Het bericht dat slachtoffers van mensenhandel allereerst rust nodig hebben |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat slachtoffers van mensenhandel allereerst rust nodig hebben? 1
Ik heb kennisgenomen van het bericht over het onderzoek «Mensenhandel: het slachtofferperspectief». Conform het verzoek van uw Kamer van 21 juni 2013 zal het kabinet een beleidsreactie opstellen op dit onderzoek, die na het zomerreces zal worden toegezonden. Daarin zal worden ingegaan op deze onderwerpen.
Deelt u de mening dat de opvang van slachtoffers van mensenhandel beter moet worden afgestemd op de diversiteit van de slachtoffers? Zo ja, op welke manier gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat er momenteel veel slachtoffers tussen wal en schip vallen omdat de opvang onvoldoende is afgestemd op hun behoeften? Zo ja, welke specifieke behoeften bestaan er onder slachtoffers van mensenhandel waar momenteel niet in wordt voorzien? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het slachtofferschap beter door een team van deskundige hulpverleners, tolken en rechercheurs vastgesteld zou kunnen worden? Zo ja, deelt u de mening dat dit zou kunnen bijdragen aan het vergroten van de aangiftebereid onder slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat de huidige bedenktijdperiode voor het doen van aangifte beschouwd moet worden als een periode waarin het slachtoffer een geïnformeerde en weloverwogen beslissing kan nemen of hij of zij wel of niet wil meewerken aan de opsporing en vervolging van een mensenhandelaar? Zo ja, bent u bereid om in de bedenktijdperiode meer de nadruk te leggen op crisisopvang en hulpverlening en minder op vervolging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat de organisatie van het hulpaanbod centraal geregeld moet worden met een omvattende financieringsregeling voor alle categorieën slachtoffers van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 1.
Poolse betrokkenheid bij het CIA rendition programma |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het rapport «Unlock the truth, Poland’s involvement in CIA secret detention» van Amnesty International?1
Ja.
Deelt u de conclusie uit het rapport dat de beschikbare informatie weinig ruimte voor twijfel laat bestaan dat Polen betrokken was bij het CIA rendition programma? Indien neen, waarom niet?
Het Poolse Openbaar Ministerie is in 2007 een onderzoek gestart naar het bestaan van een detentiecentrum in Polen en ondervragingen die daar door de CIA zouden hebben plaatsgevonden. De Poolse regering onthoudt zich van enige interventie in dit lopende onderzoek en doet daarover dan ook geen mededelingen; dat geldt ook voor het rapport van Amnesty International. Hangende de uitkomsten van dit onafhankelijke, justitiële onderzoek ziet het kabinet geen reden te speculeren over mogelijke bevindingen daarvan, noch over mogelijke redenen waarom het onderzoek nog niet is afgerond.
Is het waar dat het strafrechtelijke onderzoek naar de Poolse betrokkenheid bij dit programma al sinds 2008 loopt en herhaaldelijk is verlengd, waaronder deze maand nog? Indien neen, wat zijn dan de feiten?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van Amnesty International over de vertraging die het onderzoek reeds heeft opgelopen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat Polen ook in deze kwestie aan de internationaal rechtelijke verplichtingen voldoet (door Amnesty International omschreven als «conduct an independent and effective investigation; identify and prosecute in fair trials perpetrators of crimes under domestic and international law; afford victims full and effective redress; and ensure in the future that violations such as torture and enforced disappearance do not happen again with either direct or indirect Polish involvement»)? Indien neen, waarom niet?
Er vindt momenteel onderzoek plaats door de Poolse autoriteiten. Het kabinet heeft geen reden aan te nemen dat Polen daarbij het belang van internationaalrechtelijke verplichtingen niet zou erkennen.
Hoe beoordeelt u de inschatting van Amnesty International dat op dit moment de politieke wil bij de Poolse autoriteiten ontbreekt om serieus werk te maken van deze internationaalrechtelijke verplichtingen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in uw contacten met uw Poolse collega’s het belang van het nakomen van de internationaalrechtelijke verplichtingen met betrekking tot mogelijke betrokkenheid bij het CIA rendition programma te benadrukken? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Geweld in Soedan, in Zuid Soedan en de precaire situatie tussen beide landen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Sudan: Fresh Clashesin South Kordofan Between Sudanese Army and Rebels» van 25 mei jl.? Bent u ervan op de hoogte dat het conflict in Darfur nu 10 jaar gaande is zonder enig reëel perspectief op een oplossing; dat 3,4 miljoen mensen nog steeds afhankelijk zijn van humanitaire hulp en dat de veiligheidssituatie verder aan het verslechteren is? Bent u er tevens van op de hoogte dat VN Secretaris Generaal Ban Ki-moon zijn zorgen heeft geuit over de grote toename van het aantal vluchtelingen in Darfur? Bent u ervan op de hoogte dat getuige Ali Kosheib, die gedaagd is door het Internationaal Strafhof (ICC) op verdenking van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, op de plaats van recente moorden, branden en plunderingen in Darfur gesignaleerd is? Bent u tot slot bekend met de recente uitspraak van President Bashir dat er geen onderhandelingen meer zullen plaatsvinden met de grootste rebellengroepen (JEM, SPLM-North en SRF)? Wat is uw analyse van de politieke situatie in Soedan?
Ja, we zijn op de hoogte van de genoemde ontwikkelingen. Door de gewapende conflicten en de economische malaise is de politieke situatie vrij gespannen. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijzen wij u naar de recente Kamerbrief «Situatie in Darfur en de Nederlandse inzet in Sudan», van 7 juni jl.
Bent u bekend met het de oproep van Human Rights Watch, the Agency for Independent Media (AIM), Amnesty International en Committee to Protect Journalists (CPJ) aan Zuid-Soedan om de intimidatie van journalisten te stoppen? Bent u tevens bekend met de aanhoudende stroom aan berichten over schendingen van de mensenrechten door de Sudan People's Liberation Army (SPLA), bijvoorbeeld: «South Sudan: Army and police forcesshooting and raping civilians in Jonglei» en samengevat in «United Kingdom: Foreign andCommonwealth Office, Human Rights and Democracy: The 2012 Foreign & Commonwealth Office Report – South Sudan», 15 April 2013. Wat is uw analyse van de situatie in Zuid-Soedan?
Het beeld dat in de door u genoemde documenten wordt geschetst is zorgwekkend. Ook in UNMISS-rapporten wordt melding gemaakt van arbitraire arrestaties en detentie van individuen die kritisch zijn over de overheid alsmede van ernstige mensenrechtenschendingen door het leger, met name in conflictgebieden zoals Jonglei. Minister Ploumen heeft tijdens haar bezoek aan Zuid-Sudan in februari dit jaar bij de Zuid-Sudanese autoriteiten aangedrongen op het aanpakken van mensenrechtenschendingen door de veiligheidsdiensten. Naast het uitoefenen van brede internationale diplomatieke druk is het noodzakelijk om mensenrechtenorganisaties en andere instituties die overheid en veiligheidsdiensten ter verantwoording kunnen roepen te versterken. Tevens is een algehele versterking van de justitiesector nodig.
Bent u op de hoogte van de moord op Kuol Deng Kuol, de Paramount Chief van Abyei, door Misserya nomaden terwijl hij onder bescherming stond van de United Nations interim- Security Force for Abyei (UNISFA)? Bent u er tevens van op de hoogte dat de status van Abyei nog steeds niet overeengekomen is en dat dit bijdraagt aan de toename in de spanningen tussen beide landen? Bent u er ook van op de hoogte dat de spanningen tussen beide landen verder opgelopen zijn, nadat Soedan op 11 juni Zuid-Soedan heeft opgedragen de olie export op te schorten en opgeroepen heeft tot een «heilige oorlog»? Bent u er ook van op de hoogte dat President Kiir van Zuid-Soedan het opschorten van het olieverdrag getypeerd heeft al een oorlogsverklaring? Deelt u de mening dat dit een schending is van het olieverdrag? Bent u tevens van mening dat het opschorten van het olieverdrag grote negatieve consequenties heeft voor het uitvoeren van alle negen vredesverdragen en de relatie tussen beide landen in een buitengewoon precaire en mogelijk explosieve situatie brengt?
Het feit dat er nog geen overeenstemming is tussen Sudan en Zuid-Sudan over de definitieve status van Abyei is inderdaad een bron van spanning tussen beide landen. Er is blijvende internationale druk nodig op beide partijen om tot een duurzame vreedzame oplossing te komen.
De aankondiging van Sudan om het olietransport van Zuid-Sudanese olie te staken en de uitvoering van de Samenwerkingsakkoorden op te schorten is een zorgwekkende ontwikkeling. Zuid-Sudan heeft ontstemd maar gematigd gereageerd op de aankondiging van Sudan om het olietransport te staken. Het AU High Level Implementation Panel (AUHIP) heeft direct actie ondernomen richting president Bashir en president Kiir. Zowel Sudan als Zuid-Sudan hebben inmiddels voorzichtig positief gereageerd op nieuwe voorstellen van het AUHIP om het vredesproces op de rails te houden. Eén van de voorstellen is dat de AU Commissie en IGAD de komende weken de wederzijdse beschuldigingen van Sudan en Zuid-Sudan over steun aan rebellengroepen op elkaars territorium verder zullen onderzoeken. Ook riep AUHIP de partijen wederom op om zich te onthouden van vijandige retoriek. Momenteel is nog onduidelijk of Sudan de verklaring over het stopzetten van het olietransport zal herroepen. In het olieakkoord is afgesproken om een termijn van 60 dagen in acht te nemen voor een gecontroleerde stopzetting van de olieproductie. Een daadwerkelijke stopzetting van de olieproductie zou zeer negatieve consequenties hebben voor beide landen en dient derhalve voorkomen te worden.
Ben u bekend met het bericht van Amnesty International «Sudan: New evidence of scorched earth tactics against civilians in Blue Nile»? Beschikt u over gegevens over de humanitaire consequenties van het conflict in de Nuba Mountains inclusief aantallen burgerslachtoffers? Is het u bekend of er sprake is van oorlogsmisdaden en/of misdaden tegen de menselijkheid? Zo ja, kunt u die gegevens met de Kamer delen? Zo nee, welke stappen kan Nederland in EU- of VN-verband nemen om deze gegevens te verkrijgen?
Sinds de uitbraak van het conflict in de Nuba Mountains (Sudanese deelstaten South Kordofan en Blue Nile) is er beperkt toegang tot het gebied. De VN-gegevens over de humanitaire situatie gaan uit van de assessments van de situatie in de gebieden die onder de controle van het regeringsleger staan. Gegevens over de situatie in de gebieden onder de controle van de rebellengroepering SPLM-Noord zijn deels beschikbaar via de vertrouwelijke rapporten van lokale ngo’s en rapportages van de humanitaire afdeling van de SPLM-Noord. In deze rapporten wordt onder meer verwezen naar bombardementen op civiele doelen die mogelijk oorlogsmisdaden en/of misdaden tegen de menselijkheid inhouden. Het meest recente rapport van de lokale ngo’s zal u separaat worden toegestuurd. Om de gegevens in genoemde rapporten te kunnen verifiëren is humanitaire toegang tot deze gebieden nodig, alsmede een onafhankelijk onderzoek naar de mensenrechtensituatie in South Kordofan en Blue Nile. Nederland is hier een groot voorstander van en bepleit dit in de relevante fora, waaronder de VN Mensenrechtenraad.
Beschikt u over gegevens over de humanitaire consequenties van het conflict in Jonglei State inclusief aantallen burgerslachtoffers? Is het u bekend of er sprake is van oorlogsmisdaden en/of misdaden tegen de menselijkheid? Zo ja, kunt u die gegevens met de Kamer delen? Zo nee, welke stappen kan Nederland in EU- of VN-verband nemen om deze gegevens te verkrijgen?
