbieders zelf. De regering is dan ook niet van plan financieel bij te dragen aan de aanleg van breedbandinternetverbindingen. Wel is de regering bereid mee te denken over oplossingen om eventuele knelpunten in de (deels nog sterk verouderde) netwerken op te lossen.
Heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over het «gratis» aansluiten van Caribisch Nederland op breedbandinternet? Zo ja, wanneer in de afgelopen 6 jaar is dat gebeurd? Welke besluiten zijn in deze tijd genomen en waarom?
Er is geen sprake van gratis aansluiten van Caribisch Nederland op breedbandinternet. Voor het gebruik van de capaciteit van de zeekabel wordt gewoon betaald door de telecomaanbieders en (uiteindelijk ook) de eindgebruikers.
In de startfase van het project (2009) is op ambtelijk niveau tussen BZK en EZ besproken dat de prioriteit ligt bij het ontsluiten van de eilanden op het internationale netwerk. Over het verder brengen van het potentieel van de zeekabel naar de huishoudens zijn geen afspraken gemaakt daar dat een primaire verantwoordelijkheid is van de lokale operators (concessiehouders).
Waarom is het aangaan van een nieuwe deelneming niet conform de Comptabiliteitswet door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het parlement voorgelegd? Kan deze minister toezeggen dit alsnog conform de normale procedure te doen?
De aandelen zouden in de eerste instantie kort na de aanleg van de kabel en de oprichting van de BV worden overgedragen aan de openbare lichamen. Materieel zou er dan geen sprake zijn van het (doen) oprichten door de staat. Inmiddels is gebleken dat de overdracht van de aandelen aan de openbare lichamen vertraging heeft opgelopen. Daardoor is ten onrechte artikel 34 CW niet juist toegepast. Met mijn brief van 9 december jl. heb ik beoogd zoveel mogelijk, zij het achteraf, aan te sluiten bij de normale procedure van artikel 34.
Waarom is of wordt in dit geval gekozen voor een deelneming, hoewel het kabinet zelf vindt dat het aandeelhouderschap niet het eerst aangewezen instrument is om publieke belangen te borgen?
De wet- en regelgeving die op de eilanden geldt is door de internationale aard van de zeekabel niet van toepassing. Daarbij is gebleken dat bestaande lokale (markt)partijen op dit moment nog onvoldoende in staat zijn een internationale zeekabel te beheren en exploiteren.
Het belang van de kabel voor de openbare lichamen, de rijksoverheid en de burgers van de eilanden is dusdanig groot dat ik een verantwoorde overdracht van de aandelen aan de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius tot mijn verantwoordelijkheid reken. Tijdens het aandeelhouderschap van de Staat zullen de toekomstige aandeelhouders (zijnde de eilandgebieden Saba en St Eustatius) worden getraind en opgeleid in het beheer en exploitatie van de onderneming. Op basis van concrete (publieke) doelstellingen zoals internetpenetratie en betaalbaarheid van breedbandverbindingen conform de ITU2015 targets zal het tempo van overdracht nader worden vastgesteld.
Verder is de dienstverlening van RCN in belangrijke mate afhankelijk van het goed functioneren van de telecommunicatie infrastructuur.
Tot slot worden de structurele beheer- en ontwikkelingskosten van de zeekabel zoals eerder beschreven, in de exploitatie van SSCS B.V. gedekt.
Waarom kunnen de publieke belangen in dit geval niet op andere manieren, zoals via wet- en regelgeving, geborgd worden?
Zie antwoord vraag 9.
Welke aantoonbaar dwingende redenen zijn er in dit geval voor het participeren in een vennootschap nu, niet alleen in het recent bekend gemaakte staatsdeelnemingenbeleid, maar ook in het staatsdeelnemingenbeleid van 2007, de lijn is dat er aantoonbaar dwingende redenen moeten zijn om de staat risicodragend te laten participeren in vennootschappen?
Naast het ontsluiten van Saba en Sint Eustatius op de internationale zeekabel infrastructuur gebruikt de rijksoverheid de zeekabel zelf ook voor de uitoefening van haar taken op de eilanden. Momenteel wordt in overleg met eilanden en de overige gebruikers zoals Defensie de beheersorganisatie vormgegeven. Pas nadat is gebleken dat de zeekabel zowel in financiële als technische zin in voldoende mate stabiel opereert, zal een overdracht van de verantwoordelijkheden aan de orde zijn. Daarnaast moet, zoals eerder vermeld bij antwoord 10, aan een aantal voorwaarden worden voldaan alvorens de overdracht plaatsvindt. Het onderbrengen van de zeekabel infrastructuur in een separate entiteit vergroot de transparantie en vergemakkelijkt de toekomstige (al dan niet) gefaseerde overdracht van de verantwoordelijkheid middels het overdragen van de aandelen in deze entiteit. In de nadere uitwerking wordt aangesloten bij de Nota Deelnemingenbeleid.
In hoeverre is in dit geval de volgende passage uit het staatsdeelnemingenbeleid van het kabinet van toepassing: «Een staatsdeelneming moet als vennootschap in staat zijn om een rendement te behalen op zijn producten of diensten, passend bij de risico's die met de ondernemingsactiviteiten gepaard gaan en waarbij de (financiële) continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. Dit wil zeggen dat een zodanig rendement wordt behaald waarbij de onderneming zijn waarde behoudt, kan blijven investeren en zich zelfstandig kan financieren tegen acceptabele rente en voorwaarden. Als aan deze voorwaarde niet kan worden voldaan ligt het onderbrengen van de activiteiten in de vennootschapsvorm niet voor de hand.»? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot het feit dat SSCS BV geen winstoogmerk heeft?
