De aangescherpte energieprestatienorm |
|
Jan van Bochove (SGP), Liesbeth Spies (CDA), Rikus Jager (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kunt u uiteenzetten wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van het energieakkoord Noord Nederland en meer in het bijzonder met betrekking tot de afspraak om gebruik te maken van het experimenteerartikel duurzaam bouwen uit de Woningwet en voor nieuwbouwwoningen een aangescherpte energieprestatienorm van 0,5 te werken per 1 juli 2010 te hanteren?
Ik heb het ontwerp «Experimentenbesluit excellente gebieden en koplopergebied Noord-Nederland» in voorbereiding uit hoofde van het experimenteerartikel 120a van de Woningwet.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het ontwerpbesluit experimenten excellente gebieden en koplopergebied Noord-Nederland?
Het ontwerp «Experimentenbesluit excellente gebieden en koplopergebied Noord-Nederland» is 17 maart 2010 ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. De Raad van State heeft mij inmiddels op 28 april 2010 bericht geen bezwaren te zien tegen publicatie.
Tevens is het ontwerpbesluit ter notificatie voorgelegd aan de Europese Commissie. De stand-stilltermijn van de notificatie eindigt 7 juni 2010.
Is voldaan aan de voorwaarden dat ten minste driekwart van de projectontwikkelaars en woningcorporaties instemt met de aanwijzing? Kunt u dat onderbouwen?
De provincies hebben mij bij brief van 23 november 2009 laten weten dat zij bij de marktpartijen voldoende draagvlak hadden weten te verwerven. Deze brief gaf mij het vertrouwen dat het in procedure brengen van het ontwerpbesluit gewenst en verantwoord was.
Na de besluitvorming over het Experimentenbesluit in de ministerraad van 29 januari jongstleden, is in Noord-Nederland discussie ontstaan. Corporaties en marktpartijen willen meer zicht krijgen op de te hanteren rekenmethodiek en de kosten van energiezuinig bouwen. De provincies hebben mij verzekerd dat zij met partijen tot overeenstemming kunnen komen en dat ze willen vasthouden aan het Experimentenbesluit. Er loopt nog ambtelijk overleg tussen de provincies en WWI over de rekenmethodiek om inzicht te krijgen in de kosten van energiezuinig bouwen.
Nog voor 1 juli 2010 zal overleg worden gevoerd met de provincies en de marktpartijen in Noord-Nederland over de stand van zaken.
Is voldaan aan de voorwaarde dat alle gemeenten uit de drie noordelijke provincies instemmen met de aanwijzing? Kunt u dat onderbouwen?
De provincies hebben mij in de brief van 23 november 2009 laten weten dat, met uitzondering van 2 gemeenten, alle gemeenten in Noord Nederland hebben aangegeven achter de aanscherping van de energieprestatie-eis te staan.
Is voldaan aan de voorwaarde dat gemeenten die een of meer nieuwbouwlocaties op hun grondgebied hebben voornemens en in staat zijn tot adequate handhaving van de grenswaarden? Kunt u dat onderbouwen?
De provincies hebben een ondersteuningsprogramma gestart om de grenswaarden adequaat te kunnen laten naleven en handhaven. Dit programma bestaat uit een handleiding en een opleiding. Deze worden aangeboden aan zowel gemeenten als marktpartijen. De doelstelling is dat gemeenten en marktpartijen per 1 juli 2010 klaar zijn voor de aanwijzing.
Bent u voornemens dit besluit per 1 juli 2010 in werking te laten treden?
Dat was mijn voornemen.
De drie noordelijke provincies hebben mij echter per brief van 23 april 2010 gevraagd of het mogelijk is het besluit later in werking te laten treden. Reden hiervoor is dat de provincies de betrokken bouwpartijen een overgangstermijn van 3 maanden willen geven om zich te kunnen voorbereiden op het werken met de scherpere EPC. Ik heb besloten het besluit op 1 oktober 2010 in werking te laten treden.
Op welke wijze bent u van plan de Kamer over dit traject te informeren en bij definitieve besluitvorming te betrekken?
Ik ben voornemens om uw kamer te informeren bij de publicatie van het besluit.
Bent u bereid geen definitief besluit te nemen dan nadat u dit expliciet aan de Kamer hebt voorgelegd?
Het besluit heeft zijn wettelijke grondslag in de Woningwet, artikel 120a. Anders dan bij andere besluiten op grond van de Woningwet (bijvoorbeeld het Bouwbesluit), geldt voor dit Experimentenbesluit geen nahangverplichting.
Kunt u deze vragen uiterlijk 11 mei 2010 beantwoorden?
Ja.
Het stopzetten van het project 'zonnespoor' |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Teveel risico’s Zonne-spoor»1 en het persbericht «Teleurstellende ontknoping rondom proefproject zonnespoor»?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het voornemen van ProRail af te zien van een experiment met zonnepanelen boven het spoor in Zutphen, waar al sinds 2008 aan gewerkt wordt?
