Het bericht dat er weer asielzoekers op het terrein voor Ter Apel hebben overnacht |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat wederom asielzoekers op het terrein voor Ter Apel hebben geslapen?1
Het klopt dat er in de nacht van dinsdag 27 op woensdag 28 september circa 30 mensen buiten hebben geslapen. Omstreeks 00.45 uur ’s nachts was aan iedereen op het voorterrein van Ter Apel onderdak geboden. De groep die deze nacht buiten heeft doorgebracht is op een later moment in Ter Apel aangekomen en kon daarom niet meer naar een opvanglocatie worden gebracht. Ook was er op dat moment geen mogelijkheid meer, ondanks de inspanningen van alle samenwerkingspartners op en rond de locatie, om anderszins in onderdak te voorzien, zoals in de sporthal en wachtruimen van de IND op Ter Apel. Alle inspanningen zijn erop gericht om dit in de toekomst te voorkomen.
Hoe is dit mogelijk, aangezien de regering beweerde dat dit voorbij zou zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Waren er vervangende plekken voor de (nood)opvanglocaties die volgens het nieuwsbericht op 27 september jl. zijn gesloten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn de asielzoekers daar niet naartoe gebracht?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het dat bij het sluiten van (nood)opvanglocaties asielzoekers weer naar Ter Apel worden gebracht? Was dat conform afspraak of is er een gebrek aan coördinatie?
Alle inzet is erop gericht om Ter Apel te ontlasten. Het sluiten van (crisis nood)opvanglocaties wordt niet opgevangen door de mensen vanuit deze locaties onder te brengen in Ter Apel.
Op dit moment reizen incidenteel mensen die verblijven op (crisis)noodopvanglocaties, en zijn aangekomen voor de inzet van het ticketingsysteem, zelfstandig naar Ter Apel omdat zij de indruk hebben op die manier eerder aan de beurt te zijn in het I&R-proces. Deze groep wordt voorlichting gegeven om te laten zien dat het zelfstandig afreizen er niet toe leidt dat de asielaanvraag sneller in behandeling wordt genomen. Ook is het incidenteel voorgekomen dat mensen naar Ter Apel werden gebracht als er een crisisnoodopvanglocatie sloot. Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. In reactie daarop is met de betrokken veiligheidsregio’s afgesproken dat dit in het vervolg daarom niet meer zo zou gebeuren.
Welk deel van de capaciteit van de locatie Zoutkamp werd op 27 september jl. benut?
In de ochtend van 27 september verbleven circa 540 personen in Zoutkamp. Op deze locatie kunnen maximaal 600 mensen verblijven.
Begrijpt u dat de gemeenteraad Westerwolde inmiddels aanstuurt op een nieuw contract met het COA nu de regering zijn beloften niet nakomt?2
Ik begrijp dat de huidige situatie in de gemeente Westerwolde onwenselijk is voor alle partijen. De druk op de asielketen is nog steeds onverminderd hoog. Hoewel de situatie in de gemeente Westerwolde is verbeterd en er geen mensen meer buiten voor de poort overnachten, blijft de druk om iedereen onderdak te bieden ongekend hoog. Uw Kamer is op 14 oktober jl. per brief geïnformeerd over het actueel beeld in Ter Apel. Zoals vermeld in de brief, verblijven op dit moment nog altijd meer dan 2.000 personen in Ter Apel. Dat is nog steeds meer dan afspraken met de gemeente Westerwolde toestaan.
Op 26 augustus jl. is uw Kamer geïnformeerd over de bestuurlijke en politieke afspraken die het kabinet samen met partners in de migratieketen en medeoverheden heeft gemaakt over de aanpak van de opvangcrisis. Hoewel het COA, de gemeenten en de rest van de migratieketen heel hard werken om meer opvangplekken te realiseren, moet ik helaas constateren dat nog steeds sprake is van een landelijk tekort aan plekken. Zoals vermeld in de Kamerbrief van 14 oktober jl. zijn er minder crisisnoodopvangplekken gerealiseerd door gemeenten en veiligheidsregio´s. Hoewel gemeenten wel op schema liggen ten aanzien van de taakstelling huisvesting vergunninghouders en het inlopen van de achterstand, blijft de versnelde huisvesting van 20.000 vergunninghouders door gemeenten momenteel achter op schema liggen. Voorts is de totale instroom op dit moment aanzienlijk hoger dan aan het begin van dit jaar was voorzien. Alle omstandigheden tezamen maakt dat het tot op heden niet is gelukt om de afspraken met Westerwolde na te komen. Dit betreur ik ten zeerste.
Ik onderschrijf de noodzaak om in gezamenlijkheid al het nodige te doen om de afspraken met de gemeente Westerwolde na te komen. Op verschillende lagen binnen de betrokken organisaties wordt met man en macht gewerkt om te komen tot een structurele oplossing voor de algehele opvangproblematiek.
Ik ben de gemeente Westerwolde zeer erkentelijk voor al hetgeen zij doet in de huidige situatie. Wij zijn voortdurend in gesprek met de gemeente Westerwolde over de problematiek die zij aldaar ervaren. Ik ben bereid om met de gemeente Westerwolde te spreken over de toekomst van de asielopvang. Dit gesprek zal zo spoedig mogelijk worden georganiseerd.
Waarom lukt het niet om uw afspraken met de gemeente Westerwolde na te komen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in gesprek te treden met de gemeente Westerwolde over de toekomst van asielopvang in die gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op het bericht dat de medische en psychische hulp aan asielzoekers in noodopvanglocaties tekort schiet?3
De uitdagingen die het vinden van voldoende opvangplekken met zich meebrengen, zorgen ook voor uitdagingen voor de medische zorg aan asielzoekers. Desalniettemin lukt het in samenwerking met diverse zorgpartijen om in (vrijwel) alle opvanglocaties, met inbegrip van de (crisis)noodopvanglocaties, de toegang tot de huisarts te realiseren. Er wordt daarnaast gebruik gemaakt van een praktijklijn die is ingezet vanuit GZA, een 24/7 bereikbare telefoondienst inclusief tolkvoorziening die triage kan verrichten en waar nodig (bijvoorbeeld bij spoedgevallen) doorverwijzen naar een (spoed)huisarts. Zo nodig verwijst deze (spoed)huisarts weer door naar 2de lijnszorg. Voor de continuïteit van de zorg wordt gebruik gemaakt van een centraal beheerd medisch dossier dat beschikbaar is voor de huisartsen op de locaties. Dus ook in geval van verhuizingen is het medisch dossier beschikbaar voor de nieuwe huisarts. Net als dat voor andere inwoners van Nederland geldt, kan via de huisarts vervolgzorg worden ingeschakeld en indien nodig ook psychische hulp. Samen met verschillende zorgpartijen vindt verder overleg plaats om te kijken hoe we – gegeven de huidige opvangsituatie – de zorg nog verder kunnen verbeteren.
In Ter Apel zijn per 1 november de dagelijkse openingstijden van het GZA tot 22 uur verruimd. Hierdoor is het ook in de avonden mogelijk om ter plaatse triage te doen en medische zorg te bieden waar nodig. Ook is er hierdoor meer aanwezigheid op het voorterrein en in de wachtkamers om tijdig zaken te kunnen signaleren.
Wat gaat u doen om «de ernstige schadelijke effecten op het psychisch en lichamelijk welzijn» te beperken en te voorkomen?
Zie antwoord vraag 9.
Wanneer verwacht u eindelijk te kunnen stoppen met noodopvanglocaties en te zorgen voor adequate opvang?
In de nabije toekomst zie ik geen mogelijkheden om te kunnen stoppen met de noodopvanglocaties, ondanks dat alle inspanningen hier wel op gericht zijn. In de brief die op 14 oktober jl. naar uw Kamer is verstuurd, wordt uitgebreid ingegaan op de voortgang van diverse sporen.4
Op 8 november jl. heb ik uw Kamer kunnen mededelen dat het wetsvoorstel gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen in consultatie is gebracht. Onderdeel van de afspraken op 26 augustus was de toezegging om een wettelijke taak voor gemeenten om asielopvangvoorzieningen mogelijk te maken. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens vanuit het Veiligheidsberaad en de commissarissen van de Koning in hun rol als rijksorgaan om juridisch instrumentarium te ontwikkelen en (verder) invulling te geven aan de inhoudelijke plannen rondom asielopvang.
Het realiseren van een aanmeldcentrum voor asielzoekers in Bant |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Aanmeldcentrum Bant is van de baan, COA ziet te weinig draagvlak» en «Mogelijk plek voor nareizigers in plaats van aanmeldcentrum in Bant»?1, 2
Ja.
Kunt u uitleggen wat de situatie nu precies is en welke concrete plannen er liggen voor het realiseren van opvang in de gemeente Noordoostpolder? Welke stappen moeten er nog worden gezet en welke knelpunten kunnen nog in de weg zitten voor de komst van opvang?
De situatie is, dat het COA het oorspronkelijke verzoek niet heeft doorgezet omdat in verschillende bijeenkomsten met het college, de gemeenteraad van Noordoostpolder, vertegenwoordigers van dorpsbelangen en omwonenden werd onderstreept dat er al vele jaren draagvlak is om bij te dragen aan de asielopvang in Nederland, maar dat de nieuwe functie op de beoogde plek niet passend is. Het COA heeft in een brief aan het college gevraagd om na te denken over een alternatief. In deze brief is opgenomen dat de bezwaren die lokaal tegen het ingediende plan leven, serieus worden genomen, en dat de gemeente daarom wordt gevraagd na te denken over een ander voorstel. Dit gezien de aanhoudende behoefte voor meerdere aanmeldcentra in het asielsysteem. De gemeente heeft eerder aangegeven bereid te zijn een dergelijk voorstel te doen om daarmee, naast het AZC in Luttelgeest, een additionele bijdrage aan de asielopvang te kunnen leveren.
Inmiddels heeft het gemeentebestuur van Noordoostpolder mij geïnformeerd dat het maandag 10 oktober jl. heeft besloten om een additionele locatie met 300 opvangplekken beschikbaar te willen stellen binnen de gemeente Noordoostpolder en zoekt het in samenwerking met het COA naar een geschikt kavel. De gemeente is in de lead voor de verkenning, participatie en het aandragen van een voorkeurslocatie bij het COA. De gemeenteraad heeft het COA verzocht om de aangekochte kavel in Bant te verkopen. Het COA zal hierover in gesprek gaan met de gemeente. De nieuwe locatie zal naar alle waarschijnlijkheid gaan fungeren als een opvangplek waar nareizende gezinsleden kunnen verblijven in afwachting van een woning bij de referent. Het betreft hier dan geen aanmeldcentrum zoals oorspronkelijk bedoeld.
Wanneer zal de genoemde opvang in Bant in bedrijf worden genomen?
Gezien de dringende noodzaak om Ter Apel te ontlasten is een snelle realisatie van deze voorziening essentieel. Het bestuur van de gemeente Noordoostpolder is zich daarvan bewust.
Waarom denkt u dat er geen draagvlak is voor een aanmeldcentrum maar wel voor de opvang van nareizigers? Hoe beoordeelt u dit onderscheid?
Dat oordeel was in dit geval aan het gemeentebestuur van Noordoostpolder. Ik heb daar in dit geval geen uitgesproken mening over – mede omdat de gemeente al een sinds vele jaren een forse bijdrage levert met het asielzoekerscentrum in Luttelgeest. In algemene zin roep ik gemeenten op om zo min mogelijk doelgroepbeperkingen voor te leggen bij het realiseren van opvanglocaties
Wat is de reden om in te zetten op een opvang voor nareizigers, aangezien nareizigers op dit moment al in Zevenaar terecht kunnen?
In Zevenaar is een proceslocatie voor de ontvangst van nareizigers, maar er is nog steeds behoefte aan meer proces – en opvangcapaciteit voor de nareizigers die in afwachting zijn van een woning bij hun referent.
Zie mijn beantwoording op vraag 4.
Deelt u de mening dat de realisatie van een aanmeldcentrum een hoge urgentie heeft? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik.
Waarom is niet gekozen voor het gebruik van een ruimtelijk instrumentarium zoals een inpassingsplan voor de realisatie van een aanmeldcentrum in Bant?
Er is op dit moment niet gekozen voor het gebruik van een ruimtelijk instrumentarium omdat de gemeente Noordoostpolder al sinds enkele decennia een forse bijdrage levert aan de asielopvang door middel van het AZC Luttelgeest.
Welke stappen zet u nu om alsnog op zeer korte termijn een aanmeldcentrum te realiseren zodat Ter Apel kan worden ontlast?
Ik ben op diverse plaatsen in Nederland in gesprek voor de realisatie van een additioneel aanmeldcentrum.
Op welke termijn verwacht u de Kamer te kunnen informeren over een nieuwe locatie voor een aanmeldcentrum?
Daar kan ik op dit moment geen toezegging over doen omdat dat afhankelijk is van de medewerking van gemeenten.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 19 oktober, beantwoorden?
Ja.
De uitspraken inzake het indammen van de bevolkingsgroei |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht uit het Nederlands Dagblad waaruit blijkt dat u de bevolkingsgroei wil indammen?1
Ja
Deelt u de mening dat het kabinet spreekt met één mond? Zo ja, waarom gaat u dan met uw uitspraken in tegen het kabinet dat juist inzet op meer bevolkingsgroei?
Op 29 september jongsleden heb ik een brief (kst-1051463) naar uw Kamer gestuurd waarin ik nader inga op mijn uitspraken in het genoemde artikel en hoe dit past binnen de eenheid van kabinetsbeleid.
Ik citeer uit deze brief:
«In het artikel in het Nederlands Dagblad ben ik ingegaan op de demografische groei en de effecten daarvan op Nederland. Er zijn grenzen aan de groei die we kunnen accommoderen in de ruimte en dat is reden om na te denken over manieren waarop we de verwachte bevolkingsgroei kunnen afremmen.
Deze gedachten sluiten aan op het coalitieakkoord. Het kabinet heeft als doel meer grip te krijgen op migratie. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het kabinet periodiek inzicht wil krijgen op de verwachte arbeids-, kennis- en asielmigratie en daarbij de mogelijkheid te onderzoeken om te werken met een beleidsmatig richtgetal van migratie naar Duits voorbeeld. Het kabinet heeft besloten een staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 in te stellen om de implicaties van vergrijzing en bevolkingsgroei te doordenken. De resultaten verwachten we eind 2023.»
Hoe verhouden uw uitspraken zich met de realiteit dat er onder de diverse kabinetten Rutte ruim één miljoen nieuwkomers zijn bijgekomen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ik pleit ervoor meer grip te krijgen op demografische ontwikkelingen in Nederland, in lijn met het coalitieakkoord. Naar aanleiding van de resultaten van de staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 zal ik samen met mijn collega’s in het kabinet bespreken op welke manier de verwachte demografische trends en ontwikkelingen impact zullen hebben op de beleidsterreinen onder mijn verantwoordelijkheid en/of op de terreinen van mijn collega’s in het kabinet.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met het feit dat onder dit kabinet het ene na het andere immigratierecord wordt verbroken, alleen al over 2022 bijna 200.000 nieuwkomers? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord op vraag 3.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met een Staatssecretaris die als lijn heeft «hoe meer asielzoekers, hoe beter»?2 Graag een gedetailleerd antwoord.
In zoverre deze vraag betrekking heeft op eenheid van kabinetsbeleid, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. De kwalificaties in deze vraag worden niet herkend. Nederland staat voor een rechtvaardig, humaan en effectief asiel- en migratiebeleid. Het kabinet wil migratie zoveel mogelijk in goede banen leiden binnen de kaders van de EU en de internationale verdragen. Voorstellen uit de Tweede Kamer worden dan ook steeds tegen die inzet getoetst.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met het kabinetsbeleid dat elk voorstel tot immigratiebeperkende maatregelen torpedeert: onder andere geen asielstop, geen grenscontroles, het niet actief uitzetten van asielzoekers die criminele delicten plegen, het niet uitzetten van veilige- en derdelanders, en het niet opzuigen van het VN-Vluchtelingenverdrag dat een aanzuigende werking heeft op asielzoekers? Graag een gedetailleerd antwoord.
Onder mijn verantwoordelijkheid valt hoe vergrijzing en bevolkingsgroei doorwerken in ruimtelijke ordening, een leefbare woonomgeving en bouwopgaves voor de toekomst. In de eerder genoemde Kamerbrief van 29 september breng ik dit nader in kaart. Langs deze lijnen zal ik vanuit mijn portefeuilles inspelen op de effecten, maar ik zie dat dat alleen niet voldoende zal zijn. Er zijn dus ook grenzen aan wat we aan kunnen. Tevens is de eerder genoemde staatscommissie ingesteld om advies uit te brengen over scenario's, beleidsopties en handelingsperspectieven van de regering in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen. De kwalificaties in deze vraag worden niet herkend. Nederland staat voor een rechtvaardig, humaan en effectief asiel- en migratiebeleid. Het kabinet wil migratie zoveel mogelijk in goede banen leiden binnen de kaders van de EU en de internationale verdragen. Voorstellen uit de Tweede Kamer worden dan ook steeds tegen die inzet getoetst.
Hoe gaat u de daad bij het woord voegen en hoe gaat u de bevolkingsgroei adequaat indammen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord op vraag 3.
De door Poetin aangekondigde gedeeltelijke mobilisatie en het Europees verbod op toeristenvisa voor Russen |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u reflecteren op het artikel «Russische Minister Lavrov beschuldigt het Westen van ongekende «russofobie»» van HLN van 24 september 2022?1
De Russische autoriteiten, onder wie Minister Lavrov, gebruiken het begrip «russofobie» in een poging de antiwesterse en nationalistische sentimenten in Rusland aan te wakkeren.
Herinnert u zich dat Poetin de aanval op Oekraïne rechtvaardigde met het verhaal dat Russischtaligen werden gediscrimineerd in Oost-Oekraïne en zelfs van genocide sprak? Aangezien het narratief van «russofobie» het verhaal is dat Poetin gebruikt om medestanders voor zijn oorlog te krijgen, welk effect zou het hebben als de Europese Unie (EU) haar grenzen opent voor de Russische mannen die het land ontvluchten omdat ze niet willen vechten voor Poetin en hen hartelijk verwelkomt?
De Russische media staan onder strikte controle van het Kremlin. Zeker sinds de Russische inval in Oekraïne is het beeld dat de Russische bevolking krijgt zeer gekleurd. Het feit dat Russische mannen het land proberen te verlaten verandert daar niets aan.
EU-lidstaten zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbeheer ten aanzien van de gemeenschappelijke buitengrenzen. Met inachtneming van het Unierecht, zoals de Schengengrenscode, bepalen lidstaten dus zelf wie zij toegang geven tot hun grondgebied. Daarbij dienen zij internationale verplichtingen na te leven, waaronder het beginsel van non-refoulement. Het kabinet steunt de in de EU gemaakte afspraak om te komen tot een gezamenlijke aanpak, waarbij zowel de internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen.
In EU-verband is afgesproken actief te werken aan het tegengaan van Russische desinformatie, waarbij wereldwijd aandacht wordt gevraagd voor de legitieme zelfverdediging van Oekraïne en het belang wordt benadrukt dat landen de grove Russische schending van de soevereiniteit en de territoriale integriteit Oekraïne veroordelen.
Welk effect zullen beelden hebben van vele Russische jonge mannen die dolgelukkig zijn dat ze de EU binnengelaten zijn? Bent u bereid om er bij uw collega’s op aan te dringen om als EU deze kans te benutten om het narratief van Poetin te ontkrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u reflecteren op het item van het Jeugdjournaal over Rusland van zondag 25 september waarbij een Russische studente wordt opgepakt tijdens een interview met de journaliste van het Jeugdjournaal?
Het kabinet heeft grote zorgen om de vrijheid van meningsuiting in Rusland. In zijn mensenrechtenbeleid zet het kabinet zich in voor het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, ook in Rusland.
Bent u het ermee eens dat de Russen in Rusland niet veel tegen Poetin kunnen beginnen vanwege de harde consequenties van verzet?
Het is niet aan het kabinet hierover te speculeren.
Bent u het ermee eens dat elke Rus die het land verlaat niet tegen Oekraïne kan vechten en dat het in dat kader strategisch is om zoveel mogelijk Russische jongemannen te verwelkomen in de EU?
Het kabinet is van mening dat lidstaten zorgvuldig moeten beoordelen of personen die toegang willen tot hun grondgebied voldoen aan de voorwaarden. Dit geldt ook voor Russische staatsburgers. Zoals ook gesteld in antwoord op vraag 2 en 3, dienen bij deze beoordeling de EU-lidstaten zich te houden aan Europese en internationale regelgeving omtrent grensbeheer en waarborgen van fundamentele rechten. Verder, zoals ook eerder gesteld, pleit het kabinet voor een gecoördineerde en gebalanceerde aanpak op Europees niveau, onder leiding van de Europese Commissie, waarbij zowel de internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen.
Er zijn ook veiligheidsrisico’s verbonden aan het toelaten van grote groepen Russische mannen waarvan niet op voorhand te zeggen is of ze misschien door Poetin tussen de vluchtende massa zijn gezet om bijvoorbeeld in West-Europa aanslagen te plegen, welke ideeën heeft u om de bijkomende veiligheidsrisico’s te mitigeren?