Aangezien er nauwelijks humanitaire toegang is tot de conflictgebieden in Jonglei, is het vooralsnog niet mogelijk om een compleet beeld te krijgen van de omvang van de humanitaire problematiek en aantallen burgerslachtoffers. Ook de VN beschikt niet over deze gegevens. Feit is dat de burgerbevolking (met name leden van de Murle-stam) grotere plaatsen als Pibor en Boma town ontvlucht is vanwege het geweld. Een deel is uitgeweken naar de hoofdstad Juba, de deelstaat Eastern Equatoria en buurland Ethiopië. Artsen zonder Grenzen schat dat een groep van 100.000 mensen zich in de moerassen bevindt, onder primitieve omstandigheden. Andere schattingen gaan uit van lagere aantallen. Het gebrek aan humanitaire toegang is hoe dan ook zorgwekkend en niet acceptabel. Nederland dringt er, mede in EU-verband, bij de Zuid-Sudanese autoriteiten op aan om humanitaire organisaties toegang te verlenen. Ook roept Nederland de Zuid-Sudanese autoriteiten op om burgers te beschermen, ongeacht hun etnische achtergrond, en vermeende mensenrechtenschendingen door het Zuid-Sudanese leger (SPLA) een halt toe te roepen.
Bent u bereid om in VN-verband te bepleiten dat er een fact-finding missie wordt afgevaardigd om de humanitaire consequenties en eventuele oorlogsmisdaden gerelateerd aan het conflict in de Nuba Mountains in kaart te brengen?
Nederland is een actief bepleiter van het bevorderen van de zgn. cross line humanitaire toegang (over de frontlinie heen) tot de niet-overheidsgecontroleerde gebieden in de Nuba Mountains. Hiermee zouden de VN-organisaties en ngo’s de ruimte krijgen om ook in de gebieden onder de controle van de rebellengroepering humanitaire assessments uit te voeren en steun te bieden. De VN coördinerende humanitaire organisatie (OCHA) heeft onder meer naar aanleiding van het recente bezoek van de VN coördinator voor humanitaire zaken Valerie Amos aan Sudan (20–23 mei),1 de diplomatieke inzet om de humanitaire toegang te bewerkstelligen verder opgevoerd. In de VN Veiligheidsraad is er onvoldoende draagvlak voor het besluiten tot een internationale interventie ten aanzien van Sudan, zoals een fact-finding missie.
Welke stappen heeft u, al dan niet in EU-verband, genomen en kunt u nog nemen om de conflicterende partijen in Zuid-Kordofan aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om te streven naar een politieke oplossing, het bevorderen van bescherming van burgers en het verlichten van de humanitaire crisis?
Nederland steunt de inzet van de EU ten aanzien van het oplossen van de conflicten in Sudan. De EU Speciale Vertegenwoordiger voor Sudan en Zuid-Sudan, Rosalind Marsden, bepleit in haar contacten met de Sudanese regering en de rebellengroeperingen dat de partijen tot een staakt-het-vuren besluiten, humanitaire toegang verlenen en tot een politieke oplossing voor het conflict komen.
Wat is uw reactie op het artikel «Civil Society Forum on Sudan and South Sudan in Addis Ababa»? Wat is uw mening over de alarmerende geluiden over de steeds meer beperkte ruimte voor het maatschappelijk middenveld in zowel Soedan als Zuid-Soedan? Bent u van mening dat het noodzakelijk is om, in het kader van duurzame inclusieve groei en stabiliteit, hier vanuit Nederland ook op te reageren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welken stappen gaat u nemen om dit te doen teneinde het maatschappelijk middenveld ook in staat stellen om zich uit te blijven spreken? 9. Hoe ziet u bovengenoemde zaken in relatie tot de ontwikkelingsrelatie die Nederland met Zuid-Soedan heeft? Kunt u toelichten welke criteria er zijn om de hulp aan Zuid-Soedan mogelijk op te schorten?
Zowel in Sudan als Zuid-Sudan zijn er zorgen over de ruimte die de overheid geeft aan het maatschappelijk middenveld. Aangezien het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol vervult bij het aanjagen van maatschappelijk debat en het ter verantwoording roepen van de overheid heeft dit onze expliciete aandacht.
Nederland ondersteunt het maatschappelijk middenveld in Sudan en Zuid-Sudan onder meer via het MFS-programma, het Mensenrechtenfonds en faciliteiten voor kleine ambassadeprojecten. In Zuid-Sudan wordt door de donorgemeenschap gewerkt aan de totstandkoming van een Civil Society Fund ter versterking van het lokale pleitbezorgende maatschappelijk middenveld. Nederland is voornemens hieraan bij te dragen. Ook door dialoog ondersteunt Nederland mensenrechtenverdedigers. In aanvulling op de financiële ondersteuning onderneemt Nederland, al dan niet in het EU-verband, ook diplomatieke interventies om het maatschappelijk middenveld te steunen bij haar werk.
Wat is, naar uw oordeel, de specifieke verantwoordelijkheid van Nederland als mede-ondertekenaar van het Comprehensive Peace Agreement en historisch verantwoordelijke partij voor de drie gebieden (Abyei, South Kordofan en Blue Nile)? Hoe geeft de Nederlandse regering vorm aan deze verantwoordelijkheid? Is de Nederlandse regering van plan haar betrokkenheid te intensiveren, zo ja hoe?
De bevolking van Zuid-Sudan heeft enorm geleden onder de decennialange burgeroorlog en achterstelling door het regime in Khartoum. Nederland zal de regering van Zuid-Sudan aan blijven spreken op zijn verantwoordelijkheid om een betere toekomst te creëren voor de bevolking en te werken aan de opbouw van een democratische rechtsstaat. Nederland zal de vorderingen van de Zuid-Sudanese autoriteiten inzake mensenrechten, politieke ruimte, rechtsstaatontwikkeling en persvrijheid nauwlettend blijven monitoren. Indien verbeteringen uitblijven of een verdere verslechtering optreedt, zal de aard en invulling van de bilaterale relatie opnieuw worden bezien.
Welke stappen heeft u, al dan niet in EU-verband, genomen en kunt u nog nemen om Soedan en Zuid-Soedan aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om het Cooperation Agreement volledig en onconditioneel te implementeren?
Nederland was tot juli 2011 voorzitter van de Drie Gebieden-werkgroep van het Assessment and Evaluation Commission(AEC) voor de uitvoering van het Comprehensive Peace Agreement (CPA). Met de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan is het CPA verlopen en is de AEC ontbonden. De verantwoordelijkheid voor de nog openstaande kwesties uit het CPA is door de AU en de VN aan het AU High-level Implementation Panel (AUHIP) toebedeeld. In aanvulling op de politieke steun voor dit proces beziet Nederland de mogelijkheden om de inzet van het AUHIP te ondersteunen via een detachering en/of financiële bijdrage.
Wat is uw oordeel over het werk van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor Soedan, Rosalind Marsden? Is er sprake van het opheffen van haar mandaat? Zo ja, kunt u toelichten wat hiervoor de redenen zijn, in de context van vragen 1, 2 en 3?
In de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Ashton van 10 juni jl. worden Sudan en Zuid-Sudan opgeroepen om de Samenwerkingsakkoorden onvoorwaardelijk te implementeren en de mechanismen die zijn opgericht voor de behandeling van klachten en het beslechten van conflicten in werking te stellen. Het is niet wenselijk dat één van de partijen zich plotseling onttrekt aan de uitvoering van de akkoorden. Beide landen moeten samenwerken met het AUHIP om tot een oplossing te komen. Zowel de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Sudans als de VN gezant voor de Sudans hebben deze boodschappen ook afgegeven in hun directe contacten met de Sudanese en Zuid-Sudanese autoriteiten.
Bent u bereid in EU-verband een verlenging van het mandaat van Marsden te bepleiten met minimaal een half jaar inclusief de mogelijkheid van verlenging na deze zes maanden indien daar, afhankelijk van de ontwikkelingen in Zuid-Soedan en Soedan, zoals in de Nuba Mountains, op inhoudelijke gronden aanleiding toe is?
De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Sudans heeft sinds 2010 een belangrijke rol gespeeld bij het bevorderen van het vredesproces tussen Sudan en Zuid-Sudan en hierover gerapporteerd aan de lidstaten. Inmiddels is Zuid-Sudan een onafhankelijke staat en sloten Sudan en Zuid-Sudan op 29 september vorig jaar een omvangrijk Samenwerkingsakkoord.
Met het oog op stroomlijning van EUSV-posities wereldwijd, het voorkomen van inhoudelijke overlap en beperking van kosten, deed Hoge Vertegenwoordiger Ashton onlangs het voorstel om de taken en verantwoordelijkheden van de EUSV Sudans over te hevelen naar de EUSV voor de Hoorn van Afrika, Alexander Rondos. De EUSV voor de Hoorn van Afrika heeft Sudan en Zuid-Sudan reeds in zijn mandaat. De EU lidstaten hebben inmiddels ingestemd met een overheveling van taken en verantwoordelijkheden binnen vier maanden. Daarna zal het mandaat van de EUSV voor de Sudans worden beëindigd. In aanvulling op het werk van de EUSV voor de Hoorn van Afrika spelen de EU-delegaties in Khartoum en Juba een belangrijke rol bij de EU-dialoog met Sudan en Zuid-Sudan.
Wat is uw oordeel over het werk van het African Union High-Level Implementation Panel (AUHIP) onder voorzitterschap van Thabo Mbeki? Hoe moet het vredesproces binnen Soedan en tussen Soedan en Zuid-Soedan begeleid worden na het verlopen van de mandaat van het AUHIP? Wat zou, in uw oordeel, de rol van de EU, de Afrikaanse Unie en de VN hierbij moeten zijn?
Besluitvorming over beëindiging van het mandaat van EUSV Marsden is reeds afgerond.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg over Soedan van 3 juli a.s. beantwoorden?
Het AU High Level Implementation Panel (AUHIP) heeft naar onze mening een constructieve rol gespeeld bij het begeleiden van het vredesproces tussen Sudan en Zuid-Sudan. Het vredesproces wordt gekenmerkt door «ups-and-downs» maar het AUHIP en de AU Vrede en Veiligheidsraad zijn er toch telkenmale in geslaagd om betrokken partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen en commitment af te dwingen voor de uitvoering van gesloten akkoorden, ook al vordert het proces soms langzaam. De EU en VN-vertegenwoordigers stemmen hun benadering zoveel mogelijk af met de AU om daarmee de effectiviteit van de diplomatieke inzet richting beide partijen te optimaliseren.
Het AUHIP komt in juli 2013 met een eindrapport. Dit rapport zal aanbevelingen bevatten voor opvolging van het panel. Naar verwachting zal de AU een leidende rol blijven spelen in de begeleiding van het vredesproces. Het beleggen van deze verantwoordelijkheid bij de regio heeft onze steun.
Bent u op de hoogte van het recente voornemen van de Israëlische regering een wetsvoorstel in te dienen bij het parlement dat de weg moet vrijmaken voor de gedwongen verhuizing van 20 à 40.000 bedoeïenen uit hun traditionele akker- en graaslanden in de Negev naar een aantal daartoe gecreëerde «townships»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het met argumenten onderbouwde oordeel van Amnesty International dat dit voorstel een schending van het internationaal recht behelst? Zo ja, deelt u dit oordeel? Zo nee, kunt u aangeven op welke punten uw oordeel afwijkt van dat van AI en waarom?
Ik ben bekend met het oordeel van Amnesty International, dat relevante punten aanstipt. Het is niet aan het Nederlandse kabinet om een oordeel uit te spreken over een wetsvoorstel dat nog definitief door de Israëlische wetgevende macht moet worden beoordeeld.
Aannemende dat u dit oordeel onderschrijft en in aanmerking nemende dat dit voorstel een nieuw en schrijnend hoofdstuk dreigt toe te voegen aan de systematische discriminatie door de Staat Israël van de bedoeïenen van de Negev, bent u bereid er tijdens uw aankomende bezoek aan Israël bij de Israëlische regering op aan te dringen het wetsvoorstel in lijn te brengen met de verplichtingen die voortvloeien uit internationaal recht?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid uw Israëlische gesprekspartners onder ogen te brengen dat niet alleen de voortgaande bouw van nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden, maar ook de discriminatoire behandeling van de Arabische minderheid binnen de grenzen van Israël zelf een hypotheek legt op de goede betrekkingen tussen Nederland en Israël? Zo nee: is dit naar uw oordeel niet het geval of acht u het minder opportuun dit feit onder de aandacht te brengen van uw Israëlische ambtgenoot? Indien het laatste van toepassing is, kunt u toelichten waarom dat minder opportuun moet worden geacht?
Het kabinet is structureel in dialoog met Israël over mensenrechten, waaronder de situatie van de Arabische minderheid, die in een structureel achtergestelde positie verkeert. De ambassade in Tel Aviv volgt deze kwestie nauwgezet en spreekt hierover met de Israëlische overheid, al dan niet in EU-verband. Waar opportuun en mogelijk ondersteunt de ambassade tevens organisaties die zich richten op het verbeteren van de sociaaleconomische situatie van Arabische Israëli’s. Mensenrechten zijn tevens besproken tijdens mijn eigen bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden van 17 tot 19 juni 2013.
