Het ontbreken bij de regering aan een visie op grondstoffen |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «TNO luidt de noodklok. Nederland heeft een duidelijke visie over grondstoffen nodig»?1
Ja.
Klopt het dat er in de nabije toekomst leveringsproblemen zullen ontstaan wat betreft grondstoffen voor agrariërs, chemiebedrijven en de textielsector? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In de grondstoffennotitie (2010/11, 32 852, 1) die op 15 juli 2011 aan uw Kamer is aangeboden, wordt gesteld dat grondstoffenvoorzieningszekerheid de primaire verantwoordelijkheid is van het bedrijfsleven waar mogelijk ondersteund door de overheid. Uw Kamer heeft op 4 juli jongstleden een voortgangsrapportage (2012/13, 32 852, 15) ontvangen. Daarin geef ik aan dat er met het bedrijfsleven overlegd wordt om de vraagarticulatie vanuit het Nederlandse bedrijfsleven scherper te krijgen. In bijvoorbeeld de agro-gerelateerde sectoren is al veel kennis over kritische grondstoffen en zijn daar acties op geformuleerd (onder andere het Initiatief Duurzame Handel).
Biotische grondstoffen zijn hernieuwbare grondstoffen. De komende jaren worden nog geen tekorten aan biotische grondstoffen verwacht.
Door de mondiaal toenemende bevolkingsdruk, in combinatie met de toenemende welvaart in met name landen als India en China neemt op wat langere termijn de vraag naar biotische grondstoffen echter toe voor niet alleen menselijke voeding, maar bijvoorbeeld ook voor diverse technische toepassingen, zoals vezels voor kleding en diervoeders. Het kabinet zet zich daarom in voor climate smart agriculture en duurzame intensivering van de agroproductie. Hiermee wordt vergroting van de opbrengst per hectare bedoeld zonder dat de milieudruk toeneemt en/of de agro-biodiversiteit netto afneemt. Op deze wijze wordt een duurzaam voedselsysteem nagestreefd, dat tegemoet kan komen aan de diverse behoeften van de mondiale samenleving, waaronder voedselzekerheid en levering van grondstoffen. Daarnaast wordt een groeiende afzet verwacht in de westerse landen van biotische grondstoffen als biomassa voor energie of andere producten uit de opkomende «Biobased Economy». Met duurzaamheid als randvoorwaarde werken de chemische industrie en de overheid onder andere via de hoofdlijnennotitie Biobased Economy (2011/12, 32 637, nr. 32) aan een toekomstbestendige voorzieningszekerheid door de transitie van fossiele materialen naar biotische materialen. Het duurzame beheer van de landschappen, gronden en natuur van de gebieden waar de biotische grondstoffen worden geproduceerd, is van groot belang in deze transitie.
Voor de textielsector geldt dat primaire grondstoffen in Nederland maar zeer beperkt worden verwerkt tot eindproducten. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt op dit moment samen met de relevante partners ondermeer aan het verhogen van het percentage ingezamelde textiel, het beïnvloeden van consumentengedrag en waar mogelijk de ondersteuning van initiatieven op het gebied van recycling. Dit alles met als doel de afhankelijkheid van primaire grondstoffen te verlagen door de beweging naar een circulaire economie. Daarnaast heeft de technologische industrie een eerste inventarisatie uitgebracht in april 2012. Vooral rond metalen en mineralen is op dit moment nog onvoldoende duidelijk welke delen van het bedrijfsleven leveringsproblemen ervaren, over welke grondstoffen en termijnen het gaat en wat mogelijke oplossingsrichtingen kunnen zijn. Dit komt onder meer omdat het hier concurrentiegevoelige informatie betreft die bedrijven niet openlijk delen. Naast de ronde tafels heeft de overheid daarom een onderzoek in gang gezet om onder andere te achterhalen waar in de Nederlandse economie kritische metalen en mineralen worden gebruikt, wat de kwetsbaarheden zijn en welke handelingsperspectieven deze kwetsbaarheden kunnen verminderen.
Kunt u aangeven in welke mate Nederlandse bedrijven en sectoren kampen met tekorten aan grondstoffen en/of toeleveringsproblemen hebben van grondstoffen die afkomstig zijn uit conflictgebieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Grondstoffenvoorzieningszekerheid en inkoopbeleid zijn in eerste aanleg de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Voor zover bedrijven/ brancheorganisaties al signalen afgeven over moeilijkheden in de toeleveringsketen, hebben die zelden betrekking op conflictgebieden. Het ingezette onderzoek naar het gebruik van kritische materialen in de Nederlandse economie en de ronde tafels kunnen hier meer inzicht in gaan geven.
Indien het niet mogelijk is om aan te geven op welke termijn Nederlandse bedrijven en sectoren met leveringsproblemen dan wel tekorten kampen wat betreft grondstoffen, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De overheid is samen met het Nederlandse bedrijfsleven bezig om de bewustwording en kennis over de voorzieningszekerheid van grondstoffen verder uit te bouwen. Zo organiseren zij gezamenlijk al een aantal jaren internationale conferenties rond dit thema. Daarnaast is door het Centraal Bureau voor de Statistiek de monitor materiaalstromen ontwikkeld om meer inzicht te krijgen in het gebruik en recycling van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten in de Nederlandse economie. Hierin worden zowel de biotische grondstoffen als de metalen en mineralen gevolgd. Daarnaast zijn er al initiatieven in de kenniswereld zoals het platform Duurzaam Grondstoffenbeheer en het expertisecentrum Grondstoffen van TNO en HCSS die vanuit hun eigen rol het bedrijfsleven ondersteunen met onderzoek en advies. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Op welke manier wordt er door de Nederlandse overheid aandacht besteed aan het zeker stellen van de grondstoffentoevoer, bijvoorbeeld in handelsmissies en het beleid ten aanzien van grondstofrijke conflictgebieden?
De Nederlandse overheid zet zich in eerste instantie in op goede werking van de (internationale) markt. Dit doet zij bijvoorbeeld door een actieve rol te spelen in het multilaterale handelssysteem, waarbij de WTO het belangrijkste houvast is. Dit systeem perkt de ruimte voor landen in om handelsbelemmerende maatregelen te nemen. Nederland ondersteunt ook de activiteiten van de OESO om exportrestricties op 81 metalen en mineralen te inventariseren en daarmee transparant te maken voor overheden en bedrijven. Daarnaast steunen we de Europese Commissie om bij vrijhandelsonderhandelingen in te zetten op het afbouwen van ongerechtvaardigde exportbeperkingen.
Met zowel grondstofrijke landen als grondstoffen consumerende landen worden actief bilaterale relaties en strategische partnerschappen onderhouden. De Speciaal Gezant Natuurlijke Hulpbronnen heeft in dat kader bezoeken gebracht aan ondermeer de VS, India, Indonesië, Maleisië, Mongolië, Singapore, Zuid Afrika, Tanzania, Ethiopië, Mexico en Australië om de banden aan te halen en om de mogelijkheden voor samenwerking te verkennen. China is als grondstoffen producerend en consumerend land één van de belangrijkste spelers. Dialoog is gaande over technische samenwerking om standaarden in de mijnbouwsector te verbeteren. Daarbij wordt samenwerking gezocht met Australië.
Met Bolivia is recent een Memorandum Of Understanding getekend over samenwerking op het terrein van lithium winning en industriële productie van batterijen. Hierbij wordt steeds actief gebruik gemaakt van het beschikbare bedrijfsleveninstrumentarium, zoals Partners for International Business.
Het beleid ten aanzien van grondstofrijke conflictgebieden is in ontwikkeling. De Europese Commissie beraadt zich om de inzet op conflictmineralen uit te breiden. Zij put daarbij inspiratie uit het Nederlandse initiatief voor het opzetten van een conflictvrije tinketen in oostelijk Congo. De Commissie heeft in maart 2013 een Publieke Consultatieronde geopend over een initiatief voor verantwoorde aankoop van mineralen uit conflict- en hoog-risicogebieden. Zij zal op basis van deze consultatie besluiten of, en hoe, zij haar huidige «due diligence» initiatieven kan complementeren.
Het kabinet zet in op een maatwerkaanpak gericht op specifieke problemen en grondstoffen, omdat dit effectief is zeker als bedrijfsleven, overheden en ngo’s goed samenwerken.
Stimuleert de overheid Nederlandse bedrijven minder afhankelijk te worden van grondstoffen afkomstig uit conflictgebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Nee. De overheid stimuleert bedrijven juist om – in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen – inkoop uit (voormalige) conflictgebieden niet per definitie te mijden. Voorbeeld is het Conflict Vrije Tin Initiatief dat de Nederlandse overheid in samenspraak met in eerste instantie Philips en Tata Steel heeft geïnitieerd. Inmiddels hebben vele bedrijven, nationaal en internationaal, zich bij het initiatief aangesloten, waaronder, HewletPackard, Intel, Friesland Campina, Apple, Fair Phone, Motorola Solutions, Nokia, Blackberry, Alpha, IBM, AIM, Traxys en MSC Berhad. Met de Europese Commissie wordt bezien in hoeverre een gelijksoortige keten voor het metaal wolfraam kan worden geïnitieerd.
Deelt u de mening dat er op dit moment geen samenhangend beleid is inzake grondstoffen, maar dat er slechts sprake is van versnipperd beleid? Zo nee, waarom niet?
Nee. De grondstoffennotitie vormt de «kick off» van een integraal Nederlands grondstoffenbeleid. Hierin wordt nauw samengewerkt tussen de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en staan zowel biotische grondstoffen als de metalen en mineralen centraal. De integrale aanpak waarin zowel het economische-, geopolitieke- en milieuperspectief worden gecombineerd, heeft al geleid tot meer samenhang en afstemming tussen beleidsvelden.
Deze integrale aanpak komt ook tot uitdrukking in de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal, die op 22 juni naar de Kamer is gestuurd. Hierin staan 16 concrete actiepunten ter versterking van de relatie economie en ecologie. Met ook daarin aandacht voor het grondstoffenbeleid. De verschillende sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven zijn op verschillende snelheden bezig met dit onderwerp. Hierdoor is maatwerk en gezamenlijk leren een vereiste. In den brede kan worden vastgesteld dat de bewustwording en kennis over grondstoffenvoorzieningszekerheid steeds groter wordt, vooral dankzij de aanjagende rol van de overheid. De ingezette verduidelijkingslag rond de exacte vraag naar grondstoffen uit de industrie, via (o.a.) ronde tafels met het Nederlandse bedrijfsleven, is een nieuwe stap in de verdere ontwikkeling van het Nederlandse grondstoffenbeleid. Het is vooral van belang om concrete acties te blijven oppakken in samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, en daarbij de huidige integrale aanpak te handhaven.
Bent u bereid het nut en de noodzaak te erkennen van een alomvattende grondstoffenstrategie waarbij sprake is van een heldere visie en samenhangend beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wilt u dit gaan vormgeven?
Zie de beantwoording op vraag 7.
Klopt het dat het er voor bedrijven een gebrek is aan betrouwbare informatie inzake grondstoffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wilt u hier verbetering in aan brengen?
Grondstoffenvoorzieningszekerheid is de primaire verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Het is in eerste instantie aan het bedrijfsleven om samen met relevante kennispartners inzicht te krijgen in de voor hun relevante grondstoffen. Hierin worden ze ondersteund door partijen uit de kenniswereld zoals het platform Duurzaam Grondstoffenbeheer en het expertisecentrum Grondstoffen van TNO en HCSS. Ook maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol om sociale en milieu vraagstukken te adresseren. Daarnaast wil de overheid onder andere via onderzoek bijdragen aan kennis over de rol van grondstoffen voor de Nederlandse economie.
