Het bericht 'Colombia is geen democratie' |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Colombia is geen democratie», waarin de linkse presidentskandidate Aida Avella wordt geïnterviewd over de situatie in het land?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de politieke situatie in Colombia, waar progressieve politici de afgelopen maanden steeds vaker doelwit werden van aanslagen, zoals ook presidentskandidate Aida Avella afgelopen zondag?
De recente aanslag op de presidentskandidate van de Union Patriótica, Aida Avella laat zien dat de risico’s op politiek gemotiveerd geweld hoog blijven en mogelijk ook toenemen in aanloop naar de verkiezingen.
Hoe beoordeelt u het verloop van de vredesonderhandelingen tussen de regering van Colombia en de FARC (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia)? Wat zijn volgens u de vooruitzichten op het bereiken van een vredesakkoord? Op welke wijze beïnvloeden de politieke situatie in Colombia en het toenemende geweld tegen linkse partijen en organisaties in het land, volgens u de vredesonderhandelingen?
Het vredesproces maakt voortgang, ondanks een aantal uitdagingen en een langzamer tempo dan gepland. Er is een akkoord bereikt op twee van de zes agendapunten. Op 13 februari benadrukten beide partijen in een gezamenlijk communiqué dat een deelakkoord op het derde punt, drugsproblematiek, dichtbij is. De consultaties over het vredesproces met het maatschappelijk middenveld op regionaal en nationaal niveau die worden georganiseerd door de VN, verlopen positief. Opiniepeilingen wijzen uit dat ongeveer twee derde van de Colombianen een vredesakkoord steunt, hoewel de helft daarvan geen politieke of juridische concessie accepteert richting de guerrillaleiders. Terroristische aanslagen en verkiezingsgeweld zouden de steun voor het vredesproces kunnen verminderen.
Op welke wijze ondersteunen Nederland en de EU het vredesproces in Colombia en welke (additionele) maatregelen kunnen nog worden genomen om te voorkomen dat mogelijk toenemende spanningen in aanloop naar de verkiezingen, het vredesproces ondermijnen?
Zowel Nederland als de EU hebben politieke steun aan de vredesonderhandelingen in Havanna uitgesproken en zullen dit ook blijven doen. Nederland steunt ook dit jaar de waarnemingsmissie van de OAS die beoogt het Colombiaanse vredesproces te monitoren. Nederland is bereid de implementatie van het vredesproces te ondersteunen indien Colombia daarom verzoekt. Colombia zal naar verwachting bij de internationale gemeenschap aangeven welke steun nodig en gewenst is. Nederland heeft binnen de EU extra aandacht gevraagd voor transitional justiceen slachtofferreparatie.
Een verkiezingswaarnemingsmissie van de OAS en van het Colombiaans platform, La Misión de Observación Electoral (MOE) zal voorafgaand aan en gedurende de presidentsverkiezingen in Colombia aanwezig zijn.
Het bericht dat Turkije onderdak en steun zou bieden aan terroristen |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat Turkije onderdak en steun zou bieden aan terroristen?1
Ja.
Klopt het dat de Verenigde Staten Turkije connecties verwijten met leiders van de terroristische organisatie Hamas, alsmede met financiers van Al Qaeda?
De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk, zowel in het openbaar als in bilaterale contacten met Nederland, aangegeven dat zij zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen, waaronder Al Qaeda, en dat zij hiertegen adequate maatregelen treffen. Zie ook het antwoord op vragen 12, 13 en 14.
Hoe beoordeelt u de verwijten en beschuldigingen van de Amerikanen in de richting van Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de oprichter van de gewapende tak van Hamas op de Westbank, Saleh al-Arouri, in Turkije woont en daarvandaan opereert, met steun van de Turkse regering?2
Klopt het dat al-Arouri betrokken is bij de financiering en logistiek van gewapende operaties van Hamas in de regio? En dat recente operaties van Hamas op de Westbank via Turkije aangestuurd zijn?3 Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Hoe beoordeelt u berichtgeving over financiële steun van Turkije aan Hamas ter grootte van $ 300 miljoen per jaar?4
Bent u bereid van Turkije te eisen dat het de financiële en politieke steun aan Hamas, een organisatie waarvan zowel de militaire als de politieke tak door de EU beschouwd worden als terroristische organisatie, staakt?
Klopt het dat de Saudische zakenman Yasin al-Qadi, een (vermeende) Al Qaeda-financier, die door de VS sinds 2001 op de terroristenlijst gezet is, meerdere malen Turkije binnen gereisd is onder bescherming van premier Erdogan, zonder paspoort of visum?
Hoe beoordeelt u de onthullende foto’s in de Turkse krant Karşı van een geheime ontmoeting tussen premier Erdogan, al-Qadi en de chef van de Turkse inlichtingendienst, op 14 april 2012 in Istanbul?5
Hoe beoordeelt u de berichtgeving in deze krant, op basis van informatie uit het onderzoek van een openbaar aanklager, dat premier Erdogan al-Qadi dertien keer ontmoet zou hebben tussen 14 april 2012 en 9 oktober 2013?
Bent u bekend met de uitspraak van premier Erdogan over al-Qadi: «Ik geloof in hem zoals ik in mezelf geloof»? Hoe beoordeelt u de banden tussen de regering Erdogan en al-Qadi, ook in het licht van deze uitspraak?
Klopt het dat de VS in diverse gevallen Turkije gevraagd hebben om aan Al Qaeda gelieerde personen te arresteren, en dat Turkije dit in veel gevallen niet gedaan heeft? Zo ja, kunt u aangeven wat de redenen hiervan waren?
Klopt het dat de VS recentelijk Turkije ook aangesproken hebben op het toelaten van geldstromen van Al Qaeda richting Syrië? Zo ja, kunt u aangeven wat Turkije hieraan gedaan heeft?
Herkent u zich in het beeld dat de relatie tussen de VS en Turkije in toenemende mate onder druk staat door de mogelijke steun van Turkije aan terroristen?
Vindt u het mogelijk onderdak en steun bieden aan terroristen, alsmede het samenwerken met een financier van Al Qaeda, gepast voor een land dat NAVO-bondgenoot is en tevens kandidaat-lidstaat van de EU?
Bent u bereid opheldering te vragen aan Turkije over deze zeer zorgelijke berichtgeving?
De strijd tegen het terrorisme wordt zowel in NAVO- als in EU-kader, bijvoorbeeld tijdens EU-consultaties, alsmede in bilaterale contacten met Turkije, uitvoerig besproken.
Bent u bereid de VS te steunen in het opvoeren van de druk op Turkije om mee te werken aan de strijd tegen het terrorisme, bilateraal en via de EU?
Zie antwoord vraag 16.
Consulaire bijstand aan een Nederlandse vader |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Turkije heeft Nederland in houdgreep»?1
Ja.
Kunt u aangeven of, en in hoeverre, onder uw verantwoordelijkheid consulaire bijstand is verleend aan de Nederlandse vader die sinds 2011 geen contact meer heeft kunnen onderhouden met zijn dochter in Turkije?
In 2011 is de verblijfsvergunning van betrokkene ingetrokken door de Turkse autoriteiten, waardoor hij Turkije moest verlaten. Vervolgens is betrokkene door de Turkse autoriteiten de toegang tot Turkije ontzegd. De Nederlandse ambassade heeft sinds 2011 op verzoek van betrokkene diverse malen formeel en informeel contact gehad met de Turkse autoriteiten over zijn situatie. Een medewerker van de Nederlandse ambassade is als toehoorder aanwezig geweest bij een rechtszaak van betrokkene.
Voor de volledigheid wijs ik u op de brief over de situatie van betrokkene die het Kabinet op 1 oktober 2013 op verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie in afschrift aan uw Kamer heeft gestuurd (kenmerk 2013Z18557).
Is er onder uw verantwoordelijkheid contact opgenomen met de Turkse autoriteiten om de betrokkene toegang te verlenen tot Turkije en de betreffende rechtszaken bij te wonen? Zo nee, waarom niet? Is er een afvaardiging van de Nederlandse ambassade in Turkije aanwezig geweest bij de verschillende rechtszaken, in het bijzonder bij de zittingen waarbij betrokkene zelf onmogelijk aanwezig kon zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat de Turkse Hoge Raad heeft vastgesteld dat het dochtertje in Turkije wordt mishandeld en dat betrokkene recht heeft op contact om zodoende het gezinsleven te kunnen uitoefenen? In hoeverre heeft de Nederlandse ambassade in Turkije toegezien op een juiste toepassing van het Turks recht?2 Zijn er naar uw weten door de Turkse autoriteiten stappen ondernomen om dit contact mogelijk te maken? Zo nee, bent u bereid er bij uw Turkse ambtsgenoot op aan te dringen dit alsnog mogelijk te maken?
Op 18 september 2012 heeft de familierechter in Ankara beslist dat betrokkene het recht heeft op omgang met zijn dochter. Nadat de moeder tweemaal beroep tegen deze uitspraak heeft ingesteld, heeft de Turkse Hoge Raad het omgangsrecht in een uitspraak van 23 december 2013 bevestigd.
Hoewel betrokkene dus door de hoogste Turkse rechter in het gelijk is gesteld ten aanzien van zijn omgangsrecht, bestaat voor hem de praktische belemmering dat hij geen toegang krijgt tot het Turkse grondgebied.
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 3 aangegeven, is er in het verleden meermaals contact geweest tussen de Nederlandse ambassade en de Turkse autoriteiten over toelating van betrokkene. Ook op dit moment zet de ambassade zich nog in voor zijn zaak. De ambassade heeft inmiddels van de Turkse autoriteiten vernomen dat de weigering om betrokkene toe te laten tot het Turkse grondgebied zou voortkomen uit een strafrechtelijke veroordeling. Betrokkene is hierover geïnformeerd.
Beschikt u over enige aanwijzingen dat de rechtsgang van betrokkene in Turkije actief wordt tegengewerkt? Zo nee, hoe is dan wel de situatie?
Het Kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat de rechtsgang van betrokkene in Turkije actief wordt tegengewerkt.
Zijn er meer soortgelijke zaken waarbij het een Nederlandse ouder onmogelijk wordt gemaakt contact te onderhouden met een kind doordat het kind in Turkije verblijft bij familie? Is er hier in uw optiek sprake van een structureel probleem?
Bij de ambassade zijn geen andere gevallen bekend.
Welke mogelijkheden heeft betrokkene om bij een Nederlandse rechter zijn zaak aanhangig te maken?
Toestemming voor betrokkene om zijn dochter in Turkije te bezoeken kan niet via een Nederlandse rechter worden afgedwongen.
De gedwongen verhuizingen van de Ngöbe-stam vanwege de bouw van de Barro Blanco dam in Panama |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de Urgent Appeal on the Imminent Forced Eviction of Indigenous Ngöbe families due to Barro Blanco Dam in Panama? Zo ja, wat is uw reactie op het appel?1
Ja. Ik onderstreep het belang dat alle betrokkenen serieus genomen moeten worden in het consultatieproces. Ik betreur dan ook dat de situatie nog steeds niet naar tevredenheid van alle betrokkenen is opgelost.
Wat is uw reactie op het feit dat de Autoridad Nacional de los Servicios Públicos de Panamá (ASEP) op 7 februari jl. aan 7 families een brief heeft gestuurd, met daarin het bericht dat de projectontwikkelaar GENISA geautoriseerd is om hun leefomgeving te betreden? 2
In de brief van ASEP over de verleende toegang aan Genisa tot de eigendommen van de Ngöbe is onvoldoende naar voren gebracht dat het ging om toegang teneinde taxatie van de waarde van de gronden en onroerende goederen mogelijk te maken. Als onderdeel van de onteigeningsprocedure is toegang noodzakelijk om op basis van taxatie een rechtvaardige vergoeding vast te stellen. Ik vind dat de communicatie door ASEP tekort is geschoten. FMO adviseert Genisa hoe zij ASEP in het vervolg bij kan staan om een heldere communicatie richting alle betrokkenen tot stand te brengen.
Deelt u de bevinding van de Urgent Appeal dat Nederland en Duitsland niet aan hun internationale mensenrechtenverplichtingen voldoen, omdat hun ontwikkelingsbanken bijdragen aan het Barro Blanco project?
Nee. In lijn met de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen heeft FMO voorafgaand aan het besluit tot investeringen in het Barro Blanco project een «due diligence» uitgevoerd, waarin ook mensenrechten zijn meegenomen. Inmiddels gaat FMO nog verder en heeft ze in consultatie met de NGO’s Both Ends, Oxfam, Amnesty International, CIEL en SOMO per januari 2014 een uitgebreid en onafhankelijk klachtenmechanisme ingevoerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 8.
