De energieprijzen, over de plannen voor leveringszakerheid en betaalbaarheid van energie, over het afsluitbeleid van kleinverbruikers |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich tot dat u twee keer toe een motie heeft ontraden die vroeg om een strategie voor leveringszekerheid van energie, betaalbaarheid van energie, leveringszekerheid van voedsel en betaalbaarheid van voedsel?
Ja.
Kunt u aangeven welke strategie er op dit moment is voor de leveringszekerheid van energie? Ofwel, kun u wijzen naar het beleidsrapport – waarvan er velen geschreven worden in Den Haag – waarin de strategie voor leveringszekerheid van energie (in ieder geval gas en elektriciteit) staat beschreven, die op dit moment gevolgd wordt?
In de afgelopen periode heb ik veelvuldig met uw Kamer gesproken over het thema leveringszekerheid en de inzet en strategie van het kabinet om de leveringszekerheid op zowel korte als langere termijn te waarborgen. Deze inzet kan veranderen door de omstandigheden en ontwikkelingen. Naar mijn mening is het beter hier flexibel op in te kunnen spelen en uw Kamer dan te informeren.
Hierover heeft het kabinet ook een reeks van brieven gestuurd aan uw Kamer. Ik verwijs u graag naar het verslag van het Commissiedebat d.d. 9 juni 2022 over voorzienings-en leveringszekerheid energie (Kamerstuk 29 023, nr. 334). Dit verslag bevat een opsomming van deze brieven.
Kunt u aangeven welke strategie er gevolgd wordt voor de betaalbaarheid van energie?
Ook over de betaalbaarheid van energie en maatregelen die het kabinet heeft genomen om het probleem van de hogere energierekening voor burgers en bedrijven te adresseren is in de afgelopen periode meerdere keren met uw Kamer gesproken. Ik verwijs hierbij naar de aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 111) en de beantwoording van Kamervragen van het lid Van Dijk (PvdA) over compensatie van de hoge energierekening voor lage inkomens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2143). Ook heeft het kabinet u met Prinsjesdag een brief gestuurd met maatregelen voor de energierekening.
Werkt de huidige vastgestelde strategie voor betaalbaarheid en leveringszekerheid van energie of is het beter om de strategie aan te passen?
De maatregelen die het kabinet tot op heden heeft genomen hebben een bijdrage geleverd aan de verbetering van betaalbaarheid van energie en leveringszekerheid van energie. Dit neemt niet weg dat de energieprijzen erg variëren. Het is daarom van belang om voortdurend te kijken wat nog meer nodig en mogelijk is. Dit doet het kabinet ook, zowel op nationaal als op EU-niveau. Tijdens Prinsjesdag is het kabinet met een pakket van aanvullende nationale maatregelen gekomen. Daarnaast wordt ook in EU-verband alles in het werk gesteld om de problemen op de Europese energiemarkten en de hoge energieprijzen te adresseren.
Is er een risico van black outs door een onzekere energievoorziening (bij ons of de buurlanden met wiens elektriciteit netwerk wij verbonden zijn) in de aankomende winter?
Risico’s op een black-out zijn nooit uit te sluiten. Wel zijn deze te mitigeren en is er een duidelijk handelingsperspectief indien een black-out zich voordoet. Zo is er het Risicoparaatheidsplan Elektriciteit dat ik op 22 april 2022 aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 023, nr. 301), het Nationaal Crisisplan Elektriciteit dat ik op 14 maart 2022 aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 023, nr. 283) en heeft de landelijke netbeheerder TenneT het Systeembeschermings- en Herstelplan Elektriciteit opgesteld, mede op basis van de netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet (Verordening (EU) 2017/2196). Daarnaast werk ik op het gebied van energie en leveringszekerheid nauw samen met mijn ambtgenoten in buurlanden (de Benelux, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland) via het Pentalaterale energieforum.
Zijn er adequate afspraken met de buurlanden, zodat in situaties van stress, levering van elektriciteit over de grens blijft plaatsvinden?