De tarieven die de SSCS B.V. hanteert zijn kosten-georienteerd. Hierbij zal een opslag worden gehanteerd om de continuiteit van de zeekabel infrastructuur en de entiteit te waarborgen. Halfjaarlijks kunnen de gebruikertarieven worden aangepast aan de kostenontwikkeling. Geen winstoogmerk houdt voor de SSCS entiteit in dat er geen surplus naast de door de aandeelhouders vereiste opslag zal worden gehanteerd. Hierbij zal in de nadere uitwerking worden aangesloten bij de Nota Deelnemingenbeleid, waarin het aspect rendement nader is gedefinieerd.
Is de regering bereid deze vragen tijdig te beantwoorden, en uiterlijk één week voor het notaoverleg over het nieuwe staatsdeelnemingenbeleid op 3 februari 2014?
Ja
De uniforme veiligheidsregels voor online bankieren |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de «Uniforme Veiligheidsregels Particulieren» voor online betalingsverkeer van de Nederlandse Vereniging van Banken?1
Ja.
Hoe staat u tegenover de uniforme regels zoals geformuleerd door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Consumentenbond?
Het is een goed initiatief van de NVB en de Consumentenbond om gezamenlijk tot uniforme regels te komen zodat alle banken op dezelfde wijze omgaan met het afhandelen van fraude met internetbankieren. Als consumenten schade lijden, maar deze de veiligheidsregels hebben nageleefd, dan kunnen zij er in ieder geval op rekenen dat zij het bedrag dat zonder toestemming van de rekening is gehaald, vergoed krijgen.
Wat is de juridische status van de door de NVB en de Consumentenbond overeengekomen voorwaarden? Deelt u de mening dat het wenselijk is dat banken eenduidige, uniforme voorwaarden overeen zijn gekomen? Op welke wijze worden deze uniforme voorwaarden onder de aandacht gebracht?
De Uniforme Veiligheidsregels Particulieren betreffen onderlinge afspraken tussen de NVB en de Consumentenbond.
Ik deel de mening dat het wenselijk is dat banken eenduidige, uniforme regels overeen zijn gekomen. De uniforme regels dragen bij aan duidelijkheid voor consumenten.
De uniforme veiligheidsregels zijn op 21 november jongstleden in de najaarsvergadering van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer gepresenteerd en op 23 november jongstleden publiekelijk geïntroduceerd in het consumenten Tv-programma Kassa! Ook hebben de banken de uniforme veiligheidsregels op hun websites gepubliceerd en zijn de regels te raadplegen op de website www.veiligbankieren.nl . Deze laatste website wordt door Nederlandse banken gebruikt om klanten voor te lichten op het gebied van fraude en veiligheid.
Vindt u dat er bij het niet naleven van de uniforme regels per definitie sprake is van «grove nalatigheid» van de klant? Deelt u de mening dat een bank op basis van het niet naleven van een beperkt onderdeel van deze regels niet kan besluiten de klant aansprakelijk te stellen voor de volledige schade?
De rechter gaat over wat uiteindelijk moet worden begrepen onder «grof nalatig handelen» van de consument in de zin van artikel 7:529 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het niet naleven van een beperkt onderdeel van de uniforme regels betekent daarom niet per definitie dat de consument aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade.
Hoe beoordeelt u de overeengekomen regels in het licht van de artikelen 7:524 en 7:529 BW waarbij een bank de consument altijd moet vergoeden bij schade tenzij er sprake is van opzet of grove nalatigheid? Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 672 en 984? Deelt u de mening dat het niet naleven van de uniforme regels de bank niet ontslaat van de bewijslast om aan te tonen dat de consument opzettelijk of grof nalatig handelde?
Uit de artikelen 7:524 en 7:529 BW volgt dat de bewijslast voor opzettelijk handelen of grove nalatigheid van de consument op de bank rust. Onderlinge afspraken tussen de Consumentenbond en de NVB zijn niet van invloed op deze wettelijke bewijslastverdeling.
Zoals hierboven vermeld heeft de rechter het laatste woord over de uitleg van de wet- en regelgeving. Als de bank het standpunt van de consument – volgens deze ten onrechte – afwijst, kan de consument het geschil voorleggen aan Kifid (Klachtinstituut Financiële Dienstverlening) of de rechter om zijn gelijk te halen.
In de motie Nijboer-Merkies (Kamerstuk 27 863, nr. 47) wordt de regering verzocht «in overleg met de sector er zorg voor te dragen dat er eenduidige en transparante vergoedingsnormen worden ontwikkeld waarbij de verantwoordelijkheid voor vergoeding bij schade door online fraude niet verder wordt verschoven in de richting van de consument»; deelt u de mening dat deze motie nog niet volledig is uitgevoerd? Bent u bereid het gesprek met de sector en de Consumentenbond verder te voeren om te komen tot eenduidige en transparante vergoedingsnormen?
Mede op mijn aandringen is in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) onderzocht in welke mate de verschillende veiligheidsnormen, waaraan de klant zich bij internet- (en mobiel) bankieren dient te houden, qua inhoud en formulering beter op elkaar konden worden afgestemd. Dit heeft geresulteerd in de uniforme veiligheidsregels voor particulieren. Als consumenten de veiligheidsregels naleven dan kunnen zij er, zo heb ik van de NVB begrepen, op rekenen dat het bedrag dat zonder hun toestemming van hun rekening is gehaald vergoed wordt.
Zoals hierboven vermeld zijn dergelijke afspraken niet van invloed op de wettelijke bewijslastverdeling. Het is mogelijk dat de banken de uniforme veiligheidsregels opnemen in hun contractsvoorwaarden. Blijkens artikel 7:529, tweede lid, BW draagt de consument alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat de consument opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van de veiligheidsregels niet is nagekomen. Ook in dit geval rust de bewijslast voor opzettelijk handelen of grove nalatigheid van de consument nog steeds op de bank.