Hoe valt het feit dat de Ngöbe hun «Free prior and Informed consent» nooit aan het project hebben gegeven, te rijmen met uw mensenrechtenbeleid, waarin onder meer het Ruggie beleidskader een belangrijke rol speelt?
Conform de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, waarin met hulp van Ruggie de voor bedrijven relevante aanbevelingen uit zijn beleidskader zijn opgenomen, heeft FMO zich op de hoogte gesteld van de specifieke gevolgen van haar investering voor de mensenrechten. Belanghebbenden zijn in het consultatieproces betrokken. Desalniettemin geeft een aantal leden van de Ngöbe-stam aan dat er onvoldoende naar hen geluisterd is en dat ze zich niet vertegenwoordigd voelen door de vertegenwoordigers die bij het consultatieproces betrokken waren.
Tijdens mijn bezoek aan Panama in juni 2013 heb ik geconstateerd dat UNDP en de RK kerk gesprekken hebben gefaciliteerd tussen de Ngöbe, Genisa en de Panamese overheid. Tevens heeft een ronde tafel conferentie plaatsgevonden. Uit het rapport van UNDP blijkt dat de afgelopen jaren veel overleg is geweest met de Ngöbe over de effecten van de stuwdam.
Ik vind dat alle standpunten serieus genomen moeten worden en betreur daarom dat een aantal leden van de Ngöbe-stam niet tevreden is over de uitkomst van de consultaties.
Bent u bereid om de financiering van de Barro Blanco dam stil te leggen, totdat de Ngöbe hun «Free prior and Informed consent» aan het project hebben gegeven?
Nee. FMO werkt conform het IMVO kader, gebaseerd op de OESO Richtlijnen en IFC. De Nederlandse ambassade in Panama houdt mij ook op de hoogte van ontwikkelingen in het lokale proces van consultatie en onderhandelingen en ik houd hierover nauw contact met FMO.
Onderschrijft u de uitspraak van voormalig Staatssecretaris Ben Knapen, die in antwoord op eerdere vragen over de Barro Blanco dam aangaf dat de Staat als aandeelhouder niet betrokken wordt bij individuele investeringsbeslissingen, maar dat dit een zaak van de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) zelf is? Zo nee, kunt u dit toelichten? Zo ja, overweegt u op basis van de recente ontwikkelingen daar verandering in te brengen?3
Ik onderschrijf de eerder gedane uitspraken hierover. Het verstrekken van financiering voor projecten in ontwikkelingslanden past in de normale, operationele bedrijfsactiviteiten van FMO. Ik zie er op toe dat FMO alle relevante standaarden naleeft en ik houd hierover nauw contact met de bank.
Bent u bereid om, gezien de recente ontwikkelingen, een openbaringsbeleid voor FMO, zoals de International Finance Corporation (IFC) en OPIC (het Amerikaanse Development Finance Institute) hanteren, te heroverwegen? Zo nee, wat is de reden dat de twee financiële instituties waarvan Nederland aandeelhouder is en die een vergelijkbaar mandaat hebben (IFC en FMO), een ander beleid toepassen?
Ik stimuleer FMO om in externe verslaggeving transparant te rapporteren over belangrijke risico’s, deze zoveel mogelijk te kwantificeren en getroffen beheersmaatregelen toe te lichten. Op de website van FMO staat een uitgebreide beschrijving van haar «policies and procedures» waar minimaal aan voldaan moet zijn om een investeringsvoorstel goed te keuren. Ook de nieuwe projecten worden op deze site gepubliceerd. Per investering wordt een samenvatting gegeven van overwegingen om tot investeren over te gaan en worden de belangrijkste investeringskenmerken weergegeven. In aanvulling op de initiatieven, die FMO in de afgelopen jaren heeft genomen, werkt FMO voortdurend aan een verdere verbetering van de transparantie waarbij de belangen van en de risico’s voor klanten zorgvuldig worden mee gewogen. Het beleid van IFC en andere multi- en bilaterale financieringsinstellingen dient daarbij als voorbeeld.
Deelt u de mening dat de «human rights impact assessments» bij FMO en andere Nederlandse fondsen, zoals het Dutch Good Growth Fund (DGGF), een standaard onderdeel van het «due diligence» beleid zouden moeten zijn?
Ja. Voor alle financieringsvoorstellen beoordeelt FMO tijdens een «risk-based due diligence» in hoeverre ze voldoen aan de OESO richtlijnen en de IFC-Performance Standards. Voor de hoge-risico-categorie voert FMO daarnaast een uitgebreide analyse uit om te bepalen welke aspecten verbeterd moeten worden. In deze «due diligence» worden de volgende aspecten meegenomen: arbeidsomstandigheden, risico’s van omkoping, milieubelasting en aantasting biodiversiteit, consumentenbelangen, landrechten en herhuisvesting, gender, betrokkenheid van inheemse en lokale bevolking en cultureel erfgoed. Op basis van deze analyse stelt FMO in samenwerking met de cliënt een eventueel verbetertraject op en legt deze vast in een concreet en meetbaar actieplan. Dit actieplan maakt onderdeel van het financieringscontract. Voor de uitvoering van het DGGF wordt de zelfde lijn gehanteerd.
De aanvallen van een Japanse walvisvaarder op een Nederlands schip van Sea Shepherd |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanvallen van een Japanse walvisvaarder op het Nederlandse schip van Sea Shepherd, die door middel van demonstratie op zee de illegale Japanse walvisjacht probeert te verhinderen, die deze maand plaatsvonden in de wateren van Antarctica en in het zuiden van Nieuw-Zeeland?1
Ja.
Is het waar dat Japanse walvisvaarders het Nederlandse schip in zo’n ernstige mate beschadigd hebben, door bijvoorbeeld met kabels het roer en de schroef onbruikbaar te maken en het schip te verblinden, dat het moeilijk werd het schip nog te navigeren? Hoe beoordeelt u dit in termen van veiligheid op zee?
Naar aanleiding van berichten over incidenten in afgelopen weken is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) verzocht «rapporten van bevindingen» op te stellen over de verschillende gebeurtenissen. Hierin zal o.a. worden aangegeven of de schepen van zowel de Sea Shepherd Conservation Society als Japanse walvisvaarders alles eraan gedaan hebben om de veiligheid op zee te waarborgen. Daarbij kan de ILT onder andere gebruik maken van door Sea Shepherd verstrekt beeldmateriaal en van de rapportages van de kapiteins van de schepen van Sea Shepherd. Zo meldde bijvoorbeeld Sea Shepherd kapitein Hammarstedt over het incident van 23 februari jl., dat vanaf de Japanse schepen met zoeklichten gericht geschenen werd op de brug van zijn schip de Bob Barker, waardoor de brugbemanning werd verblind.
Over de incidenten van 2 februari jl., waar de Bob Barker en de Steve Irwin bij betrokken waren, heeft de ILT inmiddels een rapport van bevindingen opgesteld dat als bijlage2 is toegevoegd. Over die confrontaties hebben Sea Shepherd kapiteins Hammarstedt en Chakravarty gemeld dat de Japanse schepen Yushin Maru 2 en 3 meerdere malen de boeg van hun schepen hebben gekruist met 300 meter lange staalkabels. Om beschadiging aan roer en schroef te voorkomen hebben de kapiteins ontwijkende manoeuvres uitgevoerd. Als gevolg van een aanvaring tussen de Bob Barker en de Yushin Maru 3 is de Bob Barker beschadigd. De schade lag boven de waterlijn en volgens kapitein Hammarstedt vormde de schade geen gevaar voor de «structural integrity of the hull».
Deelt u de mening dat er door aanvallen van Japanse walvisjagers de veiligheid op zee ernstig in het gevaar wordt gebracht? Zo ja, bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 5.
Heeft u gereageerd op de oproep van het Japanse kabinet, die wil dat Nederland actie gaat ondernemen? Zo ja, wat is uw reactie? Zo nee, deelt u de mening dat niet Nederland maar Japan actie moet ondernemen, en haar walvisjagers tot orde moet roepen?
Op 18 februari jl. sprak ik met de Japanse ambassadeur over de recente incidenten en aanvaringen tussen Japanse walvisvaarders en schepen van de Sea Shepherd Conservation Society. Ik heb daarbij de Nederlandse zorgen over deze recente incidenten overgebracht en erop gewezen dat beide partijen alles moeten doen om verdere escalatie te voorkomen en stappen te zetten om veiligheid op zee te waarborgen. Ik heb tevens erop gewezen dat Nederland het recht op vreedzame demonstratie op open zee erkent, echter zonder dat dat de veiligheid van de zeevaart en/of levens in gevaar mag brengen.
Ook in Tokio is hoog ambtelijk contact geweest met de Japanse autoriteiten over deze incidenten en is dezelfde boodschap overgebracht.
Kunt u bevestigen dat de Inspectie Leefomgeving en Transport een onderzoek heeft ingesteld na de aanval op de Bob Barker eerder deze maand?2 Zo ja, kunt u uiteenzetten wat er uit dit onderzoek is gekomen of wanneer deze resultaten bekend zullen worden?
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft inderdaad een rapport van bevindingen opgesteld over de incidenten van 2 februari jl. Het rapport is opgesteld op basis van de beschikbare informatie, zijnde film en fotomateriaal van Sea Shepherd van de activiteiten daar ter plaatse, filmmateriaal van internet van het contact vanaf beide betrokken schepen; het verslag van de kapitein van de Bob Barker en een persmededeling van het Japanse Fisheries Agency.
De ILT heeft geconstateerd dat gedurende een tijdsbestek van enkele uren intimiderende en agressieve scheepsbewegingen hebben plaatsgevonden tussen 3 Japanse schepen en schepen van Sea Shepherd, waaruit is op te maken dat het de intentie van de Japanse schepen is om de Sea Shepherd schepen te hinderen of uit te schakelen. Deze confrontatie eindigde in fysiek contact (met vermoedelijk beperkte schade) tussen de Bob Barker en de Yushin Maru 3. Naar het oordeel van de ILT zijn schepen ingezet als middel om andere schepen uit te schakelen, minimaal te hinderen en is er mogelijk bewust tegen elkaar aangevaren. Een dergelijke handelswijze valt buiten het werkgebied van de Inspectie (het rapport van bevindingen van de ILT is toegevoegd als bijlage). In het licht van de bevindingen van de ILT heeft het Ministerie van IenM het rapport toegezonden aan het Parket Generaal met de vraag of de bevindingen van de ILT aanleiding geven voor nadere actie. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of terzake nadere actie zal volgen.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze en met welke landen u samenwerkt om geweld van walvisvaarders richting demonstranten op zee te voorkomen? Kunt u hierbij specifiek benoemen welke acties u de laatste jaren heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat walvisvaarders zich verantwoord gedragen en stoppen met het aanvallen van schepen die demonstreren?
Zoals in voorgaande jaren heeft Nederland in december 2013 samen met Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten een gezamenlijke verklaring uitgebracht waarin de kapiteins van de Sea Shepherd schepen en Japanse walvisvaarders worden gemaand de regels voor veiligheid op zee in acht te nemen en de veiligheid van de opvarenden de hoogste prioriteit te geven.
Ook heb ik, tijdens mijn reis naar Nieuw Zeeland eind februari, met de Nieuw Zeelandse Minister van Cultuur, die tevens Procureur Generaal is, gesproken over een zaak tegen Japan op het gebied van walvisjacht, die bij het Internationaal Gerechtshof loopt. Deze door Australië aanhangig gemaakte zaak wordt o.a. ook door Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Nederland nauw gevolgd.
Kunt u uiteenzetten welk vervolg u heeft gegeven aan de gezamenlijke waarschuwing die Nederland samen met Australië, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland in 2011 heeft afgegeven, te weten: «Wie de veiligheid op zee in gevaar brengt, kan worden aangeklaagd»?3 Heeft u inmiddels actie ondernomen om een aanklacht in te dienen tegen de Japanse walvisjagers? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid Japan op de eerstvolgende Internationale Walvisconferentie (IWC) in september 2014 aan te spreken en de gedragingen van hun walvisjagers aan de kaak te stellen? Zo nee, waarom niet?
Op de komende jaarvergadering van de International Whaling Commission (IWC) zal Nederland zijn zorgen uitspreken over de confrontaties die ook dit jaar weer hebben plaatsgevonden tussen Japanse walvisvaarders en schepen van Sea Shepherd onder Nederlandse vlag. Daarbij zal Nederland aangeven dat op basis van de beschikbare informatie de conclusie gerechtvaardigd lijkt dat beide partijen niet al het mogelijke hebben gedaan om escalatie te voorkomen, waarmee mogelijk ook de veiligheid op zee in het geding is geweest. Ook zal Nederland benadrukken dat het recht op vreedzame demonstraties ook op volle zee mag worden uitgeoefend zolang dit binnen de kaders van de wet geschiedt en de veiligheid op zee daarmee niet in gevaar komt.