De verdere ontwikkeling van de monitor Materiaalstromen in 2014 en het nieuw ingezette onderzoek naar kritische metalen en mineralen in de Nederlandse economie moeten duidelijk maken wat voor vragen relevant zijn, welke informatie nog ontbreekt en welke behoeftes het bedrijfsleven heeft ten aanzien van informatievoorziening en handelingsperspectieven.
Bent u bereid als overheid partner te worden van het expertisecentrum grondstoffen dat is opgericht door TNO en Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS)? Zo nee, ziet u andere mogelijkheden om dit expertisecentrum (financieel) te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het initiatief van TNO en HCSS om een expertisecentrum Grondstoffen op te richten en concreet met het bedrijfsleven aan de slag te gaan is een belangrijke stap. Dit bespoedigt het proces van vraagarticulatie vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. Het initiatief wordt door de overheid verwelkomd, maar aangezien grondstoffenvoorzieningszekerheid primair de verantwoordelijkheid is van het bedrijfsleven en er marktkansen liggen voor kennisinstellingen om kennis toe te passen ligt financiële steun niet in de rede.
Ngo wetgeving in Indonesië |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Indonesië gaat ngo’s stevig inperken» en «Indonesia: Freedom of association under threat»?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat met de nieuwe ngo-wetgeving zonder uitgebreide motivering of tussenkomst van de rechter maatschappelijke organisaties gewaarschuwd, een half jaar stilgelegd of ontbonden kunnen worden? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Het Indonesische nationale parlement heeft op 2 juli 2013 een wet over massaorganisaties aangenomen, die na ondertekening door de president op 22 juli in werking is getreden.
De autoriteiten kunnen een ngo schriftelijk waarschuwen indien zij menen dat de ngo de wet overtreedt. Als een ngo geen gehoor geeft aan drie opeenvolgende schriftelijke waarschuwingen, dan kunnen de autoriteiten besluiten de activiteiten van de ngo gedurende maximaal zes maanden op te schorten. Voor ontbinding van een ngo is de tussenkomst van een rechter vereist.
Kunt u verder bevestigen dat Indonesië door de nieuwe wetgeving ook ngo’s kan verbieden3 die corruptie aan de kaak willen stellen, zoals Indonesian Corruption Watch of Greenpeace? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Corruptie wordt als zodanig niet in de wet genoemd. Wel verbiedt de wet dat ngo’s gedachtengoed en religieuze overtuigingen uitdragen die de eenheidsstaat, welke is gebaseerd op de Pancasila staatsfilosofie, in gevaar brengen.
Is het waar dat vreedzame politieke activiteiten in Papua en op de Molukken door de wetgeving worden ingeperkt? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Activiteiten die de eenheid van de Republiek Indonesië in gevaar brengen zijn verboden. De wet definieert niet precies wat onder dergelijke activiteiten wordt verstaan. Op dit punt kan de wet verschillend worden geïnterpreteerd.
Is het verder waar dat de Duitse Friedrich Ebert Stiftung de afgelopen maanden reeds is beperkt in haar mogelijkheden om samen te werken met civil society groepen en vakbonden in Indonesië? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Internationale ngo’s die in Indonesië een programma en kantoor hebben dienen daartoe met de autoriteiten een Memorandum of Understanding (MoU) overeen te komen. De Friedrich Ebert Stiftung ondervond problemen met de verlenging van het MoU dat in mei 2011 afliep. Eerst in december 2012 werd een nieuwe MoU overeengekomen dat in januari 2013 in werking is getreden. In overeenstemming met het huidige MoU richt de Friedrich Ebert Stiftung zich op samenwerking op het terrein van duurzame ontwikkeling.
Ziet u, mede door de nieuwe wetgeving, (mogelijke) problemen voor de samenwerking van Nederlandse vakbonden en ngo’s met Indonesische organisaties? Zijn er reeds eventuele problemen gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Recent zijn geen problemen gemeld. Wel heeft één ngo zich gemeld bij de Nederlandse ambassade met het verzoek een aanvraag voor opening van een kantoor bij de Indonesische autoriteiten te ondersteunen.
Deelt u de grote zorgen van Amnesty International over de wetgeving en deelt u de conclusie van de mensenrechtenorganisatie dat de wetgeving in strijd is met internationale mensenrechtenverplichtingen van Indonesië? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Of de nieuwe wet de vrijheid van vereniging en vergadering beperkt, zal vooral afhangen van de wijze waarop de Indonesische autoriteiten specifieke bepalingen zullen uitleggen. De Indonesische grondwet erkent uitdrukkelijk het recht op vereniging en vergadering. Indien een belanghebbende van mening is dat bij de toepassing van de wet de grondwet wordt geschonden, dan kan deze het Constitutioneel Hof verzoeken de grondwettelijkheid van de wet te beoordelen.
Bent u bereid om bij uw Indonesische collega’s uw zorgen over de nieuwe wetgeving over te brengen en er op aan te dringen dat de wetgeving geen nadelige gevolgen heeft voor Nederlandse vakbonden en ngo’s die in Indonesië actief zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In bilaterale contacten bespreken Nederland en Indonesië regelmatig het belang van bevordering van het maatschappelijk middenveld voor een democratische samenleving. Een zelfverzekerde overheid en een succesvol bedrijfsleven hebben immers baat bij overleg met een kritisch maatschappelijk middenveld. Een vrije, transparante «enabling environment» voor maatschappelijke organisaties brengt het maatschappelijk middenveld tot bloei en biedt daarmee meer kansen voor goede samenwerking tussen overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Geweld in de provincie Xinjiang in China |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «23 reported killed in violence between police and Uighurs in China»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op 20 augustus in Xinjiang 22 etnische Oeigoeren werden gedood door Chinese veiligheidsdiensten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Over het geweld en het dodenaantal loopt de berichtgeving uiteen. De officiële Chinese persberichten vermelden een omgekomen politieman bij een confrontatie met terroristische groeperingen in Kashgar op 20 augustus. Zij maken geen melding van andere dodelijke slachtoffers.
Is het waar dat China aangeeft dat dit een actie was gericht tegen «terroristen»? Kunt u bevestigen dat de omgekomen Oeigoeren inderdaad terroristen waren?
China geeft inderdaad aan dat dit een actie was gericht tegen «terroristen». Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen.
Deelt u de opvatting van mensenrechtengroepen dat het gevaar dat van islamitische separatisten in Xinjiang zou uitgaan, wordt overdreven om de Oeigoerse gemeenschap te onderdrukken? Indien neen, waarom niet?
China heeft zijn optreden tegen terrorisme sinds de terroristische aanslagen in de VS op 11 september 2001 geïntensiveerd. Het is niet vast te stellen hoe groot de daadwerkelijke dreiging van islamitische separatisten is.
Kunt u bevestigen dat sinds maart dit jaar meer dan honderd Oeigoeren zijn omgekomen en meer dan honderd Oeigoeren zijn opgepakt bij verschillende, gewelddadige incidenten en dat de laatste maanden daarom de meest gewelddadige zijn sinds 2009? Kunt u uw antwoord toelichten?
De berichten over de incidenten en de mate van geweld op verschillende plaatsen in Xinjiang lopen uiteen en zijn moeilijk te verifiëren. Wel is duidelijk dat de situatie zorgelijk en gespannen blijft; er heerst ontevredenheid onder de Oeigoerse bevolking en de interne spanningen zijn groot.
Is het waar dat door de komst van Han Chinezen in de laatste jaren de Oeigoeren niet meer in de meerderheid zijn in Xinjiang en dat de Oeigoerse culturele eigenheid van de provincie minder wordt? Is dit een bewust beleid van de Chinese autoriteiten? Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling?
Volgens verschillende Chinese en Westerse bronnen bestaat 40% van de bevolking in Xinjiang uit Han Chinezen. In het kader van de economische ontsluiting van de armste regio’s in China, investeren de centrale autoriteiten in Peking veel geld in infrastructuur, onderwijs, constructie, e.d. Dit brengt met zich mee dat veel Han Chinezen zich vestigen in Xinjiang. De Chinese regering dient er voor te zorgen dat de lokale Oeigoerse gemeenschap mee kan profiteren van de economische groei. Daarnaast dient de Chinese regering de burger- en politieke rechten alsmede de economische, sociale en culturele rechten van de Oeigoerse bevolking te respecteren.
Bent u bereid om bij uw Chinese collega’s aan te dringen op terughoudendheid met betrekking tot het optreden van de Chinese veiligheidsdiensten in Xinjiang en om te pleiten voor een eerlijk proces voor de opgepakte Oeigoeren? Indien neen, waarom niet?
Nederland maakt zich zorgen over de inperking van vrijheden van Oeigoerse burgers en stelt dat geregeld aan de orde, zowel in bilateraal als in EU verband. De EU heeft mede namens Nederland diverse malen bij de Chinese regering aangedrongen op het respecteren van zowel de burger- en politieke rechten als de economische, sociale en culturele rechten van de Oeigoerse bevolking. Daarnaast heeft de EU bij de Chinese regering aangedrongen op het adresseren van de diepgewortelde oorzaken van onvrede en frustraties van de Oeigoeren in Xinjiang.
Een aanval op Camp Ashraf in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Impartial investigation of Camp Ashraf deaths crucial»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat bij een aanval op Iraanse ballingen in Camp Ashraf in Irak op 1 september ten minste 47 mensen zijn omgekomen? Indien neen, over welke gegevens beschikt u dan?
Uit informatie van de United Nations Assistance Mission to Iraq (UNAMI) blijkt dat de gebeurtenissen in Kamp Ashraf op 1 september jl. hebben geleid tot 52 doden.
Wat is u bekend over de toedracht van het incident?
UNAMI bezocht Kamp Ashraf 24 uur na het incident en heeft vijftien overlevenden als getuigen kunnen horen. Allen spraken over daders in militaire uniformen, die volgens sommigen Arabisch spraken, volgens anderen Perzisch. UNAMI stelde vast dat er nauwelijks materiële schade is en bijna geen kogelhulzen zijn achtergebleven. Dit wijst op een goed georganiseerde en met voorbedachten rade uitgevoerde actie, aldus UNAMI.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat bij eerdere aanvallen op Iraanse ballingen in Irak de Iraakse autoriteiten hebben nagelaten effectieve onderzoeken naar de aanvallen uit te voeren waardoor tot op heden niemand hiervoor verantwoordelijk is gehouden? Indien neen, waarom niet?
De Iraakse autoriteiten hebben na eerdere aanvallen onderzoeken aangekondigd, maar onbekend is of deze uitgevoerd zijn en wat de uitkomsten waren. Zowel Nederland als de Europese Unie hebben het belang hiervan bij de Iraakse autoriteiten onderstreept. Ook op het uitblijven van resultaten zijn de autoriteiten door ons aangesproken.
Bent u bereid de Iraakse autoriteiten op deze nalatigheid aan te spreken? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de VN-missie in Irak een eigen onderzoek naar het incident in Camp Ashraf doet? Wanneer wordt het resultaat hiervan verwacht?
UNAMI heeft geen mandaat voor onderzoek, wel voor waarneming.
Deelt u de opvatting dat door deze aanval en eerdere aanvallen op de Iraanse ballingen in Irak meer inspanning geleverd moet worden voor het vinden van een oplossing voor de hachelijke situatie waarin zij verkeren? Ziet u hier mogelijkheden toe? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet ondersteunt de inspanningen van de VN, zowel van UNAMI als van UNHCR, om de veiligheid in Kamp Hurriya te vergroten en de bewoners door UNHCR te laten interviewen.