ProRail geeft aan serieus te hebben gekeken naar verschillende voorstellen om het spoor te benutten voor opwekking van zonne-energie. Naar aanleiding van de ProRail Prijsvraag 2008/2009 zijn ideeën hiervoor bij ProRail binnengekomen. ProRail heeft meerdere gesprekken gevoerd met de heer Hof van Europe Energy Point over zijn ideeën voor overkapping van het spoor. ProRail geeft aan te streven naar maximaal rendement van investeringen. De eerste aandacht gaat naar besparingsmogelijkheden, op de eigen processen, maar ook die van de vervoerder. Daarna kijkt ProRail naar de mogelijkheden voor opwekking van energie. Alles afwegend heeft ProRail ervoor gekozen dit concreet vorm te geven door de toepassing van zonnecellen op de daken van stations en een pilot met windenergie langs het spoor.
Bent u bereid het genoemde rapport van Ecofys, waarin kennelijk negatief wordt geoordeeld over «zonnespoor», naar de Tweede Kamer te sturen?
Het Ecofys rapport bevat geen oordeel over het voorstel «zonnespoor» van Europe’s Energy Point. In 2008 had de (tweejaarlijkse) ProRail PrijsVraag als onderwerp Duurzaamheid. Na een eerste ronde koos de jury drie finalisten, waaronder het idee Solar Rails (van indiener Eye-Tools). Ter ondersteuning van het advies en juryproces heeft ProRail toen Ecofys gevraagd om een expert opinion over de drie inzendingen, een vergelijking op investering, haalbare CO2 reductie en terugverdientijd te schrijven. De beoordeling van de prijsvraag is vertrouwelijk.
Wat is uw reactie op het persbericht van de initiatiefnemers «Europe’s Energy Point», waarin ondermeer gesteld wordt dat de beoordeling van Ecofys op onvolledige informatie gebaseerd is, waardoor het ontwerp ten onrechte negatief beoordeeld zou zijn?
Zie het antwoord op vraag 3. Het rapport van Ecofys gaat over een vergelijkbaar plan als het plan van Europe’s Energy Point.
Hoe verhouden, volgens u, de zes voordelen die ProRail ziet voor het plaatsen van zonnepanelen op stationsdaken zich tot het plaatsen van zonnepanelen boven het spoor? Ziet u überhaupt kansen voor het plaatsen van zonnepanelen boven het spoor?
De 6 voordelen voor toepassing op stationsdaken gelden niet of in mindere mate voor toepassing boven het spoor. De voordelen zijn:
Zonnepanelen boven het spoor leiden tot extra elementen in het spoor, waarvoor onderhoud, reparatie en schoonmaak noodzakelijk zijn. Met extra elementen wordt altijd voorzichtig omgegaan, omdat dergelijke elementen de treinenloop kunnen beïnvloeden. Daarnaast is de veiligheid bij calamiteiten op of rond het spoor een issue.
Capaciteit op het spoor, veiligheid en een goede doorstroming zijn de eerste zorg voor ProRail. Dit alles overziend zie ik weinig kansen voor het plaatsen van zonnepanelen boven het spoor.
Is er volgens u iets op tegen om verschillende experimenten met zonnepanelen te doen, dus zowel op stationsdaken als boven het spoor? Zo ja, wat?
Voor mij staat voorop dat ProRail zich primair richt op haar kerntaken. Daarnaast is het prima dat ProRail zich richt op energiebesparing en opwekking van energie op stations en – indien mogelijk – het spoor. Ik zal erop toezien dat ProRail hierbij de juiste balans hanteert tussen rendement van middelen en innovaties op het gebied van energiebesparing en -opwekking.
Bent u bereid de directie van ProRail te verzoeken het gesprek met Europe’s Energy Point aan te gaan om te bekijken of het experiment «zonnespoor» hervat kan worden? Zo nee, waarom niet?
Daartoe zie ik geen aanleiding, zie mijn antwoorden op de vragen 3–6.
Een energiebesparingsplan voor de spoorsector |
|
Ernst Cramer (CU) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bereid het energiebesparingsplan van ProRail uiterlijk 7 mei naar de Kamer te sturen?1
Ik heb u op 21 april 2010, zoals toegezegd, geïnformeerd over energiebesparing in de spoorsector, waaronder over de inhoud van het energiebeleidsplan van ProRail. Deze brief geeft een duidelijk overzicht van stand van zaken rondom energiebesparing in de spoorsector. Dit acht ik voldoende, zodat het in mijn ogen niet nodig is om het integrale energiebeleidsplan, dat een intern document van ProRail is, aan de Tweede Kamer te sturen.
Is er voor dit energiebesparingsplan een integraal onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor energiebesparing voor het complete spoorsysteem (infrastructuur, beveiliging en treinen), inclusief een kosten-batenanalyse, zoals gevraagd in de motie Cramer/Koopmans2? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van deze motie heeft ProRail mij gemeld dat ProRail een eigen energiebeleidsplan aan het opstellen was. In reactie op de motie heb ik u hierover geïnformeerd en heb daarbij opgemerkt dat ik eerst dit plan wilde afwachten. Onderdeel van het energiebeleidsplan zijn enkele verbredingsthema’s. Dit zijn thema’s die energiebesparing opleveren bij de partners van ProRail. Voorbeelden hiervan zijn Routelint en het terugdringen van het verlies van tractie-energie. De gezamenlijke initiatieven van de spoorpartijen bevatten de in de motie genoemde aspecten, waarbij ook is en wordt gekeken naar effecten in de keten en de bijbehorende kosten en baten.