De Veiligheidsregels zullen jaarlijks worden geëvalueerd door de NVB en Consumentenbond en waar nodig aangepast. Andere partijen van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer kunnen ook de vinger aan de pols houden of het door de banken bij fraudegevallen hanteren van de vijf Veiligheidsregels ordentelijk verloopt.
Deelt u de zorgen dat vele vormen van fraude bij online bankieren zoals phishing buiten deze nieuwe regels lijken te vallen? Is het aannemelijk dat klanten daardoor in veel gevallen van fraude alsnog zijn aangewezen op het «coulancebeleid» van de afzonderlijke banken, zodat er geen duidelijkheid is over de vergoedingen voor opgelopen schade? Deelt u de mening dat deze onzekerheid onwenselijk is en het vertrouwen in het online betalingsverkeer kan ondermijnen?
In de Uniforme veiligheidsregels die door NVB en Consumentenbond zijn gepresenteerd is opgenomen dat een klant zijn of haar eigen beveiligingscodes geheim moet houden. In de toelichting op dit punt is door NVB en Consumentenbond ondermeer opgenomen dat klanten hun codes niet per email of telefonisch moeten verstrekken aan een persoon die beweert een medewerker van een bank te zijn. Dit punt refereert mijns inziens aan het voorkomen van schade door phishing.
Indien klanten door phishing gedupeerd raken, is het aan de rechter om uit te maken of die klanten daarvoor zelf aansprakelijk gehouden kunnen worden of niet. Daarbij neemt een rechter telkens alle omstandigheden van het specifieke geval in acht. De rechter toetst daarbij aan de algemeen geldende norm dat een gedupeerde niet opzettelijk gefraudeerd mag hebben of grof nalatig mag zijn geweest met betrekking tot de voorwaarden die verbonden waren aan de uitgifte of het gebruik van het betaalinstrument. Ik ben niet van mening dat hierdoor het vertrouwen in het online betalingsverkeer wordt ondermijnd; het is nu eenmaal niet mogelijk om in regelgeving tot in detail te voorzien in alle mogelijke situaties.
Overigens trachten banken schade als gevolg van phishing te voorkomen door regelmatig voorlichtingscampagnes te voeren en hun klanten over vormen van phishing actief te informeren.
Deelt u de mening dat het verschuiven van verantwoordelijkheid van bank naar klant kan leiden tot het ondermijnen van het vertrouwen in het betalingsverkeer? In hoeverre kunnen de uniforme regels tot een dergelijke onwenselijke verschuiving van verantwoordelijkheid leiden?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat banken niet voornemens zijn een eigen risico te vragen van 150 euro bij fraude met internetbankieren, zoals onlangs in de media werd gesuggereerd?
Van de NVB heb ik begrepen dat de banken in Nederland in de praktijk bij fraude met internetbankieren geen eigen risico van 150 euro hanteren. Er zijn mij momenteel geen signalen bekend dat banken dit beleid van plan zijn te wijzigen.
Er is een aantal gevallen bekend (zie bijvoorbeeld een aantal uitzendingen van het VARA-programma Kassa) van gedupeerden van phishing en malware door criminelen die door banken niet worden gecompenseerd; bent u bereid om u ervoor in te zetten dat de gedupeerden van phishing en malware die nog niet door banken zijn gecompenseerd alsnog door banken tegemoet worden gekomen voor de geleden schade?
Op Europees niveau is besloten om, indien een klant opzettelijk heeft gefraudeerd of grof nalatig is geweest, de schade die daaruit ontstaan is door de klant zelf te laten dragen. Deze regel komt mij niet onredelijk voor. Of in een concrete situatie sprake is van grove nalatigheid of grove schuld aan de zijde van de gedupeerde, is niet aan mij om te bepalen maar aan de rechter. Indien sprake is van grove schuld aan de zijde van de gedupeerde zijn banken niet wettelijk verplicht om de schade van een gedupeerde te vergoeden. Vergoedt een bank desalniettemin (een deel van) de schade uit coulance, dan is dit een eigen en vrijwillige keuze van die bank.
De vrijheid voor internetdienstverleners om geaggregeerde informatie over gegevensvorderingen openbaar te maken |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Bits of Freedom over onduidelijkheid voor internetbedrijven of het publiceren van informatie over ontvangen gegevensvorderingen strafbaar is?1
Ja.
Is het correct dat u een eerder verzoek van deze burgerrechtenbeweging om helderheid te krijgen over dit onderwerp niet inhoudelijk heeft beantwoord? Zo ja, waarom is er geen inhoudelijk antwoord gegeven? Zo nee, wat is dan de gang van zaken?
De betreffende brief is, mede doordat deze niet aan mij geadresseerd was maar persoonlijk aan een medewerker van mijn departement, niet in het werkproces voor burgerbrieven terechtgekomen. Dit werkproces zorgt ervoor dat brieven van burgers of private organisaties die aan mij of aan de Minister zijn gericht tijdig en inhoudelijk worden beantwoord. Met mijn antwoord op uw vragen 4, 5 en 6 geef ik de informatie die ook in de brief van Bits of Freedom was gevraagd.
Deelt u de mening dat het voor internetdienstverleners van belang is verantwoording af te leggen aan hun klanten over de wijze waarop met gegevensvorderingen omgegaan wordt en daarbij geaggregeerde gegevens te verstrekken die niet tot individuele zaken herleidbaar zijn?
Ik deel de mening dat bedrijven zoals internetdienstverleners aan hun klanten duidelijk moeten maken welke gegevens zij van hen bewaren en wat zij met die gegevens doen. Wij spraken daar ook tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling over en over de verbeteringen die de nieuwe Europese privacyverordening in dit opzicht kan brengen. Het moet voor burgers duidelijk zijn wat het geven of intrekken van toestemming aan een bedrijf om persoonsgegevens te verwerken voor consequenties heeft. Onderdeel van dat verhaal kan wat mij betreft ook zijn dat internetdienstverleners hun klanten wijzen op de mogelijkheid dat de door hen verstrekte gegevens gevorderd worden ten behoeve van strafrechtelijke onderzoeken. Voor het overbrengen van die boodschap is het naar mijn mening evenwel niet nodig om aantallen vorderingen te rapporteren. Ik verwijs hiervoor verder naar mijn antwoord op vragen 4, 5 en 6.
