Het bericht ‘U staat op een zwarte lijst’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «U staat op een zwarte lijst»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Klopt het dat de in het artikel genoemde praktijken tot op de dag van vandaag doorgang vinden?
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft me laten weten dat ze veel klachten ontvangt over dit soort praktijken. Ze doet daarom op dit moment onderzoek naar meerdere handelsinformatiebureaus.
Klopt het dat de genoemde bedrijven in het artikel (EDR, Lindorff en Focum) databases met persoonlijke gegevens bijhouden van miljoenen Nederlanders zonder dat zij hierover zijn geïnformeerd en dat deze gebruikt worden om vergaande beslissingen te nemen die invloed hebben op het leven van mensen?
De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op dergelijke verwerkingen van persoonsgegevens. Ze doet in beginsel geen uitspraak over individuele zaken, tenzij een onderzoek is afgerond.
Klopt het dat bij sommige mensen de levering van diensten geweigerd wordt op basis van een «score» van dergelijke bedrijven, die soms alleen gebaseerd is op het adres?
Gelet op dat het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens nog niet is afgerond, is het niet mogelijk om inhoudelijk op zaken in te gaan. Wel heeft de Autoriteit Persoonsgegevens laten weten dat de ontvangen klachten in veel gevallen betrekking hebben op scoring. In andere gevallen gaat het om klachten die betrekking hebben op direct marketing. Daarnaast krijgt de Autoriteit Persoonsgegevens klachten binnen die zien op het niet verlenen van inzage of het niet inwilligen van verwijderverzoeken.
Klopt het dat deze praktijken in strijd zijn met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en kunt u hier een eigen juridische analyse op geven? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om deze praktijk te stoppen?
Het geciteerde artikel uit De Groene Amsterdammer stamt uit 2017. Op dat moment was de AVG nog niet in werking getreden.
Het basisbeginsel van de AVG is dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt als hiervoor een geldige grondslag bestaat. Deze zes grondslagen zijn te vinden in artikel 6, eerste lid, AVG. Of de genoemde bedrijven een geldige grondslag hebben, is ter beoordeling van de Autoriteit Persoonsgegevens en uiteindelijk de rechter.
Daarnaast hebben burgers het recht om niet te onderworpen worden aan geautomatiseerde individuele besluitvorming.2 Er dient in ieder geval voor dergelijke verwerkingen passende waarborgen worden geboden, waaronder specifieke informatie aan de betrokkene en het recht op menselijke tussenkomst, om zijn standpunt kenbaar te maken, om uitleg over de na een dergelijke beoordeling genomen besluit te krijgen en om het besluit aan te vechten.3
Tot slot hebben de verwerkingsverantwoordelijken, zoals de genoemde bedrijven, een transparantieplicht.4 Zo dient er bij de verwerking van de persoonsgegevens al aan de betrokken personen te worden gemeld welke gegevens worden verzameld, door wie, met welk doel en de ontvangers van de persoonsgegevens.5 Daarnaast dienen ze de betrokkenen ook op de hoogte te stellen van hun rechten, zoals het recht op inzage.6
Klopt het dat het in strijd is met de wet om diensten in te kopen van dergelijke bedrijven en welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat energiebedrijven, woningcorporaties, kredietaanbieders en zorgverzekeraars geen gebruik meer maken van dergelijke onrechtmatige diensten? Bent u bereid in gesprek te gaan met deze bedrijven en organisaties?
De koop en verkoop van persoonsgegevens zijn ook verwerkingen van persoonsgegevens. Ook de kopers van deze diensten zullen dus een geldige grondslag in de zin van artikel 6, eerste lid, AVG moeten hebben. Zowel de verkoper van de gegevens als de koper ervan zullen ervoor moeten zorgen dat ze handelen in overeenstemming met de AVG. Zo dienen ze onder andere de betrokken personen te informeren dat hun gegevens worden verwerkt.7
Zoals eerder aangegeven is de Autoriteit Persoonsgegevens bezig met een onderzoek naar meerdere handelsinformatiebureaus. Indien uit het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens blijkt dat deze praktijken niet zijn toegestaan onder de AVG, dan ben ik bereid om samen met de Autoriteit Persoonsgegevens in gesprek te gaan met de bedrijven en organisaties die deze diensten afnemen.
Welke stappen kunnen mensen nemen om hun recht te halen als zij onterecht door deze bedrijven, en de algoritmes die de bedrijven gebruiken, als wanbetaler worden bestempeld?
Een van de basisbeginselen van de AVG is dat persoonsgegevens juist dienen te zijn en indien nodig worden geactualiseerd.8 Dit houdt in dat de genoemde bedrijven alle redelijke maatregelen moeten nemen dat onjuiste gegevens onverwijld worden gerectificeerd of gewist. Wanneer een burger constateert dat er onjuiste persoonsgegevens worden verwerkt, kan hij eisen dat het bedrijf deze gegevens rectificeert.9
Indien de grondslag voor de verwerking van de persoonsgegevens rust op gerechtvaardigd belang of op toestemming, dan kan een burger tevens bezwaar maken tegen de geautomatiseerde individuele besluitvorming en de profilering die daarmee gepaard gaat.10 In deze gevallen is het ook mogelijk voor de burger om te eisen dat zijn persoonsgegevens worden gewist.11
Verder kan een consument, indien het desbetreffende bedrijf hierbij is aangesloten, bij de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus (NVH) terecht. De NVH heeft een gedragscode en een klachtenprocedure.
Wanneer burgers de verwerking van hun persoonsgegevens onrechtmatig achten, dan kunnen ze ook een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunnen mensen die in sommige gevallen, bijvoorbeeld door energieleveranciers, worden gevraagd een «borg» te betalen om klant te mogen worden, deze borg terugvorderen?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft mij laten weten dat het vragen van een waarborgsom een bestaande praktijk is in de energiesector. In 2013 zijn Energie Nederland en de Consumentenbond tot overeenstemming gekomen over een set algemene voorwaarden voor energielevering. In deze voorwaarden is opgenomen dat de leverancier van de contractant (consument) zekerheden, zoals een bankgarantie of waarborgsom, mag verlangen voor de bedragen die de consument voor de energielevering verschuldigd is.12
Bij de vraag of een consument de waarborgsom kan terugvorderen, is het belangrijk te benadrukken uitgangspunt van het contractenrecht is dat partijen in beginsel contractsvrijheid hebben. Hieronder vallen ook bepalingen waarin een aanbieder van diensten vooraf een borg aan zijn klanten vraagt en de wijze waarop deze wordt teruggegeven. Of een persoon deze borg kan terugvorderen, hangt daarom af van hoe dit in het desbetreffende contract is geregeld.
Kunt u uiteenzetten, als het gaat om deurwaarders en incassobureaus, welke gegevens deze bedrijven over mensen mogen verzamelen en wat voor stappen mensen kunnen zetten om deze gegevens, conform de AVG, in te zien, te wijzigen of te verwijderen?
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen gerechtsdeurwaarders en incassobureaus. De taken en bevoegdheden van gerechtsdeurwaarders zijn wettelijk vastgelegd en dit kan ook dienen als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens. Incassobureaus daarentegen zijn commerciële bedrijven en zullen dus op basis van een andere grondslag handelen.
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft een Gedragscode waarin de verwerking van persoonsgegevens door gerechtsdeurwaarders nader wordt gespecificeerd.13 De gedragscode stelt onder meer dat de verstrekking van persoonsgegevens door de gerechtsdeurwaarder aan derden aan strikte regels is gebonden en dat persoonsgegevens slechts uit een beperkt aantal bronnen mogen worden verkregen, afhankelijk van de soort werkzaamheid die de gerechtsdeurwaarder uitoefent. De Gedragscode bevat ook een lijst met het soort persoonsgegevens dat in dit kader mag worden gebruikt.14
Wat betreft incassobureaus is het beginsel van minimale gegevensverwerking belangrijk.15 Incassobureaus zullen de gegevens die ze verwerken moeten beperken tot datgene dat strikt noodzakelijk is voor het doel waarvoor ze worden verwerkt.
Wat betreft de stappen die mensen kunnen zetten, biedt de AVG de mogelijkheid om de persoonsgegevens in te zien, te rectificeren en te laten wissen.16
Het bericht ‘VWS zet maaltijdbezorgers onder druk om corona-app’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «VWS zet maaltijdbezorgers onder druk om corona-app»?1
Ja.
Is het waar dat vanuit het ministerie een beroep is gedaan op de Nederlandse Vereniging van Maaltijdbezorgers (NLVVM) om bezorgers te vragen de corona-app te installeren, en dat daarbij niet is vermeld dat gebruik van de applicatie altijd vrijwillig is? Wanneer is het beroep op de NLVVM gedaan? Was dit voor of na het Kamerdebat van woensdag 2 september jongstleden?
Ja, de Nederlandse Vereniging van Maaltijdbezorgers (NLVVM) is op 18 augustus jl. benaderd om CoronaMelder breder onder de aandacht te brengen. Daarbij is gesuggereerd dat de vereniging haar bezorgers te vragen de app te downloaden. Dit had niet mogen worden gesuggereerd vanwege de gezagsrelatie tussen werkgevers en werknemers. Expliciet had vermeld moeten worden dat het gebruik van de app altijd vrijwillig en een eigen keuze is.
Wel is toegestaan dat organisaties wordt gevraagd via hun eigen communicatiekanalen CoronaMelder in algemene zin onder de aandacht te brengen. Dit is belangrijk om CoronaMelder zo breed mogelijk bekend te maken. Er is geen sprake van direct of indirect verplichten als duidelijk wordt aangegeven dat het downloaden en gebruiken van CoronaMelder vrijwillig is en mensen niet persoonlijk worden gevraagd CoronaMelder te gebruiken.
Hoe is het mogelijk dat in communicatie niet wordt vermeld dat gebruik van de applicatie vrijwillig is?
De mail die vanuit mijn ministerie is uitgegaan had anders gemoeten. Hoewel deze mail met de beste bedoelingen is geschreven, had de suggestie om «bezorgers te vragen de app te downloaden» niet gedaan mogen worden. Beter had benadrukt moeten worden dat het gebruik van CoronaMelder te allen tijde vrijwillig is.
Is ook op andere verenigingen, beroepsgroepen of andere partijen een dergelijk beroep gedaan? Zo ja, welke partijen betrof het en wanneer?
In totaal zijn er 116 organisaties benaderd. Dit zijn organisaties met een groot bereik, grote werkgevers en organisaties die actief zijn in een omgeving waar kans op virusverspreiding groter is dan gemiddeld. Bestudering van de communicatie met deze 116 partijen, heeft uitgewezen dat in twee andere gevallen een beroep op organisaties is gedaan waarbij vrijwilligheid van gebruik van de app onvoldoende is benadrukt. Het gaat om communicatie richting PostNL (14 augustus jl.) en de ANWB (10 juli jl.). Deze partijen zijn benaderd om aan te geven deze communicatie anders had gemoeten en om te benadrukken dat het gebruik van de app te allen tijde vrijwillig is.
Wat is de taakomschrijving van de «manager partnerships coronavirus app»? Op welke wijze komt het uitgangspunt van absolute vrijwilligheid zonder enige vorm van dwang of drang tot uiting in deze taakomschrijving en de daarbijbehorende werkzaamheden, juist wanneer sprake is van een ongelijke relatie (werkgever/werknemer)?
De betrokken medewerkers hebben tot opdracht om invulling te geven aan het doel van de partnerstrategie. Vrijwilligheid is altijd een uitgangspunt geweest in de ontwikkeling van de app, de communicatie over CoronaMelder en ook in het benaderen van mogelijke partners. Helaas is dat in bovengenoemde gevallen niet goed gegaan.
De handreiking levensbeschouwing van het COA |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Hoe definieert het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) het begrip religieuze neutraliteit?
Het COA is een politiek en religieus neutrale organisatie. Dit is reeds toegelicht in verschillende antwoorden op vragen uit uw Kamer.1 De beleving van religie en levensovertuiging is een persoonlijke aangelegenheid voor alle bewoners van COA-locaties en vindt plaats in de kleine setting van de privésfeer (zoals in gezinsverband). Vanuit die gedachte bevoordeelt het COA geen religie of levensovertuiging en onthouden COA-medewerkers zich van het uitdragen van een religie of geloofsovertuiging aan bewoners. Daarbij komt dat het COA zich niet bemoeit met de persoonlijke beleving van religie en levensovertuiging van bewoners, zolang deze geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van andere bewoners of de belangen van andere bewoners schaadt. Omdat bewoners van COA-locaties diverse politieke en (non-)religieuze voorkeuren hebben en mogelijk vanwege deze voorkeuren naar Nederland zijn gevlucht, kan confrontatie met de collectieve belijdenis van een religie of levensovertuiging een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van bewoners. Daarom zijn politieke en religieuze groepsbijeenkomsten, buiten de kleine setting van de privésfeer (zoals het gezinsverband) niet toegestaan binnen COA-locaties.