Daarnaast heb ik in het kader van een mogelijke nieuwe meerjarenafspraak AgentschapNL gevraagd om een studie te verrichten naar eventuele aanvullende mogelijkheden om energie in de spoorsector te besparen, waarbij ook gekeken moet worden naar het snijvlak tussen vervoer en infrastructuur.
Kunt u aangeven welke maatregelen NS neemt rond energiebesparing? Bent u bereid hierover ook afspraken te maken in de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet?
Ja, NS Reizigers heeft energiebesparing en de daarmee samenhangende CO2 uitstoot als hoofdthema voor duurzaamheid. NS Reizigers heeft in 2009 een duurzaamheidprogramma uitgewerkt. Hierin zijn initiatieven uitgewerkt met het oog op vergroting van de energie-efficiency en/of het verminderen van de CO2-uitstoot. Deze initiatieven zijn in te delen in de drie categorieën:
Categorie: materieel
Categorie: mensen en processen
Categorie: energie-inkoop
Op dit moment koopt NS Reizigers 10% van de benodigde elektriciteit voor tractie groen in. Dit gebeurt via de aankoop van groencertificaten. Inkoop van groene elektriciteit leidt vooralsnog niet tot meer productie van duurzame elektriciteit en daarmee niet tot CO2-reductie c.q. milieuwinst. Daarom is NS Reizigers nu aan het onderzoeken of er innovatieve alternatieven zijn voor de inkoop van groene elektriciteit die wel tot milieuwinst leiden.
NS heeft zich in een convenant met mijn ministerie reeds gecommitteerd aan een reductie van de CO2-uitstoot met 20% tussen 2008 en 2020. Een aanzienlijk deel van deze inspanning wordt gerealiseerd door energiebesparing. NS is mede daarom zeer actief op het gebied van energiebesparing. Verder heeft NS niet alleen een maatschappelijk maar ook een duidelijk economisch belang bij het doorvoeren van een besparingsprogramma, zodat er niet aan hoeft te worden getwijfeld dat NS zijn plannen concretiseert. Daarom zie ik vooralsnog geen noodzaak voor nadere afspraken met NS op dit punt in een nieuwe concessie.
Wat zijn de kosten voor het realiseren van de voorstellen uit het energiebesparingsplan en welke partij(en) gaan dat betalen?
Er is nog geen duidelijk beeld over de exacte kosten van de voorstellen uit het energiebeleidsplan. ProRail is momenteel bezig haar beleid nader uit te werken in concrete maatregelen c.q. onderzoeksvoorstellen. Besluitvorming hieromtrent wordt verwacht in de tweede helft van het jaar. Daarbij is onder meer uitgangspunt dat maatregelen zich binnen een redelijke termijn dienen terug te verdienen. In eerste instantie gaat het om maatregelen die door ProRail zullen worden genomen.
Kunt u aangeven wat het energiebesparingsplan concreet oplevert in termen van energiebesparing en CO2-reductie voor de spoorsector als geheel?
De vigerende meerjarenafspraak energie-efficiëntie loopt eind 2010 af. Conform deze meerjarenafspraak heeft ProRail de doelstelling om in 2010 een energie-efficiency te halen van 16% ten opzichte van 1997. In 2008 is reeds een energie-efficiency verbetering gehaald van 17%. Zoals reeds aan u gemeld heeft ProRail in 2009 haar energiebeleidsplan voor de periode 2011–2020 vastgesteld, waarin de doelstelling is opgenomen om in de periode 2011–2020 30% energie-efficiency te bereiken ten opzichte van 2005.
In termen van CO2-reductie betekent dit ongeveer het volgende. In 2008 bedroeg de CO2-voetafdruk van ProRail 64 kton. Bij gelijkblijvende prestatiematen zou 30% energie-efficiëntie een reductie van 18 kton betekenen. Daar komen nog de besparing bij de partners van ProRail bij, als gevolg van de eerdergenoemde verbredingsthema’s en de verwachte besparing als gevolg van de recent geïntroduceerde CO2-prestatieladder.
Deelt u de mening dat er door het voorkomen van onnodig afremmen en weer optrekken meer energiebesparingswinst mogelijk is dan de 5% die met RouteLint volgens ProRail wordt bereikt? Bent u bereid de potentiële energiebesparing van deze maatregel verder te onderzoeken?
Dat kan ik niet beoordelen. ProRail en NS onderzoeken momenteel de energiebesparingswinst van RouteLint op de corridor Den Haag–Venlo. Op basis van evaluatie zal blijken of uw stelling juist is.
Waarom ontbreekt elektrificatie van diesellijnen in het plan van ProRail? Deelt u de mening dat dit kan bijdragen in de beperking van de CO2-uitstoot en bent u bereid dit verder te onderzoeken?
