Het bericht ‘Polenprijsje voor niet handsfree bellen: 50 euro’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Polenprijsje voor niet handsfree bellen: 50 euro»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat deze boete is opgelegd aan een Poolse chauffeur?
Ja.
Waarom worden buitenlandse chauffeurs bevoordeeld ten opzichte van Nederlandse chauffeurs bij het uitdelen van verkeersboetes?
Buitenlandse chauffeurs worden niet bevoordeeld bij het opleggen van verkeersboetes. Uitgangspunt is dat iedereen die in Nederland een verkeersovertreding begaat daarvoor hetzelfde bedrag betaalt. Wel is het zo dat buitenlandse verkeersdeelnemers een opgelegde boete direct dienen te betalen, Nederlandse verkeersdeelnemers niet. Nederlandse verkeersdeelnemers krijgen een acceptgiro thuisgestuurd ter voldoening van de sanctie.
In deze zaak, waarbij de Poolse bestuurder het standaardbedrag van 220 euro niet direct kon betalen, is er door de politie in overleg met de officier van justitie voor gekozen een bedrag van 50 euro te innen en de vrachtauto niet in bewaring te stellen. Het betrof een vrachtwagen geladen met bederfelijke goederen die binnen een uur zouden worden gelost bij een Nederlands bedrijf. Door het in bewaring nemen van de vrachtauto teneinde de Poolse bestuurder ertoe te bewegen het volledige boetebedrag te betalen, zou dat bedrijf worden benadeeld.
Deze gang van zaken is niet conform de standaard richtlijn. De officier van justitie heeft gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval in deze zaak hiervan afgeweken. Als uitgangspunt heeft te gelden dat deze richtlijn wordt gehanteerd.
Hoeveel niet-Nederlandse chauffeurs hebben dit jaar een verkeersboete gekregen? Hoe vaak was deze lager dan de wettelijke sanctie? Hoeveel procent van de niet-Nederlandse chauffeurs betaalt op tijd?
In 2013 zijn naar aanleiding van staandehoudingen 8.926 sancties opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ook wel Wet Mulder genoemd, aan niet-ingezetenen (peildatum: 11-10-2013). Deze niet-ingezetenen dienen hun sanctie ter plekke te voldoen, derhalve hebben alle staandegehouden chauffeurs tijdig betaald. Er zijn geen gegevens bekend over hoe vaak, bij directe betaling door niet-ingezetenen, deze sanctie lager was dan de wettelijke sanctie.
Zogenoemde flitsboetes kunnen niet ter plekke worden voldaan maar worden opgestuurd. Daarvoor zijn naam- en adresgegevens nodig van de houder of eigenaar van het voertuig. Alleen met Duitsland, België en Zwitserland wordt op dit moment op kenteken systematisch naam- en adresgegevens uitgewisseld voor de afhandeling van verkeersovertredingen. Dit komt doordat Nederland met deze landen bilaterale afspraken heeft gemaakt over deze systematische gegevensuitwisseling. Flitsboetes op kentekens uit andere landen worden op dit moment nog niet opgelegd. Hiervan worden ook geen aantallen bijgehouden. Daardoor kan het percentage betaalde flitsboetes op buitenlandse kentekens niet worden berekend.
Bij rijden zonder rijbewijs en/of rijden onder invloed van alcohol kan een transactie aangeboden worden. In de situaties waarin de chauffeur niet voldoende geld bij zich heeft, betaalt degene het bedrag dat hij op dat moment bij zich heeft. Deelt u de mening dat de politie de bevoegdheid moet krijgen om de auto bij meerdere feiten in bewaring te kunnen nemen wat tot nu toe nog niet mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Rijden zonder rijbewijs en het rijden onder invloed vallen onder het strafrecht. De Aanwijzing Inbeslagneming schrijft reeds voor dat vanaf bepaalde promillages alcohol en/of bij recidive, het rijbewijs wordt ingevorderd en/of het voertuig in beslag worden genomen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en mensen die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben. Wat betreft het ter plekke voldoen van een boete door buitenlandse chauffeurs verwijs ik naar het antwoord op vragen 3 en 7.
Bent u bereid iedereen die «Polenkorting» heeft ontvangen alsnog de juiste sanctie op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer zoals in deze individuele casus een verlaagde sanctie is opgelegd en deze wordt betaald, dan is daarmee de zaak onherroepelijk. Het is niet mogelijk een tweede, aanvullende sanctie op te leggen.
Bent u bereid acuut te stoppen met deze «Polenkorting» op verkeersboetes? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De voorgenomen uitzetting van een Angolese asielzoeker |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een 22-jarige Angolese asielzoeker na twaalf jaar verblijf in Nederland alsnog wordt uitgezet omdat hij een half jaar te oud zou zijn om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (Kinderpardon)?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de jonge Angolese asielzoeker op zijn tiende naar Nederland kwam, nu 22 jaar is en dus feitelijk veel langer is geworteld in Nederland dan de meeste kinderen die wel onder de overgangsregeling voor langdurig verblijvende kinderen vallen, maar desondanks toch geen verblijfsvergunning in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen krijgt?
De voorwaarden van de regeling staan vast en zijn duidelijk. Het is inherent aan elke regeling dat er ook mensen buiten vallen. Met elke nieuwe grens die ik zou stellen, ontstaan er ook nieuwe grensgevallen. Ik geloof dan ook niet dat de regeling ruimer had moeten zijn en ik ben niet bereid om opnieuw naar de bovengrens te kijken of deze naar 25 jaar bij te stellen, zoals ik ook in het Kamerdebat van 12 maart jl. heb toegelicht.
Overigens is «worteling», zoals ik eveneens tijdens het debat van 12 maart jl. heb aangegeven, niet het perspectief van waaruit ik de regeling heb vormgegeven. Wat mij betreft gaat het hier om de afspraak die in het regeerakkoord is gemaakt om een oplossing te vinden voor het probleem van kinderen die lange tijd in Nederland zijn en die zelf, of wiens ouders, gedurende die tijd vaak lange procedures hebben gevoerd. Dit is vervat en uitgewerkt in objectieve criteria waaraan is getoetst.
Uiteraard zal ik zaken die aan mij worden voorgelegd als grensgevallen of in het kader van de discretionaire bevoegdheid altijd zorgvuldig bekijken.
Kunt u garanderen dat de jonge Angolese asielzoeker in Nederland de procedure over de aanvraag van een verblijfsvergunning in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen mag afwachten?
Inmiddels heb ik besloten dat betrokkene zijn bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten.
Hoe beoordeelt u de voortdurende detentie vanaf 4 september 2013 van deze jongen in het licht van het uitgangspunt vreemdelingenbewaring alleen als ultimum remedium in te zetten?
Wanneer een vreemdeling zich eerder aan lichtere middelen heeft onttrokken en er blijk van heeft gegeven niet mee te willen werken aan vertrek, acht ik de inzet van vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting geoorloofd.
Wilt u opnieuw kijken naar de bovengrens in de overgangsregeling voor langdurig verblijvende kinderen omdat deze voor jongeren als deze Angolese jongen wel erg hard uitpakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid aansluiting te zoeken bij het voorstel van VluchtelingenWerk en Defence for Children1 waarin gepleit wordt voor een bovengrens van 25 jaar voor jongeren die voor hun dertiende naar Nederland kwamen en asiel aanvroegen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat met deze kleine aanpassing het doel van de overgangsregeling om schrijnende individuele zaken te voorkomen en problemen van langdurig in Nederland verblijvende kinderen op te lossen, beter gediend zou zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, omdat uitzetting dreigt, deze vragen voor het algemeen overleg over rapporten en adviezen vreemdelingenbeleid op 3 oktober a.s. te beantwoorden?
Ja.
De voorgenomen ontruiming van de vluchtflat |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Esther Ouwehand (PvdD), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u de brief van de Amsterdamse burgemeester van 18 september 2013, waarin hij aangeeft dat de vluchtflat binnenkort ontruimd wordt? Zo ja, kunt u aangeven wat er verder gebeurt met de bewoners zonder uitzicht op een verblijfsvergunning?
Ik ken de brief van de burgemeester van Amsterdam en heb deze brief op 30 september jl. beantwoord. Uitgangspunt is dat de bewoners van de Vluchtflat zelf een keuze hebben: wie bereid is om actief aan terugkeer te werken, komt in aanmerking voor tijdelijk onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie met de mogelijkheid van facilitering door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), inclusief een financiële tegemoetkoming ten behoeve van de terugkeer.
Deelt u de overtuiging dat ook deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers, behoudens degenen met criminele antecedenten, niet in vreemdelingendetentie thuishoren? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot uw visie op een humaner asielbeleid?
Nee. Zoals ik in mijn brief van 13 september jl. (Kamerstuk II 19 637, nr. 1721) aan uw Kamer heb toegelicht, is vreemdelingenbewaring een uiterst middel. Daar waar uit individuele dossiers blijkt dat er zicht is op gedwongen vertrek en een lichter toezichtsmiddel niet aangewezen is, kan de betrokken vreemdeling in vreemdelingenbewaring worden geplaatst. De keuze voor een lichter toezichtsmiddel, anders dan vreemdelingenbewaring, is het resultaat van een weging van factoren waarbij onder meer de mate waarin de vreemdeling zijn terugkeer belemmert en het reëel risico op onttrekking, een rol spelen. Nu de bewoners van de Vluchtflat niet getuigen van terugkeerbereidheid en nauwelijks willen praten met de DT&V, sluit ik niet uit dat in individuele gevallen vreemdelingenbewaring het uiterste middel kan zijn.
In tegenstelling tot hetgeen de vraagstelling suggereert, sluiten een humaner vreemdelingbeleid en het handhaven van het vreemdelingenbeleid elkaar niet uit. Het humaan aspect zit in de individuele afweging over het al dan niet opleggen van vreemdelingenbewaring en de wijze van uitvoering van vreemdelingenbewaring. Ik heb in mijn brief van 13 september jl. aangegeven mij sterk te zullen maken voor een humaan terugkeerbeleid, door een individuele toepassing van de terugkeermaatregelen en aandacht voor de specifieke situatie van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven. Als het uiterste middel van bewaring wordt opgelegd, vindt dat plaats in een (voortdurend) humaan regime met oog voor de menselijke maat.
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is voor het welzijn van deze mensen indien zij weer op straat terechtkomen? Kunt u garanderen dat zij niet verstoken blijven van medische hulp indien dit noodzakelijk is?
De bewoners hebben daarin een eigen keuze en verantwoordelijkheid. De Rijksoverheid heeft voor hen onderdak beschikbaar dat aansluit bij het terugkeerperspectief. Indien ze desondanks voor de straat kiezen, hebben ze – zoals elke illegale vreemdeling – nog steeds recht op medisch noodzakelijke zorg.
Deelt u de mening dat deze mensen niet op straat mogen belanden? Zo nee, waarom niet en hoe denkt u dat deze mensen onder die treurige omstandigheden vertrek vanuit Nederland kunnen regelen? Deelt u het standpunt van de Amsterdamse burgemeester dat werken aan terugkeer vanaf de straat niet werkt en dat daarom voorzien moet worden in alternatieve opvang? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de ambitie om te voorkomen dat de bewoners van de Vluchtflat op straat belanden. Zoals ik ook in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, komt iedereen die bereid is om actief aan terugkeer te werken in aanmerking voor onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie. Daar kan de DT&V deze vreemdelingen intensief faciliteren bij het organiseren van hun terugkeer, waarbij de DT&V maatwerk biedt, gericht op de individuele behoeften van de vreemdeling, met het oog op het wegnemen van de drempels voor terugkeer.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat voor de bewoners van de vluchtflat alternatief verblijf wordt gefaciliteerd voordat tot ontruiming wordt overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De brief ‘de aantallen opgelegde boetes aan luchtvervoerders die de Vreemdelingenwet overtreden’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe kan het dat er nog steeds ongedocumenteerde reizigers uit vliegtuigen komen, terwijl voor de luchtvervoerders een afschrift- en zorgplicht bestaat?1 Maken luchtvervoerders een kopie van de reisdocumenten van alle vervoerde passagiers? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment geldt de afschriftplicht voor 27 luchthavens van de ruim 180 luchthavens waar vandaan naar Nederland wordt gevlogen (zie bijlage voor de lijst met afschriftplichtige luchthavens).2 Luchtvervoerders die van deze 27 luchthavens naar Nederland vliegen, zijn conform de afschriftplicht verplicht kopieën te maken van de reisdocumenten van alle vervoerde passagiers. Indien bij een ongedocumenteerde vreemdeling wordt vastgesteld dat hij afkomstig is van een vlucht waar de afschriftplicht voor geldt, wordt bij de betrokken luchtvervoerder een kopie van het reisdocument gevorderd. Over het algemeen voldoen de luchtvervoerders aan de verplichting. Indien dit niet het geval is, wordt door de Koninklijke Marechaussee (KMar) in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) een proces verbaal opgemaakt.