Ja. Zie paragraaf 3.2 van het bij de beantwoording van vraag 5 genoemde Risicoparaatheidsplan Elektriciteit.
Zijn er oefeningen en draaiboeken voor het geval van een onzekere energievoorziening? Kunt uitleggen hoe die eruit zien?
Ja. Wat betreft oefeningen is er op 24 mei 2022 nog in Pentalateraal verband deelgenomen aan een black-outtest1. Voor draaiboeken verwijs ik graag naar de stukken die bij de beantwoording van vraag 5 zijn opgesomd.
Kunt u verklaren waarom de gasprijs op de markt in Zeebrugge de afgelopen maanden vaak aanzienlijk lager was dan de gasprijs op TTF (Nederland), terwijl Nederland gas naar België exporteert?1
Hoe moet een alleenstaande of een gezin, met een laag of middeninkomen (dat op dit moment net kan rondkomen) en een slecht geïsoleerde huurwoning de winter doorkomen, als de energierekening stijgt van bijvoorbeeld 200 naar 600 euro per maand?
Ja, het kabinet is bekend met deze analyse. Het scenario in kwestie gaat uit van een aantal aannames waaronder aanhoudende hoge prijzen in combinatie met het niet continueren van de maatregelen die in 2022 genomen zijn. Mede gelet op de ontwikkelingen, zit het kabinet niet stil. Zonder hulp zouden er immers mensen in betalingsproblemen komen. Zo heeft het kabinet voor dit jaar een pakket aan maatregelen getroffen. Daarin worden onder andere de energiebelastingen, de brandstofaccijnzen en de btw op de energierekening verlaagd. Tevens wordt een energietoeslag via de gemeenten verstrekt. Het kabinet heeft op Prinsjesdag de maatregelen die het voornemens is om volgend jaar te treffen gepresenteerd.
Bent u bekend me de studie van het Centraal Planbureau (CPB) van juni 2022 waarin duidelijk werd dat 1,2 miljoen huishoudens te weinig onvoldoende inkomen hebben om elke maand hun vaste en noodzakelijke lasten te betalen in het donkere scenario (waarin de kale gasprijs 1,50 per m3 is, een niveau waar we nu ver boven zitten bij flexibele contracten)?2
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u enig tijdstip aangeven na 1945, waarin meer dan 1 miljoen huishoudens niet in staat waren om hun vaste en noodzakelijke lasten te betalen uit hun maandelijkse inkomen?
Het is mij niet bekend of er zich een direct vergelijkbare ontwikkeling in de recente geschiedenis zich voorgedaan heeft. Het CPB doet hier in de eerder genoemde analyse ook geen uitspraken over.
Hoe gaat u voorkomen dat een groot aantal huishoudens te maken gaat krijgen met het afsluiten van energie en gas?
De regels voor het afsluiten van elektriciteit, gas en warmte zijn vastgelegd in de Regeling Afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas en in de Warmteregeling. Deze regelingen kennen een zorgvuldige incassoprocedure die is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van afsluiting van huishoudens en het voorkomen van het oplopen van betalingsachterstanden.
Betalingsachterstanden in de energierekening kunnen een vroegtijdig signaal zijn van (dreigende) problematische schulden, ook op andere terreinen. In de Regeling is geregeld dat klanten altijd eerst ten minste één betalingsherinnering krijgen waarin zij door de leverancier actief worden geïnformeerd over het afsluitbeleid en de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Ingeval van niet tijdig betalen door een klant moet de energieleverancier de contactgegevens en hoogte van de schuld van deze klant doorgeven aan een instantie voor (gemeentelijke) schuldhulpverlening. Door in 2021 ingevoerde wijzigingen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening kunnen energieleveranciers nu ook – in het kader van vroegsignalering – zonder toestemming van hun klanten de gemeente waarschuwen als ze zien dat klanten hun rekeningen niet betalen. Een gemeente moet, na een signaal van iemand met schuldproblemen, diegene uitnodigen voor een gesprek. Iemand mag de hulp van de gemeente weigeren. Daarnaast is het convenant over minnelijke schuldregelingen tussen energieleveranciers en de NVVK (branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering) begin 2022 herzien en van kracht sinds 1 april 2022.