Levering van glycol aan Syrië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezegging van 3 juli 2013 om uit te zoeken of het mogelijk is te onderzoeken wat er met de vanuit Nederland aan Syrië geleverde glycol is gebeurd? Zo ja, kunt u de Kamer informeren wanneer het onderzoek is afgerond? Zo neen, waarom is het onderzoek niet mogelijk?
Zoals toegezegd tijdens het AO wapenexport op 3 juli jl. heb ik uitgezocht wat de mogelijkheden zijn om te onderzoeken wat er met het vanuit Nederland aan Syrië geleverde glycol is gebeurd. Die mogelijkheden zijn helaas beperkt.
Syrië is geen partij bij het Chemisch Wapenverdrag, noch valt glycol onder de reikwijdte van dat verdrag, dus is onderzoek door de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) geen mogelijkheid. Vanwege de huidige crisissituatie in Syrië is nader Nederlands onderzoek naar het eindgebruik in Syrië op dit moment niet mogelijk. De Nederlandse ambassade in Damascus is sinds maart 2012 gesloten en de situatie is te onveilig om op dit moment onderzoekers naar het land te sturen. Wanneer de situatie in de toekomst verandert, zal ik opnieuw bekijken of een onderzoek mogelijk en wenselijk is.
Wel heb ik navraag gedaan bij de exporteur van de goederen, bij de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en bij de Douane. Dit heeft niet geleid tot nieuwe informatie dan reeds in eerdere brieven1 over dit onderwerp aan de Tweede Kamer vermeld.
Het staat dus vast dat Nederland in de periode 2003–2010 glycol geleverd heeft aan Syrië. Bij die leveringen was civiel eindgebruik aannemelijk.
Tot 27 mei jl. gold er geen vergunningplicht voor de export van glycol naar Syrië. Het kent vele industriële toepassingen, onder andere als antivries (bijvoorbeeld in auto’s of ten behoeve van aardgastransport) of voor de productie van kunststof. Op 7 juni heeft de Australië Groep tijdens een bijeenkomst in Parijs een Nederlands voorstel aangenomen om de lijst met goederen, waarvan de leden zich hebben verplicht om specifiek ten aanzien van Syrië exportcontrole te regelen, uit te breiden met een aantal chemicaliën, waaronder glycol. De Nederlandse vergunningplicht is vervolgens op Nederlands voorstel overgenomen in de Europese Unie. Op 22 juli is de lijst met chemicaliën en goederen opgenomen in de Europese sanctieverordening Syrië (EU Vo 36/2012). Per 2 september 2013 is de chemicaliënlijst in de nationale regeling daarom komen te vervallen.
Bent u bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden gezien de recente ontwikkelingen in Syrië en de aanstaande informele raad van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken?
Ja.
De homorechten in de Verenigde Republiek Tanzania |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van Human Rights Watch, «Treat Us Like Human Beings», Discrimination against Sex Workers, Sexual and Gender Minorities, and People Who Use Drugs in Tanzania, dat in juni van dit jaar is gepubliceerd?1
Ja
Bent u bekend met eerdere uitspraken van de president van Zanzibar, Ali Mohammed Shein, zoals: «We have strong Islamic and Zanzibari culture that abhors gay and lesbian activities, and to anyone who tells us that development support is linked to accepting this we are saying no... That is an issue not acceptable in this society and we are not going to amend or introduce any laws to grant such rights.» in reactie op de Britse premier Cameron die dreigde ontwikkelingshulp stop te zetten aan Afrikaans landen die Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel (LHBT)- rechten niet erkennen?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat LHBT’s in Tanzania worden gecriminaliseerd, er zeer zware (gevangenis)straffen staan op homoseksualiteit, hen gezondheidszorg wordt onthouden en dat ze worden mishandeld en misbruikt door de autoriteiten?
Het Kabinet deelt uw zorgen over de berichten in het rapport van Human Rights Watch. In Tanzania komen politiegeweld, het onthouden van essentiële diensten, en de willekeurige arrestatie van personen inderdaad voor. Prostituees, drugsgebruikers en LHBT’s zijn hiervoor als minderheden extra kwetsbaar vanwege hun geringe maatschappelijke acceptatie.
Human Rights Watch stelt dat de wetgeving die seksuele contacten tussen personen van gelijk geslacht criminaliseert in de praktijk niet wordt toegepast. Volgens HRW is er ook geen systematische vervolging van LHBT’s. De wet biedt echter wel een basis voor intimidatie door de politie. De Nederlandse ambassade houdt de toepassing van wetgeving op dit terrein nauwlettend in de gaten. Het opkomen voor gelijke rechten voor LHBT’s is een van de centrale prioriteiten in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland zet zich in voor decriminalisering van homoseksualiteit, tegengaan van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en gender identiteit en bevorderen van sociale acceptatie van LHBT’s.
Gaat u de mensenrechtenschendingen van LHBT’s aan de orde stellen in uw gesprek met President Ali Mohamed Shein? Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de Koning, de minister-president en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
In de gesprekken met de minister-president en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is ook gesproken over de bescherming van de mensenrechten op Zanzibar. De minister-president wees op het belang van de rechtsstaat, de werking van het rechtssysteem, gelijke behandeling van eenieder en tijdige en eerlijke rechtspraak. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vroeg aandacht voor de diverse aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waaronder de mensenrechten, betrokkenheid van de lokale bevolking, en de bescherming van het milieu.
Voorts spraken de minister-president en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de langdurige band tussen Nederland en Tanzania en Zanzibar, de ontwikkelingsrelatie, de versterking van de bilaterale economische betrekkingen, de overdracht van Nederlandse kennis en ervaring in de energiesector, de afhandeling van een brand waarbij Nederlandse toeristen waren getroffen en over het proces waarbij Mainland Tanzania en Zanzibar gezamenlijk werken aan een nieuwe grondwet.
Over het gesprek met de Koning worden zoals gebruikelijk geen mededelingen gedaan.
Hoe draagt de Nederlandse ambassade in Dar es Salaam actief bij aan gelijke rechten voor LHBT’s en het ondersteunen van LHBT-organisaties en activisten in nood?
De Nederlandse ambassade in Dar es Salaam onderhoudt, samen met andere EU-partners, contacten met mensenrechtenorganisaties en personen, die zich inzetten voor de rechten van LHBT’s. Het bewerkstelligen van gelijke rechten staat hierbij voorop. Verder wordt aandacht besteed aan de toegang voor LHBT’s tot basisdienstverlening. Dit laatste is de invalshoek die ook Human Rights Watch koos voor het geciteerde onderzoek.
EU-ambassades in Tanzania hebben afspraken over een gezamenlijke inzet ter ondersteuning van Human Rights Defenders en hun werk. Naast actief netwerken en informatie verzamelen en analyseren, worden relevante specifieke zaken en strategische kwesties in contacten met de overheid opgebracht. In individuele gevallen wordt navraag gedaan bij verantwoordelijke autoriteiten en verwezen naar de relevante internationale verplichtingen die Tanzania is aangegaan.
De ambassade verstrekt sinds de beëindiging van de ontwikkelingssamenwerking aan Tanzania geen eigen directe financiering meer aan LHBT-organisaties. Met Nederlandse overheidsfondsen wordt echter wel door onder meer HIVOS samengewerkt met dergelijke organisaties.
Wat gaat u doen om een gemeenschappelijk EU-optreden in Tanzania te bewerkstelligen voor gelijke rechten voor LHBT’s?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het nota overleg op 30 september a.s. over het mensenrechtenbeleid?
Ja
Heeft u kennisgenomen van de mogelijke transfer van sterspeler Gareth Bale, van Tottenham Hotspur naar Real Madrid, voor het astronomische bedrag van 100 miljoen euro?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Real Madrid een belastingschuld heeft en dat de noodlijdende Spaanse bank Bankia nog steeds een van de huisbankiers is van Real Madrid?
Ik doe geen uitspraken over de individuele belastingzaken in Spanje en ook niet over de relatie tussen Bankia en Real Madrid.
Kunt u tevens bevestigen dat Bankia de afgelopen jaren voor miljarden euro’s aan steun heeft ontvangen, waar Nederlandse belastingbetalers via het ESM (European Stability Mechanism) aan hebben meebetaald?
Het ESM is opgericht om de financiële stabiliteit binnen de eurozone te waarborgen. Nederland participeert in het ESM door middel van gestort kapitaal en oproepbaar kapitaal. De Spaanse overheid is een lening aangegaan bij het ESM ten behoeve van Spaanse banken. De Spaanse overheid heeft – via het agentschap van de Spaanse overheid (FROB) – kapitaalinjecties gedaan in de Spaanse banken. In dit kader heeft ook Bankia financiële steun ontvangen.
Het verlenen van steun gaat gepaard met stringente voorwaarden, waaronder het goedkeuren van herstructureringsplannen voor de betreffende banken door de Europese Commissie, waarbij ook getoetst is of aan de geldende staatssteun eisen is voldaan (zie hiervoor ook kamerbrief «Spaanse programma voor bankensteun» d.d. 11 juli 2012 met kenmerk BFB2012–876M). Bankia voldoet aan deze voorwaarden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat Spaanse banken met Nederlands belastinggeld gokken op de transfermarkt van het betaald voetbal?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u zelf voetballen? Zo ja, wat zou uw marktwaarde zijn? Met hoeveel zou de Nederlandse staatsschuld kunnen dalen als we u zouden verkopen aan bijvoorbeeld FC Knudde?
Nee.
De dreigementen van de Russische kustwacht aan het adres van het Greenpeace-schip Arctic Sunrise |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Greenpeace-schip Arctic Sunrise is vertrokken uit de Karische Zee nadat de Russische kustwacht heeft gedreigd zo nodig het vuur te openen op het schip als orders niet opgevolgd zouden worden?
Ja.
Was u eveneens geschokt door deze dreigementen en deelt u de mening dat deze opstelling strijdig is met het recht op vrijheid van protest zoals neergelegd in artikel 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), mede in aanmerking genomen dat Greenpeace International vooraf kenbaar heeft gemaakt in de Karische Zee op vreedzame en legale wijze tegen olie-exploratie te willen protesteren?
Ja.
Deelt u voorts de mening dat de weigering van toegang tot de Karische Zee en het enteren van het schip strijdig zijn met het recht op de vrijheid van scheepvaart zoals neergelegd in artikel 58 lid 1 van het VN Zeerechtverdrag, in aanmerking genomen dat het schip een volwaardige ijsbreker is, dat er momenteel geen zee-ijs in het relevante deel van de Karische Zee aanwezig is en dat de aangevoerde weigeringsgronden verband houden met de bestandheid van het schip tegen ijs?
In artikel 58 van het VN Zeerechtverdrag Lid 1 is inderdaad het beginsel van recht op de vrijheid van scheepvaart in de Exclusieve Economische Zone neergelegd. In lid 3 van hetzelfde artikel is echter ook neergelegd dat bij de uitoefening van dat recht de wetten en regelgeving in acht moeten worden genomen die de kuststaat in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag heeft aangenomen. Op basis van artikel 234 van het VN Zeerechtverdrag betreffende «ice covered areas» heeft Rusland «Rules of navigation on the water area of the Northern Sea Route» vastgelegd. Daarin is onder meer vastgelegd dat voor het varen door de Noordelijke Zeeroute voorafgaande notificatie en toestemming noodzakelijk zijn en dat het schip en de bemanning moeten voldoen aan een aantal (technische) eisen. Deze regels zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat schepen die in dit gebied opereren voldoen aan veiligheids- en milieueisen. Voor de goede orde geldt dat artikel 58, lid 3 jo artikel 234 van het VN Zeerechtverdrag geen vrijbrief inhoudt om de vrijheid van scheepvaart ongelimiteerd te belemmeren.