Bent u nog steeds2 van mening dat het publiceren van informatie over gegevensvorderingen niet in het belang van de opsporing is? Lopen bedrijven die zulke gegevens publiceren risico op vervolging? Zo ja, op welke gronden kan deze vervolging plaatsvinden?
De geheimhoudingsplicht voor providers in de Telecomwet ziet alleen op individuele bevragingen, niet op het verstrekken van geaggregeerde informatie. Het Openbaar Ministerie heeft mij evenwel laten weten nog steeds van oordeel te zijn dat ook de verstrekking van geaggregeerde informatie de belangen van opsporing en vervolging ernstig in de weg kan staan. Met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de aanbieders kan de overheid niet anders dan een dringend appèl op de aanbieders doen om dit soort informatie niet te verstrekken. Van de aanbieders mag worden verwacht dat ze de belangen van de overheid in deze niet zullen doorkruisen.
Hoe beoordeelt u de uitgebrachte transparantierapporten van onder andere Leaseweb, Google, RIPE NCC, XS4ALL en Facebook op hun rechtmatigheid?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aan internetdienstverleners helderheid bieden over de ruimte die ze hebben om informatie over gegevensvorderingen openbaar te maken en de juridische grenzen die ze hierbij hebben te eerbiedigen?
Zie antwoord vraag 4.
Angst bij de Rabobank om gegevens te delen met het Nationaal Cyber Security Centrum |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rabobank overweegt proces tegen Staat om geheimhouding»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor een optimale werking van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) van zeer groot belang is dat deelnemende partijen zonder onnodige belemmeringen informatie delen over de beveiliging van hun IT-systemen? Zo ja, bent u van mening dat op dit moment al onbelemmerd data gedeeld kunnen worden?
Ik ben bekend met de signalen van diverse private partijen binnen de vitale sectoren en de daaruit blijkende beelden over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het op vertrouwelijke wijze delen van informatie over ICT-incidenten en -kwetsbaarheden met het NCSC. Dit neem ik uiteraard serieus, aangezien het delen van informatie met het NCSC door de overheid en vitale private partijen van groot belang is voor het NCSC om zijn taken, waaronder die van centraal informatieknooppunt, goed te kunnen vervullen.
Op dit moment wordt reeds informatie over incidenten en kwetsbaarheden gedeeld. Deze kennisdeling is van groot belang om de impact van incidenten bij getroffenen en andere vitale partijen zo veel mogelijk te beperken.
Bij deze gewenste en verder te bestendigen informatiedeling acht ik het van belang dat er een zorgvuldige balans bestaat tussen enerzijds het zoveel als binnen de kaders van de wet mogelijk waarborgen van de vertrouwelijkheid van aangeleverde gegevens en anderzijds het belang van het kunnen blijven informeren van de samenleving over ict-kwetsbaarheden en incidenten.
Met het oog hierop zal ik uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de wijze waarop erin zal kunnen worden voorzien dat bovengenoemde vertrouwelijkheid ten aanzien van door vitale private partijen, zoals bijvoorbeeld banken, met het NCSC gedeelde informatie, in het licht van de toepasselijkheid van de Wet openbaarheid van bestuur, voldoende gewaarborgd zal zijn.
Kende u de signalen van de Rabobank, dat zij van openbaarmaking via de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van de gegevens die zij met het NCSC deelt als reëel risico ziet? Zo ja, heeft u ook van andere bedrijven dergelijke signalen ontvangen?
Zie antwoord vraag 2.
Welk effect heeft de dreiging van openbaarmaking via de Wob, naar uw inschatting, op de bereidheid van partijen om informatie te delen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre kan het NCSC zekerheid bieden aan de deelnemers over de vertrouwelijkheid van gedeelde informatie, op basis artikel 10.1, leden b en c van de Wob?
Met bovengenoemde brief aan uw Kamer zal ik duidelijkheid verschaffen over de toepassing die inzake de met het NCSC gedeelde informatie aan bepaalde uitzonderingsgronden in de Wet openbaarheid van bestuur, waaronder die in artikel 10, eerste lid, onder b en c, zal worden gegeven. Hierdoor zal naar mijn oordeel ook helder worden dat hiermee de vertrouwelijkheid van die gedeelde informatie in afdoende mate zal zijn geborgd, dit teneinde de gewenste balans te vinden om daarbinnen de publiek-private informatiedeling te bestendigen. Voor een proefproces zie ik gelet daarop geen aanleiding.
Denkt u dat een proefproces van de Rabobank de helderheid kan vergroten over de vertrouwelijkheid van de gedeelde gegevens? Ziet u hierin aanleiding om een proefproces te faciliteren?
Zie antwoord vraag 5.
Als de dreiging van openbaarheid in de toekomst het delen van informatie met het NCSC blijft belemmeren, bent u dan bereid om te onderzoeken of specifiek de gelijkwaardige publiek-private samenwerking een andere juridische samenwerkingsvorm behoeft?
Ik heb er vertrouwen in dat gelet op het bovenstaande geen sprake meer zal zijn van genoemde belemmering als het gaat om het delen van informatie en het borgen van de gelijkwaardige] publiek-private samenwerking. Daarmee is het overgaan tot een verkenning van een alternatieve samenwerkingsvorm voorbarig.
De onmogelijkheid om over te stappen bij glasvezel abonnementen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de beperkingen die zijn gesteld aan het overstappen bij abonnementen voor internet via glasvezel?1
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat zich soms knelpunten voordoen bij het overstappen tussen glasvezelaanbieders.