Energieleveranciers zijn nu bereid om ongezien akkoord te gaan met voorstellen voor schuldhulpregelingen waardoor de doorlooptijd aanzienlijk is verkort.
Als er geen schuldhulptraject wordt doorlopen, op het verzoek om schuldhulpverlening negatief wordt beslist, het traject eindigt of als de klant de afspraken in het kader van de schuldhulpverlening niet nakomt, dan bepaalt de Regeling dat de leverancier de leveringsovereenkomst kan beëindigen. De leverancier zal dit 21 kalenderdagen van tevoren melden bij de klant en dit vervolgens aan de netbeheerder doorgeven. De netbeheerder zal de klant aanschrijven met het verzoek binnen een termijn 10 werkdagen een nieuwe leverancier te zoeken, om te voorkomen dat de aansluiting daadwerkelijk wordt afgesloten.
Indien klanten een aanvraag hebben gedaan en betrokken zijn bij een traject voor schuldhulpverlening, worden zij niet afgesloten van energie. De Regeling schrijft voor dat dit geldt voor de winterperiode, maar in de praktijk passen leveranciers deze uitzondering gedurende het gehele jaar toe. Daarnaast bevat de Regeling extra bescherming voor kwetsbare afnemers die wegens gezondheidsredenen niet mogen worden afgesloten. De gehele incassoprocedure is derhalve omkleed met waarborgen, juist om te voorkomen dat klanten worden afgesloten en tegelijkertijd door de gemeente tijdig en zo nodig via schuldhulpverlening geholpen kunnen worden bij bredere financiële problemen.
Ik verwijs u verder naar de brief met maatregelen voor de energierekening.
Bent u bekend met de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas?
Zie antwoord vraag 12.
Hoe zal in de regeling omgegaan worden met de situatie waarin de kleinverbruiker voltijds werkt tegen een relatief laag inkomen en niet in staat is om de maandelijkse lasten (huur, zorg, minimum noodzakelijke kosten voor onder andere eten, woon-werkverkeer, verzekeringen en de energierekening) te voldoen uit de lopende inkomsten? Hoe zal worden omgegaan met de 1,2 miljoen huishoudens, die, ook al zouden zij in de schuldsanering zitten, nog steeds te maken hebben met noodzakelijke lasten die hoger zijn dan hun inkomen, zodat de schuld elke maand oploopt? Hebben deze mensen recht op een goedkopere en geïsoleerde huurwoning of zal het gas en de elektriciteit alsnog afgesloten worden? Wilt u aangeven wat het perspectief is voor deze gezinnen/alleenstaanden en welke maatregelen u zult nemen om ervoor te zorgen dat zij niet diep in de financiële problemen raken?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft u kennis genomen van het feit dat import van Liquefied natural gas (Lng) uit Rusland is toegenomen in de eerste helft van 2022? Kunt u aangeven hoeveel Lng er uit Rusland is ingevoerd, wie dat ingevoerd heeft en hoe zich dat verhoudt tot het verbod van de NL gemeentes om gas af te nemen van SEFE, dat volledig onder Duitse controle staat?3
Van de Gate terminal heb ik vernomen dat de totale hoeveelheid LNG vanuit Rusland in de eerste helft van het jaar ten opzichte van de eerste helft van vorig jaar inderdaad is toegenomen met 29%. Voor de volledigheid dient hierbij wel vermeld te worden dat het aandeel LNG uit Rusland ten opzichte van het totaal in de eerste helft van dit jaar gedaald is van 27% naar 22%. Bijna 60% van het LNG dat via de Gate terminal is binnengekomen was afkomstig uit de Verenigde Staten. Voor wat betreft de vraag over SEFE Energy (SEFE) verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 16.