Voor alle luchtvervoerders geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat luchtvervoerders op basis van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 verplicht zijn de nodige maatregelen te nemen en het nodige toezicht te houden dat redelijkerwijs van hen kan worden gevorderd om te voorkomen dat zij reizigers zonder geldige reisdocumenten vervoeren.
Ondanks de afschrift- en zorgplicht voor luchtvervoerders komt het voor dat vreemdelingen zich tijdens de reis, of tijdens het verblijf op het internationale gedeelte van Schiphol, ontdoen van hun reisdocumenten en zich vervolgens ongedocumenteerd bij de grensbewaking melden. In zo’n geval zoekt de KMar uit van welke vlucht de ongedocumenteerde afkomstig is. Indien een ongedocumenteerde voor een langere periode in het internationale gedeelte van de luchthaven heeft verbleven is het achterhalen van de vlucht lastig en soms niet mogelijk. Zodra bekend is met welke luchtvervoerder de ongedocumenteerde heeft gereisd, en de afschriftplicht van toepassing is, wordt er altijd een kopie van het reisdocument gevorderd bij de luchtvervoerder.
Doorzoeken luchtvervoerders na een vlucht hun vliegtuigen op achtergebleven of achtergelaten reisdocumenten om aan hun afschrift- en zorgplicht te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Het is gebruikelijk dat personeel van een door de luchtvervoerder gecontracteerd schoonmaakbedrijf, onder toezicht van beveiligingsmensen, het vliegtuig bij aankomst schoonmaakt. Aangetroffen documenten worden door het beveiligingspersoneel overgedragen aan de KMar. Indien de KMar aanwijzingen heeft dat op een bepaalde vlucht een ongedocumenteerde passagier is vervoerd dan wordt het vliegtuig door de KMar doorzocht.
Wordt in alle gevallen dat een luchtvervoerder zijn verplichtingen niet nakomt proces-verbaal opgemaakt en strafrechtelijke vervolging ingesteld? Zo nee, wat zijn redenen om dit niet te doen?
Ja, in beginsel worden alle zaken waarvan het OM kennis neemt, vervolgd of wordt er een transactie aangeboden. Vóór april 2013 zijn er echter verschillende zaken geweest waarin niet onmiddellijk een vervolging werd ingesteld of een transactie werd aangeboden. Dat had te maken met het feit dat de rechter het OM in een aantal zaken niet ontvankelijk in de vervolging had verklaard3, omdat de vervolgde luchtvervoerders nog in overleg waren met de Nederlandse Staat met het doel om tot een zogeheten MOU (Memorandum of Understanding) te komen4. Dit is een overeenkomst tussen een luchtvaartmaatschappij en de Nederlandse Staat waarbij wordt afgesproken dat een bepaald quotum aan zaken niet wordt opgepakt in ruil voor het treffen van extra preventieve maatregelen om dit soort overtredingen te voorkomen. De Nederlandse Staat en de KLM hebben sinds 2000 een MOU5. Het OM heeft naar aanleiding van deze rechterlijke uitspraak besloten om niet tegen deze luchtvaartvervoerders op te treden zolang zij nog in onderhandeling waren. Vanaf april 2013 zijn voornoemde zaken met terug werkende kracht alsnog afgedaan. Er zijn vooralsnog geen MOU’s afgesloten met andere luchtvervoerders omdat is gebleken dat, hoewel zij bereid zijn tot nauwere samenwerking met de Nederlandse Staat, een MOU niet de aangewezen weg is om dit te bewerkstelligen.
Wat is de hoogte van de transacties die de luchtvervoerders worden aangeboden wegens overtreding van de afschrift- of de zorgplicht?
Ik verwijs hierbij naar de «Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen». De transactiebedragen zoals die per 1 januari 2013 worden gehanteerd, lopen uiteen van € 4.000 voor een first offender, € 6.000 voor recidive, tot € 8.000 bij meervoudige recidive. Op zitting liggen deze bedragen hoger (resp. € 4.900, € 7.000 en € 9.500).
Waarom heeft de strafrechtelijke vervolging van luchtvervoerders in zeven gevallen tot een dagvaarding geleid? Wat is de luchtvervoerders ten laste gelegd in deze dagvaardingen?
Er zijn twee redenen waarom de officier van justitie in deze gevallen tot dagvaarding is overgegaan. In een aantal zaken is door het Openbaar Ministerie in eerste instantie een transactievoorstel aangeboden, dat vervolgens niet door de luchtvervoerder is betaald. Hierop volgde een dagvaarding. In andere zaken is sprake geweest van hardnekkige c.q. zeer verwijtbare recidive. In dat geval is gedagvaard zodat ter terechtzitting een aanzienlijk hogere boete kon worden geëist.
De luchtvervoerders is in bovengenoemde zaken de overtreding van artikel 4 lid 1 en/of lid 2 Vreemdelingenwet 2000 ten laste gelegd. Lid 1 ziet toe op de zorgplicht met het oog op de controle van (de geldigheid) van reisdocumenten. Lid 2 ziet toe op de plicht van de vervoerder om op «risicodragende lijnen» desgevraagd een afschrift van reisdocumenten van inreizende passagiers te verstrekken aan ambtenaren die zijn belast met de grensbewaking.
Wat waren de redenen om zestien zaken te seponeren?
De processen-verbaal, waaruit deze 16 zaken bestaan, zijn opgemaakt op grond van artikel 4 lid 1 Vreemdelingenwet 2000. Vanwege een leemte in de wetgeving was er ten tijde van het seponeren van deze zaken weliswaar een wettelijke strafbaarstelling voor het reizen zonder geldig document voor grensoverschrijding, maar geen wettelijke strafbaarstelling voor het reizen zonder geldig visum, en kon er dus niet worden vervolgd of getransigeerd voor het reizen zonder geldig visum. Deze leemte is in juli 2012 gerepareerd en sindsdien worden deze zaken door het OM weer in behandeling genomen.
Wat is de effectiviteit van handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000? Weegt het naleven van de verplichtingen voor de luchtvervoerders financieel op tegen de maatregelen of boetes die hen opgelegd kunnen worden bij overtreding van de afschrift- of zorgplicht? Is het voor sommige luchtvervoerders goedkoper de maatregelen of boetes op de koop toe te nemen? Zo ja, kunnen de boetes worden verhoogd?
Handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 heeft ertoe geleid dat luchtvervoerders controleren op de geldigheid van reisdocumenten en visa en dat zij afschriften van deze documenten maken wanneer er vanaf een afschriftplichtige luchthaven naar Nederland wordt gevlogen. Of de hoogte van de boetes afschrikwekkend genoeg is om ervoor te zorgen dat zij deze vervoerdersverplichtingen altijd naleven valt niet met zekerheid te zeggen. Feit is wel dat er de afgelopen vijf jaar een dalende trend zichtbaar is voor wat betreft de aanvoer naar Nederland van ongedocumenteerden door luchtvervoerders.
Daarbij komt dat de Nederlandse Staat sinds enkele jaren de mogelijkheid tot het verhalen van kosten op de vervoerder, die een vreemdeling naar Nederland heeft vervoerd en aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd (artikel 65 tweede lid Vreemdelingenwet 2000) heeft geïntensiveerd. Dit vloeit voort uit de terugvoerplicht voor vervoerders (artikel 5 Vreemdelingenwet 2000)6. De hoogte van de kosten die voor rekening van de luchtvervoerder komen kan, afhankelijk van de situatie, behoorlijk oplopen. Deze kosten worden verhaald op de luchtvervoerder. Een intensievere handhaving van de terugvervoerplicht en het consequent verhalen op de luchtvervoerder van de kosten die door de Staat worden gemaakt als gevolg van toegangsweigering, hebben naar verwachting meer effect dan het verhogen van de boetes.
Handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 gecombineerd met een intensievere handhaving van artikel 65 Vreemdelingenwet 2000 moet ervoor zorgen dat de aanvoer van ongedocumenteerden door luchtvervoerders nog verder afneemt.
De naturalisatie van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben op grond van het generaal pardon (RANOV-regeling uit 2007) |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere vragen over de naturalisatie van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben op grond van het generaal pardon (RANOV-regeling uit 2007)?1 2
Ja.
Hoeveel van deze vreemdelingen hebben inmiddels een aanvraag gedaan om het Nederlanderschap te verkrijgen?
Bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn sinds 15 juni 2012 6.790 verzoeken om naturalisatie ontvangen van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon.3
Hoeveel van deze aanvragen zijn toegewezen?
Op peildatum 30 september 2013 waren 4.220 naturalisatieverzoeken van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon ingewilligd.
Hoeveel van deze aanvragen zijn afgewezen vanwege het ontbreken van documenten om de identiteit of nationaliteit aan te tonen?
Op 30 september 2013 waren 410 naturalisatieverzoeken van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen op grond van het generaal pardon afgewezen. Het is nu nog niet mogelijk om geautomatiseerd cijfers over de reden van afwijzing te leveren.
Hoe vaak is een aanvraag gehonoreerd omdat de aanvrager vanwege bewijsnood niet in staat was de vereiste documenten te overleggen?
Bij het inwilligen van een naturalisatieverzoek wordt geregistreerd of er een (buitenlandse) geboorteakte en/of een geldig buitenlands paspoort is overgelegd. Hoe vaak die documenten niet aanwezig zijn en er dus bewijsnood is aangenomen, wordt als zodanig niet geregistreerd.
Welke overige signalen heeft u van de betreffende vreemdelingen dat ze geen Nederlander kunnen worden omdat het niet lukt de vereiste documenten te verkrijgen?
Ik ben op de hoogte dat op internet een petitie is gestart door de Stichting Petities.nl om de eis te schrappen. De petitie wordt ondersteund door Vluchtelingenwerk Nederland.
De opvang van Syrische asielzoekers door Bulgarije |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur over de opvang van Syrische vluchtelingen in Bulgarije?1
Ja.
Op welke wijze worden Syrische vluchtelingen en andere asielzoekers in Bulgarije opgevangen? Hebben zij voldoende en tijdig toegang tot de asielprocedure? Krijgen zij op fatsoenlijke wijze bescherming en onderdak?
Volgens de Bulgaarse regering zijn er sinds begin 2013 4.400 vreemdelingen Bulgarije (illegaal) binnengekomen, waaronder 2.500 Syriërs. De meeste van hen reizen Bulgarije binnen via de grens met Turkije. Voor 4.000 personen zou een asielprocedure zijn opgestart, waaronder 1.500 Syriërs. Door UNHCR is kritiek geuit op de opvangcapaciteit en voorzieningen, en op de tijdsduur van de procedures.
De Bulgaarse autoriteiten hebben laten weten dat de opvangcentra overbezet zijn. Als ad hoc oplossing worden asielzoekers ondergebracht in scholen, caravans en tenten. Ook zijn er meer tolken en medisch personeel in dienst genomen. Tevens wordt er een trilateraal contactcentrum opgezet dat de samenwerking met politie en douane met Turkije en Griekenland coördineert. De Bulgaarse regering heeft een beroep op Europese solidariteit gedaan en om financiële steun verzocht.
In reactie op deze ontwikkelingen hebben de Europese Commissie, Frontex en EASO een gezamenlijke missie gepland aan Bulgarije. Naar ik ben geïnformeerd is een doel van deze missie inzichtelijk te maken welke ondersteuning aan Bulgarije kan worden geboden. De missie staat gepland voor de eerste week van oktober 2013. Waarschijnlijk zal de Europese Commissie in de vergadering van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2013 de ministers informeren over de missie.
Welke problemen heeft Bulgarije op dit moment met het huisvesten van asielzoekers en het tijdig beslissen op hun asielverzoek? Welke gevolgen heeft dit voor vluchtelingen? Op welke wijze stelt Bulgarije voor gezinnen met kinderen extra voorzieningen beschikbaar?
Zie antwoord vraag 2.
Welke noodzaak ziet u om in Europees verband acuut aan te dringen op het zo snel mogelijk ondersteunen van landen als Bulgarije met het verwerken van de asielinstroom, om te waarborgen dat asielzoekers, waaronder de Syrische vluchtelingen, overal in de EU fatsoenlijk worden opgevangen? Kan hierbij worden betrokken de invulling van de motie Schouw cs., die onder andere oproept tot het inzetten op een gezamenlijke Europese lijn inzake de opvang van Syrische vluchtelingen?2
De in het vorige antwoord genoemde gezamenlijke missie getuigt naar mijn mening van een adequaat optreden van de Commissie en de agentschappen. Ik verwacht dat onder andere de urgentie van eventuele maatregelen en de aangewezen vorm van ondersteuning door de missie in kaart wordt gebracht.