De organisaties die in Nederland verantwoordelijk zijn voor veiligheid, grensbeheer en immigratie zijn alert op signalen van misbruik van de migratiestroom en asielprocedure en op mogelijke veiligheidsrisico’s.
Op de buitengrenzen voeren de Koninklijke Marechaussee (KMar) en politie grenscontroles uit conform EU-regelgeving. Onderdeel daarvan is ook dat derdelanders bevraagd worden in Europese en nationale datasystemen, waaronder het Schengeninformatiesysteem (SIS). Personen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid kunnen de toegang tot Nederland en daarmee het Schengengebied worden geweigerd.
Daarnaast zijn alle betrokken organisaties tijdens het asielproces alert op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Zo zijn de KMar en politie tijdens het identificatie- en registratieproces waakzaam op mogelijke Nationale Veiligheidssignalen en geven zij deze zo nodig door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten of grijpen zelf in. Vervolgens screent de IND asielzoekers op basis van onder andere de informatie uit het identificatie- en registratieproces, het aanmeldgehoor, eventuele informatie van derden en een naslag in sociale media en open bronnen. Deze screening ziet, naast op signalen met betrekking tot nationale veiligheid, ook op signalen die betrekking hebben op internationale misdrijven. Signalen kunnen ook later in het proces worden opgevangen door de organisaties in de keten en worden ook dan doorgegeven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, kan de IND vreemdelingrechtelijke maatregelen nemen.
Alle getroffen maatregelen binnen de migratieketen laten onverlet dat niet kan worden uitgesloten dat kwaadwillenden via de migratiestroom Europa binnenkomen en daarbij mogelijk ook misbruik van de asielprocedures kunnen maken.
Kunt u reflecteren op het artikel «Deel EU-landen zit met deserterende Russen in de maag» van de NOS van 24 september 2022?2
Het kabinet heeft begrip voor de zorgen van lidstaten aan de grenzen met Rusland op het gebied van veiligheid. Lidstaten zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbewaking. Met inachtneming van het Unierecht, zoals de Schengengrenscode bepalen lidstaten dus zelf wie zij toegang tot hun grondgebied geven. Daarbij dienen zij internationale verplichtingen na te leven, waaronder het beginsel van-refoulement. Op Europees niveau is besproken om gezamenlijk te komen tot een gebalanceerde en gecoördineerde aanpak, waarbij zowel internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen. Het kabinet steunt deze aanpak. De Europese Commissie heeft vervolgens de richtsnoeren ten aanzien van visum- en grensbeleid aangepast, zie ook beantwoording vraag 11.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Van der Burg, heeft gezegd dat Russen die in Nederland aankomen niet worden teruggestuurd en hun asielprocedure mogen afwachten, maar hoe draagt dit bij aan de oplossing zolang de Europese landen aan de grens met Rusland de vluchtende Russen tegenhouden? Bent u het ermee eens dat er een Europese oplossing moet komen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het ermee eens dat de voormalige Sovjetlanden – die bovendien de meeste Oekraïense vluchtelingen opvangen – moeten worden ontzien en dat de Russische vluchtelingen door deze landen heen naar West-Europa moeten worden geloodst om daar opvang te vinden? Hoe kan de EU ervoor zorgen dat de Russische vluchtelingen eerlijk verdeeld worden over West-Europa en is het kabinet bereid hier actief aan mee te werken?
Het klopt dat er ook Russen richting andere buurlanden van Rusland reizen. Deze landen hebben zich niet tot het kabinet gewend met een hulpverzoek.
Bent u bereid om per direct bij uw Europese collega’s te pleiten voor een uitzondering op de opschorting van de visumversoepeling met Rusland voor Russische mannen tussen de 18 en 55 jaar net zoals dat er een uitzondering geldt voor familieleden van Europese burgers, journalisten, dissidenten en vertegenwoordigers van de burgersamenleving?
Het kabinet heeft ingestemd met de recente opschorting van de Visumfacilitatie-overeenkomst tussen de EU en Rusland, wat inhoudt dat alle privileges voor Russische visumaanvragers zijn vervallen en de regels uit de Visumcode weer onverkort van toepassing zijn. Alle mannelijke Russische visumaanvragers van 18–55 hiervan uitzonderen staat haaks op dat standpunt. Daarnaast wordt in de richtsnoeren van 30 september jl. door de Commissie benoemd dat de dienstplicht of dienstweigering op zichzelf onvoldoende reden zijn om op basis van humanitaire gronden een visum te verstrekken (punt 24, iii). Het is wel de inzet van het kabinet om de andere groepen die u noemt conform de EU-visumcode te blijven faciliteren. De visumcode en de richtsnoeren van de Commissie van 30 september jl. bieden hier ruimte voor en benoemen deze groepen expliciet (punt 32). Voor deze groepen blijft het mogelijk de visumleges te verlagen of te laten vervallen.
Dit laat onverlet dat het voor Russische burgers, ook mannen in de leeftijd van 18–55 jaar, mogelijk blijft om een visumaanvraag in te dienen voor Nederland. Wel geldt dat Nederland in Rusland zelf de reguliere visumverlening heeft moeten stilleggen, als gevolg van het besluit van de Russische autoriteiten om de Nederlandse diplomatieke staf uit te wijzen. Buiten Rusland kunnen Russische burgers nog wel een visumaanvraag indienen voor Nederland, mits zij bestendig verblijf hebben in dat derde land. Nederland beoordeelt iedere visumaanvraag op zijn eigen merites, overeenkomst de bepalingen van de Visumcode.
Wat is uw reactie op de conclusies van de Inspectie Justitie en Veiligheid ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van kinderen zonder ouders in Ter Apel?1, 2
De situatie in Ter Apel heeft zoals uw Kamer weet mijn uiterste aandacht en de situatie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) gaat mij daarbij bijzonder aan het hart. Voor amv geldt dat zij zoveel mogelijk in de gebruikelijke amv-opvang worden opgevangen. Binnen deze opvanglocaties is de overbezetting echter enorm en dit geldt bij uitstek voor Ter Apel waar de afgelopen maanden sprake is van een structurele bezetting van 200–250 amv, soms met een uitschieter naar boven de 300, terwijl er normaal gesproken plek is voor 55 amv. Daarnaast is de verblijfsduur normaal gesproken 4–5 dagen, maar deze loopt voor amv momenteel op tot zelfs 4 weken.
Als gevolg van deze enorme en structurele overbezetting hebben we de begeleiding van deze groep al langere tijd niet kunnen uitvoeren op de wijze die we wensen en die noodzakelijk is. Dit valt mij zeer zwaar omdat dit juist een bijzonder kwetsbare groep is die de juiste begeleiding en zorg nodig heeft vanaf het moment van aankomst. Er wordt de afgelopen maanden dan ook volop ingezet om de zorgen die de inspecties hebben aangekaart waar mogelijk aan te pakken. Dit gebeurt onder andere door extra beveiliging in te zetten, door maatregelen te nemen die bijdragen aan de verbetering van de hygiëne en door de maaltijden aan te passen. Het voornaamste middel om de situatie in Ter Apel voor amv per direct en structureel te verbeteren is echter het terugschroeven van de bezetting en de verblijfsduur.
In dit verband acht ik het positief dat Nidos een aantal amv tijdelijk elders opvangt. Gelet op de aanhoudende instroom is het huidige aanbod bij COA en de tijdelijke opvang bij Nidos echter niet voldoende. We kijken daarom ook naar structurele maatregelen. Zo is de inzet om ten behoeve van de kleinschalige opvang door Nidos onder andere op korte termijn per provincie 25–30 eengezinswoningen te realiseren voor amv met een status. Dit staat gelijk aan 1.400 opvangplekken. Dit kan relatief snel enige verlichting geven aan de COA amv-opvanglocaties waar statushouders verblijven waarmee de doorstroom vanuit Ter Apel ook weer op gang kan komen. Ook doet het COA op basis van actuele prognoses bij gemeenten een concrete uitvraag voor extra amv capaciteit. Daarnaast blijft de reguliere inzet op het realiseren van opvangplekken voor amv onverminderd doorgaan. Zo heeft het COA in de afgelopen zes maanden zo’n 900 opvangplekken voor amv weten te creëren. Een enorme hoeveelheid, maar zoals aangegeven is het lang niet genoeg.
Met de huidige instroom van 100 – 150 amv per week en de beperkte doorstroom is de verwachting dat de bezetting in de verschillende opvangvormen voor amv in de komende periode nóg verder toe zal nemen. Vóór 1 januari 2023 zijn er 1.700 extra amv-plekken nodig (1.000 bij het COA en 700 bij Nidos), om iedere minderjarige een bed te kunnen bieden. Vanwege deze acute noodzaak om meer opvangplekken te creëren heb ik in de Landelijke Regietafel van 5 oktober jl. nogmaals met klem opgeroepen om een bijdrage te leveren aan de amv opvang door middel van het beschikbaar stellen van voornoemde eengezinswoningen of door middel van het realiseren van een procesopvanglocatie voor amv (POA) waar 50–80 amv opgevangen kunnen worden gedurende hun asielprocedure. Deze oproep heb ik per brief aan alle gemeenten doen te komen. Alleen door zo spoedig mogelijk opvolging te geven aan deze oproep zal voorkomen kunnen worden dat deze kinderen buiten in de kou moeten slapen of door gemeenten gaan zwerven op zoek naar onderdak.
Kunt u een gedetailleerde opsomming geven van alle stappen die er sinds de mondelinge vragen van het lid Podt op 19 april 2022 («Kinderen in Ter Apel verwaarloosd»)3 zijn gezet om de situatie van deze kinderen in Ter Apel te verbeteren?
Zoals reeds gedeeld met uw Kamer in mijn brief van d.d. 21 april jl.4 zijn er interculturele coaches en straatcoaches ingezet ten behoeve van de mentale ondersteuning van de amv en om relevante signalen door te geven aan het amv-team. Ook is er een activiteitenaanbod vanuit onder andere stichting de Vrolijkheid en krijgen amv enkele uren per week Nederlandse les, vanaf december wordt dit uitgebreid met de start van een NT2-docent. Inmiddels is het zo dat daarnaast twee ochtenden per week sport activiteiten worden aangeboden onder leiding van een sportcoach. Daarnaast wordt er nu ook extra beveiliging ingezet die vrijwel continu over het terrein loopt om tijdig signalen op te vangen en daarop te acteren dan wel door te geven. Hiermee wordt beoogd veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk in te perken. Ook wordt er sinds 12 september jl. gebruik gemaakt van een schoonmaakbedrijf om de gemeenschappelijke ruimtes in de woonunits van de jongeren dagelijks schoon te maken. Het was reeds voor het signaal van de inspecties de inzet om dit te realiseren, echter bleek het moeilijk voor bedrijven om te kunnen leveren. Hiernaast wordt in gesprekken met de gemeente en lokale partners bezien wat er nog meer kan gebeuren om een passend aanbod te creëren voor amv die langer in Ter Apel moeten verblijven.
De werkdruk onder de jeugdbeschermers van Nidos en in het bijzonder de jeugdbeschermers werkzaam in Ter Apel is hoog. Het is daarbij belangrijk te benoemen dat Ter Apel een aanmeld- en doorstroomlocatie is en de rol van de jeugdbeschermers in Ter Apel daarom een andere is dan de rol van de jeugdbeschermers die voogdij-begeleiding bieden op de POA’s elders in het land. In de huidige context verblijven jongeren langer dan gebruikelijk in Ter Apel. Nidos anticipeert op (de aanhoudende) toename van het aantal amv dat in Ter Apel verblijft door nieuwe jeugdbeschermers te werven. Echter lukt het vanwege de krapte op de arbeidsmarkt niet (tijdig) om de openstaande vacatures op te vullen. Hierdoor kampt het team van jeugdbeschermers in Ter Apel al geruime tijd met een personeelstekort.
Naast deze inzet op het verbeteren van de omstandigheden en begeleiding in Ter Apel zijn er ook verschillende stappen genomen om de bezetting aldaar te verlagen. Zo zijn er begin mei kansrijke amv vervroegd doorgeplaatst naar Nidos opvanglocaties om daarmee de druk op Ter Apel te verlichten. Dit bleek echter onvoldoende vanwege de aanhoudende instroom en daarom is er voor gekozen om 17,5-jarige amv vervroegd door te plaatsen naar reguliere azc’s. Een noodmaatregel waarvan Nidos heeft aangegeven dat daarmee de uitvoering van haar wettelijke taak bemoeilijkt wordt. Hierover is uw Kamer per brief d.d. 2 augustus jl. geïnformeerd.5 Inmiddels is het ook noodzakelijk gebleken om 17,5-jarige amv op het moment van aanmelding door te plaatsen vanuit Ter Apel om de situatie aldaar beheersbaar te houden. Deze maatregel valt mij en het COA zo mogelijk nog zwaarder dan de eerdere maatregelen om 17,5-jarige amv door te plaatsen omdat dit amv betreft die nog heel kort in Nederland zijn. Gelet op het gebrek aan alternatieven om acute verlichting te bieden aan Ter Apel is deze maatregel helaas toch nodig geweest. De Inspectie Justitie en Veiligheid is over deze maatregel geïnformeerd.
Ook is er gebruik gemaakt van noodopvang en zelfs ook crisisnoodopvanglocaties om de opvang in Ter Apel beheersbaar te kunnen houden. Hoewel er COA-begeleiding aanwezig is op de crisisnoodopvanglocaties acht ik het zeer betreurenswaardig dat deze maatregel aangewend moest worden.
Om de druk op Ter Apel verder te verlichten heeft Nidos tijdelijke opvangplekken beschikbaar gesteld voor 150 amv.
Ten slotte zal het COA de komende periode de volgende maatregelen treffen om amv op te kunnen blijven vangen en de veiligheid en leefbaarheid op amv-locaties te kunnen blijven waarborgen:
Zoals ook aangegeven onder antwoord 1 is al deze inzet echter onvoldoende en blijft de enige duurzame en structurele oplossing het realiseren van meer opvangplekken voor amv. Ik blijf daar vanuit mijn rol de benodigde bestuurlijke druk op uitoefenen en aandacht voor vragen. Zo heb ik als onderdeel van de bestuurlijke afspraken van 26 augustus jl. aangekondigd dat er structureel 40 miljoen vrij gemaakt zal worden voor de verlengde opvang en begeleiding voor ex-amv met een status. Gemeenten hebben in het verleden het signaal afgegeven dat de intensieve zorg en begeleiding van ex-amv met een status een grote (financiële) druk op jongerenhuisvesting en op sociale voorzieningen legt voor hen. Dit is voor verschillende gemeenten aanleiding geweest om terughoudend te zijn in het realiseren van nieuwe opvangplekken voor amv. Nu de verlengde opvang en begeleiding voor ex-amv met een status geregeld wordt, vertrouw ik er echter op dat gemeenten zich volledig zullen inzetten op dit vlak.
Kunt u per stap aangeven wat er wel en niet is gelukt en wat bij elke stap de oorzaak hiervan was (naast het ontbreken van voldoende opvangplekken)?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het met de stelling eens dat, zelfs bij het ontbreken van opvangplaatsen voor deze kinderen, het onaanvaardbaar is dat kinderen te weinig begeleiding en toezicht krijgen? Kunt u toelichten waarom het niet is gelukt aan deze basis te voldoen?
Ik ben het met u eens dat deze kwetsbare doelgroep de juiste begeleiding en toezicht behoort te krijgen. De inzet van zowel het COA als Nidos is daar dan ook volledig op gericht. Helaas geldt voor beide organisaties dat het in de huidige arbeidsmarkt een uitdaging is om voldoende gekwalificeerd personeel te kunnen werven. Binnen de mogelijkheden die er bestaan doen zowel het COA als Nidos echter alles wat ze kunnen om de amv op Ter Apel van de benodigde begeleiding en toezicht te voorzien. Bij de andere poa’s van het COA geldt dat het tot op heden is gelukt om een team te formeren dat de begeleiding en opvang verzorgt, al staat de kwaliteit door personeelstekorten, zoals ook genoemd in mijn antwoorden op vraag 2 en 3, overal wel onder druk.
Daarnaast is de instroom fors, de doorstroom beperkt en loopt daarmee de bezetting steeds verder op. Voornaamste is daarom dat de amv-opvang capaciteit landelijk moet toenemen. Indien dit gerealiseerd kan worden zal er vanuit Ter Apel sneller doorstroom plaats kunnen vinden en zal de verblijfsduur van jongeren in Ter Apel afnemen en uiteindelijk terugkeren tot enkele dagen, conform het opvangmodel. Onder deze omstandigheden zijn begeleiders in staat om begeleiding conform de standaarden te bieden en zicht te hebben en houden op de jongeren die in Ter Apel verblijven.
Was u op de hoogte van het feit dat er onder de 213 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMVs) in Ter Apel negentien kinderen waren van veertien jaar en jonger? Zo ja, waarom zijn niet in ieder geval deze kinderen op een andere plek opgevangen – of in een pleeggezin zoals gebruikelijk op deze leeftijd? Zo nee, hoe is het mogelijk dat dit onbekend was, terwijl de inspectie dit wel kon constateren?
Het was inderdaad bekend dat er amv van onder de 15 jaar verblijven op Ter Apel, op dit moment zijn nog niet alle amv van onder de 15 geplaatst. Van de groep waar de inspectie naar verwijst verblijven er nog ca. 5 op Ter Apel.
Ik acht het in deze context van belang te noemen dat nagenoeg alle amv van onder de 15 jaar conform het amv-opvangmodel worden opgevangen in opvanggezinnen van Nidos. Het is daarbij, ook onder normale omstandigheden, niet ongebruikelijk dat een enkeling tijdelijk op Ter Apel verblijft. Dit kan er in gelegen zijn dat er enige twijfel is over de gestelde leeftijd van de amv of omdat deze amv moeilijk plaatsbaar is bij een opvanggezin. In dergelijke gevallen wordt er gekeken naar passende alternatieven in overleg tussen het Nidos en COA. Zo zijn er op dit moment twee kleinschalige locaties specifiek ingericht om 13- en 14-jarigen op te vangen die niet in een opvanggezin opgevangen kunnen worden. Deze locaties zitten ook vol en daarom kan de doorstroom vanuit Ter Apel naar deze locaties niet altijd plaatsvinden.
Naast voornoemde redenen is het inmiddels ook zo dat bij de opvanggezinnen de druk begint op te lopen wat betreft de beschikbare capaciteit. Dit heeft niet tot gevolg dat er in het geheel niet meer geplaatst kan worden, maar wel dat het langer duurt, dat de matching door gebrek aan keuze moeilijker verloopt, dat bepaalde groepen (13 en 14-jarige Syriërs) moeilijker te plaatsen zijn en dat dat schakelgezinnen rondom Ter Apel vol komen te zitten.
Hoewel Nidos er alles aan doet om deze jongeren te plaatsen in opvanggezinnen kan echter niet voorkomen worden dat er momenteel toch enkele amv van onder de 15 jaar langere tijd in Ter Apel verblijven. Het aantal amv van jonger dan 15 jaar dat langere tijd in Ter Apel verblijft is verhoudingsgewijs weliswaar niet hoger dan het gebruikelijke aandeel, echter is het totale aantal dat wordt genoemd door de inspecties reden tot zorg. Om hier een oplossing voor te vinden zullen COA en Nidos het gesprek voeren over additionele (kleinschalige) groepsopvang voor amv onder de 15 jaar die niet geplaatst kunnen worden. De mate waarin dit op korte termijn zal lukken is zoals u begrijpt afhankelijk van de locaties die beschikbaar komen en de werving van gekwalificeerd personeel. Ook zal Nidos aanvullende schakelcapaciteit inzetten rondom Ter Apel waardoor verstopping van schakelgezinnen niet meer leidt tot overnachting in Ter Apel en er iets meer matchingstijd is voor moeilijker plaatsbare amv van onder de 15 jaar. Ten slotte zet Nidos een wervingsproject in voor de komende 6 maanden, om de werving van nieuwe gezinnen te ondersteunen en specifiek op gezinnen voor moeilijker plaatsbare groepen in te zetten.
Wat is de huidige situatie in Ter Apel ten aanzien van AMVs: hoeveel AMVs verblijven er op het moment dat deze vragen zijn ingediend en hoeveel begeleiders zijn verantwoordelijk voor deze kinderen? Is dit een acceptabele verhouding die maakt dat de kinderen voldoende veilig en begeleid zijn?
Op het moment van indiening (19 september jl.) verbleven er ca. 240 amv in Ter Apel. Op dat moment waren er 39 begeleiders voor de 24/7 begeleiding. Dit is zowel volgens het COA als mijzelf onvoldoende capaciteit en het COA is de afgelopen maanden continu bezig geweest met het werven van personeel. Vanwege de bestaande krapte op de arbeidsmarkt is het echter niet mogelijk om de benodigde begeleiders te werven.