Deelt u de mening dat religieuze neutraliteit niet betekent dat het houden van bijbelstudies op verzoek van bewoners op hun kamer verboden zou moeten worden, maar dat COA juist de plicht heeft de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging voor alle bewoners van alle geloven en overtuigingen op de centra te bewaken?
Bewoners van een COA-locatie staat het vrij om in de kleine setting van de privésfeer (bijvoorbeeld in gezinsverband) een Bijbel- of Koranstudie te houden. Daarnaast is het ook mogelijk voor bewoners om individueel een religieus gesprek te houden met een bezoeker. Het COA heeft als politiek en religieus neutrale organisatie een taak om de persoonlijke levenssfeer van alle bewoners te bewaken en de leefbaarheid en veiligheid op de opvanglocaties te borgen. Inherent hieraan is dat politieke en religieuze activiteiten die mogelijk een inbreuk plegen op de persoonlijke levenssfeer van anderen niet zijn toegestaan. Daarom worden bewoners voor collectieve belijdenis van religie of levensbeschouwing, buiten de kleine privé setting (zoals het gezinsverband), verwezen naar (religieuze) instellingen in de omgeving.
Kunt u aangeven krachtens welke wet u meent politieke en religieuze groepsbijeenkomsten op de kamer van de bewoner thans te kunnen verbieden1, aangezien de Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018 (in het vervolg de Handreiking), p. 4, de Grondwet en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) de overheid ruimte bieden om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging alleen bij wet en in specifieke gevallen te beperken en aangezien het volgens de Handreiking, p. 6, niet wenselijk is het te weigeren of te controleren als een bewoner op zijn eigen kamer met andere bewoners samen wil bidden?
De Handreiking Levensbeschouwing omvat handvatten voor medewerkers hoe om te gaan met situaties waarin sprake is van de uiting van religie en levensbeschouwing door bewoners op een COA-locatie. Op dit moment vindt een evaluatie plaats van deze handreiking. Uitgangspunt voor de handreiking is de eerbiediging van artikel 6 van de Grondwet, tegen de achtergrond van het feit dat het COA tot taak heeft de leefbaarheid op iedere locatie en de veiligheid en persoonlijke levenssfeer van iedere bewoner, ongeacht diens religie of levensbeschouwing, te waarborgen.
Kunnen alle bewoners van asielzoekerscentra (azc’s) in de praktijk inderdaad terecht bij religieuze instellingen van hun keuze in de buurt om deel te nemen aan gebedsdiensten, Bijbelstudie of andere activiteiten in groepsverband? Welke normen ten aanzien van reismogelijkheden en reistijd houdt u daarbij aan?
Het COA ondersteunt bewoners wanneer zij buiten de locatie een religieuze bijeenkomst willen bijwonen of een religieuze instelling willen bezoeken. In het geval een bewoner onvoldoende aansluiting vindt bij een bestaande religieuze instelling, bijvoorbeeld vanwege de taal of omdat een religieuze instelling niet in de nabijheid aanwezig is, dan helpt het COA, wanneer een bewoner daarom verzoekt, met het zoeken naar een ruimte buiten de COA-locatie voor het organiseren van een religieuze bijeenkomst. Ik kan bevestigen dat bewoners in de praktijk daadwerkelijk gebruik maken van deze ondersteuningsmogelijkheden vanuit het COA.
Klopt het dat het COA actief mee kan helpen een ruimte buiten het azc te vinden, en worden bewoners ook op deze mogelijkheid gewezen? Gebeurt het ook in de praktijk dat bewoners geholpen worden met het vinden van een ruimte en zo ja, hoe?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met conceptversie 0.2 van de Handreiking van 14 december 2016 (verder het Concept) en de daarin gestelde kanttekeningen en rechtsvragen (geel gemarkeerd) aangaande de rechtmatigheid van de voorgestelde beleidslijn?3
Ja.
Kunt u reageren op de in het Concept op p. 4 gemaakte opmerking dat het voorgestelde COA-beleid op het eerste gezicht botst met de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, op de vraag in Concept, p. 5, hoe ver het COA mag gaan in de regulering om buitenproportioneel optreden door locatiemanagers te voorkomen, en op de opmerking bij het Concept, p. 7–8, dat er geen juridische basis lijkt te bestaan om religieuze bijeenkomsten en feesten te verbieden? Wat is er gedaan met deze vraag en opmerking en op welke wijze heeft dit doorgewerkt in de definitieve vaststelling van de Handreiking?
Het zou de definitieve Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018 te kort doen om deze te beoordelen aan de hand van opmerkingen in een zeer vroege conceptversie. In deze conceptfase van het proces wordt er nog vrijuit van gedachten gewisseld over mogelijke denkrichtingen en dient er ruimte te zijn om alle kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken die men noodzakelijk acht om tot een weloverwogen handreiking te komen. Gedurende het proces zijn alle relevante vragen en opmerkingen in overweging genomen en verwerkt, dit heeft geleid tot de definitieve Handreiking Levensbeschouwing van juni 2018. Zoals ik in mijn antwoord op vraag drie heb aangegeven, vindt momenteel een evaluatie plaats van de Handreiking Levensbeschouwing.
Het bericht dat VWS maaltijdbezorgers onder druk zet om de corona-app te gebruiken |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VWS zet maaltijdbezorgers onder druk om corona-app»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zowel tegen de letter, als wel tegen de geest van de Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19 is als werkgevers hun medewerkers vragen om de CoronaMelder te gebruiken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is werkgevers vanwege de gezagsrelatie niet toegestaan hun werknemers direct dan wel indirect te verplichten tot het gebruik van CoronaMelder. Daaronder valt ook dat werkgevers hun werknemers niet mogen vragen CoronaMelder te downloaden.
Wel is toegestaan dat organisaties wordt gevraagd via hun eigen communicatiekanalen CoronaMelder in algemene zin onder de aandacht te brengen. Dit is belangrijk om CoronaMelder zo breed mogelijk bekend te maken. Er is geen sprake van direct of indirect verplichten als duidelijk wordt aangegeven dat het downloaden en gebruiken van CoronaMelder vrijwillig is en mensen niet persoonlijk worden gevraagd CoronaMelder te gebruiken.
Deelt u de mening dat er sprake is van het gebruiken van een gezagsverhouding als een werkgever zijn medewerkers vraagt om de CoronaMelder te installeren? Zo ja, waarom? Waarom zetten uw ambtenaren dan toch werkgevers aan om dit te doen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat dan tot uw antwoord gegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij genoemde wet, dat ook niet indirect een werkgever door middel van het gebruik van een gezagsverhouding iemand mag vragen de CoronaMelder te gebruiken?2
Ja. De mail die, voorafgaand aan het schrijven van de nota naar aanleiding van het verslag, vanuit mijn ministerie is uitgegaan had anders gemoeten. Hoewel deze mail met de beste bedoelingen is geschreven, had de suggestie om «bezorgers te vragen de app te downloaden» niet gedaan mogen worden. Zoals ook is opgemerkt in de nota naar aanleiding van het verslag hecht ik veel waarde aan vrijwilligheid, dit volgt uit de antimisbruikbepaling dat zowel het direct als indirect verplichten tot het gebruik van CoronaMelder is verboden.
Deelt u de mening dat doordat de «op de branche [drukt], de branche op het bedrijf, het bedrijf op het personeel» en omdat «zo’n branche of bedrijf graag weer een opdracht van het ministerie [wil]», dat dit ten koste gaat van de vrijwilligheid? Zo nee, waarom niet?
Nee die mening deel ik niet. Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 3 had de in de mail die vanuit mijn ministerie is uitgegaan anders gemoeten. Beter had moeten worden benadrukt dat het gebruik van CoronaMelder te allen tijde vrijwillig is. Ook mogen werkgevers hun werknemers niet vragen CoronaMelder te downloaden. Dat neemt niet weg dat werkgevers het gebruik van CoronaMelder wel in het algemeen kunnen promoten, bijvoorbeeld door het ophangen van posters die afkomstig zijn van het ministerie. Dat is iets anders dan drang of dwang. Zolang daarbij duidelijk wordt aangegeven dat het downloaden en gebruiken van CoronaMelder vrijwillig is, is er mijns inziens geen sprake van druk en gaat het dus ook niet ten koste van de vrijwilligheid.
Kan ook het aandringen door het Ministerie van VWS bij een organisatie om zijn werknemers te vragen de CoronaMelder te gebruiken, een strafbaar feit opleveren bijvoorbeeld omdat door middel van gebruik van een gezagsverhouding die organisatie en indirect de werknemers aangezet worden tot het gebruik van de CoronaMelder? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja een dergelijke gedraging zou na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een strafbaar feit kunnen opleveren. Of dat in een specifiek geval ook daadwerkelijk zo is, is aan de rechter. Verder verwijs ik voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoord in de genoemde nota naar aanleiding van het verslag waaruit blijkt dat «de ambtenaar – waaronder ook een Minister wordt verstaan – die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, zich schuldig [maakt] aan het ambtsmisdrijf van artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht»? Acht u het mogelijk dat uw ambtenaren zich door het aanzetten tot het gebruik van de CoronaMelder zich schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit te weten het overtreden van de antimisbruikbepaling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja dat herinner ik mij. Verder verwijs ik voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op vraag 3 en 6.
De ontvoering van Insiya naar India |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vader van ontvoerde Insiya krijgt ouderlijk gezag niet terug» en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Kuiken over dit onderwerp?1, 2
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer onbevredigend is dat Insiya ondanks rechterlijke uitspraken met betrekking tot kinderontvoering, teruggeleiding en het ouderlijk gezag, nog steeds niet terug bij haar moeder is? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening.
Wat is er door Nederland gedaan om de rechterlijke uitspraken over de teruggeleiding van Insiya en het ouderlijk gezag te effectueren, welke Nederlandse autoriteiten zijn daarbij betrokken en met welk resultaat?
Wanneer het land waar een kind naar toe is overgebracht niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, wordt het verzoek tot teruggeleiding van de achtergebleven ouder langs diplomatieke weg aangeboden aan de autoriteiten van dat land. Uitspraken van de Nederlandse rechter over de betreffende zaak worden langs dezelfde weg onder de aandacht gebracht bij de buitenlandse autoriteiten. Effectuering van de Nederlandse uitspraken kan in India door Nederland echter niet worden afgedwongen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot juridische procedures die in India lopen ten aanzien van deze zaak en in hoeverre belemmeren die de terugkeer van Insiya naar Nederland?
Over in India aanhangige procedures tussen partijen kan en mag ik u alleen met toestemming van betrokken partijen informeren.
Heeft u contact met uw Indiase ambtsgenoot over Insiya? Zo ja, wat is de aard van dat contact en welk resultaat heeft dit opgeleverd of verwacht u? Zo nee, waarom niet en gaat u alsnog contact opnemen?
Ja, in de ambtelijke en politieke gesprekken die het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert met India is deze zaak steeds onderwerp van gesprek, ook in de gesprekken die de Minister van Buitenlandse Zaken heeft met zijn ambtgenoot. Daarbij wordt aangedrongen op een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. In reactie op het teruggeleidingsverzoek verwijst India naar de lopende rechtsgang in dat land. Nederland blijft bij India aandringen op het belang van een spoedige uitspraak in de diverse zaken en op naleving van het door de Indiase rechter bevolen contactherstel tussen moeder en kind.
De (kritieke) situatie van twee mensenrechtenadvocaten in Turkije |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Joint statement over de (kritieke) situatie van Ebru Timtik en Aytaç Ünsal en over de staat van de advocatuur in Turkije in het algemeen door een aantal advocatenorganisaties en Europese Ordes van Advocaten d.d. 12 augustus jl.?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het proces waarbij een groep van 18 advocaten in maart 2019 tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld, dat volgens waarnemers niet voldeed aan de internationale regels voor een eerlijk proces?
Nederland volgt in EU verband rechtszaken, onder meer door fysiek aanwezig te zijn bij zittingen. Daarmee wordt uiting gegeven aan het belang dat Nederland en gelijkgestemde landen hechten aan een eerlijke en transparante rechtsgang. Ook deze zaak tegen de advocaten van de People's Law Office & Contemporary Lawyers» Association is gevolgd. Over deze zaak heeft de Europese Unie op 29 augustus een verklaring gedeeld, waarin wordt onderstreept dat deze tragische afloop eens te meer onderstreept dat Turkije de mensenrechtensituatie in Turkije concreet aan moet pakken.