Voorts maakt Nederland zich sterk voor een betere coördinatie in EU- verband, en neemt proactief deel aan het coördinatieproces, van hulp aan en opvang van Syrische vluchtelingen in de regio.
Hoe verhouden de enorme verschillen in de kwaliteit van de asielprocedure en asielopvang tussen Europese lidstaten zich tot het bestaande Europees asielbeleid? Voldoet Bulgarije aan de Europese minimumnormen voor de opvang en bescherming van asielzoekers? Zo ja, op welke wijze?
Op 29 juni 2013 zijn de gewijzigde Opvangrichtlijn, nr. 2013/33/EU, en Procedurerichtlijn, nr. 2013/32/EU, gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. De lidstaten dienen de bepalingen uit deze richtlijnen ten laatste 20 juli 2015 te hebben omgezet in hun nationale stelsels.
Het is niet aan mij, maar juist de taak van de Europese Commissie om over correcte toepassing van het EU-recht te waken. De Commissie kijkt of het EU-recht wordt nageleefd en kan zonodig een EU-lidstaat verzoeken maatregelen te nemen als deze in gebreke blijft.
Deelt u de mening dat verschillen tussen de Europese lidstaten soms onaanvaardbaar groot zijn en dat de EU inspanningen zal moeten verrichten om die te verkleinen, zodat asielzoekers overal in de EU op gelijke, menselijke wijze worden behandeld? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat er momenteel tussen de EU-lidstaten aanzienlijke verschillen bestaan op terreinen als de asielprocedure en de opvang. Essentie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is om deze verschillen te minimaliseren. De in het antwoord op vraag 5 genoemde recente publicatie van de Opvangrichtlijn en Procedurerichtlijn is een belangrijke stap. Alle EU-lidstaten zijn gehouden om de (nieuwe) bepalingen van deze richtlijnen om te zetten in hun nationale stelsels.
Lidstaten die te maken hebben met een hoge migratiedruk en dientengevolge moeite hebben om aan hun verplichtingen jegens asielzoekers te voldoen, kunnen een beroep doen op de solidariteitsinstrumenten van de EU, zoals technische en operationele ondersteuning van EASO. Dit laat overigens onverlet dat de betrokken lidstaat zelf verantwoordelijk is om de verbeteringen in het nationale asielstelsel door te voeren.
Welke andere landen in de EU hebben momenteel vergelijkbare problemen met de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen?
De in antwoord 2 en 3 genoemde missie zal ook een bezoek brengen aan Griekenland en Cyprus.
Boetes die zijn opgelegd in verband met een stage van een vreemdeling bij een supermarkt |
|
Pieter Heerma (CDA), Marit Maij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kleine fout, forse boete, Asielzoeker, ondernemer en gemeente gedupeerd doordat ambtenaar vergeet werkvergunning te regelen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit soort situaties, waarin het om slechts één persoon gaat, en er een inval door vier man politie en een maand later door de Inspectie SZW wordt gedaan? In hoeverre zijn zulke acties representatief voor het optreden van de politie en de inspectie bij de bestrijding van illegale tewerkstelling in het algemeen en bij soortgelijke gevallen in het bijzonder? Kunt u aangeven op welke wijze de proportionaliteit wordt meegewogen?
De Inspectie SZW heeft als taak om erop toe te zien dat wetten en regels worden nageleefd, ook wanneer er geen sprake lijkt te zijn van een opzettelijke overtreding. Daarbij merk ik op dat de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid in de regel niet van tevoren kan worden vastgesteld. De controle door de Inspectie past binnen het reguliere inspectiepatroon, waarin inspecties plaatsvinden op basis van meldingen, signalen en informatie vanuit de eigen organisatie en andere toezichthouders.
Deelt u de mening dat, waar het slechts een stageplaats voor een korte periode betreft, er niet gesproken kan worden van verdringing van een reguliere arbeidsplaats? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat tot de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Kamerstukken 33 475), waarin staat dat arbeidswetgeving dient ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit en verdringing op de arbeidsmarkt?
De Wet arbeid vreemdelingen stelt dat het een werkgever verboden is om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. In de wet wordt een breed begrip van arbeid gehanteerd. Alle vormen van werk vallen hieronder, dus ook onbetaalde arbeid en «stages». De aanstelling van een vreemdeling op een «stageplek» gaat mogelijk ten koste van de aanstelling van prioriteitsgenietende arbeidskrachten op deze arbeidsplek. Er kan dus wel degelijk sprake zijn van verdringing op de arbeidsmarkt.
Bij de afgifte van een tewerkstellingsvergunning wordt gekeken of aan alle geldende arbeidsvoorwaarden wordt voldaan. In die zin dient de Wet arbeid vreemdelingen ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling en illegaliteit.
Op welke wijze kan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht bij de boeteoplegging worden betrokken, als bijvoorbeeld sprake is van een eerste en relatief lichte overtreding en er sprake is van een omissie? Kan in dat soort situaties bijvoorbeeld de boete worden gematigd, conform de Beleidsregel Boeteoplegging Wet Arbeid Vreemdelingen 2013? Zo nee, waarom niet?
Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient een boete evenredig te zijn met de verwijtbaarheid die iemand treft. Dit beginsel is uitgewerkt in de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen. De boete kan met 25%, 50% of 75% worden gematigd, afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid. Een matiging vindt niet plaats als een onderneming of persoon door onwetendheid de regels van de Wet arbeid vreemdelingen overtreedt. Of sprake is van verminderde verwijtbaarheid, wordt beoordeeld bij de boeteoplegging en zal in een bezwaar- en beroepsprocedure opnieuw beoordeeld kunnen worden.
Kunt u aangeven of zich vergelijkbare gevallen hebben voorgedaan als het onderhavige geval in Eindhoven en zo ja hoeveel, waarbij de Inspectie SZW op eenzelfde wijze heeft gehandeld qua oplegging en hoogte van boetes?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 past deze zaak binnen het reguliere handhavingspatroon, waarbij met toepassing van de Beleidsregel boeteoplegging Wav een boete is opgelegd. Daarin verschilt deze zaak niet van andere zaken waarin de Inspectie SZW een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen constateert.
Deelt u de mening dat met het opleggen van een maximale boete in gevallen als het onderhavige goedwillende werkgevers en organisaties ten onrechte op één lijn worden gesteld met notoir malafide werkgevers die structureel de wet overtreden ten behoeve van financieel gewin? Zo nee, waarom niet?
Nee. Binnen de wet bestaat er een breed scala aan sanctiemogelijkheden, afhankelijk van de specifieke overtreding. Met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving zijn extra sanctiemogelijkheden gecreëerd om notoire overtreders te treffen. Ondernemingen die de arbeidswetgeving herhaaldelijk overtreden krijgen een verhoogde boete opgelegd. Uiteindelijk kunnen zelfs werkzaamheden worden stilgelegd. Zo wordt extra ingezet op de aanpak van notoire overtreders. Op basis van een risicoanalyse bepaalt de Inspectie bovendien waar het risico op overtreding het hoogst is en extra toezicht geboden is.
Deelt u de mening dat door het optreden van de Inspectie SZW in het onderhavige geval het risico ontstaat dat goedwillende organisaties en bedrijven bevreesd raken om een vreemdeling te helpen met integratie en inburgering in de vorm van bijvoorbeeld werk of stage? Zo niet, waarom niet?
Ik juich toe dat organisaties en bedrijven zich maatschappelijk betrokken tonen door vreemdelingen te helpen integreren en inburgeren als het gaat om vreemdelingen die hier voor langere tijd mogen verblijven. Ook wanneer het gaat om het tewerkstellen van een vreemdeling, zijn zij echter verplicht zich aan de wet te houden en zich te vergewissen van de voorwaarden waaronder zij een vreemdeling te werk mogen stellen.
Op welke wijze houdt de Inspectie SZW in de handhaving en boetebeschikkingen ook rekening met de op 1 juni 2013 in werking getreden Wet modern migratiebeleid, onder het regime waarvan voor houders van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf geldt dat arbeid vrij is toegestaan zonder dat een tewerkstellingsvergunning nodig is?
De Inspectie SZW kijkt bij de handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen naar de feiten en omstandigheden in de situaties die zij onderzoekt, dus ook naar de arbeidsaantekening op de verblijfsvergunning die geldt op het moment van tewerkstelling. In dit geval was geen sprake van een verblijfstitel op grond waarvan het verrichten van arbeid zonder tewerkstellingsvergunning is toegestaan.
Wat gaat u ondernemen om te waarborgen dat de Inspectie in de handhaving en boeteoplegging voldoende proportioneel en naar evenredigheid optreedt?
Gelet op de antwoorden op voorgaande vragen, acht ik geen noodzaak aanwezig om maatregelen te nemen.
De medische opvang van twee uitgezette hongerstakers |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het juist dat de voorzieningenrechter met de uitzetting uit Nederland op 1 augustus 2013 naar Guinee van twee hongerstakers heeft ingestemd, omdat door u is toegezegd dat hun medische zorg in Guinee gedurende drie maanden door de Nederlandse overheid zou worden gefinancierd?1
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van één van beide vreemdelingen bepaald dat in voldoende mate kon worden vastgesteld dat de medische overdracht die op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van de IND was aangewezen, ook daadwerkelijk kon plaatsvinden.
Ten aanzien van de andere vreemdeling zijn geen medische voorwaarden aan de uitzetting gesteld. Wel heeft de voorzieningenrechter in deze casus de toezegging van de overheid meegewogen dat – vanwege de honger- en dorststaking – ook ten aanzien van deze vreemdeling voorzien zou worden in een medische overdracht. Daarbij gold de toezegging dat, indien medisch aangewezen, Nederland de medische behandeling van betrokkene voor de duur van maximaal 3 maanden zou betalen.
Is het u bekend dat de twee hongerstakers overeenkomstig de met de kliniek Pasteur te Conakry in Guinee gemaakte afspraken naar die kliniek zijn overgebracht, maar dat zij daar niet werden opgenomen ter behandeling en dat de op de avond van 1 augustus 2013 dienstdoende arts van die kliniek in een telefoongesprek met de Nederlandse vertrouwensarts van de betrokkenen uitdrukkelijk heeft gesteld dat betrokkenen slechts één nacht in de kliniek Pasteur konden blijven, aangezien die kliniek niet geschikt was voor een langdurige opname?
Na aankomst op de luchthaven van Conakry zijn betrokkenen overgedragen aan personeel van de Clinique Pasteur waarnaar ze per ambulance zijn overgebracht. De kliniek heeft vervolgens bevestigd dat betrokkenen bij de kliniek waren aangekomen en vervolgens ter observatie zijn opgenomen.
Naar aanleiding van berichten dat betrokkenen niet meer in de Clinique Pasteur zouden verblijven, heeft de DT&V navraag gedaan bij de kliniek. Op 6 augustus 2013 meldde de Clinique Pasteur dat betrokkenen op eigen initiatief én tegen medisch advies in, de kliniek twee dagen na aankomst hadden verlaten. Tevens benadrukte de Clinique Pasteur nog steeds bereid te zijn betrokkenen te consulteren en, indien noodzakelijk, op te nemen voor behandeling.
Ik ben bekend met de verklaring van Clinique Pasteur waaraan u refereert. Het klopt dat geen voorafgaande afspraken zijn gemaakt met de IND omdat deze afspraken zijn gemaakt met DT&V.
Heeft u naar aanleiding van de sommatie die de advocaat van betrokken u op 8 augustus 2013 heeft gezonden inzake de realisatie van de toegezegde geneeskundige verzorging op enigerlei wijze gecontroleerd of betrokkenen die verzorging daadwerkelijk ontvingen? Zo ja, waaruit bestond die controle en tot welke bevindingen heeft deze geleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ermee bekend dat de directeur van de kliniek Pasteur op 14 augustus 2013 aan de Nederlandse vertrouwensarts van betrokkenen de verklaring heeft doen toekomen dat er geen overeenkomst was gesloten met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de behandeling van betrokkenen of over hun opname voor welke duur dan ook en dat er op die datum nog geen enkele betaling door de IND had plaatsgevonden betreffende betrokkenen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ermee bekend dat de voorzieningenrechter ter zitting van woensdagmorgen 14 augustus 2013 zijn beslissing omtrent de namens betrokkenen gevraagde voorlopige voorziening heeft aangehouden totdat op eenduidige wijze zou zijn vastgesteld of betrokkenen al dan niet zouden worden opgenomen in kliniek Pasteur? Zo ja, welke stappen zijn daarop gezet teneinde te bewerkstelligen dat betrokkenen daadwerkelijk zouden worden opgenomen in die kliniek? Wanneer zijn terzake stappen gezet en wat hielden die concreet in?