Rusland heeft geen toestemming verleend aan het Greenpeace schip de Artic Sunrise om de Noordelijke Zeeroute te bevaren, omdat Greenpeace onvolledige informatie zou hebben aangeleverd over de technische vereisten van het schip. De Artic Sunrise beschikt over de op één na hoogste ijsklassering hetgeen ruim voldoende is voor de voorgenomen reis en er zijn geen reden om aan de technische staat van het schip te twijfelen.
Bent u bereid Rusland aan te spreken op het machtsvertoon met bijbehorende dreigementen en in gesprek te gaan met de Russische autoriteiten over het toestaan van vreedzame demonstraties in de Karische Zee? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op 27 augustus jl. is de Russische ambassade ontboden teneinde opheldering te verkrijgen over de door Rusland uitgevoerde inspectie van de Artic Sunrise. Allereerst is geprotesteerd tegen het dreigen met geweld en daarnaast is onderstreept dat Rusland toestemming aan Nederland had moeten vragen voor het uitvoeren van de inspectie, omdat het schip onder Nederlandse vlag vaart. Aangedrongen is op zo spoedig mogelijke toezending van de bevindingen, conform de vereisten van het VN Zeerechtverdrag. Voorts is nadere uitleg gevraagd over de aangevoerde redenen («technische tekortkomingen») om het schip geen vrije doorvaart te verlenen. Benadrukt daarbij is dat speciale maatregelen voor de Noordelijke Zeeroute geen ongebreidelde belemmering van de vrije scheepvaart met zich mee kunnen brengen. Tot slot is navraag gedaan naar een veiligheidszone van 4 zeemijl (circa 7,4 km) die rondom het Russische exploratieschip «Geolog Dmitry Nalivkin» zou zijn gelegd. Gewezen is op het excessieve karakter daarvan, omdat het Greenpeace feitelijk het recht ontneemt op vreedzame wijze te demonstreren, zoals toegestaan op basis van het EVRM en omdat het VN Zeerechtverdrag zones van 500 meter als standaard hanteert.
Deelt u de mening dat olie-exploratie in het Noordpoolgebied een uiterst zorgelijke ontwikkeling is, in aanmerking genomen dat het opruimen van een olielek in gebieden waar (een deel van het jaar) zee-ijs aanwezig is technisch niet of zeer slecht mogelijk is? Zo ja, welke stappen onderneemt u op internationaal niveau om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Hiervoor zij verwezen naar het verslag van het schriftelijk overleg over het Beleidskader Nederland en de Poolgebieden 2011–2015 (Kamerstuknummer 33 400 V nr. 134). Ondermeer is hierin aangegeven dat de Nederlandse regering de zorg deelt dat economische ontwikkeling in het Arctische gebied schade kan toebrengen aan de fragiele Arctische ecosystemen, biodiversiteit en ecosysteemfuncties. Verder zijn verschillende stappen in dit verslag beschreven die op internationaal en bilateraal niveau alsook in EU verband worden gezet, zoals in de Arctische Raad en de Internationale Maritieme Organisatie.
De bouw van een nieuwe nederzetting op de Westelijke Jordaanoever |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In the West Bank, a new settlement is born»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het nieuws dat kolonisten voor het eerst in 20 jaar een nieuwe nederzetting op de Westoever hebben gebouwd? Gaat het inderdaad om een nieuwe nederzetting of geldt Leshem als een nieuwe wijk binnen de reeds gebouwde nederzetting Aley Zahav?
In formele zin is Leshem geen nieuwe nederzetting, omdat de Israëlische autoriteiten Leshem niet als zodanig erkennen. Zij merken Leshem als een (nieuwe) wijk van de bestaande nederzetting Aley Zahav aan. Volgens Israëlische deskundigen vertoont Leshem in de praktijk wel kenmerken van een nieuwe nederzetting. Zo heeft Leshem een eigen toegang, een andere bevolkingssamenstelling dan Aley Zahev en een eigen culturele commissie.
Alle bouwactiviteiten voorbij de Groene Lijn zijn in strijd met het internationaal recht en ziet het kabinet als ondermijnend aan het vredesproces.
Hoe beoordeelt u het feit dat minister van Volkshuisvesting Uri Ariel als eregast aanwezig was bij de inwijdingsceremonie van de nieuwe nederzetting «Leshem»?
Dit lijkt het kabinet niet bevorderlijk voor het Midden Oosten Vredesproces.
Klopt het dat het bouwen van nieuwe nederzettingen op de Westoever, ook in de C-gebieden, niet valt te rijmen met de Oslo-akkoorden?
In artikel V van de overeenkomst tussen Israël en de PLO van 13 september 1993 over «Permanent status negotiations» is vastgelegd dat «It is understood that these negotiations shall cover remaining issues, including: Jerusalem, refugees, settlements, security arrangements, border, relations and cooperation with their neighbors, and other issues of common interest». Artikel XXXI (7) van de overeenkomst tussen Israël en de PLO van 28 september 1995 bepaalt dat «Neither side shall initiate or take any step that will change the status of the West Bank and the Gaza Strip pending the outcome of the permanent status negotiations.»
Deelt u de mening dat deze stap geen constructieve bijdrage levert aan het door Secretary of State Kerry geïnitieerde vredesproces, zeker nu onderhandelingen al stroever lopen door het incident in Qalandiya?
Ja, het kabinet deelt deze mening.
Bent u bereid de Israëlische regering op te roepen tot ontmanteling van deze nieuwe nederzetting – een overigens niet ongebruikelijke praktijk buiten de grote «settlement blocs» met in het achterhoofd de Oslo-akkoorden en het vredesproces?
Het Nederlands standpunt ten aanzien van bouw in en van nederzettingen is bekend bij de Israëlische autoriteiten. Israël wordt hier regelmatig op aangesproken in de bestaande contacten.
De vergoedingen die de Trojka in rekening brengt bij steunprogramma’s |
|
Arnold Merkies (SP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Is het waar dat de Trojka sinds 2010 voor 224 miljoen euro aan vergoedingen heeft ontvangen in het kader van het steunprogramma voor Ierland?1
Nee. De Trojka bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de ECB en het IMF. De genoemde kosten hebben betrekking op de overeengekomen vergoedingen, die Ierland in de periode 2010–2012 heeft betaald aan het EFSF en het IMF voor de door deze instellingen verstrekte leningen, bovenop de rente over deze leningen.
Zijn dit hoofdzakelijk «service and administration fees»?
In de leningovereenkomst van het EFSF met Ierland zijn drie vergoedingen opgenomen (naast de verschuldigde rente) t.w. een «commitment fee», een «service fee» en een «guarantee commission fee» (zie de master financial facility agreement http://www.efsf.europa.eu/attachments/efsf_ireland_ffa.pdf).
De lening van het IMF aan Ierland onder de Extended Fund Facility (EFF) kent een onderscheid tussen een service charge en een commitment fee. De service charge is de vergoeding van kosten gemaakt door het IMF indien een land een beroep op middelen doet. De commitment fee dient als vergoeding voor administratieve kosten indien een land niet trekt. Een land betaalt deze fee voorafgaande aan de trekking en krijgt het bedrag terug indien het een beroep doet op middelen van het IMF. De hoogte van de fee wordt mede bepaald door de omvang van het trekkingsrecht (zie voor toelichting op de EFF-faciliteit http://www.imf.org/external/np/exr/facts/pdf/eff.pdf).
Het aandeel van beide instellingen in het totaal van de vergoedingen is afhankelijk van de omvang van de verstrekte lening en de hoogte van bovengenoemde vergoedingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kosten die door de verschillende instanties in rekening worden gebracht aan de programmalanden Ierland, Portugal en Griekenland.
Base rate
Commitment fee
Service fee/charge
Guarantee commission fee
EFSF/ESM
Cost of funding
variabel
50 basispunten (bp) upfront, 0,5 bp per jaar
10 bp per jaar
EFSM
Back-to-back
nvt
nvt
nvt
IMF
SDR-rente
variabel1
50 basispunten
nvt
De commitment fee wordt terugbetaald als er een beroep wordt gedaan op de IMF middelen, zoals op de programmalanden van toepassing is.
Welke instanties brengen deze in rekening, en welk aandeel is voor welke instantie bestemd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarop is de hoogte van deze «service and administration fees» gebaseerd?
De hoogte van de verschillende vergoedingen is vastgelegd in het prijsbeleid van het EFSF en het IMF. In het «framework agreement» van het EFSF is bepaald dat in het prijsbeleid rekening gehouden wordt met een vergoeding voor de lidstaten die garanties verstrekken aan het EFSF: hier is de guarantee commission fee voor bedoeld. De service fee is bedoeld om de operationele kosten van het EFSF te dekken. De commitment fee wordt door het EFSF aan de programmalanden in rekening gebracht om de zogenoemde negative carry te dekken: dit zijn de kosten die ontstaan doordat EFSF eerst de middelen op de markt aantrekt en pas later uitkeert aan de programmalanden.
De service charge van het IMF bedraagt altijd 50 basispunten van het uitstaande bedrag als vergoeding van kosten gemaakt door het IMF indien een land een beroep op middelen doet. De commitment fee van het IMF is afhankelijk van de grootte van het programma: 15 basispunten voor programma’s tot 200% quota; 30 basispunten voor programma’s tussen 200%-1000% quota en 60 basispunten voor programma’s boven 1000% quota.
Betreft het hier (ook) betalingen aan het ESM (European Stability Mechanism)? Zo ja, heeft er ooit een evaluatie plaatsgevonden van de «service fees», zoals aangekondigd in de «pricing guidelines» van het ESM?
Nee. Het Ierse macro-economisch aanpassingsprogramma wordt gefinancierd via leningen vanuit het EFSF, het EFSM en het IMF alsmede bilaterale leningen van het VK, Denemarken en Zweden; er is geen sprake van leningen vanuit het ESM. Sinds de oprichting van het EFSF in juni 2010 is het prijsbeleid meermaals herzien. Bij het opstellen van het prijsbeleid van het ESM is rekening gehouden met de ervaringen van het prijsbeleid van het EFSF. De richtsnoeren voor de beprijzing van ESM-instrumenten heb ik eerder aan de Kamer toegezonden (zie TK 2012–2013 21 501-07 nr. 954).
Kunnen programmalanden rekenen op een terugbetaling van de in rekening gebrachte administratie- en servicekosten, indien deze achteraf lager blijken uit te vallen? Zo neen, waarom niet?
Nee, dit is niet voorzien in de EFSF Framework Agreement. De prijsstelling van de leningen is een integraal onderdeel van de aan de lening verbonden voorwaarden. Aanpassing van deze voorwaarden vereist een unaniem besluit van de lidstaten die garant staan voor het EFSF. Ook voor het IMF geldt dat de vergoedingen zijn vastgesteld en voor alle programmalanden op dezelfde manier zijn opgebouwd. Daarbij zij aangetekend dat, zoals ook hierboven gemeld, de commitment fee wordt terugbetaald als er een beroep wordt gedaan op de IMF-middelen.
Wat is het totaal aan betaalde vergoedingen per programmaland?