Kunt u aangeven waarom talloze lidstaten van de Europese Unie wel energie afnemen bij SEFE maar dat u het de Nederlandse gemeentes verboden heeft?
Graag verwijs ik u naar de brief van 6 september 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 108) waarin ik uw Kamer heb geïnformeerd over de situatie met betrekking tot SEFE.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden en in ieder geval voor een plenair debat over energie als dat eerder plaatsvindt?
Ik heb geprobeerd deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
De inkomens- en vermogensgrenzen van de eenmalige energietoeslag |
|
Nilüfer Gündoğan (Volt) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Amsterdam laat vermogensgrens voor energietoeslag los»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van gemeenten die een vermogensgrens hanteren bij het toekennen van de energietoeslag? Klopt het dat verreweg de meeste gemeenten geen vermogensgrens hanteren bij het toekennen van de energietoeslag?
Het Rijk beschikt niet over een officieel overzicht van gemeenten die al dan niet een vermogensgrens hanteren bij de toekenning van de eenmalige energietoeslag. Wel is door mijn ministerie bezien of gemeenten een vorm van vermogenstoets toepassen. Op basis van het nagaan van de websites van 346 gemeenten, kan worden vastgesteld dat 5 gemeenten een vorm van vermogenstoets hanteren.
In de motie van het Kamerlid Van Baarle2 (DENK) verzoekt de Kamer de regering eveneens om een uitputtend overzicht van de eisen die gemeenten stellen bij de energietoeslag. Via deze weg wil ik graag reageren op deze motie. Recent heeft Divosa een peiling uitgevoerd waaraan 138 gemeenten hebben deelgenomen.3 Bijna alle gemeenten gaven aan een inkomensgrens van 120% of hoger te hanteren. Uit de peiling blijkt ook dat gemeenten – op het moment van de peiling in juni jl.- circa 75 procent van de doelgroep hebben bereikt. Inmiddels is het bereik veel hoger. In de overleggen die ik met gemeenten voer, geven zij aan dat zij met de energietoeslag veel nieuwe groepen in beeld hebben gekregen, zoals werkende armen. Dat is een heel mooi resultaat en ik ben de gemeenten dan ook zeer erkentelijk dat zij de uitvoering zo goed ter hand hebben genomen. Om zicht te houden op de uitvoering, zal ik daarom begin 2023 een representatief onderzoek onder gemeenten laten doen naar de uitvoering van de energietoeslag. De voorwaarden die gemeenten stellen bij de energietoeslag worden hierin meegenomen.
Dit antwoord is tevens een reactie op het verzoek van het lid Kat (D66) bij het commissiedebat Reactie op zorgpunten uit gesprekken met het Ouderpanel Kinderopvangtoeslag van 15 september jl. om een schriftelijke reactie over de inkomens- en vermogensgrenzen van de energietoeslag
Vindt u het rechtvaardig dat beschikking over een spaarrekening met 7.000 á 8.000 euro in sommige gemeenten leidt tot afwijzing voor de eenmalige energietoeslag terwijl in de meeste andere gemeenten burgers met een vermogen van meerdere tonnen gewoon aanspraak maken op de energietoeslag?
Ik begrijp dat verschillen tussen gemeenten bij burgers vragen oproept. De energietoeslag maakt deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd. Dat betekent dat colleges van B&W veel beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving en uitvoering van de energietoeslag, dus ook welke vermogensgrens in aanmerking wordt genomen.
Is het u bekend dat meerdere gemeenten, waaronder Hilversum en Bergen op Zoom, een inkomensgrens hanteren van 130% van het sociaal minimum bij het toekennen van de eenmalige energietoeslag in plaats van de landelijk gecommuniceerde inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum?
Uit de peiling van Divosa blijkt dat de meeste responderende gemeenten (84%) kiezen voor de grens van 120% van het sociaal minimum, de overige gemeenten zitten op 130%. Slechts een enkele gemeente kiest voor lager dan 120% of hoger dan 130%.