Zijn alle kinderen recent gezien door een arts en krijgen zij (zoals toegezegd in het mondelinge vragenuur van 19 april) een vorm van onderwijs en dagbesteding aangeboden? Zo nee, wanneer is dat wel het geval?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vragen 2 en 3 is er een vorm van taalonderwijs en dagbesteding aanwezig. De kinderen worden op dag twee van hun verblijf altijd gezien door een arts van de GZA, in geval van klachten kunnen ze daarna altijd op het spreekuur van de GZA terecht, ook voor een eventuele doorverwijzing naar specialistische zorg.
Hoeveel kinderen zijn er sinds begin september vanuit Ter Apel geëvacueerd door Nidos en wat is de situatie van deze kinderen? Hebben zij voldoende begeleiding en toegang tot onderwijs, dagbesteding en medische zorg?
Er zijn sinds begin september 150 amv uitgeplaatst door Nidos verdeeld over drie locaties. Op al deze locaties is er voldoende toegang tot onderwijs, dagbesteding en medische zorg. Deze opvang locaties zijn opgezet door ervaren contractpartners van Nidos en zij werken met ervaren medewerkers en daarnaast met zoveel mogelijk dezelfde ZZP-ers zodat de amv gedurende de periode dat zij daar worden opgevangen een vast team zien door wie zij worden begeleid.
Wat is de situatie van de negentien jongeren van veertien jaar en jonger? Zijn zij inmiddels geplaatst in een pleeggezin? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat wordt er de komende tijd gedaan – naast de inzet op voldoende opvangplaatsen zoals toegezegd tijdens het asieldebat van 8 september 2022 – om de situatie van AMVs in Ter Apel en op noodopvanglocaties te verbeteren? Wordt daarbij specifiek gekeken naar voldoende begeleiding, veiligheid, medische (en zo nodig psychische) zorg, onderwijs en dagbesteding?
Er is op alle locaties aandacht voor het welzijn van het kind in alle opzichten. Dat betekent dat in samenspraak met partners de toegang tot zorg en onderwijs geregeld wordt. Alleen het onderwijs op de locatie Ter Apel is niet standaard, aangezien amv normaal gesproken daar maximaal vijf dagen verblijven. Vanaf 1 december zal er daarom voor 32 uur per week een NT2 docent op de locatie aanwezig zijn. Daarnaast zijn zoals hierboven aangegeven diverse extra maatregelen genomen op de locatie Ter Apel. Tegelijkertijd geldt voor alle locaties dat de druk hoog is en de personele bezetting niet ruim, hetgeen bij een hoge bezetting tot beperkingen leidt.
Is er een standaard voor het aantal begeleiders op een groep kinderen? Zo ja, welke is dit? Mogen we er vanuit gaan dat er vanaf nu voldoende begeleiders zullen zijn die kunnen zorgen voor het welzijn en veiligheid van deze kinderen?
Op een poa waar 50 amv wordt ingezet is het gebruikelijk dat er 21 fte aan begeleiders wordt ingezet. In geval dat er 80 worden opgevangen is dat 23 fte. Daarnaast worden deze medewerkers ondersteund door gedragsdeskundigen. Uiteraard is het de inzet om te allen tijde voldoende begeleiders aanwezig te hebben echter is het vanwege de huidige krapte op de arbeidsmarkt niet altijd mogelijk om gekwalificeerd personeel te werven.
Kunt u bevestigen dat de uitwerking van de nareismaatregel voor AMVs, ook al is hun uitgangspositie op de woningmarkt anders dan die voor reguliere statushouders, in de uitvoering niet zal leiden tot een grotere vertraging?
De maatregel is in beginsel ook van toepassing op amv. Het streven is dat de andere positie op de woningmarkt daarbij geen invloed heeft op de doorlooptijd.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat asiel op 19 oktober?
Ja.
Onthechtingsproblematiek bij uit Syrië terugkeerde kinderen |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Reception and (re)integration of returning children from detention camps in Northeast Syria», van de aan de Vrije Universiteit van Brussel verbonden professor Loots?
Ja.
Kunt u gemotiveerd aangeven hoe u aankijkt tegen de conclusie van professor Loots dat het direct scheiden van moeder en kind bij terugkeer uit IS-gebied, leidt tot onthechtingsproblematiek bij kinderen en dat dit het integratieproces en de ontwikkeling van het kind in de weg kan staan?
Het scheiden van moeder en kind(eren) is begrijpelijkerwijs een zeer heftige gebeurtenis. De scheiding is echter het gevolg van het feit dat de moeder wordt verdacht van het plegen van zeer ernstige, terroristische misdrijven.
Met het oog op de veiligheid van de samenleving is het daarom noodzakelijk dat zij onmiddellijk na binnenkomst in Nederland wordt ingesloten. Verdachten van en veroordeelden voor een terroristisch misdrijf worden uit veiligheidsoverwegingen op de terroristenafdeling (TA) geplaatst.
Detentie is geen wenselijke plek voor een kind. Na terugkeer dragen de organisaties in de jeugdbeschermingsketen zorg voor de kinderen. De kinderen worden drie maanden geobserveerd in een gespecialiseerde instelling om een beeld te krijgen van de specifieke opvoed- en ontwikkelingsbehoeften. Hier zijn experts van het Landelijk Adviesteam (LAT) minderjarige terugkeerders bij betrokken die de kinderen screenen op trauma, hechting en op ideologie en mogelijke radicalisering. In de instelling waar ze verblijven wordt er ook voor gezorgd dat de kinderen gewend raken aan de nieuwe omgeving. De kinderen worden na de observatieperiode, mits hun ontwikkeling dat toelaat, geplaatst bij een pleeggezin (al dan niet bij op ideologie gescreende familie) dat door de Raad voor de Kinderbescherming geschikt is gevonden. Zolang de kinderbeschermingsmaatregel van kracht is monitort de gecertificeerde instelling het welzijn en de veilige ontwikkeling van het kind binnen het (netwerk)pleeggezin, maar ook later wanneer de ouder uit detentie is.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zorgt voor verschillende vormen van contact tussen moeder en kind, mits de veiligheid van de samenleving en veiligheid in de inrichting dat toelaat en dit in het belang van het kind is. Voor kinderen jonger dan negen maanden bestaat de mogelijkheid om bij de moeder in de cel te verblijven. Daarvoor zijn speciale moeder-kindcellen ingericht. Een besluit tot plaatsing van het kind bij de moeder vergt een zorgvuldige afweging, waarbij ook Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming om advies worden gevraagd. Bij een kind ouder dan negen maanden is er een risico op schadelijke effecten van de detentie op de fysieke en verstandelijke ontwikkeling. Daarom wordt voor kinderen ouder dan negen maanden door de betrokken organisaties in de jeugdbeschermingsketen adequate zorg en opvang geregeld. Iedere moeder heeft één uur relatiebezoek per week en zij kan eens per zes weken aanspraak maken op een moeder-kindmoment. De moeder kan daarnaast telefonisch of video-contact hebben met haar kind(eren). Zowel de fysieke moeder-kindmomenten als de belmomenten worden begeleid door de jeugdbeschermer.
Wordt in het huidige beleid voor terugkeerders, rekening gehouden met de eventuele gevolgen die een verminderd integratieproces van de kinderen kan hebben op radicaliseringenrisico’s en daarmee op de veiligheid in Nederland?
Ja. Het kabinet ziet de kinderen als slachtoffers, die niet verantwoordelijk zijn voor het handelen van hun ouders. Daarom acht het kabinet het van groot belang dat deze kinderen na terugkeer in een normale en veilige omgeving kunnen opgroeien en zo goed mogelijk integreren. Dat kan de risico’s op mogelijke radicalisering verminderen. Hiervoor staan de Raad voor de Kinderbescherming en de partners binnen de jeugdbescherming klaar om de kinderen bij terugkeer adequaat bij te staan. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 2.
Ziet u, ondanks dat het volkomen terecht en noodzakelijk is dat teruggekeerde vrouwen direct in detentie terecht komen, bij eventuele toekomstige repatriëringen uit Syrië mogelijkheden het contact tussen moeder en kinderen te behouden? Zo ja, hoe dan?
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat het zoveel mogelijk in stand houden van de relatie en het contact tussen moeder en kind het uitgangspunt is, binnen de veiligheidsbeperkingen van de inrichting en wanneer dat in het belang van het kind is.
De voortgang overbrengingen Afghanistan |
|
Salima Belhaj (D66), Don Ceder (CU), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u aangeven op welke manier er wordt getracht om de resterende mensen die op de overbrenglijst staan zo snel mogelijk naar Nederland over te brengen? Wordt er gebruik gemaakt van de optie om gezamenlijk met bondgenoten mensen over te brengen?
Nog altijd wordt elke mogelijkheid die ontstaat serieus verkend en indien mogelijk gebruikt. Dat kan zijn via Pakistan, via Iran en wellicht ook weer via Doha. Het blijft echter problematisch dat veel mensen die nog overgebracht mogen worden niet in het bezit zijn van een geldig reisdocument, waardoor zij Afghanistan momenteel niet kunnen verlaten. Uit regelmatig overleg met bondgenoten volgt dat zij soortgelijke uitdagingen kennen. Indien mogelijk worden mensen gezamenlijk overgebracht.
Kunt u bevestigen dat er geen einddatum geldt voor de afronding van de overbrengperiode?
Op dit moment geldt nog geen einddatum voor de afronding van de overbrenging. Zoals toegezegd tijdens het debat van 31 maart jl. zullen voornemens van het kabinet met betrekking tot een eventuele einddatum van de overbrengingsoperatie vooraf aan uw Kamer worden gecommuniceerd.
De lijst van nog over te brengen personen slinkt wel; personen die een aanbod herhaaldelijk hebben geweigerd en de hen aangeboden laatste concrete overbrengingsoptie wederom weigeren, worden van de overbrengingslijst gehaald. Dit wordt hen uiteraard vooraf medegedeeld.
Een kleine groep personen blijft echter het recht behouden om naar Nederland te komen, conform de tolkenregeling van Defensie, die sinds 2014 van kracht is en een open einde kent1
Kunt u bevestigen dat tot de afronding van de overbrengperiode loketten bij het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken open blijven voor vragen aangaande lopende dossiers? Zo nee, waarom niet?
Ja, vooralsnog zijn de loketten open en dat zal voorlopig ook zo blijven. Het gaat in feite om breed bekende mailadressen bij Buitenlandse Zaken en Defensie of om ambassades in de regio, die sowieso bereikbaar zijn.
Hoe verklaart u dat mensen uit dezelfde categorie soms niet en soms wel in aanmerking komen voor overbrenging? Wat gaat u doen om te voorkomen dat mensen die wel recht hebben op overbrenging tussen wal en schip vallen?
Er bestaat niet zoiets als een recht op overbrenging. De Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken hebben op basis van afspraken die met uw Kamer zijn gemaakt overbrengingslijsten opgesteld. Hierbij zijn zo consistent mogelijk dezelfde criteria toegepast waarbij de definitie van het kerngezin leidend is; dus de hoofdpersoon, één huwelijkspartner en afhankelijke kinderen tot en met 24 jaar.
Iedere aanvraag is uniek, waarvoor geldt dat uiterst secuur en zo consistent mogelijk wordt bezien of de aanvrager in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland. De criteria die hierbij worden gehanteerd zijn gebaseerd op afspraken met uw Kamer.
Het gaat dus niet zozeer om een recht als wel de bereidheid van de Staat der Nederlanden om inspanning te leveren voor Afghanen die, onder voorwaarden, hebben gewerkt voor Nederland.
Uit de berichten die de laatste maanden binnen komen blijkt dat het aantal nieuwe aanmeldingen van personen die in aanmerking komen voor overbrenging inmiddels zeer beperkt is. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat vrijwel iedereen die volgens de criteria in aanmerking komt voor overbrenging op dit moment in beeld is bij de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De mailadressen zijn immers breed bekend en daarnaast bestaan sterke aanwijzingen dat informatie uitgewisseld wordt via een netwerk van hulpverlenende organisaties en de Afghaanse diaspora.
Is er in sommige gevallen coulance toegepast bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor overbrenging? Op welke manier wordt er beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor coulance en waarom geldt dit voor de ene persoon wel en voor de andere persoon niet?
Gezien de uniciteit van iedere aanvraag is per geval bekeken of er, op grond van de individuele situatie, reden is om af te wijken van de gangbare criteria.
Op welke manier wordt contact opgenomen met mensen die nog in aanmerking komen voor overbrenging en wordt daarbij ook op enige manier gecontroleerd of mensen berichten daadwerkelijk kunnen of hebben ontvangen?
Er is regelmatig contact met personen die in aanmerking komen voor overbrenging. Dit contact verloopt per e-mail, per whatsapp of per telefoon via de door hen zelf opgegeven contactgegevens. Als mensen via de ene weg onbereikbaar zijn, wordt geprobeerd ze op een andere manier alsnog te bereiken. Als men niet reageert op e-mailberichten, worden mensen nagebeld met behulp van een Afghaanse tolk.
Klopt het dat mensen wiens aanvraag tot overbrenging is afgewezen in veel gevallen geen reden voor afwijzing krijgen? Bent u bereid dit onmiddellijk aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Tot nu toe krijgen mensen die worden afgewezen het bericht dat zij niet voldoen aan de criteria zoals beschreven in de kamerbrief van 11 oktober 20212. In het licht van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (d.d. 14 september 2022) zal die toelichting in de toekomst nader gemotiveerd moeten worden.
Op welke manier wordt op dit moment onderzocht of mensen voor de defensie- of European Union Police (EUPOL)-missie hebben gewerkt? Maakt u gebruik van de registratie van EUPOL in Brussel? Zo nee, waarom niet?
Na ontvangst van een verzoek tot overbrenging wordt de aanvrager door het Defensietolkenteam verzocht om aanlevering van identiteitspapieren van aanvrager en diens kerngezinsleden. Daarnaast wordt gevraagd om de aanlevering van bewijslast waaruit valt op te maken dat de aanvrager gewerkt heeft voor een Nederlandse (politie-)missie. De beschikbare bewijslast wordt zorgvuldig beoordeeld en zo goed mogelijk geverifieerd. Zo worden vormen van bewijs die zijn ondertekend (zoals «letters of recommendation» of «letters of appreciation») door voormalige (detachements-)commandanten, ter verificatie, voorgelegd aan de betreffende functionaris (ook als deze ondertussen niet meer werkzaam is voor het Ministerie van Defensie). Daarnaast beschikt het Ministerie van Defensie over een beperkt archief dat wordt geraadpleegd bij het vaststellen van iemands dienstverband en identiteit.
Indien een (vermeend) Afghaans voormalig EUPOL-functionaris een verzoek tot overbrenging naar Nederland indient, wordt de aanvraag door het Ministerie van Defensie ter inhoudelijke beoordeling doorgezet aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Justitie en Veiligheid beoordeelt vervolgens op basis van de van toepassing zijnde criteria of de verzoeker in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland. Daarbij wordt gekeken naar de aanvraag van verzoeker, meegezonden (EUPOL-)documentatie en wordt door de Civilian Planning and Conduct Capability (CPCC) in Brussel nagegaan of de verzoeker terugkomt in de EUPOL-personeelsbestanden. Om vast te stellen of een verzoeker een connectie heeft met Nederland wordt het netwerk van Nederlandse voormalig EUPOL-functionarissen aangesproken.
Bent u daarnaast bekend met het bericht «Oud-bewakers Nederlandse ambassade «mishandeld en neergestoken» door Taliban?»1
Ja.
Wat is uw reactie op het grove geweld waarmee de Afghaanse oud-bewakers van de ambassade worden geconfronteerd door toedoen van de Taliban?
Het is betreurenswaardig om te lezen dat mensen worden geconfronteerd met bedreiging of erger en daarom onveilig zijn in hun eigen land.
Erkent u dat de oud-bewakers in het huidige Afghanistan extra gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor de Nederlandse ambassade in Afghanistan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Momenteel leven allerlei groepen mensen in Afghanistan onder zeer moeilijke omstandigheden. Wat betreft de oud-bewakers van de ambassade onderhouden medewerkers van de ambassade Kaboel geregeld contact met het bewakingsbedrijf. Zo vond er zowel op de dag van het bericht op RTL.nl, als op de dag ervoor contact plaats. Het bericht op RTL.nl kon door het bedrijf niet worden bevestigd. Het bedrijf heeft nog steeds negen bewakers van Nederlandse civiele objecten in dienst die zonder problemen hun werk kunnen doen.
Bent u het eens met Afghanistan-expert dr. Sara de Jong dat de Taliban geen onderscheid maakt tussen medewerkers van ambassades die direct of via een tussenbedrijf in dienst stonden van de ambassade? Zo nee, waarom niet en op welke bronnen baseert u de argumentatie dat de Taliban in hun bedreigingen onderscheid maken tussen directe medewerkers en medewerkers die via een tussenbedrijf in dienst stonden van Westerse landen? Zo ja, waarop heeft u uw besluit gebaseerd om medewerkers die wel direct onder contract stonden wel te evacueren en bewakers die via een tussenbedrijf werkten niet te evacueren?
Zoals gezegd zijn er negen bewakers die eerder werkzaamheden verrichtten voor de ambassade nog altijd in dienst en kunnen zij zonder problemen hun werk doen. Dit maakt aannemelijk dat er door de Taliban wel degelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die direct in dienst waren van een ambassade en mensen voor wie dit niet geldt.
Het besluit om de Afghaanse bewakers niet te evacueren is genomen lang voor de val van Kaboel en in die periode gecommuniceerd met het bewakingsbedrijf. Zoals u kon lezen in de antwoorden op vragen van uw Kamer van 15 maart 20224 is dit standpunt in de evacuatiefase herbevestigd door de ambassadeur in Kaboel. Zoals omschreven in de kamerbrief van 24 november 20215 is de aard van de werkzaamheden die worden verricht door de bewakers wezenlijk anders dan die van mensen die een direct dienstverband hadden met de ambassade. De bewakers beveiligen civiele objecten, te weten officiële vertegenwoordigingen van andere landen. Deze werkzaamheden vallen onder de reguliere werkzaamheden die een gastland voor officiële vertegenwoordigingen van andere landen moet verrichten. Dat maakt dat de ambassadebewakers een groep is met werkzaamheden van een andere aard dan de directe medewerkers. Het regime in Afghanistan zou bovendien ambassades graag zien terugkeren naar Kabul en heeft zo bezien ook geen belang bij bedreiging van de ambassadebewakers.
Bent u ermee bekend dat landen als Finland, Australië en het Verenigd Koninkrijk terug zijn gekomen op het besluit om ambassadebewakers die via een tussenbedrijf voor hen werkten niet te evacueren, en inmiddels werk hebben gemaakt van overbrenging van deze groep mensen? Erkent u dat het risico van ambassadebewakers die werkten voor deze landen van dezelfde aard is als diegenen die de Nederlandse ambassade hebben bewaakt?2 3 4
Het is bekend dat Australië en Finland in het najaar van 2021 en het Verenigd Koninkrijk eind vorig jaar hebben besloten de bewakers van hun ambassade alsnog over te brengen. Zij hebben daarin een andere afweging gemaakt dan Nederland. Voor Nederland vormt dit geen aanleiding om het Nederlandse besluit te heroverwegen, temeer omdat de huidige bewakers zoals gezegd zonder problemen hun werk kunnen doen en de aard van hun werkzaamheden daarnaast wezenlijk anders is dan die van directe medewerkers.
Bent u bereid de vragen individueel te beantwoorden?
Ja.
De problemen met zorg voor mensen in CNO locaties |
|
Corinne Ellemeet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van Dokters van de Wereld en Artsen Zonder Grenzen over de problemen rondom de zorg voor mensen in Crisisnoodopvang (CNO)-locaties, gezien de praktijk op veel plekken al was dat deze mensen bij overbelaste huisartsen terecht moeten?
Ja.
Hoe bent u betrokken bij de zorg voor asielzoekers met en zonder verblijfsvergunning op en rond CNO-locaties, gegeven het feit dat gemeentes verantwoordelijk zijn op en rond CNO-locaties en niet het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)?
Het Rijk heeft met het Veiligheidsberaad en de gemeenten de afspraak gemaakt dat er voldoende medische zorg geregeld wordt. Dit wordt door het COA georganiseerd. Er wordt nauw samengewerkt met gemeenten en veiligheidsregio’s om deze zorgvoorziening snel en adequaat op te tuigen.
Welke stappen zet u om de medische zorg rondom asielzoekerscentra en crisisnoodopvang te verbeteren?
Zie vraag 2.
Wie coördineert de zorg voor asielzoekers in het Asielzoekerscentrum (AZC) en de CNO?
Het COA organiseert de curatieve zorg (contractpartner Gezondheidszorg Asielzoekers, GZA) en de publieke zorg (contractpartner GGD GHOR) voor alle COA-locaties. Aanvullend heeft het COA in opdracht van JenV afspraken gemaakt met GZA over de huisartsenzorg op CNO-locaties. Ook is een andere zorgpartner gecontracteerd, namelijk Arts en Specialist, waarmee afspraken worden gemaakt over het leveren van aanvullende zorg op specifieke (CNO-)locaties. Deze aanvullende afspraken zijn nodig, omdat het voor GZA niet mogelijk is om volledig aan de alsmaar groeiende vraag naar zorg te voldoen. Op sommige locaties is de zorg door de regio georganiseerd en worden de kosten daarvan gedeclareerd bij het COA. De daadwerkelijke invulling van de zorgvraag is maatwerk en varieert per locatie.