Het bericht ‘Ook zoon Janoekovitsj sluisde vermogen weg via Nederlandse belastingroute |
|
Jesse Klaver (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel waarin wordt gesteld dat Nederlandse belastingroute gebruikt wordt door de Oekraïense machthebbers om geld weg te sluizen?1
Ja.
Klopt het dat de zoon van Viktor Janoekovitsj zijn belangen en geld mede heeft ondergebracht in Mako Holding en Artvin Holding zoals het Anti-Corruption Action Center in Kiev en zusterorganisatie PEPWatch beweren? Klopt het dat beide bedrijven in Nederland geen personeel hebben volgens de Kamer van Koophandel?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan geen informatie worden gegeven over individuele belastingplichtigen. In zijn algemeenheid kan ik hierover opmerken dat zogenoemde dienstverleningslichamen aan bepaalde vereisten inzake de aanwezigheid in Nederland dienen te voldoen. Indien daaraan niet wordt voldaan, zal een belanghebbend ander land daarover worden ingelicht. In geval zekerheid vooraf voor een dienstverleningslichaam wordt gevraagd, dan zal de afspraak in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) worden uitgewisseld met een belanghebbend ander land, indien slechts aan de minimum vereisten inzake de aanwezigheid in Nederland wordt voldaan. Voor houdstervennootschappen wordt alleen nog zekerheid vooraf gegeven, indien het concern naast de houdsteractiviteit voldoende nexus met Nederland aanwezig heeft. Hiervoor wordt verwezen naar de brief van 30 augustus 2013, IFZ/2103/320 U waarin deze maatregelen zijn beschreven.
Binnen de wettelijke mogelijkheden worden alle maatregelen genomen die dienstig en verantwoord zijn om het wegsluizen van mogelijk uit corruptie verkregen kapitaal uit Oekraïne te voorkomen. Zo zijn financiële instellingen en trustkantoren wettelijk verplicht cliënten en transacties te onderzoeken ter bestrijding van witwassen. Daarbij moeten zij in het bijzonder letten op personen met politieke of bestuurlijke posities en hun entourage, juist met het oog op het gevaar van corruptie. Transacties die kunnen duiden op witwassen, bijvoorbeeld het wegsluizen van corruptiegelden, moeten worden gemeld aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland). Dit meldpunt zorgt voor doorgeleiding naar opsporingsdiensten. Opsporingsdiensten kunnen dan strafrechtelijk onderzoek instellen en beslag leggen op tegoeden. Hierover vindt structureel afstemming plaats tussen de sector, financieel toezichthouders, FIU-Nederland en het Openbaar Ministerie. Die afstemming ziet nu ook specifiek op de situatie in Oekraïne.
Heeft u de indruk dat bij de financiële constructie rondom Mako Holding en Artvin Holding sprake is van een «lege» brievenbusmaatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe rijmt dit met uw voornemen om dit soort «lege» brievenbussen die alleen maar uit zijn op de fiscale voordelen van het uitgebreide Nederlandse net van belastingverdragen aan te pakken? Deelt u onze mening dat Nederland per direct moet stoppen met meewerken aan corruptie en wegsluizen van kapitaal uit Oekraïne en daartoe zo snel mogelijk actie moet nemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en/of neemt u al?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze situatie nogmaals zichtbaar maakt dat het een noodzaak is duidelijk te weten wie de uiteindelijke belanghebbenden zijn van brievenbusmaatschappijen? Zo nee, waarom niet?
Kennis van de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden van cliënten is uitgangspunt in wetgeving ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme. Conform Europese wetgeving ter zake is onderzoek naar de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden wettelijk verplicht voor ondermeer banken en trustkantoren.
De Nederlandse regulering van trustkantoren gaat nog verder: voor hen gelden bijvoorbeeld verdergaande verplichtingen inzake het achterhalen van herkomst en bestemming van middelen van rechtspersonen waaraan zij diensten verlenen.
Zo ja, waarom weigert het kabinet over te gaan tot invoering van een (openbaar) register van ultieme belanghebbenden? Bent u het eens dat zo'n register een belangrijk middel is om witwaspraktijken en belastingfraude tegen te gaan?
In het kader van lopende onderhandelingen over een vierde witwasrichtlijn is ondermeer het onderwerp «informatie over uiteindelijk belanghebbenden» aan de orde. In de beantwoording van eerdere vragen ter zake2 heeft het kabinet de Nederlandse visie op dit onderwerp toegelicht, onder verwijzing naar het BNC-fiche voor dit richtlijnvoorstel (Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1578).
In dat fiche staat dat het kabinet in dat verband een rol ziet voor het centraal aandeelhoudersregister. Dat standpunt draag ik ook uit bij de Europese onderhandelingen. Over de uitgangspunten voor dat centraal aandeelhoudersregister heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische zaken en mijzelf, de Kamer geïnformeerd bij brief van 19 december 2012 (Kamerstukken II, 2012/13, 32608, nr.3. Het centraal aandeelhoudersregister zal in het kader van de uitoefening van publieke taken zoals controle, toezicht en handhaving toegankelijk worden voor bepaalde, geautoriseerde overheidsdiensten. De keuze voor een besloten register waarborgt de privacy van betrokkenen. Het feit dat de geautoriseerde diensten toegang zullen krijgen, maakt dat er sneller en meer informatie beschikbaar komt waardoor slagvaardiger kan worden opgetreden tegen onder meer witwassen en belastingfraude.
Bent u er van op de hoogte dat onder meer Frankrijk voorstander is van een ultiem belanghebbenden register en dat binnen het Europees parlement hiervoor ook brede steun bestaat? Kunt u verklaren waarom Nederland afwijkt van andere landen door een ultiem belanghebbenden register af te wijzen? Sluit u uit dat dit verband houdt met het relatief groot aantal brievenbusmaatschappijen in Nederland?
Ik ben ervan op de hoogte dat verschillende landen verschillende posities innemen ten aanzien van het onderwerp «informatie over uiteindelijk belanghebbenden». Uit een persbericht van het Europees Parlement heb ik begrepen dat het Europees Parlement voorstander is van een openbaar register. Een belangrijk aantal EU-lidstaten deelt evenwel de Nederlandse visie dat de vierde witwasrichtlijn ook op dit punt zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF).4 Die aanbevelingen schrijven voor dat bevoegde autoriteiten, in het bijzonder de opsporingsautoriteiten, snel toegang moeten hebben tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Dit kan worden gerealiseerd door middel van een register of op andere wijze. Landen kunnen verder overwegen toegang tot deze informatie ook te verlenen aan private instellingen die wettelijk verplicht zijn cliëntenonderzoek uit te voeren. Publieke toegankelijkheid is niet aan de orde in deze internationaal overeengekomen aanbevelingen. De FATF benadering wordt ook onderschreven door de G8 in haar «Action Plan Principles to prevent the misuse of companies and legal arrangements» van 2013.
De Nederlandse opstelling in de richtlijnonderhandelingen houdt verband met het borgen van privacy van betrokkenen, zoals in verband met het centraal aandeelhoudersregister al verwoord in de hiervoor aangehaalde brief, en niet met het Nederlandse vestigingsklimaat of de aanwezigheid van zogenoemde brievenbusmaatschappijen in Nederland.
Zijn de Raadsconclusies over Oekraïne van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari 2014 al geëffectueerd in de zin dat er door Nederland al sancties zijn genomen en tegoeden zijn bevroren en geen visa worden uitgegeven aan degenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en het gebruik van buitensporig geweld? Zo nee, wanneer zal dit gebeuren?
Voor antwoord op deze vragen zij verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in Oekraïne van 2 maart 2014 en het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 maart 2014.
In aanvulling hierop kan worden vermeld dat op dit moment wordt onderhandeld over een EU-Raadsbesluit en Verordening om het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 maart jl. te effectueren tot het instellen van sancties gericht op het bevriezen van tegoeden van degenen die verantwoordelijk zijn voor misbruik van staatstegoeden onder de voormalige regering en het bevriezen van tegoeden van personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen. Over de lijst met verantwoordelijken wordt nauw contact onderhouden met de Oekraïense autoriteiten. De Nederlandse inzet is erop gericht dit besluit zo snel mogelijk aan te nemen. Naar verwachting zal dat deze week nog gebeuren. Het kabinet hecht eraan bevriezing van tegoeden op Europees niveau vast te leggen om een maximaal effect te bereiken.
Bent u bereid het vermogen en de tegoeden van personen uit de corrupte elite uit Oekraïne, waaronder de zoon van de verdreven president Viktor Janoekovitsj, die via deze of soortgelijke financiële constructies geld wegsluizen, zo snel mogelijk te bevriezen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk maandag 3 maart te beantwoorden?
Interdepartementale afstemming heeft ertoe geleid dat de onderhavige vragen eerst na de genoemde datum konden worden beantwoord.
Discriminerende LHBT wetgeving in Kansas en Arizona |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «Kansas House passes bill allowing refusal of service to same-sex couples»1 en «Arizona neemt omstreden anti-homowet aan»?2
Deelt u de mening dat deze wet die individuen, groepen en ondernemingen toestaat om lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen (LHBT’s) te discrimineren op grond van religieuze overtuigingen, in tegenspraak is met internationale mensenrechtenverdragen?
Klopt het dat na invoering deze wet in principe alle diensten in de Amerikaanse staat Kansas geweigerd kunnen worden aan LHBT’s, waaronder zelfs medische behandeling?
Klopt het dat bedrijven in de Amerikaanse staat Arizona op basis van religieuze redenen homoseksuele klanten kunnen weigeren?
In hoeverre zijn staten in de VS gebonden aan internationale mensenrechtenverdragen?
Het is de VS zelf die partij is bij mensenrechtenverdragen en derhalve gehouden om te verzekeren dat deze worden nageleefd. De manier waarop dat gebeurt, is aan de VS zelf. Als blijkt dat binnen de VS wetgeving van kracht zou zijn die strijdig is met de mensenrechtenverdragen, dan is de VS daarop aanspreekbaar voor zijn verdragspartners.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband stappen te ondernemen tegen deze discriminerende wetgeving? Zo ja, hoe gaat u hier uitvoering aan geven? Zo neen, waarom niet?
Nee, want de genoemde wetsvoorstellen zijn niet aangenomen.
Nucleaire ontwapening en non-proliferatie |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het AO over nucleaire ontwapening en non-proliferatie op 29 januari jl. dat de Amerikanen in het Nuclear Posture Review-report van 2010 heel helder hebben gesteld dat de modernisering van de B61 kernwapens «geen nieuwe militaire capaciteiten zou opleveren». En dat de Minister graag van het lid Knops hoort waar hij informatie vandaan heeft die anders luidt, «want dan zullen we die evalueren»?1
Ja.
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Defensie tijdens hetzelfde AO: «De modernisering zou tot gevolg hebben dat de kernwapens wellicht wat preciezer zijn, maar dat is wat anders dan een nieuwe militaire capaciteit; dat biedt dus geen opening voor andersoortige missies of inzet van deze wapens»?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bewering van de Amerikaanse Rekenkamer dat de Amerikaanse «Nuclear Weapons Council» aangegeven heeft dat bij de modernisering van de B61 niet alleen gestreefd moet worden naar het opknappen van de bestaande bommen, maar ook naar mogelijkheden om de eigenschappen van de bommen te verbeteren op het gebied van veiligheid, bescherming, prestaties? En dat alternatieve ontwerp concepten onderzocht moeten worden, die niet onderzocht zijn bij eerdere levensduurverlengingsprogramma’s?2
Het Amerikaanse «Nuclear Posture Review Report» van april 2010 stelt dat levensduurverlengingsprogramma’s («Life Extension Programmes», LEP’s) geen nieuwe militaire capaciteiten zullen opleveren. Dat werd nog eens bevestigd tijdens recent contact met de Amerikaanse autoriteiten. Het kabinet heeft geen reden de Amerikaanse positie in twijfel te trekken. Het levensduurverlengingsprogramma (LEP) voor de B61 is bedoeld om de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van dit wapen blijvend te garanderen.
Het kabinet is niet verantwoordelijk voor inhoud en uitvoering van het Amerikaanse levensduurverlengingsprogramma en doet dan ook geen uitspraken over beweringen van de Amerikaanse Rekenkamer hierover.