De anti-homowet in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de anti-homowet vrijwel unaniem door de Doema in Rusland is aangenomen?1
Ja. Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen door de Russische Federatieraad en ondertekend door de President kunnen er administratieve boetes worden opgelegd voor «propaganda van niet-traditionele seksuele relaties onder minderjarigen».
Hoe beoordeelt u de veiligheid van LHBT's (Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel) in Rusland na deze ontwikkeling en van de NGO’s die zich hard maken voor de rechten van LHBT’s in Rusland? Kunt u bij dit laatste ook ingaan op de zogenaamde «foreign agents» wetgeving, en de effecten hiervan op deze organisaties?
Ik heb in gesprekken met mijn collega Lavrov aangegeven dat ik mij zorgen maak over de signaalwerking van deze wetgeving. Ook al wijst de Russische regering iedere vorm van discriminatie af, implementatie van deze wetgeving zal de bestaande stigmatisering van LHBT-personen vergroten en personen en organisaties met homofobe sentimenten sterken in hun overtuiging. Dit kan een negatief effect hebben op de veiligheid van LHBT personen en NGO’s die in het openbaar opkomen voor hun rechten en/of blijk geven van hun seksuele voorkeur.
De implementatie van de wetgeving die Russische NGO’s (die financiering uit het buitenland ontvangen en die zich richten op politieke thema’s) verplicht zich als «foreign agent» te registreren heeft inmiddels geleid tot een aantal rechtszaken, inclusief tegen de LHBT-NGO’s «Bok-o-Bok (Zij aan Zij)» en «Coming Out». Deze eerstgenoemde NGO is inmiddels veroordeeld tot een boete en ook loopt er een administratieve zaak tegen de directeur van de NGO.
Zal u de komende periode arrestaties en/of gerechtelijke procedures gaan monitoren en zo ja hoe?
Ja. Het voornemen is om de rechtszaken tegen NGO’s n.a.v. de «foreign agent»-wetgeving te (blijven) volgen in EU-verband, indien de betreffende NGO dit wenst. Hiervoor is in EU-verband een rooster opgesteld, waarbij wordt getracht de monitoring te laten doen door lidstaten die niet zelf donor zijn van de betreffende NGO (om te benadrukken dat de zorgen over deze wet EU-breed leven).
Wat is de stand van zaken van de ontwikkeling van een strategische aanpak van de mensenrechtensituatie in Rusland op Europees niveau?
Er is een EU-mensenrechtenstrategie die jaarlijks wordt geactualiseerd. Ook wordt twee keer per jaar een EU-rapportage geschreven over de actuele ontwikkelingen op mensenrechtengebied in Rusland ter voorbereiding van de EU-Rusland Mensenrechtenconsultaties, recentelijk op 17 mei in Brussel. De resultaten van deze consultaties worden meegenomen door de EU tijdens de EU-Rusland Top, recentelijk 3-4 juni in Yekaterinburg. In goed overleg met de EU-Lidstaten worden tijdens de Mensenrechtenconsultaties de verschillende onderwerpen opgebracht, waaronder de NGO-wetgeving en de LHBT-wetgeving. In Moskou is er regelmatig overleg tussen de EU-delegatie en vertegenwoordigingen van EU-Lidstaten over de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten in Rusland, inclusief afstemming tussen EU-lidstaten die het maatschappelijk middenveld in Rusland financieel steunen.
Welke specifieke stappen heeft u tot op heden genomen om het belang van gelijke behandeling van LHBT’s in Rusland onder de aandacht te brengen?
Zowel voorafgaand aan, als tijdens mijn bezoek aan Moskou op 26 februari jl. heb ik publiekelijk aangegeven dat discriminatie van LHBT-personen onaanvaardbaar is. De rechten van LHBT-personen zijn mensenrechten. Rusland moet zich aan zijn internationale verplichtingen houden. Ik heb daarbij het Russische parlement opgeroepen de wet niet aan te nemen. Vervolgens heeft premier Rutte de Nederlandse zorgen overgebracht aan president Poetin, zowel tijdens diens bezoek aan Nederland op 8 april jl. als tijdens hun gesprek en marge van het St. Petersburg International Economic Forum op 20 juni jl. in St. Petersburg.
Welke gevolgen heeft de aangenomen anti-homowet voor de resterende activiteiten tijdens het Nederland-Rusland jaar?
Zoals bij de beantwoording van uw vragen van 28 januari van dit jaar is aangegeven, besteed het kabinet in het Nederland-Ruslandjaar ook nadrukkelijk aandacht aan zowel politieke als maatschappelijke onderwerpen. Nederland vindt een dialoog met Rusland belangrijk en beschouwt het bilaterale jaar als een mogelijkheid voor een intensivering hiervan. De bevordering van LHBT-rechten is daarbij een van de onderwerpen die in het bilaterale jaar (net als in voorafgaande jaren) op Nederlandse steun kan blijven rekenen.
Bent u bereid de Russische ambassadeur aan te spreken op de recente ontwikkelingen?
Vanuit het kabinet wordt bij iedere gelegenheid met de Russische autoriteiten gesproken over de Nederlandse zorgen over de ontwikkelingen in Rusland op het gebied van maatschappelijk middenveld en democratie. In de contacten tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Russische ambassade komen deze zorgen eveneens uitvoerig aan bod.
De mensenrechtennota |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wanneer komt de mensenrechtennota, die voor 31 mei was toegezegd, naar de Kamer?
De mensenrechtenbrief wordt direct nadat de Ministerraad deze heeft goedgekeurd aan de Kamer aangeboden. Toezending van de brief voor 31 mei is overigens niet aan de Kamer toegezegd.
Klopt het dat de oude mensenrechtennota gewoon nog uitgangspunt van beleid is? Zo nee, wat is dan het uitgangspunt van beleid?
In de brief zal worden aangegeven waar sprake is van continuïteit en waar nieuwe accenten worden gezet.
Hoeveel geld is er uitgegeven via het mensenrechtenfonds sinds het aantreden van het nieuwe kabinet, zonder een mensenrechtennota van een nieuw kabinet?
Sinds het aantreden van het nieuwe kabinet zijn lopende verplichtingen uit het mensenrechtenfonds nagekomen.
Kunt u deze vragen voor donderdag 6 juni beantwoorden?
De vragen zijn heden, op 6 juni, beantwoord.
Het toepassen van het mvv-vereiste in gezinsmigratiezaken waar kinderen bij betrokken zijn |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het tv-programma «Ik kan het niet alleen» d.d. 4 juni 2013 op RTL4 waarin een tweejarig Nederlands jongetje wordt geportretteerd dat van zijn Nigeriaanse moeder gescheiden dreigt te worden omdat zij niet voldoet aan het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv-vereiste)?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gezin, bestaande uit een Nederlandse werkende vader, een Nederlands kind en een onrechtmatig verblijvende Nigeriaanse moeder die slachtoffer is van mensenhandel aan alle eisen voldoet om samen in Nederland te kunnen wonen, met uitzondering van het mvv-vereiste?
Zoals bekend kan ik geen informatie verstrekken over een individuele zaak.
Ik ben echter graag bereid het beleid ter zake nader toe te lichten.
Het mvv-vereiste heeft tot doel in het geval van reguliere migratie, waaronder gezinsmigratie, voorafgaande aan de komst van de vreemdeling naar Nederland te kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning wordt voldaan. Voordat betrokkene inreist moet duidelijk zijn dat hij of zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. In het geval van gezinshereniging wordt bij de mvv-aanvraag niet alleen gekeken of de referent voldoet aan de gestelde voorwaarden van gezinsband, leeftijd en inkomen, maar ook wordt beoordeeld of de aanvrager geslaagd is voor het inburgeringsexamen buitenland en geen bedreiging vormt voor de openbare orde. Of het stellen van het mvv-vereiste gerechtvaardigd is of in de context van een individuele zaak zou kunnen leiden tot een excessief formalisme waartoe het Europees Hof in de zaak Rodrigues da Silva en Hoogkamer versus Nederland3 heeft geconcludeerd, hangt af van de merites van de zaak. Zoals hierboven gesteld ga ik hier niet in op individuele zaken.
Overwegingen als excessief formalisme of mogelijke strijdigheid met internationale verdragen kunnen aanleiding zijn voor toepassing van een van de vrijstellingsgronden of om gebruik te maken van de hardheidsclausule zoals opgenomen in het Vreemdelingenbesluit.
Deelt u de mening, dat het handhaven van het mvv-vereiste in dit soort gevallen leidt tot een «excessive formalism» zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onder andere oordeelde in de zaak Rodrigues da Silva en Hoogkamer versus Nederland?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het in dit soort zaken vasthouden aan het mvv-vereiste in strijd komt met de vereisten van «welwillendheid, menselijkheid en spoed» uit artikel 10 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat over gezinshereninging handelt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze Nederlandse vader zich in een nadeliger positie bevindt dan derdelanders of EU-burgers die gebruik maken hun recht op vrij verkeer?
In het algemeen kan ik opmerken dat het verblijfsrecht voor gezinsleden van EU-onderdanen die gebruik maken van het recht op vrij verkeer wordt bepaald door Europees recht. Hier is het van belang dat de EU onderdaan die zich in een andere EU lidstaat wil vestigen in zijn recht op vrij verkeer zou worden belemmerd als hij zijn gezin niet kan meenemen. Ten aanzien van onderdanen van derde landen die zich vestigen bij een Nederlander die in Nederland gevestigd is, en die zelf geen gebruik maakt van het recht op vrij verkeer, geldt het nationale toelatingsbeleid. Het is dus juridisch mogelijk dat er in het tweede geval strengere eisen worden gesteld.
Bent u bereid om in zaken waarbij kinderen betrokken zijn, de referent aan alle eisen voor gezinsherening voldoet, er sprake is van feitelijk gezinsleven tussen de betrokkenen en dit gezinsleven zich in Nederland afspeelt, met het oog op de spoed die het belang van het kind bij gezinshereniging vordert (artikel 3 en 10 IVRK) af te zien van het mvv-vereiste?3 Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vragen 3 en 4.
Een waterproject in Israël |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen betreffende het Koning Willem-Alexander Waterproject in Israël?1 Herinnert u zich uw mededeling dat de stichting Joods Nationaal Fonds, initiatiefnemer van dit project, moet worden onderscheiden van Keren Kayemeth LeIsrael – Jewish National Fund (KKL-JNF)?
Ja.
Bent u bekend met de statuten van stichting Joods Nationaal Fonds?2 Heeft u gezien dat deze stichting in Nederland volgens haar statuten «geldinzamelingen [organiseert] ten behoeve van het Keren Kayemeth Leisrael (Jewish National Fund) en de met deze instelling verbonden instituten en verenigingen»? Klopt het dat alle gelden die de stichting inzamelt, behoudens de kosten voor verkrijging of beheer en tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, door haar worden afgedragen aan het Keren Kayemeth Leisrael?
De stichting Joods Nationaal Fonds werft fondsen voor projecten die worden uitgevoerd door KKL-JNF in Israel. KKL-JNF legt verantwoording af over de uitvoering van de projecten aan de stichting. De stichting werft volgens de mij beschikbare informatie geen fondsen voor aan KKL-JNF verbonden instituten en verenigingen.
Is het waar dat het hoofdbureau van het Keren Kayemeth Leisrael bij de benoeming, het ontslag en de salariëring van de directeur van stichting Joods Nationaal Fonds inspraak heeft en onder omstandigheden bevoegd is bestuursleden van de stichting Joods Nationaal Fonds te benoemen?
Het kabinet heeft van de stichting Joods Nationaal Fonds vernomen dat zij statutair verbonden is aan KKL-JNF. Dit houdt in dat KKL-JNF goedkeuring dient te geven aan wijziging van de statuten en aan door de stichting geworven en geselecteerde bestuurders. KKL-JNF is volgens de stichting slechts bevoegd een bestuurder te benoemen in het geval dat de stichting geen enkele bestuurder meer zou hebben.
Van aansturing door KKL-JNF is volgens de stichting echter geen sprake. Het bestuur van de stichting opereert autonoom en maakt zijn eigen afwegingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het uitsluitend financieren van projecten die zich binnen de groene lijn bevinden, zoals dat ook geldt voor het waterproject in Mitspe Ramon.