Zowel voorafgaand aan de uitzetting als daarna, is door de Nederlandse overheid al het mogelijke gedaan om de toezeggingen ten aanzien van de medische overdracht en begeleiding van betrokkenen na te komen. Ook de berichten van de kliniek bevestigden dat de gedane toezeggingen waren nagekomen en dat – ook nadat betrokkenen op eigen initiatief het ziekenhuis hadden verlaten – de gemaakte afspraken nog steeds zouden worden gerespecteerd.
Niettemin is op 15 augustus 2013 besloten om een delegatie naar Guinee af te laten reizen om de kennelijke verwarring die was ontstaan over de toegang tot het ziekenhuis, weg te nemen. De voorzieningenrechter is hierover bij brief van 16 augustus 2013 geïnformeerd, waarop deze heeft besloten een zogenoemde ordemaatregel te treffen die inhield dat betrokkenen zich mochten melden voor behandeling in een alternatieve kliniek (Ambroise) totdat de (vermeende) problemen met de Clinique Pasteur zouden zijn opgelost.
Deze delegatie is op 18 augustus 2013 afgereisd naar Guinee. In de gesprekken die de delegatie in Conakry heeft gevoerd met de Clinique Pasteur verklaarde de kliniek wederom dat betrokkenen op eigen initiatief én tegen medisch advies in waren vertrokken en dat de kliniek steeds bereid is geweest te voorzien in eventueel benodigde medische zorg voor betrokkenen en dat ook nog steeds was. Deze verklaringen zijn bevestigd op schrift.
Gelet op het voorgaande deel ik niet de mening dat er onvoldoende voorbereidingen zijn getroffen om de toezeggingen inzake de geneeskundige verzorging van betrokkenen gestand te doen. In zijn uitspraak van 28 augustus 20132 oordeelt de voorzieningenrechter dat met het bezoek van de delegatie aan Guinee de gerezen twijfel over de toegankelijkheid van Clinique Pasteur afdoende is weggenomen en dat voldoende vaststaat dat opname en behandeling in de Clinique Pasteur gegarandeerd is.
Welke conclusies verbindt u aan het feit dat betrokkenen op vrijdag 16 augustus 2013 niet werden opgenomen in de kliniek Pasteur, en aan het gegeven dat de voorzieningenrechter toen heeft bepaald dat zij zich op kosten van de staat zouden kunnen laten opnemen in de kliniek Ambroise Paré? Deelt u de mening dat er onvoldoende voorbereidingen zijn getroffen om de toezeggingen inzake de geneeskundige verzorging van betrokkenen, die voor de voorzieningenrechter aanleiding vormden om in te stemmen met de uitzetting van deze hongerstakers naar Guinee, te realiseren? Zo nee, waarom komt u niet tot die conclusie?
Zie antwoord vraag 5.
Welke conclusies verbindt u aan het gegeven dat de artsen, die betrokkenen op 1 augustus 2013 hebben gezien in Conakry, hebben verklaard dat aan hen in (weerwil van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2013) geen medicijnen zijn meegegeven?
Voor één van beide vreemdelingen zijn medicijnen (voldoende voor gebruik gedurende één maand) overhandigd aan de arts die door de Guinese luchthavenautoriteiten was aangewezen om de vreemdelingen na landing aan boord medisch te beoordelen. Daarbij is aan deze arts het verzoek gedaan deze medicijnen aan de betreffende vreemdeling te overhandigen. Ten aanzien van de andere vreemdeling gold een dergelijk voorschrift niet.
Wat is uw conclusie met betrekking tot het gegeven dat de artsen in Conakry niets wisten van de medische historie van betrokkenen nu er geen medische overdracht heeft plaatsgevonden en betrokkenen hun medische dossier niet hebben meegekregen? Meent u dat er op een zorgvuldige en verantwoorde wijze gewerkt is?
De Clinique Pasteur is door de DT&V geïnformeerd over de medische toestand van de vreemdeling voor wie medische overdracht aangewezen was, voor zover die informatie bekend was bij de DT&V.
Klopt het dat de betrokkenen de kliniek Pasteur op 2 augustus 2013 hebben verlaten omdat er geen betalingsregeling was getroffen voor hun opname in die kliniek en betrokkenen ook zelf niet over de vereiste financiële middelen beschikten?
Nee, dat klopt niet. Betrokkenen hebben de kliniek op eigen initiatief én tegen medisch advies in verlaten.
Heeft u na de beslissing van de voorzieningenrechter op vrijdag 16 augustus 2013 een delegatie naar Conakry gezonden om overleg te plegen met de directeur van de kliniek Pasteur? Zo ja, uit wie bestond deze delegatie en wat is de uitkomst van dat overleg geweest? Heeft dat overleg ook geresulteerd in een overeenkomst over de opname van betrokkenen in de kliniek Pasteur? Zo ja, welke condities, met name welke kostprijs, zijn voor die opname overeengekomen?
De beslissing een delegatie naar Guinee te sturen is genomen op 15 augustus 2013, dus vóór de uitspraak van de voorzieningenrechter. De delegatie bestond uit twee medewerkers van de DT&V. Ten aanzien van de uitkomst van het overleg refereer ik aan mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Waarom heeft u niet gestreefd naar een overeenkomst met de kliniek Ambroise Paré, waar betrokkenen inmiddels waren opgenomen? Klopt het dat de kliniek Pasteur minder goed geoutilleerd is dan de kliniek Ambroise Paré, maar wel twee keer zo duur is?
Met de Clinique Pasteur zijn voorafgaand aan de uitzetting van betrokkenen, afspraken gemaakt over de medische overdracht en eventueel noodzakelijke vervolgbehandeling. Het BMA van de IND heeft de Clinique Pasteur in zijn advies expliciet genoemd als de kliniek waar de eventueel aangewezen zorg zou kunnen worden verleend. Daarbij heeft de DT&V eerder met de Clinique Pasteur samengewerkt en die samenwerking is naar tevredenheid verlopen.
Uitzonderlijke situaties daargelaten kan van de overheid in redelijkheid niet worden verlangd om, nadat een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van een medische overdracht is geborgd, vreemdelingen te volgen in hun eigen keuze om geen gebruik te maken van de diensten van het ziekenhuis waartoe de Nederlandse overheid de toegang heeft geborgd en zich vervolgens te melden bij een ander ziekenhuis waarvan de geschiktheid niet op voorhand door de Nederlandse overheid was vastgesteld. Het gegeven dat de Clinique Pasteur inderdaad hogere tarieven in rekening brengt dan de Clinique Ambroise Paré, is in deze niet relevant.
De delegatie heeft ook gesproken met de Clinique Ambroise Paré. Met de Clinique Ambroise Paré heeft de delegatie, naar aanleiding van de door de voorzieningenrechter op 16 augustus 2013 getroffen ordemaatregel, afspraken gemaakt over de betaling van de kosten voor de behandeling van beide betrokkenen tot zolang de ordemaatregel van kracht was. Daarnaast heeft een beleefdheidsbezoek plaatsgevonden aan de Guinese autoriteiten. De delegatie is op 20 augustus 2013 teruggekeerd naar Nederland.
Heeft de delegatie die naar Conakry is gezonden ook met anderen dan de directeur van de kliniek Pasteur overleg gehad? Zo ja, met wie hebben zij gesproken, wat was de inhoud van dat overleg en wat waren de uitkomsten daarvan? Wanneer is de delegatie teruggekeerd naar Nederland?
Zie antwoord vraag 11.
Zullen de kosten van de onderbrenging van betrokkenen in een hotel te Conakry en van hun geneeskundige verzorging voorafgaand aan hun opname in de kliniek Ambroise Paré (kosten die uit particulier initiatief zijn voldaan) door u vergoed worden?
Nee. Betrokkenen hebben zich immers uit eigen beweging onttrokken aan de zorg van de Clinique Pasteur.
Bent u bereid om alsnog de verzorging van betrokkenen in de kliniek Ambroise Paré volledig voor uw rekening te nemen na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 augustus 2013?
Gelet op het voorgaande, ben ik daartoe niet bereid.
Kunt u aangeven wat de kosten zijn geweest van de uitzetting van betrokkenen op 1 augustus 2013 en kunt u dit specificeren? Kunt ook aangeven wat de kosten waren van de delegatie die naar Conakry is gezonden?
Omdat betrokken vreemdelingen iedere medewerking aan hun terugkeer hebben geweigerd en eerdere pogingen tot uitzetting frustreerden, was er geen alternatief dan betrokkenen uit te zetten met een overheidsvlucht. De specifieke strafrechtelijke achtergrond van betrokkenen maakte voorts dat met hun uitzetting een bijzonder openbare orde belang was gediend. Voorkomen moet worden dat het signaal wordt afgegeven aan vreemdelingen die hun uitzetting frustreren, dat dit loont. De kosten van de uitzetting per overheidsvlucht bedroegen ongeveer EUR 92.000. De kosten van de delegatie die op 18 augustus 2013 naar Guinee gereisd is bedroegen ongeveer 6.000 EUR.
Het bericht dat de nieuwe PI Zaanstad geschikt is voor vreemdelingenbewaring |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitspraak van de hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) dat de nieuwe penitentiaire inrichting (PI) Zaanstad ook geschikt is voor vreemdelingenbewaring?1
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) streeft ernaar om gebouwen zo efficiënt en flexibel mogelijk in te zetten. De nieuwbouw wordt daarom zo vormgegeven dat sprake is van een multifunctioneel gebouw, waarbij rekening is gehouden met de verschillende regimes die binnen DJI ten uitvoer worden gelegd. Op die wijze werkt DJI aan justitiële inrichtingen die ook voor de toekomst bruikbaar zijn.
PI Zaanstad zal, zoals ook in het Masterplan DJI 2013–2018 is beschreven, in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Vreemdelingen die in bewaring worden gesteld, zullen worden ondergebracht in de drie detentiecentra Rotterdam, Schiphol en Zeist. DJI zal altijd rekening moeten houden met capacitaire ontwikkelingen.
Op welke wijze is de nieuwe PI Zaanstad geschikt voor vreemdelingenbewaring? Waarom is hiervoor gekozen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot acht u de kans dat deze nieuwe PI daadwerkelijk vreemdelingen zal detineren?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is eerder dit jaar besloten om bijna de helft van alle beschikbare plaatsen voor vreemdelingendetentie te sluiten en de nieuwe PI Zaanstad toch geschikt te maken voor vreemdelingenbewaring?2
Binnen de vreemdelingenbewaring is de afgelopen jaren sprake van een dalende instroom. Zoals in het Masterplan DJI is toegelicht maakt de dalende behoefte aan capaciteit een verantwoorde capaciteitsreductie in de vreemdelingenbewaring mogelijk. Rekening houdend met de benodigde capaciteitsmarge en de ontwikkeling en inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer, is besloten tot een afbouw naar een beschikbare capaciteit van 933 plaatsen.
Zoals reeds is vermeld in het antwoord op de vragen 1, 2 en 3, wordt de PI Zaanstad een multifunctioneel gebouw. Dat maakt het mogelijk om dit gebouw al naar gelang de behoefte aan detentiecapaciteit voor de ene of de andere sector van DJI in te zetten.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot uw voornemen om het regime voor vreemdelingendetentie los te koppelen van de Penitentiaire Beginselenwet?
Er is geen relatie tussen de vormgeving van de PI Zaanstad en mijn voornemen om het regime voor vreemdelingenbewaring uit de Penitentiaire beginselenwet te halen en te regelen binnen een bestuursrechtelijk kader. Het nieuwe regime van vreemdelingenbewaring zal worden uitgevoerd in de eerder in deze antwoorden genoemde locaties, te weten Rotterdam, Schiphol en Zeist.
Hoe verhoudt dit nieuws zich tot het inzetten van meer alternatieven voor vreemdelingendetentie?
In heb uw Kamer in mijn brief van 13 september jl.3, geïnformeerd over mijn plannen om meer in te zetten op toezichtmaatregelen bij terugkeer en minder op vreemdelingenbewaring. De vreemdelingen die niet meewerken aan terugkeer, waar een reëel risico op onttrekking is en daadwerkelijk zicht is op uitzetting, kunnen als ultimum remedium in bewaring worden gesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1, 2 en 3 reeds is vermeld, zal de PI Zaanstad in gebruik worden genomen door de sector Gevangeniswezen. Er is geen verband met de inzet van toezichtmaatregelen bij terugkeer.
Het ontkennen van het Marokkanenprobleem door de politie |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Politie ontkent Marokkanenprobleem»?1
Ja.