Klopt het dat de B61 voorzien zal worden van een precisie geleide «tail kit», een geleidingsmechanisme, vergelijkbaar met het mechanisme dat de ongerichte Mk84 ongeleide bom aanpaste in de precisiegeleide Joint Direct Attack Munition (JDAM), de GBU-31?3
Het levensduurverlengingsprogramma (LEP) voor de B61 wordt uitsluitend door de Amerikaanse overheid uitgevoerd. NAVO-bondgenoten hebben geen zeggenschap over het onderhoud en de modernisering van deze wapens en zijn daarbij ook niet betrokken.
Uit recent contact met de Amerikaanse autoriteiten aangaande het levensduurverlengingsprogramma wordt bevestigd dat de gemoderniseerde B61 geen nieuwe militaire capaciteiten zal opleveren. Het vervangen van de bestaande remparachute door een meer precieze «tail kit», dat een onderdeel vormt van het levensduurverlengingsprogramma, levert een verbeterde accuratesse op en vergroot de ontsnappingstijd van het overbrengende vliegtuig. Deze verhoogde acuratesse betekent echter volgens de VS dat, om dezelfde effectiviteit op het doel te bereiken, de explosieve kracht («yield») van de B61 lager kan worden.
Klopt het dat dit JDAM-geleidingspakket GPS-technologie zal gebruiken om precisie te leveren op de schaal van enkele tientallen meters afstand of minder van het beoogde doelwit? En dat de impact van zo’n geleidingspakket substantieel veel groter is dan van ongeleide versies van de B61, en het wapen daarmee veel effectiever wordt?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de gemoderniseerde B61 veel preciezer en effectiever zal zijn tegen versterkte en ondergrondse doelwitten?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de gemoderniseerde B61 door z’n grotere precisie en effectiviteit een minder zware nucleaire lading nodig heeft? En dat de nieuwe bom «scalable» wordt, oftewel dat de kracht van de explosie geschaald kan worden?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt volgens u door de nieuwe capaciteiten van de B61 en de verminderde nevenschade en radioactieve straling bij het eventuele gebruik ervan, de drempel om het wapen in te zetten lager?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de huidige generatie jachtvliegtuigen met een kernwapentaak, zoals de F-16, geen gebruik kunnen maken van de geleide «tail kit» op de B61, omdat de computersystemen van deze vliegtuigen niet kunnen communiceren met de B61, en dat de F-35 wel gebruik zal kunnen maken van de «tail kit»?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel extra taken, missies en mogelijkheden zal de F-35 bieden ten opzichte van de F-16 als het gaat om de kernwapentaak?
Zoals aan Uw Kamer medegedeeld in de reactie op de motie Van Dijk over de nucleaire taak van de opvolger van de F-16 (Kamerstuk BS 2013037290) staan de extra taken, missies en mogelijkheden die de F-35 biedt ten opzichte van de F-16 los van de kernwapentaak. In dit kader wordt nogmaals benadrukt dat het kabinet van mening is dat de inzet van Nederland erop gericht moet zijn dat Nederland op het moment dat de opvolger van de F-16 aantreedt geen nucleaire taak meer zou hoeven te vervullen – omdat op dat moment de internationale omstandigheden en de afspraken binnen de NAVO dat hopelijk mogelijk maken.
Klopt het dat de gemoderniseerde B61, in combinatie met de F-35, een formidabele verbetering van de nucleaire capaciteiten van de NAVO met zich mee brengt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting dat als de modernisering van de B-61 slechts gericht zou zijn op verlenging van de levensduur van de bommen en het in stand houden van de veiligheid ervan, de bommen hun huidige «tail kit» zouden behouden?
Zie antwoord vraag 4.
Welk signaal gaat er volgens u van de NAVO naar Rusland uit als de Verenigde Staten voor naar schatting $ 11 miljard investeren in modernisering van tactische kernwapens, hetgeen een aanzienlijke versterking van de nucleaire capaciteiten betekent? Moedigt dit de Russen aan om hun kernwapenarsenaal te reduceren?
Het levensduurverlengingsprogramma voor de B61 is bedoeld om de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van deze wapens blijvend te garanderen. Het programma levert geen nieuwe militaire capaciteiten op. Het kabinet wil niet speculeren over de vraag welke interpretatie de Russische Federatie zou kunnen geven aan het levensduurverlengingsprogramma voor de Amerikaanse B61.
Deelt u de mening dat met een dusdanige versterking van de nucleaire capaciteiten van de NAVO en in het licht van de motie Omtzigt, die zich daar tegen uitspreekt,4 een nieuw weegmoment ontstaat ten aanzien van de aantallen tactische kernwapens in Europa en de aanwezigheid van deze wapens in Nederland?
Bovenstaande antwoorden maken duidelijk dat er geen sprake is van versterking van de nucleaire capaciteiten van de NAVO. Een nieuw weegmoment ten aanzien van de aantallen tactische kernwapens in Europa is dan ook niet aan de orde.
Hoe verhoudt het bovenstaande zich tot uw beider uitspraken tijdens het AO op 29 januari jl.?
De antwoorden op deze vragen zijn volledig in lijn met de uitspraken van beide bewindslieden tijdens bedoeld AO.
Bent u bereid de in deze vragen verwoorde informatie te evalueren, conform de toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken?
Het kabinet heeft kennis genomen van de door u aangedragen informatie en over de inhoud van het levensduurverlengingsprogramma contact opgenomen met de Amerikaanse autoriteiten. Het resultaat hiervan is terug te vinden in de antwoorden op deze Kamervragen.
Bent u bereid deze vragen voorafgaand aan het VAO Beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat president Museveni de omstreden anti-homowet heeft ondertekend |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Ingrid de Caluwé (VVD), Jasper van Dijk (SP), Pieter Omtzigt (CDA), Michiel Servaes (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Oegandese president Museveni de omstreden anti-homowet heeft ondertekend?1
Het kabinet is teleurgesteld dat president Museveni de wet toch heeft ondertekend ondanks zijn eerdere kritische houding ten aanzien van de wet en ondanks internationale signalen dat dit ernstig zou worden opgenomen. De wet gaat in tegen de fundamentele rechten van de mens en de internationale verdragen waaraan Uganda zich heeft gecommitteerd. Het kabinet maakt zich zorgen over de negatieve gevolgen van de wet voor de LHBT gemeenschap, zoals mogelijk toenemende discriminatie, onveiligheid en inperking van de vrijheid van meningsuiting en toegang tot gezondheidszorg, inclusief HIV/aids bestrijding.
Welke maatregelen zult u nemen, gezien uw volgende uitspraak op 18 februari jl.: «als deze wet inderdaad wordt aangenomen, heeft dat grote consequenties voor de relatie tussen de Europese Unie en Uganda, maar ook voor de relatie tussen Nederland en Uganda»?2
Meteen na het ondertekenen van de wet heeft het kabinet de hulp aan de Ugandese overheid in de justitiële sector opgeschort. Het gaat specifiek om een fonds voor hervormingen in de justitiële sector waaraan Nederland een bedrag van max. 8,5 mln. euro per jaar bijdraagt. Daarnaast doet Nederland een beroep op de mensenrechtenclausule binnen de Democratic Governance Facility (DGF) om steun aan de Inter-Religious Council (IRC) en Parliamentary Commission (PC) op te schorten. Deze organisaties hebben zich openlijk voor de wet uitgesproken. Ook bepleit Nederland dat de EU haar begrotingssteun aan Uganda niet hervat; deze was eind 2012 opgeschort n.a.v. een corruptieschandaal.
Op verschillende niveaus zal Nederland de zorg over de wet blijven opbrengen bij de Ugandese overheid. Op 26 februari is de Ugandese zaakgelastigde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag ontboden om de Nederlandse zorgen nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht van de Ugandese overheid te brengen. De Nederlanse ambassadeur in Kampala heeft hetzelfde gedaan tijdens een gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sam Kutesa op 27 februari. Daarbij heeft hij ook de opschorting van de hulp in de justitiële sector toegelicht. Hij heeft daarnaast gesproken met een parlementslid dat de wet wil laten toetsen aan de Ugandese grondwet. Samen met andere ontwikkelingspartners in Uganda heeft Nederland een verklaring uitgebracht waarin de anti-homowetgeving scherp wordt veroordeeld.
Bent u bereid het budget dat gereserveerd is voor directe steun aan de Oegandese regering stop te zetten? Welke mogelijkheden ziet u om middelen over te hevelen naar Oegandese mensenrechtenorganisaties?
Zie antwoord op vraag 2. Nederland steunt in Uganda al een aantal mensenrechtenorganisaties, waaronder LHBT organisaties. Het kabinet zal in overleg met LHBT organisaties en de internationale gemeenschap bezien welke lokale initiatieven kunnen worden gesteund om de belangen en de veiligheid van de LHBT gemeenschap in Uganda te waarborgen. Nederland stelt middelen beschikbaar om het voornemen van de LHBT coalitie in Uganda te steunen om de wet te toetsen aan de grondwet.
Bent u bereid per direct te stoppen met ontwikkelingssamenwerking met Oegandese organisaties die steun hebben uitgesproken aan deze wetgeving? Zo neen, waarom niet?
Ja, zie antwoord op vraag 2.
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de Europese Unie een krachtig signaal afgeeft met concrete maatregelen tegen deze onwenselijke wet? Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met uw EU-collega’s en EU-programma’s in Oeganda tegen het licht te houden?
In vervolg op de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Ashton van 18 februari3 zal de EU, mede op aandringen van Nederland, een stevige verklaring uitbrengen waarin de ondertekening van de wet wordt veroordeeld. Nederland bepleit dat de EU de begrotingssteun aan Uganda niet hervat.
Bent u, gezien de urgentie van het vraagstuk en dynamische ontwikkelingen, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
De regering heeft getracht de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
EU-plan om Oekraïne geld te geven |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Is de regering van plan om financiële middelen aan Oekraïne ter beschikking te stellen?1
Nederland heeft in 2013 fondsen beschikbaar gesteld aan Oekraïne. Het gaat om EUR 726.000 vanuit Matra-fondsen (in dit bedrag is verdisconteerd een verhoging van EUR 250.000 die werd doorgevoerd ter uitvoering van de motie Ten Broeke-Bonis van 19 december 20122), om EUR 420.000 uit het Mensenrechtenfonds en bijna EUR 90.000 uit het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid.
Voor 2014 is EUR 400.000 geraamd vanuit Matra-middelen. Vanuit het Mensenrechtenfonds is EUR 645.000 geraamd.
Zo ja, hoeveel Euro per Nederlander wil de regering aan Oekraïne geven?
Bovengenoemde bedragen die Nederland bilateraal ter beschikking stelt behelzen een fractie van een euro per Nederlander.
Waarom besteedt de regering dat geld niet aan lastenverlichting voor Nederlanders?
Omdat deze middelen een ander doel dienen: bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten in een buurland van de Europese Unie.
Kunt u garanderen dat we dat geld ooit terug zullen zien?
De in vraag 1 genoemde bijdragen betreffen schenkingen.
Deelt u de mening dat als de EU zelf geld wil geven aan Oekraïne, dit geld beter besteed kan worden aan lastenverlichting voor inwoners van de EU en dus ook voor Nederlanders? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer is per brief van 5 maart jl. geïnformeerd over het Europese steunpakket van EUR 11 miljard dat de Commissie op 6 maart jl. aan de Europese regeringsleiders heeft gepresenteerd: zie hiervoor ook de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 17 maart waarin het verslag van de bijeenkomst van regeringsleiders is opgenomen. Van dit steunpakket komt EUR 3 miljard uit de EU-begroting, waarvan EUR 1,4 miljard subsidies zijn (verdeeld over een periode van zeven jaar). De Nederlandse bijdrage is ongeveer 5%. Deze middelen vallen onder het plafond van Categorie IV (Extern Beleid) van de EU-begroting, dat een slagvaardig en effectief extern beleid van de Europese Unie beoogt.
Wilt u deze vragen separaat en vóór 4 maart 12.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn separaat beantwoord. Ten behoeve van de volledigheid is met de beantwoording van deze vragen gewacht tot na de bijeenkomst van Europese regeringsleiders op 6 maart jl. waar de Europese Commissie haar steunpakket heeft gepresenteerd.
Wilt u – mits beschikbaar – bij uw beantwoording een verslag toevoegen van het bezoek van EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Asthon aan Oekraïne?
Bijgevoegd is de verklaring die HV Ashton aflegde na haar bezoek aan Oekraïne op 25 februari.3
De Humanitarian Action for Children van Unicef |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Humanitarian Action for Children van Unicef en het rapport Humanitarian Action for Children 2014?1
Ja
Gaat Nederland gehoor geven aan deze oproep van Unicef?
Nederland draagt aanzienlijk bij aan UNICEF programma’s wereldwijd. Zie verder de beantwoording van vraag 4.
Herkent u zich in de analyse van het rapport?
Ja, elk kind heeft recht op een veilige toekomst, en dat zijn/haar rechten worden gerespecteerd.