Bent u bereid zelf een coördinerende rol op u te nemen, tenminste totdat weer zorg van volwaardig niveau wordt geleverd? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat de wettelijke verplichting voor de organisatie van zorg aan asielzoekers is belegd bij het COA onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Uiteraard blijf ik nauw betrokken bij deze organisatie van zorg om aan de Staatssecretaris ondersteuning te bieden waar mogelijk.
Welke ondersteuning krijgen huisartsen, Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) en de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) om zorg te leveren op (nieuwe) AZC's en CNO's? Bent u bereid om extra ondersteuning te bieden aan (lokale) zorgverleners?
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op reguliere COA-locaties wordt de zorg verzorgd en gecoördineerd door de zorgpartners van het COA (GZA en GGD GHOR). Beide partners voeren hun werkzaamheden uit op basis van de contractafspraken met het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt (de gidsfunctie gezondheidszorg). Voor het leveren van zorg op CNO-locaties worden maatwerkafspraken gemaakt, niet alleen met GZA maar ook met een andere gecontracteerde zorgpartner, namelijk Arts en Specialist. Deze partner is gecontracteerd om de druk op het COA en haar reguliere zorgpartner te verlichten en om extra te ondersteunen. Ook dit gebeurt op basis van contractafspraken tussen het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt.
Kunnen zorgverleners zorg declareren voor asielzoekers die niet geregistreerd zijn? Zo ja, waar? Hoe worden zorgprofessionals hiervan op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom niet?
Ja, de zorgverleners kunnen kosten voor ongeregistreerde bewoners declareren bij het COA conform het afgesproken proces. Deze informatie maakt deel uit van het informatiepakket dat verstrekt wordt aan de CNO-gemeente en betrokken zorgverleners.
Kunt u deze schriftelijke vragen voorafgaand aan het debat over de asielcrisis beantwoorden?
Ja.
Het optreden van een CdK als Rijksheer ten behoeve van asielopvang |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u ermee bekend dat de commissaris van de Koning (CdK) van Flevoland naar eigen zeggen in zijn rol van Rijksheer het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft geattendeerd op een vrijkomende kavel in Bant, die vervolgens door het COA is aangeschaft om er een nieuw aanmeldcentrum voor asielzoekers op te vestigen?
Ja, hoewel naar aanleiding van deze en andere vragen zij opgemerkt dat drie formele rollen van de commissaris van de Koning (hierna: cdK) kunnen worden onderscheiden. Behalve zijn rol als provinciaal orgaan kan de cdK de rol van rijksorgaan en die van rijksheer vervullen. In dit verband gaat het erom dat de rol van de cdK als rijksorgaan strikt formeel dient te worden onderscheiden van diens rol als rijksheer. In de politieke en bestuurlijke praktijk worden deze begrippen wisselend gebruikt, wat mogelijk aanleiding tot verwarring kan geven.
De cdK is zowel provinciaal – als rijksorgaan. Grondwettelijk is hij primair provinciaal orgaan, zo volgt uit artikel 125 van de Grondwet. De Provinciewet werkt dit verder uit: de cdK is voorzitter van provinciale staten, voorzitter tevens lid van gedeputeerde staten en eenhoofdig provinciaal orgaan, in welke hoedanigheid hij onder andere een goede behartiging van de provinciale belangen heeft te bevorderen. Als provinciaal orgaan is de cdK verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Artikel 126 Grondwet opent daarnaast de mogelijkheid voor de wetgever om de cdK te belasten met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie; dat zijn de taken die de cdK als rijksorgaan vervult en waarvoor hij verantwoording verschuldigd is aan de regering. Aan die grondwettelijke mogelijkheid is door de wetgever uitvoering gegeven. Op grond van artikel 182 van de Provinciewet heeft de cdK een aantal taken als rijksorgaan, welke nader zijn uitgewerkt in de Ambtsinstructie. Dit is onder meer het regelmatig bezoeken van de gemeenten in de provincie en het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen of integriteitskwesties in een gemeente. De cdK heeft op grond van die bepaling geen beslissingsbevoegdheid als rijksorgaan, veeleer hebben de genoemde taken het karakter van een bestuurlijke zorgplicht om processen goed te laten verlopen. Ook in andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Gemeentewet en de Wet veiligheidsregio’s, worden aan de cdK taken en soms ook bevoegdheden als rijksorgaan toegekend, met eveneens een uitwerking in de Ambtsinstructie. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de benoeming van een waarnemend burgemeester door de cdK (artikel 78 Gemeentewet) of bij bovenlokale rampen en crises indien de cdK toeziet op de samenwerking in het regionaal beleidsteam en daartoe aanwijzingen geeft (art. 41 Wet veiligheidsregio’s), of in geval van een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis (of ernstige vrees voor het ontstaan ervan) de voorzitter van de Veiligheidsregio een aanwijzing geeft over het te voeren beleid inzake de rampenbestrijding of crisisbeheersing (art. 42 Wet veiligheidsregio’s). Zoals deze voorbeelden laten zien, is de cdK als rijksorgaan in sommige gevallen dus wel beslissingsbevoegd.
Hiervoor is een onderscheid gemaakt tussen de rol van de cdK als provinciaal orgaan en als rijksorgaan. Nog een andere rol heeft de cdK als rijksheer. Rijksheren zijn gedeconcentreerde rijksambtenaren, dat wil zeggen dat zij hiërarchisch ondergeschikt zijn aan het Rijk voor hun werk in de provincie, en in die hoedanigheid aanwijzingen van het Rijk hebben op te volgen. De cdK heeft uitsluitend een rol als rijksheer wanneer het staatsnoodrecht wordt toegepast. In die situatie is de cdK daadwerkelijk de vertegenwoordiger van de Minister in een provincie, en oefent op diens aansturing, of indien communicatie niet mogelijk is, in diens plaats bevoegdheden uit. Dat is bijvoorbeeld aan de orde wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 2b van de Wet verplaatsing bevolking en de cdK wordt gemachtigd om de in dat artikel genoemde bevoegdheid uit te oefenen. Zie voor een verdere toelichting op dit punt het antwoord op vraag 13.
In de huidige situatie met betrekking tot de asielopvang handelen de commissarissen van de Koning als rijksorgaan. De commissarissen zitten op verzoek van de regering provinciale regietafels voor en voeren daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen, waarin afstemming plaatsvindt tussen het COA en de betrokken overheden over de opvang van asielzoekers, met als doel het realiseren van voldoende opvanglocaties. De wettelijke grondslag voor dit optreden van de cdK als rijksorgaan is artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie (het bevorderen van de samenwerking tussen in de provincie werkzame rijksambtenaren – het COA – en andere overheden). Deze taak vervult de cdK niet door middel van de uitoefening van specifieke wettelijke bevoegdheden, maar door middel van bestuurlijk overleg en gezaghebbend optreden. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten blijft daarbij altijd bij de betrokken instanties zelf; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval, als provinciaal orgaan, betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Bent u er tevens mee bekend dat de CdK van Flevoland in zijn gesprek met de gemeenteraad van de Noordoostpolder over deze kwestie naar eigen zeggen «als boodschapper van de opvatting van de Staatssecretaris» aanwezig was – dus eveneens in de rol van Rijksheer?
Ja, met de kanttekening dat de commissaris van de Koning het gesprek met de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder heeft verricht in zijn hoedanigheid van rijksorgaan, zoals hiervoor uiteengezet. Een ander voorbeeld van het invulling geven aan die rol is – zoals eveneens hiervoor uiteengezet – het voorzitten van een regietafel waarin wordt overlegd tussen ambtenaren van het Rijk (het COA) en bestuurders van gemeenten en provincies. De cdK’s vervullen daarmee een waardevolle rol als verbindingsschakel tussen het Rijk en de medeoverheden.
Bent u ermee bekend dat zijn optreden in de hoedanigheid van Rijksheer tevens is bevestigd door het College van gedeputeerde staten van Flevoland?
In reactie op deze vraag merk ik op dat voor het kunnen optreden van de cdK van Flevoland als rijksorgaan het niet noodzakelijk is dat dit wordt bevestigd door gedeputeerde staten.
Bent u ermee bekend dat uit een notitie die op verzoek van de Statengriffie van de provincie Flevoland is opgesteld door dr. Ernst Brainich von Brainich Felth (zie bijlage) blijkt dat van een optreden als Rijksheer geen sprake kan zijn inzake kwesties rond opvang van asielzoekers?
Ja, die notitie is ons bekend. Zoals hiervoor reeds uiteengezet worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselend gehanteerd en vervult de cdK in het onderhavige dossier een rol als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Deelt u de conclusie zoals uiteengezet in deze notitie? Zo nee, waarom niet?
De notitie maakt onderscheid tussen de verschillende rollen van de cdK, de daaraan verbonden taken en bevoegdheden en de wijze van verantwoording afleggen. De auteur wijst terecht op de rol van de cdK als rijksorgaan in dezen. Wij herkennen ons in het licht van het vorengaande echter niet in diens suggestie dat de regering met een beroep op de cdK als rijksorgaan buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden. Zoals gezegd is de grondslag voor het bevorderen van een goede samenwerking tussen de verschillende betrokken overheden, in dit geval gericht op het realiseren van voldoende opvangplekken, gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Het door de cdK als rijksorgaan bevorderen van die goede samenwerking heeft geen gevolgen voor de bestaande bevoegdheidsverdeling ter zake, die blijft bij de betrokken instanties; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Indien u deze conclusie wel deelt, erkent u dan dat de CdK rond de aanschaf van grond door het COA in Bant niet als Rijksheer kon optreden?
Zoals aangegeven betreft het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden de rol van de cdK als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. De suggestie die in de notitie wordt gewekt dat met dit optreden buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden, delen wij niet.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is uw reactie op het feit dat de CdK van Flevoland desondanks aangeeft dat hij wel als Rijksheer optrad?
Zoals gezegd worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk regelmatig door elkaar gebruikt, hetgeen tot verwarring zou kunnen leiden. Buiten kijf staat dat de cdK in het bevorderen van een goede samenwerking tussen het COA en de betrokken overheden – op verzoek van de regering – als rijksorgaan heeft opgetreden.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is volgens u de juridische en/of bestuurlijke grond waarop de CdK van Flevoland als Rijksheer kan optreden met betrekking tot het verwerven van gronden en gebouwen ten behoeve van het COA en het optreden richting de gemeente Noordoostpolder inzake de vestiging van een aanmeldcentrum door het COA?
Het door de provincie als publiekrechtelijk rechtspersoon verwerven van gronden en gebouwen betreft het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling; het besluiten daartoe is een bevoegdheid van gedeputeerde staten (artikel 158 lid 1 onder d Provinciewet), waarbij zij aangetekend dat de cdK de provincie in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 176 Provinciewet).
Het bestuurlijk overleg met de gemeente Noordoostpolder is, evenals het voorzitten van de provinciale regeltafel, een taak die de cdK als rijksorgaan verricht op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval als provinciaal orgaan betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Heeft u op deze CdK een beroep gedaan in de hoedanigheid van Rijksheer inzake de opvang van asielzoekers?
Gelet op de omvang en ernst van het vraagstuk is op alle commissarissen een beroep gedaan in de hoedanigheid van rijksorgaan, dit ter bevordering van de goede samenwerking tussen de verschillende overheden, gericht op het realiseren van voldoende opvang.
Heeft u dit tevens richting andere CdK gedaan?
Ja, dit beroep is op alle commissarissen gedaan.
Heeft u dit tevens expliciet richting hem/hen uitgesproken?
Het beroep op de commissarissen is expliciet in verschillende brieven gedaan, waarbij tevens de gedeputeerden en de colleges van burgemeester en wethouders zijn geïnformeerd en op hun eigen verantwoordelijkheden zijn aangesproken, een en ander in afstemming met de VNG, het IPO en het COA.1
Indien u dit niet heeft gedaan, houdt dat in dat deze – en eventueel andere CdK – ten onrechte optreden als Rijksheer inzake kwesties met betrekking tot asielopvang? Zo ja, wat is hierop uw reactie en welke gevolgen heeft dit? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is de commissarissen expliciet gevraagd om de regietafels voor te zitten (en daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen te voeren) om zo een goede samenwerking te bevorderen. Voor zover in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselende terminologie is gehanteerd, zijn hieraan geen bijzondere gevolgen verbonden. Het is een kwestie van begripsverwarring in het alledaags taalgebruik. Wel onderkennen wij dat het de voorkeur heeft telkens de juiste formeel-juridische terminologie te hanteren; wij zullen dit bij alle betrokkenen onder de aandacht brengen, om toekomstige verwarring te voorkomen.
In welke situaties heeft u de afgelopen maanden gebruikgemaakt van Rijksheren? Om welke reden deed u dit en op welke gronden was dit gerechtvaardigd?
De afgelopen maanden is geen gebruik gemaakt van de rijksheren, zoals bedoeld in de strikt formeel-juridische betekenis van dit begrip. Hoewel het staatsnoodrecht op 1 april jl. is geactiveerd, betreft dit de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking. Deze activering heeft de burgemeester belast met een (tijdelijke) opvangtaak ten aanzien van ontheemden uit Oekraïne. Artikel 2b van deze wet is thans niet geactiveerd, wat betekent dat de cdK geen bevoegdheid is gegeven in zijn rol als rijksheer. De commissarissen zijn dan ook niet als rijksheren betrokken in de opvang van ontheemden uit Oekraïne.
Hoeveel CdK hebben de afgelopen maanden in de breedste zin van het woord acties ondernomen met betrekking tot asielopvang vanuit de (vermeende) hoedanigheid als Rijksheer? Welke betrof dit?
In de strikt formeel-juridische terminologie zoals hiervoor omschreven heeft geen enkele cdK met betrekking tot de asielopvang vanuit de hoedanigheid als rijksheer geacteerd. Alle commissarissen hebben zich de afgelopen maanden ter zake als rijksorgaan ingezet, om een goede samenwerking tussen de verschillende overheden te bevorderen. Dit betrof het voorzitten van de provinciale regietafels en het voeren van daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen zoals in het onderhavige geval; van enige beslissingsbevoegdheid van de cdK als rijksorgaan is geen sprake geweest.
Zoals gezegd was de cdK van Flevoland in het onderhavige geval in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Hoeveel CdK doen dit tot op de dag van vandaag?
Alle cdK’s handelen tot op heden bij het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk (het COA) en de betrokken overheden met betrekking tot de asielopvang in de hoedanigheid als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Indien van een optreden als Rijksheer inzake asielgerelateerde kwesties inderdaad geen sprake kan zijn, welke gevolgen heeft dat dan voor de (juridische) houdbaarheid van de acties en besluiten die als zodanig genomen zijn?
Het wisselend gebruik van de terminologie in het politieke en bestuurlijk spraakgebruik heeft geen gevolgen voor de juridische houdbaarheid van de besluiten en andere rechtshandelingen die als zodanig genomen zijn. Als rijksorgaan heeft de cdK in deze ook helemaal geen formele beslissingsbevoegdheid, zijn rol is gelegen in het bevorderen van de goede samenwerking tussen de betrokken overheden.
Als provinciaal orgaan was de cdK Flevoland in het onderhavige geval bevoegd ten aanzien van de totstandkoming van de koopovereenkomst; zie ook het antwoord op vraag 8.
Bent u ermee bekend dat de CdK van Flevoland eerder heeft aangegeven dat hij over de onderhavige kwestie geen verantwoording hoeft af te leggen aan de provinciale staten aangezien hij meent te acteren als Rijksheer?
Het gevolg van het handelen van de cdK als rijksorgaan is dat de cdK verantwoording verschuldigd is aan de regering (artikel 182, vijfde lid, Provinciewet) en niet aan provinciale staten. Dat neemt niet weg dat hij provinciale staten desgevraagd kan informeren over de feitelijke gang van zaken van zijn optreden ter zake.
Voor zover het zijn handelen als provinciaal orgaan betreft, is de cdK uiteraard verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Kunt u zich voorstellen dat de provinciale staten (PS) van Flevoland, ook gelet op de notitie van dr. Brainich von Brainich Felth, behoefte hebben aan een toelichting van uw kant op deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze toelichting te geven voorafgaand aan het interpellatiedebat in de PS van Flevoland over deze kwestie op woensdag 7 september aanstaande?
Ja, zij het dat wij aannemen dat de toelichting zoals hiervoor is gegeven tegemoet komt aan de informatiebehoefte van provinciale staten van Flevoland. Om die reden achten ook wij het van belang om deze vragen voor het interpellatiedebat van 7 september a.s. te hebben beantwoord.
Wilt u deze vragen tevens voor 7 september beantwoorden?
Ja.
De aankopen en transacties in het kader van het nieuwe aanmeldcentrum in Bant |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kunt u een gedetailleerde reconstructie geven (en dus niet volstaan met uw brief van 6 juli) van de gang van zaken met betrekking tot de aankoop van de kavel in Bant waarop u een nieuw aanmeldcentrum wilt vestigen – vanaf het allereerste moment dat de kavel in beeld was tot en met het afronden van de aankoop? Zo nee, waarom niet?
Eind maart 2022 heeft naar aanleiding van een informatiebijeenkomst in het kader van Aanpak stikstof Flevoland, zich de mogelijkheid voorgedaan om te komen tot de aankoop van een boerderij met opstallen. In april is COA door de CdK van de provincie Flevoland in de rol van rijksorgaan gewezen op de mogelijkheid tot het kunnen aankopen van 10 ha grond met bijbehorende opstallen in de Noordoostpolder. Er hebben in deze periode diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan, de bestuursvoorzitter van het COA, de directeur-generaal Migratie en mijzelf. Bij het bekijken van de ruimtelijke mogelijkheden in geval van aankoop van het gehele bedrijf, is gekeken naar de specifieke locatie, de mogelijkheden en maatschappelijke opgaven. Daarop heeft de commissaris in zijn hoedanigheid als rijksorgaan de partijen samengebracht. Dit is op verzoek van het Rijk gedaan, waarbij de grondslag voor de CdK om een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden te bevorderen is gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Eind april 2022 heeft er vervolgens een gesprek met vertrouwelijk karakter plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan en het college van B&W alsmede de fractievoorzitters van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder over de mogelijkheid tot koop van de grond met opstallen aan de Oosterringweg in Bant (Luttelgeest) door COA. Op ambtelijk niveau is er na dit gesprek contact geweest met de provincie over deze mogelijkheid.
Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst was de CdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Deze rol dient te worden onderscheiden van de rol van de CdK als rijksorgaan. Na de aankoop door COA, heeft COA op 6 juli het formele verzoek tot planvorming van het aanmeldcentrum bij het college van B&W van de gemeente Noordoostpolder ingediend, zodat gesprekken met belanghebbenden, openbare bespreking en de bestuurlijke besluitvorming kunnen gaan plaatsvinden.
Hoeveel geld is met de aankoop in alle facetten (waaronder maar niet beperkt tot de aankoop van de kavel zelf, de stikstofrechten etc.) gemoeid?
Ik doe in het algemeen geen inhoudelijke mededelingen over de inhoud van een privaatrechtelijke overeenkomst met een particuliere eigenaar. Wel kan ik u mededelen dat er naar aanleiding van een officieel taxatierapport een reële prijs is bepaald voor het geheel. De provincie heeft de stikstofrechten aangekocht en COA de grond en opstallen aangekocht.
Door wie zijn al deze onderdelen van de totale aankoop betaald? Graag een volledig overzicht waarin de afzonderlijke elementen apart worden weergegeven.
Het COA heeft de grond en de opstallen verworven, de overdracht en daarmee de betaling hebben nog niet plaatsgevonden. COA zal bij de overdracht deze onderdelen betalen aan de particuliere verkoper. De provincie Flevoland heeft de stikstofrechten aangekocht, hiervoor geldt dat de stikstofrechten na het staken van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden overgedragen en betaald.
Hoe is de waarde van al deze specifieke onderdelen bepaald en op basis waarvan?
De waarde van de onderdelen tezamen (grond, opstallen en de stikstofrechten) is bepaald aan de hand van een officieel taxatierapport. Deze is opgesteld door een erkend makelaar gespecialiseerd in agrarisch vastgoed.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ja.
De intentie om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken |
|
Suzanne Kröger (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Kinderombudsman: asieldeal is in strijd met Kinderrechtenverdrag»?1 Wat is uw reactie op deze kritiek?
Ja. Met de Kinderombudsman heb ik op 29 augustus jl. een constructief gesprek gevoerd over, onder meer, dit onderwerp.
Bent u van mening dat ondanks de zware kritiek van de Kinderombudsman op het voornemen om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken deze maatregel wel verenigbaar is met het Kinderrechtenverdrag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kinderrechtenverdrag verplicht landen om gezinsherenigingsaanvragen van kinderen met welwillendheid, menselijkheid en spoed te behandelen. Het grote belang van het kind om te herenigen met de gezinsleden is iets wat Nederland van harte onderschrijft. Bij de inhoudelijke beoordeling van de nareisaanvraag blijft het belang van het kind dan ook leidend. Het besluit op de aanvraag neemt de IND nog altijd zo snel als praktisch mogelijk is.