Klopt het dat de politie in Assen toe heeft staan te kijken bij ernstige ongeregeldheden in het uitgaansleven door Marokkanen? Zo ja, deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat de politie niet ingrijpt in dit soort situaties? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Het lokaal gezag heeft mij desgevraagd laten weten dat de politie ten tijde van het incident niet ter plaatse was. Zowel het slachtoffer als getuigen hebben de politie ten tijde van het incident en direct na het incident niet ingeschakeld. Na thuiskomst heeft het slachtoffer melding gemaakt van het incident, heeft de politie de aangifte opgenomen en is het opsporingsonderzoek direct gestart.
Neemt u als, verantwoordelijke voor de Nationale Politie, afstand van deze uitspraak van de politiewoordvoerder dat er geen Marokkanenprobleem is in Assen en erkent u dat er een Marokkanenprobleem in Nederland is? Zo nee, wat is dan volgens u de reden dat Marokkanen maar liefst vijf keer vaker verdachte zijn van geweldsdelicten dan autochtonen?
Door het lokale gezag wordt de inzet van het politieoptreden bepaald. Ook de verantwoording over het handelen van de politie in deze specifieke lokale situaties vindt plaats op lokaal niveau.
Op de criminaliteitscijfers onder Marokkaanse Nederlanders, de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen en de wijze waarop het kabinet daarop reageert ben ik in antwoord op eerdere schriftelijke vragen uit uw Kamer reeds uitgebreid ingegaan (zie bijvoorbeeld: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 2978 en 3062). Ik verwijs u naar deze antwoorden.
Kunt u aangeven in hoeverre de Nationale Politie het criminaliteitsprobleem onder Marokkanen serieus neemt als zij het beestje niet eens bij de naam durft te noemen?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u ervoor zorgen dat de politie in Assen, maar ook in de rest van Nederland, elke vorm van Marokkaanse straatterreur serieus neemt en aanpakt?
Zie antwoord vraag 3.
Het belang van de ondersteunende rol die NGO’s kunnen hebben voor het aannemelijk maken van het asielrelaas door asielzoekers |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Onderkent u het belang van de ondersteunende rol die niet-gourvermentele organisaties (NGO’s) kunnen hebben voor het aannemelijk maken van het asielrelaas door asielzoekers?
Ja.
Klopt het dat de NGO Center for Legal Aid Assistance & Settlement (CLAAS) nog steeds subsidie ontvangt van Nederland en dat zij een nauwe band heeft met de Nederlandse ambassade in Pakistan? Kunt u aangeven of deze status ertoe leidt dat door CLAAS verstrekte akten en documenten in beginsel als betrouwbaar worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet en welke aanvullende criteria worden gehanteerd?
In de periode 2011–2013 financiert de Nederlandse ambassade in Islamabad uit het Mensenrechtenfonds een project van de organisatie CLAAS. De activiteit waarvoor CLAAS subsidie ontvangt, is een andere dan de in deze vragen beschreven activiteit. De subsidieverstrekking zegt daarmee niet per definitie iets over de status van door CLAAS verstrekte informatie in de asielprocedure.
In algemene zin wordt informatie van een NGO door de IND niet zonder meer als betrouwbaar aangemerkt. Dit geldt overigens ook voor informatie van enig ander persoon of organisatie. De IND maakt altijd een beoordeling ten aanzien van de objectiviteit, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de bron waarvan de informatie afkomstig is. Daarnaast wordt er gekeken naar de inhoud van de informatie. Daarbij kan bijvoorbeeld gekeken worden of de informatie overeenkomt met de verklaringen van de vreemdeling tijdens de procedure of met de beschikbare informatie over de situatie in het land van herkomst. Ook kan gekeken worden of de informatie door (andere) bronnen bevestigd wordt. Verder is het van belang vast te stellen op welke wijze, praktisch en inhoudelijk, de informatie tot stand is gekomen. Op basis hiervan kan de IND een oordeel vormen over de waarde die toegekend wordt aan de ingebrachte informatie. Voorgaande geldt ook voor een organisatie als CLAAS. Bij iedere zaak wordt, op basis van de inhoud van de informatie, een individuele afweging gemaakt.
Ik heb geen informatie over hoe in andere Europese landen wordt omgegaan met informatie van CLAAS.
Klopt het dat de informatie van CLAAS in andere Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, in principe als betrouwbaar wordt aangemerkt in asielprocedures? Wordt deze lijn door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ook gevolgd? Zo nee, welke redenen zijn er voor de IND om hiervan af te wijken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt aan documenten die met behulp van CLAAS zijn verkregen bewijskracht ontzegd, terwijl de oorzaak ligt in het feit dat het bureau documentenonderzoek van de IND geen uitspraak kan doen? Deelt u de mening dat deze situatie onbevredigend is en bent u bereid te onderzoeken op welke wijze meer recht gedaan kan worden aan de inspanningen van de vreemdeling?
Het onderzoek door Bureau Documenten van de IND is tweeledig: een technisch onderzoek (wijze waarop documenten worden vervaardigd) en een tactisch onderzoek (onderzoek naar de (on)verenigbaarheid van verschillende aspecten). Als Bureau Documenten een document binnenkrijgt waarvan het geen vergelijkingsmateriaal heeft, dan kan er op basis van eerdergenoemd onderzoek niet altijd een uitspraak worden gedaan over de echtheid. Als er door Bureau Documenten geen uitspraak kan worden gedaan, betekent dit echter niet dat de inhoud van een document zonder meer terzijde geschoven wordt. Allereerst zal worden bezien of onderzoek anderszins, bijvoorbeeld in het land van herkomst, tot de mogelijkheden behoort. Indien ander onderzoek ook geen uitkomst biedt, zal zoals ik in antwoord 2 en 3 heb toegelicht, in iedere zaak een individuele beoordeling plaatsvinden. Ik acht deze werkwijze zorgvuldig en toereikend.
De voorgenomen uitzetting van een Irakees gezin met kinderen die onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) voornemens is om op maandag 26 augustus aanstaande een Iraaks gezin waarvan alle vier kinderen bij Nidos1 onder toezicht zijn gesteld uit te zetten naar België?
Bent u bekend met het feit dat het oudste kind op basis van een machtiging uithuisplaatsing al enige tijd in een opvanggezin verblijft? Bent u voorts op de hoogte dat de overige drie kinderen in de leeftijd van 2 tot 14 jaar met de ouders op 14 augustus 2013 in het uitzetcentrum in Zestienhoven zijn geplaatst met het oog op uitzetting en dat er voor deze drie kinderen op 21 augustus 2013 een spoed machtiging uithuisplaatsing is afgegeven door de kinderrechter op verzoek van Nidos en dat de bewaring voor hen (na veel aandringen door Nidos) pas aan het einde van deze dag is opgeheven?
Bent u bekend met het feit dat Nidos, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben vastgesteld dat de kinderen op dit moment ernstig beschadigd worden in hun ontwikkeling, wat voor de kinderrechter aanleiding vormde om de kinderen onder toezicht van Nidos te stellen en op 21 augustus ook een spoed machtiging uithuisplaatsing af te geven vanwege «onmiddellijk en ernstig gevaar»?
Bent u bekend met feit dat DT&V aanvankelijk de hele dag weigerde om het bevel van de kinderrechter op te volgen waardoor de kinderen de hele dag in vreemdelingenbewaring verbleven terwijl dit volgens de kinderrechter onverantwoord was? Hoe verhoudt in uw ogen het feit dat de Nederlandse Staat op last van de rechter de kinderen bij hun ouders vandaan moet halen zich tot het feit dat diezelfde Staat de kinderen met hun ouders in detentie laat zitten en wil uitzetten?
Bent u bekend met het feit dat Nidos zich als gezinsvoogd verzet tegen de overplaatsing van dit gezin omdat er op dit moment onvoldoende waarborgen zijn om dan de kinderbeschermingsmaatregelen ten uitvoer te brengen?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van artikel 5 en 18 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waarin staat dat de overheid de taken en verantwoordelijkheden van ouders en voogden moet respecteren en hen moet bijstaan als zij hulp nodig hebben?
Ben u bekend met het feit dat de ouders en twee oudste kinderen van vijftien en veertien jaar oud al veertien jaar zwervende zijn buiten Irak, dat de jongste twee kinderen van dertien en twee jaar oud in Nederland zijn geboren en dat zij de meeste tijd in Nederland zijn geweest? Bent u van mening dat in de huidige procedure de rechten van de kinderen voorop zijn gesteld?
Bent u bereid deze vragen met spoed (eventueel vertrouwelijk) te beantwoorden?
Het bericht 'Asscher's hypocriete waarschuwing tegen EU-arbeidsmigranten' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asscher waarschuwt EU over arbeidsmigratie»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Polen, Roemenen en Bulgaren nu al meer dan 2x vaker verdachte zijn van criminaliteit en oververtegenwoordigd zijn in de bijstand?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert cijfers over onder meer het relatieve aantal aangehouden verdachten en het relatieve aantal uitkeringsgerechtigden, onderverdeeld naar het land van herkomst.
De criminaliteitscijfers betreffen het aantal aangehouden verdachte personen per 10.000 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) voorkomende inwoners van dezelfde bevolkingsgroep. Uit de voorlopige gegevens van het CBS over 2012 blijkt een relatieve oververtegenwoordiging van het aantal in Nederland aangehouden verdachten met Polen, Roemenië of Bulgarije als land van herkomst ten opzichte van het gemiddelde, maar geen verdubbeling.2 Dit gegeven dient echter om meerdere redenen te worden genuanceerd. De CBS-cijfers betreffen alle categorieën misdrijven tezamen; op basis daarvan zijn moeilijk conclusies te trekken. Verder staan veel EU-migranten niet in het GBA geregistreerd, terwijl het CBS het aantal verdachten refereert aan het aantal GBA-geregistreerden in een groep. Bovendien zijn deze arbeidsmigranten veelal jonge mannen en het is algemeen bekend dat vooral jonge mannen strafbare feiten plegen Een aanpak die specifiek is gericht op (vermogens-)criminaliteit gepleegd door personen uit Midden- en Oost- Europa is beschreven in de brief aan uw Kamer van 26 maart 2012 over mobiele bendes uit deze regio.3
Zoals ik u in mijn brief van 7 maart jl. meldde, was de stijging van het uitkeringsgebruik in lijn met de toename van het totaal aantal migranten.4 Dit belet het kabinet echter niet zich te blijven inspannen om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkómen. Daartoe zal ik (zie mijn brief van 10 juli jl.5) per 1 oktober a.s. in Rotterdam een pilot starten om te voorkómen dat bijstand wordt uitbetaald in die situaties waarin achteraf zou blijken dat het verblijfsrecht eindigt als gevolg van het uitbetalen van de bijstand. Deze pilot heeft tot doel om een landelijk uitrolbare werkwijze te ontwikkelen, waarbij de IND, in het geval er redelijke twijfel is of het beroep op de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfrecht, toetst of het verblijfsrecht dient te worden beëindigd. Het wetsvoorstel dat dit moet regelen is thans in voorbereiding.
In hoeverre deelt u de visie dat de aanstaande immigratiegolf uit Roemenië en Bulgarije moet worden tegengehouden; helemaal gezien de massawerkloosheid die dit kabinet heeft veroorzaakt?
Vrij verkeer van werknemers is een verworvenheid van de Europese Unie en draagt bij aan een positieve economische ontwikkeling van zowel Europa als van Nederland. Dit laat onverlet dat wij onze ogen niet sluiten wanneer ten gevolge van een toename van het aantal arbeidsmigranten maatschappelijk onwenselijke situaties ontstaan. Daarom zet het kabinet met kracht het ingezette beleid voort in het kader van het project EU-arbeidsmigratie. Dit betreft maatregelen zoals de aanpak van malafide uitzendbureaus en van schijnconstructies, het bevorderen van het leren van de Nederlandse taal en het faciliteren van goede huisvesting.
Het kabinet anticipeert tevens op het wegvallen van de verplichting van een tewerkstellingsvergunning vanaf 1 januari 2014 voor Roemenen en Bulgaren en organiseert daarom samen met gemeenten (met Den Haag, Rotterdam, Westland als voortrekkers) op 9 september een bestuurlijke top om deze openstelling in goede banen te leiden. Tijdens deze top zal ik behalve met gemeenten tevens spreken met werkgevers- en werknemersorganisaties, migrantenorganisaties en met de Roemeense minister van Arbeid, Familie, Sociale Bescherming en Ouderen. Naast de focus op de uitvoering en handhaving van al eerdere genomen maatregelen, worden tijdens deze top ook nieuwe aanvullende maatregelen besproken.
Ziet u inmiddels in dat de beslissing om de tewerkstellingsvergunning voor Polen af te schaffen een meer dan domme beslissing is geweest die, zoals de PVV-fractie destijds al aangaf, velen in Nederland in de ellende heeft gestort? Zo neen, waarom niet?