Klopt het dat het bestuur van de stichting Joods Nationaal Fonds haar statuten alleen na verkregen goedkeuring van het hoofdbureau van het Keren Kayemeth Leisrael kan wijzigen en de stichting alleen kan ontbinden indien het hoofdbureau van deze Israëlische organisatie daarmee instemt?
Zie antwoord vraag 3.
Zo ja, deelt u de mening dat hieruit blijkt dat de stichting Joods Nationaal Fonds en KKL-JNF feitelijk zeer nauw gelieerd zijn en dat de stichting Joods Nationaal Fonds niet onafhankelijk van KKL-JNF kán opereren?
Zie antwoord vraag 3.
Welke organisatie implementeert het Koning Willem-Alexander Waterproject feitelijk? Welke rechtspersoon is verantwoordelijk voor dit project en is, c.q. wordt, projecteigenaar?
Het project wordt uitgevoerd door KKL-JNF, dat hierover verantwoording aflegt aan de stichting Joods Nationaal Fonds in Nederland. De Regional Council van Mitzpe Ramon wordt na oplevering juridisch eigenaar van het Koning Willem-Alexander waterproject.
Is het waar dat de stichting Joods Nationaal Fonds volgens haar statuten tot doel heeft «het brengen van grond in Israël in onvervreemd eigendom van het Joodse volk en het tot ontwikkeling brengen en bebossen van grond in Israël in het belang van het Joodse volk»? Zo ja, hoe beoordeelt u dit feit gezien het belang, zoals ook door de EU onderkend en behartigd, om democratische principes in Israël te bevorderen en discriminatie van minderheden aldaar tegen te gaan?
Navraag bij de stichting Joods Nationaal Fonds leert dat de door haar gefinancierde projecten zich binnen de internationaal erkende grenzen van de staat Israël bevinden en toegankelijk zijn voor alle bevolkingsgroepen in Israël.
Het bericht ‘Plan voor verkoop pingegevens winkels in ijskast na golf van kritiek’ |
|
Ard van der Steur (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Plan voor verkoop pingegevens winkels in ijskast na golf van kritiek»?1 Equens ziet voorlopig af van de verkoop van pingegevens, maar dus nog niet definitief; wat vindt u daarvan?
Ja. Zoals ook aangegeven in de Kamervragen gesteld door de leden Schouw en Koolmees (beide D66) delen wij de zorgen die door verschillende banken en ook de Consumentenbond zijn geuit. Wij vinden het verstandig dat Equens het plan heeft opgeschort en heeft erkend dat het bestaan van een breed maatschappelijk draagvlak ook een belangrijke factor is.
De Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen is van toepassing op alle financiële instellingen die; (i) lid zijn van de Nederlandse Vereniging van Banken; (ii) aangesloten zijn bij Rabobank Nederland; of (iii) lid zijn van het Verbond van Verzekeraars. Deze gedragscode, die in 2010 door het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is goedgekeurd, geeft aan dat Equens bewerker is in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) waar het gaat om het in opdracht van banken verwerken van betalingsgegevens. In die hoedanigheid staat het Equens niet vrij om de haar toevertrouwde persoonsgegevens voor andere doeleinden te verwerken dan de afwikkeling van het betalingsverkeer. De gedragscode voorziet in artikel 5.3 onder voorwaarden in de vervaardiging van geaggregeerde groepsprofielen.
Equens heeft aangegeven dat de wijze waarop zij analyses en voorgenomen rapportages maakt van de door haar als bewerker gebruikte gegevens neerkomt op het verwerken van gegevens die niet of niet langer zijn aan te merken als persoonsgegevens. Het onafhankelijke CBP is belast met het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wbp. Het CBP kan, als het daar aanleiding toe ziet,een uitspraak doen over de verenigbaarheid met de gedragscode of de Wbp.
Klanten kunnen volgens artikel 11 bij gepercipieerde niet naleving van de gedragscode zich wenden tot de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD). Voorwaarde is dat eerst de interne klachtenprocedure van de Financiële instelling is doorlopen. Afhankelijk van de inhoud van de klacht kan de betrokkene zich ook rechtstreeks tot het CBP dan wel de bevoegde rechter wenden.
Kunt u bevestigen dat alle banken in Nederland de «Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen» hebben onderschreven, waarin staat dat persoonsgegevens verder niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen? Voldoen de plannen van Equens (die tijdelijk in de ijskast zijn gezet) aan deze gedragscode? Zo ja/nee, waarom (niet)? Wat is de juridische status van de deze gedragscode, bijvoorbeeld als het gaat om afdwingbaarheid door de klanten van de banken?
Zie antwoord vraag 1.
Welke (juridische) mogelijkheden hebben banken om de verkoop van dit soort gegevens over het pingedrag eventueel tegen te gaan? Welke (juridische) mogelijkheden heeft het Rijk om dit tegen te gaan? Wie is formeel eigenaar van de pingegevens?
Equens heeft op 24 mei 2013 bekendgemaakt tot nader order alle voorgenomen activiteiten te staken.2 Daarbij heeft het bedrijf aangegeven dat het slechts verdere stappen overweegt wanneer er een breed maatschappelijk draagvlak tot stand komt. Hiertoe heeft Equens besloten opnieuw met banken en andere betrokken stakeholders in overleg te treden. Banken kunnen actie ondernemen tegen Equens als de voorwaarden van de dienstverleningsovereenkomst met Equens niet worden nageleefd.
Mocht Equens besluiten het plan weer op te pakken dan kan het CBP als onafhankelijk toezichthouder, als het daartoe aanleiding ziet, een onderzoek starten.
Eigendom van gegevens in privaatrechtelijke zin is moeilijk denkbaar. Gegevens zijn immers geen voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke zaken of vorderingsrechten. Wel heeft de verantwoordelijke in de zin van de Wbp, gelet op de doelstellingen van de gegevensverwerking, mogelijkheden om de gegevens te verwerken (zoals bewaren, inzien, doorgeven of wissen). Het is denkbaar dat meerdere instanties kunnen worden aangemerkt als verantwoordelijke voor de verwerking van pingegevens, ieder met hun eigen verantwoordelijkheid op grond van de Wbp.
Hoe past de actie van Equens in de brief met de kabinetsvisie op e-privacy «op weg naar gerechtvaardigd vertrouwen» van 24 mei 2013 en de brief van het kabinet over bescherming persoonsgegevens van 29 april 2011?
Het is een van de hoofdboodschappen van de recente kabinetsvisie op e-privacy dat het voorzichtig omgaan met persoonsgegevens essentieel is om het maatschappelijk vertrouwen in digitale systemen te behouden. In de brief en notitie van 29 april 2011 is de visie op de rol van de overheid en de daarmee samenhangende ICT-veiligheid aan de orde gesteld.
Voldoet hetgeen Equens van plan is/was aan de privacyrichtlijn en -wetgeving? Wat is de mening van de privacywaakhond College Bescherming Persoonsgegevens over deze casus?
Wij verwijzen naar het antwoord op vraag 2. Het CBP heeft naar aanleiding van het opschorten van de voorgenomen activiteiten door Equens meegedeeld nu geen aanleiding te zien een onderzoek in te stellen.
Op BNR heeft de minister van Financiën aangegeven dat hij vindt dat betalingsverwerker Equens definitief af moet zien van de verkoop van transactiegegevens aan winkeliers; ook de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft opgeroepen een streep te zeggen door het plan van Equens; hoe zorgt u ervoor dat dit ook gaat gebeuren?
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat met dit soort gegevens uitermate voorzichtig wordt omgegaan en dat dat ook is gebleken uit alle onrust die is ontstaan? Bent u bereid om met de Nederlandse Vereniging van Banken, de banken, het College Bescherming Persoongegevens, Equens en eventueel andere betrokken partijen in gesprek te gaan en (nadere) afspraken te maken over het waarborgen van de privacy van de klanten van de banken (in brede zin)? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad van groot belang dat voorzichtig met pingegevens wordt omgegaan en dat alle privacyaspecten van dit plan goed worden bezien en in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt gehandeld.
Verschillende banken en ook de Consumentenbond hebben vraagtekens gezet bij dit plan. Wij delen deze zorgen van de partijen en vinden het dan ook verstandig dat Equens het plan heeft opgeschort en heeft erkend dat het bestaan van een breed maatschappelijk draagvlak ook een belangrijke factor is. Het ligt voor de hand dat het door Equens aangekondigde nadere overleg wordt gevoerd tussen Equens en het bankwezen en eventuele andere stakeholders. Zij kunnen een zienswijze vragen aan het CBP. Wij verwijzen verder naar het antwoord op vraag 3.
Het bericht dat een moskee in Amsterdam Slotervaart onder ‘Koeweits gezag’ staat |
|
Keklik Yücel (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Koeweit aan de macht in buurtmoskee Slotervaart»?1
Ja.
Klopt het dat een (top)ambtenaar van het ministerie van Religieuze Zaken in Koeweit bestuursvoorzitter is/wordt van de Blauwe Moskee in Amsterdam Slotervaart? Zo nee, klopt het dat hij voorzitter is van het bedrijf dat eigenaar is van het gebouw en dat de moskee runt? Zo nee, op welke andere wijze is deze persoon bij de moskee betrokken?
De bestuursvoorzitter van de stichting Europe Trust Nederland is de heer Alqawari. Deze stichting is eigenaar van de Blauwe Moskee. Of en in hoeverre de heer Alqawari gelieerd is of was aan het ministerie van Religieuze Zaken in Koeweit is bij de Rijksoverheid niet bekend.
Wat is uw opvatting over deze leidende rol van een overheidsorganisatie uit Koeweit bij een gebedshuis in Nederland en over de invloed die daarmee gepaard gaat? Wat is uw algemene opvatting over de sturing door buitenlandse mogendheden van Nederlandse moskeeën en daarmee indirect aan Nederlandse moslims?
Om te komen tot een volledige integratie in de Nederlandse samenleving is het van belang dat migranten kennisnemen van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en deze ook verinnerlijken. Het is niet acceptabel als zij onder druk worden gezet door buitenlandse overheden of organisaties. Voor buitenlandse mogendheden is het mogelijk om op basis van vrijwilligheid contact te onderhouden met (voormalige) onderdanen, zolang dit de integratie in de Nederlandse samenleving niet belemmert. Het is toegestaan om gebruik te maken van buitenlandse financiering om gebedshuizen te stichten.
In welke mate is deze moskee gefinancierd met geld van de overheid van Koeweit?
De aankoop van de Blauwe moskee is grotendeels gefinancierd door het ministerie van Religieuze Zaken in Koeweit.
Wat is uw opvatting over het (mede) financieren door andere landen van gebedshuizen in Nederland? Deelt u de mening dat daarmee automatisch grote invloed gepaard gaat, die niet altijd strookt met het doel van de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving?
Zie antwoord vraag 3.
Welk doel/bestemming had de bouw van deze moskee in de wijk Slotervaart? Klopt het dat deze vooral tot doel had om als buurtcentrum te functioneren, waar alle wijkbewoners laagdrempelig activiteiten konden ontplooien? Deelt u de mening dat dit faliekant mislukt is, nu de moskee zich vooral op islamitische bekeerlingen richt en er preken worden gehouden om de superioriteit van moslims ten opzichte van niet moslims uit te dragen?
Bij de bouw van de moskee ging het primair om een gebouw om het islamitische geloof te kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft stichting de Blauwe Moskee een maatschappelijke doelstelling om bruggen te slaan met de wijk en de samenleving.
Vanwege de scheiding van kerk en staat is het aan het moskeebestuur om invulling te geven aan de wijze waarop het geloof wordt beoefend binnen de grenzen van de wet. Het oproepen tot haat of het aanzetten tot geweld is nadrukkelijk niet toegestaan.
Als buurtbewoners ontevreden zijn over de wijze waarop de moskee de maatschappelijke doelstelling invult is het van belang dat er een gesprek plaatsvindt tussen de buurtbewoners en het moskeebestuur om hier afspraken over te maken.
Acht u al deze omstandigheden wenselijk? Welke landelijke of lokale mogelijkheden zijn er om dit probleem aan te pakken en om te waarborgen dat buurtbewoners daadwerkelijk het buurtcentrum krijgen dat zij voor ogen hadden?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u een zo compleet mogelijk overzicht geven van de moskeeën in Nederland die worden geleid, nadrukkelijk gestuurd of overwegend beïnvloed door (iemand uit) een ander land?