De getroffen maatregel dient daarbij zoveel mogelijk te voorkomen dat het kind met de gezinsleden in Nederland geen opvang kan worden geboden die aan onze eigen normen en standaarden voldoet. Met de garantie dat met de maatregel de gezinshereniging slechts met maximaal 6 maanden wordt uitgesteld, meent het kabinet een balans te hebben gevonden tussen het belang van het kind bij zowel geschikte huisvesting als bij de uitoefening van het recht op gezinshereniging.
Heeft u verder kennis genomen van andere kritische reacties van migratierechtexperts op uw voornemen om het recht van statushouders op gezinshereniging te beperken?2
Ja.
Welke (departementale) juridische analyses liggen ten grondslag aan deze kabinetsbeslissing? Wilt u deze z.s.m. de Kamer doen toekomen?
De documenten ten behoeve van de kabinetsbeslissing genomen in de week van 26 augustus vindt u bijgevoegd. 3
Een beperking op het terrein van nareis botst al snel met bijvoorbeeld de EU-gezinsherenigingsrichtlijn. Daar zijn de ambtelijke adviezen steeds duidelijk in geweest. Dat is voor het kabinet dan ook de reden geweest om de maatregel in te richten op de wijze die u heeft kunnen lezen in de brief aan uw Kamer. Dan doel ik op de inhoud van de maatregel, de beperking in duur van de maatregel en een individuele beperking in tijd voor de betreffende personen.
Hoeveel mensen die in het buitenland verblijven en in aanmerking komen voor gezinshereniging verwacht u dat door deze maatregel later herenigd zullen worden met familie in Nederland?
De maatregel geldt alleen voor nareizigers die nog geen besluit op hun aanvraag hebben gekregen. De IND en het COA hebben enige tijd nodig om tot implementatie over te kunnen gaan en handelen hier zo spoedig mogelijk naar.
Het zou naar verwachting tot eind december 2023 ruwweg tussen de 6000 en 8000 nareizigers betreffen die maximaal zes maanden later dan gebruikelijk naar Nederland kunnen reizen.
Bieden in tegenstelling tot de opvatting van migratierechtexperts volgens u de Gezinsherenigingsrichtlijn en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) juridische ruimte voor de voorgestelde beperking van het recht op gezinshereniging? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie dat het categorisch onmogelijk maken van gezinshereniging of het inzetten van de maximale ruimte van de Gezinsherenigingsrichtlijn als standaard wachttermijn niet mag en dat altijd een individuele toetsing moet plaatsvinden?
Het Europees verdrag voor de rechten van de mens wijst lidstaten erop dat iedereen recht heeft op respect voor het familie- en gezinsleven. Bij de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt hier niet aan voorbij gegaan.
De Gezinsherenigingsrichtlijn staat het niet toe dat lidstaten eisen dat het gezinslid in Nederland beschikt over geschikte huisvesting. De IND zal deze omstandigheden dan ook niet betrekken bij de beoordeling van de nareisaanvraag. Het ontbreken ervan zal een eventuele inwilliging niet in de weg staan. Als de gezinsleden aan de staande voorwaarden voldoen, zal de IND overgaan op inwilliging.
Als de IND eenmaal heeft vastgesteld dat er recht is op hereniging wordt slechts met de afgifte van een visum daartoe gewacht tot het gezin in Nederland ook daadwerkelijk van geschikte huisvesting kan uitgaan of tot er maximaal zes maanden zijn verstreken. De gezinshereniging wordt daarmee uitgesteld, niet afgesteld.
Wat vindt u van de inschatting van migratierechtexperts dat Nederland met grote waarschijnlijkheid uiteindelijk in het ongelijk zal worden gesteld? In hoeverre steunt dat de veronderstelling dat deze beperking vooral bedoeld is om te traineren?
Deze maatregel wordt enkel genomen omdat het kabinet van oordeel is dat deze maatregel, als onderdeel van een breder pakket, noodzakelijk is om zeker te stellen dat we een einde kunnen maken aan de situaties in Ter Apel die we hebben gezien. Situaties waarin we aan mensen geen opvang kunnen bieden of in het beste geval opvang op een manier die niet voldoet aan onze eigen normen en standaarden.
Met de inrichting waar het kabinet uiteindelijk voor heeft gekozen, wordt primair getracht aanzienlijke verlichting te bieden in de acute situatie in de opvangcrisis.
Bent u het ermee eens dat met het oog op de verstrekkende persoonlijke gevolgen het van belang is dat voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze beperking moet zijn vastgesteld dat de voorgestelde beperking in overeenstemming is met EU-recht? Zo nee, waarom niet?
Met de inrichting waar het kabinet uiteindelijk voor heeft gekozen, wordt getracht de impact zo beperkt mogelijk te houden en toch tegelijkertijd de acute situatie in de opvangcrisis aanzienlijke verlichting te bieden. De getroffen individuele waarborgen dienen er mede toe om de juridische uitlegbaarheid te versterken. In elke situatie is het uiteindelijk aan de rechtspraak om te oordelen over de juridische houdbaarheid.
Bent u bereid om deze vragen per omgaande te beantwoorden?
Uw vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De aanpak van de inhumane situatie bij Aanmeldcentrum Ter Apel |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat in het kabinet is afgesproken dat gemeenten in totaal 20.000 statushouders moeten huisvesten, dat elke veiligheidsregio 225 extra crisisnoodopvang plekken realiseert en dat uiteenlopende projecten worden opgezet om de opvangcrisis te bestrijden?1 In hoeverre is dit additioneel ten opzichte van eerdere verzoeken die in juli zijn gedaan?
Het kabinet heeft met de gemeenten afgesproken dat gemeenten zich inspannen om 20.000 statushouders te huisvesten. Met betrekking tot het verzoek van het Kabinet aan de Veiligheidsregio’s om 225 extra crisisnoodopvang plekken te realiseren gaat het inderdaad om een additioneel verzoek. Wat betreft het huisvesten van 20.000 statushouders moeten gemeenten voldoen aan de taakstelling die zij hebben gekregen. Zoals opgenomen in de bestuurlijke afspraken gaat het hier om het huisvesten van minstens 15.300 statushouders in gemeenten in de tweede helft van 2022, dit is onderdeel van reeds bestaande taakstelling uitplaatsing vergunninghouders plus de reeds aanwezige achterstand. Daarnaast is het streven om in totaal meer dan 20.000 statushouders te huisvesten in de tweede helft van 2022, dit is inclusief de reeds afgesproken, maar nog niet gerealiseerde versnelling van 7500 statushouders. Daarmee wordt vooruitgelopen op de naar verwachting fors hogere taakstelling in het eerste half jaar van 2023.
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke termijn met de genoemde maatregelen de huidige inhumane situatie rond Aanmeldcentrum Ter Apel wordt bestreden? Klopt onze veronderstelling dat de genoemde maatregelen vooral op middellange termijn extra opvangplekken opleveren, maar dat de actuele schrijnende nood er niet mee wordt opgelost?
De afspraken die het kabinet heeft gemaakt met de Veiligheidsregio’s zien op het realiseren van crisisnoodopvangplekken op de korte en middellange termijn. Daarnaast is afgesproken om gezamenlijk toe te werken naar een situatie waarin per 10 september 2022 geen mensen meer buiten in schrijnende situaties voor het terrein voor het aanmeldcentrum in Ter Apel moesten overnachten. Om die reden is alle inzet erop gericht om deze situatie te beëindigen. Met dank aan het Ministerie van Defensie en de gemeente Hogeland is op 10 september 2022 het voorportaal op het terrein van de Marnewaard in gebruik genomen. De locatie is bedoeld om de personen op te vangen totdat zij terecht kunnen in Ter Apel voor de registratie, waarna zij zullen worden ondergebracht in opvanglocaties elders in het land. De afgelopen tijd hebben onder meer het COA, de Veiligheidsregio’s en het Rode Kruis hard gewerkt om genoeg opvangplekken te realiseren. De afgelopen twee weken zijn er vaak genoeg plekken gerealiseerd zodat mensen niet gedwongen buiten hoefden te slapen. Het blijft een uitdaging om genoeg opvang plekken te blijven realiseren. De recente afspraken komen bovenop de inspanningen die reeds geleverd worden, niet alleen qua crisisnoodopvang, maar ook de in gebruik name van twee cruiseschepen als opvanglocatie in de gemeente Velsen en in de gemeente Amsterdam. Deze cruiseschepen zijn ingericht op ieder ruim 1.000 opvangplekken.
Klopt het dat het toezicht op alleenstaande kinderen (AMV’s) op dit moment zowel binnen als buiten de poort in Aanmeldcentrum Ter Apel zeer beperkt is? Wat gaat u doen om er vandaag nog voor te zorgen dat deze kinderen de juiste bescherming krijgen?
Op het terrein voor het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het COA eerder sanitaire voorzieningen geplaatst en gezorgd voor het schoonmaken van de voorzieningen.
Worden op dit moment adequate praktische maatregelen genomen, zoals bijvoorbeeld extra mobiele sanitaire voorzieningen, het verstrekken van hygiëneproducten, kookvoorzieningen en het voorzien in beddengoed, schone kleding en dergelijke? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen tijd hebben onder andere COA, de Veiligheidsregio’s en het Rode Kruis hard gewerkt om genoeg opvangplekken te realiseren. Hierdoor hebben de afgelopen nachten geen mensen gedwongen buiten geslapen voor de hekken van het aanmeldcentrum in Ter Apel.
De Nederlandse krijgsmacht ondersteunt al bij de opvang van ontheemden en asielzoekers. Op de militaire locaties Marine Etablissement Amsterdam, Walaardt Sacré Kamp te Huis ter Heide, Legerplaats De Harskamp en de Willem-Lodewijk van Nassaukazerne te Zoutkamp worden momenteel asielzoekers respectievelijk ontheemden tijdelijk gehuisvest. Aanvullend op deze ondersteuning, realiseert Defensie extra tijdelijke vooropvang te Zoutkamp. Deze tijdelijke huisvesting is op 10 september jl. gerealiseerd.
Klopt het bericht dat u ervan uitgaat dat ook komende nacht nog asielzoekers buiten zullen slapen?2 Bent u het met ons eens dat geen dag langer kan worden volstaan met wat nu al gedaan wordt en dat bijvoorbeeld humanitaire inzet van de Nederlandse krijgsmacht serieus moet worden overwogen? Zo ja, bent u bereid om de Nederlandse krijgsmacht te vragen zich nu al voor te bereiden op het bieden van adequate hulp als een verzoek daartoe van de Veiligheidsregio wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
Bij de beantwoording is de actualiteit meegenomen.
Bent u bereid om deze vragen per ommegaande te beantwoorden?
De opvangcrisis |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat de situatie in Ter Apel volstrekt uit de hand is gelopen vanwege de grote aantallen asielzoekers die buiten de poort verblijven en de toenemende onveiligheid?1
De situatie op en om het aanmeldcentrum in Ter Apel is al lange tijd zeer schrijnend. Met de afspraken die eind augustus zijn gemaakt2 proberen wij, in nauwe samenwerking met de verschillende gemeenten en veiligheidsregio’s, de situatie beheersbaar te krijgen en de crisis op de lange termijn het hoofd te kunnen bieden. De afgelopen tijd verbleven er dan ook geen grote aantallen asielzoekers buiten de poort. Desondanks blijft de opvangsituatie onverkort kritisch en is het vrijwel elke dag onzeker of elke asielzoeker een dak boven zijn hoofd heeft. De nood is heel hoog.
Deelt u de mening dat deze opvangcrisis wordt veroorzaakt door eerdere sluiting van opvangplekken, tekortschietende financiering, trage procedures en een falend terugkeerbeleid?
Er is een aantal belangrijke oorzaken voor de huidige crisis, waarbij er een schrijnend tekort aan geschikte opvangplekken voor asielzoekers is. Ten eerste is het aantal opvangplekken na de piek van 2016 afgeschaald, cf. de huidige systematiek waarbij het COA voornamelijk wordt gefinancierd per beslapen bed. Ten tweede is het aantal asielzoekers dat in Nederland asiel aanvraagt hoger dan in 2021. Dat is deels te verklaren door het opheffen van de reisbeperkingen die lange tijd golden vanwege het coronavirus. Daarnaast kunnen gemeenten niet genoeg woningen vinden voor asielzoekers met een verblijfsvergunning, waardoor er te weinig plekken vrijkomen in de opvangcentra. Ook de achterstanden bij de IND dragen bij aan het probleem.
Deelt u de mening dat de tijd van adhoc-maatregelen voorbij is en dat het tijd wordt voor structurele oplossingen? Zo ja, waarom moet dit zo lang duren?
Ja. Om die reden kijken we in de brief van 26 augustus jl. naar manieren om op de lange termijn uit de crisis te kunnen komen én blijven.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die recht hebben op asiel eerlijk over Nederland moeten worden verdeeld en dat mensen die geen recht hebben op asiel zo snel mogelijk moeten terugkeren?
Ja.
Indien u deze mening deelt, waarom confronteert u de plaats Albergen met 3500 inwoners dan plotsklaps en exclusief met de komst van 300 asielzoekers, zonder enige inspraak?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Na verschillende contactmomenten volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken. Op 12 augustus hebben het COA en de eigenaresse van het hotel de koopovereenkomst gesloten voor hotel ’t Elshuys. Op 2 september zijn de gemeente Tubbergen, het COA en het Rijk tot gezamenlijke afspraken gekomen over de opvang van maximaal 150 asielzoekers in het voormalige hotel ’t Elshuys in Albergen. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst dd. 19 september 2022 waarin tevens is overeengekomen dat de gemeente de vergunningsaanvraag van het COA in behandeling neemt. De reguliere procedure, inclusief openbaarmaking, wordt daarmee gevolgd. Het AZC blijft maximaal voor twee periodes van vijf jaar open. Na de eerste vijf jaar vindt evaluatie plaats waarna verlenging van nog eens vijf jaar wordt afgesproken of stopzetting plaats vindt.
Deelt u de mening dat een eerlijke en evenredige verdeling van vluchtelingen over kleinschalige locaties in heel Nederland (alsmede het aanpakken van de onveiligheid en een daadkrachtig terugkeerbeleid) op veel meer draagvlak kan rekenen dan «hapsnap» locaties aanwijzen waarbij grote onrust onder bewoners ontstaat?
Ik deel de mening dat asielopvang eerlijk en evenredig over het land moet worden verdeeld. Om in te kunnen spelen op veranderende instroom hebben het rijk, de provincies, het COA en de VNG afspraken gemaakt in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen. Op 26 augustus jl. is afgesproken hier versneld uitvoering aan te geven, inclusief uitbreiding van duurzame (kleinschalige) (nood)opvanglocaties aan de hand van de vastgestelde verdeelsleutel en vier gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties3. Desalniettemin zijn er op diverse plekken in Nederland grootschalige locaties die goed functioneren, ook naar tevredenheid van de omgeving.
Bent u bereid de SP-voorstellen voor een eerlijke verdeling van vluchtelingen over te nemen? Zo ja, gaat u voortaan rekening houden met inwonertal en draagvlak en maakt u werk van kleinschalige locaties?2
Ik heb kennisgenomen van de voorstellen en herken meerdere elementen die ook worden betrokken bij het aangekondigde wetsvoorstel dat een wettelijke taak creëert voor gemeenten om asielopvang te realiseren. De inzet van het kabinet is om tot een evenwichtige verdeling van opvangplaatsen en opvangvoorzieningen over Nederland te komen. Ik verwijs uw kamer voorts naar het wetsvoorstel dat naar verwachting in oktober in consultatie gaat.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende debat over de opvangcrisis?
Helaas is het niet gelukt de vragen voor het vorige debat over de opvangcrisis te beantwoorden. Hiervoor mijn welgemeende excuses.
De verplichte asielopvang in Tubbergen |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe bent u tot de keuze voor de plaats Albergen en de betreffende hoeveelheid opvangplekken gekomen? Welk afwegingskader heeft u daarbij gehanteerd?
Het Rijk is bezig met een landelijke inventarisatie om extra opvangplekken te realiseren. Daarbij kijken we zowel naar Rijksvastgoed als naar mogelijk aan te kopen panden door het COA. Het COA is niet actief op zoek gegaan naar een locatie in Albergen, het hotel is door de verkoper aan het COA aangeboden.
De omvang (capaciteit) van een opvanglocatie ligt niet vast, deze wordt immers medebepaald door de situatie ter plekke. In overleg met het COA en de gemeente Tubbergen is afgesproken de locatie te gebruiken voor het huisvesten van 150 vluchtelingen.
Hotels zijn de meest efficiënte gebouwen om aan te kopen in deze tijd van capaciteitstekort, omdat ze ontworpen zijn voor huisvesting van een groot aantal mensen en daardoor snel operationeel inzetbaar zijn. Andersoortige gebouwen, zoals bijvoorbeeld kantoren, hebben als opvanglocatie meestal een langere doorlooptijd vanwege verbouwingen die in deze tijd van schaarste meestal veel tijd in beslag nemen.
Kunt u uiteenzetten welke rol de verschillende overheden zouden kunnen spelen om de asielopvang en het draagvlak hiervoor goed op elkaar af te stemmen? Welke knelpunten moeten worden opgelost, zodat dit ook gebeurt?
Om de crisis op korte termijn het hoofd te kunnen bieden en om op lange termijn uit de crisis te blijven is het noodzakelijk om goed samen te werken met verschillende overheden en uitvoeringsorganisaties. Het is een gedeelde aanpak. De afspraken die hierover zijn gemaakt worden uiteengezet in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 2022Z15825).
Kunt u aangeven hoe vaak er vanaf april 2022 contact met de gemeente Tubbergen is geweest over de opvang van asielzoekers?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Nadat op 2 april het hotel aan het COA te huur/te koop werd aangeboden door de makelaar is het COA in gesprek gegaan met de gemeente over twee objecten die mogelijk als opvanglocatie zouden kunnen fungeren, waaronder het desbetreffende hotel. Na verschillende korte contactmomenten in de tussentijd volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van het COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden.
Hoe kan het dat het gemeentebestuur van Tubbergen is overvallen door uw beslissing? Behoort het niet tot het principe van behoorlijk bestuur dat het Rijk gemeenten hierover voorafgaand informeert?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven is er op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen. Daarbij is ook gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium specifiek voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken.
Ik begrijp dat het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen overvallen waren door de daadwerkelijke aankoop van het hotel, maar helaas was en is er niet de luxe om langer af te wachten. Ik wil wel benadrukken dat ik het in algemene zin van groot belang vind om zo goed mogelijk samen te werken en om de gemeenteraad en omwonenden te betrekken bij de verdere realisatie van de asielopvang.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen heeft aangegeven dat er niet op de locatie ’t Elshuys, maar wel op andere locaties binnen Tubbergen mogelijkheden zijn om asielzoekers op te vangen en zo de druk op Ter Apel te ontlasten? Zo ja, waarom is niet ingegaan op deze alternatieve locatievoorstellen?
Met de gemeente Tubbergen zijn twee locaties besproken op voordracht van het COA. Eén van de locaties, Vasse, bleek niet geschikt vanwege de ligging in een kwetsbaar natuurgebied. De andere locatie betrof Hotel ’t Elshuys in Albergen. De gemeente heeft aangegeven daar uitsluitend statushouders te willen huisvesten en geen asielzoekers. De gemeente Tubbergen heeft geen andere locaties aangeboden of besproken waar asielzoekers opgevangen zouden kunnen worden. Dit was voordat sprake was van inzet van het zogenaamde RO-instrumentarium. De gemeente Tubbergen heeft daarna niet uit eigen initiatief een concreet aanbod gedaan voor de vestiging van een opvanglocatie, maar is uiteindelijk onder voorwaarden akkoord gegaan met huisvesting van statushouders (circa 50) en asielzoekers (circa 100) in hotel ’t Elshuys.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen heeft aangegeven op de locatie ‘t Elshuys 30 statushouders te willen opvangen?
In de besprekingen met de gemeente die tussen april en juni hebben plaatsgevonden heeft de gemeente aangegeven 50 statushouders te willen huisvesten in Hotel ’t Elshuys.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in de afgelopen periode geen of nauwelijks gebruik heeft gemaakt van deze opvangmogelijkheid in ’t Elshuys? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Dit klopt niet. Hotel ’t Elshuys was tot 29 augustus jl. in particulier bezit en geen eigendom van het COA. Gemeente Tubbergen had op basis van de HAR-regeling voor die tijd een 10-tal statushouders in hotel ’t Elshuys ondergebracht en vier gezinskamers gehuurd. Dit waren statushouders die conform taakstelling waren toebedeeld aan de gemeente.
Hoe wilt u het vertrouwen van de gemeente Tubbergen en de lokale gemeenschap in Albergen herstellen?