Elektrificatie van spoorlijnen kan in de exploitatiefase tot een gunstiger CO2-voetafdruk leiden. Of dit ook bij doorrekening van de hele cyclus het geval zou zijn, is nog niet duidelijk, de gegevens ontbreken daartoe. De ontwikkeling van steeds zuinigere en schonere diesellocomotieven hebben overigens veel invloed op de uitkomsten. Voor een beslissing voor elektrificatie zijn de zeer hoge kosten van aanleg echter met name bepalend.
Het rapport "The Economic Viability of Nuclear Power in the Netherlands" |
|
Kees Vendrik (GL) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «The Economic Viability of Nuclear Power in the Netherlands», van Spring Associates?1
Ja.
Deelt u de bezorgdheid over de financiële positie van Delta NV, die in het rapport geuit wordt?
Delta heeft in 2009 tegenvallende financiële resultaten behaald. Delta heeft in een persbericht maatregelen aangekondigd om de resultaten in de komende jaren te verbeteren, en streeft ernaar om in 2012 het resultaat van 2008 te overtreffen. Ik volg de ontwikkeling van Delta met belangstelling.
Is de voorgenomen overdracht van de aandelen Evides door de publieke aandeelhouders hierin van betekenis?
De voorgenomen overdracht van de aandelen in Evides is van betekenis voor de toekomstige financiële positie van Delta. Dit is mede afhankelijk van de wijze en het moment waarop de overdracht zal plaatsvinden. Hierover zullen de aandeelhouders van Delta een besluit nemen. Een eventuele overdracht van de aandelen in Evides zal in juni in Provinciale Staten van Zeeland worden behandeld.
Deelt u ook de conclusie van het rapport dat deelname van Delta aan een Kerncentrale Borssele II resulteert in de verkoop van het project of zelfs kan leiden tot de verkoop van Delta?
Bij het indienen van de startnotitie in juni 2009 was al duidelijk dat Delta de kerncentrale Borssele II niet zelfstandig kan realiseren. Delta heeft van begin af aan helder gecommuniceerd een (financiële) partner in het project aan te zullen trekken, en daarover een besluit te nemen zodra er meer zekerheid is over de benodigde vergunningen. De wijze waarop een dergelijk partnerschap wordt ingevuld is de verantwoordelijkheid van Delta.
Heeft dit mogelijk ook invloed op het vervolg van de rechtszaak die diende voor het Gerechtshof te Arnhem, waar Essent in hoger beroep geboden werd zich te onthouden van (medewerking aan) handelingen die tot gevolg hebben dat de aandelen «Borssele» in handen komen van een vreemde vennootschap?
Nee. Deze rechtszaak betreft de aandelen van Essent in EPZ, de exploitant van de bestaande kerncentrale Borssele. Ten aanzien van deze zaak loopt momenteel een bodemprocedure. Een uitspraak daarin kan nog enkele jaren op zich laten wachten. Deze procedure staat los van de plannen van Delta voor de bouw van een nieuwe kerncentrale.
Kunt u meedelen hoe het is gesteld met de uitwerking van het convenant kerncentrale Borssele 2006?
Over de uitwerking van het convenant kerncentrale Borssele 2006 is de Kamer per nota geïnformeerd op 7 april 2009.1
In het Convenant KCB is onder andere afgesproken dat Delta en Essent ieder een financiële bijdrage leveren ter grootte van in totaal € 125 miljoen aan het realiseren van de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Deze bijdrage bestaat uit:
De Commissie van deskundigen benchmarking nucleaire veiligheid kerncentrale Borssele is ingesteld. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 18 november 2008. Deze commissie is inmiddels vijf maal bijeengeweest. Het is de bedoeling dat de commissie in 2013 een eerste benchmark uitgevoerd zal hebben. Naar verwachting zult u dit jaar nog geïnformeerd worden over de voortgang van de werkzaamheden.
De verplichting voor EPZ en de Rijksoverheid zich in te spannen een regeling te treffen voor de nakoming van de verplichtingen van EPZ uit het convenant door eventuele opvolgende eigenaars of vergunninghouders van de kerncentrale Borssele heeft uiteindelijk geresulteerd in een voorstel voor een wettelijke regeling, welke is aangenomen bij de behandeling van de Wijziging van de Kernenergiewet.
Tenslotte kan worden vermeld dat de partijen bij het convenant periodiek (ca. tweemaal per jaar) in de Stuurgroep Convenant KCB overleggen over de voortgang bij de uitvoering van het convenant.
Hoeveel van het in het convenant genoemde totaal (Delta en Essent) van € 200 miljoen is reeds geïnvesteerd in additionele innovatieve projecten ter verwezenlijking van de in het convenant vermelde CO2-emissiereductie?
Zie de beantwoording van vraag 6. Conform artikel 8 lid 1 van het convenant hebben Delta en Essent (thans Energy Resource Holding) tot en met 2014 de tijd om zich financieel definitief voor de additionele innovatieve projecten te verbinden (d.w.z. een investeringsbesluit te nemen). Derhalve is op dit moment nog niet te zeggen hoe deze middelen worden besteed.
Stroomstoringen op Goeree-Overflakkee |
|
Liesbeth Spies (CDA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stroomstoringen teisteren Goeree-Overflakkee»?1
Ja.