De Kamer is eerder geïnformeerd over de risico’s van buitenlandse financiering (TK 2008–2009, 29 754, nr. 145). In deze brief staat dat financiering, zowel binnenlands als buitenlands, altijd met invloed gepaard kan gaan. De gevolgen voor de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving zijn niet altijd eenduidig vast te stellen.
Mogelijke maatregel is de inzet vanuit moskeeën om de risico’s die gepaard kunnen gaan met buitenlandse financiering te beperken. Dit door de weerbaarheid van moskeeën te vergroten. De laatste jaren wordt zowel binnen als buiten de moskee op een kritische manier gesproken over de mogelijke invloed van buitenlandse financiering.
Andere maatregelen liggen op het terrein van toezicht, handhaving en sancties. In die gevallen waar het vermoeden bestaat dat de Nederlandse wet wordt overtreden door buitenlandse organisaties die in Nederland moskeeën financieren, kan er onderzoek worden ingesteld. Het Openbaar Ministerie heeft bijvoorbeeld een strafrechtelijke en civielrechtelijke toezichtstaak als het gaat om het functioneren van stichtingen.
Ook is er in 2009 een handleiding ontwikkeld voor gemeenten om eventuele façadepolitiek bij religieuze instellingen te herkennen. Dit kan spelen bij organisaties die naar buiten toe een aanpak verkondigen gericht op integratie in de samenleving, terwijl er naar binnen toe een andere boodschap wordt verkondigd die zorgt voor afsluiting van de samenleving.
Op 4 juni jl. is de motie Segers c.s. (29 754, nr. 221) over een onderzoek naar financiële steun vanuit onvrije landen aangenomen. De Tweede Kamer zal door de minister van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van deze motie over dit onderwerp worden geïnformeerd.
Zijn er indicaties dat dit leidt tot een meer orthodoxe invulling van het islamitische gebedswerk in de moskeeën? Zijn er indicaties dat hierdoor radicalisering kan worden bevorderd? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn er indicaties dat dit de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving belemmert? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke wijze wordt aan moskeeën zoals de Blauwe Moskee en andere kerkelijke instellingen subsidie verstrekt? Is aan deze moskee ook subsidie verstrekt? Wordt aan bestuursvoorzitters, zoals van de Blauwe Moskee, die in dienst zijn van de Koeweitse overheid, eveneens subsidie verstrekt ten behoeve van de moskee? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Is er afdoende controle hoe dit geld wordt besteed? Kunt u aangeven op welke wijze de belastinginning plaatsvindt als de financiering van moskeeën in buitenlandse handen ligt?
Vanuit het principe van de scheiding van kerk en staat wordt door de Rijksoverheid geen subsidie verstrekt aan religieuze instellingen voor de uitoefening van het geloof. Wel wordt op lokaal niveau aan verschillende religieuze instellingen subsidie verstrekt voor maatschappelijke activiteiten die in een kerk of moskee plaatsvinden, bijvoorbeeld voor huiswerkbegeleiding van jongeren. In het geval van de Blauwe Moskee is door de gemeente Amsterdam geen subsidie verstrekt.
Religieuze instellingen, zoals moskeeën, kunnen in aanmerking komen voor de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) binnen de fiscale regelgeving. De fiscale regelgeving maakt hierbij geen onderscheid tussen verschillende wijzen van financiering van religieuze instellingen.
Het zwichten voor islamitisch antisemitisme |
|
Joram van Klaveren (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gedenkteken wijkt voor haatzaaiers»?1
Ja.
Klopt het dat een gedenksteen ter nagedachtenis aan joodse oorlogslachtoffers niet geplaatst is nadat islamitische buurtbewoners bezwaar hebben gemaakt?
Navraag heeft mij geleerd dat circa vijf jaar geleden in de betreffende wijk discussie is gevoerd over het plaatsen van een gedenkteken ter nagedachtenis aan het Joods Lyceum. Destijds speelde onder andere de vraag wat de historisch juiste locatie zou zijn van het gedenkteken. Het gesprek hierover heeft toen niet geleid tot een daadwerkelijk initiatief om een gedenkteken te plaatsen. Er was echter toentertijd voor zover bekend geen sprake van bezwaren vanuit islamitische buurtbewoners of van zorgen over islamitisch antisemitisme.
Deelt u de mening dat het niet plaatsen van een joodse gedenksteen, als gevolg van bezwaren van islamitische buurtbewoners, een verschrikkelijke vorm van dhimmitude is? Zo neen, hoe duidt u dit zwichten voor islamitisch antisemitisme dan?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre deelt u de visie van professor Van der Horst dat het islamitisch antisemitisme een van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen is van de afgelopen decennia? Op welke wijze gaat u dit probleem aanpakken?
Emeritus hoogleraar Van der Horst heeft bij zijn afscheid van de Universiteit van Utrecht in 2006 een rede gehouden met als titel «De mythe van het Joodse kannibalisme». In deze rede betoogde Van der Horst dat een «bloedsprookje» uit de Oudheid, waarbij Joden beschuldigd worden van rituele moorden en kannibalisme, opnieuw opgang doet in de moderne islamitische wereld.
Deze rede zou in mijn ogen vooral gezien moeten worden als een pleidooi om te blijven strijden tegen discriminatie en antisemitisme en de verschillende gedaanten waarin dit tot uiting komt. Het verminderen van antisemitisme vraagt om intensieve samenwerking tussen ouders, scholen, gemeenten, onderzoeksinstellingen, wijkorganisaties en gemeenschappen. De minister van OCW en ik hebben, met een afvaardiging van deze partijen, op 14 juni een Ronde Tafel georganiseerd over de bestrijding van antisemitisme onder jongeren.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk een landelijk onderzoek te starten naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap? Zo neen, waarom niet?
Tijdens het Algemeen Overleg discriminatie van 14 maart 2013 heb ik, naar aanleiding van mondelinge vragen van lid Van Klaveren over de relatie tussen de islam en antisemitisme, aangegeven dat er op korte termijn een aantal onderzoeksresultaten beschikbaar komt die inzicht zouden kunnen bieden op welke wijze antisemitisme en de islam zich tot elkaar verhouden. Het gaat hier om onderzoek dat verricht wordt in opdracht van de Anne Frank Stichting onder leraren op middelbare scholen en een onderzoek van het SCP naar ervaren discriminatie. Ik ben bereid om specifiek vervolgonderzoek te laten uitvoeren als de te verwachten onderzoeksresultaten te weinig kennis opleveren over de relatie tussen de islam en antisemitisme in Nederland en de meest doeltreffende manieren om antisemitisme te verminderen.
De band tussen de Moslimbroederschap en een Amsterdamse moskee |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Koeweit aan de macht in buurtmoskee Slotervaart»?1
Ja.
Klopt het dat de eigenaar van de Blauwe Moskee, de Koeweiti Mutlaq Alqarawi (via de stichting Europe Trust Nederland), gelieerd is aan de Moslimbroederschap?
Dit is bij ons niet bekend. De overheid houdt geen overzicht bij van welke individuen aan welke organisaties zijn gelieerd. Alleen wanneer daartoe aanleiding is, zoals wanneer uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van enige illegale handelingen blijkt, doen de bevoegde overheidsinstanties onderzoek naar individuen.
Deelt u de visie dat een organisatie, die in haar motto stelt dat de koran haar wet is en de jihad haar weg, niet getolereerd dient te worden in Nederland en dus ook nooit invloed mag hebben op moskeeën?
In Nederland gelden de vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. In de Nederlandse samenleving is daarom, binnen de grenzen van de wet, ruimte voor diverse levensbeschouwingen en opvattingen.
In Nederland dient iedereen zich aan de wet te houden en is het bijvoorbeeld verboden om aan te zetten tot geweld. Waar er concrete aanleiding bestaat is het aan de bevoegde instanties om actie te ondernemen, bijvoorbeeld door middel van opsporing en vervolging. Als er aanwijzingen zijn dat (buitenlandse) financiering van een moskee een mogelijke dreiging voor de nationale veiligheid oplevert, dan kan de AIVD onderzoek verrichten. Zo’n onderzoek kan uiteindelijk leiden tot vervolging door het Openbaar Ministerie.
Kunt u aangeven welke moskeeën in Nederland gefinancierd zijn door buitenlandse mogendheden en welke moskeeën en mogendheden dat zijn? Zo neen, waarom niet?
De kamer is eerder geïnformeerd over de risico’s van buitenlandse financiering (TK 2008–2009, 29 754, nr. 145). In deze brief wordt onder andere in gegaan op de weerbaarheid van moskeeën zelf die de risico’s van buitenlandse financiering kan beperken. Er wordt tevens aangegeven dat de overheid een goed systeem kent voor toezicht-, handhaving- en sanctiemogelijkheden, als ongebruikelijke transacties, of illegale financiële activiteiten zich voordoen.
Op 4 juni jl. is de motie-Segers c.s. (29 754, nr. 221) over een onderzoek naar financiële steun vanuit onvrije landen aangenomen. De Tweede Kamer zal naar aanleiding van deze motie verder over dit onderwerp worden geïnformeerd.
Bent u van mening dat de financiering van moskeeën door OIC-landen (landen behorende bij de Organisatie van de Islamitische Samenwerking) of aan deze landen gelieerde organisaties verboden zou moeten worden? Zo neen, waarom niet?
Nee. Vanwege het beginsel van scheiding van kerk en staat, alsmede de vrijheid van godsdienst, is overheidsinmenging in kerkgenootschappen niet altijd mogelijk, noch wenselijk. De overheid kan in beginsel geen maatregelen nemen ten aanzien van de samenstelling van een moskeebestuur en de financiering van een moskee, ook niet als deze (gedeeltelijk) vanuit het buitenland plaatsvindt. Het is vreemde mogendheden daarnaast toegestaan om contact te onderhouden met (voormalig) onderdanen zolang dit op basis van vrijwilligheid gebeurt en er geen sprake is van integratiebelemmering.
Zie verder vraag 4.
Het bericht Banken verkopen pingedrag klanten |
|
Gerard Schouw (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Banken verkopen pingedrag klanten»1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Voor een reactie verwijzen wij naar de antwoorden hierna.
Kunt u bevestigen dat het dataverwerkingsbedrijf Equens reeds dergelijke «pinsporen» heeft verkocht?
Nee. Equens heeft in een persbericht van 24 mei 2013 aangegeven dat het voorgenomen activiteiten betreft en dat die tot nader order zijn gestaakt. 2
Deelt de onze mening dat bij zulke «pinsporen» sprake is van persoonsgegevens zoals in de Wet bescherming Persoonsgegevens (Wbp)?
Of er in het geval van de gegevens waar de voornemens van Equens op zagen sprake is van persoonsgegevens is afhankelijk van het antwoord op de vraag of er sprake is van gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Verder is ten aanzien van Equens in paragraaf 2 van de toelichting op de in antwoord 5 genoemde Gedragscode onomwonden aangegeven dat dit bedrijf als bewerker in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt, en dat het haar in die hoedanigheid niet vrijstaat om de haar bij de afwikkeling van het betalingsverkeer toevertrouwde persoonsgegevens voor andere doeleinden te gebruiken.
Equens heeft zich op het standpunt gesteld dat de wijze waarop zij analyses en afleidingen maakt van de door haar als bewerker gebruikte gegevens neerkomt op het verwerken van gegevens die niet of niet langer zijn aan te merken als persoonsgegevens. Het past ons niet een uitspraak te doen over de vragen of de gegevens persoonsgegevens betreffen en of sprake is van verenigbaarheid met de Wbp. Het onafhankelijke College bescherming persoonsgegevens (CBP) is belast met de het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wbp. Het CBP kan, als het daar aanleiding toe ziet, in een concreet geval de Wbp interpreteren.
Deelt u de mening dat het weghalen van een naam en vervangen door een wijknummer als een postcode volstrekt niet betekent dat data geanonimiseerd zijn?2 3
In zijn algemeenheid kan worden aangegeven dat anonimisering op vele manieren kan plaatsvinden en dat alleen anonimisering die onomkeerbaar is volledige anonimiteit kan garanderen.
Klopt het dat er van niemand verwacht mag worden dat hij bij het aangaan van een PIN-transactie toestemming geeft voor het verwerken (en doorverkopen) van zijn persoonsgegevens en dat er dus per definitie geen sprake is van een gerechtvaardigd belang zoals in artikel 8 f van de Wbp?