Op 19 augustus jl. ben ik in gesprek gegaan met het college van burgemeester en wethouders en met vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap om het besluit toe te lichten en de reacties aan te horen. Vervolgens hebben de burgemeester en wethouder met het COA en mij verder gepraat. Ook in de toekomst blijven we met elkaar in gesprek.
Deelt u de mening dat gemeenten en veiligheidsregio’s het recht zouden moeten hebben om reële tegenvoorstellen te doen en alternatieven aan te dragen? Welke randvoorwaarden zijn hiervoor nodig?
Ik deel de mening dat de gemeente de mogelijkheid moet hebben om alternatieven aan te dragen. Om die reden wordt het gesprek ook altijd gevoerd. In dit verband is tussen april en juni geprobeerd om samen met de gemeente opvang te realiseren. Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel ga ik dan ook het liefste uit de weg. Gelijktijdig maakt de huidige situatie het noodzakelijk om extra asielopvanglocaties te realiseren.
Klopt het dat de gemeente Tubbergen voldoet aan de taakstelling voor huisvesting van statushouders en van Oekraïense vluchtelingen? Zo ja, waarom wordt Tubbergen dan toch als «weigergemeente» beschouwd? Zo nee, in welke mate wijkt de gemeente af van de taakstelling en hoe lang doet dit zich al voor?
Tubbergen heeft in het tweede half jaar van 2021 en het eerste half jaar van 2022 voldaan aan het aantal te huisvesten statushouders. Tegelijkertijd heeft de gemeente nog een openstaande achterstand van 14 statushouders. De 14 gemeenten die de veiligheidsregio Twente vormen hebben een gezamenlijke achterstand van 158 statushouders ten opzichte van de taakstelling. De eerste bewoners van de opvanglocatie Albergen zullen naar verwachting medio oktober kunnen worden gehuisvest. De gemeente vangt tevens Oekraïense ontheemden op.
De term weigergemeenten doet geen recht aan alle inspanningen die door het hele land worden gedaan om vluchtelingen en Oekraïense ontheemden op te vangen. Deze term is ook niet van toepassing op Tubbergen. Wel is het zo dat er een tekort is aan opvangplekken, waardoor Ter Apel overbelast is. Aan iedere gemeente wordt gevraagd om een evenredige bijdrage te leveren aan de asielopvang.
Klopt het dat er in Ter Apel geen problemen zouden zijn met de asielopvang, als alle gemeenten zouden voldoen aan de taakstelling voor huisvesting van aan hen toegekende statushouders? Zo, ja welke stappen worden gezet dat hieraan gaat worden voldaan, zodat er een structurele oplossing komt?
De opvangcrisis kent verschillende oorzaken. Een belangrijk onderdeel daarvan is inderdaad het huisvesten van statushouders. In mijn brief van 26 augustus jl. heb ik toegelicht welke maatregelen ik in dit verband neem.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet om de instroom van asielzoekers te beperken en de opvangcrisis het hoofd te bieden? Welke maatregelen, die passen binnen Europese rechterlijke uitspraken en internationale verdragen, kan het kabinet nemen?
Om de opvangcrisis zowel op korte als op lange termijn het hoofd te bieden worden er verschillende maatregelen getroffen. Deze licht ik toe in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 2022Z15825).
Het bericht 'Asielchaos zet politie klem' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielchaos zet politie klem»?1
Ja.
Waarom moet de politie-eenheid Amsterdam 10% van de beschikbare capaciteit bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel afstaan voor een probleem dat is veroorzaakt door uw regering?
Als gevolg van het gebrek aan opvang in Ter Apel zijn asielzoekers naar noodopvanglocaties elders in Nederland gebracht. Alleen asielzoekers die al geïdentificeerd zijn in Ter Apel zouden naar een noodopvanglocatie gebracht mogen worden. Het COA heeft echter een aantal asielzoekers, die nog niet waren geïdentificeerd ook naar noodopvanglocaties gestuurd. Het is van belang dat deze asielzoekers alsnog geïdentificeerd worden. De eenheden Noord-Nederland (Ter Apel) en Brabant-Oost (Budel) hebben niet voldoende capaciteit om de ontstane achterstand weg te werken. Daarom zijn eenheden uit de rest van Nederland gevraagd tijdelijk bijstand te leveren. Deze bijstand wordt afgeschaald zodra de achterstanden met identificatie zijn weggewerkt.
Beseft u dat dit ten koste gaat van de aanpak van mensenhandel, overlastgevende gelukszoekers en de beschikbaarheid van de politie voor de gewone burgers?
De inzet van AVIM-personeel in Ter Apel en Budel uit andere eenheden betreft een tijdelijke situatie. Dit kan inderdaad invloed hebben op de overige werkzaamheden van AVIM, zoals de toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Vreemdelingenwet en deelname in verschillende overleggroepen. De AVIM-taken in het kader van de bestrijding van mensenhandel worden hierbij zoveel mogelijk ontzien.
Beseft u dat de politie-eenheid Amsterdam al 350 mensen tekort komt en deze taken er niet ook nog bij kunnen aangezien je mensen niet tot het oneindige kunt uitrekken? Zo ja, waarom is deze volstrekt verkeerde keuze dan gemaakt, ofwel waarom wordt de veiligheid van de burgers in Nederland en het welzijn van de politieagenten enerzijds ondergeschikt gemaakt aan het dweilen met de kraan open door de asielinstroom geen strobreed in de weg te leggen?
Ik realiseer mij zeer wel dat we veel van politiemensen door heel Nederland vragen en dat zij zich elke dag enorm inzetten voor de veiligheid van iedereen. De identificatie van asielzoekers is van groot belang om de asielaanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen.
Kunt u uitleggen wat dit voor gevolgen heeft voor de veiligheid in Nederland in zijn geheel, aangezien deze problemen ook bij meerdere andere politie-eenheden spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de asielinstroom per gisteren een halt wordt toegeroepen door de grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de opvangcrisis en de grote druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het kabinet besloten om maatregelen te treffen. Om uit de crisis te komen en te blijven wordt integraal over de gehele keten gewerkt aan het (tijdelijk) beperken van de instroom en het versnellen van de doorstroom en uitstroom. De maatregelen aangaande het tijdelijk beperken van de asielinstroom betreffen het beperken van nareizigers en het tijdelijk niet hervestigen van nieuwe personen onder de EU-afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Voor meer informatie omtrent deze maatregelen verwijs ik u naar de brief die hierover aan uw Kamer gestuurd is.2
Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het sluiten van de grenzen zou bovendien zeer ongewenste gevolgen hebben voor Nederlandse ondernemers, die baat hebben bij onze open economie.
Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel. Samen met organisaties in de migratieketen, gemeenten, politie en het OM wordt continu ingezet om de aanpak te versterken. In dat verband heeft het Kabinet structureel 45 miljoen beschikbaar gesteld om de aanpak van overlast te intensiveren.3 Onderdeel van deze versterkte aanpak is de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast om ervoor te zorgen dat crimineel gedrag en overlast van vreemdelingen middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt. Hierover is uw Kamer op 16 september jl. geïnformeerd.4 Daarnaast zijn de middelen ter beschikking gesteld voor opvanglocaties voor kansarme asielzoekers en voor intensivering van terugkeer van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De inzet van deze middelen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Mocht u daarbij verwijzen naar verdragen, bent u bereid die verdragen dan opzij te leggen met het argument dat uw regering ook (grond)wettelijke verplichtingen heeft voor wat betreft de veiligheid en het welzijn van alle burgers in Nederland in het algemeen en de politieagenten in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Criminele asielzoekers uit veilige landen. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u ermee bekend dat het Amsterdamse politiekorps in De Telegraaf aangeeft dat Amsterdam de afgelopen maanden in toenemende mate te kampen heeft met grootschalige criminaliteit door asielzoekers uit met name Marokko, Algerije, Libië en Tunesië?1
Ja.
Deelt u de absolute afschuw over het geschetste wangedrag door veiligelanders waar Amsterdamse agenten mee te kampen hebben, van scheldpartijen en bespugen tot aanranding van agentes aan toe?
Ik vind de geschetste situatie onaanvaardbaar en zet in op effectieve maatregelen ter voorkoming en aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. Hoewel het gaat om een in omvang beperkte groep asielzoekers, ondermijnt dit het draagvlak voor de asielopvang. De maatregelen die ik tref, zijn toegelicht in de beantwoording op vragen 9, 10 en 14.
Wat is uw reactie op het feit dat Amsterdamse agenten aangeven dat tot wel 80 procent van hun tijd in de binnenstad opgaat aan criminele en overlastgevende veiligelanders?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde incidenten (van overlast tot criminaliteit) waren er in 2021 in totaal met betrekking tot (uitgeprocedeerde) asielzoekers uit veilige landen, ongeacht de vraag of zij dat jaar op enig moment in een COA-locatie verbleven?
In het incidentenoverzicht 2021, gepubliceerd door het WODC, wordt gerapporteerd over het aantal incidenten en misdrijven door vreemdelingen in COA opvang.2 Het aantal incidenten geregistreerd door het COA was in 2021 5.920, en was daarmee lager dan in 2019 en 2020. Er waren 3.895 unieke vreemdelingen betrokken bij deze incidenten. Van deze betrokkenen hadden 12% de Marokkaanse nationaliteit en 11% de Algerijnse nationaliteit. Marokko is een veilig land van herkomst, Algerije was tot halverwege 2021 een veilig land van herkomst.
In 2021 zijn er 3.990 verdenkingen van misdrijven geregistreerd van vreemdelingen in COA locaties. Het laagste aantal sinds 2017. In totaal waren er 1.795 unieke verdachten. In de top-15 nationaliteiten van 2021 kwamen 4 nationaliteiten voor die destijds hoorden bij een veilig land van herkomst:
Algerijnse
590
33%
Marokkaanse
425
24%
Tunesische
145
8%
Georgische
15
1%
Overige nationaliteiten
620
35%
Totaal
1.795
100%
Bron: Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021
Om hoeveel van dergelijke geregistreerde incidenten ging het gedurende de eerste helft van dit jaar?
Het WODC rapporteert niet over halfjaarlijkse periodes. Het WODC rapporteert in 2023 over geheel het jaar 2022.
Kunt u een inventarisatie maken (of op zijn minst een gegronde inschatting geven) van het aantal manuren dat de politie landelijk op jaarbasis kwijt is door incidenten met veiligelanders?
Deze is niet te geven. De politie registreert niet specifiek op veiligelanders. Dit heeft de politie immers niet nodig voor haar taakuitvoering.
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode VLIN (Vreemdeling In Nederland) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Onderstaande tabel bevat een overzicht met de aantallen geregistreerde incidenten waarbij de projectcode «VLIN» of «MOBA» is vermeld. Gezocht is op incidenten tussen 01-01-2021 en 30-06-2022. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat uit deze cijfers geen conclusies kunnen worden getrokken om de volgende redenen.
Aantal geregistreerde incidenten
2021
2022 (t/m juni)
VLIN
2.590
2.241
MOBA
2.423
1.412
Hoe vaak was in 2021 sprake van het toekennen van de projectcode MOBA (mobiel banditisme) in politiesystemen? En hoeveel keer was dit in de eerste helft van dit jaar het geval?
Zie antwoord vraag 7.
Snapt u dat Amsterdamse agenten zich ronduit verraden voelen door de politiek, zoals zij in het artikel aangeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, snapt u dat dit begrip niet bij woorden kan blijven, maar dat krachtige stappen nodig zijn?
Ik kan mij voorstellen dat het frustrerend is voor deze agenten wanneer zij hun politietaken goed hebben uitgevoerd en de overlastpleger hebben heengezonden, deze persoon elders in het land nieuwe delicten pleegt. Deze praktijk is zeer onwenselijk. Daarom heb ik naast de bestaande landelijke Top-X aanpak waarbij zicht op de omvang en aard van de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers wordt gekregen, een Coördinator Nationale Aanpak Overlast aangesteld. Hij heeft de positie om te zorgen dat crimineel gedrag en overlast middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt aangepakt. Hij kan met kracht overlastproblematiek aanpakken met commitment van de strafrechtketen en de migratieketen. Hierdoor kunnen overlastgevers geïdentificeerd en aangepakt worden en wordt maximaal voorkomen dat zij uit beeld verdwijnen. Een plan van aanpak wordt momenteel verder uitgewerkt. Bij brief van 16 september 2022 heb ik uw Kamer hierover nader geïnformeerd.3
Deelt u de mening dat voor deze gigantische problematiek maar één oplossing is, namelijk eindelijk en massaal werk maken van het terugsturen van mensen die hier niet horen, te beginnen met uitgeprocedeerde veiligelanders? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn brief van 26 augustus 2022 wordt de inzet op terugkeer van overlastgevende asielzoekers zonder rechtmatig verblijf – als sluitstuk van de kabinetsaanpak van overlastgevers – geïntensiveerd. Bij terugkeer van diegenen die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven, is het uitgangspunt dat de vreemdeling zelfstandig en zo snel mogelijk Nederland verlaat. Als de vreemdeling evenwel niet bereid is mee te werken aan zijn vertrek, dan kan de DT&V waar mogelijk overgaan tot gedwongen vertrek. Een van de bepalende factoren bij gedwongen terugkeer is de bereidheid van herkomstlanden om hun eigen onderdanen terug te nemen. Ik blijf daarom in bilateraal verband doorlopend inzetten op verbetering van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst door het voeren en onderhouden van migratiedialogen en het aangaan van migratiepartnerschappen in den brede. Daarbij verschilt de aard, het niveau en de mate van samenwerking per land, en wordt maatwerk toegepast. Ook op Europees niveau worden gesprekken gevoerd met prioriteitslanden uit de focusregio’s voor migratie van de EU. Aangezien een belangrijk deel van de herkomstlanden nog steeds een negatieve testuitslag vereist voorafgaand aan terugkeer en meewerken aan deze test door veel vreemdelingen nog altijd wordt geweigerd, werk ik daarnaast aan een wetsvoorstel om het afnemen van coronatesten onder dwang mogelijk te maken.
Bent u bereid per direct aanvullende maatregelen te treffen tegen tegenwerkende herkomstlanden door onder andere landingsrechten in te trekken, ontwikkelingshulp stop te zetten, uitkeringsverdragen stop te zetten en visa in te trekken? Zo nee, wat moet er nog gebeuren voordat u wel bereid bent hiertoe over te gaan?
Voor een reactie op de in de vraag voorgestelde maatregelen verwijs ik naar de desbetreffende passages uit de brief van mijn voorganger van 20 december 2021 «reactie actieplan van het lid Eerdmans over veiligelanders». Ik sluit mij bij die passages aan.4
Waarom worden recidiverende criminele veiligelanders, die na iedere aanhouding vaak binnen een mum van tijd weer op straat staan, niet standaard in vreemdelingendetentie geplaatst met het oog op een toekomstige uitzetting? Bent u bereid hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Vreemdelingenbewaring kan om verschillende redenen worden toegepast, onder meer om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure, of – nadat een besluit op de asielaanvraag is genomen – met het oog op vertrek uit Nederland. Vreemdelingenbewaring is volgens vaste jurisprudentie van het EHRM en het EU HvJ het ultimum remedium binnen het bestuursrecht.5 Indien andere, minder dwingende middelen effectief kunnen worden ingezet, dienen die te worden toegepast. Ook van belang is dat vreemdelingenbewaring primair dient om de vreemdeling beschikbaar te houden voor de asielprocedure en daarna het vertrek, en niet een sanctie is voor het plegen van strafbare feiten of de preventie daarvan.6 Ik zie echter ook dat voor een deel van de asielaanvragen geldt dat het inwilligingspercentage zeer klein of zelfs verwaarloosbaar is, terwijl een groot deel van de vreemdelingen zich voor het einde van de asielprocedure aan het toezicht onttrekt. Zoals ik in mijn brief van juni 2022 aan uw Kamer dan ook heb laten weten bekijk ik momenteel hoe mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.7 Daarbij zullen personen die overlast geven eerder in beeld komen aangezien hun dossiers bij de toezichthouders ook het eerst bekend zijn. Daarbij is de grootste uitdaging om, gegeven de andere prioriteiten in de vreemdelingenketen, voldoende capaciteit te vinden om de bewaringsmaatregel te nemen en het asielproces in gesloten setting af te handelen. Dit zal daarom incrementeel worden ingevoerd.
Voor het voortzetten van de bewaring na de asielprocedure is zicht op uitzetting een wettelijke voorwaarde. Hierbij speelt de medewerking van het land van herkomst aan terugkeer een belangrijke rol. Voor vreemdelingen uit landen waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat zicht op uitzetting ontbreekt, is bewaring om die reden niet mogelijk. Maar zoals reeds genoemd in het antwoord op vraag 10, blijf ik mij doorlopend inzetten voor het verbeteren van de terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst.
Voor asielzoekers die een incident met grote impact veroorzaken is echter plaatsing in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) mogelijk. Hier verblijft een asielzoeker onder een sober regime en geldt een strikt gebiedsgebod. Plaatsing op de HTL kan gedurende ieder moment van de asielprocedure.
Deelt u de mening dat het, gelet op het kansloze karakter van hun asielaanvraag in combinatie met de zware oververtegenwoordiging in de criminaliteit, gerechtvaardigd is om asielzoekers uit veilige landen standaard in vreemdelingendetentie te plaatsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier werk van maken?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 12, en zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 december 2021 kunnen asielzoekers niet zonder wettelijke grond in vreemdelingenbewaring worden gesteld en bekijk ik momenteel hoe de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring tijdens de asielprocedure breder kunnen worden benut.
Welke aanvullende maatregelen gaat u per direct treffen om criminaliteit en overlast door veiligelanders in te dammen?
De huidige mate van overlastgevend en crimineel gedrag is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. In juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen die ik tref ten aanzien van de aanpak van overlastgevend gedrag door asielzoekers.8 Deze aanvullende maatregelen zetten in op o.a. het versoberd opvangen van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, nieuwe initiatieven ten aanzien van opvang en begeleiding binnen bestaande opvanglocaties, inzet op vreemdelingenbewaring en de aanpak overlast in het openbaar vervoer.
Daarbij heeft het Kabinet op 26 augustus jl. aangekondigd structureel € 15 miljoen vrij te maken voor de intensivering van deze aanpak door o.a. de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast zoals aangegeven bij vraag 9.9 Daarnaast komen er opvanglocaties voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, zoals asielzoekers uit veilige landen van herkomst. In deze bijzondere opvanglocatie geldt een sober regime en het vereiste dat betrokkenen steeds beschikbaar zijn voor de procedure op locatie met het doel om kansarme aanvragen versneld af te doen en de komst van kansarme asielzoekers te ontmoedigen. Er wordt momenteel gewerkt aan de uitwerking hiervan. Hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd. Tot slot zal door de Dienst Terugkeer en Vertrek ook ingezet worden op versneld uitzetten van asielzoekers die overlast plegen. Ook hiervoor is € 15 miljoen gereserveerd, waarmee er in totaal dus 45 miljoen structureel beschikbaar komt voor de intensivering van de aanpak van overlast en crimineel gedrag door asielzoekers.
Bent u bereid alsnog werk te maken van de maatregelen uit het Actieplan Veiligelanders van JA21? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 20 december 2021 is mijn voorganger ingegaan op het Actieplan Veiligelanders van JA21. Ik sluit mij aan bij deze reactie.
De aangekondigde aanwijzing van een locatie in Albergen als asielzoekerscentrum |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kunt u aangeven op welke communicatie er tussen de gemeente Tubbergen (ambtelijk en politiek) heeft plaatsgevonden sinds april over de mogelijkheid tot het opvangen van asielzoekers in de gemeente Tubbergen? Kunt u alle relevante brieven en gespreksverslagen openbaar maken?
Sinds april is op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Nadat op 2 april het hotel aan het COA te huur/te koop werd aangeboden door de makelaar is het COA in gesprek gegaan met de gemeente over twee objecten die mogelijk als opvanglocatie zouden kunnen fungeren, waaronder het desbetreffende hotel. Na verschillende korte contactmomenten in de tussentijd volgde begin juni op bestuurlijk niveau bericht van COA richting de gemeente over het voornemen van het COA om het hotel te kopen. Daarbij heeft het COA het aanbod gedaan om in het hotel ook ruimte te maken voor de opvang van de aan de gemeente gekoppelde statushouders. Bij de gemeente was bestuurlijk echter alleen draagvlak voor kleinschalige huisvesting van statushouders en niet voor de opvang van asielzoekers. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden. Na de collegevergadering van 21 juni heeft het college van Tubbergen richting het COA aangegeven niet te zullen meewerken.
Er is reeds een Woo-verzoek ingediend waarvan de relevante brieven en gespreksverslagen een onderdeel zijn. Momenteel vindt een inventarisatie van de stukken plaats. Uw Kamer zal een afschrift van het Woo-besluit en alle bijbehorende stukken ontvangen, zodra het besluit is genomen.
Op welk moment heeft het COA het pand in Albergen gekocht en op welk moment is dat aan de gemeente meegedeeld?
Op 8 juni heeft het COA bestuurlijk aangegeven voornemens te zijn hotel ’t Elshuys te kopen. Op 12 augustus hebben het COA en de eigenaresse van het hotel de koopovereenkomst gesloten voor hotel ’t Elshuys. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 augustus de gemeente geïnformeerd.