Vindt u het rechtvaardig dat de inkomensgrens voor aanspraak op de eenmalige energietoeslag in sommige gemeenten aanzienlijk hoger wordt vastgesteld dan in andere gemeenten?
Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven maakt de energietoeslag deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd. Dat betekent dat colleges van B&W veel beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving en uitvoering van de energietoeslag. Zo bepaalt het college welke inkomens in aanmerking komen. De beleidsvrijheid maakt het mogelijk dat het college bij het bepalen van de doelgroep kan aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijke minimabeleid. Op deze wijze kan de gemeente een zo’n groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag. Vanwege deze uitvoeringstechnische reden aanvaardt het kabinet dat daarbij verschillen tussen gemeenten zullen ontstaan, waarbij het kabinet wel wil bevorderen dat deze verschillen beperkt zullen zijn. Zo heb ik in overleg met gemeenten een landelijke richtlijn opgesteld die verwerkt is in de handreiking voor gemeenten.
In de memorie van toelichting bij het voorstel van de wet houdende «wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen» wordt door de regering uitgebreid stilgestaan bij de beleidsvrijheid voor gemeenten.4
Worden gemeenten door het Rijk vergoed voor alle kosten die zij maken voor de eenmalige energietoeslag, ongeacht of zij een grens van 120% of 130% van het sociaal minimum hanteren en ongeacht of zij een vermogensgrens in acht nemen? Indien ja, waarom kiezen dan niet alle gemeenten voor een inkomensgrens van 130% zonder vermogenstoets? Indien nee, onder welke omstandigheden worden gemeenten niet volledig door het Rijk vergoed voor de kosten van de energietoeslag?2
Gemeenten ontvangen via de algemene uitkering van het gemeentefonds een budget van € 1,4 miljard voor de uitvoering van de energietoeslag. Dit budget wordt toereikend geacht om alle huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum een energietoeslag van 1.300 euro uit te keren. In het bedrag is ook rekening gehouden met uitvoeringskosten (100 mln. euro). Als een gemeente meer kosten maakt dan het aan de gemeente toegekende budget, bijvoorbeeld door verstrekking aan een ruimere doelgroep of door verstrekking van een hoger bedrag, dan dient de gemeente dit tekort zelf bij te passen. Ik blijf gedurende de uitvoering van de energietoeslag in gesprek met gemeenten om vinger aan de pols te houden.
Kunt u op basis van landelijke gegevens aangeven hoeveel extra huishoudens in aanmerking zouden komen voor de eenmalige energietoeslag, als de inkomensgrens formeel omhoog gaat naar 130% van het sociaal minimum, ten opzichte van 120% van het sociaal minimum?
Op basis van een grove inschatting, is de verwachting dat de doelgroep ongeveer met 25% toeneemt als de inkomensgrens op 130% van het sociaal minimum wordt gezet. Dan zouden er dus ongeveer 250.000 extra huishoudens in aanmerking komen voor de energietoeslag.
Bent u bereid om de door het Rijk gecommuniceerde inkomensgrens voor de eenmalige energietoeslag van 120% van het sociaal minimum, te verhogen tot 130% van het sociaal minimum en alle gemeenten te instrueren dit over te nemen? Indien nee, waarom niet?
Voor de uitvoering van de energietoeslag heeft het kabinet een eenmalig budget beschikbaar gesteld in het gemeentefonds. Het beschikbare budget is bedoeld voor het verstrekken van de energietoeslag aan alle huishoudens met een inkomen tot 120%. Gemeenten die een inkomensgrens van 130% hanteren, betalen het verschil vanuit de eigen middelen. Er is geen ruimte om het budget uit te breiden voor alle huishoudens tot 130% sociaal minimum. Een uitbreiding van de doelgroep zou daarnaast ook grote gevolgen hebben voor de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten.