Hoeveel draagt Nederland dit jaar bij aan Unicef en hoeveel daarvan is voor noodhulp? Hoe verhoudt die bijdrage zich tot bijdragen van vergelijkbare landen?
De cijfers voor noodhulp in 2014 zijn mede afhankelijk van de in dat jaar plaatsvindende humanitaire crises. Daarom is het antwoord op deze vraag gebaseerd op cijfers uit 2013.
Het is moeilijk om aan te geven hoe de Nederlandse humanitaire bijdrage zich verhoudt tot bijdragen van andere landen, omdat een vertekend beeld ontstaat, als men uitsluitend naar de geoormerkte bijdragen op humanitair terrein kijkt. De bijdrage aan het CERF, de vrijwillige bijdrage en totale bijdrage (NL 141 mln Euro in 2013), die themafinanciering omvat, moeten alle betrokken worden. In het totaal gaat ongeveer een derde van alle financiële middelen van UNICEF naar humanitaire hulp.
Is dit rapport aanleiding om de bijdrage aan Unicef of andere begrotingsposten te herzien?
Nee, de verdeling van financiële middelen is op een evenwichtige wijze tot stand gekomen.
Wat gaat u doen om de internationale gemeenschap te stimuleren de noodzakelijke financiering bij elkaar te krijgen?
Nederland werkt actief met andere donoren en actoren samen om de beschikbare fondsen zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten. In internationaal (Europees) verband wordt voor aandacht voor kinderen gepleit. Zie ook het antwoord op vraag 14.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Unicef in 2013 maar 38% van de benodigde financiering bij elkaar heeft kunnen krijgen voor Mali, een van onze partnerlanden? Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat dit zich herhaalt in 2014?
We delen uw zorg. Zie het antwoord op 4. Nederland draagt bij via het CERF, met niet geoormerkte middelen, door themafinanciering en soms via additionele humanitaire bijdragen.
Deelt u de mening dat Nederland een directe rol kan spelen in projecten van Unicef m.b.t. Water en Sanitatie, zoals het creëren van Safe-WASH kampen, door middel van het leveren van expertise en financiering? Zo ja, welke middelen zouden hiervoor gebruikt kunnen worden?
Ja, Nederland financiert projecten van UNICEF m.b.t. water en sanitatie in vijftien landen in Sub-Sahara Afrika; Mozambique, Malawi, Zambia, Rwanda, Liberia, Sierra Leone, Mali, Ghana, Mauretanië, Benin, Guyana, CAR, Ivoorkust en Soedan en Zuid Soedan. Via programma samenwerkingsovereenkomsten wordt hierbij Nederlandse expertise van o.a. SNV, Practica, Akvo en IRC ingeschakeld. Nederland heeft in de waterbrief van 2012 (DME/MW004/2012 van 9 januari 2012) aangekondigd sanitatie en drinkwatervoorzieningen in noodsituaties en wederopbouw te willen verbeteren door Nederlandse kennis te bundelen en toepasbaar te maken. In overleg met de sector wordt gewerkt aan het opzetten van een pool met waterexperts. Hierbij zal ook aansluiting worden gezocht bij UNICEF als wereldwijde clusterleider voor WASH.
Steunt u de «No Lost Generation» strategie van Unicef, die zich richt op het tegengaan van een verloren generatie in Syrië, en op welke manier draagt Nederland daaraan bij of gaat daaraan bijdragen?
Het Kabinet is zeer begaan met de slachtoffers van de Syrische crisis, waaronder miljoenen kinderen. Daarom heeft Nederland tot op heden 75 miljoen EURO beschikbaar gesteld; dit is bovenop de jaarlijkse core bijdragen aan humanitaire VN-organisaties, het VN-noodhulpfonds en het ICRC van totaal ruim 150 miljoen EURO per jaar. Zoals vermeld in het beleidskader voor humanitaire hulp «Hulp aan mensen in nood» (Kamerstuk 32605–64) worden uit effectiviteitsoverwegingen bij voorkeur ongeoormerkte bijdragen beschikbaar gesteld, zodat ter plaatse bepaald kan worden waar de middelen het best kunnen worden ingezet.
Het Kabinet steunt de inzet van UNICEF en andere hulporganisaties om te voorkomen dat grote aantallen Syrische kinderen als gevolg van het conflict hun kansen op zelfontplooiing missen en later moeten worden aangeduid als een «lost generation». Met de Nederlandse humanitaire hulp worden al activiteiten gefinancierd die hieraan bijdragen. Verder worden ook in de buurlanden waar grote aantallen vluchtelingen worden opgevangen in samenwerking met de overheden daar programma’s opgezet. Deze helpen niet alleen Syrische vluchtelingenkinderen, maar zorgen er ook voor dat de kinderen van met name Libanon en Jordanië niet ook lijden onder de situatie.
Het Kabinet onderschrijft het grote belang van onderwijs voor kinderen. Uit het stabiliteitsfonds wordt een bijdrage van 3 mln EURO beschikbaar gesteld aan een EC/UNICEF/UNHCR programma voor ondersteuning van het Libanese onderwijssysteem, waarvan naast Libanese ook Syrische vluchtelingenkinderen profiteren.
Hoeveel gaat Nederland bijdragen aan de 613 miljoen dollar die volgens het Unicef-rapport nodig is voor de opvang van Syrische vluchtelingen in Egypte, Jordanië, Irak, Libanon en Turkije in 2014?
Zie antwoord vraag 9.
Volgens het rapport «The Future of Syria: Refugee Children in Crisis»2 van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR), leven meer dan 1,1 miljoen Syrische vluchtelingkinderen in Jordanië en Libanon onder erbarmelijke omstandigheden bent u op de hoogte van dit rapport en de aantallen?
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie van Syrische vluchtelingkinderen in de kampen in en om Syrië? Hoe ziet u de toekomst van deze kinderen, die niet meer naar school gaan en in sommige gevallen zelfs worden uitgebuit en werken in gevaarlijke omstandigheden? Wat doet u al om deze situatie te verbeteren of gaat u nog doen?
Ik heb met eigen ogen kunnen zien onder welke moeilijke omstandigheden de Syrische vluchtelingen, waarvan ongeveer de helft kinderen zijn, in de buurlanden leven. In september 2013 bezocht ik Za’ateri, het grootste Syrische vluchtelingenkamp in Jordanië. Daar heb ik gesproken met de kampleiding, vrouwengroepen en diverse individuele vluchtelingen om mij op de hoogte te stellen van de situatie. In Libanon, waar geen formele vluchtelingenkampen zijn, heb ik in april en september 2013 gesproken met diverse Syrische vluchtelingengroepen, ook vrouwen en Christenen. Hulp aan slachtoffers van de Syrische crisis heeft voor mij een hoge prioriteit, zoals vermeld in mijn brief van 24 februari aan uw Kamer (Kamerstuk no 32623–127); zie ook het antwoord op vraag 10.
Hoe ziet u de rol van de buurlanden van Syrië in deze?
De buurlanden van Syrië verdienen veel lof voor de opvang van de ca. 2,5 miljoen Syrische vluchtelingen en hun bereidheid dit te blijven doen ondanks de hoge kosten en grote gevolgen voor lokale gemeenschappen. De komst van de vele vluchtelingenkinderen vormt een grote druk op de bestaande onderwijsfaciliteiten en o.a. in Libanon wordt onderwijs veelal in «shifts» gegeven.
Deelt u de conclusies van het UNHCR-rapport dat de internationale gemeenschap in actie moet komen en deze kinderen te hulp moet schieten? Hoe ziet u de rol van UNHCR in de hulpverlening in de vluchtelingenkampen? Hoe ziet u de rol van Unicef in deze vluchtelingenkampen?
Zoals ook tijdens de «pledging conference» op 15 januari in Koeweit voor hulp aan slachtoffers van de Syrische crisis bleek, bestaat vrijwel wereldwijde consensus dat de internationale gemeenschap de slachtoffers, en zeker de kinderen, dient te helpen. Tijdens de conferentie is voor 2014 ongeveer 2,4 miljard USD toegezegd, maar de gevraagde en benodigde fondsen voor 2014 bedragen 6,5 miljard USD. Dit is het grootste VN-noodhulpverzoek ooit, terwijl er ook mensen en kinderen in andere crises, zoals de Centraal Afrikaanse Republiek, hulp nodig hebben om in leven te blijven.
Volgens zijn mandaat is UNHCR de overall coördinerende instantie voor de vluchtelingen in de buurlanden. UNICEF is de leidende organisaties voor het cluster onderwijs binnen de hulp aan vluchtelingen in de buurlanden van Syrië.
Wat zijn de internationale plannen om de situatie van deze vluchtelingkinderen te verbeteren en er voor te zorgen dat ze niet meer moeten werken maar naar school kunnen blijven gaan? Wat doet Nederland al op dit gebied en wat gaat u nog doen?
De VN, en met name UNICEF en UNHCR, zet zich in om het lot van de Syrische vluchtelingenkinderen te verbeteren. Nederland behoort tot de 15 grootste donoren voor de Syrische crisis met ongeoormerkte bijdragen aan m.n. UNHCR. Daarnaast heeft Nederland 3 miljoen EURO beschikbaar gesteld voor onderwijs in Libanon, zie het antwoord op vragen 9 en 10. Ook wordt een project gefinancierd van de Vereniging Nederlandse Gemeenten om Nederlandse expertise beschikbaar te stellen voor het verbeteren van basisvoorzieningen van het vluchtelingenkamp Za’ateri in Jordanië met circa 80.000 inwoners en omringende gemeenten waar ook veel vluchtelingen verblijven, opdat de levensomstandigheden van de vluchtelingen en hun kinderen beter en veiliger worden.
Het bericht €15 miljoen Nederlands belastinggeld voor een vliegveld in Tanzania |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland betaalt 15 miljoen voor vliegveld Tanzania»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat Nederland meebetaalt aan de verbouwing/uitbreiding van een vliegveld in Tanzania terwijl in Nederland de lasten omhoog schieten en zelfs verzorgingstehuizen worden gesloten?
Nee. Het genoemde project is onderdeel van het programma voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). ORIO heeft tot doel de economische ontwikkeling in landen als Tanzania te bevorderen door de cofinanciering van nieuwe publieke infrastructuur en de modernisering van bestaande infrastructuur. De huidige staat van Kilimanjaro International Airport belemmert de economische ontwikkeling in onder meer toerisme en tuinbouw in de noordelijke regio van Tanzania. De rehabilitatie van de luchthaven zorgt niet alleen voor een verbetering van het Tanzaniaanse investeringsklimaat, maar is ook van belang voor Nederlandse ondernemers, die actief zijn in beide sectoren.
Kunt u aangeven waarom Nederland überhaupt het op twee na meest corrupte Oost-Afrikaanse land direct maar zeker ook indirect (o.a. via de EU) spekt met miljoenen euro's aan belastinggeld?
Het voorkomen en tegengaan van corruptie is voor Nederland en de EU een prioriteit. Daarom zijn verschillende anti-corruptieclausules van toepassing op het genoemde project betreffende Kilimanjaro International Airport. Bij de aanvraag, selectie, gunning en uitvoering wordt hierop getoetst en Nederland kan maatregelen treffen in geval van corruptie. Dergelijke anti-corruptieclausules zijn altijd van toepassing op ORIO-projecten. Overigens vinden er binnen genoemd ORIO-project geen betalingen plaats aan de overheid van Tanzania. De betalingen worden direct gedaan aan de uitvoerder van het project na een controle van de geleverde werken.
Hoeveel euro Nederlands belastinggeld gaat er in 2014 via de EU naar Tanzania in het kader van ontwikkelingshulp?
De EU verwacht in 2014 € 104 miljoen te investeren in ontwikkelingssamenwerking in Tanzania. Hiervan is, indachtig de geldende verdeelsleutel, ongeveer € 5 miljoen toe te schrijven aan de Nederlandse bijdrage aan de EU.
Bent u bereid deze absurde beslissing terug te draaien en de gelden te laten steken in lastenverlichting in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zie antwoorden op voorgaande vragen.
Het «Gemeenschappelijk Standpunt» van de EU ten aanzien van Cuba |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de schuld, waarover overeenstemming bereikt werd tussen Cuba en Nederland de Exportkredietverzekering betrof die op 15 mei 2003 is afgesloten door de Rabobank voor een financieringsovereenkomst met de Cubaanse staatsbank «Banco Nacional de Cuba»?1
Nee, in 2001 heeft de rechtsvoorganger van Atradius Dutch State Business twee verzekeringspolissen afgegeven met als debiteur een Cubaanse bank in staatshanden. Onder deze polissen is in 2003 schade ontstaan. De verzekeringsovereenkomst waarnaar de vraag verwijst heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.