Bent u van mening dat de naleving van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het recht op een eerlijk proces, in Turkije voldoende gewaarborgd is? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid in EU-verband de Turkse overheid aan te spreken op de noodzaak tot het naleven van artikel 6 EVRM voor het goed functioneren van de rechtsstaat?
Het kabinet heeft grote zorgen over de mensenrechtensituatie en rechtsstaat in Turkije. Nederland stelt deze zorgen regelmatig en op alle niveaus in duidelijke bewoordingen aan de orde, zowel multilateraal als in bilaterale contacten met Turkije. Daarbij wijst Nederland ook specifiek op de noodzaak van een eerlijke en voortvarende rechtsgang in lijn met internationale verplichtingen die Turkije is aangegaan, onder andere als lid van de Raad van Europa en als partij bij het EVRM. Daarnaast steunt Nederland in Turkije ook projecten die gericht zijn op de versterking van de rechtstaat.
Heeft u zich op de hoogte laten stellen van de gezondheidssituatie van de Turkse mensenrechtenadvocaten Ebru Timtik en Aytac Ünsal, die respectievelijk 230 en 199 dagen in hongerstaking zijn en die na de publicatie van het rapport van de Istanbul Forensic Medicine Institution d.d. 30 juli 2020 beiden zijn overgebracht naar een ziekenhuis waar zij worden vastgehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bevestigen dat Ebru Timtik inmiddels is overleden?
De Nederlandse vertegenwoordigingen in Turkije volgen voor zover mogelijk de situatie van en berichtgeving over mensenrechtenverdedigers in Turkije. Zo monitort Nederland samen met andere landen rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers. Het is mij helaas ook bekend dat de advocaat Ebru Timtik eind augustus jl. is overleden ten gevolge van een hongerstaking. Aytac Ünsal is op 3 september jl. voorlopig vrijgelaten door het Turkse Hof van Cassatie.
Heeft u contact opgenomen met een van de organisaties die zich bezig houden met deze zaak, zoals Lawyers for Lawyers, om te bespreken welke hulp u kunt bieden? Zo ja, wat heeft dit contact opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Turkije onderhouden contact met verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de verbetering van de rechtspraak, waaronder ook Lawyer for Lawyers.
Heeft u contact opgenomen met de Turkse overheid om uw zorgen over te brengen over de huidige situatie? Zo ja, wat is de reactie? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt de mensenrechtensituatie in Turkije en de staat van de rechtsstaat, regelmatig en op alle niveaus aan de orde en zal dit blijven doen, ook in Europees en internationaal verband.
Zoals in de beantwoording van vraag 2 is aangegeven, heeft de Europese Unie op 29 augustus over deze specifieke zaak een verklaring uitgegeven. Nederland onderschrijft deze verklaring volledig.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s om de gang van zaken in Turkije omtrent de berechting van mensenrechtenadvocaten te bespreken? Zo ja, welke actie volgt hieruit? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Binnen de Raad van Europa onderhoudt Nederland nauw contact met gelijkgestemde landen om waar mogelijk gezamenlijk de zorgen over de situatie in Turkije aan te kaarten. Daarnaast heeft de Raad Buitenlandse Zaken recentelijk meerdere malen over de relatie tussen de EU en Turkije gesproken. In dat verband wijst Nederland steevast op de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije.
Bent u bereid om in EU-verband bij de Turkse overheid ten minste aan te dringen op de vrijlating van de mensenrechtenadvocaten in afwachting van de behandeling van het door hen bij het Hooggerechtshof ingestelde beroep? Zo ja, gaat u dit gezien de dringende omstandigheden per omgaande doen? Zo nee, waarom niet?
De advocaat Aytac Ünsal is op 3 september jl. voorlopig vrijgelaten door het Turkse Hof van Cassatie.
Een Nederlandse journalist die Turkije niet in mag |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat de Nederlands/Palestijnse journalist Sakir Khader onlangs de toegang tot Turkije is geweigerd?1
Ja.
Klopt het dat hij het land niet in mag omdat hij, op basis van een anti-terrorismewet, gezien wordt als een gevaar voor de openbare orde? Wat is u hierover bekend?
Het is op dit moment niet bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel is gekomen dat betrokkene Turkije niet in mag. Nederland heeft hier navraag naar gedaan en is in afwachting van informatie van Turkije. Uw Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
Is u bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel komt de journalist niet toe te laten? Zo nee, wilt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van journalistieke organisaties over de persvrijheid in Turkije, die de afgelopen jaren in rap tempo achteruit is gegaan? Beziet u de weigering van het land Khader toe te laten tegen deze achtergrond? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de genoemde zorgen. Of de weigering van de journalist Sakir Khader in dat kader moet worden bezien, is niet met zekerheid te zeggen.
Bent u bereid met Turkije contact op te nemen om andermaal uw zorgen te uiten over de verslechterde persvrijheid? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting geldt als een prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland maakt zich hier wereldwijd hard voor, ook in Turkije. Nederland brengt daarom in bilaterale contacten met Turkije, maar ook via de EU, voortdurend en op alle niveaus de zorgen over het gebrek aan persvrijheid in Turkije op. Dit doe ik zelf ook expliciet in mijn gesprekken met de Turkse Minister Çavuşoğlu. Daarnaast steunen de Nederlandse ambassade en de EU-vertegenwoordiging in Turkije projecten op het gebied van persvrijheid en organiseert de Nederlandse ambassade bijeenkomsten met Turkse journalisten. Turkije wordt door Nederland en de EU ook binnen de Raad van Europa aangesproken op het gebrek aan persvrijheid.
Het bericht ‘Vrouw overgoten met kokend water in azc: ‘Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag «Vrouw overgoten met kokend water in azc: «Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc»»? Wat vindt u hiervan?
Ja, het bericht en het incident zijn mij bekend. Het is een tragisch incident. De precieze toedracht van dit vreselijke incident wordt momenteel door de politie onderzocht.
Op welke wijze is het slachtoffer medisch en psychisch ondersteund en hoe wordt de veiligheid van het vrouwenstel en hun baby gewaarborgd?
Ik kan niet ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is en wordt gehandeld.
Welke acties worden ondernomen tegen de vermoedelijke daders?
Er zijn twee verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Eén verdachte is na verhoor door de politie heengezonden. De andere verdachte is in voorlopige hechtenis gegaan. Inmiddels is de voorlopige hechtenis van de tweede verdachte onder voorwaarden geschorst.
De verdachten zijn inmiddels verplaatst naar een andere opvanglocatie en zijn in beeld gebracht bij de ketenpartners.
Bent u het ermee eens dat de veiligheid van kwetsbare asielzoekers in asielzoekerscentra (azc’s) zoveel mogelijk moet worden gegarandeerd door middel van aparte en veilige opvang binnen azc’s?
Ik wil vooropstellen dat zowel het COA als ikzelf van mening zijn dat iedereen zich veilig moet voelen in de opvang en dit geldt met name voor kwetsbare individuen. Ik deel echter niet uw mening dat aparte opvang daarvoor het juiste middel is.
Hierbij weegt voor mij mee dat het isoleren van kwetsbare groepen of slachtoffers uit dergelijke groepen een verkeerd signaal afgeeft en een stigmatiserend effect kan hebben op leden van deze groepen. Daarbij geldt dat niet alle asielzoekers die tot een bepaalde groep behoren apart opgevangen willen worden. Categoriale opvang voor groepen asielzoekers past niet in de wijze waarop wij met elkaar samenleven in Nederland en het doet geen recht aan de positie van deze groepen.
Kunt u aangeven op welke wijze tot op heden uitvoering is gegeven aan de in 2016 aangenomen motie Bergkamp/Pia Dijkstra waarin de regering is opgeroepen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LHBTI)-asielzoekers, christenen en andere kwetsbare individuen waarvan hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden, moeten worden overgeplaatst naar aparte en veilige noodopvang?1
Per Kamerbrief van 31 maart 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gereageerd op, onder andere, de motie Bergkamp/Dijkstra waar u naar verwijst.2 In die brief heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven niet over te gaan tot categoriale opvang voor hele groepen kwetsbare asielzoekers en dus ook niet voor LHBTI-asielzoekers. Kortheidshalve verwijs ik u voor een uitgebreidere uitleg omtrent de uitvoering van de motie naar deze brief.
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is primair een logistiek proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. In plaats van aparte opvang te bieden voor LHBTI-asielzoekers, biedt het COA maatwerk om de veiligheid van deze doelgroep en andere kwetsbare groepen te waarborgen. Indien vereist en/of gewenst, kan het COA bijvoorbeeld zorg dragen voor een verplaatsing binnen een opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en eventuele aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Waar mogelijk kijkt het COA, indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo komt het voor dat meerdere LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in een vleugel samenwonen. Dit zijn echter geen aparte units die specifiek bedoeld zijn voor LHBTI-asielzoekers. Ook de units in Ter Apel betroffen geen aparte units die specifiek bedoeld waren voor LHBTI-asielzoekers.
Klopt het dat ter uitvoering van die motie in azc’s aparte LHBT-units waren opgesteld, bijvoorbeeld in Ter Apel, maar dat die eind 2019 zijn opgeheven? Kunt u aangeven waarom dat is gebeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken in de azc’s is met betrekking tot aparte units voor de opvang van LHBTI-asielzoekers en andere kwetsbare individuen?
Zie antwoord vraag 5.
Indien er, in tegenstelling tot waar de motie om vraagt, geen aparte veilige opvang voor LHBTI’s, christenen en andere kwetsbare individuen blijkt te zijn gecreëerd, bent u dan alsnog bereid om de aangenomen motie uit te voeren? Zo ja, op welke wijze? Kunt u de Kamer hierover op korte termijn informeren? Zo nee, waarom niet? Noot
Zie antwoord vraag 4.
Het oppakken van een Palestijnse activist door Israël |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat Israël onlangs de prominente Palestijnse activist Mahmoud Nawajaa, leider van de Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS)-beweging die zich verzet tegen de Israëlische bezetting, heeft opgepakt?1 Op basis waarvan is dit gebeurd? Wat zijn de precieze feiten?
Op 30 juli jl. werd Mahmoud Nawajaa rond 03:30 uur in zijn huis in Ramallah gearresteerd door Israëlische militairen, en voor ondervraging vervoerd naar de Kishon-gevangenis in Haifa, Israël. Zijn detentie werd op 2 en 8 augustus verlengd door een Israëlische militaire rechtbank. Dhr. Nawajaa kreeg gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang tot zijn advocaat of familieleden. Op 17 augustus besloot de Israëlische militair aanklager, na 19 dagen detentie, tot zijn vrijlating.
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van berichten dat dhr. Nawajaa gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang kreeg tot zijn advocaat of familieleden.
De redenen voor arrestatie en vrijlating zijn het kabinet onbekend.
Deelt u de zorgen van Palestijnse maatschappelijke organisaties en Amnesty International over de arrestatie van deze Palestijn?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de vrees van velen dat Mahmoud Nawajaa, net als veel andere Palestijnen, om politieke motieven is opgepakt?
Er valt niets te zeggen over de motieven van de arrestatie. Dhr. Nawajaa is vrijgelaten zonder dat het tot een aanklacht kwam.
Kunt u aangeven hoeveel politieke gevangenen Israël momenteel heeft gedetineerd?
Eind juni 2020 bevonden zich, volgens de statistieken van de Israel Prison Service (IPS), zoals verstrekt aan de Israëlische NGO B’Tselem, 4.279 «security detainees» uit de Palestijnse Gebieden om veiligheidsredenen in Israëlische gevangenissen. Palestijnse mensenrechtenorganisaties stellen dat deze personen vanwege hun politieke overtuigingen of activiteiten zijn gedetineerd en daarmee kwalificeren als «politieke gevangenen». Volgens de Israëlische autoriteiten zijn deze personen echter gedetineerd omdat zij een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De inhoud van de aanklacht, als die er al komt, is niet in alle gevallen bekend.
Bent u bereid om contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten om uw zorgen over deze arrestatie uit te spreken en erop aan te dringen dat het land alle politieke gevangenen per direct vrijlaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland bespreekt de zorgen over de druk op het maatschappelijk middenveld met Israël, en zal dit blijven doen.
De moorden op Nigeriaanse christenen door Fulani militanten en Boko Haram |
|
Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het rapport «Nigeria’s silent slaughter – Genocide in Nigeria and the Implications for the International Community»?1
Deelt u de opvatting dat Nigeria en de Tsjaadmeerregio zich hebben ontwikkeld tot een epicentrum van terroristische activiteiten en een «tikkende tijdbom»?
Kunt u in algemene zin ingaan op de verslechterde en verslechterende situatie in Nigeria wat betreft geweld tegen en verdrukking van christenen, en op de bewering in het rapport dat zelfs gesproken kan worden van «genocide» tegen christenen en «misdaden tegen de menselijkheid» tegen meisjes die worden ingezet als seksslaaf?