Klopt het dat deze abonnementen slechts kunnen worden afgesloten als er op dat moment geen ander glasvezel abonnement is? Zo nee, wat is dan de situatie?
Ik heb begrepen dat deze knelpunten zich niet in alle gevallen voordoen en ook niet bij alle glasvezelaanbieders. Ook heb ik begrepen dat door de glasaanbieders die het betreft reeds aan verbeteringen wordt gewerkt. Desalniettemin is helaas vooralsnog sprake van operationele knelpunten waardoor het overstapproces soms niet soepel verloopt, de overstap met grote vertraging wordt uitgevoerd of wordt geannuleerd. De dienstonderbreking is in de meeste gevallen wel significant verminderd, van enkele weken naar minder dan 24 uur. De glasvezelmarkt is een relatief jonge markt, met een sterke focus op de uitrol van glasnetwerken via vraagbundeling. Keuze tussen aanbieders die via hetzelfde glasnetwerk hun diensten aanbieden is een recent fenomeen en het overstapproces bevindt zich daarom veelal nog in een pril stadium. De eerdere ervaringen met overstappen tussen DSL-aanbieders die het netwerk delen hebben laten zien dat goede afstemming in de onderlinge operationele processen nodig is om overstappen soepel te laten verlopen met minimale dienstonderbreking. Dit geldt ook voor glasvezeldiensten.
Klopt het dat dit er in de praktijk op neerkomt dat abonnementen in de tijd niet meer op elkaar aansluiten? Klopt het dat er een aantal weken tussen het oude en nieuwe abonnement kan gaan zitten? Zo nee, wat is dan de situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat internetproviders dit met elkaar hebben afgesproken om een drempel op te werpen, zodat consumenten minder snel zullen overstappen? Zo nee, wat is dan de situatie?
Nee, er is geen sprake van een afspraak tussen de betreffende glasvezelaanbieders met als doel een overstapdrempel voor consumenten op te werpen. Overstapdrempels worden door de telecomaanbieders juist via zelfregulering opgepakt in de Taskforce Overstapdrempels van de Stichting FIST (Forum Interconnectie en Speciale Toegang). In mijn brief aan uw Kamer over diverse consumentenonderwerpen, die gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen wordt verzonden, heb ik u geïnformeerd over de verbeteringen in de overstapservice die in 2014 zullen worden gerealiseerd met het oog op de groei van gebundelde diensten (dual, triple en quadplay). Ik roep de betreffende glasvezelaanbieders op voortvarend een gezamenlijke oplossing te realiseren voor de knelpunten die zich specifiek voordoen bij het overstappen tussen glasvezelaanbieders, zodat dit meeloopt met de overige verbeteringen in de overstapservice begin 2014. Ik heb dit aan de orde gesteld in het taskforce-overleg op 9 oktober jl. en de glasvezelaanbieders gaan hiermee in een werkgroep aan de slag.
Klopt het dat dit niet is toegestaan, omdat dit in strijd is met het kartelverbod van art. 6 van de Mededingingswet, omdat het gaat om mededingingsbeperkende afspraken of gedragingen? Zo nee, wat is dan de situatie?
Het maken van onderlinge afspraken kan onder omstandigheden in strijd zijn met het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet. Of daarvan in een concrete situatie sprake is, is niet aan mij om te beoordelen. Dat kan alleen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) besluiten. Ik verwijs voorts naar het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de Autoriteit Consument en Markt te verzoeken een onderzoek te starten naar mededingingsbeperkende afspraken of gedragingen bij glasvezelinternet? Zo nee, waarom niet?
De ACM is op de hoogte van de signalen. Ik kan de ACM echter niet opdragen om een onderzoek te starten. De ACM is een onafhankelijke autoriteit, die zelfstandig beoordeelt of zij in de signalen voldoende aanleiding ziet om een onderzoek te starten. De ACM sluit overigens regelmatig aan bij taskforces van de stichting FIST om met aanbieders tot oplossing van operationele problemen en klachten te komen, zo ook bij de Taskforce Overstapdrempels. Ik verwijs voorts naar het antwoord op vraag 4.
Een mogelijke uitbreiding van de AMS-IX naar de Verenigde Staten |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) om een filiaal in de Verenigde Staten te openen?1
Ja.
Kunt u inzicht geven in de risico’s van uitbreiding naar de Verenigde Staten voor de bescherming van gegevens die over de AMS-IX uitgewisseld worden? Op welke wijze kan de Amerikaanse overheid haar Patriot en FISA wetgeving hierbij gebruiken?
Indien een bedrijf activiteiten op het grondgebied van de VS uitvoert, dan vallen deze activiteiten onder de Amerikaanse wetgeving, waaronder de Patriot Act en de Foreign Intelligence and Surveillance Act. Op basis van deze Amerikaanse wetgeving kan de aanbieder, na tussenkomst van een Amerikaanse rechter, verplicht worden mee te werken aan verzoeken van de Amerikaanse autoriteiten. De reikwijdte van de Amerikaanse wetgeving en de mogelijke schendingen van de persoonlijke levenssfeer zijn onderwerp van gesprek van de gezamenlijke EU-VS-expertgroep, die naar aanleiding van de onthullingen van de heer Snowden is ingesteld. Deze groep bespreekt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en elektronische gegevens van burgers, met als doel inzicht in elkaars programma’s en de wijze waarop deze zijn verankerd in de rechtsstaat. De werkmaatschappij van AMS-IX, AMS-IX BV, heeft op haar website gemeld de juridische mogelijkheden en de risico’s van de uitbreiding naar de VS te verkennen. AMS-IX B.V. heeft bij diverse partijen juridisch advies ingewonnen over de toepasselijkheid van de Amerikaanse wetgeving.