Kunt u precies uiteenzetten hoe de procedure onder artikel 3.2 Besluit omgevingsrecht (waarschijnlijk wordt de optie onder b bedoeld) in de praktijk werkt?
Artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt onder welke omstandigheid de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid heeft om voor een project van nationaal belang te beslissen op een aanvraag voor een vergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening. Voor zover het gaat om de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen kan dit artikel worden toegepast als sprake is van een geval genoemd in artikel 4 van bijlage II bij het Bor (een zogenoemd kruimelgeval). In dat geval vindt de vergunningverlening plaats via de reguliere procedure uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Bor kan daarnaast worden toegepast voor een project van nationaal belang waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening en toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo (een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening waarop de uitgebreide procedure uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is). Naast een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik is ook een vergunning voor brandveilig gebruik nodig. Beide vergunningen kunnen in één keer worden aangevraagd en in één besluit verleend.
In het geval toepassing wordt gegeven aan de reguliere procedure omdat sprake is van een kruimelgeval verloopt de procedure als volgt: de initiatiefnemer (lees: het COA) dient de aanvraag voor de vergunning in en overlegt alle gegevens die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid maakt in de Staatscourant bekend dat de aanvraag is ontvangen, legt de stukken ter inzage en zendt de aanvraag voor advies aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beslist, in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, binnen 8 weken op de aanvraag, maakt de beslissing op de aanvraag bekend en stuurt het besluit aan betrokkenen. Het besluit op de aanvraag treedt de dag na bekendmaking in werking.
Op welk moment in de procedure is er sprake van inspraak en bezwaarrecht van gemeente en van omwonenden en andere belanghebbenden?
Zie ook het antwoord onder 3. In het kader van de procedure tot verlening van de omgevingsvergunning wordt na ontvangst van de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en veiligheid advies gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. Tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij het Rijk en daarnaast een voorlopige voorziening vragen bij de rechtbank Overijssel. Tegen de beslissing op bezwaar door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de rechtbank Overijssel. Tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel is hoger beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op welk moment is er sprake van inspraak (wettelijk verplicht of niet) in deze procedure? Is het mogelijk dat inspraak nog leidt tot bijstelling van de plannen of nadere toezeggingen aan omwonenden?
Na ontvangst van de aanvraag wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid advies gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming. Tegen de verlening van de vergunning kunnen belanghebbenden bewaar maken bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Er is geen wettelijk voorgeschreven voorafgaande inspraakronde. In de bezwaarprocedure wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als bevoegd gezag de besluitvorming tot verlening van de vergunning aan de hand van de ingediende bezwaren heroverwogen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid neemt dan, in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een beslissing op het bezwaar.
Op welk moment moet een gekozen volksvertegenwoordiging (Staten-Generaal, provinciale staten of gemeenteraad) onder de gekozen procedure instemmen?
De wetgever heeft in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), noch in artikel 3.2 van het Besluit omgevingsrecht voorzien in instemming door de Staten-Generaal, provinciale staten of de gemeenteraad bij de toepassing van deze bevoegdheid. In artikel 6.5 van het Bor is bepaald dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad niet is vereist als met toepassing van artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Bor een vergunning wordt verleend. Inbreng vanuit de gemeente wordt wel betrokken bij de beslissing op de aanvraag tot verlening van de vergunning.
Kunt u de vergunningsaanvraag van het COA voor een AZC – inclusief plannen voor extra units en inclusief de onderbouwing van het nationale belang – zo spoedig mogelijk openbaar maken, zodat duidelijk is wat de plannen precies behelzen?
Op 2 september zijn de gemeente Tubbergen, het COA en het Rijk tot gezamenlijke afspraken gekomen over de opvang van maximaal 150 asielzoekers in het voormalige hotel ’t Elshuys in Albergen. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst dd. 19 september 2022 waarin tevens is overeengekomen dat de gemeente de vergunningsaanvraag van het COA in behandeling neemt. De reguliere procedure, inclusief openbaarmaking, wordt daarmee gevolgd.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Het Rijk vindt het ook bij de inzet van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium van het allergrootste belang om goed met de gemeente samen te werken en om de gemeenteraad en de omwonenden goed te betrekken en te informeren. Dit is ook in het belang van de gemeente, de inwoners en de asielzoekers die uiteindelijk op de locatie komen. Het investeren in het draagvlak en de dialoog met de gemeente blijft onverkort de inzet»?
Ja.
Deelt u de mening dat het heel belangrijk is dat een burgemeester en wethouder die besluiten dat er een AZC in een dorp of wijk gevestigd kan worden, dat de persoon die dat besluit genomen heeft, dat besluit ook toelicht in de gemeenteraad en bij de omwonenden?
Ja.
Deelt u de mening dat u met deze wijze van aankondigen, het draagvlak voor opvang van asielzoekers en vluchtelingen beschadigt, de problemen niet oplost en de verhoudingen tussen de medeoverheden en overheid en burgers onder druk zet?
Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel ga ik dan ook het liefste uit de weg. Helaas is de nood de afgelopen periode zo hoog geweest dat er pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden. Opvangplekken zijn ontzettend hard nodig en worden op veel plekken al gerealiseerd, maar het is nog steeds niet genoeg.
Ik begrijp dat deze maatregel tot schrik en verontwaardiging heeft geleid, bij het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen, maar er was en is niet de luxe om langer af te wachten. Ik wil wel benadrukken dat ik het bij de inzet van dit instrumentarium van groot belang vind om zo goed als mogelijk met de gemeente samen te werken, en om de gemeenteraad en omwonenden goed bij dit besluit te betrekken. Gelukkig hebben de gemeente, het COA en ik alsnog tot overeenstemming kunnen komen.
Bent u bereid om het gesprek met de gemeenteraad en de omwonenden zelf aan te gaan de komende twee weken om uw (voorgenomen!) besluit rechtstreeks aan hen toe te lichten?
Op 19 augustus jl. ben ik in gesprek gegaan met het college van burgemeester en wethouders en met overige aanwezigen, om het besluit toe te lichten en de reacties te horen. Vervolgens hebben de burgemeester en wethouder met het COA en ik verder kunnen praten en zijn wij op 2 september tot goede afspraken gekomen.
Kunt u aangeven waarom u Tubbergen een «weigergemeente» genoemd heeft?1 Kunt u daarbij ingaan op de inspanningen in de gemeente Tubbergen en de regio Noord-Oost-Twente in de afgelopen 1,5 jaar? Klopt het dat de eerste bewoners half september zullen arriveren?2
De term weigergemeenten is op geen enkele gemeente van toepassing en doet geen recht aan alle inspanningen die door het hele land worden gedaan om vluchtelingen en Oekraïense ontheemden op te vangen. Deze term is derhalve overeenkomstig niet van toepassing op de gemeente Tubbergen.
Tubbergen heeft in het tweede half jaar van 2021 voldaan aan het aantal te huisvesten statushouders. In het eerste half jaar van 2022 waren er 2 plaatsingen minder dan de taakstelling. Tegelijkertijd had de gemeente nog een openstaande achterstand. Die achterstand is momenteel 14 statushouders. De 14 gemeenten die de veiligheidsregio Twente vormen hebben een gezamenlijke achterstand van 158 statushouders ten opzichte van de taakstelling. De eerste bewoners van de opvanglocatie Albergen zullen naar verwachting medio oktober kunnen worden gehuisvest.
Zijn er plannen/vergunningen voor brandveiligheid (nu een locatie met 39 hotelkamers geschikt gemaakt wordt voor de opvang van 300 bewoners) en plekken in scholen (inclusief schakelklassen) voor kinderen?
Het hotelgebouw heeft een omvang van ca. 2.200 m2 en beschikt over 29 ruime kamers, een appartement, een feestzaal van 250 m2, restaurant van 130 m2 en souterrain van 200 m2. Met de gemeente is afgesproken dat de opvanglocatie maximaal 150 bewoners zal huisvesten.
Hoeveel extra structurele opvangplekken voor asielzoekers wilt u de komende 12 maanden realiseren in gemeentes? En op welke manier gaat u dat doen?
Zoals in de kamerbrief van 26 augustus jl. is aangegeven werken we naast de acute situatie ook aan lange termijn oplossingen, zoals de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen en een samenhangend pakket op het gebied van flexwoningen, voorzieningen e.d. Dat zal zorgen voor een meer structurele en stabiele opvang.
Hoeveel statushouders zullen de komende 12 maanden huisvestiging nodig hebben?
Zoals in de bijgevoegde «Notitie bestuurlijke afspraken doorstroom migratie» bij de Kamerbrief van 26 augustus jl.3 is gedeeld, wordt de uitstroom van vergunninghouders van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 ingeschat op tussen de 33.900–37.400 vergunninghouders (exclusief achterstanden van ca. 1.800).3
De taakstelling voor de tweede helft van 2022 blijft de in het voorjaar vastgestelde 13.500, met een taakstelling voor het eerste half jaar van 2023 van tussen de 20.400–23.900.
Welke additionele maatregelen heeft u genomen in de sociale woningbouw, waar grote tekorten en lange wachtrijen zijn, om voor extra permanente extra huisvesting te zorgen zodat de bestaande wachtlijsten voor veel mensen niet verder oplopen?
Op het gebied van huisvesting zet het kabinet zich in voor meer woningen voor alle woningzoekenden. Het programma Woningbouw, dat op 11 maart aan uw Kamer is gestuurd4, beschrijft de aanpak om de woningbouw voor zowel permanente als tijdelijke woningen te versnellen.5 Op dit moment verblijven echter bijna 16.000 statushouders bij COA terwijl mensen in Ter Apel buiten moeten slapen. Dit maakt de tijdige huisvesting van mensen waarvan besloten is dat zij in Nederland mogen blijven van groot belang. Dit geeft deze mensen bovendien de mogelijkheid om sneller te participeren en integreren in de Nederlandse samenleving.
Met de brief van 26 augustus over besluitvorming asielcrisis is uw Kamer geïnformeerd dat het rijk en de medeoverheden hebben afgesproken voor de tweede helft van 2022 te streven om voor meer dan 20.000 vergunninghouders een passende woning te vinden. Gemeenten hebben daar verschillende mogelijkheden voor. Dat kan bijvoorbeeld in zogeheten tussenvoorzieningen, in nieuw te realiseren flexwoningen of door tijdelijk meer mensen te plaatsen in bestaande woningen. Om zo veel mogelijk te voorkomen dat lokale woningzoekenden minder kans maken op een woning, moeten er versneld extra sociale huurwoningen worden gebouwd. De snelste manier om dat te doen, is het bouwen van meer flexwoningen. De doelstellingen uit het programma Woningbouw zijn dan ook versneld naar de realisatie van in totaal 37.500 flexwoningen in de periode 2022–2024 (2022: 7.500, 2023: 15.000, 2024: 15.000). Daarbij is het uitgangspunt dat een derde beschikbaar komt voor mensen met een verblijfsvergunning en tweederde voor mensen die om andere redenen met spoed op zoek zijn naar een huis. Hierover zijn afspraken gemaakt met medeoverheden, die versneld extra prioriteit geven voor het beschikbaar stellen van locaties en het gereedmaken voor bebouwing daarvan.
Het kost echter tijd om de realisatie van flexwoningen naar het gewenste niveau te brengen, terwijl het vanwege de asielcrisis van belang is dat de huisvesting van mensen met een verblijfsvergunning al op korte termijn versnelt. Daarom zal het voor gemeenten voor de korte termijn nodig zijn om mensen met een verblijfsvergunning in bestaande sociale woningen te huisvesten. Hoeveel woningen nodig zijn verschilt per gemeente, maar landelijk zou in de periode september-december 2022 ca. 12% van de vrijkomende corporatiewoningen nodig zijn (tegenover normaalgesproken 5–10%). Mede afhankelijk van hoe snel gemeenten nieuwe flexwoningen realiseren, komt dit aandeel in de eerste helft van 2023 weer binnen de normale bandbreedte en zal daarna naar verwachting verder te dalen.
Wat is uw plan om structureel uit deze opvangcrisis te komen?
In mijn brief van vrijdag 26 augustus jl. worden de bestuurlijke afspraken beschreven. De afspraken zijn gemaakt om de crisis op de korte termijn het hoofd te kunnen bieden, en op de lange termijn uit de crisis te komen én blijven.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen twee weken te beantwoorden.
Tijdens de beantwoordingstermijn waren de gesprekken met de gemeente Tubbergen nog in volle gang. Om correct te kunnen beantwoorden heb ik de uitkomst van deze gesprekken afgewacht.
Het bericht dat fors meer kinderen zich in Nederland in hun eentje voor asiel melden |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fors meer kinderen melden zich in Nederland in hun eentje voor asiel»1?
Ja.
Heeft u al inzicht in wat de reden is dat er in Nederland zich fors meer kinderen melden voor asiel?
Naar aanleiding van een toename van het aantal asielverzoeken door alleenstaande minderjarige vreemdelingen is de instroom van amv’s geanalyseerd2. Deze analyse is in juni 2022 gepubliceerd. Uit de analyse blijkt een waaier aan redenen en omstandigheden voor amv’s om naar Europa en uiteindelijk Nederland te reizen, die mogelijk bijdragen aan de toename. Eén van de vaak genoemde redenen is gezinshereniging. Voor een deel van de amv’s geldt dat Nederland geen actieve keuze was.
Klopt het dat de «nareisprocedure», het proces voor gezinshereniging, «soms» gemakkelijker is wanneer een kind asiel aanvraagt, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aangeeft? Wanneer gaat dat «soms» op?
Het recht op nareis en het bijbehorende beleid zijn gelijk voor kind en ouder. Dat wil zeggen dat er geen verschil bestaat wanneer de aanvraag wordt ingediend door een amv voor zijn of haar ouders, of wanneer de aanvraag wordt ingediend door een ouder voor zijn of haar kinderen. Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. De Europese regels over het bepalen bij welke EU-lidstaat de verantwoordelijkheid berust voor de inhoudelijke behandeling van een asielverzoek voor een alleenstaande minderjarige verschillen wel ten opzichte van de regels voor andere asielzoekers. Zo kan, ingevolge de EU-Dublinverordening, een alleenstaande minderjarige door de lidstaat waar deze zich ophoudt niet worden teruggestuurd naar de lidstaat waar deze de EU onrechtmatig is ingereisd noch naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij zijn gezins/familieleden zich daar wettig ophouden en de overdracht in diens belang zou zijn.
In de meeste landen om ons heen geldt een gezinsherenigingsbeleid dat in grote lijnen vergelijkbaar is, omdat dit is gestoeld op internationale en Europese regelgeving. Op nationaal niveau kunnen beleidsregels zijn neergelegd die afwijken van het Nederlandse nareisbeleid en daarin nadeliger ten opzichte van Nederland zijn. Zo kan het in sommige andere lidstaten bijvoorbeeld lastiger zijn om een nareisaanvraag in te dienen voor personen met een subsidiaire beschermingsstatus of zijn de gunstige nareisvoorwaarden niet van toepassing op jongvolwassen gezinsleden. Voor zover bekend echter, is in geen van de ons omringende landen beleid van kracht dat amv’s ten opzichte van volwassen aanvragers zou benadelen, waardoor een gezinsherenigingsaanvraag in Nederland indienen gunstiger zou zijn voor een amv.
Indien dit zo is, wordt er dan niet een mogelijkheid gecreëerd dat er een inhumane prikkel ontstaat om een minderjarige vooruit te sturen om hierdoor een asielstatus te verkrijgen? Is dit in uw ogen wenselijk? En indien dit niet wenselijk is, hoe denkt u dat dit kan worden ondervangen?
Zie antwoord vraag 3.
Kan het tegengaan van een inverse prikkel om kinderen vooruit te sturen in verband met een gemakkelijkere nareisprocedure worden aangepast door beleid aan te passen? Of dienen hiervoor wetten te worden aangepast?
Minderjarigen die alleen naar Europa reizen, zijn extra kwetsbaar en ik acht dit dan ook onwenselijk. Echter, niet voor alle minderjarigen geldt dat zij vooruit gestuurd worden. Er zijn immers ook minderjarigen die hun eigen vluchtredenen hebben.
Gezinshereniging kan een van de redenen zijn om in Nederland asiel aan te vragen. De perceptie die onder amv’s en hun gezinsleden van het gezinsherenigingsbeleid bestaat, hoeft daarbij niet aan te sluiten bij het werkelijke beleid. Er is immers niet daadwerkelijk sprake van een beleidsmatige reden om als amv in plaats van als ouder de hereniging aan te vragen. Het is daarmee eveneens de vraag of een beleidsaanpassing voor nareis het door u beoogde effect zou hebben.
Daarnaast geldt dat, omdat er geen begunstigend beleid voor specifiek amv’s van kracht is, een aanpassing van het nareisbeleid die gericht zou zijn op het ontmoedigen van het vooruit sturen van kinderen, een benadeling van de amv zou betekenen. Dit druist in tegen het uitgangspunt om het belang van juist de minderjarige vreemdeling zwaar mee te wegen en gaat voorbij aan het gegeven dat het, vooruitgestuurd of niet, alleenstaande minderjarige vreemdelingen betreft van wie is vastgesteld dat zij asielbescherming behoeven.
Ten aanzien van de afwijkende Dublinregels voor alleenstaande minderjarigen, zoals kort geschetst in het antwoord op vraag 3 en 4, heeft de Europese Commissie in haar voorstel voor een nieuwe Dublinverordening (de ontwerpverordening asiel- en migratiebeheer van september 2020) voorgesteld dat een alleenstaande minderjarige in beginsel wel zou kan worden teruggestuurd naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend. Het kabinet steunt deze aanpassing.
Zijn er Europees rechterlijke uitspraken die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving worden aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van een kind tegen te gaan?
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. Het HvJEU en het EHRM wijzen in hun jurisprudentie regelmatig op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In het arrest van het Hof van Justitie van 13 maart 20193 bijvoorbeeld benadrukt het Hof het in de Gezinsherenigingsrichtlijn bepaalde uitgangspunt dat de lidstaten gezinshereniging moeten begunstigen en in het bijzonder rekening dienen te houden met het belang van de betrokken minderjarige kinderen. Zie ook Ghatet t. Zwitserland4 en Tuquabo-Tekle t. Nederland5 waarin het EHRM in het kader van gezinshereniging oordeelde dat bij alle beslissingen betreffende kinderen de belangen van het kind voorop moeten staan.
Daarnaast benadrukt het EHRM dat lidstaten zorg moeten dragen voor amv’s wanneer deze op hun grondgebied zijn. Zie bijvoorbeeld Khan t. Frankrijk6 en Rahimi t. Griekenland7 waarin het Hof oordeelde dat amv’s behoren tot de «categorie van de meest kwetsbare personen in de samenleving», en dat het de plicht van de Staat is hen te beschermen en te verzorgen door het nemen van passende maatregelen.
Zijn er uitspraken van de Raad van State die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving wordt aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van een kind tegen te gaan?
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. Ook de Raad van State wijst in haar jurisprudentie regelmatig op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In een uitspraak van 26 januari 20228 bijvoorbeeld wordt dit belang en de weging die hier binnen het nareiskader bij dient te horen, uiteengezet.
Klopt het dat de Raad van State heeft aangegeven dat Nederland minderjarige asielzoekers niet terug mag sturen naar Griekenland, in het kader van de Dublin afspraken, omdat de voorzieningen voor deze groep in dat land onvoldoende zijn?
Zoals al uiteengezet in het antwoord op de vragen 3 en 4 is het binnen de huidige de EU-Dublinverordening niet mogelijk een alleenstaande minderjarige asielzoeker terug te sturen naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij zich daar verwanten wettig ophouden en de overdracht in zijn belang zou zijn. In opvolging van Europese en nationale rechterlijke uitspraken over de asiel- en opvangsituatie in Griekenland vinden er, ondanks de daartoe strekkende Aanbeveling (EU) 2016/2256 (Pb 2016, L 340) van 8 december 2016 van de Europese Commissie, geen overdrachten plaats van andere asielzoekers aan dat land.9 Samen met andere lidstaten spoort het kabinet de Europese Commissie dan ook aan om een concreet plan te presenteren om Dublintransfers naar Griekenland weer volledig te hervatten.
Zijn er nog andere EU-landen waar Nederland minderjarige asielzoekers niet naar terug mag sturen wanneer ze daar als eerste asiel hebben aangevraagd, omdat de voorzieningen daar ontoereikend zijn?
Naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State kunnen op dit moment, zonder nader onderzoek naar de omstandigheden waarin zij terecht komen, geen Dublinclaimanten, waaronder ook minderjarigen, worden overgedragen aan Malta10, Kroatië11 en Hongarije12.
Kennen onze omringende landen ook dit verschijnsel dat er fors meer kinderen zich melden voor asiel?