Bent u bekend met het feit dat meerdere gemeenten maar zeker niet alle gemeenten toestaan dat twee algemene «aftrekposten» voor gepensioneerden in mindering gebracht mogen worden op het inkomen van de aanvrager, alvorens het inkomen wordt getoetst aan de inkomensgrens, zoals o.a. blijkt uit de voorlichting op de website van de gemeente Gemert-Bakel?3
Ja. Ik heb hier kennis van genomen.
Zijn gemeenten wettelijk verplicht om de «pensioenvrijlating» (21,50 euro per maand voor alleenstaanden en 43 euro per maand voor echtparen) en de «Algemene Ouderdomswet (AOW)-vrijlating» (26,38 euro per maand voor alleenstaanden en 52,76 euro voor echtparen), in mindering te brengen op het inkomen van gepensioneerden, alvorens het netto inkomen te toetsen aan de inkomensgrens? Indien nee, hebben gemeenten wel beleidsvrijheid om het gebruik van deze «aftrekposten' toe te staan?
Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht om bij de vaststelling van de inkomensgrens pensioenvrijlating in mindering te brengen op het inkomen. De colleges hebben – binnen de wettelijke kaders – veel beleidsvrijheid bij de vormgeving van de energietoeslag die onderdeel is van de bijzondere bijstand. Het college van een individuele gemeente bepaalt welk inkomen in aanmerking wordt genomen.
Bent u zich ervan bewust dat de door het Rijk en veel gemeenten gecommuniceerde inkomensgrenzen voor gepensioneerden feitelijk niet kloppen, als de «pensioenvrijlating» en de «AOW-vrijlating» in mindering gebracht mogen (of moeten) worden op het inkomen van gepensioneerden, alvorens het inkomen wordt getoetst aan de inkomensgrens van de eenmalige energietoeslag? Wat vindt u daarvan?
Er is geen wettelijke verplichting voor gemeenten om bepaalde vrijlatingen toe te passen op het inkomen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 10 heb aangegeven hebben college veel beleidsvrijheid bij de vormgeving van de energietoeslag. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen gemeenten.
Deelt u het standpunt dat het bestaan van algemene aftrekposten die van invloed zijn op de hoogte van het netto inkomen voor de energietoeslag actief gecommuniceerd zou moeten worden zodat de doelgroepen zo goed mogelijk worden bereikt? Waarom staat u dan toe dat de genoemde posten bij verreweg de meeste gemeenten en in de communicatie van de rijksoverheid niet worden overgebracht?
Uit de peiling van Divosa blijkt dat het bereik van de energietoeslag groot is. Gemeenten zijn actief aan de slag gegaan met het bereiken van de doelgroep onder andere door inzet van informatiecampagnes richting hun inwoners. Ik deel overigens met de vragensteller de opvatting dat het belangrijk is dat gemeenten – voor zover dit niet het geval is – duidelijk en actief richting hun inwoners communiceren over de (specifieke) voorwaarden die zij lokaal hanteren. Het bereiken van de beoogde doelgroep vind ik – met gestegen energieprijzen in het achterhoofd – belangrijk, al kan de doelgroep per gemeente soms verschillen. Zoals aangegeven, hebben gemeenten veel beleidsvrijheid bij de vormgeving van de energietoeslag en daardoor kunnen gemeentelijke voorwaarden verschillen.
Deelt u het standpunt dat toepassing van de twee genoemde «aftrekposten voor gepensioneerden» op grond van de Participatiewet ofwel verplicht is ofwel niet is toegestaan; maar dat het niet wenselijk is dat toepassing van de Participatiewet op dit punt overal willekeurig plaatsvindt?
Hoewel ik begrip heb voor het standpunt van de vragensteller, kan ik gemeenten niet voorschrijven welke inkomens wel of niet betrokken moeten worden van de vormgeving van de energietoeslag. Het beleid ten aanzien van de bijzondere bijstand is gedecentraliseerd.