Wat zijn de laatste ontwikkelingen wat betreft de steun aan en omvang, activiteiten en doelen van de islamitische terreurgroep Boko Haram in Nigeria?
Hoe beoordeelt u de verklaring in The Bishop of Truro’s Review dat de Fulani herders zich scharen aan de zijde van Boko Haram door hun pijlen specifiek op christenen en christelijke symbolen te richten?
Deelt u de mening dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds de beloften van de centrale en decentrale overheden in Nigeria om christenen en andere kwetsbare groepen te beschermen, en anderzijds de mate waarin aanslagen toch blijven plaatsvinden?
In hoeverre beaamt u dat de internationale gemeenschap zich onvoldoende actief opstelt en kritisch uitspreekt over de misdaden tegen onder meer christenen in Nigeria?
Kunt u ingaan op de afzonderlijke aanbevelingen van de opstellers van het rapport aan de internationale gemeenschap, en daarbij toelichten hoe Nederland een bijdrage levert, of voornemens is te leveren, aan onder meer het instellen van internationale observatie en internationaal onderzoek, het vergaren van data over het probleem, en het tegengaan van straffeloosheid?
Kunt u een toelichting geven op de status, voortgang en vervolgstappen van het onderzoek door het Internationaal Strafhof (ICC) naar misdaden in Nigeria door onder meer Boko Haram?2 Wilt u bevorderen dat naast onder meer (seksueel) geweld tegen minderjarige meisjes ook expliciet misdaden tegen christenen onderdeel zijn van dit onderzoek?
Wilt u bevorderen dat ook in het verband van de VN-Veiligheidsraad wordt aangedrongen op een einde aan de straffeloosheid en het bevorderen van veiligheid en recht in Nigeria?
Het bericht ‘Antihomogeweld in AZC: Vrouw overgoten met kokend water’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Antihomogeweld in azc: Vrouw overgoten met kokend water»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een vrouwelijke asielzoeker uit Nigeria in het asielzoekerscentrum (azc) in Gilze door een bewoonster is overgoten met kokend water, met als gevolg eerste- en tweedegraads brandwonden?
De precieze toedracht van dit tragische incident wordt door de politie onderzocht.
Welke hulp heeft het slachtoffer van zowel de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) als het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) ontvangen direct na het incident? Is er spoedeisende hulp verleend? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat GZA weigerde het slachtoffer te helpen omdat ze geen bewoonster was van azc Gilze en zij vervolgens is weggestuurd? Zo ja, deelt u de mening dat bij (ernstig) letsel het onacceptabel is als een slachtoffer geen acute medische hulp ontvangt, maar in plaats daarvan wordt weggestuurd? Wat gaat u doen om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt?
Het is uiteraard onacceptabel als in een dergelijke situatie een slachtoffer geen medische hulp zou ontvangen en zou worden weggestuurd. Ik kan echter niet gedetailleerd ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is gehandeld en dat het slachtoffer direct na het incident medische zorg heeft ontvangen.
Klopt het dat het slachtoffer naar haar eigen azc werd gestuurd na het incident, terwijl zij amper kon lopen of zitten? Zo nee, hoe is het dan gegaan? Was het COA op de hoogte van de afstand die het slachtoffer moest afleggen naar haar eigen azc? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de (vermeende) dader? Blijft de (vermeende) dader wonen in hetzelfde azc als de vriendin en kind van het slachtoffer, die oorspronkelijk het doelwit waren? Zo ja, acht u dat verstandig, gelet op dit incident en het effect daarvan op het veiligheidsgevoel van de vriendin van het slachtoffer? Welke nazorg is er geboden aan de vriendin van het slachtoffer?
Er zijn twee verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Eén verdachte is na verhoor door de politie heengezonden. De andere verdachte is in voorlopige hechtenis gegaan. Inmiddels is de voorlopige hechtenis van de tweede verdachte onder voorwaarden geschorst. De verdachten zijn inmiddels verplaatst naar een andere opvanglocatie en zijn eveneens in beeld gebracht bij de ketenpartners.
Met de vriendin van het slachtoffer zijn gesprekken gevoerd en op basis van die gesprekken worden gewenste en gepaste maatregelen getroffen.
Bent u van mening dat het in azc’s voldoende veilig is voor LHBTI’ers? Waar baseert u dat op? Hoe vaak per jaar vindt er in azc’s antihomogeweld plaats? Welke maatregelen nemen het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid daartegen? Acht u dit voldoende?
De veiligheid en leefbaarheid voor eenieder op een opvanglocatie staat voorop in de begeleiding van het COA en ook voor mijzelf. Agressie of geweld tegen wie dan ook is onacceptabel. Hier wordt dan ook tegen opgetreden. Het COA beschikt over een maatregelenpakket in de vorm van de Regeling Onthouding Verstrekkingen, waaronder verplaatsing naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL). Bij vermeend strafbaar gedrag wordt aangifte gedaan bij de politie of wordt het slachtoffer geadviseerd aangifte te doen.
Het COA geeft voorlichting aan asielzoekers over het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Asielzoekers moeten elkaars cultuur, sekse, levensovertuiging en seksuele geaardheid respecteren. Dat staat in de huisregels en wordt verteld in het rechten- en plichtengesprek bij aanvang van de opvang en in de begeleidingsprogramma's. De huisregels zijn in diverse talen beschikbaar op papier en digitaal toegankelijk via MyCOA, een voor alle bewoners toegankelijk communicatiemiddel vanuit het COA. Ook hangen er posters in de opvanglocaties. Indien asielzoekers elkaar niet in hun waarde laten, dan gaat het COA met ze in gesprek of neemt het COA maatregelen.
In de begeleiding van het COA en de contacten met de bewoners is oog voor de kwetsbaarheid van asielzoekers. De mogelijke kwetsbaarheid kan aanwezig zijn als gevolg van leeftijd, sekse, gezondheid, levensovertuiging, seksuele geaardheid, et cetera. Op het moment dat het bekend is, kan rekening gehouden worden met eventuele benodigde aanpassingen in bijvoorbeeld plaatsing op een locatie, wijze van begeleiding of aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. In niet alle gevallen is evident dat iemand tot een kwetsbare groep hoort of maakt zij of hij dat bekend.
Specifiek voor de groep LHBTI zijn er contactpersonen die fungeren als vraagbaak en kennishouder met betrekking tot het onderwerp. Zij onderhouden ook contacten met LHBTI-organisaties in de omgeving. Om medewerkers handvatten te bieden in de begeleiding van LHBTI-bewoners heeft het COA samen met COC Nederland een aantal trainingen ontwikkeld en is er voor alle medewerkers de mogelijkheid voor intervisie en coaching on the job.
Het COA registreert niet of iemand LHBTI is, hierdoor kan er geen specifiek incidentenoverzicht opgesteld worden. In het bewonersinformatiesysteem van het COA kan, maar dan op beschrijvende wijze, opvallend gedrag van personen opgenomen worden, zodat, op persoonsniveau, inzicht ontstaat in (dader)gedragingen. Dit is inzichtelijk voor medewerkers van het COA en wordt overgedragen aan een andere locatie op het moment dat de bewoner verhuist. Deze informatie kan gebruikt worden bij de begeleiding van personen en kan tevens dienen als dossieropbouw bij eventuele toekomstige incidenten.
Ik acht de mogelijkheden waarover het COA in haar begeleiding beschikt als afdoende.
Worden er maatregelen genomen naar aanleiding van dit incident (zowel op azc Gilze als in bredere zin)? Zo ja, welke? Zo nee, waarom bent u van mening dat dat niet nodig is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat het COA voldoende doet met klachten en meldingen die binnenkomen van asielzoekers over antihomogeweld? Zo ja, waarom?
Ja, op de locaties is in de regel een zeer korte lijn tussen de bewoners en de begeleiders van het COA en ondersteunende diensten. Hierdoor kunnen incidenten snel en adequaat worden opgepakt. Tevens zijn er meer formele mogelijkheden om meldingen te maken van incidenten en kunnen klachten ingediend worden.
Daarnaast hebben bewoners, mocht dat onvoldoende blijken te zijn, de mogelijkheid om belangenorganisaties of andere vertegenwoordigers in te schakelen om melding te maken van bijvoorbeeld discriminatie op basis van levensovertuiging, geaardheid, etniciteit, sekse, etc.
Bent u bereid te bekijken of het nodig en mogelijk is meer maatregelen te nemen om LHBTI’ers in azc’s te beschermen, gelet op dit incident en eerdere incidenten in azc’s rondom antihomogeweld? Zo nee, waarom acht u dit niet nodig?
De veiligheid en leefbaarheid van alle bewoners en personeel op locaties is van groot belang. Dat is waar het COA voor verantwoordelijk is en zich ook voor inzet. Alhoewel dit een vreselijk incident is, beschouw ik de opvang van asielzoekers in zijn algemeenheid als veilig en leefbaar voor eenieder die recht op opvang heeft.
Het bericht ‘UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation point’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation»?1
Ja, het kabinet is bekend met de berichtgeving over dit tragische incident. De situatie van migranten en vluchtelingen in Libië blijft precair en het kabinet volgt de omstandigheden nauwlettend.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Vincent Cochetel, de speciale gezant van de UNHCR voor het centrale Middellandse Zeegebied, dat «er meer behoefte [is] aan zoek- en reddingscapaciteit op de Middellandse Zee, inclusief Niet-Governementele Organisatie (NGO)-schepen, om de kans te vergroten dat reddingsoperaties leiden tot ontscheping in veilige havens buiten Libië»?
Het kabinet onderschrijft dat het tegengaan van verlies van levens op de Middellandse Zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.2
De verantwoordelijkheden voor SAR-operaties zijn in het internationaal zeerecht verankerd.3 Daaruit volgt de wettelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren in diens SAR-zone: Search and Rescue. Het is essentieel dat betrokken schepen de instructies opvolgen van de verantwoordelijke autoriteiten.
Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië. De ontschepingen die volgen op reddingsoperaties in de Libische SAR-zone zullen logischerwijs in hetzelfde land plaatsvinden. Om deze wettelijke taak effectief te kunnen uitvoeren is een goed functionerende kustwacht noodzakelijk. Juist daarom is de samenwerking van de EU met de Libische autoriteiten van belang: om de capaciteit van de kustwacht te versterken, maar ook om de Libische autoriteiten aan te kunnen spreken wanneer er sprake is van incidenten zoals deze. Dat doen de Europese Unie en Nederland bilateraal dan ook.
Wat betreft ontscheping in veilige havens buiten Libië, is uw Kamer bekend dat het kabinet, gezien de aanhoudende, substantiële aantallen irreguliere migranten en vluchtelingen die de levensgevaarlijke oversteek vanaf de Noord-Afrikaanse kust naar de EU ondernemen, meermaals heeft opgeroepen tot duidelijke kaders en goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen, inclusief het vaststellen van SAR-zones en veilige havens en de opbouw van goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit. De conclusies van de Europese Raad van juni 2018 vormen hierbij het uitgangspunt.4 Deze normalisatie moet bijdragen aan een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme voor personen die tijdens een SAR-operatie zijn gered.5
Aan beide kanten van de Middellandse Zee moeten dezelfde uitgangspunten voor ontscheping en daaropvolgende procedures worden toegepast op basis van nationale procedures met respect voor internationale kaders. Hier ligt wat Nederland betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied; het is niet vanzelfsprekend dat SAR-operaties van met name NGO-schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU.6 Dit geldt temeer gezien het feit dat verreweg de meeste van deze SAR-operaties plaatsvinden in de SAR-zones van Noord-Afrikaanse landen, soms op slechts geringe afstand van de kust. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat drenkelingen conform de bestaande internationaalrechtelijke kaders naar de dichtstbijzijnde veilige haven dienen te worden gebracht, ook al is dat aan de kant van waaruit men vertrokken is. Het non-refoulement principe is hierbij leidend.
Zoals uw Kamer welbekend roepen IOM en UNHCR al lange tijd op tot een duurzaam, voorspelbaar ontschepingsmechanisme, inclusief de realisatie van veilige havens, voor het gehele Middellandse Zeegebied.7 Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten tijdens de informele JBZ-Raad van juli jl. de noodzaak om in dit kader met betreffende derde landen, UNCHR en IOM nauwer samen te werken. Samen met een protocol met duidelijke gedragsregels voor niet-statelijke actoren zou dit bijdragen aan de verdere normalisatie van de SAR-praktijk op de Middellandse Zee, zowel aan de noord- als de zuidoevers.8
Steunt u de oproep van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) tot een onafhankelijk onderzoek naar het incident? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet doen?