Hoe groot was de oorspronkelijke schuld inclusief de geaccumuleerde rente eind 2013, toen de deal gesloten werd? Wat was het rentepercentage dat afgesproken was bij de lening in 2003?
In 2003 is onder de betreffende polissen en voor rekening van de Nederlandse Staat een bedrag van € 37,3 miljoen uitgekeerd aan de verzekerde. Op het moment dat onder een polis schade ontstaat neemt de Nederlandse Staat de vordering van de verzekerde over en gaat Atradius over tot het treffen van incassomaatregelen om de schade op, in dit geval, de Cubaanse debiteur te verhalen. De initiële incassomaatregelen hebben in de periode 2004 – 2006 geleid tot de terugbetaling van circa € 3,5 miljoen. Sindsdien is door de Cubaanse bank geen betaling meer gedaan. De uitstaande schuld per december 2013 bedroeg, inclusief geaccumuleerde rente, € 73 miljoen. Het rentepercentage in de oorspronkelijke leningsovereenkomsten tussen de verzekerde partij en de Cubaanse bank betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Hoeveel is er afgeschreven op deze totale schuld en op welke wijze wordt dat in de rijksbegroting(en) verwerkt?
De Cubaanse debiteur dient in de periode 2014 tot en met 2025 € 42,6 miljoen terug te betalen plus jaarlijks 2% rente over het uitstaande bedrag. Met het sluiten van dit akkoord is van de totale vordering van € 73 miljoen een bedrag van circa € 30 miljoen, dat met name bestond uit hoog opgelopen boeterente, afgeschreven. Bij de behandeling van de rente in het akkoord is rekening gehouden met het feit dat de financieringskosten voor de Nederlandse Staat laag zijn. Het akkoord zorgt ervoor dat het oorspronkelijke schadebedrag van € 37,3 miljoen terugvloeit naar de Nederlandse Staat plus een vergoeding voor gederfde rente. De afwikkeling van deze schadezaak verloopt voor de Nederlandse Staat dan ook min of meer budgetneutraal. Na jaren van onderhandelingen en gezien de akkoorden die andere landen met Cuba hebben gesloten werd bovendien duidelijk dat geen terugbetalingsregeling tot stand zou komen als Nederland zou blijven vasthouden aan de volledige betaling van de gehele vordering.
De Minister van Buitenlandse Zaken is inhoudelijk niet bij de onderhandelingen betrokken geweest, de onderhandelingen werden gevoerd door incassospecialisten van Atradius. Het bezoek van de Minister verhoogde aan Cubaanse zijde het gevoel van urgentie om deze langslepende kwestie op te lossen en heeft er dan ook toe bijgedragen dat een significant bedrag aan belastinggeld naar Nederland terugkeert.
De recuperaties worden verantwoord in artikel 5 van hoofdstuk 9 van de Rijksbegroting («Exportkredietverzekeringen, – garanties en investeringsverzekeringen»). Het eerstvolgende begrotingsmoment na dit akkoord is de voorjaarsnota.
Wordt een deel van de afgeschreven schuld nog als ODA opgevoerd en zo ja, hoeveel?
Nee. Dit is overigens ook alleen toegestaan als er kwijtschelding plaatsvindt in het kader van de Club van Parijs, en dat is hier niet het geval.
Waarom betaalt Cuba slechts 2% rente vanaf nu op de uitstaande schuld aan Nederland? Welke andere particulieren of bedrijven mogen nog meer lenen bij de Nederlandse staat tegen 2% rente?
De rentevoet van 2% is de uitkomst van de onderhandelingen. De rente van 2% is vergelijkbaar met de «Commercial Interest Reference Rates» (CIRR) van de OESO en de financieringskosten van de Nederlandse Staat.
Waarop slaat de 2% rente precies? Over welk bedrag en welke periode wordt die in rekening gebracht?
De rente van 2% wordt berekend vanaf 1 januari 2014 over het uitstaande bedrag. Op dit moment is dat € 42,6 miljoen. Met andere woorden, bovenop de € 42,6 miljoen komt nog jaarlijks 2% rente over het uitstaande saldo. In het akkoord is bovendien opgenomen dat, als er niet wordt betaald, bovenop de rente ook een boeterente van 2% verschuldigd is.
Kunt u het precieze aflossingsschema en het rentepercentage aan de Kamer doen toekomen, aangezien de totale betalingen van Cuba aan Nederland maar € 41 miljoen lijken te bedragen en daar een (reeds afgewaardeerde) schuld van € 42,7 miljoen en rente mee wordt terugbetaald?
Het verschil tussen beide bedragen wordt verklaard door afrondingsverschillen doordat in antwoord op de in de voetnoot genoemde vragen werd gerekend met afgeronde bedragen. De precieze bedragen zijn als volgt. In 2014 en 2015 wordt € 125.000 per kwartaal betaald. Vervolgens wordt de resterende schuld afgelost in 40 kwartaaltermijnen van € 1.039.616.
Heeft Nederland overleg gehad met de andere landen in de club van Parijs voordat zij overging tot deze schulddeal en vonden de andere landen het prima dat Nederland in zijn eentje een deal aangaat voor schuld van Cuba? Zo ja, op welke wijze heeft dat overleg plaatsgevonden en hebben deze landen ingestemd? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de Club van Parijs is afgesproken dat kortlopende vorderingen op Cuba bilateraal worden geregeld, dus buiten de Club van Parijs om. Een groot deel van de leden van de Club van Parijs heeft inmiddels een vergelijkbaar akkoord gesloten. Er zijn landen die op de hoofdsom hebben kwijtgescholden.
Welke vormen van exportkredietverzekering (EKV) is nu weer beschikbaar voor Nederlandse bedrijven in hun handel met Cuba en hoe verhoudt die zich tot de EKV van andere EU-landen in hun handel met Cuba?
In het kader van de schuldenregeling is, in het geval van een vervroegde aflossing van de hoofdsom, de mogelijkheid om nieuw kortlopend krediet te verzekeren. Zodoende heeft Cuba een prikkel om Nederland sneller terug te betalen. Vanzelfsprekend is hierbij een voorwaarde dat er geen achterstand onder de regeling mag zijn. Andere landen in de Club van Parijs hebben een vergelijkbare constructie opgenomen in hun akkoorden.
Het bericht “België wil af van ‘arme’ Nederlanders” |
|
Pieter Heerma (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «België wil af van «arme» Nederlanders»?1
Ja.
Wat vindt u van de berichtgeving dat in 2013 305 Nederlanders te horen hebben gekregen dat zij België dienen te verlaten omdat zij een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem? Bent u ook van mening dat in Nederland vaker bekeken zou moeten worden of EU-onderdanen een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem?
Op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (RL 2004/38) kan een EU-burger het recht op verblijf verliezen, zodra hij/zij een onredelijke belasting is gaan vormen voor het sociale bijstandssysteem in een gastlidstaat. Beëindiging van het verblijf behoort tot de mogelijkheden bij een onredelijke beroep op bijstand door een EU-burger. In feite volgt Nederland wat dit betreft reeds een vergelijkbare koers als België. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013). Voorts loopt in de gemeente Rotterdam een pilot, die mede is bedoeld om na te gaan hoe de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en IND verbeterd kan worden.
Volgens de berichtgeving zijn de voorwaarden niet strenger geworden in België voor EU-onderdanen, toch is het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen gestegen. Uit de cijfers blijkt veel meer dan in Nederland. Hoe komt het dat de afgelopen twee jaar het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen is gestegen in België? En is er een verschil met Nederland? Zo ja, wat is dan het verschil en hoe kan dit verschil verklaard worden?
Gebleken is dat in België beëindigingen van het verblijfsrecht de laatste jaren zijn toegenomen doordat controles op het verblijfsrecht bij het aanvragen, c.q. ontvangen van sociale bijstand («leefloon») in het land doeltreffender zijn georganiseerd dan voorheen. De relatief hoge cijfers zijn mede te verklaren uit de omstandigheid dat België bezig is met een inhaalslag. Behalve nieuwe aanvragen wordt ook het zittend bestand van EU-burgers, die korter dan vijf jaar in België verblijven en langer dan drie maanden «leefloon» ontvangen, onderworpen aan de nieuwe regels. Verwachting is dat de cijfers de komende tijd zullen dalen.
Sinds 2011 is in België sprake van een «regelmatige uitwisseling van gegevens» tussen betrokken instanties, resp. de «Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie» (POD MI) en de «Dienst Vreemdelingenzaken» (DVZ). De koppeling van databestanden van vreemdelingen (DVZ) en uitkeringsgerechtigden (POD MI) leidt tot een automatische «wake up call» om een onderzoek uit te voeren, via een zogenaamde Kruispuntbank. In totaal genereerde het systeem in 2012 en 2013, respectievelijk 59.000 en 64.000 «wake up calls». In circa 7,5% van de gevallen heeft vervolgens nader onderzoek plaatsgevonden. Of er een nader onderzoek komt, is afhankelijk van beleid op gemeenteniveau. Gemeenten bepalen uiteindelijk welke dossiers voor onderzoek aan de DVZ worden voorgelegd.
Nederland kent een andere werkwijze. De IND ontvangt meldingen over het verstrekken van bijstandsuitkeringen aan EU-burgers van de gemeente. Die meldingen verlopen niet geautomatiseerd. De uitvoering van de WWB is gedecentraliseerd aan gemeenten. Gemeenten verstrekken enkel een beperkte set van statistische gegevens aan het CBS en zijn niet verplicht aanvullende informatie te verstrekken. Zodra de IND een melding over het verstrekken van een bijstandsuitkering van een gemeente ontvangt, onderzoekt de IND of sprake is van een onredelijk beroep op de bijstand. In 2013 is in Nederland van totaal 650 EU-burgers het verblijf beëindigd. Uit handmatige registratie van de IND blijkt dat van 60 EU-burgers in 2013 het verblijf is beëindigd wegens een onredelijk beroep op de bijstand.
Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013) De resultaten van de pilot Rotterdam zijn in dit verband van belang. Ook de praktijkervaringen in België worden betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling.
Uit de berichtgeving komt naar voren dat België sinds twee jaar werkt met een nieuw controlesysteem waarbij de samenwerking tussen de bijstand- en uitkeringsinstanties met de Dienst Vreemdelingenzaken sterk is verbeterd. Waarin verschilt dit systeem ten opzichte van de werkwijze in Nederland? Zijn de ervaringen in België ook meegenomen in de pilot van Rotterdam die 1 oktober 2013 is gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn in Nederland de databanken van de bijstands- en uitkeringsinstanties automatisch gekoppeld aan de databanken van de Immigratie en Naturalisatiedienst? Zo nee, waarom niet? En als er geen koppeling van databanken (mogelijk) is op welke wijze zou de gegevensuitwisseling dan geïntensiveerd en verbeterd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Op 9 december 2013 heeft u samen met de Belgische minister Bourgeois een intentieverklaring ondertekend om beter samen te werken op onder meer de schaduwkanten van intra-EU-arbeidsmobiliteit. Neemt u in deze samenwerking ook het nieuwe, verbeterde, controlesysteem van de Belgische overheid mee? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De intentieverklaring om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te verbeteren ziet primair op integratie en inburgering van migranten in de samenleving. Derhalve ligt het minder voor de hand het controlesysteem van de Belgische overheid op rechtmatig verblijf bij aanvraag van een sociale bijstandsuitkering in deze samenwerking mee te nemen. Dit laat onverlet dat contacten met vertegenwoordigers van de Vlaamse deelregering waar mogelijk benut kunnen worden.
Op welke samenwerking ziet de intentieverklaring nog meer? Welke onderwerpen komen hier in aan bod?
Voor het thema «integratie en inburgering» heeft de intentieverklaring betrekking op het delen van kennis en ervaring tussen Nederland en Vlaanderen over de volgende aspecten: kennis bij migranten van waarden en normen (incl. rechten en plichten) in de samenleving; aanpak en instrumenten voor het leren en kennen van de Nederlandse taal; vergelijking en analyse van uitkomsten van studies en indicatoren. Verder pleit de verklaring voor samenwerking in Benelux-verband wat betreft het beheersen van intra-Europese mobiliteit.
Het gebruik van levende dieren bij militaire oefeningen. |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Brits leger houdt schietoefeningen op levende varkens»?1
Ja.