Is het waar dat huishoudens op Goeree-Overflakkee gemiddeld één keer per week met een stroomstoring worden geconfronteerd?
Het is niet zo dat een willekeurig huishouden op Goeree-Overflakkee wekelijks met een stroomstoring te maken heeft. In totaal zijn er op het netwerk op Goeree-Overflakkee ongeveer 19.000 klanten aangesloten.
Stedin heeft aangegeven dat Goeree-Overflakkee in 2009 86 keer last heeft gehad van een laagspanningstoring. In totaal hebben 319 klanten in 2009 tijdelijk zonder stroom gezeten als gevolg van deze laagspanningsstoringen. Naast de laagspanningsstoringen zijn er in 2009 door Stedin ook 13 middenspanningsstoringen geregistreerd waarbij de stroomvoorziening op een gedeelte van Goeree-Overflakkee werd onderbroken. In totaal hebben in 2009 4752 klanten een onderbreking van de stroomvoorziening als gevolg van een middenspanningsstoring ervaren.
Hoe verhoudt dit aantal storingen zich tot het gemiddelde in Nederland en datgene dat naar uw idee wenselijk dan wel toelaatbaar is?
In totaal zaten er door laag- en middenspanningsstoringen gedurende het jaar 1.856.026 klanten tijdelijk zonder stroom. Om een vergelijking met Goeree-Overflakkee te kunnen maken is het gebruikelijk om te kijken naar het gemiddeld aantal storingsminuten. Dit is het aantal minuten dat een klant gemiddeld te maken heeft met een onderbreking van de stroomlevering. Stedin heeft aangegeven dat op Goeree-Overflakkee het aantal storingsminuten in 2009 op 83 lag. Dit is hoog in relatie tot het landelijk gemiddelde van 25 minuten in 2009.
Stedin heeft aangegeven dat er geen sprake is van achterstallig onderhoud. Om het netwerk op Goeree-Overflakkee robuuster te maken, voert Stedin momenteel een investeringsprogramma uit.
Het netwerk op Goeree-Overflakkee is kwetsbaar voor storingen als gevolg van relatief dunne kabels en veel enkelvoudige routes binnen de regionale stroomvoorziening. Hierdoor zijn kabels gevoelig voor schade en zijn omleidingen bij schade of storingen niet even vaak mogelijk als in andere delen van Nederland.
Ik vind de kwaliteit van Nederlandse netten belangrijk. De beschikbaarheid en kwaliteit van de netten is wettelijk geborgd middels artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel staat dat een netbeheerder moet beschikken over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst en over voldoende capaciteit voor het transport van elektriciteit om te voorzien in de totale behoefte. Netbeheerders zijn volgens dit artikel ook verplicht om tweejaarlijks zogenaamde kwaliteits- en capaciteitsdocumenten (KCD’s) op te stellen. Met deze KCD’s moeten netbeheerders aantonen dat ze over voldoende capaciteit beschikken om gas en elektriciteit te verplaatsen van de bron, de producent, naar een bedrijf of huishouden. Verder moeten de netbeheerders de procedures op orde hebben om de kwaliteit van het net te waarborgen. Binnen dit wettelijke kader is het de verantwoordelijkheid van de netbeheerder om zijn net zo efficiënt en effectief mogelijk te beheren. De NMa ziet toe op naleving van deze wettelijke eisen en beoordeelt de KCD’s.
In het kader van dit toezicht heeft de NMa aan Stedin een bindende aanwijzing opgelegd in december 2009, omdat Stedin niet beschikt over een bedrijfsmiddelenregister dat een beschrijving bevat van alle leidingen van het net, aangeduid naar locatie, aard, type en overige relevante gegevens. Stedin heeft inmiddels aan het eerste deel van deze aanwijzing voldaan door het opstellen van een plan van aanpak om te komen tot een volledig bedrijfsmiddelenregister.
Is het waar, zoals het artikel de indruk wekt, dat hier sprake is van een zeer kwetsbaar netwerk met veel achterstallig onderhoud en mogelijk veel en langdurige schade voor de klanten, zeker nu de geplande herstellingsinvesteringen pas in 2014 zijn afgerond? Vindt u dit acceptabel?
Zie antwoord vraag 3.
Worden bij het uitvoeren van het investeringsprogramma de meest kwetsbare en storingsgevoelige punten het eerst aangepakt en is daarbij de potentiële schade bij de klanten een criterium?
Stedin heeft aangegeven dat de meest kwetsbare en storingsgevoelige punten met prioriteit worden aangepakt. Hierbij is de impact van storingen (de hoeveelheid getroffen klanten) een belangrijk criterium.
Deelt u de mening dat de klanten de mogelijkheid moeten hebben om schade, veroorzaakt door de storingen, door Stedin vergoed te krijgen en aanspraak moeten kunnen maken op (een tegemoetkoming in) investeringen in noodaggregaten?