Nederland steunt de oproep van IOM en UNHCR tot het doen van onafhankelijk onderzoek om de precieze toedracht van het incident boven tafel te krijgen. Nederland zal deze steun actief uitdragen en blijven pleiten voor veiliger omstandigheden voor migranten na ontscheping. In dit kader heeft de EU met actieve steun van Nederland op 27 juli 2020 een directe oproep gedaan aan de Libische Minister van Binnenlandse Zaken om actie te ondernemen om de slechte situatie van deze migranten en vluchtelingen in de Libische detentiecentra aan te pakken en mensensmokkel- en mensenhandelsnetwerken te ontmantelen.
Deelt u de mening dat het feit dat de Europese Unie (EU) de Libische kustwacht financieel ondersteunt en traint, ook inhoudt dat de EU eisen kan en moet stellen, bijvoorbeeld een onafhankelijk onderzoek naar mogelijk strafbare feiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke voorwaarden worden gesteld?
Er gaat geen EU financiële steun rechtstreeks naar de Libische kustwacht. De EU draagt en heeft in het verleden op verschillende manieren bijgedragen aan het trainen en ondersteunen van de Libische kustwacht en aan advisering van autoriteiten op het gebied van hervorming van de Libische civiele veiligheidssector. Dit gebeurt o.a. via EU-missies zoals Operatie Sophia en Irini en de EU Integrated Border Management Assistance Mission (EUBAM Libya).
Via het EU Emergency Trust Fund voor Afrika (EUTF) Integrated Border Management (IBM) programma zet de EU in op capaciteitsopbouw en het verstevigen van de basisinfrastructuur van de Libische kustwacht, versterking van institutionele hervormingen op het gebied van grensbeheer, versterking van zoek- en reddingscapaciteit, de aanpak van mensensmokkel en -handel, en verbetering van de mensenrechtensituatie van migranten en vluchtelingen. De omvang van deze steun bedraagt EUR 57.2 miljoen (2017–heden).10 Voor gedetailleerde beschrijvingen van deze steun, verwijzen wij u graag naar de EUTF-website en desbetreffende Action Documents.11
Projectindicatoren en -doelen worden doorlopend gemonitord. In algemene zin geldt dat er voor EUTF programma’s, regio’s en voor het gehele EUTF, reguliere monitoring en evaluaties worden uitgevoerd.12 Daarnaast heeft de EU, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, monitoring door een derde partij opgezet om de waarborging van mensenrechten onder projecten gefinancierd uit het EUTF in Libië te beoordelen.13 Dit onderzoek is momenteel gaande.
De hogergenoemde ondersteuning is van belang om verlies van levens tegen te gaan en mensensmokkel aan te pakken. Mede door Europese steun zijn de capaciteiten van de Libische kustwacht toegenomen en heeft de Libische kustwacht volgens de IOM sinds 2018 ca. 30.000 migranten gered/onderschept. Het aantal mensen dat de oversteek via de Centraal Mediterrane route heeft gewaagd is afgenomen van meer dan 200.000 in 2016 naar 26.000 in 2019. Ook het aantal verdrinkingen op de Centraal Mediterrane route is afgenomen van 4.581 in 2016 tot 1.262 in 2019. Echter, een incident als het huidige onderstreept dat de situatie van migranten en vluchtelingen in Libië nog altijd verontrustend is en hulp en monitoring nodig blijven.
Daarom zijn de EU, en ook Nederland bilateraal, doorlopend in gesprek met de Libische autoriteiten. Centraal daarbij staan het respecteren van mensenrechten en internationale standaarden; het verbeteren van behandeling van migranten en vluchtelingen na ontscheping en van hun situatie in detentiecentra, met als doel uiteindelijke sluiting; het creëren van alternatieve vormen van opvang; de aanpak van mensensmokkelaars; en samenwerking met UNHCR en IOM.
Via het EUTF wordt dan ook EUR 237,3 mln. besteed aan bescherming van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden.14 Dit betreft o.a. hulp en assistentie na ontscheping, in detentiecentra en stedelijke gebieden, het faciliteren van vrijwillige terugkeer en re-integratie, en evacuatie naar de Emergency Transit Mechanisms(ETMs) in Niger en Rwanda. Daarnaast heeft de EU, mede in het kader van de COVID-19 respons, in juli circa EUR 75 mln. vrijgemaakt voor o.a. kwetsbare groepen als (irreguliere) migranten en vluchtelingen.15 Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, draagt ook Nederland bij aan inspanningen in Libië om de situatie van migranten en vluchtelingen te verbeteren.
In hoeverre heeft operatie Irini tot nu toe kunnen bijdragen aan het voorkomen van ontscheping in Libië? Bent u bereid zich in te spannen om operatie Irini hierin een rol van betekenis te laten spelen? Zo nee, waarom niet?
De hoofdtaak van Operatie Irini is het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Het kabinet heeft er met succes voor gepleit dat de operatie zich daarnaast ook richt op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel.
Het voorkomen van ontscheping in Libië of het redden van drenkelingen is geen onderdeel van het mandaat van deze operatie. Het redden van drenkelingen betreft een verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht. Het is de wettelijke taak van Libië als kuststaat om de territoriale wateren te controleren en reddingsoperaties in het eigen opsporings- en reddingsgebied te coördineren. Indien drenkelingen worden gered door een schip dat meevaart met de operatie, zullen zij worden ontscheept in Griekenland of een andere haven mits een land zich hiervoor openstelt. Daarbij moet worden aangetekend dat er een procedure is afgesproken waarmee de operatie kan worden stopgezet als er sprake is van een pull-effect, d.w.z. deze blijkt te leiden tot een toename van irreguliere migratiestromen in het operatiegebied.
Zoals u bekend levert Nederland momenteel geen maritieme bijdrage aan operatie Irini. Nederland neemt ook niet deel aan het ontschepingsmechanisme dat geldt voor deze operatie, aangezien deze afspraken niet overeenkomen met het kabinetsstandpunt. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage aan Operatie Irini in de volgende EU-mandaatsperiode.9 Het kabinet zal de wenselijkheid en haalbaarheid van een additionele bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.
Hoe kijkt u, gelet op de ernst van incidenten zoals deze, naar de samenwerking tussen de EU en de Libische kustwacht? Bent u van mening dat het trainen en ondersteunen van de Libische kustwacht door de EU tot gewenste resultaten leidt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u precies uiteenzetten, eventueel middels een schematische weergave in een tabel, hoeveel financiële ondersteuning de Libische kustwacht tot nu toe van de EU heeft ontvangen, wat de bestedingsdoelen van deze middelen waren en waar deze middelen tot nu toe aan zijn uitgegeven? Hoe ziet de financieringsstroom van de EU naar de Libische kustwacht er precies uit en op welke manier en door wie wordt hier controle op uitgevoerd of dit geld ook op de bedoelde plekken terecht komt? Hoeveel financiële middelen vanuit de EU staan er de Libische kustwacht dit jaar nog ter beschikking en in hoeverre zitten hier nog voorwaarden aan verbonden voordat de Libische kustwacht hier aanspraak op kan maken?
Zie antwoord vraag 4.
Uitgevoerde doodvonnissen in Bahrein |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is u het u bekend hoeveel doodvonnissen zijn uitgevoerd in Bahrein sinds 2017?1 Zo ja, kunt u een overzicht geven? En zo nee, waarom niet?
Volgens Bahreinse mensenrechtenorganisaties zijn er momenteel 18 personen veroordeeld tot de doodstraf sinds 2017. Omdat de autoriteiten deze personen als terroristen of supporters van terrorisme beschouwt, zijn er geen officiële cijfers beschikbaar.
In hoeveel gevallen heeft u in bilateraal verband bezwaar gemaakt tegen het uitvoeren van de doodstraf? En heeft u dat mondeling of schriftelijk gedaan?
Bezwaar tegen de doodstraf wordt zowel mondeling besproken in bilaterale contacten als schriftelijk gecommuniceerd. Op mondelinge wijze bijvoorbeeld tijdens de hoogambtelijke consultaties tussen Nederland en Bahrein die vorig jaar in april plaatsvonden. Voor het antwoord op uw vraag omtrent de schriftelijke correspondentie verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat de situatie in de gevangenissen in Bahrein zorgelijk is en dat de verhalen over martelingen die naar buiten komen zeer zorgelijk zijn? En zo ja, heeft u die zorgen ook overgebracht in bilateraal verband? En is dat mondeling of schriftelijk geweest?
Zorgen over detentieomstandigheden en de mensenrechtensituatie in het algemeen in Bahrein worden in alle hoogambtelijke, diplomatieke en politieke contacten aan de orde gesteld. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten.
In welke gremia en op welk niveau in uw contacten met de overheid van Bahrein brengt u de mensenrechtensituatie ter sprake?
Het kabinet zet zich in internationale gremia, waaronder de VN-Mensenrechtenraad, in om zorgelijke mensenrechtensituaties waar ook ter wereld aan te kaarten. Nederland steunt actief de periodieke landen-examens van de VN op het gebied van de mensenrechten (de zogeheten Universal Periodic Review -UPR-) en volgt nauwlettend de opvolging van de aanbevelingen door de deelnemende landen. Bahrein werd tijdens de laatste UPR in 2017 stevig aangesproken op de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en demonstratie, en opgeroepen tot de instelling van een moratorium op de doodstraf. De volgende UPR voor Bahrein staat gepland voor 2022.
Voor de verdere beantwoording verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 6.
In hoeveel gevallen laat u de rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers, journalisten en politieke gevangen volgen?
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft geen diplomatieke vertegenwoordiging in Bahrein. De Ambassade in Koeweit is geaccrediteerd voor Bahrein en heeft regelmatig contact met ambassades van Europese landen en de EU Delegatie in Bahrein over de mensenrechtensituatie in dat land en specifiek de gevangenisomstandigheden, het recht op een eerlijk proces en de doodstraf. De Nederlandse Ambassade in Koeweit, de EU Delegatie en partnerambassades in Manama wonen ook rechtszittingen in Bahrein bij. Hiermee wordt een duidelijk signaal afgegeven dat Nederland en de EU waarde hechten aan een eerlijke procesgang en respect voor mensenrechten. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten.
Daarnaast wordt de mensenrechtensituatie in Bahrein besproken in EU-verband in de regionale Raadswerkgroep, de Raadswerkgroep voor mensenrechten en de informele mensenrechtendialoog tussen Bahrein en de Europese Dienst voor Extern Optreden, waarvan de meest recente in november 2019 heeft plaatsgevonden. Ook drukt de EU zich regelmatig via verklaringen uit over de mensenrechtensituatie in dat land. Zo sprak de EU zich dit jaar al tweemaal uit tegen het gebruik van de doodstraf (antwoord vraag 7). Tot slot bracht de EU de mensenrechtensituatie in Bahrein op in 2019 in de Mensenrechtenraad tijdens een speech over zorgwekkende landensituaties.
Heeft u contact met uw Europese collega’s over de mensenrechtensituatie in Bahrein, in het bijzonder over de martelingen, de omstandigheden waaronder mensen gevangen zitten en de uitvoering van de doodstraf? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat levert dit op?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre bent u bereid zich in te spannen om te komen tot een gezamenlijke Europese oproep tot een moratorium op het uitvoeren van de doodstraf in Bahrein?
Nederland is principieel tegen de doodstraf, bepleit de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden wereldwijd en trekt hierin op in EU-verband. Deze welbekende positie wordt uitgedragen in bilaterale contacten met landen waar de doodstraf wordt toegepast, zoals Bahrein en in multilaterale fora zoals de VN. Mede op Nederlands aandringen zijn er begin dit jaar3 en recentelijk4 EU-verklaringen uitgegaan over recente doodsvonnissen in Bahrein waarin het gebruik van de doodstraf wordt veroordeeld en Bahrein wordt opgeroepen tot omzetting van alle veroordelingen tot de doodstraf en een moratorium op de uitvoering in te stellen als eerste stap naar algehele afschaffing. Het kabinet blijft de situatie aandachtig volgen en zal zich hiervoor blijven inzetten.
Is er een gezamenlijke EU strategie tegen grootschalige mensenrechtenschendingen in het Midden-Oosten? Zo ja, wat houdt deze in? En zo nee, zou die er moeten zijn?
De EU heeft een Actieplan voor Mensenrechten en Democratie opgesteld (2015–2019) evenals landenstrategieën. Het Actieplan voor de periode 2020–2024, momenteel in onderhandeling, bouwt daarop voort, en kent een centrale plaats toe aan de bevordering van burgerlijke en politieke vrijheden in derde landen. Jaarlijks rapporteert de EU over de uitvoering van het actieplan en de landenstrategieën5. De mensenrechtensituaties in de landen in het Midden-Oosten komen hierin uitgebreid aan bod. Daarnaast voert de EU een aantal formele en informele mensenrechtendialogen waaronder met landen in het Midden-Oosten en de Golfregio zoals Bahrein, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
Het bericht 'Tunisia: Two-Year Sentence for Homosexuality' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Tunisia: Two-Year Sentence for Homosexuality»?1
Ja
Heeft u, mede gezien de bijzondere ontwikkelingsrelatie die Nederland met Tunesië onderhoudt, contact opgenomen met uw Tunesische ambtsgenoot over de wijze waarop deze mannen zijn behandeld en de veroordeling die daarna heeft plaatsgevonden? En zo ja, hoe was de reactie? En zo nee, waarom niet?