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie en sinds 2007 is er sprake van vrij verkeer van werknemers tussen Polen en Nederland. Het aantal Polen dat naar Nederland is gekomen is sinds die tijd sterk gestegen. Die toenemende stijging van het aantal migranten en de daarbij behorende knelpunten waren aanleiding om het eerder genoemde project EU-arbeidsmigratie te starten. Sindsdien is er veel gebeurd om de toestroom van EU-migranten in goede banen te leiden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de grenzen ook na 1 januari 2014 voor Roemeense en Bulgaarse arbeiders gesloten te houden, en de tewerkstellingsvergunning voor Polen opnieuw in te voeren, of huilt u slechts krokodillentranen?
Op basis van de Toetredingsakkoorden kan een lidstaat van de Europese Unie (onder voorwaarden) beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers met nieuwe lidstaten. Nederland heeft deze mogelijkheid volledig benut. Uiterlijk per 1 januari 2014 geldt op grond van de toetredingsverdragen vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië. Na deze datum kunnen geen beperkingen meer worden gesteld aan het werknemersverkeer.
De effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe heeft u vastgesteld dat de Somaliërs zijn teruggekeerd vanwege ontstane twijfel over de nationaliteit?1 Hoe zijn deze mislukte uitzettingen te rijmen met de terugkeerafspraken die met de Somalische autoriteiten zijn gemaakt? Bieden deze terugkeerafspraken garanties dat de Somalische autoriteiten asielzoekers bij uitzetting ook daadwerkelijk zullen terugnemen?
Op basis van informatie verkregen van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de Somalische grensbewakingsautoriteit ben ik op de hoogte gekomen van de twijfel aan de Somalische nationaliteit van deze twee vreemdelingen. Het weigeren van deze vreemdelingen is niet strijdig met de gemaakte afspraken die immers zien op de toegang van Somalische onderdanen op het grondgebied van Somalië. De grensbewakingsautoriteit wordt volgens afspraak van tevoren geïnformeerd over de terugkomst van zowel personen die worden uitgezet als degenen die worden gefaciliteerd bij zelfstandige terugkeer. Aan de grens vindt de gebruikelijke controle plaats en de verantwoordelijke autoriteit kan na onderzoek tot de conclusie komen dat de betrokken persoon niet de Somalische nationaliteit bezit. De gemaakte afspraken bieden naar mijn mening voldoende garantie dat de Somalische autoriteiten onderdanen die uitgezet worden terugnemen, mits voor hen voldoende vaststaat dat zij de Somalische nationaliteit hebben (waarin betrokkenen zelf ook een rol hebben).
Kunt u nader specificeren hoeveel asielzoekers vrijwillig zijn teruggekeerd naar Somaliland en hoeveel naar Zuid- en Centraal Somalië?2
In beginsel wordt geregistreerd naar welk land een vreemdeling terugkeert en niet naar welk gebied. Aangezien het de vreemdeling vrij staat om na aankomst in het herkomstland door te reizen heb ik geen zicht op waar de vreemdeling zich uiteindelijk vestigt.
Waarom verschilt het antwoord op vraag 3 van de eerdere vragen over de effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië van hetgeen namens u bij de rechtbank in Rotterdam is uiteengezet?3
Ik volg u niet in de stelling dat deze informatie met elkaar strijdig is.
Bent u van mening dat er voor de Somaliërs die worden vastgehouden in vreemdelingendetentie voldoende zicht op uitzetting is?4
Ja. Er bevinden zich (gestelde) Somaliërs in vreemdelingendetentie voor de uitzetting naar hun herkomstland of naar een ander land, bijvoorbeeld in het kader van een Dublin-claim. Voor zover uw vraag ziet op de uitzetting naar Somalië, twijfel ik gelet op de gemaakte afspraken met de Somalische federale autoriteiten niet aan de mogelijkheden tot uitzetting. Ook het feit dat zelfstandige terugkeer naar Somalië plaatsvindt, bevestigt mij in dit standpunt. Indien in een individueel geval geen zicht meer is op uitzetting, bijvoorbeeld door een getroffen interim- measure of voorlopige voorziening, dan wordt de vreemdelingenbewaring beëindigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich in een zitting van 9 augustus jl. over de vraag gebogen of er zicht is op uitzetting naar Somalië en zal hierover naar verwachting op korte termijn uitspraak doen. Uiteraard zal ik gevolg geven aan deze uitspraak indien de Afdeling oordeelt dat er onvoldoende zicht is op uitzetting naar Somalië.
Wat is uw reactie op het bericht dat Artsen zonder Grenzen, dat al sinds 1991 actief is in Somalië, uit Somalië vertrekt omdat het daar te onveilig is geworden? Blijft u bij uw standpunt dat het veilig genoeg is voor Somaliërs om terug te keren?5
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief over de wijziging in het landgebonden asielbeleid Somalië6, blijkt uit het laatste ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken dat er groepen zijn die specifieke risico’s lopen vanwege op hen gerichte aanslagen door Al-Shabaab. Het betreft personen die politieke activiteiten verrichten voor de Somalische autoriteiten, medewerkers van ngo’s en journalisten. De door Artsen Zonder Grenzen genomen beslissing ligt in de lijn van het beeld dat ten grondslag ligt aan het asielbeleid voor Somalië. Met de zorgwekkende situatie in Somalië en positie van bijzondere groepen wordt bij het nemen van individuele beslissingen zeer wel rekening gehouden. Dat betekent echter niet dat iedere asielzoeker uit Somalië bij voorbaat bescherming behoeft. Als uit een individuele afweging, die de asielzoeker door de rechter kan laten toetsen, blijkt dat terugkeer verantwoord is, dan zal de betreffende asielzoeker het vertrek ook ter hand moeten nemen.
Is het feit dat er inmiddels dertien «interim measures» zijn afgegeven door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voor u reden om pas op de plaats te maken en af te zien van (pogingen tot) uitzettingen naar Zuid-Centraal Somalië totdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een inhoudelijke uitspraak heeft gedaan over de veiligheidssituatie? Bent u bereid opvang te verlenen aan asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal Somalië totdat het EHRM een dergelijke uitspraak heeft gedaan?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op uw vraag 5 van mijn antwoorden op uw eerdere vragen over dit onderwerp7.
De uitzetting van een zieke asielzoeker |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre was u op de hoogte van de situatie van de 6-jarige Renata?1
Graag verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over deze kwestie. In die antwoorden ga ik in op de procedurele gang van zaken, waaronder begrepen het aantal medische contactmomenten. Vanwege het medisch beroepsgeheim dat geldt voor medische dossiers en vanwege het door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) aangekondigde onderzoek, kan ik op dit moment geen uitspraken doen over de inhoudelijke aspecten van het medisch handelen in deze zaak.
Kunt u een gedetailleerd feitenrelaas geven over de medische aanpak van dit meisje? Wie wist wat op welk moment?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u vervolgens aangeven hoe dit feitenrelaas zich verhoudt tot de gepresenteerde gegevens in het tv-programma De Vijfde Dag?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw definitie van «de menselijke maat» en in hoeverre bent u van mening dat deze werkwijze in dit geval van toepassing is geweest?
Zoals ik in het debat van 18 april 2013 over het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde reeds uitvoerig met uw Kamer heb gewisseld, heb ik met de menselijke maat willen aangeven dat er bij de uitvoering van beleid oog dient te zijn voor de individuele vreemdeling. Die menselijke maat is nu reeds in de uitvoering aanwezig, maar het betreffende rapport van de IVenJ heeft duidelijk gemaakt dat het op een aantal plaatsen beter kan en moet. Ik heb tevens aangegeven met de term menselijke maat niet te doelen op een wijziging van het restrictieve uitgangspunt van het Nederlandse toelatingsbeleid of van de maatregelen uit het regeerakkoord. Voor alle duidelijkheid, de casus van Renata speelde in november vorig jaar (zij verbleef in Nederland van 13 juni 2012 tot en met 26 november 2012). De casus Dolmatov en de discussie daaromtrent vonden plaats in de periode februari-april 2013.
Zoals gemeld in mijn beantwoording van de vragen van het lid Van Hijum, hadden Renata en haar ouders toegang tot de medische zorg en wil ik voorts niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek van de IGZ en de IVenJ.
Bent u met het oog op de ernst van de zaak bereid deze vragen voor 9 augustus 2013 te beantwoorden?
Ja.
De uitzetting van een zesjarig meisje met acute leukemie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van de Vijfde Dag d.d. 31 juli 2013 over de overdracht naar Polen van een zesjarige asielzoeker met acute leukemie?
In een schriftelijke reactie op de uitzending heb ik mijn medeleven betuigd met Renata en met haar ouders, zuster en grootmoeder. Uiteraard betreur ik het ten zeerste dat Renata momenteel ernstig ziek is.
Op welke manier is bij deze overdracht rekening gehouden met de verslechterende medische situatie van het meisje? Hoe wordt doorgaans vlak voor en tijdens de uitzetting rekening gehouden met de medische situatie van een (minderjarige) vreemdeling?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over deze kwestie. In die antwoorden ga ik in op de procedurele gang van zaken. Vanwege het medische beroepsgeheim dat geldt voor medische dossiers en vanwege het door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) aangekondigde onderzoek kan ik op dit moment geen uitspraken doen over de inhoudelijke aspecten van het medisch handelen in deze zaak.
Deelt u het standpunt van het Gezondheidscentrum Asielzoekers dat het protocol op correcte wijze is gevolgd? Zo ja, waarom? Betekent dit dat toekomstige gevallen als onderhavige nog steeds voor kunnen blijven komen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat vlak voor de overplaatsing naar Rotterdam door een huisarts een bloedonderzoek was voorgeschreven en dit advies niet is uitgevoerd? Zo nee, waarom dan niet? Op welke wijze wordt normaliter omgegaan met een dergelijk advies?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt door het Bureau Medische Advisering (BMA) standaard een bloedonderzoek gedaan als zij een medisch advies moeten geven? Zo nee, waarom niet?
Bloedonderzoeken kunnen in het kader van de diagnostiek gedaan worden door de behandelend artsen. BMA adviseert in het kader van vreemdelingrechtelijke procedures en diagnosticeert en behandelt niet. BMA baseert zich voor haar advies op de diagnose en medische behandeling door behandelend artsen. Deze informatie wordt bij de behandelaars opgevraagd. Conform KNMG-richtlijnen is medische advisering strikt gescheiden van medische behandeling.
Ik hecht eraan op te merken dat BMA op geen enkel moment heeft geadviseerd over de situatie van Renata. Voor haar is nooit een aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw ingediend.
Kunt u toelichten welke medische onderzoeken en handelingen het BMA uitvoert ten behoeve van een medisch advies? Is dit volgens een standaardprotocol of hangt het af van de omstandigheden van het individuele geval?
BMA handelt overeenkomstig het protocol Bureau Medische Advisering 20101.
BMA vraagt schriftelijke gegevens op bij de behandelend artsen die op de toestemmingsverklaring staan vermeld. Deze toestemmingsverklaring wordt door de vreemdeling ingevuld en hiermee verleent deze de BMA-adviseurs onder meer toestemming om informatie over zijn gezondheidssituatie en behandeling op te vragen bij de in de verklaring genoemde behandelaars. Als de beschikbare medische informatie van de behandelaars daartoe aanleiding geeft, houdt BMA een spreekuur of wordt een expertise uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige (niet zijnde de behandelaar) op het desbetreffende vakgebied. Bij een spreekuur of expertise worden geen bloedonderzoeken in het kader van diagnostiek gedaan.
Als wordt geconcludeerd dat sprake is van acute leukemie, wordt dan doorgaans alsnog een fit-to-fly verklaring door een arts afgegeven? Zo ja, waarom? Wordt er dan ook door ofwel de arts ofwel de Nederlandse autoriteiten gekeken of de noodzakelijke medische zorg aanwezig is in het land waar de vreemdeling naartoe wordt teruggestuurd?
De fit to fly verklaring ziet op de vraag of de vreemdeling medisch gezien kan reizen. Een fit to fly test vindt alleen plaats als er een medische aanleiding toe is. De vraag daarbij is of iemand de komende uren kan vliegen. Onder meer een eerder BMA advies of twijfel van de medische dienst of de betrokkene vlieggeschikt is, kunnen voor de DT&V aanleiding zijn tot het vragen van een fit to fly verklaring. Ook opmerkingen van een advocaat in combinatie met medische bijzonderheden, die bekend zijn bij de medische dienst, kunnen aanleiding zijn voor een fit to fly onderzoek.