Op basis van informatie verkregen van het EFSF en het IMF bedraagt het totaal aan betaalde vergoedingen aan EFSF en IMF in de periode 2010- 2012 (in mln euro):
Ierland
164
Portugal
208
Griekenland
675
De door Ierland betaalde vergoedingen aan het EFSF en IMF zijn lager dan de 224 mln euro genoemd in vraag 1, die gebaseerd is op cijfers uit jaarverslagen van het Ierse agentschap voor schuldmanagement. Naast mogelijke verschillen in accounting-standaarden, kan dit te maken hebben met vergoedingen die Ierland heeft betaald over het gedeelte van het programma dat met bilaterale leningen van VK, Denemarken en Zweden is gefinancierd. Spanje heeft in 2012 gebruik gemaakt van de ESM-faciliteit voor herkapitalisatie van financiële instellingen. Aangezien het geen macro-economisch aanpassings-programma betreft, wordt Spanje niet aangeduid als programmaland. Spanje heeft aan het ESM in 2012 197 mln euro aan contractueel overeengekomen vergoedingen betaald.
Wat is de huidige rente die de verschillende programmalanden op dit moment betalen, uitgesplitst naar de verschillende bestandsdelen?
De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen is bij EFSF, EFSM en ESM afhankelijk van de rente waarvoor deze op de geld- en kapitaalmarkt lenen (zgn. cost of funding). Zoals beschreven staat in de «pricing policy» van het ESM is geen sprake van directe doorgifte door EFSF/ESM van uitgegeven leningen aan specifieke programmalanden. Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die EFSF/ ESM betaalt voor uitgiftes met verschillende looptijden; voor kortlopende leningen (looptijd 3–6 maanden) bedraagt de huidige rente circa 0% en voor tienjaars-leningen betaalt het ESM/EFSF circa 2% rente. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM/EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. (Informatie over recente uitgiftes van EFSF/ESM-schuldpapier is te vinden op de website van het EFSF en het ESM).
De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent.
De rente voor IMF-leningen bestaat uit verschillende onderdelen. De basisrente wordt wekelijks bepaald door de SDR-rente: deze bedraagt momenteel 1,06%. Daarnaast geldt een opslag van 200 basispunten voor het gedeelte van de lening dat boven 300% van het quotum van het land uitkomt (dat op dit moment geldt voor alle programmalanden). Hiermee komt de rente uit op 3,06% voor het bedrag dat boven de 300% van het quotum komt. Bovendien betaalt een land 100 basispunten extra als de lening langer dan drie jaar boven 300% van het quotum van een land uitkomt om te ontmoedigen dat er langdurig van de faciliteiten gebruik wordt gemaakt. Dat is op dit moment alleen van toepassing op Griekenland. De rente die Griekenland betaalt bedraagt momenteel daarom 4,06%. Voor de overige bedragen wordt de basisrente berekend.
Een negatief Nederlands bouwadvies |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ophef Israël over negatief Nederlands bouwadvies»?1
Ja.
Kloppen de berichten dat Nederland het bedrijf Royal Haskoning heeft geadviseerd om te stoppen met de bouw van een waterzuiveringsinstallatie in Jeruzalem? Zo ja, wat is hiervoor de juridische grondslag? Betreft het hier een juridisch afdwingbaar advies? Welke consequenties heeft dit advies voor Nederlandse rechtspersonen, in het bijzonder wanneer er geen gevolg aan een dergelijk advies wordt gegeven?
Het Kabinetg heeft Royal HaskoningDHV niet geadviseerd om te stoppen mee te werken aan openbare voorzieningen in Oost-Jeruzalem, maar heeft het bedrijf geïnformeerd over de bezetting van het gebied door Israël en de rechten en verplichtingen van de bezettende mogendheid. Het Kabinet acht Israëlische nederzettingen onrechtmatig en een obstakel voor de vrede en ontmoedigt daarom Nederlandse bedrijven investeringen te doen of andere activiteiten te ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen. Dit betreft staand beleid. Het is Nederlandse bedrijven echter niet verboden om deze economische relaties aan te gaan. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de bedrijven zelf.
Is het waar dat de bouw van het systeem al jaren in nauw overleg met de Palestijnse Autoriteit is gepland? Zo ja, deelt u de mening dat dit advies juist samenwerking tussen Israëli's en Palestijnen ontmoedigt?
De PA/Palestijnse Water Autoriteit is volgens eigen zeggen niet betrokken bij het project en heeft in een vroeg stadium herhaaldelijk aangegeven bezwaren te hebben.
Bent u ervan op de hoogte dat met de bouw van de waterzuiveringsinstallatie wordt beoogd ca. 200.000 burgers, voornamelijk Palestijnen, te voorzien van schoon drinkwater? Bent u van mening dat deze burgers geen recht hebben op schoon drinkwater?
De installatie zou rioolwater in Oost-Jeruzalem zuiveren. Dit staat echter niet gelijk aan het prepareren van afvalwater voor consumptie. Het project heeft dan ook geen impact op de beschikbare hoeveelheid drinkwater.
Op welke wijze denkt de Nederlandse regering met deze handelwijze bij te dragen aan een duurzaam vredesproces?
Nederland heeft zich als prioriteit gesteld om bij te dragen aan het bereiken van een vredesakkoord tussen partijen. Het Kabinet is van mening dat de uitbreiding van nederzettingenactiviteiten hierbij een obstakel vormen.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle samenwerkingsprojecten die Nederland (financieel) ondersteunt? Heeft dit advies ook betrekking op andere projecten, bijvoorbeeld voor de scanapparatuur voor grensovergangen waarvoor Nederland in 2012 heeft betaald?
De relatie die hier wordt gelegd met de Nederlandse steun aan ontwikkelingsprojecten in de Palestijnse Gebieden gaat niet op aangezien deze projecten niet in of ten behoeve van nederzettingen worden uitgevoerd.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wilt u de Kamer met spoed informeren over deze zaak?
Ja.
Het bericht 'Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan»?1 Zo ja, wat is uw reactie op het artikel?
Het aangehaalde artikel suggereert dat de Roemeense overheid actief beleid voert om bepaalde mensen naar de rijkere delen van de Europese Unie te sturen. Dergelijke signalen heb ik niet ontvangen.
In het artikel wordt ook gesproken over uitzendbureaus die met schijncontracten mensen uit Roemenië en Bulgarije naar West-Europa halen en voor laag loon laten werken. Het is onwenselijk dat door de komst van migranten de Nederlandse arbeidsvoorwaarden onder neerwaartse druk komen te staan. Dat leidt onder andere tot oneerlijke concurrentie voor bonafide werkgevers en opent de deur voor arbeidsuitbuiting. In navolging van het project EU-arbeidsmigratie (2010) is in 2012 gestart met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus. Tevens heeft het kabinet in april van dit jaar het actieplan schijnconstructies aangekondigd2 met tal van maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Zoals ik eerder heb aangegeven hecht ik een groot belang aan internationale samenwerking. En marge van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 20 juni jl. in Luxemburg heb ik afspraken bekrachtigd met mijn Roemeense en Bulgaarse ambtsgenoten. Deze afspraken gaan behalve over gegevensuitwisseling ook over voorlichting over rechten en plichten van werknemers in Nederland om zo bij te dragen aan het voorkomen dat mensen in zee gaan met malafide werkgevers. De onderhandelingen met Polen over vergelijkbare afspraken, boven op de bestaande bilaterale samenwerking met Polen, hoop ik dit najaar af te ronden. Mijn Roemeense en Bulgaarse collega’s hebben daarnaast ook deelgenomen aan de bestuurlijke top op 9 september jl. Bij die gelegenheid hebben we gezamenlijk geconstateerd dat het vrij verkeer van werknemers in de EU ook schaduwkanten heeft en dat bilaterale samenwerking in het licht van de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen (met ingang van 1 januari 2014) van belang is. We hebben afgesproken dat we ons gaan inspannen om excessen, zoals onderbetaling, uitbuiting en schijnconstructies, tegen te gaan. De eerder overeengekomen bilaterale samenwerkingsafspraken gaan we nu uitwerken in concrete acties.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van inspecteurs van de Rapid Intervention Police Service in Boekarest dat «kanslozen» met bijvoorbeeld een strafblad hun heil vooral elders moeten zoeken» en dat «draaideurcriminelen niet zullen worden tegengehouden als ze naar rijke delen van de Europese Unie willen»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrije verkeer van personen een groot goed is, maar niet bedoeld is voor het herplaatsen van criminelen, dat de uitlatingen van de inspecteurs ongepast zijn en dat de Roemeense autoriteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak van hun criminelen?
Dat Nederland met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden staat buiten kijf. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. Het is daarom van groot belang de hierboven beschreven initiatieven ten aanzien van EU-arbeidsmigratie voort te zetten.
Uiteraard betekent het recht op vrij verkeer van personen niet dat de lidstaten van herkomst niet langer zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun eigen onderdanen. Maar zoals eerder aangegeven, ik heb geen aanwijzingen dat de Roemeense overheid dit anders ziet.
Bent u bereid om contact te leggen met uw Roemeense collega om de uitlatingen van de inspecteurs aan de kaak te stellen en het aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie te stoppen?
Ik kan mijn Roemeense collega alleen ergens op aan spreken als ik daarvan duidelijke signalen heb. Dat is hier niet het geval. Overigens heb ik tijdens de Top EU-arbeidsmigratie van mijn Roemeense collega de indruk gekregen dat zij zich wil inzetten om te voorkomen dat Roemenen naar andere landen migreren, vanwege groeiende schaarste aan werknemers in eigen land.
Heeft u signalen dat andere EU-landen ook gebruik maken van dit aanmoedigingsbeleid om «kanslozen» hun heil te laten zoeken in rijkere EU-landen? Zo ja, bent u bereid om ook met uw collega's van deze landen contact te leggen en dit aanmoedigingsbeleid te stoppen?
Net zo min als ik signalen heb over een aanmoedigingsbeleid van de Roemeense overheid heb ik signalen dat andere lidstaten een aanmoedigingsbeleid voeren. Het is derhalve niet opportuun om specifiek dit onderwerp bij de Roemeense overheid, bij andere EU-lidstaten, dan wel in Europees verband aan de orde te stellen.
Uiteraard zijn de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van werknemers onderwerp van gesprek in Europa. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl, blijft het kabinet zich inspannen om in Europees verband aandacht te vragen voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers. In de brief is ook aangekondigd dat het kabinet zich wil richten op het voorlichten van EU-burgers in de landen van herkomst over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het werven van hoogopgeleide arbeidsmigranten en het ontmoedigen van arbeidsmigranten voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
Meerdere landen binnen de EU kunnen geconfronteerd worden met dit aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie; bent u bereid dit op Europees niveau onder de aandacht te brengen om gezamenlijk dit beleid een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen in uw gesprekken en de reactie van uw Roemeense collega?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om Roemeense veroordeelde criminelen te weren dan wel uit te zetten naar Roemenië?
Een in Nederland tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde Roemeen kan op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) worden overgebracht naar Roemenië om daar zijn straf uit te zitten.
Wanneer Roemenië het Kaderbesluit3 implementeert, zal de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) waar mogelijk worden toegepast. Op dat moment wordt het mogelijk dat in Nederland veroordeelde Roemenen hun straf in Roemenië uitzitten, zonder dat hun instemming nodig is.4
Daarnaast komen strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus sinds 2011 niet meer in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee-derde van de straf. In plaats daarvan bestaat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf tussentijds te beëindigen indien de vreemdeling kan worden uitgezet. Dat betekent dat als de illegaal niet meewerkt aan de uitzetting, hij de volledige straf moet uitzitten. Als hij wel Nederland verlaat, dan kan de straf worden bekort. Hierdoor wordt voor de strafrechtelijk veroordeelde vreemdeling gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf een prikkel tot vertrek gecreëerd. Keert de vreemdeling terug naar Nederland en heeft hij geen verblijfstitel, dan «herleeft» het strafrestant en wordt door het OM een tenuitvoerlegging gevorderd.