Ziet u ook een verschil in bescherming van persoonsgegevens in Amerika, tussen de gegevens van Amerikaanse ingezetenen en anderen? Zo ja, ziet u daarin reden om het volledig ter beschikking stellen van gegevens aan de Amerikaanse overheden te beperken?
Ja. De Amerikaanse grondwet, in het bijzonder het Vierde Amendement, is alleen van toepassing op Amerikaanse burgers. Het Vierde Amendement vereist een rechterlijke toets bij bevelen tot doorzoeking en inbeslagneming.
Op grond van artikel 76 van de Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens mogen persoonsgegevens alleen worden doorgegeven aan landen buiten de EU die een zogeheten passend beschermingsniveau bieden. In de overige gevallen is doorgifte alleen mogelijk op grond van een wettelijke uitzondering of een vergunning van de Minister van Veiligheid en Justitie. Nederlandse bedrijven die ook in de Verenigde Staten actief zijn, dienen er op bedacht te zijn dat in het geval van vordering van gegevens of doorgifte van gegevens, de verstrekking daarvan dient te voldoen aan de eisen die de Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt aan de verstrekking van gegevens aan derde landen waar naar Europees recht geen passend niveau van gegevensbescherming bestaat. De Wbp legt de verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de omstandigheden waaronder gegevens naar een derde land kunnen worden doorgegeven in de eerste plaats bij het bedrijf dat voor de verwerking verantwoordelijk is (art. 76 Wbp).
In hoeverre ziet u een vergroting van het risico dat mensen vervolgd worden door Amerikaanse bedrijven, zoals hoogleraar informatierecht Van Eijk verwacht?
Op dit moment is er alleen sprake van instemming met de opzet van een juridische entiteit in de VS waarbij het nog niet duidelijk welke juridische vorm die entiteit zal krijgen. De Raad van Bestuur van de AMS-IX Vereniging doet nader onderzoek naar de mogelijke structuur.
Is het correct dat de leden van de AMS-IX op 27 september beslissen over de wenselijkheid van uitbreiding naar de Verenigde Staten? Zo ja, wat is het vervolgtraject dat de AMS-IX zal volgen in de ontplooiing van de uitbreiding naar Amerika?
Ja. AMS-IX heeft haar leden op 27 september geraadpleegd. (zie ook de website www.ams-ix.net) Daarbij heeft een meerderheid ingestemd met de uitbreiding naar de VS. AMS-IX meldt daarbij het volgende: «Met de goedkeuring van onze leden, zal de Raad van Bestuur van de AMS-IX vereniging de formatie van een juridische entiteit in de VS verder onderzoeken. De best mogelijke structuren voor het opzetten van deze juridische entiteit zullen worden bekeken en met onze leden worden gedeeld. De structuur dient de huidige operationele activiteiten van de AMS-IX BV en de klanten en leden van de AMS-IX vereniging te beschermen tegen commerciële, juridische, financiële en technische risico’s en meest specifiek tegen interceptie activiteiten door de overheidsinstanties in de VS.» De opties voor deze juridische entiteit worden nu uitgewerkt en de leden worden hierover door AMS-IX nader geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de AMS-IX vitale infrastructuur vormt, die van nationaal belang is? Hoe is het publieke belang dat de AMS-IX dient op dit moment geborgd en ziet u reden om deze borging te versterken?
AMS-IX vormt een belangrijke schakel in de Nederlandse ICT-infrastructuur. Als grootste internetknooppunt (internet exchange) ter wereld met meer dan 600 aangesloten netwerken draagt AMS-IX bij aan een aantrekkelijker vestigingsklimaat van ICT-bedrijven in Nederland.
AMS-IX van economisch belang voor Nederland als Digital Gateway to Europe. Dit wordt onderkend in de Digitale Agenda2 van het kabinet. AMS-IX is op dit moment niet aangemerkt als vitale infrastructuur. Er zijn overigens voldoende waarborgen ingebouwd ten behoeve van de continuïteit. Momenteel wordt gewerkt aan een interdepartementale herijking van de vitale sectoren, waarbij ook de positie van AMS-IX wordt bezien.
Ontplooit de AMS-IX op dit moment al andere buitenlandse activiteiten, of zijn hier plannen voor? Op welke wijze zijn deze activiteiten juridisch en technisch georganiseerd?
Ja. AMS-IX is een besloten vennootschap waarvan de vereniging AMS-IX enig aandeelhouder is. Het stemrecht binnen de vereniging berust bij de leden. Dit zijn diverse aanbieders van internetverkeer. AMS-IX is betrokken bij drie buitenlandse internet exchanges. Deze activiteiten vallen rechtsreeks onder AMS-IX BV die contracten heeft met lokale partners.
Bent u bereid om het bestuur van de AMS-IX te adviseren over de manier waarop de Nederlandse belangen optimaal gediend kunnen worden door een robuuste juridische en technische constructie tussen de Nederlandse en buitenlandse vestigingen? Zo ja, op welke wijze wilt u dit doen?
Het staat Nederlandse bedrijven vrij om in het buitenland te ondernemen. Het ligt niet in de rede dat de overheid daarin adviseert. AMS-IX heeft overigens aangegeven de verdere juridische uitwerking in het buitenland verder te verkennen om te komen tot een robuuste juridische en technische constructie. Overigens heeft het ministerie van Economische Zaken direct na bekendmaking van het voornemen en de zorgen daarover contact gelegd met AMS-IX.
Het gevaar dat het Amsterdamse internetknooppunt AMS-IX gegevens moet afstaan aan de Amerikaanse geheime dienst NSA |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich nog uw opmerking dat de Amsterdam Information Exchange (AMS-IX) «het belangrijkste internet-knooppunt van Nederland en het op één na grootste ter wereld» is?1
Ja.