De fit to fly keuring vindt plaats op basis van richtlijnen van de International Air Transport Assocoation (IATA). Een fit to fly arts brengt zelfstandig een advies uit. De DT&V heeft geen invloed op de inhoud van het advies, maar organiseert uitsluitend dat uitvoering wordt gegeven aan eventuele, door BMA of de fit to fly arts, gestelde reisvoorwaarden.
Hoe ziek een (minderjarige) vreemdeling moet zijn om niet als fit to fly gekeurd te worden, is ter beoordeling van een onafhankelijk arts. Het gaat hier altijd om maatwerk. Tijdens het vertrekgesprek in een uitzetcentrum wordt ruimte geboden om in te gaan op eventuele medische bijzonderheden die dan gemeld worden aan de medische dienst, zodat een arts deze signalen op waarde kan schatten.
Hoe ziek moet een (minderjarige) vreemdeling zijn om niet als fit-to-fly te worden aangemerkt?
Zie antwoord vraag 7.
Wordt bij de aanvraag van een fit-to-fly verklaring gebruik gemaakt van het oordeel van onafhankelijke artsen? In hoeverre hebben zij een contract met een Nederlandse overheidsinstantie of zijn zij betrokken bij het BMA? Vindt er overleg plaats tussen deze artsen en bijvoorbeeld de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) alvorens een verklaring wordt afgegeven?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre is er overleg geweest tussen de familie en de DT&V over de medische situatie? Op welke wijze wordt normaliter gesproken over de medische situatie van vreemdelingen voordat zij worden uitgezet of overgedragen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke omstandigheden kunnen leiden tot het vragen van een fit-to-fly verklaring? Wat houdt zo’n medisch onderzoek precies in? Kunt u toelichten hoe een dergelijke procedure in zijn werk gaat? Erkent u dat dit meisje niet had mogen worden overgedragen aan Polen en zij in Nederland sneller behandeld had moeten worden?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de gang van zaken en de Kamer hierover te berichten? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum, gaan de IGZ en de IVenJ een onderzoek instellen, in het bijzonder naar het medisch handelen en de medische informatieoverdracht in de keten.
De uitzetting van een asielgezin met een ernstig ziek kind naar Polen |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van De Vijfde Dag over de uitzetting van Renate naar Polen in het kader van een Dublin-overdracht?1
Ja.
Bent u bereid in een feitenrelaas exact aan te geven welke medische klachten van Renate op welk moment bij uw diensten bekend waren en op welke wijze daarop is gereageerd, zowel in het asielzoekerscentrum als in het uitzetcentrum?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over deze kwestie. In die antwoorden ga ik in op de procedurele gang van zaken, waaronder begrepen het aantal medische contactmomenten. Vanwege het medisch beroepgeheim dat geldt voor medische dossiers en vanwege het door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) aangekondigde onderzoek, kan ik op dit moment geen uitspraken doen over de inhoudelijke aspecten van het medisch handelen in deze zaak.
Acht u het handelen van uw diensten volledig adequaat? Kunt u aangeven op welke wijze de menselijke maat en een persoonlijke benadering ten aanzien van het ernstig zieke meisje, vorm hebben gekregen in deze specifieke zaak?
Uit mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum blijkt dat Renata en haar ouders toegang hebben gehad tot medische zorg. De IGZ en IV&J zullen onderzoek doen naar de kwaliteit van de geboden zorg en de medische informatieoverdracht in de keten. Op de uitkomsten van dat onderzoek kan ik niet vooruitlopen.
Waren er in de deze zaak mogelijke belemmeringen voor het gezin om toegang te krijgen tot daadwerkelijke, effectieve en adequate medische zorg om Renate zo spoedig mogelijk te onderzoeken en te behandelen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een asielzoekersgezin, indien bekend zou zijn geweest dat één van de kinderen acute leukemie had, niet mag worden uitgezet, ook niet in het kader van een Dublin-overdracht naar een andere EU-lidstaat en daarmee dat het zieke gezinslid meteen in een Nederlands ziekenhuis behandeld moet worden?
In een situatie waarin een acute medische behandeling noodzakelijk is, zal deze uiteraard direct in Nederland worden verleend. Dit betekent niet dat de overdracht aan de verantwoordelijk EU-lidstaat in het geheel niet meer zal plaatsvinden. Dit zal mede afhankelijk zijn van de duur van de in Nederland noodzakelijke behandeling en de individuele omstandigheden.
Het artikel 'nog vijf dagen en ze was ingeslapen' |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «nog vijf dagen en ze was ingeslapen», over het onthouden van medische zorg aan de 7-jarige Renate tijdens haar verblijf in Nederland?1
Ja. Voor alle duidelijkeid: de casus Renata speelde in november vorig jaar (zij verbleef in Nederland van 13 juni 2012 tot en met 26 november 2012). De casus Dolmatov en de discussie daaromtrent vonden plaats in de periode februari-april 2013. Bij mijn diensten was op geen enkel moment in de periode van 13 juni 2012 tot en met 26 november 2012 bekend dat Renata toen zij in Nederland verbleef leed aan acute leukemie.
Klopt de strekking van het artikel dat de medische posten van het asielzoekerscentrum (AZC) in Baexum en later van het uitzendcentrum Rotterdam de toegang van Renate tot artsen onthielden, ondanks serieuze indicaties van een ernstige ziekte? Klopt het dat het in oktober door een huisarts gevraagde bloedonderzoek niet is uitgevoerd?
Zoals uw Kamer bekend is, ben ik zeer terughoudend in het verstrekken van informatie over individuele vreemdelingen bij de beantwoording van vragen van uw Kamer. In deze bijzondere situatie acht ik het echter van belang in zekere mate van dit uitgangspunt af te wijken. Het gezin waartoe Renata behoort, heeft er voor gekozen de publiciteit te zoeken en daarbij individuele informatie naar buiten te brengen. Vanwege deze publiciteit en het beeld dat doordoor is ontstaan, zie ik aanleiding om op punten in de individuele zaak van Renata in te gaan.
Bij het onderzoeken van het verloop van de gebeurtenissen zijn de onder mij ressorterende diensten en ikzelf beperkt doordat voor de medische dossiers het medisch beroepsgeheim geldt. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) hebben inmiddels gemeld een onderzoek in te zullen stellen, in het bijzonder naar het medisch handelen en de medische informatieoverdracht in de keten.
Ik zal in deze beantwoording daarom met name in gaan op de procedurele gang van zaken, waaronder begrepen het aantal medische contactmomenten. Ik hecht er aan u hieraan voorafgaand te informeren over het verloop van de vreemdelingrechtelijke procedures van het gezin, alsmede over de inrichting van de medische zorg voor asielzoekers in Nederland.
Het gezin bestaande uit vader, moeder, twee dochters en grootmoeder heeft zich op 13 juni 2012 gemeld bij de Nederlandse autoriteiten ten behoeve van een asielaanvraag. In de daarop volgende rust- en voorbereidingsperiode is de Poolse autoriteiten verzocht de behandeling van het asielverzoek over te nemen. Het gezin had eerder in Polen verbleven waardoor, ingevolge de EU-Dublin-verordening, Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek. Polen heeft hiermee ingestemd. Op 13 augustus 2012 is de asielaanvraag in Nederland ondertekend en is de asielprocedure gestart. Op 21 augustus 2012 is deze asielaanvraag op grond van de Dublinclaim afgewezen.
Het gezin kon zich niet vinden in deze beslissing en heeft beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening gevraagd. Beide zijn op 17 september 2012 door de rechter afgewezen. Het gezin heeft tegen de uitspraak van de rechter hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is op 16 oktober 2012 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet-ontvankelijk verklaard.
Op 24 september 2012 waren inmiddels ook drie aanvragen tot uitstel van vertrek om medische redenen (artikel 64 Vw 2000) ingediend voor de vader, moeder en grootmoeder. De ouders hebben niet namens hun dochter een aanvraag ingediend. Deze aanvragen van de ouders en grootmoeder zijn op 15 oktober 2012 afgewezen. Op 9 november 2012 is tegen die afwijzing bezwaar gemaakt door het gezin en is een verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank ingediend. Ook is bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting. De voorzieningenrechter heeft op 23 november 2012 de ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. Op een later moment is het bezwaar tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting niet-ontvankelijk verklaard en is het bezwaar tegen de afwijzing van uitstel van vertrek ongegrond verklaard.
Op 21 november 2012 is het gezin, overeenkomstig het daarvoor geldende beleid, inbewaring gesteld, waarna op 26 november 2012 de overdracht aan Polen heeft plaatsgevonden.
Gedurende de asielprocedure, van 13 juni 2012 tot het moment van de inbewaringstelling op 21 november 2012, is het gezin opgevangen door het COA. Zoals uw Kamer bekend is, is de zorg voor personen die aanspraak maken op opvang van het COA als volgt georganiseerd.
Alle bewoners van het COA hebben recht op en toegang tot de medische zorg. Deze zorg is vergelijkbaar met de zorg voor Nederlandse ingezetenen. Dit betekent dat asielzoekers gebruik kunnen maken van reguliere zorgverleners en -instellingen, zoals de huisarts, de verloskundige of het ziekenhuis. Ook het verstrekkingenpakket komt grotendeels overeen met het verstrekkingenpakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Omdat asielzoekers een bijzondere doelgroep vormen met veelal onvoldoende beheersing van moderne talen en onbekendheid met het Nederlandse zorgsysteem, is bij de totstandkoming van het nieuwe zorgmodel extra aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de zorg. In het zorgmodel dat vanaf 1 januari 2009 van kracht is, zijn daarom aanvullende huisartsenvoorzieningen van toepassing. Asielzoekers kunnen voor de toegang tot de zorg gebruik maken van het inloopspreekuur huisartsenzorg dat op of nabij de COA-locatie wordt gehouden. Net als in de reguliere zorg beoordeelt in de huisartsenpraktijk een Praktijkassistent (gediplomeerd doktersassistent) de aard en urgentie van de gezondheidsklacht. Afhankelijk daarvan en gekoppeld aan de bevoegdheden van ieders discipline bestaat het vervolg uit:
De huisarts is in alle gevallen medisch eindverantwoordelijk voor de zorg. Deze stelt de diagnose vast.
Daarnaast kunnen asielzoekers zelfstandig een afspraak maken met de huisarts, of via het medisch callcentrum de Praktijklijn Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) bellen. De contactmomenten met het GCA worden geregistreerd in het huisartseninformatiesysteem (HIS). Die registratie is bij de verdere beantwoording ook het uitgangspunt.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft overigens laatstelijk in 2012 de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de zorg voor bewoners van opvanglocaties getoetst. U bent hierover geïnformeerd door de minister van VWS, per brief van 14 mei 2012 (Kamerstukken 2011–2012, 19 637, nr. 1530).
Het eerste contact van Renata dat mogelijk gerelateerd kon worden aan de genoemde klachten dateert van dinsdag 13 november 2012. Op die dag is zij gezien door een praktijkverpleegkundige van het GCA. De verpleegkundige heeft over de symptomen van Renata telefonisch contact gehad met de huisarts. De symptomen vormden voor de huisarts geen aanleiding Renata op dat moment zelf te zien.
In de avond van maandag 19 november is door de ouders gebeld met de praktijklijn van GCA. De huisarts op de praktijklijn besluit dat ze die avond nog door de huisarts van de huisartsenpost gezien moeten worden, waarna vervoer naar de huisartsenpost wordt geregeld. Ze wordt onderzocht door de arts van de huisartsenpost, die aangeeft dat zij bij de eigen huisarts een bloedonderzoek moeten laten doen.
De volgende dag, dinsdag 20 november, komt de moeder met Renata echter niet tijdens, maar buiten het spreekuur langs voor het bloedonderzoek. Er wordt daarom een afspraak gemaakt voor de volgende dag, woensdag 21 november.
Op woensdag 21 november wordt het gezin inbewaring gesteld.
Het staat het GCA niet vrij om medische dossiers zonder toestemming van betrokkenen door te sturen of informatie daaruit te delen met derden. Bij andere partners binnen de vreemdelingenketen was de informatie uit het medisch dossier van Renata niet bekend en kon zonder toestemming van de ouders niet bekend worden. GCA is bij het besluit tot inbewaringstelling niet betrokken.
Bij de inbewaringstelling door de politie te Venlo zijn de ouders van Renata gehoord. Daarbij zijn vragen gesteld over de gezondheidstoestand van de gezinsleden.
Uit de informatie van de medische dienst van het detentiecentrum Rotterdam blijkt voorts het volgende. In de avond van 21 november, na aankomst in het detentiecentrum Rotterdam wordt het gezin gezien door een verpleegkundige.