Als onderdeel van het mensenrechtenbeleid volgt de Nederlandse ambassade in Tunis ontwikkelingen die de LHBTI-gemeenschap betreffen. Hieronder valt ook het genoemde proces, waarvan het hoger beroep niet op 8 juli heeft plaatsgevonden maar is uitgesteld tot een latere datum. De ambassade staat in nauw contact met de NGO die de twee veroordeelden bijstaat met juridisch advies en zal in samenspraak met betrokkenen besluiten of contact met Tunesische autoriteiten wenselijk is.
Heeft u ook uw zorgen overgebracht aan uw Tunesische ambtsgenoot over de wijze waarop de oorspronkelijke aanklacht is gebruikt om deze mannen over iets heel anders te vervolgen? En zo ja, wanneer? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het VN Comité tegen marteling dat (gedwongen) anale onderzoeken een vorm van marteling zijn? En zo ja, gaat u de Tunesische regering in bilateraal contact oproepen te stoppen met deze vorm van marteling? En zo nee, waarom niet?
Gedwongen anale onderzoeken van LHBTI personen op basis van hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit gaan in tegen de menselijke waardigheid en integriteit en zijn onacceptabel. Nederland is actief lid van de Equal Rights Coalition die zich inzet voor de bescherming van gelijke rechten voor LHBTI’s wereldwijd. Via een gezamenlijke, publieke verklaring heeft Nederland aandacht gevraagd voor deze onacceptabele praktijken en regeringen wereldwijd opgeroepen daar een einde aan te maken.
Nederland brengt de positie van LHBTI personen op in jaarlijkse bilaterale consultaties met Tunesië. Ook in de laatste Universal Periodic Review (UPR) van Tunesië in de Mensenrechtenraad op 27 mei 2017 heeft Nederland de Tunesische autoriteiten opgeroepen om Artikel 230 van het wetboek van strafrecht van Tunesië, waarin homoseksualiteit strafbaar wordt gesteld, af te schaffen.
Deelt u de mening dat vervolging van seks met wederzijdse consensus tussen volwassenen het recht op privacy en non-discriminatie schendt zoals vastgesteld in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO)? En zo ja, gaat u Tunesië in bilateraal verband hierop aanspreken? En in multilateraal verband? Zo nee, waarom niet? En zo ja, op welke wijze?
Nederland spant zich in voor de bevordering van gelijke rechten van LHBTI’s. Gelijke rechten zijn daarbij het uitgangspunt. Het non-discriminatiebeginsel, zoals verankerd in diverse mensenrechtenverdragen, ligt aan de basis van dat uitgangspunt.
Het kabinet staat pal voor het recht van LHBTI’s om te zijn wie ze zijn en de vrijheid om daar naar te handelen. Strafrechtelijke vervolging wegens seks met wederzijdse instemming tussen volwassenen van hetzelfde geslacht druist daar tegenin en is onaanvaardbaar. Bovendien is dit in strijd met de onder het BUPO-Verdrag gewaarborgde mensenrechten, zoals wordt geïllustreerd door de zienswijze van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak Toonen v. Australië(488/1992). Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten voor het decriminaliseren van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Deelt u de opvatting dat dat seksuele geaardheid een status is die wordt beschermd tegen discriminatie op grond van de bepalingen in de het BUPO verdrag? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Gaat u in multilateraal verband draagvlak organiseren om de oproep te ondersteunen van Human Rights Watch om deze vorm van marteling te stoppen? En zo nee, waarom niet?
Via de eerder aangehaalde gezamenlijke, publieke verklaring van de Equal Rights Coalition heeft Nederland andere landen opgeroepen de onacceptabele praktijk van gedwongen anale onderzoeken van LHBTI’s te beëindigen. Waar opportuun zal Nederland aandacht voor deze kwestie blijven vragen in multilateraal verband.
Maakt u zich zorgen dat de koers van Tunesië zoals ingezet in 2018 met het instelling van de Commissie Individuele Vrijheden en Gelijkheid stagneert? En zo nee, waarom niet? En zo ja, heeft u deze zorgen overgebracht aan uw Tunesische ambtsgenoot?
Er lijkt op dit moment weinig voortgang te zijn op het gebied van de Commissie Individuele Vrijheden en Gelijkheid. Dit heeft verschillende redenen, waaronder een lange formatieperiode, die op moment van schrijven met het aftreden van de Minister-President opnieuw begint, en de COVID-19-crisis die voor de nieuwe regering eerste prioriteit was de afgelopen maanden. Nederland blijft het belang van snelle formele implementatie van de Commissie benadrukken bij de Tunesische autoriteiten.
Welke gevolgen heeft dit voor de bijzondere ontwikkelingsrelatie die Nederland met Tunesië onderhoudt?
De relatie tussen Nederland en Tunesië is breed en het contact intensief. Hierdoor is het mogelijk om ook moeilijke onderwerpen te bespreken waarover we van mening verschillen. Tunesië staat open voor deze dialoog.
Bent u voornemens namens Nederland het proces in hoger beroep, dat start op 8 juli aanstaande, te volgen? En zo nee, waarom niet? En zo ja, gaat u hierover verslag uitbrengen aan de Kamer?
Zie antwoord 2 en 3.
Verdwijningen, marteling en willekeurige detentie door alle partijen in het conflict in Jemen |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport van Mwatana for Human Rights over verdwijningen, marteling en willekeurige detentie door alle partijen in het conflict in Jemen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de bevindingen in het rapport dat alle partijen in het conflict in Jemen zich schuldig maken aan verdwijningen, marteling en willekeurige detentie van honderden individuen, soms met de dood erop volgend? Deelt u de opvatting dat hier in sommige gevallen waarschijnlijk sprake is van oorlogsmisdaden?
De bevindingen in het rapport zijn zeer zorgelijk en sluiten ook aan bij de conclusies in eerdere rapporten van onder meer het Panel of Experts Yemen (februari 2020) en de Group of Eminent Experts Yemen (september 2019). Daarnaast is er ook over gerapporteerd door Amnesty International. De bevindingen bevestigen de ernst van de situatie in Jemen. De Group of Eminent Experts geeft in haar rapport aan dat de strijdende partijen in Jemen verantwoordelijk zijn voor een reeks aan mensenrechtenschendingen en schendingen van humanitair oorlogsrecht, en dat bij sommige van deze schendingen er waarschijnlijk sprake is van oorlogsmisdaden.
Bent u het ermee eens dat iedereen die willekeurig opgesloten is vrij dient te komen, dat marteling per direct beëindigd dient te worden en dat opheldering moet worden verschaft over alle verdwijningen? Zo ja, bent u bereid hierop aan te dringen in uw internationale contacten met landen en partijen die betrokken zijn in het conflict in Jemen?
Jemen is partij bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en bij het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO-verdrag). Op basis van beide verdragen dient Jemen zich te onthouden van marteling. Willekeurige detentie en verdwijning levert eveneens een schending op van het BUPO-verdrag. Daarnaast is verminking, wrede behandeling en marteling van personen verboden volgens het humanitair oorlogsrecht. Dit is op dit moment van toepassing in Jemen vanwege de situatie van gewapend conflict, en alle partijen bij het gewapend conflict dienen zich hieraan te houden. Het oorlogsrecht voorziet in bepaalde situaties in detentie om veiligheidsredenen. Detentie mag echter nooit willekeurig zijn. Zodra er geen reden (meer) is om een persoon vast te houden, dient deze in vrijheid te worden gesteld.
Nederland heeft zorgen t.a.v. de bevindingen in het rapport opgebracht tijdens de recente zitting van de Mensenrechtenraad, begin juli, en partijen onder meer opgeroepen mensenrechten te respecteren en aangedrongen op onderzoek en gerechtigheid. Nederland zal zijn zorgen ten aanzien van mensenrechtenschendingen onder de aandacht blijven brengen, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Nederland zal zich wederom inzetten voor de Jemen-resolutie in de septemberzitting van de Mensenrechtenraad als het nieuwe, derde rapport van de Group of Eminent Experts wordt besproken.
Ziet u mogelijkheden om de druk op de strijdende partijen in Jemen op te voeren opdat aan deze misdadige praktijken een einde komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland zal zijn zorgen ten aanzien van mensenrechtenschendingen van alle strijdende partijen in Jemen onder de aandacht blijven brengen in bilateraal als multilateraal verband. Nederland zal zich wederom inzetten voor de Jemen-resolutie in de septemberzitting van de Mensenrechtenraad als het nieuwe, derde rapport van de Group of Eminent Experts wordt besproken.
Een wetswijziging in Roemenië waarmee het recht om te zijn wie je bent wordt ondermijnd |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «International Call Against the Teaching of Gender Ban in Romania»1?
Ja.
Deelt u de opvatting dat iedereen overal binnen de Europese Unie veilig en vrij zichzelf moeten kunnen zijn?
Het onderhavige wetsinitiatief betreft een amendement op de Roemeense onderwijswet. De nieuwe wetstekst zou een verbod uitspreken op het behandelen van gender als een afzonderlijk concept van biologische sekse binnen het onderwijs. Dit amendement werd in juni aangenomen in het Roemeense parlement, maar treedt pas in werking wanneer de Roemeense president zijn goedkeuring heeft verleend. De president heeft het wetsvoorstel ter beoordeling voorgelegd aan het Constitutioneel Hof dat een uitspraak zal doen over de verenigbaarheid met de Grondwet. Tot die tijd zal het wetsvoorstel niet in werking treden.
De ontwikkelingen in Roemenië tonen opnieuw aan dat aandacht voor LHBTI- en gendergelijkheid belangrijk blijft, ook voorbij de Nederlandse grenzen. De rechten en positie van LHBTI’s binnen en buiten Europa staan onder druk. Invloeden zoals onderhavig wetsvoorstel, die een bedreiging kunnen vormen voor de realisatie van gendergelijkheid, gelijke rechten voor LHBTI’s, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, worden als zorgelijk beschouwd. Het nog lopende wetstraject, alsmede de maatschappelijke discussie daarover in de Roemeense samenleving, hebben daarom de aandacht van het kabinet. Het kabinet blijft zich internationaal en in EU-verband inzetten voor rechten van vrouwen en meisjes en gelijke rechten van LHBTI’s.
Deelt u de opvatting dat deze wetswijziging een directe schending is van de vrijheid om te zijn wie je bent en in het verlengde daarvan de positie van LHBT-personen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat deze wetswijziging een ernstige inbreuk is op de autonomie van universiteiten? Erkent u dat dit potentiële (in)directe negatieve en gevaarlijke gevolgen heeft voor het gedachtegoed van een opgroeiende generatie en samenleving?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe ziet u deze stap die Roemenië zet in verhouding tot eerdere ontwikkelingen van vergelijkbare aard in Polen en Hongarije, ook in het licht van een uitspraak van een Roemeense senator tegenover Euronews2?
Een toenemende conservatieve druk op gendergelijkheid, gelijke rechten voor LHBTI’s, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in Roemenië is niet eenduidig aantoonbaar. Er vinden uiteenlopende ontwikkelingen plaats die gepaard gaan met een breed maatschappelijk debat. Zo werd bij een referendum in 2018, waarin voorgesteld werd de gender-neutrale grondwettelijke definitie van het huwelijk te wijzigen naar «een huwelijk tussen man en vrouw», de kiesdrempel niet behaald en werd in maart een wetsvoorstel aangenomen dat seksuele voorlichting een vast onderdeel van het Roemeense onderwijsaanbod maakt.
Wat is uw mening over de wijze waarop de Europese Unie en de Europese Commissie tot nu toe op deze ontwikkelingen hebben gereageerd?
Het tegengaan van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit is een belangrijk onderwerp voor de Europese Commissie. In delen van Europa gaan de wettelijke bescherming, gelijke behandeling en sociale acceptatie van LHBTI’s zienderogen vooruit, maar elders in Europa krimpt die ruimte. Dat onderstreept het belang van een voortdurende inzet op dit onderwerp binnen de Europese Unie. Met het uitkomen van de genderstrategie op 3 maart jl. heeft de Europese Commissie gendergelijkheid weer op de Europese agenda gezet en geconstateerd dat gendergelijkheid een kernwaarde van de Unie is. Voorts heeft de Europese Commissie in haar werkprogramma aangekondigd dat zij in het najaar van 2020 met een specifieke strategie komt voor de gelijke behandeling van LHBTI’s binnen de EU. Het kabinet verwelkomt deze strategieën die een basis vormen voor verdere dialoog over deze onderwerpen in EU-verband.