Klopt het dat deze AMS-IX overweegt haar activiteiten uit te breiden naar de Verenigde Staten?2
Dit is bekend uit de mediaberichten. Inmiddels is ook bekend dat op 27 september jongstleden in een buitengewone algemene ledenvergadering van de vereniging AMS-IX een meerderheid van de leden voor de opzet van een juridische entiteit in de VS heeft gestemd. De Raad van Bestuur van de vereniging AMS-IX zal de formatie van een juridische entiteit in de VS verder onderzoeken.
Deelt u de vrees dat de AMS-IX door deze uitbreiding de kans loopt onder de Amerikaanse wetgeving te vallen en gedwongen kan worden informatie af te staan aan de NSA?
Indien een bedrijf activiteiten op het grondgebied van de VS uitvoert, dan vallen deze activiteiten onder de Amerikaanse wetgeving, waaronder de Patriot Act en de Foreign Intelligence and Surveillance Act. Op basis van deze Amerikaanse wetgeving kan de aanbieder, na tussenkomst van een Amerikaanse rechter, verplicht worden mee te werken aan verzoeken van de Amerikaanse autoriteiten. De reikwijdte van de Amerikaanse wetgeving en de mogelijke schendingen van de persoonlijke levenssfeer zijn onderwerp van gesprek van de gezamenlijke EU-VS-expertgroep, die naar aanleiding van de onthullingen van de heer Snowden is ingesteld. Deze groep bespreekt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en elektronische gegevens van burgers, met als doel inzicht in elkaars programma’s en de wijze waarop deze zijn verankerd in de rechtsstaat.
De werkmaatschappij van AMS-IX, AMS-IX BV, heeft op haar website gemeld de juridische mogelijkheden en de risico’s van de uitbreiding naar de VS te verkennen. AMS-IX B.V. heeft bij diverse partijen juridisch advies ingewonnen over de toepasselijkheid van de Amerikaanse wetgeving.
Bent u bereid het Nationaal Cyber Security Centrum advies te vragen over deze kwestie?
Nee. Het Nationaal Cyber Security Centrum is het kennis- en expertisecentrum op het gebied van cyber security, geeft invulling aan de zogeheten computer emergency response-taak en is verantwoordelijk voor de crisiscoördinatie in het geval van een cybercrisis. Adviseren over de uitbreiding van een Nederlandse rechtspersoon in de VS behoort niet tot de taken van het Nationaal Cyber Security Centrum.
Kunt u verzekeren dat de AMS-IX geen activiteiten in de Verenigde Staten gaat ontplooien voordat de Kamer volledige zekerheid heeft dat gegevens van Nederlandse burgers te allen tijde veilig zijn?
Nee. Het staat Nederlandse bedrijven Vrij om zich in het buitenland te vestigen. Nederlandse bedrijven die ook in de Verenigde Staten actief zijn, dienen er op bedacht te zijn dat in het geval van vordering van gegevens of doorgifte van gegevens, de verstrekking daarvan dient te voldoen aan de eisen die de Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt aan de verstrekking van gegevens aan derde landen waar naar Europees recht geen passend niveau van gegevensbescherming bestaat. De Wbp legt de verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de omstandigheden waaronder gegevens naar een derde land kunnen worden doorgegeven in de eerste plaats bij het bedrijf dat voor de verwerking verantwoordelijk is (art. 76 Wbp).
Het bericht dat de Amerikaanse National Security Agency (NSA) via telecomaanbieders het internationaal telefoonverkeer afluistert |
|
Kees Verhoeven (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA zich sinds 2011 toegang verschaft tot telefoonverkeer dat via de Belgische telecomprovider Belgacom verloopt?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA zich toegang heeft verschaft tot een van de grootste telecombedrijven in een direct buurland?
Het bericht in De Standaard meldt onder meer dat niet zeker is wie verantwoordelijk is voor de inbreuk op de infrastructuur van het Belgische bedrijf Belgacom. Heimelijke activiteiten van statelijke actoren zijn in beginsel niet uit te sluiten.
Zijn er afgelopen twee jaar vergelijkbare veiligheidsinbreuken geweest op de communicatie-infrastructuur van Nederlandse telecomaanbieders? Zo ja, wat was de aard van de inbreuk, hoe vaak heeft het zich voorgedaan en was er sprake van malware geplaatst door een buitenlandse inlichtingendienst?
Er zijn geen aanwijzingen voor een vergelijkbare inbreuk op de infrastructuur van Nederlandse aanbieders van telecommunicatiediensten. De AIVD doet onderzoek naar aanleiding van de berichten. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Nederland een direct doelwit is van de aanval.
De inbreuk bij KPN in het voorjaar van 2012 was overigens geen activiteit van een statelijke actor. KPN heeft naar aanleiding van die inbreuk aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen.
De AIVD heeft herhaaldelijk gewezen op de kwetsbaarheden van de Nederlandse ICT-infrastructuur en de dreiging van digitale spionage. De afhankelijkheid van de Nederlandse samenleving en de economie van ICT is aanzienlijk, en de kwetsbaarheid van de ICT is hoog. Digitale aanvallen worden daarnaast steeds complexer en geavanceerder. De impact van digitale aanvallen op de nationale veiligheid en het economisch welzijn van de samenleving kan bijzonder groot zijn.
Is u bekend of Nederlandse telecomaanbieders afgelopen drie jaar een veiligheidsonderzoek hebben laten uitvoeren naar zeer geavanceerde malware op hun communicatie-infrastructuur? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo nee, bent u in het licht van de Amerikaanse praktijken en mogelijke hacks door andere landen, voornemens om bij telecomaanbieders aan te dringen op een dergelijk onderzoek?
Private partijen, waaronder aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten, zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun infrastructuur. De Telecommunicatiewet (Tw) bevat voor deze aanbieders verplichtingen voor de borging van de integriteit en de veiligheid van hun netwerken en diensten, waaronder het waarborgen van de vertrouwelijkheid van de telecommunicatie en de beschikbaarheid van de dienstverlening. Het gaat daarbij om technische en organisatorische maatregelen. De grote aanbieders zetten hiervoor structureel eigen capaciteit in.