Kent u het bericht «Goats hacked apart in military training»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het gebruik van levende dieren voor militaire oefeningen zoals hier bedoeld? Deelt u de mening dat het verwonden van dieren in militaire trainingen zo spoedig mogelijk beëindigd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Nederland hecht aan een respectvolle omgang met dieren. Dit is onder andere vastgelegd in het plan van aanpak dierproeven en alternatieven van 28 februari 2014 (Kamerstuk 32 336, nr. 27) en de Wet op dierproeven. De krijgsmacht beperkt zo veel mogelijk het gebruik van dieren voor militaire oefeningen. In voorkomend geval wordt het ongerief zo beperkt mogelijk gehouden. In overeenstemming met de wet, legt Defensie voorgenomen onderzoek met proefdieren voor aan de Dierexperimentencommissie (DEC).
Kunt u aangeven in welke landen schietoefeningen op levende dieren of traumatrainingen met gebruik van levende dieren voorkomen? Zo ja, bent u van mening dat dit past binnen de wettelijke kaders? Zo nee, waarom beschikt u niet over deze informatie?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar. Er zijn geen internationale afspraken of verplichtingen inzake dergelijke rapportages en ook in de praktijk wordt deze informatie niet uitgewisseld.
Kunt u aangeven of Nederlandse militairen, in Nederland of in het buitenland, trainingen volgen waar levende dieren gebruikt worden? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord en aangeven welke diersoorten dit betreft, hoe vaak, waar en op welke wijze dit plaatsvindt? Zo nee, waarom kunt u deze vraag niet beantwoorden?
In Nederland worden survivalopleidingen voor mariniers, commando’s en luchtvarenden gegeven. In deze opleiding leren de militairen onder zeer primitieve omstandigheden te overleven. Een onderdeel van de opleiding is het leren slachten van een kip of een konijn. Dit gebeurt onder supervisie van professionele instructeurs, die civiel zijn gecertificeerd volgens Nederlandse wet- en regelgeving. Op jaarbasis gaat het om ongeveer 300 kippen en konijnen.
Daarnaast worden jaarlijks cursussen gegeven om chirurgen, traumatologen en anesthesiologen te leren omgaan met letsels die in Nederland nauwelijks voorkomen, maar waarmee zij in de militaire praktijk wel kunnen worden geconfronteerd. In deze cursussen wordt vrijwel alleen gebruik gemaakt van alternatieven zoals slachthuismateriaal of het trainingssimulatielab. Voor de training traumachirurgie worden varkens ingezet, waarbij praktische vaardigheden worden opgedaan op stoffelijke overschotten van dieren en proefdieren onder narcose. Deze training is verplicht voor deze categorie medisch specialisten en biedt de enige mogelijkheid om levensreddende handelingen in de acute situatie na te bootsen. Het varken benadert de menselijke anatomie het dichtst. Het gaat jaarlijks om ongeveer twaalf varkens.
Deze cursussen worden gegeven in het Studiecentrum Medische Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar zijn proefdierdeskundigen in dienst die op grond van de Wet op de Dierproeven toezicht houden op de uitvoering van dierproeven en het welzijn van proefdieren. Zij adviseren de Dierexperimentencommissie (DEC) en de vergunninghouder (Radboud Universiteit Nijmegen).
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat bondgenoten van Nederland militaire trainingen verzorgen waarin dieren ernstig lijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw bezorgdheid hierover over te brengen aan uw ambtsgenoten in de betreffende landen?
Het al dan niet gebruiken van levende dieren bij militaire oefeningen is afhankelijk van nationaal beleid en nationale wetgeving. In voorkomend geval moet er een gedegen afweging worden gemaakt van het militaire belang en de veiligheid van de eigen militairen enerzijds en het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren anderzijds.
Bent u bereid toe te zeggen dat trainingen zoals hier bedoeld nooit door Nederlandse militairen gevolgd of georganiseerd zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit kan ik niet toezeggen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat honderden mensen Mogadishu ontvluchten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Mogadishu de laatste weken regelmatig wordt opgeschrikt door aanslagen van Al-Shabaab?1
Het is zeer betreurenswaardig dat de situatie in Mogadishu recentelijk zo onrustig is.
Welke conclusies en consequenties verbindt u aan deze ontwikkelingen?
De situatie in Somalië, met name in Zuid- en Centraal-Somalië, is al jaren zorgwekkend en wordt gekenmerkt door gevechten en aanslagen. Ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Uit het meest recente ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van december 2013 blijkt dat het geweld in Mogadishu in de verslagperiode meer gericht van aard is geworden en dat er minder sprake is van willekeurig geweld dan daarvoor. In Mogadishu en in gebieden onder controle van Al-Shabaab lopen volgens het ambtsbericht bepaalde groepen meer gevaar dan anderen. Ik heb het toelatingsbeleid voor Somalische asielzoekers aangepast vanwege deze gewijzigde situatie en heb deze groepen aangewezen als aandachtsgroepen.3
Recente berichtgeving bevestigt de bovengenoemde tendens van gericht geweld in Mogadishu, maar maakt ook melding van willekeurig geweld in de stad. De beleidsaanpassing die ik recentelijk heb gedaan door het aanwijzen van aandachtsgroepen in Mogadishu (en overige delen van Zuid- en Centraal-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab), die te vrezen kunnen hebben van de zijde van Al-Shabaab, is daarom nog steeds aangewezen. In het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire is vanwege deze beleidswijziging wordt een toetsingskader opgenomen ten aanzien van aangewezen aandachtsgroepen.
Voor wat betreft de berichtgeving over recent willekeurig geweld in Mogadishu zie ik vooralsnog geen aanleiding om mijn beleid aan te passen.
In het bestaande beleid en ook in individuele toetsing wordt de algemene situatie in het land, en het willekeurige geweld meegewogen. Zoals ik in reactie op de motie waarnaar u verwijst heb aangegeven, vindt in de toelatingsprocedure steeds een zorgvuldige individuele toetsing plaats aan de hand van artikel 3 van het EVRM. In de genoemde brief aan uw Kamer ben ik ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van gedwongen vertrek naar Somalië en deze is nog steeds actueel.
In het najaar verwacht ik een nieuw ambtsbericht over de situatie in het land en aan de hand daarvan zal ik, zoals gebruikelijk, bepalen of een beleidswijziging geïndiceerd is. Een van de zaken die ik daarbij vanzelfsprekend bezie, is de aard en omvang van het geweld in Mogadishu en de wijzigingen die zich daarin in de verslagperiode hebben voorgedaan.
Op (de toepassing van) het buitenschuldbeleid heeft de berichtgeving geen invloed aangezien dit beleid niet ziet op de veiligheidssituatie in een land, maar op de situatie dat een vreemdeling, ondanks zijn inspanningen daartoe, niet kan terugkeren.
Zullen deze ontwikkelingen invloed hebben op het landgebonden asielbeleid, het buitenschuldbeleid en het terugkeerbeleid inzake Somalië? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu wel bereid uitgeprocedeerde asielzoekers niet meer gedwongen uit te zetten zolang terugkeerders uit het westen nog het gevaar lopen door Al-Shabaab te worden verdacht van spionage?2
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken over het EU-lidmaatschap voor Turkije |
|
Gert-Jan Segers (CU), Joël Voordewind (CU), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Netherlands will welcome Turkey as an EU member state, Dutch FM says»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u tijdens de Turks-Nederlandse top tegen uw Turkse ambtsgenoot hebt gezegd dat Turkije van harte welkom is als EU-lidstaat, terwijl de onderhandelingen over een eventueel lidmaatschap in feite nog moeten beginnen?
De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn op 3 oktober 2005 van start gegaan. Zoals is vastgesteld in het onderhandelingsraamwerk is het uiteindelijke doel van deze onderhandelingen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Nederland heeft tijdens de recente bilaterale Wittenburg consultaties met Turkije uitgedragen dat wanneer Turkije voldoet aan alle strenge voorwaarden, het land zal kunnen toetreden. Dit is in lijn met het Nederlandse standpunt, zoals uiteengezet in verschillende Kamerbrieven van opeenvolgende kabinetten2.
Deelt u de mening dat het onverstandig en ongepast is dergelijke uitspraken te doen, terwijl het nog verre van zeker is dat Turkije bereid is en in staat is om aan de toetredingsvoorwaarden te voldoen? Zo nee, waarom niet?
De uitspraken zijn in lijn met het Nederlandse «strikt en fair»-beleid waarbij een land waarmee wordt onderhandeld kan toetreden wanneer het aan alle strikte voorwaarden heeft voldaan. Of dat wil zeggen dat een land, in dit geval Turkije, op termijn ook daadwerkelijk zal toetreden, kan niet met zekerheid worden gezegd. Het gaat hier, net als bij andere kandidaat-lidstaten, om een proces met een open einde.
Hoe verhouden uw uitspraken zich tot de rapportage van het Committee to Protect Journalistswaaruit blijkt dat Turkije voor het tweede achtereenvolgende jaar wereldwijd koploper is in het arresteren van journalisten?2
Zoals ook benadrukt in de recente kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2013, is er op het terrein van de rechtsstaat en mensenrechten sprake van serieuze tekortkomingen4. Het kabinet benadrukte in het bijzonder de zorgen over persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Het is duidelijk dat de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven. Het doorvoeren van verdere ingrijpende hervormingen is dan ook absolute noodzaak.
Deelt u de mening dat de onderhandelingen op de hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid) alleen geopend kunnen worden indien Turkije de Republiek Cyprus erkent? Zo ja, heeft u dit punt ook aangekaart bij de Turkse regering? Zo nee, waarom niet?
Op de hoofdstukken 23 en 24 rust een unilaterale blokkade van de zijde van Cyprus, in reactie op het niet-uitvoeren van het Ankara Protocol door Turkije. Of en wanneer deze blokkade wordt opgeheven, is aan Cyprus. Het is niet zo dat de Raad deze unilaterale blokkade van Cyprus heeft overgenomen. De Raad blokkeerde in december 2006 vanwege het uitblijven van uitvoering door Turkije van het Ankara Protocol acht andere hoofdstukken5.
Kunt u aangeven waar volgens u de grote uitdagingen zitten voor Turkije bij de onderhandelingen op de hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid)? Heeft u hierover ook met uw Turkse ambtgenoot gesproken?
Turkije heeft in de afgelopen jaren duidelijk voortgang geboekt, maar het is evident dat de rechtsstatelijke en democratische verbeteringen nog beperkt zijn. In het oog springende voorbeelden van gebieden waar Turkije nog duidelijk tekortschiet, zijn persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, en de rechtsgang, maar ook op andere terreinen is nog een lange weg te gaan en moeten verdere ingrijpende hervormingen naar Europese maatstaven plaatsvinden. De recente ontwikkelingen stemmen niet positief. De Nederlandse zorgen hierover zijn ook tijdens de recente gesprekken in Ankara duidelijk overgebracht. Hierbij is benadrukt dat Turkije als kandidaat-lidstaat de verantwoordelijkheid heeft de regels van de rechtsstaat na te leven.
Zijn de recente onthullingen over corruptie in de Turkse regering en de reactie van premier Erdogan hierop ook nog aan bod gekomen tijdens de bilaterale top? Zo ja, wat heeft u hierover ingebracht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u in het gesprek met uw Turkse ambtsgenoot, conform de motie Rouvoet c.s.3, ook de erkenning van de Armeense genocide aan de orde gesteld? Zo ja, kunt u aangeven op welke manier dit is gebeurd en wat hiervan de uitkomst was? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de conferentie in Ankara is – indachtig de motie Rouvoet – aandacht geschonken aan de relatie met Armenië, zowel in verleden, heden, als toekomst. Dit onderwerp, dat in Turkije lange tijd feitelijk taboe was, is de afgelopen jaren beter bespreekbaar geworden. Nederland heeft Turkije aangemoedigd de dialoog met Armenië voort te zetten. Turkije zegt daartoe bereid te zijn. Nederland hoopt dat een zinvolle dialoog tussen beide landen mogelijk wordt, zowel over het verleden als over de toekomst. Het kabinet acht het van belang dat Turkije en Armenië tot een gezamenlijke positie komen over de kwestie van de Armeense genocide; het accepteren van hun gedeelde geschiedenis zou een belangrijke stap voorwaarts zijn in het politieke proces dat nodig is om de bilaterale betrekkingen te herstellen.
Bent u van mening dat de erkenning van de Armeense genocide door Turkije noodzakelijk is alvorens er überhaupt gesproken kan worden over een eventuele toetreding tot de Europese Unie? Zo nee, wat is dan wel uw standpunt?
Erkenning van de genocide maakt geen deel uit van de toetredingscriteria. Het is wel van belang dat een land goede betrekkingen met buurlanden nastreeft. Het kabinet vindt het in dat licht belangrijk dat Turkije en Armenië tot een gezamenlijke positie komen over de kwestie van de Armeense genocide. Het accepteren van hun gedeelde geschiedenis zou een belangrijke stap voorwaarts zijn in het politieke proces dat nodig is om de bilaterale betrekkingen te herstellen.