De condities waaronder klanten in geval van stroomstoringen een vergoeding kunnen krijgen van de netbeheerder, zijn vastgesteld in de algemene voorwaarden. In de Netcode is een wettelijk vastgelegde compensatieregeling opgenomen, die stelt dat klanten bij een stroomonderbreking van 4 uur of meer recht hebben op een vast bedrag ter compensatie. Deze compensatieregeling is ook opgenomen in de algemene voorwaarden van Stedin. De algemene voorwaarden voor kleinverbruikers zijn tot stand gekomen in een door de SER begeleid overleg tussen Netbeheer Nederland en de Consumentenbond. In dit proces heeft de NMa ook geadviseerd. De voorwaarden hebben in dat verband dus de toets der kritiek doorstaan.
Een specifieke tegemoetkoming in investeringen in noodaggregaten valt niet onder deze algemene voorwaarden en acht ik niet noodzakelijk.
Bent u bereid de directie en aandeelhouders van Stedin om opheldering te vragen en hen aan te sporen het investeringsprogramma versneld uit te voeren?
Zowel Stedin als de aandeelhouders zijn gebaat bij een zo spoedig mogelijke daling van het aantal storingsminuten. Deze werken namelijk via de q-factor berekeningen door in de regulering van de te hanteren tarieven. Desalniettemin zal ik in mijn contacten met Stedin zeker niet nalaten te benadrukken dat ik een snelle realisatie van een degelijk netwerk met een minimale storingsfrequentie van het hoogste belang vind.
Voldoet Stedin aan het zogenaamde N-1 principe, het betrouwbaarheidcriterium voor energienetwerken?
Ja, Stedin voldoet aan het N-1 principe op het hoogspanningsnet zoals dit in de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en in de Netcode is vastgelegd. Verder heeft Stedin aangegeven dat een groot deel van haar middenspanningsnetwerk, zonder dat hiertoe een wettelijke verplichting geldt, ook N-1 veilig is uitgevoerd. In dunbevolkte gebieden, zoals Goeree-Overflakkee, is dit echter niet het geval.
Duurzame bio-ethanol (E85) |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Liesbeth Spies (CDA) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Welk percentage van de dienstauto’s van het Rijk is geschikt om te rijden op duurzame bio-ethanol (E85), waarvoor op verzoek van de Kamer per 1 april a.s. het accijnstarief wordt verlaagd ter compensatie voor de relatief lage energie-inhoud? Mogen we ervan uitgaan dat deze auto’s bij een concurrerende prijs (gelijk aan benzine) voortaan bio-ethanol zullen tanken, aangezien dit 50–70% minder CO2-uitstoot per kilometer kost?
Er zijn 17 dienstauto’s van het Rijk die geschikt zijn om te rijden op duurzame bio-ethanol (E85). Daarmee kunnen 0,35% van de dienstauto’s op E85 rijden. Het beleid van de diensten die deze auto’s in beheer hebben schrijft voor dat er zoveel mogelijk E85 getankt wordt. Gezien het nu nog beperkte netwerk van pompen kan dat niet altijd.
Bent u bekend met de pogingen van producenten van duurzame biomethanol (M85) om ook in aanmerking te komen voor accijnscompensatie vanwege de lage energie-inhoud? Deelt u de opvatting dat het feit dat deze pogingen tot nu toe zijn gestrand op bureaucratie, kastjes en muren, niet past in de ambities uit het werkprogramma Schoon en Zuinig en het fiscale vergroeningsbeleid t.a.v. duurzame mobiliteit? Bent u bereid om met de producenten van biomethanol om tafel te gaan zitten om uitvoering te geven aan de voorgenomen accijnscompensatie, mits de sector de duurzaamheid kan aantonen?
Leveranciers van benzine en diesel voor het wegverkeer zijn op grond van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 verplicht om een minimumaandeel van benzine en diesel als biobrandstof op de markt te brengen. Deze biobrandstoffenverplichting bedraagt voor 2010 4%. Leveranciers hebben de vrijheid om hieraan invulling te geven door bijmenging van biobrandstoffen aan fossiele brandstoffen of door het op de markt brengen van «hoge blend biobrandstoffen» zoals E85. In de praktijk geven leveranciers in overgrote mate de voorkeur aan bijmenging. Door bijmenging varieert de samenstelling van de producten, evenals de energie-inhoud. Voor de heffing van accijns op deze gemengde brandstoffen is de energie-inhoud niet relevant.
Omdat het bijgemengde percentage biobrandstoffen in de fossiele brandstoffen meestal niet substantieel is, zal de energie-inhoud van het eindproduct doorgaans niet veel afwijken van de energie-inhoud van de fossiele brandstof.
Bij hoge blends is dit soms wel het geval, zoals bij een relatief nieuw product als E85, dat inmiddels op steeds meer plaatsen voor de consument verkrijgbaar is. E85 wordt voor de accijns belast naar het tarief van benzine. Wegens de aanzienlijk lagere energie-inhoud van E85 ten opzichte van die van benzine is, als gevolg van het amendement Omtzigt/Tang op het Belastingplan 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 25), per 1 april 2010 voorzien in de mogelijkheid van een gedeeltelijke teruggaaf van accijns mits de bio-ethanol in de E85 aantoonbaar duurzaam is geproduceerd. Dit amendement betrof uitsluitend het product E85.