Bij het aangaan van een PIN-transactie worden persoonsgegevens verwerkt. De rechtsgrondslag van deze verwerking is in de regel de overeenkomst die de cliënt met zijn bank heeft gesloten. Op de verwerking van persoonsgegevens benodigd voor de uitvoering van deze overeenkomst zijn in Nederland de Algemene Bankvoorwaarden, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken, en de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van toepassing. Daarin zijn de doeleinden voor gegevensverwerking nader uitgewerkt. Wanneer er sprake is van een overeenkomst als rechtvaardigingsgrond voor gegevensverwerking, sluit dit niet per definitie gegevensverwerking gebaseerd op één van de andere in artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) genoemde rechtvaardigingsgronden uit.
Betekent dit dat hetgeen Equens voorstelt een overtreding is van de Wbp?
Zie antwoord vraag 3.
Weet u of het College bescherming persoonsgegevens (CBP) al een onderzoek heeft gestart? Bent u bereid dit aan het CBP aan te dragen?
Het CBP heeft mij meegedeeld, naar aanleiding van de bekendmaking door Equens dat het tot nader order alle voorgenomen activiteiten heeft gestaakt, nu geen aanleiding te zien voor het instellen van een onderzoek. Het CBP bepaalt als onafhankelijke toezichthouder zelf in welke gevallen het een onderzoek instelt.
Bent u bereid om niet te wachten op een eventueel onderzoek van het CBP en reeds het gesprek aan te gaan met Equens om het bedrijf te overreden te stoppen met het verkopen van «pinsporen»?
Zoals hiervoor aangegeven, heeft Equens in een persbericht verklaard de desbetreffende plannen voorlopig niet door te zetten. Verschillende banken en ook de Consumentenbond hebben vraagtekens gezet bij dit plan. Wij delen de zorgen van deze partijen en vinden het dan ook verstandig dat Equens het plan heeft opgeschort en heeft erkend dat het bestaan van een breed maatschappelijk draagvlak ook een belangrijke factor is. Het ligt voor de hand dat het door Equens aangekondigde nadere overleg wordt gevoerd tussen Equens en het bankwezen en eventuele andere stakeholders. Zij kunnen een zienswijze vragen aan het CBP.
Heeft u kennisgenomen van ILGA-Europe Annual Review of the Human Rights Situation of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People in Europe 2013?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Nederland is gezakt in de ranglijst? Hoe zorgt u ervoor dat Nederland in de internationale gemeenschap een voortrekkersrol blijft vervullen wat betreft rechten voor LHBT’s?
De Nederlandse overheid streeft naar gelijke rechten voor en sociale acceptatie van LHBT personen. De ILGA Europe Annual Review is een goede graadmeter voor de juridische mensenrechtensituatie van LHBT personen in een land. ILGA Europe hanteert dit jaar een andere systematiek van toewijzing van punten dan de afgelopen jaren en heeft bij de overhandiging van de review aan minister Bussemaker, tijdens het IDAHO (Internationale Dag tegen Homofobie) Forum op 16 mei jl., aangegeven dat een vergelijking met de vorige ranglijsten daardoor niet echt gemaakt kan worden. Nederland staat als achtste land genoemd omdat drie landen de vierde positie met elkaar delen. In de systematiek van 2013 staat Nederland, de facto, op de 6e positie, achter het Verenigd Koninkrijk (1), België (2), Noorwegen (3), Zweden, Spanje en Portugal (die de 4e positie delen) en Frankrijk (5). De ambitie blijft, zoals beschreven in de Emancipatiebrief 2013–2016 (Kamerstuk 30 420, nr. 180) van de minister van OCW, om in 2016 opgeklommen te zijn in de ranglijst. Een nieuw verschenen onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) «towards tolerance – exploring changes and explaining differences in attitudes towards homosexuality in Europe»wijst uit dat Nederland internationaal nog altijd koploper is wat betreft acceptatie van homoseksualiteit.
Internationaal heeft Nederland een sterk profiel op LHBT gebied. Binnen het mensenrechtenbeleid van de minister van Buitenlandse Zaken blijft het beschermen en promoten van LHBT rechten één van de speerpunten. Nederland blijft zich sterk maken voor het belang van gelijke rechten in internationale fora, zoals de VN, de EU en de Raad van Europa. Daarnaast ondersteunt het ministerie van Buitenlandse Zaken, via het mensenrechtenfonds, verschillende maatschappelijke organisaties die zich internationaal inzetten voor LHBT mensenrechten. Nederland zal ook een actieve rol blijven spelen via onze ambassades. Zij zullen o.a. gelijke rechten voor LHBT bespreken in politieke dialoog, contacten onderhouden met lokale LHBT-organisaties en hen ondersteunen door bijvoorbeeld te participeren in Gay Prides.
Hoe beoordeelt u de mensenrechtensituatie in Europa voor LHBT’s? Welke landen vragen naar uw mening aandacht?
Binnen Europa zijn zowel positieve als negatieve trends waar te nemen. Een positieve trend is de legalisering van het homohuwelijk in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Negatieve trends, die om extra aandacht vragen, zijn Gay Pride onderbrekingen en de anti-homoseksualiteit propaganda wetten, voornamelijk in een aantal Raad van Europa lidstaten. Deze ontwikkelingen tasten fundamentele vrijheden van LHBT personen aan, zoals, het recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame demonstratie. Deze ontwikkelingen houdt het ministerie van Buitenlandse Zaken nauwlettend in de gaten. Zo heeft minister Timmermans zich duidelijk uitgesproken over de gewelddadige verstoring van de Gay Pride in Georgië, Tbilsi, en de anti-homoseksualiteit propagandawetten in Rusland.
Hoe staat u tegenover het voorstel van het COC om Eurocommissaris Vivian Reding (Burgerrechten) op te roepen een EU Actieplan LHBT-emancipatie op te stellen en te pleiten voor een Europese anti-discriminatie richtlijn? Bent u bereid op deze punten actie te ondernemen?
Het kabinet steunt het voorstel van het COC. Tijdens het IDAHO Forum, dat van 15-17 mei plaatsvond in Den Haag, heeft Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gezamenlijk met 10 Europese Ministers een oproep aan Eurocommissaris Reding gedaan, om de inspanningen van EU-lidstaten om discriminatie van LHBT personen te bestrijden, te coördineren en te promoten op Europees niveau. De Nederlandse overheid zal zich sterk blijven maken voor dit initiatief.
Het opinieartikel ‘Lesje in staatsrecht helpt tegen afbraak van essentiële taken’1 van defensiedeskundige De Wijk |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het opinieartikel «Lesje in staatsrecht helpt tegen afbraak van essentiële taken» van defensiedeskundige De Wijk?1 2
Ja.
Klopt hetgeen in het artikel gesteld wordt, dat er onder dit kabinet door allerlei extra maatregelen ongeveer 400 miljoen euro aan taakstellingen voor Defensie is bijgekomen? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan?
Nee, tot dusver is er geen sprake van extra bezuinigingen.
Zoals bekend heeft het vorige kabinet structureel € 635 miljoen op Defensie bezuinigd. Die bezuiniging evenals de ombuigingen in verband met interne problematiek en intensiveringen zijn verwerkt in de beleidsbrief van april 2011 (totaal circa € 1 miljard).
Het Lente-akkoord van april 2012 leverde voor Defensie een structurele bezuiniging op van € 84 miljoen die in de begroting voor 2013 is verwerkt. De BTW-verhoging in dat akkoord had voor Defensie een structureel effect van tussen de € 60 en € 80 miljoen.
Het huidige regeerakkoord bevat voor Defensie een taakstelling van structureel
€ 49 miljoen. U bent daarover reeds geïnformeerd met de brief van 30 november 2012 (Aanhangsel van de handelingen 2012–2013, nr. 715). Het betreft een structurele bezuiniging van € 48 miljoen op apparaatsuitgaven en van € 1 miljoen op het topsectorenbeleid.
Met mijn collega’s van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking maak ik afspraken over het budget voor internationale veiligheid van € 250 miljoen. Daarover zal het kabinet u binnenkort informeren.
Zoals bekend zal Defensie binnen de eigen begroting de gevolgen moeten verwerken van onder meer de WUL-compensatie voor 2014, de in december 2011 overeengekomen 1 procent loonsverhoging en het niet uitkeren van de prijsbijstelling voor 2013. Ik heb herhaaldelijk verklaard veel belang te hechten aan de operationele én financiële duurzaamheid van Defensie. Dat is mijn leidraad voor de komende jaren.
Is er sprake van extra bezuinigingen, bovenop de bezuinigingen die reeds voorzien waren in het regeerakkoord? Zo ja, vindt u dit, zoals u eerder in een interview in de Telegraaf stelde, een «drama»3?
Deelt u de opvatting van de her De Wijk dat er met zo’n enorm bedrag aan extra bezuinigingen, bovenop het miljard euro aan ombuigingen van het kabinet Rutte 1, van de krijgsmacht «vrijwel niets meer overblijft»?
Ik ben mij bewust van de uitdaging waar Defensie voor staat en de wissel die de reorganisatie trekt op het personeel. Ook de IGK heeft daar in zijn jaarverslag op gewezen. In 2013 zal ongeveer 85 procent van de nieuwe organisaties operationeel worden. Daarmee wordt voor een groot deel van het personeel duidelijkheid gecreëerd.
Bent u zich bewust van de toenemende onrust en onzekerheid onder het defensiepersoneel over de toekomst, mede door de (berichtgeving over) extra bezuinigingen die als een Zwaard van Damocles boven de defensieorganisatie hangen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u in dat licht de indrukwekkende open brief van Kapitein-luitenant-ter-zee Sander van Luik, aan u gericht, getiteld «Geachte minister, niemand weet meer waar Defensie voor staat»4? Bent u bereid op deze brief te reageren? Zo nee, waarom niet?
De bijdrage van KLTZ Van Luik waardeer ik zeer. Ik heb hem hierover uitgebreid gesproken.
Waarom neemt u nog een half jaar de tijd voor uw visie op de toekomst van de krijgsmacht, terwijl het defensiepersoneel al die tijd in onzekerheid gelaten wordt en de Kamer buitenspel gezet? Hoe beoordeelt u de aangehouden motie Knops c.s. (33 400 X, nr. 44) om uiterlijk vóór de presentatie van de begroting 2014 (Prinsjesdag) te komen met ten minste een toekomstvisie op hoofdlijnen om zodoende duidelijkheid te kunnen geven aan het personeel?
Het opstellen van de nota over de toekomst van de krijgsmacht kost tijd in verband met de vereiste zorgvuldigheid. Diverse keren, onder andere bij de begrotingsbehandeling in december 2012, heb ik met de Kamer van gedachten gewisseld over dit proces. De nota zal u zo spoedig mogelijk worden toegestuurd, doch uiterlijk voor de begrotingsbehandeling van Defensie later dit jaar. In dat licht bezie ik ook de aangehouden motie.
Bent u bereid de Kamer in elk geval zo spoedig mogelijk te informeren over de omvang van de bezuinigingen van het kabinet op Defensie en een totaaloverzicht te geven van de taakstellingen die Defensie te verwerken heeft?
Een overzicht van de meest recente budgettaire mutaties in de defensiebegroting 2013 heeft de Kamer met de voorjaarsnota 2013 ontvangen.
Het oppakken van een homorechten activist in Zambia |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka woensdag 15 mei het proces tegen Paul Kasonkomona, die strijdt voor de rechten van homoseksuelen, is begonnen?1
Ja.
Klopt het dat het in strijd is met de Zambiaanse wet om te pleiten voor homorechten? Welke straf riskeert de heer Kasonkomona?
De heer Kasonkomona is gearresteerd nadat hij in een televisieprogramma heeft gepleit voor decriminalisering van homoseksualiteit in Zambia. Dit gebeurde op basis van sectie 178 (g) van het Zambiaanse Strafwetboek, die het publiekelijk aansporen tot activiteiten voor immorele doeleinden verbiedt.
Het is nog onbekend welke straf de heer Kasonkomona riskeert. De rechtbank heeft de zaak tot 4 juni opgeschort, naar aanleiding van een verzoek van de verdediging om de zaak naar de Hoge Raad door te verwijzen.
Welke gevolgen heeft de sluiting van de Nederlandse ambassade in Zambia voor de steun aan mensenrechtenactiviteiten en meer in het bijzonder voor de LGBT (Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender) activiteiten aldaar?