Het verblijfsrecht van een EU-burger en zijn familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kan worden ontzegd of beëindigd. De vreemdeling kan ook ongewenst verklaard worden om redenen van openbare orde of openbare veiligheid.5 Ook kunnen sinds 2011 zogenaamde «veelplegers» ongewenst worden verklaard en worden uitgezet. Hierover bent u onlangs geïnformeerd in mijn brief over EU-arbeidsmigratie.
De persvrijheid in het Verenigd Koninkrijk |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «David Miranda, schedule 7 and the danger that all reporters now face»?1
Ja.
Klopt het dat er verscheidene malen contact is gezocht vanuit Britse regeringskringen richting The Guardian zoals in het artikel wordt beschreven? Klopt het dat meermalen dreigend is verzocht over bepaalde documenten niet te publiceren? Klopt het dat er uiteindelijk is verordonneerd om computers te vernietigen in een poging documenten te laten verdwijnen? Klopt het dat een partner van een journalist 7 uur is vastgehouden op een Brits vliegveld en dat spullen zijn afgenomen op verdenking van terrorisme?
Ja, uit statement van Vice MP Clegg blijkt dat een hoge Britse functionaris contact heeft gehad met The Guardian en dat The Guardian vervolgens informatie heeft vernietigd. Een partner van een journalist van The Guardian is inderdaad ondervraagd op een Brits vliegveld.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de regering van ons buurland in het kader van de persvrijheid?
De democratische controlemechanismen functioneren in het Britse systeem. De handelwijze van de Britse politie en het gebruik van de anti-terrorismewetgeving zullen onderzocht worden door de Independent Reviewer of Terrorism Legislation. Ook het parlement heeft een onderzoek aangekondigd. Zij zullen een oordeel vellen over de rechtmatigheid van het politieoptreden.
Bent u van mening dat de Britse regering het recht op persvrijheid van de journalisten heeft geschonden? Zo ja, bent u bereid de regering van ons buurland hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
LHBT gezinnen in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «We vluchten omdat Rusland ons «verdorven» vindt»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe tot op heden uitleg en uitvoering wordt gegeven aan het verbod op homoseksuele propaganda? Heeft u zicht op het aantal boetes en veroordelingen op grond van deze wet?
Voor zover bekend zijn er vooralsnog geen boetes opgelegd of veroordelingen uitgesproken nadat op 30 juni jl. op nationaal niveau de wetgeving van kracht is geworden betreffende een verbod op de «propaganda onder minderjarigen voor niet-traditionele seksuele relaties». Zoals ook genoemd in het door u aangehaalde krantenartikel was er op lokaal niveau (in enkele steden waaronder Sint Petersburg) al langer soortgelijke wetgeving van kracht. Voor zover bekend heeft in de afgelopen jaren één persoon een boete gekregen op basis van genoemde lokale wetgeving.
Kunnen op grond van de anti-homopropagandawet kinderen worden weggehaald bij LHBT (lesbisch, homo, biseksueel, transgender)-gezinnen?
In de wet worden als strafbepalingen voor Russische staatsburgers enkel boetes genoemd. Russische organisaties kunnen, behalve een boete, ook worden veroordeeld tot opschorting van hun activiteiten voor een periode van 90 dagen.
Klopt het dat het hoofd van de parlementaire commissie inzake het gezin gaat werken aan een procedure om kinderen weg te halen uit gezinnen met partners van gelijk geslacht? Wat is uw reactie hierop?
Het hoofd van de Parlementaire Commissie voor Gezin, Vrouwen en Kinderen, mevrouw Elena Mizulina, heeft op 13 juni jl. in een persconferentie met Russische media gezegd dat het mogelijk zou moeten zijn om adoptiekinderen weg te laten halen uit een gezin met partners van gelijk geslacht. Het kabinet is vanzelfsprekend bezorgd over deze opmerking en zal de ontwikkelingen ter zake volgen.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van LHBT-gezinnen in Rusland en LHBT-gezinnen die naar Rusland reizen?
Zoals aangegeven in antwoord op uw Kamervragen van 27 juni nl. maakt het kabinet zich zorgen over de signaalwerking van de LHBT-wetgeving, omdat deze de bestaande stigmatisering en discriminatie van LHBT-personen, inclusief LHBT-gezinnen, vergroot en tevens personen (of organisaties) in Rusland kan sterken in hun homofobe sentimenten. Dit kan ook een negatief effect hebben op de veiligheid van LHBT-gezinnen in Rusland en LHBT-gezinnen die naar Rusland reizen, vooral als zij in het openbaar opkomen voor hun rechten en/of blijk geven van hun seksuele voorkeur.
Hoe gaat u zich inzetten voor de naleving van het recht op gezinsleven voor LHBT-gezinnen?
Het is staand beleid dat Nederland autoriteiten van andere landen aanspreekt met betrekking tot LHBT-kwesties en waar mogelijk publieke evenementen actief steunt. De mensenrechtensituatie in Rusland wordt, juist in dit Nederland-Ruslandjaar, voortdurend aan de orde gesteld. Zorgen over het recht op gezinsleven voor LHBT-gezinnen worden daarin meegenomen.
De voortgaande buitenlandse islamitische inmenging in Nederland |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nieuw centrum promoot islam in Rotterdam»?1
Ja.
Kunt u precies aangeven hoeveel euro de islamitische stichting SSCCN ontvangt, van wie, uit welk land en onder welke voorwaarden?
De rijksoverheid houdt geen lijst bij van financiering van maatschappelijke en religieuze organisaties. Volgens het bestuur van SSCCN in Rotterdam heeft deze stichting een geldbedrag van 380.000 Amerikaanse Dollar ontvangen van de Islamic Development Bank die gevestigd is in Djedda, Saoedi-Arabië. Het betreft een eenmalig bedrag en er zijn volgens het bestuur geen voorwaarden aan deze sponsoring gesteld.
Ziet u het gevaar van buitenlandse islamitische inmenging in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Ik vind het onacceptabel wanneer nieuwe of gevestigde Nederlanders onder druk worden gezet door buitenlandse overheden of organisaties en daarmee in hun vrijheden worden beknot. Voor buitenlandse mogendheden is het mogelijk om op basis van vrijwilligheid contact te onderhouden met Nederlandse ingezetenen, zolang dit de integratie in de Nederlandse samenleving niet belemmert. Ook is het toegestaan om gebruik te maken van buitenlandse financiering om gebedshuizen te stichten. Echter, wanneer kernwaarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat in het geding zijn, heeft de overheid een verantwoordelijkheid om in te grijpen ter bescherming van deze kernwaarden. De Kamer is eerder geïnformeerd over de risico’s van buitenlandse financiering (TK 2008–2009, 29 754, nr. 145).
Deelt u de visie dat aparte islamitische stichtingen slecht zijn voor de integratie? Zo neen, denkt u werkelijk dat landen als Koeweit en Saoedi-Arabië de integratie in Nederland zullen bevorderen?
Nee, deze visie deel ik niet. De Kamer is eerder geïnformeerd over de risico’s van buitenlandse financiering (TK 2008–2009, 29 754, nr. 145). In deze brief staat dat financiering, zowel binnenlands als buitenlands, altijd met invloed gepaard kan gaan. De gevolgen hiervan voor de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving zijn niet altijd eenduidig vast te stellen.
Welke maatregelen bent u bereid te treffen om buitenlandse financiering van moskeeën en andere islamitische organisaties tegen te gaan?
Vanwege het beginsel van scheiding van kerk en staat, alsmede de vrijheid van godsdienst, is overheidsinmenging in geloofgenootschappen niet altijd mogelijk. De overheid kan in beginsel geen maatregelen nemen ten aanzien van de samenstelling van een moskeebestuur en de financiering van een moskee, ook niet als deze (gedeeltelijk) vanuit het buitenland plaatsvindt. Ik vind het wel belangrijk dat in dit geval moskeeën transparant zijn over giften die zij ontvangen. Ik roep de moskeebesturen die geld ontvangen vanuit het buitenland dan ook op om maximale openheid te betrachten in de financiële relaties met het buitenland. Daarnaast, conform mijn toezegging aan uw Kamer d.d. 12 september 2013 zal ik bezien welke aanvullende instrumenten vanuit de overheid mogelijk zijn om onwenselijke buitenlandse financiering van gebedshuizen te ontmoedigen.
De miljoenen voor narcostaat Bolivia |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland spekt kas «narcostaat»»?1
Ja.
Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er, naast de 15 miljoen bilaterale hulp, precies via subsidieslurpers als Oxfam Novib, ICCO, Cordaid, Hivos en NCDO naar de narcostaat Bolivia?
Van de genoemde organisaties worden programma’s gefinancierd die bijdragen aan duurzame armoedebestrijding in onder meer Bolvia. Deze organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling van de overheidsmiddelen naar landen en rapporteren per ontwikkelingsdoelstelling, en dus niet per land.
Waarom geeft u überhaupt ook maar één cent aan het socialistische en door en door corrupte Bolivia?
Bolivia was tot 2011 een partnerland voor ontwikkelingssamenwerking. Sindsdien wordt de hulprelatie uitgefaseerd; deze zal eind 2014 zijn beëindigd. De toekomstige relatie zal zich richten op economische en handelsbetrekkingen.
Bolivia voldoet aan de criteria van het ontwikkelingscomité van de OESO om in aanmerking te komen voor ontwikkelingssamenwerking. De Nederlandse inzet was en is om bij te dragen aan de sociaaleconomische en politieke ontwikkeling van het land en zijn inwoners. Hiermee draagt Nederland bij aan meer stabiliteit en ontwikkeling in de wereld en dus ook in Nederland.
In hoeverre deelt u de visie dat Nederland zit te wachten op lastenverlichting in eigen land in plaats van belastinggeld te verspillen aan dit soort linkse hobby's?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid alle ontwikkelingshulp – direct en indirect – zo spoedig mogelijk stop te zetten? Zo neen, waarom niet?
Neen. De redenen kunt u nalezen in mijn nota «Wat de wereld verdient: Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen».
Het bericht 'Asscher's hypocriete waarschuwing tegen EU-arbeidsmigranten' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asscher waarschuwt EU over arbeidsmigratie»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Polen, Roemenen en Bulgaren nu al meer dan 2x vaker verdachte zijn van criminaliteit en oververtegenwoordigd zijn in de bijstand?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert cijfers over onder meer het relatieve aantal aangehouden verdachten en het relatieve aantal uitkeringsgerechtigden, onderverdeeld naar het land van herkomst.