De hervorming van Israëlische arrestatieprocedures op de Westelijke Jordaanoever |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chief West Bank Prosecutor says IDF may end long-standing night arrests of Palestinians»?1
Ja.
Herinnert u zich dat in het mondelingevragenuur van 25 juni 2013 is gewezen op de noodzaak van hervorming van de kinderrechtspraak, onvoorwaardelijke aanwezigheid van een advocaat en indien mogelijk ouders, videoregistratie van het verhoor en beëindiging van nachtelijke arrestaties? Bent u ervan op de hoogte dat.het Israëlische leger onlangs heeft aangekondigd om naar aanleiding van een UNICEF-rapport uit maart 2013 minderjarige verdachten te laten berechten door gespecialiseerde rechters en speciale kinderrechtspraak toe te passen? Hoe beoordeelt u deze operationele pilot van het Israëlische leger, onder meer bedoeld om te experimenteren met een alternatief voor nachtelijke arrestaties? In hoeverre beschouwt u de pilot als een stap in de goede richting?
Tijdens het bezoek aan Israël in juni 2013 zijn in gesprekken met Minister Livni de zorgen van het kabinet overgebracht m.b.t. arrestatie-, vervolgingspraktijken en detentieomstandigheden van minderjarige Palestijnen zoals toegelicht in het vragenuur van 25 juni 2013 (zie tevens Kamerbrief 4 oktober 2013; kenmerk 2013.276878). Toentertijd toonde de Israëlische regering zich bewust van deze tekortkomingen en zegde toe hieraan te werken. Ook heeft de Nederlandse Ambassadeur in Tel Aviv in gesprekken met de Israëlische autoriteiten bovengenoemde onderwerpen opgebracht.
Het kabinet verwelkomt de aankondiging van de pilot van het IDF die de situatie m.b.t. nachtelijke situaties dient te verbeteren en in contacten met EDEO en Israëlische gesprekspartners zal het ter sprake worden gebracht.
De militaire rechtbanken voor kinderen waaraan in vraag 2 gerefereerd wordt, zijn reeds in 2009 ingesteld en geen onderdeel van bovengenoemde pilot. De instelling van de militaire rechtbanken voor kinderen heeft gezorgd voor enkele positieve veranderingen. Zo worden Palestijnen jonger dan 18 jaar als minderjarig beschouwd en berecht door gespecialiseerde kinderrechters. Ook is er de intentie minderjarige Palestijnen in detentie binnen 48 uur te berechten.
Klopt het dat u en andere leden van het kabinet de Israëlische arrestatie- en vervolgingspraktijk in de Palestijnse gebieden eerder bij de Israëlische regering hebben aangekaart? Zo ja, bent u van mening dat de Israëlische regering zich ontvankelijk heeft opgesteld voor de kritiek van bevriende regeringen inzake vervolgingsprocedures op de Westelijke Jordaanoever? In hoeverre beschouwt u de pilot als een goed voorbeeld van deze ontvankelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het voorts dat slechts 30 van de 1.000 in 2013 gearresteerde minderjarigen hebben geklaagd over hun behandeling?2 Hoe beoordeelt u dit cijfer?
Er zijn verschillende rapporten die uiteenlopende aantallen klachten melden.
Volgens de Israëlische NGO Yesh Din leidt slechts 6% van het aantal ingediende klachten daadwerkelijk tot onderzoek. Uit de bevindingen blijkt dat Palestijnen het lastig vinden de weg te vinden naar de Israëlische autoriteiten of andere (administratieve) obstakels ondervinden. Ook hierover wordt gesproken met Israëlische gesprekspartners in reguliere contacten.
Bent u, in het kader van de Nederlandse wens om de rechtspositie van de Palestijnen te verbeteren en de Israëlisch-Palestijnse vredesbesprekingen te laten slagen, bereid deze pilot in uw contacten met de Israëlische regering toe te juichen? Bent u tevens bereid EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton te verzoeken hetzelfde te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Nederlandse homostellen niet langer Russische kinderen kunnen adopteren |
|
Magda Berndsen (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Russia bans adoptions by legally married foreign same-sex couples»?1
Ja.
Klopt het dat de genoemde wetswijziging is doorgevoerd? Zo ja, welke gevolgen verwacht u dat deze wijziging heeft voor Nederlandse LHBT-stellen en ongehuwden die Russische kinderen willen adopteren?
Het decreet dat op 10 februari 2014 door de premier van Rusland is getekend, bevat een nadere (procedurele) uitwerking van wetgeving in Rusland die sinds 5 juli 2013 van kracht is en die bepaalt dat Russische kinderen niet kunnen worden geadopteerd door gehuwden van hetzelfde geslacht of door ongehuwden uit landen waar het homohuwelijk is toegestaan.
Nederland heeft geen samenwerking met Rusland op het terrein van interlandelijke adoptie en heeft dit in het verleden ook nimmer gehad. Als gevolg hiervan zullen de gevolgen voor Nederlandse paren van hetzelfde geslacht en ongehuwde stellen beperkt zijn.
Indien het bericht klopt, op welke wijze gaat u de gevolgen voor die Nederlanders minimaliseren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid eventuele Nederlandse stellen die geen kind kunnen adopteren op grond van de in het artikel vermelde redenen bij te staan in een procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 36, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) heeft een verdragspartij het recht te interveniëren in een aanhangige zaak tegen een andere verdragspartij als de verzoeker een onderdaan is. Of Nederland eventuele Nederlandse stellen zal bijstaan zal per zaak worden beoordeeld. Slechts in uitzonderlijke situaties is dit het geval.
Een schietincident in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht ««OM hield opzettelijk verklaringen achter over schietincident Irak»»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom in het verleden het Openbaar Ministerie de getuigenverklaringen van de Iraakse militairen niet relevant vond voor het oordeel in de strafzaak tegen de Nederlandse luitenant, maar dat deze verklaringen nu wel naar het Europese Hof in Straatsburg zijn gestuurd?
Naar aanleiding van het schietincident op 21 april 2004 bij Ar Rumaythah (Irak) is door de KMAR ter plaatse onderzoek verricht. In dat kader zijn verschillende personen als getuige gehoord, waaronder een tiental leden van het Iraqi Civil Defence Corps (ICDC), een (para)militaire Iraakse organisatie, die verantwoordelijk waren voor de controlepost waar het betreffende schietincident heeft plaatsgevonden. In het door de KMAR opgestelde proces-verbaal van 30 april 2004 dat als basis heeft gediend voor de beoordeling door het Openbaar Ministerie (OM) of de Nederlandse militair die op de auto waarin Jaloud reed heeft geschoten, wordt tweemaal aan de betreffende ICDC-verklaringen gerefereerd.
In het proces-verbaal staat: «Op 21 april 2004, heb ik, verbalisant (...), na het verhoor van de Irakese sergeant, met behulp van de eerder genoemde tolk, de overige Irakese militairen kort gehoord. Uit hun verklaringen kwam naar voren dat zij na het eerste schietincident in een rondom beveiliging om de VCP zijn gaan liggen. Enkele van hen hebben gezien of gehoord dat de zwarte Mercedes met hoge snelheid de VCP vanuit de richting Ar Rumaythah naderde, vervolgens de op de VCP staande tonnen ramde en met hoge snelheid doorreed richting Hamsa. Zij hebben daarna gehoord dat er door de Nederlanders «stop» werd geroepen en hebben vervolgens schoten gehoord. De korte verklaringen heb ik in concept opgenomen en ter beschikking gesteld (...).»
In een ander deel van hetzelfde proces-verbaal staat dat de betreffende Iraakse militairen kort gehoord zijn en dat «Hieruit (...) geen relevante informatie betreffende het onderzoek naar voren gekomen [is]».
Benadrukt dient derhalve te worden dat de inhoud van de verklaringen nimmer is «achtergehouden». Er werd melding gemaakt van het bestaan van de verklaringen en de korte inhoud daarvan in het proces-verbaal van de KMAR zoals dit is toegestuurd aan het OM en zoals dit is ingezien door de advocaat mr. Zegveld ten kantore van het parket in Arnhem op 25 januari 2007 toen zij en een kantoorgenoot de gelegenheid kregen om het dossier in te zien teneinde te bepalen of zij een beklagprocedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering wilde opstarten.
Het is juist dat de officier van justitie het niet noodzakelijk achtte voor de beoordeling van de strafbaarheid van het geweldgebruik door de Nederlandse militair om de onderliggende verklaringen uit te laten werken en aan het dossier toe te laten voegen. In dat kader is het belangrijk om te benadrukken dat de desbetreffende Nederlandse militair terstond heeft toegegeven te hebben geschoten op de bewuste auto en dat niet kon worden uitgesloten dat één van de door hem afgeschoten kogels de heer Jaloud dodelijk heeft geraakt. De voor de officier van justitie relevante juridische vraag was derhalve of dit geweldgebruik gegeven de omstandigheden van het geval rechtmatig was of dat de Nederlandse militair strafrechtelijk aansprakelijk moest worden gesteld voor geweldgebruik dat strijdig was met de van toepassing zijnde geweldinstructie. De officier van justitie stelde zich op het standpunt dat de Nederlandse militair mocht menen te handelen uit zelfverdediging. Daarbij is relevant dat de bewuste controlepost een half uur eerder die nacht reeds was beschoten vanuit een auto, dat de auto van de heer Jaloud met hoge snelheid de controlepost naderde, de tonnen van de controlepost raakte en verder reed in de richting van de desbetreffende Nederlandse militair. Bovendien meende de Nederlandse militair dat hij vanuit de auto onder vuur werd genomen. Daarbij zij verwezen naar een passage uit de beschikking van het gerechtshof Arnhem in het kader van de artikel 12 Sv procedure: «uit het onderzoek leidt het hof af dat de Mercedes waarin Azhar Sabah Jaloud als passagier zat, eerst door het ICDC is beschoten. De rechterzijde van de auto was immers beschoten met een wapen met munitie van een kaliber van 6mm. Het soort wapens dat door het ICDC wordt gebruikt».
Het versturen van de verklaringen aan het EHRM zal hieronder bij de beantwoording van vraag 4 aan bod komen.
Waarom zijn deze verklaringen in het proces tegen de Nederlandse luitenant niet volwaardig aan de orde gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom zijn deze verklaringen niet eerder vrijgegeven?
Met kracht wordt de suggestie verworpen dat deze verklaringen jarenlang «opzettelijk door het OM zijn achtergehouden». In de eerste plaats heeft de gemachtigde op 25 januari 2007 het volledige dossier bij de officier van justitie kunnen inzien. Daarin wordt verwezen naar de desbetreffende verklaringen en de korte inhoud daarvan. De gemachtigde geeft ook blijk dat zij kennis heeft genomen van de strekking van de verklaringen in haar pleitaantekeningen van maart 2008 in het kader van de zogenaamde artikel 12 Sv procedure voor het gerechtshof Arnhem (paragraaf 52).
De verklaringen van het ICDC-personeel zijn inderdaad integraal toegezonden aan het EHRM op 17 september 2012. Het Hof heeft de stukken eind september 2012 doorgezonden aan de gemachtigde. De Staat heeft deze stukken op basis van artikel 38 van het Verdrag ingezonden aan het Hof naar aanleiding van de suggestie van de gemachtigde dat deze verklaringen tot nu toe genegeerd zouden zijn. Deze stukken bevonden zich, zoals gezegd, niet in het dossier van het OM maar wel in de archieven van de KMAR.
Verder is van belang om hier in herinnering te roepen dat de gemachtigde voorafgaande aan het opstarten van de artikel 12 Sv procedure niet expliciet heeft verzocht om deze documenten. De gemachtigde heeft deze suggestie eerst gedaan ten tijde van de behandeling van het beklag ex artikel 12 Sv. Het gerechtshof legde die suggestie naast zich neer en achtte het niet nodig verder onderzoek te laten verrichten.
Kunt u bevestigen dat uit de verklaringen de indruk ontstaat dat, anders dan waar eerder mee rekening werd gehouden, de Iraakse militairen niet op de auto zouden hebben geschoten?
Nee, het dossier bevatte de korte, inhoudelijke samenvatting van de verklaringen van de ICDC-militairen. Hiermee kon derhalve rekening worden gehouden.
Wat is uw reactie op de beschuldiging van meineed door advocaat Liesbeth Zegveld?
Op basis van de hierboven beschreven omstandigheden en de uitspraak van het gerechtshof Arnhem dat het niet nodig was aanvullend onderzoek te verrichten, kan ik de ernstige beschuldiging van meineed ex artikel 207 Wetboek van Strafrecht (het onder ede opzettelijk afleggen van een valse verklaring) niet plaatsen.