Nederland speelde een belangrijke rol bij de verdediging van LHBT-rechten (Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel) en fungeerde als aanspreekpunt voor betrokken organisaties in Zambia. Na de sluiting van de ambassade in juli 2013 zal de Nederlandse inzet in Zambia ten behoeve van LHBT-rechten in EU-verband worden voortgezet. In mijn eigen contacten met de Zambiaanse autoriteiten zal ik daarnaast de mensenrechtensituatie in het land, inclusief LHBT, aan de orde stellen.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van LGBT’s in Zambia? Is er sprake van verslechtering van de positie van LGBT’s in het land? Waar is dit aan toe te schrijven?
De positie van LHBT’s verslechtert in Zambia. Er vinden meer geweldsincidenten tegen LHBT’s plaats. De politie roept op verdenking van homoseksualiteit te rapporteren en voert arrestaties uit op basis van verdenking. Daarnaast maakt een aantal vooraanstaande Zambiaanse politici zich schuldig aan discriminerende opmerkingen in de Zambiaanse media. Zo refereert de Zambiaanse minister van Jeugd en Sport publiekelijk naar LHBT’s als «abnormal fools» en LHBT-mensenrechtenverdedigers als «agents of the devil». Hij heeft in de media bevestigd, dat de huidige regering van de Patriotic Front ernaar streeft strengere straffen tegen homoseksuelen in te voeren.
Bent u bereid om bij de Zambiaanse autoriteiten te pleiten voor decriminalisering van homoseksualiteit en publiekelijk uw steun uit te spreken voor de heer Kasonkomona? Zo ja, hoe? Kunt u hierover en over de reactie van Zambia hierop verslag doen aan de Kamer?
Door de sluiting van de ambassade zal Nederland, zoals gesteld in het antwoord op vraag drie, de standpunten ten aanzien van LHBT in Zambia vooral via de EU kenbaar maken. In EU-verband wordt op dit moment overlegd hoe actie kan worden ondernomen op de verslechterende positie voor LHBT’s in Zambia.
Financiering van bouwprojecten in India waar schending van arbeids- en kinderrechten plaatsvindt |
|
Joël Voordewind (CU), Marianne Thieme (PvdD), Désirée Bonis (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nederlands hulpgeld naar kinderarbeid in India»?1
Ja.
Welk aandeel heeft Nederland in de Asian Development Bank (ADB) en hoeveel draagt Nederland financieel bij?
Per 31 december 2012 is het aandeel van Nederland in de ADB 1,12%. De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,67 miljard. Hiervan is USD 1,59 miljard gegarandeerd en USD 83,7 miljoen betaald.
Daarnaast draagt Nederland bij aan een van de fondsen van de ADB, het Asian Development Fund (ADF). Sinds 1973 heeft Nederland hieraan USD 840 miljoen bijgedragen.
Wat is uw reactie op het onderzoek van lokale vakbonden, ondersteund door vakcentrale FNV en de internationale Global Unions Federation, waaruit blijkt dat kinderarbeid, uitbuiting en andere schending van arbeidsrechten plaatsvindt bij projecten die door de ADB gefinancierd worden?
Ik neem deze aantijgingen heel serieus. In veel landen waar de ADB werkzaam is worden arbeidsnormen in de praktijk vaak onvoldoende nageleefd. Bij door de ADB gefinancierde projecten moeten arbeidsnormen goed worden geïmplementeerd.
Deelt u de mening dat de ADB onvoldoende verantwoordelijkheid neemt om schending van arbeidsrechten te voorkomen en te bestrijden en daarbij stakeholders als vakbonden te betrekken, aangezien de ontwikkelingsbank in een reactie meldt dat de verantwoordelijkheid bij de lener ligt en niet bij de bank?
Nee, die mening deel ik niet. De ADB is op de hoogte van de door de bonden aan de orde gestelde problemen bij de projecten. De ADB heeft beleid om internationale arbeidsnormen vast te leggen in de contracten die worden afgesloten en verschillende mechanismen om de naleving hiervan met regelmaat te controleren. De ADB doet nu onderzoek naar de door de bonden genoemde projecten.
Op welke manier wilt u de inzet zoals verwoord in uw beleidsnota op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, de naleving van de OESO-richtlijnen en ILO-normen en de inzet op «due diligence» in deze situatie toepassen?
Zoals in de nota aangegeven ben ik van mening dat bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid dienen te nemen. Nederland spreekt bedrijven daar op aan. Dat geldt ook voor financiële instellingen als de ADB. Nederland heeft tijdens de laatste jaarvergadering van de ADB dit onderwerp meerdere malen nadrukkelijk onder de aandacht gebracht en erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever uitvoert en duidelijker bekend maakt, ook ten aanzien van klachtenmechanismen.
Welke rol kan een «labour desk» spelen bij het verbeteren van klachtenbehandeling en monitoring van projecten? Bent u bereid in te zetten op dit instrument om «acces to remedy», zoals voorgesteld in het Ruggie-framework, toe te passen? Bent u bereid om, net als bij de International Finance Corporation (IFC) van de Wereldbank, in te zetten op transparantie, een klachtenmechanisme en een sanctiemechanisme?
Een labour desk kan een goede rol spelen, zolang dit bijdraagt aan meer deskundigheid over het signaleren en aanpakken van schendingen van arbeidsnormen. Deskundigheid, niet alleen van arbeidsnormen, maar ook van milieu en sociale standaarden, zal geïntegreerd moeten worden bij het structureren van een transactie en bij monitoring van projecten. Nederland heeft in gesprek met de ADB erop gewezen klachtenbehandeling, een sanctiemechanisme en monitoring belangrijk te vinden.
Welke actie onderneemt u om toezicht en sanctionering te verbeteren bij ADB-projecten, aangezien Nederland donor en aandeelhouder van de ADB is? Wat is uw inzet bij de aandeelhoudersvergadering van de ADB in Delhi? Bent u bereid de Kamer te informeren over de resultaten?
De jaarvergadering van de ADB heeft plaatsgevonden van 2 tot en met 5 mei jl. Nederland heeft tijdens deze vergadering dit onderwerp tijdens verschillende gelegenheden nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Ook heeft Nederland dit onderwerp met andere donoren besproken. Duidelijk geworden is dat de ADB goed op de hoogte is van de kritiek die vakbonden op een aantal projecten hebben geuit. De ADB neemt de klachten zeer serieus. Kinderarbeid en andere evidente schendingen van arbeidsnormen zijn ook voor de ADB onaanvaardbaar. De ADB benadrukte dat zij internationale arbeidsnormen in alle financieringscontracten scherp vastlegt. De projectorganisatie is verplicht op o.a. deze punten regelmatig te rapporteren aan de ADB. Dit alles is vastgelegd in het Accountability Mechanism en het Safeguard Policy Statement van de ADB. Indien de vastgelegde normen niet worden nageleefd, kan het ertoe leiden dat de financiering van de projecten wordt opgeschort of stopgezet. De ADB wees erop dat zij voor het toezicht op de uitvoering van grote projecten een onafhankelijke externe deskundige op de projecten laat toezien. Nederland heeft erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever en duidelijker bekend stelt. Ook moeten klachtmechanismen duidelijk op – bijvoorbeeld – de website van de bank te vinden zijn. Nederland zal de komende tijd nauwgezet blijven volgen hoe de ADB op de naleving van normen toeziet.
Bent u bereid ook het beleid van de Wereldbank en andere regionale banken waaraan Nederland bijdraagt te toetsen op de aandacht die wordt besteed aan het voorkomen en bestrijden van het schenden van arbeidsrechten en zo nodig u in te zetten voor verbetering daarvan?
Ja, ik zal de kiesgroepen, waarin Nederland vertegenwoordigd is, bij deze banken vragen bij alle projectvoorstellen goed te letten op de wijze waarop arbeidsnormen worden nageleefd.
Seksueel geweld tegen vrouwen in India en beperkingen voor mensenrechtenorganisaties |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013 na haar recente bezoek aan India, en van Amnesty International, dat de nieuwe Indiase wet tegen seksueel geweld tegen vrouwen naast positieve, ook een aanzienlijk aantal «regressieve bepalingen» bevat, zoals het toepassen van de doodstraf, het ontbreken van een aanpak van de oorzaken en het feit dat veiligheidstroepen de facto wettelijk immuun zijn voor aanklachten van verkrachting? Wordt deze opvatting door u ingebracht in de EU-India Mensenrechtendialoog of anderszins onder de aandacht van de Indiase regering gebracht? Stelt u daarbij ook aan de orde dat de wet volgens mensenrechtenorganisaties niet (goed) zal worden uitgevoerd zonder hervorming van het politieapparaat en het rechtssysteem?1 2 3
Ja, het kabinet is bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013. Nederland spant zich ervoor in dat het onderwerp «vrijheid voor mensenrechtenorganisaties» op de agenda van de EU en VN aandacht blijft krijgen en zal dat ook doen bij de EU Mensenrechtendialoog. Voor wat betreft uw vraag over een effectieve uitvoering van de wet stellen wij ons op het standpunt dat het aan India is te bepalen aan welke voorwaarden daarvoor dient te worden voldaan.
Bent u – mede gezien de aangenomen Kamermotie over Dalits4 en uw toezeggingen dat de Nederlandse regering zich wil inzetten voor de verstrekking van de positie van Dalits – bereid om de discriminatie en uitsluiting van 260 miljoen Dalits of «kastelozen» prioriteit te geven in uw nieuwe mensenrechtenbeleid?
De universaliteit van mensenrechten is een uitgangspunt van het Nederlands beleid. Het tegengaan van discriminatie op welke grond dan ook -afkomst, geslacht of seksuele oriëntatie- wordt in verschillende gremia, zoals de VN, ILO en in EU verband bepleit. In dit kader gaat ook aandacht uit naar de positie van Dalits.
Bent u bereid de problemen die de winnaar van de Nederlandse Mensenrechtentulp 2012 bij zijn werk ondervindt bij de Indiase regering aan de orde te stellen, mede gezien de prioriteit die u geeft aan het steunen van mensenrechtenverdedigers?
Voorzover bekend kan de winnaar van de mensenrechtentulp in India, de heer Bharathan, zonder noemenswaardige beperkingen zijn activiteiten verrichten. Hij heeft recent een voorstel ingediend ter besteding van het bedrag van € 100.000 behorende bij de prijs.
Wat vindt u van de kritiek van de voorzitter van de jury van de Mensenrechtentulp tijdens een uitzending van VPRO Argos over de manier waarop de prijs – tegen zijn wensen – door de Nederlandse Ambassade in India is uitgereikt aan prijswinnaar Marimuthu Bharathan, namelijk zonder enige ceremonie?5 Wordt dit ook in de toekomst de aanpak bij het overhandigen van de Mensenrechtentulp aan winnaars die van hun regering geen toestemming krijgen naar Nederland te reizen?
De ceremonie van de uitreiking van de mensenrechtentulp vindt traditiegetrouw in Nederland plaats. Over de toekomst van de mensenrechtenprijs wordt u geïnformeerd in de mensenrechtenbrief die uw Kamer binnenkort toegaat.
Heeft het door de EU-delegatie aangevraagde gesprek met de Indiase autoriteiten over de (publicatie van) de «watchlist» van Indiase en internationale organisaties plaatsgevonden? Zo ja, wat is hiervan het resultaat en welke conclusie trekt u daaruit over de praktijk van de nieuwe wetgeving voor buitenlandse financiering van Indiase maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom heeft dit gesprek nog niet plaatsgevonden?
Op 16 april jl. heeft een gesprek plaatsgevonden met het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken waarbij de EU-delegatie aandrong op bespoediging van FCRA- aanvragen (Foreign Contribution Regulation Act). Het ministerie bevestigde dat FCRA-aanvragen om administratieve redenen soms traag verlopen, maar dat de Indiase regering zich inspant om dit proces te versnellen. Er werd tevens aangegeven dat afwijzing van registratie soms te wijten is aan het ontbreken van de vereiste administratie bij NGO’s. Als een NGO aan politieke activiteiten meewerkt, zal een FCRA niet worden toegekend. Het ministerie benadrukte daarbij dat de Indiase regering niet tegen NGO’s met politieke activiteiten is, maar men deze NGO’s niet door buitenlandse donoren wil laten financieren. Alleen in bepaalde sectoren, zoals op het gebied van gezondheid en onderwijs, kunnen samenwerkingsverbanden worden ondersteund.