De criminaliteitscijfers betreffen het aantal aangehouden verdachte personen per 10.000 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) voorkomende inwoners van dezelfde bevolkingsgroep. Uit de voorlopige gegevens van het CBS over 2012 blijkt een relatieve oververtegenwoordiging van het aantal in Nederland aangehouden verdachten met Polen, Roemenië of Bulgarije als land van herkomst ten opzichte van het gemiddelde, maar geen verdubbeling.2 Dit gegeven dient echter om meerdere redenen te worden genuanceerd. De CBS-cijfers betreffen alle categorieën misdrijven tezamen; op basis daarvan zijn moeilijk conclusies te trekken. Verder staan veel EU-migranten niet in het GBA geregistreerd, terwijl het CBS het aantal verdachten refereert aan het aantal GBA-geregistreerden in een groep. Bovendien zijn deze arbeidsmigranten veelal jonge mannen en het is algemeen bekend dat vooral jonge mannen strafbare feiten plegen Een aanpak die specifiek is gericht op (vermogens-)criminaliteit gepleegd door personen uit Midden- en Oost- Europa is beschreven in de brief aan uw Kamer van 26 maart 2012 over mobiele bendes uit deze regio.3
Zoals ik u in mijn brief van 7 maart jl. meldde, was de stijging van het uitkeringsgebruik in lijn met de toename van het totaal aantal migranten.4 Dit belet het kabinet echter niet zich te blijven inspannen om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkómen. Daartoe zal ik (zie mijn brief van 10 juli jl.5) per 1 oktober a.s. in Rotterdam een pilot starten om te voorkómen dat bijstand wordt uitbetaald in die situaties waarin achteraf zou blijken dat het verblijfsrecht eindigt als gevolg van het uitbetalen van de bijstand. Deze pilot heeft tot doel om een landelijk uitrolbare werkwijze te ontwikkelen, waarbij de IND, in het geval er redelijke twijfel is of het beroep op de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfrecht, toetst of het verblijfsrecht dient te worden beëindigd. Het wetsvoorstel dat dit moet regelen is thans in voorbereiding.
In hoeverre deelt u de visie dat de aanstaande immigratiegolf uit Roemenië en Bulgarije moet worden tegengehouden; helemaal gezien de massawerkloosheid die dit kabinet heeft veroorzaakt?
Vrij verkeer van werknemers is een verworvenheid van de Europese Unie en draagt bij aan een positieve economische ontwikkeling van zowel Europa als van Nederland. Dit laat onverlet dat wij onze ogen niet sluiten wanneer ten gevolge van een toename van het aantal arbeidsmigranten maatschappelijk onwenselijke situaties ontstaan. Daarom zet het kabinet met kracht het ingezette beleid voort in het kader van het project EU-arbeidsmigratie. Dit betreft maatregelen zoals de aanpak van malafide uitzendbureaus en van schijnconstructies, het bevorderen van het leren van de Nederlandse taal en het faciliteren van goede huisvesting.
Het kabinet anticipeert tevens op het wegvallen van de verplichting van een tewerkstellingsvergunning vanaf 1 januari 2014 voor Roemenen en Bulgaren en organiseert daarom samen met gemeenten (met Den Haag, Rotterdam, Westland als voortrekkers) op 9 september een bestuurlijke top om deze openstelling in goede banen te leiden. Tijdens deze top zal ik behalve met gemeenten tevens spreken met werkgevers- en werknemersorganisaties, migrantenorganisaties en met de Roemeense minister van Arbeid, Familie, Sociale Bescherming en Ouderen. Naast de focus op de uitvoering en handhaving van al eerdere genomen maatregelen, worden tijdens deze top ook nieuwe aanvullende maatregelen besproken.
Ziet u inmiddels in dat de beslissing om de tewerkstellingsvergunning voor Polen af te schaffen een meer dan domme beslissing is geweest die, zoals de PVV-fractie destijds al aangaf, velen in Nederland in de ellende heeft gestort? Zo neen, waarom niet?
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie en sinds 2007 is er sprake van vrij verkeer van werknemers tussen Polen en Nederland. Het aantal Polen dat naar Nederland is gekomen is sinds die tijd sterk gestegen. Die toenemende stijging van het aantal migranten en de daarbij behorende knelpunten waren aanleiding om het eerder genoemde project EU-arbeidsmigratie te starten. Sindsdien is er veel gebeurd om de toestroom van EU-migranten in goede banen te leiden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de grenzen ook na 1 januari 2014 voor Roemeense en Bulgaarse arbeiders gesloten te houden, en de tewerkstellingsvergunning voor Polen opnieuw in te voeren, of huilt u slechts krokodillentranen?
Op basis van de Toetredingsakkoorden kan een lidstaat van de Europese Unie (onder voorwaarden) beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers met nieuwe lidstaten. Nederland heeft deze mogelijkheid volledig benut. Uiterlijk per 1 januari 2014 geldt op grond van de toetredingsverdragen vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië. Na deze datum kunnen geen beperkingen meer worden gesteld aan het werknemersverkeer.
Het besluit van Artsen zonder Grenzen om Somalië te verlaten |
|
Marit Maij (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Artsen zonder Grenzen (AzG) Somalië heeft verlaten, omdat zij zegt de veiligheid van de medewerkers niet langer te kunnen garanderen?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze beslissing van AzG, en welke gevolgen kan het vertrek van AzG hebben voor de medische noodhulp voor Somaliërs ter plaatse? Welke andere vormen van noodhulp worden nog wel in Somalië verstrekt?
Ik heb met zorg kennisgenomen van het besluit van AzG, maar ik heb begrip voor de moeilijke afweging die AzG heeft moeten maken. Het vertrek van AzG zal zeker worden gevoeld in Somalië. Met 1500 hulpverleners en 624.000 medische consulten in 2012 is AzG een grote speler op het gebied van humanitaire hulpverlening in het land. Ondertussen blijven andere organisaties wel medische noodhulp uitvoeren.
Somalië is momenteel nog in belangrijke mate afhankelijk van noodhulp. Er lopen programma’s op het gebied van voedselhulp, WASH (water, sanitatie en hygiëne), gezondheidszorg, onderdak, protectie en onderwijs.
Welke redenen noopten AzG tot deze beslissing? Welke geweldsdaden hebben er de laatste jaren jegens medewerkers van AzG en andere hulporganisaties plaatsgevonden in Somalië? Op welke wijze is daar door de Somalische autoriteiten tegen opgetreden?
AzG heeft aangegeven dat de extreme aanvallen op haar medewerkers tot het besluit hebben geleid. Hierbij wordt door AzG verwezen naar de moord op twee AzG-medewerkers in Mogadishu in december 2011 en de ontvoering van twee AzG-hulpverleners, die na 21 maanden gevangenschap in juli jl. zijn vrijgekomen. In totaal zijn er sinds 1991 16 AzG-medewerkers in Somalië gedood. Daarnaast hebben verschillende overvallen op staf, ambulances, klinieken e.d. plaatsgevonden. Door deze incidenten kon het optreden als onafhankelijke en onpartijdige hulporganisatie niet meer worden gegarandeerd.
Er zijn in Somalië in 2011 en in 2012 17 aanvallen tegen hulpverleners geregistreerd. Het aantal voor 2013 staat tot dusverre op 3. Het gaat hierbij in hoofdzaak om ontvoeringen en aanvallen met geweld, waarbij in sommige gevallen ook hulpverleners zijn omgekomen.
De veiligheidsincidenten waar AzG in haar besluit naar verwijst hebben plaatsgevonden onder de vorige regeringen, die slechts beperkt zeggenschap hadden buiten de stad Mogadishu. Dit geldt ook voor de huidige Somalische Federale Regering (SFG), die aanslagen op hulporganisaties veroordeelt en streeft naar vervolging van de daders. Hierbij moet worden aangetekend dat de ontwikkeling van de rechtsstaat in Somalië nog in de kinderschoenen staat, wat vervolging en berechting van de daders van deze geweldsdaden niet eenvoudig maakt. Ondersteuning van de opbouw van de rechtsstaat en de veiligheid blijft dan ook van groot in belang.
Op welke wijze kan de internationale gemeenschap de Somalische regering er op aanspreken dat geweld tegen medewerkers van internationale hulporganisaties onaanvaardbaar is, dat de lokale autoriteiten dit moeten veroordelen en aanpakken en dat de garantie gegeven moet kunnen worden dat de veiligheid van deze medewerkers voldoende is gewaarborgd? Bent u bereid dit in Europees verband en internationaal aan de orde te stellen?
Bij diverse gelegenheden is de Somalische regering door de internationale gemeenschap aangesproken op de fragiele veiligheidssituatie en de gevolgen die dit heeft voor de internationale inzet en aanwezigheid in Somalië. Tijdens de Somalië conferentie in Londen (7 mei) hebben de deelnemers, waaronder ook Nederland, gewezen op de bestaande uitdagingen, zoals de nog altijd fragiele veiligheidssituatie, voortdurende armoede en het beperkte gezag van de Somalische regering over het Somalische grondgebied. Ook in de voorbereiding van de Somalië conferentie in Brussel (16 september) wordt hierover gesproken.
De Nederlandse ambassadeur heeft het besluit van AzG besproken met de Somalische regering. Daarbij zegden de autoriteiten toe zich in te zetten voor de veiligheid van (i)ngo’s die essentiële hulp verlenen. Nederland zal blijven aandringen op een stevige dialoog van de internationale gemeenschap met de SFG over dit onderwerp.
Welke andere Nederlandse organisaties zijn actief in Somalië? Overwegen zij eveneens zich terug te trekken uit dat land? Kan de Nederlandse regering eraan bijdragen dat dit voorkomen wordt?
Nederlandse hulporganisaties die met Nederlandse OS-middelen in Somalië programma’s uitvoeren zijn Oxfam Novib, Free Press Unlimited, AWEPA en Care Nederland. Deze organisaties werken ter plekke voornamelijk met lokale partners en lokaal personeel. Daarnaast financiert Nederland ook activiteiten van enkele internationale organisaties. Uit navraag blijkt een grote alertheid inzake veiligheidsrisico’s. De genoemde organisaties geven echter aan niet te overwegen zich terug te trekken.
Hoe beoordeelt u de actuele veiligheidssituatie in Somalië, mede in het licht van dit besluit van AzG? Is er sprake van een verslechtering, en zo ja, in welke gebieden? Welke gevolgen heeft dit voor het Nederlandse asielbeleid m.b.t. Somalië?
De veiligheidssituatie blijft in het algemeen fragiel. Er is veel gebied gewonnen op Al-Shabaab, maar buiten het door AMISOM bezet gebied is de veiligheidssituatie meer fluïde dan voorheen. Uit het laatste ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat er groepen zijn die specifieke risico’s lopen vanwege op hen gerichte aanslagen door Al-Shabaab. Het betreft personen die politieke activiteiten verrichten voor de Somalische autoriteiten, medewerkers van ngo’s en journalisten. De door Artsen zonder Grenzen genomen beslissing ligt in de lijn van het beeld dat ten grondslag ligt aan het asielbeleid voor Somalië. Er is op dit moment geen aanleiding om het asielbeleid Somalië aan te passen.
Vanzelfsprekend zal aan de hand van het later dit jaar te verschijnen ambtsbericht over de situatie in Somalië worden bezien of het asielbeleid Somalië aanpassing behoeft.
De anti-homowet in Rusland |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de anti-homowet in Rusland (waardoor iemand een boete kan krijgen vanwege propaganda voor homoseksuele relaties) veroordeeld moet worden?1
Deze Russische wet (die een verbod inhoudt van «propaganda onder minderjarigen van niet-traditionele seksuele relaties», maar homoseksualiteit als zodanig niet verbiedt) heeft een stigmatiserende en discriminerende werking die personen en organisaties met homofobe sentimenten sterkt in hun opvattingen en daarom onwenselijk is.
Op welke manier laat u uw afkeer blijken van deze wet? Blijft het bij het overbrengen van zorgen, of onderneemt u ook concrete actie? Wat onderneemt u hiertegen in Europees verband?
Nederland benut elke gelegenheid om onze zorgen kenbaar te maken aan de Russische autoriteiten, maar, waar mogelijk, ook aan de Russische bevolking. Het is staand beleid dat Nederland autoriteiten van andere landen aanspreekt met betrekking tot LHBT-kwesties en waar mogelijk publieke evenementen actief steunt. De mensenrechtensituatie wordt, juist ook in dit Nederland-Ruslandjaar, voortdurend aan de orde gesteld.