Uit de analyse waarnaar wordt verwezen in mijn antwoord op vraag 2 blijkt dat zowel het aandeel van amv’s in de totale asielinstroom als de absolute instroom van amv’s is toegenomen in de hele EU gedurende het jaar 202113. Daarbij valt op dat in België en Duitsland in 2021 ook een stijging valt waar te nemen in de instroom van amv ten opzichte van 2020. Dit geldt ook voor Italië, Spanje, Zwitserland en met name Oostenrijk. Voor Denemarken en Zweden geldt dat daar geen stijging valt waar te nemen.
Wijkt het beleid in Nederland voor het verlenen van een asielstatus af van landen als België, Duitsland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk? Zo ja, waarin wijkt het af?
Binnen de Europese Unie zijn de lidstaten gebonden aan meerdere bindende richtlijnen en verordeningen. Denemarken is hier vanwege zijn opt-out niet aan gebonden, maar is net als de andere EU-lidstaten wel gebonden aan het Vluchtelingenverdrag en internationale mensenrechtenverdragen.
De basis van het asielbeleid is daarmee gelijk in deze landen. De interpretatie van het internationaal recht en bijvoorbeeld de duiding van een feitelijke situatie in een land van herkomst kunnen wel per lidstaat verschillen. Verschillen in asielbeleid kunnen daarom op meerdere aspecten zien, zoals bijvoorbeeld het landgebonden asielbeleid dat landen ten aanzien van specifieke nationaliteiten kunnen voeren. Verdere harmonisatie van het beleid dat lidstaten voeren is gewenst, ook om potentiële inverse prikkels te voorkomen. Buiten de juridische kaders wordt harmonisatie in beleid en uitvoering gestimuleerd middels het EUAA, waaraan Nederland actief deelneemt.
Het aantal woningtoewijzingen aan statushouders |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Wat bedroeg het percentage woningtoewijzingen aan statushouders gedurende de eerste zes maanden van 2022? Kunt u dit per maand aangeven?
Ik beschik niet over het exacte aantal woningen dat in de eerste zes maanden van 2022 is toegewezen aan statushouders. Hieronder vindt u daarom een schatting, uitgesplitst per maand. Gerekend is met een huishoudgrootte van 2,2 personen, op basis van de gegevens van het COA over de huishoudsamenstelling van de in de eerste helft van 2022 gehuisveste statushouders. Daarnaast wordt op basis van schattingen van Aedes gerekend met ca. 150.000 vrijkomende sociale huurwoningen per jaar. Het aantal woningen dat per maand vrij komt fluctueert, maar omdat ik niet over dergelijke cijfers beschik is nu gerekend met 12.500 vrijkomende woningen per maand.
De schatting resulteert daarmee in een gemiddeld toewijzingspercentage van ruim 7% over de gehele eerste helft van 2022. Dit valt ruim binnen de gebruikelijke bandbreedte van 5–10%. Het percentage ligt vermoedelijk nog iets lager, aangezien een klein deel van de statushouders is uitgestroomd via de hotel- en accommodatieregeling (HAR). Deze statushouders tellen wel mee in de taakstellingscijfers van een gemeente, maar niet in het percentage woningtoewijzingen.
Realisatie taakstelling
Geschat aantal vrijgekomen woningen per maand
Geschat aantal woningen toegekend aan statushouders
Geschat percentage woningtoewijzingen aan statushouders
januari
1.529
12.500
700
5,6%
februari
1.652
12.500
750
6%
maart
2.277
12.500
1.000
8%
april
1.913
12.500
850
6,8%
mei
2.545
12.500
1.150
9,2%
juni
2.018
12.500
900
7,2%
Totaal tot 1 juli
11.934
75.000
5.400
7,2%
Wat was hierbij de gemiddelde huishoudensgrootte?
Op basis van de gegevens van het COA van daadwerkelijk gehuisveste statushouders in deze periode was de gemiddelde huishoudgrootte 2,2 personen.
Hoeveel woningen waren hiermee in totaal gemoeid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1. De cijfers vindt u terug in de tabel. Het gaat naar schatting om circa 5.400 woningen.
Kunt u een overzicht verstrekken van het percentage woningtoewijzingen aan statushouders per gemeente gedurende deze periode? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over deze informatie op gemeenteniveau.
Wat bedraagt het percentage woningtoewijzingen aan statushouders gedurende de periode (zes weken) in het kader van de maatregel versnelde uitstroom van 7.500 statushouders?
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om vergunninghouders te huisvesten in tussenvoorzieningen, nieuwe flexwoningen of in woningen uit de reguliere woningvoorraad. Gemeenten bepalen zelf hoe zij hier invulling aan geven. Welke keuze zij maken wordt niet centraal geregistreerd en ik kan dus ook niet zeggen wat het toewijzingspercentage is. Tussen 1 juli 2022 en 21 augustus 2022 zijn 4.020 uitplaatsingen gerealiseerd.
Hoeveel woningen zijn hiermee in totaal gemoeid?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5. Ik beschik niet over deze informatie.
Zijn er meer gemeenten zoals Utrecht die gedurende deze periode op noodgevallen na alle vrijkomende sociale huurwoningen aan statushouders toewijzen? Zo ja, welke gemeenten zijn dit?
Gemeenten hebben verschillende mogelijkheden om vergunninghouders te huisvesten. Dat kan bijvoorbeeld in zogeheten tussenvoorzieningen, in nieuw te realiseren flexwoningen of door tijdelijk meer mensen te plaatsen in de bestaande woningvoorraad. Voor zo ver mij bekend is Utrecht de enige gemeente die alle vrijkomende sociale huurwoningen gedurende een periode alleen aan statushouders toewijst.
Om verdringing zo veel mogelijk te voorkomen, zijn extra sociale huurwoninegn nodig. De snelste manier om dat te doen is het bouwen van meer flexwoningen. De komende tijd wil ik met verschillende gemeenten, regio’s en provincies realisatieovereenkomsten sluiten. Het kost echter tijd om de realisatie van flexwoningen naar het gewenste niveau te brengen, terwijl van belang is dat de huisvesting van vergunninghouders al op zeer korte termijn versnelt. Daarom zal het op korte termijn soms nodig zijn om te kiezen voor tijdelijk hogere toewijzingspercentages in de sociale voorraad. Met de bouw van grotere aantallen flexwoningen en het normaliseren van de taakstelling, zal het toewijzingspercentage weer zakken binnen normale parameters.
De opvangcrisis in Nederland |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de veelvuldige berichtgeving dat zich in Nederland een opvangcrisis voltrekt van ongekende omvang, die onder andere wordt veroorzaakt door onacceptabel lange wachttijden bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), en bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een chronisch gebrek aan opvangplekken en het voortbestaan van noodopvangcentra die door de humanitaire ondergrens zakken?1
Ja, ik ben op de hoogte van de veelvuldige berichtgeving rondom de opvangcrisis.
Bent u het ermee eens dat u deze crisis zelf heeft veroorzaakt, onder andere door gebrek aan regie, het uitvoeren van onnodige bezuinigingen, het niet oplossen van uitvoeringsproblemen met onder andere gemeenten en het behouden van een korte termijn visie terwijl een lange termijn strategie nodig is? Wat is uw analyse hierop? Kunt u uw reactie toelichten?
Het Kabinet betreurt de huidige opvangcrisis ten zeerste. De huidige opvangcrisis is door een veelvoud van factoren en omstandigheden ontstaan. Het Kabinet staat ervoor dat iedereen met recht op opvang ook daadwerkelijk een opvangplaats wordt aangeboden. Hier is uw Kamer onder andere bij brief van 26 augustus jl. uitgebreid over geïnformeerd.
Het Kabinet, COA, provincies, gemeenten en veiligheidsregio’s hebben veel ervaring opgedaan naar aanleiding van de asielcrisis van 2015/16 waarin binnen een zeer korte termijn de opvangcapaciteit drastisch is opgeschaald. In september 2016 werd in overleg met de medeoverheden, vertegenwoordigd aan de landelijke regietafel verhoogde asielinstroom, geconstateerd dat er op de korte
termijn geen aanvullende opvangplekken meer benodigd zijn, bovenop de
bestaande capaciteit en de plekken die momenteel nog worden gerealiseerd. Daarbij is tevens erkend dat de ontwikkeling van de asielinstroom in de toekomst substantiële onzekerheden kent en het daardoor niet is uit te sluiten dat er na 2017 toch weer meer opvangplekken nodig zouden zijn.2 Conform de gebruikelijke werkwijze en bekostigingssystematiek heeft het ministerie, op basis van de actuele ontwikkelingen, opdracht gegeven aan het COA uit te gaan van een lagere verwachte gemiddelde bezetting in 2017. Het COA heeft vervolgens in samenwerking met het ministerie uitgewerkt hoe de capaciteit in balans gebracht kon worden met de bezetting en welke effecten dit had op de organisatie.3 In 2017 bleek dit niet te passen bij de reguliere bekostigingssystematiek waarop in gezamenlijkheid is besloten om naast de bekostiging van de gemiddelde bezetting, een reservecapaciteit van 10.000 plekken aan te houden en deze te bekostigen. Hiermee was er enig respijt in de snelheid waarmee het COA kon afschalen en was het COA in staat bij onverwachte toename van de gemiddelde bezetting sneller op te schalen. Uiteindelijk zijn deze plekken in 2017 niet nodig geweest om te voorzien in voldoende opvang en zijn deze plekken afgestoten.
De volatiliteit van de asielinstroom is in deze periode expliciet geworden, waarbij de behoefte ontstond aan een systeem dat flexibel mee kan bewegen met de asielinstroom. Bij de evaluatie van de vorige asielcrisis is daarom gestart met het programma Flexibilisering Asielketen. De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda) is in mei 2020 vastgesteld aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (een gremium dat na de crisis van 2015/16 is behouden om (bestuurlijke) regie te houden over het asielmigratievraagstuk). Het Kabinet concludeert dat de Uitvoeringsagenda thans onvoldoende is geïmplementeerd, waardoor de voorziene flexibele schil aan opvangcapaciteit onvoldoende gereed was om te voorzien in de huidige opvangbehoefte. Het Kabinet hecht er aan om te benoemen dat de omstandigheden waarin de asielopvang verkeert, anders zijn dan in 2015/16. Zo bestaat ruim een derde van de populatie die verblijft in opvanglocaties van het COA uit vergunninghouders. Deze groep wacht op huisvesting in gemeenten, maar kan minder goed doorstromen wegens de druk op de (sociale) woningmarkt. Daarnaast is er de afgelopen jaren ruimte gekomen voor het COA, maar ook voor de IND om te groeien. Sinds 2019 is het beschikbare budget voor COA bijna verdubbeld en is het aantal opvangplekken toegenomen van 20.000 naar meer dan 40.000. Om de verschillende aanvragen op asiel, regulier en naturalisatie te behandelen, zijn vanaf 2017 ieder jaar fors meer middelen ter beschikking gesteld aan de IND. Tevens zijn er meer financiële middelen ter beschikking gekomen om de ketenpartners te voorzien van een meer stabiele financiering.
Tot slot wordt door middel van de middellange en langere-termijn oplossingen waaraan het Kabinet werkt, onverminderd doorgewerkt aan het bewerkstelligen van een stabiel, wendbaar en duurzaam opvanglandschap. De bestuurlijke afspraken van 26 augustus jl. zetten dit doel kracht bij. Door mijn ministerie en de ketenpartners wordt hard gewerkt om deze afspraken versneld uit te werken en te implementeren, inclusief noodzakelijke randvoorwaarden zoals stabiele meerjarenfinanciering van het COA zoals ook opgenomen in het Coalitieakkoord.4
Bent u het eens dat u hiermee mensenrechten schendt en verantwoordelijk bent voor het toebrengen van in vele gevallen onherstelbaar leed aan duizenden vluchtelingen en asielzoekers in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom blijft de noodsituatie zo lang voortduren, inclusief het grote gebrek aan psychologische ondersteuning van en voor vluchtelingen en asielzoekers in Nederland?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is aangegeven onderschrijft het Kabinet dat eenieder die in Nederland om bescherming vraagt, recht heeft op opvang. Daar is de Nederlandse asielketen voor ingericht. De realiteit laat zien dat het bieden van deze opvang momenteel gepaard gaat met grote uitdagingen, met name op het gebied van de opvangcapaciteit. Hoewel er hard wordt gewerkt om iedereen met een recht op asielopvang van een bed te voorzien, is het helaas voorgekomen dat mensen zijn opgevangen in bijvoorbeeld wachtruimtes van de IND of tenten. Helaas is het ook meermaals voorgekomen dat zelfs die locaties niet beschikbaar waren en een grote groep mensen de nacht daardoor buiten heeft moeten doorbrengen. Ik betreur dit ten zeerste. De afgelopen periode is het aantal opvangplekken van asielzoekers in Nederland niet toereikend gebleken. Met een aanpak voor de korte, middellange en langere termijn werkt het Kabinet aan een uitweg uit deze zorgelijke situatie. Hier heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. over geïnformeerd. De kern van het probleem is duidelijk: er zijn onvoldoende opvangplekken en er vindt onvoldoende doorstroom naar huisvesting in gemeenten plaats. Voor het vinden van voldoende opvangplekken is het COA in principe afhankelijk van de welwillendheid van gemeenten. Met een groot aantal gemeenten wordt hier hard aan gewerkt, maar er zijn ook gemeenten waar dit minder tot stand komt. Ik ben momenteel bezig met het maken van wetgeving die gemeenten de formele taak geeft om opvangplekken beschikbaar te stellen aan het COA. Hierover heb ik u reeds geïnformeerd in de brief van 25 mei jl.5
Vindt u het acceptabel dat gemeenten wel 4000 ongevulde opvangplekken over hebben voor Oekraïense vluchtelingen, maar deze niet af willen staan aan andere vluchtelingen die momenteel op stoelen moeten slapen of veel te lang in de crisisnoodopvang verblijven? Zo ja, wat is uw verantwoording hiervoor? Zo nee, wat doet u om de ongevulde opvangplekken beschikbaar te stellen voor niet Oekraïense vluchtelingen?
Gemeenten (formeel burgemeesters) zijn tijdelijk verantwoordelijk voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Het Kabinet onderschrijft dat eenieder die om bescherming vraagt asielopvang moet worden geboden. Op 9 augustus jl. heb ik het veiligheidsberaad gevraagd om een deel van de ongebruikte opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne de komende periode te benutten voor de noodopvang van andere asielzoekers.6 Op 26 augustus jl. is overeengekomen dat opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne, asielzoekers en vergunninghouders flexibel kunnen worden ingezet. Op dit moment zijn er maar 1500 plekken beschikbaar, dat is een bezettingsgraad van 97%.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens over het feit dat u de wet overtreedt door vluchtelingen te discrimineren op basis van afkomst, onder andere door gemeenten toe te staan om wel opvangplekken vrij te maken voor Oekraïense vluchtelingen, maar niet voor andere asielzoekers? Welke stappen bent u bereid te ondernemen om een einde te maken aan deze discriminatie, en op welke termijn onderneemt u deze?2
Op 30 augustus jl. heb ik een constructief gesprek gevoerd met de voorzitter van het College van de Rechten van de Mens (hierna het College) en de Nationale ombudsman. Het College heeft mij eerder via een nieuwsbericht opgeroepen om geen discriminerend opvangbeleid van gemeenten te legitimeren inzake de opvang voor ontheemden uit Oekraïne (waar burgemeesters een tijdelijke wettelijke taak voor hebben) en andere asielzoekers. In het nieuwsbericht haalt het College uitspraken van mij aan gedaan in Trouw en NRC waarin ik heb aangegeven dat gemeenten die wel ontheemden uit Oekraïne opvangen, maar geen andere asielzoekers, zich maximaal kunnen richten op de opvang van ontheemden uit Oekraïne, teneinde in andere gemeenten juist ruimte te creëren voor de asielopvang voor andere asielzoekers. Hiermee heb ik geenszins willen bemoedigen dat gemeenten onderscheid maken in de groepen asielzoekers die zij opvangen maar -indachtig de tijdelijke wettelijke taak voor burgemeesters- gemeenten de mogelijkheid willen bieden zich te specialiseren in de opvang van ontheemden uit Oekraïne, zodat de opvangcapaciteit voor andere asielzoekers elders juist wordt vergroot. Ik ben het er -gelet op de aanhoudende opvangcrisis- niet mee eens dat sommige gemeenten die plaatsen voor ontheemden uit Oekraïne beschikbaar hebben, deze niet beschikbaar maken voor andere asielzoekers. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, heb ik het Veiligheidsberaad gevraagd om voor ontheemden uit Oekraïne gereserveerde opvangplekken ook te benutten voor andere asielzoekers. Op 26 augustus jl. is afgesproken om opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne, asielzoekers en vergunninghouders flexibel in te zetten. Daarbij moet ik wel opmerken dat de instroom van ontheemden uit Oekraïne stabiel aanhoudt en de bezettingsgraad in deze opvanglocaties momenteel rond de 97% ligt.
Bent u bereid versneld een noodwet door te voeren die gemeenten verplicht asielzoekers op te vangen, ongeacht afkomst, zoals ook is gevraagd door UNICEF Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, het Nederlandse Rode Kruis, VluchtelingenWerk Nederland en UNHCR Nederland in hun brandbrief van 26 juli jl.? Zo ja, op welke termijn voert u deze wet in? Zo nee, waarom niet?3
Op dit moment wordt in gezamenlijkheid met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en medeoverheden een wetsvoorstel uitgewerkt waarin gemeenten de taak krijgen om asielopvangvoorzieningen mogelijk te maken. Dat is geen eenvoudig proces en dient zorgvuldig te gebeuren, deze wet moet immers een structurele oplossing bieden. Inzet is om op 1 oktober 2022 een wetsvoorstel gereed te hebben voor consultatie. Daarna dienen de gebruikelijke stappen behorend bij een wetstraject gevolgd te worden, waar mogelijk zal daarbij de versnelling gezocht worden.
Bent u bereid de onderliggende door u veroorzaakte problemen van de huidige opvangcrisis te onderzoeken en aan te pakken? Zo ja, op welke termijn, met welke stappen en welke middelen? Wanneer informeert u de Kamer hierover?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven is de huidige opvangcrisis veroorzaakt door een veelvoud van factoren en omstandigheden. Mijn beleidsveld is daardoor onderhevig aan onderzoek van zowel interne als externe partijen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd, evenals over het feit dat zowel binnen de asielketen als daarbuiten met man en macht wordt gewerkt om uit de opvangcrisis te komen. Naast partijen uit de asielketen leveren ook de veiligheidsregio’s en gemeenten een enorme bijdrage. Dat het mij en het Kabinet ernst is om de opvangcrisis aan te pakken mag duidelijk zijn aan de hand van het feit dat op 17 juni jl. de nationale crisisstructuur is geactiveerd. Zoals hierboven aangegeven heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. bericht over de manier waarop het Kabinet op de korte, middellange termijn en langere termijn actie onderneemt.
In hoeverre en op welke wijze biedt u reparatie aan asielzoekers die onherstelbaar leed zijn toegedaan door falend overheidsbeleid van Nederland?
Het is vanzelfsprekend dat zo veel mogelijk voorkomen moet worden dat knelpunten in de asielketen (onherstelbaar) leed toebrengen aan vreemdelingen die een beroep doen op bescherming. Het systeem is dusdanig ingericht dat wanneer betrokkenen klachten hebben over de asielprocedure of de bijbehorende opvang zij zich kunnen wenden tot de betrokken organisaties. Indien daar aanleiding toe is, kan men zich ook tot de rechter wenden.
Bent u bereid een langetermijnstrategie te ontwikkelen voor de opvang van en behandeling van aanvragen van asielzoekers, om crises zoals deze te voorkomen en ook noodgrepen zoals het beschikbaar stellen van cruiseschepen voor noodopvang onnodig te maken? Zo ja, op welke termijn, met welke stappen en welke middelen? Wanneer informeert u de Kamer hierover? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook benoemd in de Kamerbrief van 25 mei jl. streeft het Kabinet naar een meer stabiel, wendbaar en duurzaam opvangstelsel waarbij de asielopvang evenredig over het land is verspreid en waarbij alle medeoverheden hun bijdrage leveren. De basis hiervoor ligt in de Uitvoeringsagenda die in mei 2020 vastgesteld is aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie. In de Uitvoeringsagenda hebben Rijk, provincies en gemeenten een gezamenlijke ambitie geformuleerd ten aanzien van een toekomstig asielsysteem en uitgangspunten om deze ambitie te verwezenlijken. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heb ik uw Kamer op 26 augustus jl. geïnformeerd dat op dit moment met bestuurlijke partners de Uitvoeringsagenda wordt geactualiseerd en wordt bezien hoe deze versneld geïmplementeerd kan worden. Bij die actualisering wordt de ontwikkeling van een wetsvoorstel om te komen tot een wettelijke opvangtaak voor gemeenten met een dwingend juridisch instrumentarium betrokken. Daarnaast werk ik aan een tijdelijke wet om de opvangtaak van ontheemden uit Oekraïne bij de gemeenten te beleggen en de werking van het staatsnoodrecht te kunnen beëindigen. Beide voorstellen worden binnenkort aangeboden ter consultatie.
Gezien de urgentie van deze nationale crisis, zou u zo spoedig mogelijk uw antwoord op deze vragen kunnen formuleren en delen?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk was beantwoord.