Indien zij dat nodig achten, zetten zij hiervoor expertise van derden in. De recente berichten in de media onderstrepen het belang van deze maatregelen. Indien daar aanleiding voor is, kan de aanbieder worden verplicht bepaalde technische of organisator maatregelen te nemen of een veiligheidscontrole door een onafhankelijke deskundige te laten uitvoeren (art. 11a vijfde resp. zesde lid van de Telecommunicatiewet).
Naar aanleiding van de berichtgeving is KPN gestart met het uitvoeren van aanvullende onderzoeken.
De AIVD en het NCSC ondersteunen de vitale sectoren bij het beveiligen van hun ICT-infrastructuur. De AIVD heeft onder meer een methodiek ontwikkeld voor de analyse van kwetsbaarheden voor spionage. Digitale spionage is daarbij één van de aandachtspunten. Deze methodiek is bij de vitale sectoren onder de aandacht gebracht om hen te ondersteunen de eigen kwetsbaarheden inzichtelijk te maken.
Heeft u of Nederlandse telecomaanbieders afgelopen jaren verzoeken ontvangen van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA dan wel andere buitenlandse inlichtingendiensten, om toegang te verschaffen tot internationaal telefoonverkeer? Zo ja, wat was daarop de reactie?
Het is de regering niet bekend of buitenlandse mogendheden Nederlandse aanbieders van telecommunicatie hebben benaderd. Over contacten tussen de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en buitenlandse diensten worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Heeft u de hacks op Europese, en Nederlandse communicatiesystemen in het bijzonder, aan de orde gesteld bij de Amerikaanse regering? Zo ja, was de uitkomst van die gesprekken? Zo nee, bent u voornemens de privacyschending van Nederlandse burgers aan de orde te stellen bij de Amerikaanse regering?
De Eurocommissarissen van Justitie en van Binnenlandse Zaken hebben naar aanleiding van mediaberichten op 14 juni jl. overleg gevoerd met de Amerikaanse minister van Justitie. Inmiddels buigt een EU-VS expertgroep zich over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van elektronische gegevens van burgers, met als doel wederzijds inzicht in elkaars programma’s en de wijze waarop deze zijn verankerd in de rechtsstaat. De Nederlandse regering steunt dit initiatief. Naar verwachting voltooit de expertgroep dit najaar zijn eindrapport. Het onderwerp PRISM is besproken en marge van de JBZ-raad van 7 oktober jl.
Bent u bereid de inbreuken door de VS en mogelijk ook andere landen, actief te agenderen in de eerstvolgende Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en te pleiten voor gezamenlijk Europees optreden tegen deze schendingen van privacy van Europese burgers?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat Brazilië gebruikersdata binnen de grenzen wil houden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Brazilië wil gebruikersdata binnen de grenzen houden,1 waarin wordt belicht dat Brazilië bedrijven, zoals Facebook en Google, ertoe wil verplichten om in Brazilië verzamelde data binnen het land op te slaan? Bent u bereid contact op te nemen met uw Braziliaanse collega om van gedachten te wisselen?
Er zijn diverse wijzen waarop de Verenigde Staten zichzelf rechtsmacht aanmeten ten aanzien van data die door bedrijven zoals Facebook en Google Inc. worden verwerkt en opgeslagen. Het is niet beslissend waar een server met de desbetreffende data zich bevindt. Het hoofdbestuur en hoofdvestiging van Google Inc. zijn gevestigd in de Verenigde Staten en alleen al daarom hebben de Verenigde Staten rechtsmacht ten aanzien van gegevens die Google Inc. en zijn dochters verwerken, ook al zijn deze gegevens opgeslagen op een server in Brazilië of bijvoorbeeld Nederland. Google Inc. is bovendien ook statutair in de Verenigde Staten gevestigd, hetgeen de Verenigde Staten ook uit dien hoofde rechtsmacht verleent.
Zelfs als het om een bedrijf zou gaan dat geen hoofdvestiging, maar slechts een nevenvestiging of bijkantoor in de Verenigde Staten heeft dan wel een op andere wijze tot stand gekomen structurele band met de Verenigde Staten heeft, kan er sprake zijn van rechtsmacht van de Verenigde Staten. Dit vloeit voort uit het feit dat de Verenigde Staten zichzelf een zeer ruime rechtsmacht aanmeten die tot extraterritoriale effecten leidt. Ik zie derhalve geen reden om contact op te nemen met de Braziliaanse autoriteiten.
Bent u van mening dat een dergelijke regeling in Nederland zal bijdragen aan de bescherming van gebruiks- en gebruikersgegevens van Nederlandse burgers, ongeacht de eventuele technische beperkingen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1.
Welke juridische mogelijkheden zijn er om buitenlandse bedrijven te verplichten zich te houden aan de Nederlandse wetgeving, wanneer zij door niet-Nederlandse autoriteiten worden gevraagd gegevens te verstrekken van Nederlandse burgers?
Wanneer een bedrijf een vestiging in Nederland heeft, of wanneer het geen vestiging in Nederland of elders in de EU heeft en wel persoonsgegevens verwerkt waarbij gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde middelen die zich in Nederland bevinden, is dat bedrijf gebonden aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Andere criteria voor het bepalen van het toepasselijk recht ontbreken. Voor de doorgifte van persoonsgegevens uit Nederland naar derde landen bieden de artikelen 76 en 77 van de Wbp diverse rechtsgrondslagen.
Is het juridisch vestigen van buitenlandse bedrijven in Nederland de enige mogelijkheid om hen te verplichten zich te houden aan de Nederlandse wetgeving? Zo nee, welke andere juridische mogelijkheden ziet u?
Zie antwoord vraag 3.