De door de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) vastgestelde richtsnoeren voor gelijke rechten voor LHBT-personen («guidelines to promote and protect the enjoyment of all human rights by LGBTI persons») vormen het raamwerk voor de inzet van EU-delegaties en ambassades van de EU-lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Ashton, heeft mede op verzoek van Nederland eerder dit jaar een verklaring afgegeven inzake de anti-homopropagandawet. De RBZ spreekt regelmatig over de ontwikkelingen in Rusland. Het kabinet zal in de RBZ in het najaar, die de voorbereiding van de EU-Rusland Top ter hand zal nemen, de mensenrechtensituatie in Rusland in brede zin aan de orde stellen en bevorderen dat over de anti-homopropagandawet een gezamenlijk EU-standpunt zal worden ingenomen.
Is het waar dat u tegen een boycot bent van de Olympische Spelen in Sotsji, maar dat u heeft gezegd dat sporters de homorechten bij de Spelen aan de orde kunnen stellen?
Het kabinet is inderdaad tegen een boycot. Nederland zal Rusland houden aan de door Rusland zelf ondertekende en bekrachtigde mensenrechtenverdragen die discriminatie verbieden. Zo bereiken we per saldo meer voor de positie van de LHBT-gemeenschap in Rusland dan met een boycot van de Winterspelen.
Een team bestaande uit vertegenwoordigers van de meest betrokken ministeries, NOC*NCF en betrokken bedrijven is enkele maanden geleden begonnen met voorbereidingen om de Nederlandse deelname aan de Olympische Spelen in 2014 zo goed mogelijk te laten verlopen. Tijdens de Spelen zal dit team ter plaatse zijn om Nederlandse sporters, supporters en officials bij te staan. Het kabinet vindt dat binnen de grenzen van het Olympisch Handvest sporters vrij moeten zijn om uiting te geven aan hun mening.
Wat verwacht u precies van de sporters? Op welke manier gaat u hen ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Administrative performance differences between Member States recovering Traditional Own Resources of the European Union», dat op 28 februari 2013 door het Europees Parlement is uitgebracht?1
Ja.
Klopt het dat Nederland in figuur 14, samen met Slowakije en Estland, neergezet wordt als één van de drie landen waar de detectie van douanefraude en -onregelmatigheden in de onderzoeksperiode (2006–2011) bleef dalen tot onder het EU-gemiddelde? Wat zouden de oorzaken van deze daling kunnen zijn?
Het rapport dat in opdracht van het Europees Parlement is geschreven, geeft geen volledig beeld van de prestaties van de douane van een lidstaat op het gebied van de traditionele eigen middelen (invoerrechten). De prestaties van de douane van de lidstaten zijn op basis van dit rapport niet goed vergelijkbaar. Het rapport houdt namelijk alleen rekening met het aantal gemelde fraudezaken en onregelmatigheden en de daarmee gemoeide bedragen en niet met relevante factoren die per lidstaat aanzienlijk verschillen. Het gaat dan o.a. om geografische ligging (bijvoorbeeld wel of geen zeehavens), type handel (bijvoorbeeld bulkgoederen of kleine zendingen) en gevolgde douaneprocedure (bijvoorbeeld invoer of doorvoer). Deze factoren zijn van invloed op aard en mate van het risico op fraude en onregelmatigheden. Een andere relevante factor is de mate van vrijwillige naleving van wet- en regelgeving door het bedrijfsleven (compliance) en de gevolgde handhavingstrategie van de nationale douaneorganisatie. Zo zet Nederland in op het voorkomen van fraude en onregelmatigheden door het verhogen van de compliance in de logistieke keten door het certificeren van bedrijven die voldoen aan de voorwaarden van AEO (Authorised Economic Operator).
De Europese Commissie stelt dat dergelijke factoren het aantal meldingen van fraudezaken en onregelmatigheden en de daarmee gemoeide bedragen sterk beïnvloeden2. De Commissie vindt dan ook, net als het kabinet, dat in het licht van deze factoren de methodiek van het rapport te beperkt is. De Europese Commissie heeft in het Europees Parlement afstand genomen van de conclusies uit het rapport3.
Overigens kan worden opgemerkt dat het aantal in Nederland geconstateerde fraudezaken en onregelmatigheden afneemt, maar niet het ermee gemoeide totale geldbedrag. In 2012 is er bijvoorbeeld een verdrievoudiging van het bedrag aan fraude en onregelmatigheden bevonden (29 miljoen in 2011 tegenover 88 miljoen in 2012). Er worden dus minder zaken afgehandeld, maar per zaak gaat het wel om meer geld. De trend dat het aantal fraudezaken en onregelmatigheden daalt, is overigens in de hele Europese Unie zichtbaar.
De afgelopen jaren heeft Nederland ingezet op het vergroten van de compliance in de logistieke keten door de AEO-certificering. Daarnaast heeft Nederland dit jaar besloten om bij de Douane, naast het al bestaande fraudeteam accijns, een fraudeteam op te richten speciaal voor de bestrijding van fraude met invoerrechten en fraude op het terrein van de zogenaamde VGEM (Veiligheid, Gezondheid Economie en Milieu) – douanebepalingen. Dit fraudeteam is momenteel in opbouw.
Indien de performance van Nederland bij het opsporen van douanefraude en -onregelmatigheden in de onderzoeksperiode (2006–2011) niet gehalveerd zou zijn, hoeveel extra douanerechten had Nederland dan in 2011 kunnen invorderen? Hoeveel geld had Nederland daarvan voor haar eigen begroting gehad, aangezien het 25% van de inkomsten zelf mag houden als perceptiekosten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Nederland slechts 23,21% van de in onregelmatigheidsgevallen opgelegde douanerechten heeft geïnd (in het jaar waarin de onregelmatigheid werd opgespoord), ver onder het Europees gemiddelde (41,78%) en minder dan landen als Bulgarije en Cyprus?
Ja, dat klopt. Overigens past ook bij deze cijfers een relativering. Zoals de Europese Commissie opmerkt, kunnen verschillen tussen de lidstaten in de resultaten van inning worden veroorzaakt door het type fraude of onregelmatigheid of door het type schuldenaar4. Daarnaast geeft het inningspercentage in het jaar waarin de fraude of onregelmatigheid wordt geconstateerd, slechts een beperkt beeld. Het proces van inning kan namelijk doorlopen na afloop van het kalenderjaar waarin de fraude of onregelmatigheid is vastgesteld. Om die reden publiceert de Europese Commissie ook het inningspercentage na afloop van twee jaar. Uit deze cijfers blijkt dat in de periode 2006 – 20115 het inningspercentage van Nederland boven het Europese gemiddelde en dat van Bulgarije en Cyprus ligt: 65,30% in Nederland tegen 50,52% in Europa, 42,03% in Bulgarije en 45,35% in Cyprus.
Voor welk bedrag heeft de Europese Commissie in de onderzoeksperiode (2006–2011) Nederland aansprakelijk gesteld voor oninbaar geleden douaneschulden? Hoeveel daarvan is betaald, en onder welke post worden dit soort boetes van de Commissie in de begroting geboekt?
Nederland is voor de periode 2006 – 2011 door de Europese Commissie voor een bedrag van in totaal € 11,5 miljoen aansprakelijk gesteld voor oninbaar geleden douaneschulden (vastgestelde schulden die niet bij de schuldenaar konden worden geïnd door de Nederlandse douane). Op dit bedrag mogen, voorafgaand aan de afdracht, ook perceptiekosten worden ingehouden, waardoor er feitelijk € 8,6 miljoen moest worden afgedragen. Dit is 0,066% van het totaal aan traditionele eigen middelen dat in deze periode door Nederland is afgedragen. Het bedrag is geheel betaald en wordt verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken.
Indien de Nederlandse douane in de onderzoeksperiode (2006–2011) dezelfde performance had gehad als Duitsland, hoeveel extra douanerechten had Nederland dan ingevorderd, en hoeveel geld daarvan had Nederland dan zelf kunnen behouden?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van het jaarlijkse activiteitenrapport van DG Budget van de Europese Commissie over 2011, in het bijzonder voor wat betreft de opmerkingen over de controle van Traditionele Eigen Middelen?2
Ja.
Heeft de Europese Commissie Nederland verzocht haar een bedrag van € 18,2 miljoen te betalen, omdat zij Nederland financieel aansprakelijk houdt voor ten onrechte in de Nederlandse Antillen uitgegeven exportcertificaten, hetgeen heeft geresulteerd in een dienovereenkomstig verlies aan Traditionele Eigen Middelen voor het EU-budget?3
Ja.
Wat is de juridische grondslag van deze aansprakelijkstelling van Nederland door de Europese Commissie?
Nederland heeft de Europese Commissie medegedeeld dat Nederland niet aansprakelijk kan worden gehouden voor fouten van de douaneautoriteiten in kwestie. Het bedrag is dan ook niet betaald. Het parlement wordt over aansprakelijkheidstellingen geïnformeerd in de reguliere begrotingsstukken op het moment dat er sprake is van een voorziene betalingsverplichting.
Heeft Nederland inmiddels gevolg gegeven aan deze aansprakelijkstelling en het geclaimde bedrag aan de Europese Commissie overgemaakt? Indien dit het geval is, wie heeft dit bedrag dan betaald, onder welke post in de begroting is dit geboekt en hoe is het parlement hierover geïnformeerd? Zo ja, betekent dit dan dat Nederland het met de rechtsgrondslag van de aansprakelijkstelling door de Europese Commissie eens is? Zo nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken bij de afdoening van dit dossier en hoe zal de Kamer daarover geïnformeerd worden?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u voor de periode vanaf 2006 een overzicht geven in welke gevallen en voor welke bedragen Nederland door de Europese Commissie aansprakelijk is gesteld voor administratieve fouten, verzuimen, nalatigheden e.d. die in de ogen van de Commissie leidden tot een minderopbrengst aan Traditionele Eigen Middelen voor de EU, dan wel Nederland uit eigener beweging bedragen aan de Commissie heeft betaald, omdat zij zichzelf bij voorbaat als aansprakelijk beschouwde?
Hieronder treft u een overzicht aan van de gevallen waarin Nederland aansprakelijk is gesteld dan wel uit eigen beweging heeft betaald. Het overzicht ziet op de periode 2006 tot en met augustus 2013. Er is bij het overzicht een onderverdeling gemaakt in categorieën op basis van de oorsprong van de aansprakelijkheidsstelling. De volgende onderverdeling is gehanteerd:
aansprakelijk als gevolg van controles Europese toezichthouders en juridische procedures
21,3
aansprakelijk nadat Nederland oordeel heeft gevraagd aan EU
5,4
Nederland betaalt uit eigen beweging aan EU wegens administratieve vergissingen
14,6
aansprakelijk wegens niet of te late afdracht – wel geïnd niet afgedragen
16,3
Correctie voor perceptiekosten van 25%
– 14,4
*bedragen x € 1.000.000
Bij het overzicht passen de volgende kanttekeningen
Is Nederland op andere beleidsterreinen door de Europese Commissie aansprakelijk gesteld voor administratieve fouten, verzuimen, nalatigheden e.d. over de periode 2006 tot heden? Zo ja, op welke terreinen, waarom en voor welk bedrag?
Voor een overzicht van alle financiële correcties en terugvorderingen in Nederland tussen 2007 en 2011 door de Europese Commissie bij de Structuurfondsen, Landbouwfondsen, Migratiefondsen en bij het Europees Sociaal Fonds, verwijs ik u naar tabel 1 en 2 in de brief van de regering inzake vragen van uw Kamer over het jaarverslag van de Europese Rekenkamer uit 2012 (Kamerstukken II 2012–2013, 24202 nr.8.