Kunt u de Kamer informeren of u, los van een in antwoord op vraag 7 genoemde specifieke aanpak gericht op vrouwenorganisaties, bekend bent met belemmeringen of blokkades bij het steunen van vrouwenorganisaties én andere mensenrechtenorganisaties in India?
De Foreign Contributions Regulations Act (FCRA) vormt het kader voor buitenlandse steun aan Indiase maatschappelijke organisaties. Deze wet stelt verschillende voorwaarden aan buitenlandse geldstromen en de organisaties die dit geld ontvangen. Zo moet een Indiase organisatie een vergunning hebben om geld uit het buitenland te ontvangen. Er bestaan binnen de FCRA geen specifieke beperkingen voor vrouwen- of mensenrechtenorganisaties. Bureaucratie, langzame besluitvorming en voor tweeërlei uitlegbare clausules maken het soms lastig de vergunning te krijgen.
Kunt u een breder beeld te schetsen van de visaproblemen die Nederlandse burgers hebben bij het verkrijgen van een visum voor India? Kunt u berichten – van onder meer de Landelijke India Werkgroep6 – bevestigen dat »veel Nederlandse organisaties grote problemen ondervinden bij het aanvragen van visa voor India en dat regelmatig visa worden geweigerd aan onder meer medewerkers van hulporganisaties en journalisten? Wat is de Nederlandse inzet om deze problemen aan de orde te stellen en zo mogelijk op te lossen?
Grote aantallen toeristen, zakenmensen en andere bezoekers reizen met regelmaat naar India zonder dat zij problemen ondervinden bij het aanvragen van een visum. Sommige Nederlandse visumaanvragers, waaronder vertegenwoordigers van hulporganisaties en journalisten, geven echter aan veel tijd kwijt te zijn met het doorlopen van de visumprocedure. Zij melden lange wachttijden, trage besluitvorming en het moeten overleggen van verschillende soorten documenten waardoor zij soms extra kosten moeten maken in verband met het omboeken van vluchten. Daarnaast melden zij dat indien een visumaanvraag wordt afgewezen de reden hiervoor niet altijd duidelijk is. Deze kwesties zijn onderdeel van de regelmatige dialoog met de Indiase autoriteiten, waarbij zij aangetekend dat landen het soevereine recht hebben vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen.
Heeft de Nederlandse regering de beperkingen in vrijheid van bewegingsruimte voor Indiase mensenrechtenorganisaties daadwerkelijk aan de orde gesteld bij de EU en andere mogelijk effectieve kanalen? Zo ja, wat is daarvan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de kwesties betreffende het maatschappelijk middenveld besproken in verschillende EU werkgroepen in India. De situatie van maatschappelijke organisaties verschilt van geval tot geval en vereist daarom een aanpak op maat. In sommige gevallen is verder gesproken met de Indiase autoriteiten, VN organisaties, of andere maatschappelijke organisaties. Vooralsnog zijn er geen door Nederland gefinancierde organisaties die hun werk niet (meer) kunnen doen als gevolg van beperkende maatregelen van de Indiase overheid.
Het bericht dat allochtone leerlingen vaak niet welkom zijn op een ‘witte school’ |
|
Keklik Yücel (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Allochtone leerlingen vaak niet welkom op «witte» school«?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht, en op het in het bericht aangehaalde rapport van onderzoeksbureau KBA Nijmegen, dat deze materie op verzoek van Forum onderzocht?
Uit het kleinschalige onderzoek kan deze conclusie niet worden getrokken. Er zijn geen duidelijke feiten van allochtone ouders en andere respondenten naar voren gekomen. Ook blijkt dat over het weigeren van leerlingen geen klachten door de ouders zijn ingediend.
Welke gegevens heeft u zelf beschikbaar over het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen? Welke acties zijn of worden hierop ondernomen?
OCW beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat etnische achtergrond een rol speelt in het toelatingsbeleid van scholen.
Uitgebreider onderzoek acht ik niet nodig. Ik ben van mening dat iedere school een transparante toelatingsprocedure moet hanteren. Het schoolbestuur van een basisschool kan leerlingen weigeren. Dit kan bijvoorbeeld als de school geen plaats heeft. Wanneer ouders het niet eens zijn met de weigering van de school om hun kind toe te laten op de school kan men daar tegen bezwaar maken.
Zou uitgebreider onderzoek naar deze vorm van discriminatie op basis van etnische herkomst zijn aangewezen om de problematiek beter in beeld te krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met (vertegenwoordigers van) schoolbesturen om het probleem van het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen te bespreken en hiertoe tot een aanpak te komen?
Het onderzoek van KBA geeft mij onvoldoende aanleiding om in overleg te gaan met de schoolbesturen.
Wat zijn de achterliggende oorzaken dat scholen allochtone leerlingen soms op basis van de etnische herkomst weigeren?
Het onderzoek van KBA geeft daarvoor mogelijke redenen aan. Het wordt daarbij beschreven in termen van vermoedens en «van horen zeggen». Overigens blijkt uit het onderzoek dat geen van de ondervraagde schoolbestuurders en gemeenteambtenaren klachten heeft ontvangen van migrantenouders over het niet toelaten van een leerling tot een basisschool.
Is het waar dat potentieel lager te verwachten schoolresultaten een rol spelen? Wat is uw oordeel daarover?
Ik kan op basis van het onderzoek die conclusie niet trekken.
Welke maatregelen worden getroffen om een steeds sterkere segregatie in het onderwijs tegen te gaan?
Het tegengaan van segregatie is lokaal belegd. De lokale educatieve agenda’s bieden de gemeenten voldoende ruimte om segregatie met schoolbesturen te bespreken en maatwerkoplossingen te kiezen. Ik ben in overleg met de wethouders van de G4/G33 over de segregatieproblematiek. Ik ben bereid gemeenten te ondersteunen wanneer zich in de uitvoering problemen voordoen. Het inzetten op kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste om segregatie aan te pakken. De aanpak van het kabinet is er op gericht dat iedere school, ongeacht de samenstelling, de best mogelijke kwaliteit kan bieden. Scholen met achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen uit de gewichtenregeling. Ook VVE draagt er aan bij dat de (taal)achterstand wordt verminderd.
De aanhouding van twee demonstranten op de Dam |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat was de reden van de aanhouding van twee demonstranten op de Dam? Welke wetten of regels hadden zij overtreden waardoor arrestatie gerechtvaardigd zou zijn?1
De, achteraf als onterecht gekwalificeerde, aanhouding van twee demonstranten betreft lokaal politieoptreden onder lokaal bevoegd gezag. Op dinsdag 14 mei is door de Amsterdamse driehoek een bestuurlijke reactie verzonden aan de gemeenteraad van Amsterdam. Bij deze bestuurlijke reactie is een uitgebreid feitenrelaas van de politie Eenheid Amsterdam gevoegd. Ik heb deze stukken als bijlage meegezonden.
Voor een uitgebreide weergave van de feiten rondom de aanhouding van twee demonstranten op de Dam verwijs ik u naar genoemde stukken.
Door het lokaal bevoegd gezag is verklaard dat één van de personen (de man) is aangehouden als gevolg van een persoonsverwisseling. De aangehouden persoon werd daarbij verwisseld met een persoon waarbij de waarschijnlijkheid en ernst van een eventuele verstoring dusdanig was, dat politie door de burgemeester gemachtigd was die persoon te vorderen zich direct van de Dam te verwijderen. Indien deze persoon niet aan de vordering zou voldoen dan gold de instructie de persoon aan te houden.
De politiemensen op de Dam waren geattendeerd op deze persoon door middel van een fotoset. Op de fotoset stonden vanwege privacyoverwegingen geen personalia (namen, geboortedata) vermeld. Door de betrokken politiemensen kon op dat specifieke moment niet met zekerheid worden vastgesteld dat het niet de persoon betrof waarvoor de vordering gold niet aanwezig te mogen zijn op het betreffende gedeelte van de Dam. De demonstrant werd daarop ten onrechte aangehouden.
In het feitenrelaas van de politie Eenheid Amsterdam staat dat de reconstructie van de aanhouding van de tweede demonstrant (de vrouw) niet tot een eenduidig beeld van de toedracht heeft geleid. Er zijn verschillende verklaringen van de betrokken politieambtenaren voor de aanhouding. Vast staat dat de aanhouding onterecht heeft plaatsgevonden.
Is er volgens u sprake van verstoring van de openbare orde als twee personen een bord met tekst omhoog houden? Zo ja, hoe dan? Zo nee, hoe verklaart u in dat geval de arrestatie?
Zie antwoord vraag 1.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de politie over de omgang met demonstranten? Door wie zijn deze afspraken gemaakt en zijn deze afspraken nagekomen?
In de voorbereidingen is uitdrukkelijk aan de orde geweest dat een individuele protestactie toegestaan was, tenzij de wijze waarop protest zou worden geuit strafbaar zou zijn. De voorafgaand aan de troonswisseling door het lokaal bevoegd gezag gemaakte afspraken ten aanzien van mogelijk strafbare beledigende, discriminerende of opruiende uitingen hielden in dat eventueel optreden alleen zou geschieden in (voorafgaande) opdracht van het bevoegd gezag, waarbij de officier van justitie zou oordelen over de mogelijke strafbaarheid van uitingen.
Toetsing van de strafbaarheid, alsmede het daadwerkelijk optreden in bepaalde gevallen was voorbehouden aan het in het beleidscentrum aanwezige gezag. In het hiervoor genoemde feitenrelaas en de reactie van de lokale driehoek zijn de twee onterechte aanhoudingen toegelicht.
Waarom werd de arrestatie eerst door de politie ontkend, en werden er vervolgens verschillende redenen opgegeven voor de arrestatie?
Uit het feitenrelaas van de politie eenheid Amsterdam is gebleken dat in het actiecentrum op het hoofdbureau bekend werd dat er tweets verzonden werden over de aanhouding van twee specifieke, met naam genoemde, demonstranten op de Dam. De politie is dit nagegaan en verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat dit bericht, betreffende de twee in de tweets met namen genoemde personen, niet juist was.
Rekening houdend met de potentieel negatieve effecten van incorrecte berichtgeving is daarop besloten vanuit het actiecentrum een ontkennende tweet over de aanhouding van de twee demonstranten te versturen. De foutieve berichtgeving vanuit politie was dus geen bewuste, maar gebaseerd op onjuiste informatie over wie aangehouden was. De driehoek Amsterdam heeft in de bestuurlijke reactie aangegeven, waar nodig, aandacht te besteden aan verbeteringen op basis van de evaluaties die zij zal uitvoeren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de communicatie over dergelijke arrestaties wordt verbeterd?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de arrestaties uiteindelijk het gevolg zijn geweest van een persoonsverwisseling? Zo ja, geldt dat voor beide arrestanten? Zo nee, wat was dan wel de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan er sprake zijn van een persoonsverwisseling, als agenten ter plekke identiteitsbewijzen overhandigd krijgen en dus nagegaan kan worden of zij overeenkwamen met het signalement van personen waar de politie naar op zoek zou zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom konden agenten niet ter plekke de identiteit van de demonstranten vaststellen, en dienden de demonstranten mee te komen naar het bureau?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat getwijfeld werd aan de echtheid van deze identiteitsbewijzen? Waar was die twijfel op gebaseerd?
Zie antwoord vraag 1.
Komt het vaker voor dat mensen gearresteerd worden omdat er twijfel is over de echtheid van de identiteitsbewijzen? Zo ja, hoe vaak, en bij welke voorvallen en gelegenheden?
In algemene zin komt het voor dat mensen meegenomen worden naar het bureau omdat er twijfel bestaat over de echtheid van de identiteitsbewijzen. Dit betreft uiteenlopende gevallen, zoals bij minderjarigen in het uitgaansleven. Het aantal gevallen waarin dit gebeurt, wordt door de politie niet bijgehouden.
Hoe verklaart u dat de demonstranten na hun arrestatie ruim twee uur vastgezeten hebben op het politiebureau?
Zie antwoord vraag 1.
Is er afstemming geweest tussen de agenten ter plaatse en de leidinggevende / coördinerende functionarissen, aangezien op de beelden van Nieuwsuur te zien was dat er overlegd werd?
Zie antwoord vraag 1.
Van wie kwam de uiteindelijke opdracht om over te gaan tot arrestatie? Op wiens gezag zijn de demonstranten opgepakt?
Zie antwoord vraag 1.