Zoals is aangegeven in de vergroeningsbrief van 3 juni 2009 van de Staatssecretaris van Financiën is hij voornemens om andere hogere blends op vergelijkbare wijze te behandelen wanneer deze op de markt komen. Voor zover bekend, wordt er op beperkte schaal geëxperimenteerd met M85 met gebruikmaking van bio-methanol. Hierbij is nog onduidelijk of het product M85 als zodanig op de markt zal worden gebracht of in andere vorm, bijvoorbeeld gemengd met bio-ethanol. Het lijkt overigens minder voor de hand te liggen dat het product M85 als zodanig op de markt zal worden gebracht. M85 heeft een nog lagere energie-inhoud dan E85. Voorts is M85 meer corrosief dan E85, waardoor de auto-industrie bij gebruik van M85 de garantie laat vervallen. Gelet op het voorgaande is een accijnscompensatie voor M85 op dit moment niet aan de orde. Overigens kan bio-methanol mogelijk indirect in aanmerking komen voor de huidige compensatieregeling voor E85, bijvoorbeeld via een blend van 70% bio-ethanol met 15% bio-methanol en 15% benzine.
In Europees verband wordt gesproken over een mogelijke herziening van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 (Pb. EU 2003, L 283). Hierbij is ook de wijze van tarifering onderwerp van bespreking. Een mogelijkheid die wordt onderzocht, is om de hoogte van de accijns afhankelijk te stellen van de energie-inhoud van een product. Dit zou gunstig kunnen zijn voor M85 en andere producten met een relatief lage energie-inhoud. Op dit moment worden er overigens nog geen duurzame brandstoffen op de markt aangeboden, waarvoor een accijnscompensatie zou kunnen worden verleend, vergelijkbaar met de regeling voor E85.
Welke andere technisch beschikbare duurzame brandstoffen met een relatief lage energie-inhoud komen er verder in aanmerking voor compensatie van het accijnstarief, conform de in de vergroeningsbrief geuite voornemens hiertoe, mits de branche de duurzaamheid aantoont?
Zie antwoord vraag 2.
Het artikel "Ambtenaren willen rijden op aardgas bevorderen" |
|
Johan Remkes (VVD), Helma Neppérus (VVD) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het krantenartikel «Ambtenaren willen rijden op aardgas bevoordelen»?1
Ja.
Is het waar dat een convenant wordt voorbereid?
Vanuit het bedrijfsleven, dat in de werkgroep Aardgas-biogas-groen gas van het Platform Duurzame Mobiliteit is vertegenwoordigd, is het verzoek gekomen om de mogelijkheden te onderzoeken voor het sluiten van een convenant tussen bedrijfsleven en overheid over de toepassing van groen gas in het verkeer. Het bedrijfsleven vraagt daarbij de overheid onder andere om, naast de al bestaande begunstigende fiscale behandeling voor aardgas, waaronder begrepen groen gas, een aantal aanvullende begunstigende fiscale maatregelen voor groen gas. De ministeries van Verkeer en,Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Financiën beoordelen op dit moment dit verzoek. Bij de beoordeling van het verzoek zal worden gekeken in hoeverre de inzet van groen gas in het verkeer de meest efficiënte en kosteneffectieve maatregel is om bij te dragen aan de CO2-doelstellingen en in hoeverre eventuele aanvullende maatregelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn.
Kunt u toezeggen dat de Kamer eerst zal worden geïnformeerd en hierover met u in overleg kan treden alvorens een convenant zal worden getekend?
Alvorens een convenant zou worden gesloten zal het kabinet de Kamer informeren en indien gewenst met u overleggen.
Het bericht dat slimme meters eenvoudig te hacken zijn |
|
Paulus Jansen |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel ««Smart» utility meters have security holes and can be hacked, expert finds»?1
Ja.
Welke technische en procedurele voorzorgen zijn er getroffen om de kans op hacken van de op de Nederlandse markt toegelaten slimme meters te minimaliseren?
Het waarborgen van de privacy en het zo goed mogelijk beveiligen van de meter en het dataverkeer is een voorwaarde voor een geslaagde invoering van de slimme meter in Nederland. Het is van het grootste belang om de risico’s op hacken te minimaliseren en eventuele gevolgen moeten zoveel mogelijk beperkt zijn. Hiertoe stel ik eisen in wet- en regelgeving en treffen de netwerkbedrijven zelf op grote schaal voorzorgsmaatregelen. Het op voorhand absoluut uitsluiten van hacken is helaas echter niet mogelijk.