Op 22 november vindt volgens het protocol de medische intake plaats met een verpleegkundige. In de avond van 22 november wordt de medische dienst gebeld vanuit de gezinsafdeling en laat de verpleegkundige Renata naar de medische dienst komen. De verpleegkundige overlegt haar bevindingen met de spoedarts en er wordt medicatie voorgeschreven. De situatie wordt doorgegeven aan de teampost van de afdeling en voor de volgende dag wordt een afspraak gepland op het huisartsenspreekuur. Op 23 november wordt Renata gezien door de huisarts. In de avond wordt zij gezien door een verpleegkundige.
Op 24 en 25 november is er op meerdere momenten een verpleegkundige op Renata’s afdeling geweest in verband met verstrekking van medicatie en het verpleegkundig spreekuur. Daarbij zijn geen bijzonderheden gemeld.
Op 26 november heeft de overdracht aan Polen plaatsgevonden.
Waarom hebben de medische posten niet doorverwezen naar een huisarts? Hebben zij hiermee conform de zorgvuldigheidseisen gehandeld? In hoeverre kan uit de registratie van het Gezondheidscentrum worden afgeleid of er verzoeken tot doorverwijzing van de familie zijn geweest, ook als die niet zijn gehonoreerd?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het AZC de beschikbare medische gegevens niet heeft overgedragen aan het uitzendcentrum Rotterdam? In hoeverre is hiermee gehandeld in strijd met protocollen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is er voorafgaand aan de uitzetting naar Polen nog getoetst of vervoer met het oog op de medische toestand van Renate verantwoord was? Wat was de uitkomst van deze toets en waarop was deze gebaseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat Renate in Nederland medische zorg had moeten ontvangen? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om bij voorgenomen uitzetting in aanmerking te komen voor uitstel op medische gronden? Bent u van mening dat de medische zorg in de maanden dat Renate in Nederland verbleef adequaat is geweest?
Uit de beantwoording van de vragen 2 t/m 5 blijkt dat Renata in Nederland medische zorg heeft ontvangen. De IGZ en IVenJ stellen een onderzoek in naar het medisch handelen en de medische informatieoverdracht in de keten. Op de uitkomsten van dat onderzoek kan ik niet vooruitlopen. De EU-Dublin-verordening kent geen regeling inzake het opschorten of afzien van de overdracht op medische gronden. Wanneer een overdracht kortdurend wordt opgeschort zal dit over het algemeen niet hoeven betekenen dat overdracht niet meer mogelijk is. Ik ben inderdaad van mening dat de regels van de Dublin-verordening nimmer de noodzakelijke zorg van personen in de weg mogen staan. Er is ook geen aanleiding om te veronderstellen dat de Dublin-verordening op enigerlei wijze een belemmering vormt voor goede medische zorg. In de casus van Renata heeft dit geen rol gespeeld.
Voor de vraag of er medische beletselen zijn om een uitzetting verantwoord te achten is het beoordelingskader inzake artikel 64 Vw 2000 het uitgangspunt.
Klopt het dat bij uitstel van overdracht op medische gronden geen beroep meer gedaan kan worden op de Dublin-conventie? In hoeverre heeft dit meegespeeld bij de uitzetting? Bent u van mening dat de regels van de Dublin-conventie er niet toe zouden mogen leiden dat asielzoekers noodzakelijke zorg wordt onthouden?
Zie antwoord vraag 6.
De effecten van de wijziging van het landgebonden asielbeleid Somalië |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel Somaliërs zijn er gedwongen uitgezet sinds het ambtsbericht van 30 november 2012?
Er zijn sinds de beleidswijziging die volgde op dit ambtsbericht, tot op heden, enkele personen1 gedwongen naar Somalië teruggekeerd, maar deze personen zijn aan de grens geweigerd door de grensbewaking vanwege een ontstane twijfel omtrent de nationaliteit. Deze personen hebben eerder in Nederland te kennen gegeven uit Somalië afkomstig te zijn en er waren geen aanwijzingen dat dit anders zou zijn.
Wat is het effect tot op heden voor de mate waarin mensen vrijwillig willen terugkeren? Kunt u dit onderbouwen met cijfers?
In 2012 zijn er circa 10 vreemdelingen vrijwillig teruggekeerd naar Somalië en in 2013 zijn er tot en met juni circa 20 vreemdelingen vrijwillig teruggekeerd2. Uit het laatste ambtsbericht Somalië kan afgeleid worden dat er sprake is van een verbeterde situatie in met name Mogadishu. Hierdoor is gedwongen terugkeer naar Somalië weer mogelijk, waardoor vreemdelingen mogelijk eerder geneigd zijn vrijwillige terugkeer ter hand te nemen.
Welke afspraken zijn er met Somalië gemaakt? Wordt ook gebruik gemaakt van uitzetdelegaties, zoals bij Guinee?
Met de federale autoriteiten van Somalië is de afspraak gemaakt dat ongeveer vier weken voor gedwongen vertrek een kennisgeving aan de autoriteiten van Somalië wordt gegeven. Als binnen twee weken geen negatief bericht van de autoriteiten wordt ontvangen, kan de vlucht worden geboekt. Voor het reizen naar Somalië wordt volgens gemaakte afspraken met de federale autoriteiten gebruik gemaakt van een EU-staat. Er is geen sprake van taskforces, zover hiermee bedoeld wordt delegaties die vanuit Somalië naar Nederland komen.
Hoeveel Somaliërs bevinden zich op dit moment in vreemdelingendetentie? Is de gemiddelde verblijfsduur in detentie toegenomen sinds het nieuwe ambtsbericht?
Hoeveel «interim-measures» zijn er inmiddels afgegeven door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar aanleiding van pogingen om Somaliërs uit te zetten? Welke consequenties heeft dit? Ziet u hierin reden om het beleid ten aanzien van Somalië te wijzigen?
Sinds 30 november 2012 is in 13 aanhangige zaken door het EHRM een niet nader gemotiveerde voorlopige maatregel (interim measure) op basis van Regel 39 van het Procesreglement van het Hof opgelegd (stand van zaken op 29 juli 2013). Hierbij merk ik nog het volgende op. De regering wordt niet op de hoogte gesteld als een klager het Hof heeft verzocht om oplegging van een voorlopige maatregel, maar dit verzoek is afgewezen. Ik kan u derhalve geen cijfers verstrekken over de afgewezen verzoeken tot oplegging van een voorlopige maatregel. Wel kan ik u melden dat het Hof niet in alle aan de regering gecommuniceerde klachten tevens een voorlopige maatregel oplegt. Daarnaast werd in de genoemde periode in één zaak het verzoek tot oplegging van een voorlopige maatregel ingetrokken nadat bleek dat de vreemdeling vrijwillig terug wenste te keren naar Somaliland en om die reden in contact was getreden met het IOM (Internationale Organisatie voor Migratie).
Het gegeven dat het Hof in een aantal zaken een voorlopige maatregel heeft opgelegd heeft tot gevolg dat de betreffende vreemdelingen gedurende hun procedure voor het EHRM niet zullen worden uitgezet, de vreemdelingenbewaring – voor zover daarvan sprake is – wordt opgeheven en dat aan hen in beginsel opvang wordt verleend. De toewijzing van een – niet gemotiveerde – voorlopige maatregel heeft geen gevolgen voor het staande beleid. De maatregel geeft immers geen inhoudelijk oordeel over de merites van de zaak, maar schort uitzettingshandelingen op totdat het Hof zich heeft kunnen buigen over de merites van de zaak. Voorlopige maatregelen zijn dus tijdelijke bevriezingsmaatregelen en geen «uitspraken» van het Hof.
Mocht het zo zijn dat een bodemuitspraak van het EHRM mij noodzaakt mijn beleid te herzien, dan zal ik hier uiteraard uitvoering aan geven. Het is overigens nog niet bekend wanneer een Hofuitspraak te verwachten is.
Hoe verloopt de pilot door het EASO (European Asylum Support Office) over het verzamelen en delen van reeds beschikbare landeninformatie voor Somalië? Zal dit resulteren in een Europees ambtsbericht? Zo ja, per wanneer?
Het doel van de pilot is een efficiëntere verspreiding en uitwisseling van reeds aanwezige landeninformatie onder alle lidstaten. Op 5 en 6 september 2013 vindt de eerste EASO- bijeenkomst van de Somalië-werkgroep plaats op Malta. Deelnemers zijn Country of Origin (COI)-specialisten van immigratiediensten van verschillende EU-lidstaten, waaronder Nederland. Het is nog niet bekend of de samenwerking zal resulteren in een Europees ambtsbericht.
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van Amnesty International dat terugkeer naar Zuid- en Centraal-Somalië in strijd is met het internationale recht?1 Wat is uw reactie hierop?
Dit standpunt van Amnesty International deel ik niet. Asielaanvragen van alle Somaliërs worden individueel beoordeeld en hierbij wordt de veiligheidssituatie in het land in aanmerking genomen. Pas na deze beoordeling is terugkeer van de asielzoeker aan de orde, als is vastgesteld dat geen asielbescherming nodig is.
In mijn brief aan uw Kamer5 en in eerdere antwoorden op Kamervragen6 over de wijzigingen in het asielbeleid ten aanzien van Somalië heb ik aangegeven dat de herwaardering van de situatie in Mogadishu – die niet langer wordt gekwalificeerd als situatie als beschreven in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn – met zich meebrengt dat de belemmeringen voor gedwongen terugkeer naar alle delen van Somalië zijn weggenomen. Ik heb daarom aangegeven dat ik gedwongen terugkeer naar Somalië, met de nodige zorg, weer ter hand ga nemen. Ten aanzien van Zuid- en Centraal-Somalië (buiten Mogadishu) is er geen sprake van een situatie waarin een ieder gevaar loopt louter door zijn aanwezigheid aldaar. In individuele gevallen kan er sprake zijn van een 3 EVRM-risico, zoals wanneer iemand zich niet kan handhaven onder Al-Shabaab en terug moet keren naar of door een gebied dat onder hun controle staat, of als er sprake is van «verwestersing». Ook hierover heb ik u eerder geïnformeerd en mijn beleid is in overeenstemming met het oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de uitspraak inzake Sufi en Elmi7.
De voortdurende wantoestanden rondom de “vluchtflat” in Amsterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over een geval van mishandeling in de zogenaamde «vluchtflat» in Amsterdam?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat illegale bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen?
Ik heb geen informatie die de conclusie in uw vraag onderschrijft dat de bewoners van de «vluchtflat» herhaaldelijk misdrijven plegen. Wel stel ik vast dat er zich de voorbije maanden enkele incidenten hebben voorgedaan in de vluchtflat naar aanleiding waarvan ook eerder schriftelijke vragen zijn gesteld.2
Welke personen en/of organisaties faciliteren de «vluchtflat»? Welke acties onderneemt u hiertegen nu het terugkeerbeleid hierdoor ernstig ondermijnd wordt?
Zoals ik in antwoord op eerder door u gestelde Kamervragen heb geschreven, hebben de woningcorporatie De Key, HVO Querido en het Leger des Heils gezamenlijk afspraken gemaakt over de huis- en gedragsregels, die gelden voor het gebouw dat woningcorporatie De Key tijdelijk, tot 1 oktober 2013, beschikbaar heeft gesteld voor deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Daarnaast wordt door deze organisaties voorzien in levensmiddelen en zijn er ook andere personen die de bewoners van de vluchtflat ondersteunen.
Zolang individuele personen en organisaties die deze uitgeprocedeerde asielzoekers helpen, handelen binnen de grenzen van de wet, is er geen aanleiding om stappen te zetten. Zij moeten er echter wel op bedacht zijn geen onterechte verwachtingen te wekken bij deze uitgeprocedeerde asielzoekers.
Deelt u de mening dat de voortdurende wantoestanden rond de «vluchtflat» (en voordien de Vluchtkerk), zoals mishandeling, aanranding, vechtpartijen en drugsgebruik, bewijzen dat er juist meer illegalen vastgezet moeten worden in plaats van veel minder zoals u voor ogen staat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vreemdelingenbewaring is een instrument dat de overheid als uiterst middel kan inzetten om daadwerkelijk vertrek van een vreemdeling te realiseren. Dit is verankerd in de Vreemdelingenwet en de Europese Terugkeerrichtlijn. Vreemdelingenbewaring is geen instrument in het kader van strafrecht en mogelijk gepleegde strafbare feiten.
Wat betreft het beëindigen van het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het bewuste gebouw merk ik op dat het, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, aan de burgemeester van Amsterdam is om in voorkomend geval actie te ondernemen tegen het verblijf van de betrokken vreemdelingen. Een en ander neemt niet weg dat ik met de gemeente in overleg blijf ten einde de situatie van de betreffende vreemdelingen ook individueel te kunnen beoordelen.
Bent u bereid de «vluchtflat» te ontruimen, alle illegalen die daar zitten vast te zetten en vervolgens zo spoedig mogelijk uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.