Samen met gelijkgestemde Europese landen zal Nederland steun blijven bieden aan Europese LHBTI-netwerkorganisaties, zoals ILGA-Europe en IGLYO-Europe, en de onderlinge uitwisseling van goede wetgevings- en praktijkvoorbeelden blijven stimuleren. Op initiatief van Nederland ondersteunen nu ook andere overheden in Europa de Europese LHBTI-netwerken. Ten slotte zet de Nederlandse ambassade in Boekarest zich op verschillende manieren in ten behoeve van het bevorderen van vrijheden en rechten van LHBTI’s in Roemenië.
Wat gaat u doen om uw afkeuring over deze wetswijziging kenbaar te maken en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 6.
Welke mogelijkheden ziet u om met andere Europese ministers die verantwoordelijk zijn voor wetenschap en/of de positie van LHBT-personen samen op te trekken en het gesprek met deze drie landen aan te gaan en/of een internationaal statement af te geven ter versterking van de inspanningen van de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 6.
Het onderzoek waaruit blijkt dat nog altijd één op de vijf reformatorische scholen het homohuwelijk moreel onacceptabel vindt |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Hoe acht u dat afwijzing van een homoseksuele levenswijze als strijdig met God woord, valt te verenigen met het bieden van een veilig schoolklimaat ook voor leerlingen die bij zichzelf een homoseksuele voorkeur ontdekken?1
In de samenleving bestaan verschillende opvattingen over goed leven en hoe dat in de praktijk moet worden gebracht. Het staat mensen vrij daarover verschillend te denken en, zoals geregeld in artikel 23 van de Grondwet, het staat scholen vrij die opvattingen in het onderwijs tot uitdrukking te brengen; het staat ouders vrij een school te kiezen die bij hen past. Ruimte voor verschil in denken en doen, en ook het uitdragen daarvan en/of de opvatting dat de eigen opvatting voorkeur heeft boven andere, is een wezenskenmerk van een open en vrije samenleving. Het afwijzen van mensen met andere ideeën of levenswijzen is in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, het afwijzen van andere ideeën niet. Dat betekent concreet dat een LHBTI-leerling niet geweigerd of op andere wijze mag worden uitgesloten op school vanwege de seksuele oriëntatie of genderidentiteit.
Met het beroep op de vrijheid van onderwijs accepteert een school daarmee tegelijkertijd de rechten en vrijheden van anderen en dient zich daar rekenschap van te geven. Dat vraagt van scholen om, binnen de vrijheid die hen grondwettelijk toekomt, verantwoordelijkheid te nemen voor een schoolklimaat waarin jongeren kunnen uitkomen voor hun seksuele oriëntatie en waarin onderling respect centraal staat, en waarbij er wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen. Daarbij hoort respect voor de Nederlandse wetgeving, bijvoorbeeld als het gaat om LHBTI-rechten. Als het schoolklimaat niet veilig is, zal de inspectie ingrijpen.
Hoe beziet u uw eigen verantwoordelijkheid nu u in de beantwoording van onze vragen aangeeft eraan te hechten te benadrukken dat bij de vrijheid van onderwijs ook verantwoordelijkheid hoort? Bent u naar aanleiding van de genoemde schoolprofielen en identiteitsverklaringen in gesprek gegaan met de Inspectie van het Onderwijs om hen te vragen erop toe te zien dat het schoolklimaat daadwerkelijk veilig is voor alle leerlingen?
Een school dient verantwoordelijkheid te nemen voor een veilig schoolklimaat, voor alle leerlingen. Als er signalen zijn dat het schoolklimaat niet veilig is, zal de inspectie ingrijpen. De inspectie houdt dus al toezicht hierop.
Betekent «het meelopen» van de aanscherping van de kerndoelen over seksuele en genderdiversiteit met de integrale herziening van het curriculum dat dit element uit het regeerakkoord in feite deze kabinetsperiode niet meer wordt uitgevoerd? Zo ja, welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? Zo neen, in hoeverre gaat dit element uit het regeerakkoord dan nog wèl deze kabinetsperiode worden gerealiseerd?
Ik acht het wenselijk dat we het geheel aan kerndoelen integraal bezien, en daar zijn we ook mee bezig. Op 10 juni jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over de bijgestelde vervolgaanpak voor de integrale vernieuwing van het curriculum, met de aangepaste planning die hierbij hoort. Een van de redenen dat vertraging is ontstaan, is dat mede op verzoek van uw Kamer in 2019 meer tijd is genomen om het geheel aan voorstellen met het onderwijsveld te bespreken, zoals op 2 april 2019 per brief met u is gedeeld. In lijn met de bijgestelde vervolgaanpak en de bijbehorende planning wordt na de zomer van 2020 aangevangen met het formuleren van bijgestelde kerndoelen, waar ook de doelen ten aanzien van seksuele diversiteit in meelopen.
De persverklaring van Hizb ut Tharir dat vervolging voor de aanbeveling tot vrouwenbesnijdenis een poging zou zijn om moslims te criminaliseren |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Persverklaring 704, vrouwenbesnijdenis de zoveelste poging om moslims te criminaliseren»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het feit dat deze politieke organisatie openlijk in een proactieve persverklaring verklaart niet tegen vrouwenbesnijdenis te zijn en ook niet tot het aanbevelen daartoe, zich niet verhoudt tot de vrije waarden van de Nederlandse samenleving en bovendien stigmatiserend kan werken voor moslims die deze vrije waarden wel onderschrijven?
Iedereen in deze samenleving dient de vrijheid te hebben om eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische rechtsorde. Het recht op zelfbeschikking is verankerd in de Nederlandse democratische rechtsstaat en cultuur en dit dient te allen tijde gewaarborgd te worden.
Vrouwenbesnijdenis is in Nederland strafbaar als vorm van (zware) mishandeling. Indien sprake is van het aanzetten tot geweld dan wel (een poging tot) het plegen van geweld, kunnen de politie en het OM hier tegen optreden. Iedereen die vrouwelijke genitale verminking (VGV) uitvoert of meewerkt aan de besnijdenis van een meisje is strafbaar en kan worden vervolgd.
Het uitbrengen van een dergelijke persverklaring waarin geen afstand wordt genomen van dergelijke strafbare feiten heeft een negatieve weerslag op de beeldvorming over de islamitische gemeenschappen als geheel en is daarmee onacceptabel.
De casus, waar de organisatie Hizb ut Tahrir in haar persverklaring aan refereert, is door het OM op 5 juni jl. geoordeeld dat sprake is van opruiing en het aanzetten tot mishandeling, en daarmee tot geweld. Dit heeft geresulteerd in een eis van 120 uur werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. Het betreft een rechtszaak eerste aanleg.2
Hoe zou u de organisatie Hizb ut Tharir omschrijven en wat is uw oordeel over haar positie in de Nederlandse samenleving?
Hizb ut Tahrir (HuT) is te typeren als een radicale pan-islamistische beweging. HuT is anti-zionistisch. De beweging heeft een afkeer van seculiere regeringen en ideologieën en schrijft een confronterende en sterk polariserende boodschap voor. Kenmerkend voor de HuT is zijn volharding in politiek en de focus op herstel van het kalifaat. De HuT roept niet op tot geweld, maar kan wel aanzetten tot radicalisering en sociaal-isolationisme. Tot op heden lijkt het bereik van en de ontvankelijkheid voor het gedachtegoed van de HuT in Nederland beperkt gebleven.
Op welke wijze houdt de Nederlandse overheid momenteel toezicht op deze organisatie?
Bevoegde instanties houden doorlopend nieuwe ontwikkelingen in de gaten met betrekking tot organisaties die (mogelijk) een dreiging vormen voor de democratische rechtsorde. Gemeenten worden hierin gekend om daar waar nodig te kunnen inzetten op het vergroten van de weerbaarheid en/of handhaving. Als het gaat om problematisch gedrag wordt gebruik gemaakt van de driesporen aanpak (interactie en dialoog, confronteren en handhaven of verstoren). Indien sprake is van mogelijke radicalisering kan de persoonsgerichte aanpak door gemeenten worden ingezet. Dat kan ook bij een vermoeden van radicalisering bij personen die de ideologie van HuT aanhangen. Ik zie momenteel geen aanleiding nadere maatregelen te treffen tegen de organisatie. Het OM, de politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere betrokken organisaties zijn alert en dat is ook gerechtvaardigd
Is u bekend dat de organisatie in veel islamitische landen verboden is en ook in sommige andere EU-landen zoals Duitsland, onder andere vanwege antisemitische uitingen? Is een verbod ook in Nederland overwogen en zo ja, waarom is hier niet toe overgegaan?
Het is mij bekend dat in 2003 een «Betätigungsverbot», een verbod op de activiteiten van HuT op Duits grondgebied, is ingesteld. In Nederland kan een verzoek tot verbodenverklaring op grond van artikel 2:20 BW worden gedaan door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank. Het is aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet, om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om een dergelijk verzoek te doen.
Het regeerakkoord stelt dat de verbodsbepalingen voor radicale organisaties die tot doel hebben om onze democratische rechtsstaat omver te werpen of af te schaffen moeten worden uitgebreid door aanpassing van artikel 2:20 BW. De regering heeft op 18 december 2019 een daartoe strekkend wetsvoorstel ingediend (Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen).3 Het wetsvoorstel is in behandeling bij uw Kamer.
Ziet u aanleiding nadere maatregelen te treffen tegen de organisatie naar aanleiding van de recente persverklaring? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u mogelijkheden op basis van de uit het regeerakkoord voortvloeiende wijziging van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek op te treden tegen deze organisatie en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering naar de organisatie te laten kijken en mogelijke maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
De Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna: Taskforce PG & OBF) heeft tot doel de informatiepositie van Rijk en gemeenten te versterken, ontwikkelingen te duiden, het handelingsperspectief van gemeenten en Rijk te vergroten en ongewenste buitenlandse financiering aan te pakken.
De bevoegde instanties volgen de ontwikkelingen en tegelijkertijd zet de regering in op het vergroten van de weerbaarheid van de islamitische gemeenschap en van vrouwen in het bijzonder. Dat is voor nu het meest passend.
De aanhoudende mensenrechtenschendingen en ontbossing in Brazilië. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat in de eerste drie maanden van 2020 ontbossing in Brazilië met ruim 50% is toegenomen ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder? Zo nee, hoe zit het dan?
Recente rapportages van het Braziliaanse ruimtevaartinstituut INPE, dat in Brazilië de ontbossing monitort, en daaruit volgende persberichten wijzen er inderdaad op dat de ontbossing in de eerste maanden van 2020 sterk is toegenomen t.o.v. dezelfde periode in 2019. De Nederlandse regering heeft evenwel geen zelfstandige informatie om dit te bevestigen.
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse regering een wet door het Braziliaanse congres probeert te loodsen waarin onder meer geregeld wordt dat illegale claims vanlandgrabbersop door hun geroofd land gelegaliseerd worden? Zo nee, hoe zit het dan?
Het Braziliaanse Ministerie van landbouw vaardigde in december 2019 «Medida Provisória 910» (MP910) uit, een aanpassing van een wet uit 2009 op het legaliseren van bezette stukken grond. MP910 was een voorlopige maatregel die o.a. voorzag in het verstrekken van landtitels aan onder meer kleine boeren die soms al decennia op het betreffende land wonen. De maatregel voorzag echter ook in de legalisering van zogenaamde land grabbing (illegale toeëigening van land) die tot en met eind 2018 plaatsvond. Dit terwijl de in 2012 goedgekeurde Boswet juli 2008 aanhoudt als scheidslijn voor legalisering van illegaal ontbost land. In 2017 werd overigens al een wet aangenomen die de periode van legalisering van illegaal bezet land verlengde tot 2011.
Op de verlenging van deze scheidslijn tot eind 2018 door MP910 is veel kritiek gekomen, o.a. van internationale bedrijven. MP910 werd onmiddellijk van kracht, maar moest nog wel door het Braziliaanse parlement goedgekeurd worden. Het parlement heeft echter niet binnen de gestelde termijn gestemd over MP910, waarmee de maatregel van rechtswege verviel. Nu is deze vervangen door wetsvoorstel PL 2.633/20, dat momenteel voorligt in het parlement.
Dit nieuwe wetsvoorstel beperkt zich tot land dat bezet is vóór juli 2008 (dus niet meer tot eind 2018). Er zijn echter nieuwe, verruimde criteria opgenomen die het makkelijker maken om bezet land van voor eind 2008 te claimen (zoals het uitbreiden van de gevallen waarvoor geen inspectie ter plaatse vereist is).