Voorafgaand aan de start van de uitrol van de slimme meter zal op grond van het wetsvoorstel marktmodel (31 374) een algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld waarin nadere eisen worden gesteld aan de meetinrichting. In dit besluit zullen ook nadere eisen worden gesteld aan de beveiliging van de meter. Verder zal in een ministeriële regeling worden voorgeschreven dat de voorwaarden ten aanzien van de wijze van gegevensverwerking (Informatiecode), die door de NMa op voorstel van de netbeheerders en leveranciers zal worden vastgesteld, ook zien op de beveiliging van de gegevensverwerking tussen de slimme meter bij de consument, de netbeheerder en de leverancier, alsmede op wijze waarop over de naleving daarvan in de jaarverslagen van netbeheerders en leveranciers wordt gerapporteerd. Deze voorwaarden ten aanzien van de wijze van gegevensuitwisseling zien daarmee ook op de verplichting voor netbeheerders en leveranciers om een rapportagevorm te ontwikkelen om kleinverbruikers, via de jaarverslagen, te informeren over de wijze waarop zij bij de uitwisseling van gegevens verantwoording afleggen over de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens. De NMa zal deze rapportagevorm vastleggen in de Informatiecode, die moet voldoen aan de nadere eisen die daaraan in de hiervoor genoemde ministeriële regeling worden gesteld. De NMa wordt belast met het toezicht op het publiceren van deze verklaring in of bij de jaarrekening. Het College Bescherming Persoonsgegevens ziet toe op de wijze waarop netbeheerders en leveranciers de Wet bescherming persoonsgegevens naleven.
De netbeheerders zijn verantwoordelijk voor de uitrol en het beheer van slimme meters, inclusief de beveiliging. In de afgelopen periode hebben de netbeheerders, verenigd in Netbeheer Nederland, gewerkt aan technische en procedurele voorzorgsmaatregelen. Netbeheer Nederland heeft hierbij samengewerkt met afnemerorganisaties, zoals de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis, en diverse experts, waaronder TNO, PWC en de Radboud Universiteit. Ook mijn departement is bij dit proces betrokken geweest. De voornaamste technische en procedurele voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerders getroffen worden, hebben betrekking op het:
Netbeheer Nederland zorgt voor de vertaling van deze eisen en maatregelen in landelijk beleid voor de netbeheerders. Netbeheer Nederland heeft mij geïnformeerd dat dit beleid medio dit jaar gereed zal zijn voor publicatie. Dan zal de precieze formulering van deze voorzorgsmaatregelen van de netbeheerders bekend zijn. De kernpunten van deze voorzorgsmaatregelen worden vastgelegd in de hiervoor genoemde regelgeving. Netbeheerders zijn met elkaar overeengekomen om beveiligingsincidenten met elkaar te delen en opgedane kennis te gebruiken om de beveiliging te verbeteren, opdat binnen de sector een eenduidig beveiligingsniveau wordt gerealiseerd. Ik constateer kortom dat de netbeheerders veel in het werk stellen om tot een adequate beveiliging te komen.
Is uitgesloten dat hackers via de slimme meter de stroomtoevoer naar een gebouw afsluiten, bijvoorbeeld als voorbereiding op een inbraak? Kunt u dit onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is de rechtsbescherming van de klanten van energiebedrijven geregeld in geval van manipulatie van slimme meters door derden?
Wanneer een klant schade lijdt door een manipulatie die door de netbeheerder redelijkerwijs te voorkomen was, dan kan de klant de netbeheerder aansprakelijk stellen, net zoals dat nu het geval is. Dit houdt in dat een netbeheerder aansprakelijk is indien de netbeheerder toerekenbaar tekort is geschoten in de beveiliging van de meter en de klant dientengevolge schade lijdt. Daarnaast is het zo dat indien door manipulatie de meter veel meer verbruik aangeeft dan werkelijk is verbruikt, aan de klant dit niet gerealiseerde verbruik niet in rekening gebracht mag worden. De klant zal dan alleen het verbruik dat hij naar schatting heeft gehad in rekening worden gebracht.
Daarnaast is het normale aansprakelijkheidsrecht van toepassing. De klant kan de hacker aansprakelijk stellen voor de schade die de klant lijdt. Wanneer een hacker bijvoorbeeld niet getraceerd kan worden of als deze niet voldoende draagkrachtig is en de netbeheerder niet aansprakelijk is, dan kunnen situaties ontstaan waarin de klant de schade niet (volledig) kan verhalen. Bij andere vormen van criminaliteit is dit niet anders.
Is er binnen de huidige wettelijke kaders voor de klant enig risico dat hij opdraait voor (een deel van) de directe en indirecte schade die kan ontstaan ten gevolge van de manipulatie van slimme meters door derden? Zo ja, welk risico?
Zie antwoord vraag 4.
Acht u dit risico acceptabel in het licht van het voornemen van de regering om – vroeg of laat – de slimme meters verplicht uit te rollen, waardoor de afnemers van energie opgezadeld worden met risico’s waar ze nooit om gevraagd hebben?
Slimme meters zijn van belang voor een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening. Ik zie daarom uit naar een geslaagde invoering van de meter. Het waarborgen van de privacy en het zo goed mogelijk beveiligen van de meter en het dataverkeer is daarvoor een voorwaarde. Het wetsvoorstel marktmodel, de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur en ministeriële regeling, en de maatregelen van de sector die hiervoor zijn beschreven, vormen hiervoor een goede basis. Overigens hebben kleinverbruikers de mogelijkheid om de slimme meter, die door de netbeheerder te beschikking wordt gesteld, te weigeren. Ook kunnen ze er voor kiezen om het op afstand uitlezen van meterstanden aan of uit te laten zetten als ze een slimme meter hebben.