Daarnaast moeten de legalisaties die plaatsvonden tijdens de 120 dagen rechtsgeldigheid van MP910 nog worden getoetst door het parlement.
Kunt u bevestigen dat Braziliaanse federale officieren van justitie hebben aangegeven dat deze wet ongrondwettig en illegaal is en dat deze landroof verder aanmoedigt?1 Zo nee, hoe zit het dan?
In reactie op MP910 verwijst het Braziliaanse federale openbaar ministerie (OM) in een technische nota van 3 februari jl. naar de aanklachten van ongrondwettigheid die volgden op de MP’s en wetten uit 2009 en 2017 (zie hierboven onder antwoord 2). Twee van de aanklachten uit 2017 moeten nog behandeld worden. Volgens het Braziliaanse OM voorzien de wetten niet in het garanderen van de grondrechten van de inheemse bevolking, het beschermen van natuurgebieden en het voorkomen van ontbossing. Het Braziliaanse OM stelt verder dat de opeenvolgende voorlopige maatregelen – inclusief MP910 – door de periode te verlengen op basis waarvan legalisering toegepast kan worden, illegale toeëigening van land stimuleren.
Kunt u bevestigen dat in Brazilië, vooruitlopend op het aannemen van deze wet, sinds oktober 2019 vrijwel geen boetes voor ontbossing meer zijn geïnd?2 Zo nee, hoe zit het dan?
In oktober 2019 heeft de Braziliaanse federale regering een nieuwe procedure ingesteld voor milieuboetes. Alle boetes worden in een zitting beoordeeld door een commissie die de boetes kan bevestigen, een korting kan geven of kan annuleren. Het Ministerie van Milieu heeft bepaald dat de betaalplicht niet geldt zolang de zitting niet heeft plaatsgevonden.
Human Rights Watch en Braziliaanse media melden op basis van gegevens van IBAMA, het Braziliaanse instituut voor het milieu, dat er van oktober 2019 tot mei 2020 duizenden boetes zijn opgelegd voor illegale ontbossing en andere milieudelicten maar dat er sinds 8 oktober slechts vijf zittingen hebben plaatsgevonden waarbij boetes zijn bevestigd.
Kunt u bevestigen dat veertig internationale bedrijven hebben aangegeven Brazilië te zullen boycotten als deze wet wordt aangenomen?3
Op 19 mei hebben 43 bedrijven, waaronder Ahold Delhaize, een open brief gestuurd aan het Braziliaanse parlement waarin ze hun zorgen uiten. In de brief wordt gesteld dat als het wetsvoorstel (PL 2.633/2020) wordt aangenomen, «it would put at risk the ability of organisations such as ours to continue sourcing from Brazil in the future».
Kunt u bevestigen dat de Minister van Milieu in de Braziliaanse ministerraad heeft voorgesteld om ongezien en buiten het Braziliaanse congres om milieuregels verder af te zwakken omdat «iedereen het toch alleen maar over de coronacrisis heeft»?4
In de betreffende ministerraad, waarvan een video-opname is vrijgegeven, stelt de Braziliaanse Minister van Milieu voor gebruik te maken van de media-aandacht rondom Covid-19 om ongemerkt de regelgeving aan te passen en normen te vereenvoudigen. De Minister verklaarde na deze openbaarmaking dat zijn opmerking betrekking had op de bureaucratie. Veel Braziliaanse en buitenlandse commentatoren interpreteren het voorstel echter, mede door de context en eerder geuite standpunten, als een duidelijke verwijzing naar het wijzigen van regelgeving ten gunste van economische ontwikkeling in de Amazone en ontbossing.
Deelt u de zorgen van lokale actiegroepen over het toenemende gevaar voor de oorspronkelijke bevolking van de Amazone die door landroof en ontbossing wordt blootgesteld aan ziektes waar het nog nooit mee in aanraking is gekomen en daarom daar geen groepsimmuniteit tegen heeft ontwikkeld, waaronder COVID-19, maar ook ziektes als de griep?5
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Braziliaanse regering structureel illegale ontbossing, illegale activiteiten in de Amazone en misdaden tegen de inheemse bevolking aanmoedigt en dat de coronacrisis dit veel erger heeft gemaakt?
Binnen de verschillende lagen en instanties van de Braziliaanse overheid wordt duidelijk verschillend gedacht over de ontbossing in de Amazone en de positie van de inheemse bevolking. Daarbij is het wel zo dat de uitlatingen van president Bolsonaro en sommige van zijn Ministers een klimaat hebben geschapen waarin sommige Brazilianen zich aangemoedigd voelen door te gaan met illegale ontbossing, waarbij in een aantal gevallen de rechten van de inheemse bevolking worden geschonden. Daarnaast hebben de grote jaarlijkse kortingen op budgetten van en personele wisselingen binnen instanties als milieuagentschap IBAMA, dat toezicht moet houden op naleving van toepasselijke wet- en regelgeving, hun capaciteit en slagkracht ernstig ondermijnd, waardoor illegale activiteiten steeds vaker onbestraft blijven. De corona-crisis heeft in zoverre de situatie verergerd dat de beperkte capaciteit van toezichthoudende instanties nog verder is afgenomen en dat toenemende illegale activiteiten, ook in inheemse gebieden, het coronavirus dichter bij de inheemse bevolking brengen, die hier bovendien relatief kwetsbaar voor is.
Herinnert u zich uw belofte om de zorgwekkende situatie van de Amazone en van de oorspronkelijke bevolking bij alle mogelijke gelegenheden met de Braziliaanse overheid te bespreken?6 Hoe vaak heeft u de afgelopen zes maanden met de Braziliaanse regering gesproken? Bent u zelf tevreden over het resultaat van die gesprekken? Erkent u dat de diplomatieke route is doodgelopen? Hoeveel kopjes koffie wilt u nog gaan drinken met Bolsonaro?
Ja, dat herinnert het kabinet zich. Nederland brengt zijn zorgen bij alle daarvoor in aanmerking komende gelegenheden over aan de Braziliaanse regering. Minister Blok bracht de Amazone op in een gesprek met zijn Braziliaanse ambtgenoot Araújo, in New York in september 2019, en marge van de AVVN. Tijdens de klimaattop in Madrid afgelopen december sprak Minister Kaag met Minister Salles van Milieu en uitte de grote zorgen van het kabinet over de sterk stijgende ontbossing in de Amazone (en daarbuiten) en de toenemende druk op de rechten, leefgebieden en veiligheid van inheemse groepen. Ook de Minister van LNV heeft haar Braziliaanse collega tijdens de Grüne Woche in Berlijn in januari van dit jaar hierop aangesproken. In februari sprak een hoogambtelijke Nederlandse delegatie hierover met de belangrijkste buitenlandspolitieke adviseur van president Bolsonaro. En slechts enkele weken geleden heeft de Nederlandse ambassadeur in Brasilia samen met zijn EU-collega’s deze problematiek nog aangekaart bij de Braziliaanse vicepresident Mourão. Dit nadat de ambassadeur in november jl. de Nederlandse zorgen over de Amazone in een twee uur durend gesprek aan de orde had gesteld in een bijeenkomst met de Vaste Kamercommissie voor milieuaangelegenheden van het Braziliaanse Huis van Afgevaardigden, alsook, in dezelfde periode, in bilaterale gesprekken met de Braziliaanse Ministers van Milieu en Landbouw. Het kabinet blijft inzetten op dialoog met Brazilië als de meest aangewezen weg om het belang van bescherming van de Amazone en haar inheemse bevolking te onderstrepen.
Bent u bereid om, net als enkele supermarktketens, Brazilië te boycotten?
Het is niet aan het kabinet om hierover een beslissing te nemen, dit is aan individuele bedrijven en consumenten. Het staat hun vrij om producten van welke herkomst dan ook niet aan te schaffen.
Bent u bereid om uw steun voor het EU-Mercosur-handelsverdrag in te trekken, aangezien het op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt de Europese afzetmarkt cadeau te doen aan een regime dat willens en wetens de Amazone verder ontbost, illegale bos- en mijnbouwactiviteiten aanmoedigt en legaliseert en misdaden tegen de oorspronkelijk bevolking aanmoedigt en legaliseert?
In reactie7 op de gewijzigde motie nr. 21 501-20, nr. 1521 van het lid Ouwehand c.s.8 heeft het kabinet eerder toegezegd uw Kamer nauwgezet te betrekken bij de standpuntbepaling, waarbij een integrale benadering wordt gehanteerd waarbij voor- en nadelen worden meegenomen.9 Daarbij is aangegeven dat de teksten van het EU-Mercosur Associatieakkoord momenteel juridisch geschoond en vertaald worden. De verwachting is dat deze later dit jaar beschikbaar zullen komen en niet voor november 2020 aan de Raad zullen worden voorgelegd. Het kabinet zal geen standpunt innemen voordat de daartoe benodigde stukken beschikbaar zijn.
Zoals eerder is aangegeven, heeft het kabinet nog geen positie ingenomen over het voorgenomen associatieakkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen en kan het deze derhalve ook niet intrekken. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van dit associatieakkoord als alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn, zoals de teksten van de akkoorden en de tariefcontingenten.10 De uitkomsten van de Sustainability Impact Assessment en het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Voordewind c.s. zullen daarbij ook worden meegenomen. Een en ander laat overigens onverlet dat de ontwikkelingen t.a.v. de Amazone de regering zorgen baren. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Het bericht dat Griekenland asielzoekers stiekem terugstuurt naar Turkije |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Attje Kuiken (PvdA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Griekenland stuurt asielzoekers stiekem terug naar Turkije»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het bericht «Griekenland stuurt asielzoekers stiekem terug naar Turkije». Nederland beschikt niet over eigenstandige informatie om de precieze toedracht van de in het artikel geschetste bevindingen te bevestigen of te ontkrachten. In het artikel wordt gesteld dat de Griekse politie migranten uitzet naar Turkije zonder het recht op toegang tot de asielprocedure te waarborgen. De Griekse autoriteiten ontkennen de berichten en aantijgingen van mensenrechtenschendingen door Griekse grenswachten.2
Is het juist dat de Griekse overheid asielzoekers, waarvan sommigen al maanden in het land verblijven, onder dwang de grens met Turkije heeft overgezet? Zo nee, hoe zit het wel?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt met deze handelwijze het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en andere internationale verdragen geschonden? Wat zijn daarvan de consequenties?
Vanaf 28 februari jl. heeft Griekenland een aantal noodmaatregelen getroffen in reactie op de beslissing van Turkije om migranten niet langer te beletten om vanuit Turkije naar Griekenland en Bulgarije door te reizen. Een van deze maatregelen was de tijdelijke opschorting van de asielprocedure van 1 maart jl. tot 1 april jl. Tevens heeft Griekenland, met ondersteuning van de EU, het grensbeheer versterkt. Het doel van deze maatregelen was om de irreguliere grensoverschrijdingen tegen te gaan. Volgens de Griekse autoriteiten hebben de circa 2.500 asielzoekers die in deze periode in Griekenland aankwamen en asiel aanvroegen, na deze periode alsnog toegang gekregen tot de Griekse asielprocedure. Verder vindt sinds medio maart 2020,in verband met COVID-19, geen terugkeer vanuit Griekenland naar Turkije plaats.
Ik deel uiteraard de mening dat Griekenland, net als alle EU-lidstaten, zich moet houden aan het EVRM en de overige van toepassing zijnde internationale en Europese wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor het optreden van Griekenland (en Turkije) aan hun gemeenschappelijke grens. Het kabinet draagt dit ook uit in Europees en bilateraal verband. Dit heb ik ook meermaals benadrukt bij mijn Griekse ambtgenoot. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, om toe te zien op adequate implementatie en naleving van de Europese wetgeving. Bij vermoedens van het niet naleven van het EVRM kan door betrokkenen, maar ook door een advocaat of belangenorganisatie, aangifte worden gedaan bij de verantwoordelijke autoriteiten, waarna een onderzoek kan worden ingesteld.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Griekse overheid en welke gevolgen verbindt u daaraan, gezien de Europese samenwerking met dit land op het gebied van asiel en migratie?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Griekenland zich moet houden aan het EVRM en de afspraken op het gebied van asiel en migratie die zij in Europees verband hebben gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de bevindingen van experts dat sprake is van een nieuwe strategie van de Griekse overheid, nu het ook asielzoekers die al lang en breed op Griekse bodem zijn aangeland, oppakt en de grens over zet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat bovengenoemde praktijken zich nog voordoen? Op welke manier wordt dat gemonitord?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u deze zaak in Europees verband in Brussel (EU) en in Straatsburg (Raad van Europa) aan de orde stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op onafhankelijk onderzoek naar deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.