Erkent u dat de netto inkomensgrens voor aanspraak op de energietoeslag volgens de huidige communicatie van de rijksoverheid voor gepensioneerde echtparen ruim 100 euro per maand hoger is en voor gepensioneerde alleenstaanden zelfs bijna 150 euro hoger is, dan voor werkenden en jongeren?4
Het klopt dat de inkomensgrens die door de het Rijk wordt geadviseerd (120% van de geldende bijstandsnorm) voor gepensioneerden hoger ligt dan voor personen die de pensioenleeftijd nog niet bereikt hebben. Dit heeft de maken met het verschil in de hoogte van de bijstandsnorm tussen gepensioneerden en niet gepensioneerden.
Kunt u dit verschil uitsplitsen naar oorzaak? Wordt het verschil (mede) veroorzaakt door de twee eerder genoemde aftrekposten voor gepensioneerden of niet?
Het verschil in inkomensgrens die het Rijk communiceert wordt niet veroorzaakt door de aftrekposten waar de vragensteller aan refereert. Het verschil ontstaat door de uitkeringsnormen in de Participatiewet. Op 1 januari 2022 golden de onderstaande bijstandsnormen:
Alleenstaand, 21 jaar tot pensioenleeftijd
€ 1.091,71
€ 1.310,05
Gehuwd of samenwonend, 21 jaar tot pensioenleeftijd€
€ 1.559,58
€ 1.871,50
Alleenstaand en gepensioneerd
€ 1.213,06
€ 1.455,67
Gehuwd of samenwonend en gepensioneerd
€ 1.642,54
€ 1.971,05
Klopt het dat de werkelijke inkomensgrens voor gepensioneerden, bij toepassing van de eerder genoemde «pensioenvrijlating» en «AOW-vrijlating», nog verder uitloopt op de inkomensgrens voor niet-gepensioneerden, dan op grond van de huidige door het Rijk gecommuniceerde inkomensgrenzen geconstateerd kan worden? Indien ja, vindt u het rechtvaardig jegens werkenden en jongeren, dat een toch al hogere inkomensgrens voor gepensioneerden nog hoger wordt?
Indien een gemeente pensioenvrijlating en/of AOW vrijlating toestaat in het lokale beleid, dan kan het verschil in de inkomensgrens tussen gepensioneerden en personen die de pensioenleeftijd nog niet hebben bereikt, inderdaad groter worden. Dit valt onder de genoemde gemeentelijke beleidsvrijheid.
Hoe groot acht u de kans dat de eenmalige energietoeslag niet eenmalig is? Deelt u de mening dat eenduidige landelijke inkomensgrenzen en vermogensgrenzen wenselijk zijn als de eenmalige energietoeslag in de toekomst een vervolg krijgt?
De energietoeslag bedraagt voor het jaar 2022 1.300 euro voor mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Tijdens de augustusbesluitvorming is besloten om in 2023 nogmaals € 1.300 aan deze doelgroep uit te keren. Dit is opgenomen in de Miljoenennota. Om huishoudens in 2022 nog beter te ondersteunen, bieden we gemeenten de mogelijkheid om 500 euro hiervan al in 2022 uit te keren. Voor een nadere toelichting over energiemaatregelen, verwijs ik u naar de Kamerbrief die het kabinet op 20 september 20228 aan uw Kamer heeft gezonden. Ik werk thans aan de vormgeving van de energietoeslag voor 2023. Het wettelijk voorschrijven van een vermogensgrens of inkomensgrens past niet bij het instrument bijzondere bijstand, waarbij gemeenten veel beleidsvrijheid toekomt.
Bent u bereid om bij de eenmalige energietoeslag 2022 de inkomensgrens voor niet-gepensioneerden alsnog helemaal gelijk te trekken met de inkomensgrens van gepensioneerden, indien van toepassing inclusief de optelsom van de genoemde twee speciale «aftrekposten» voor gepensioneerden? Indien nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 heb aangegeven, ligt de bijstandsnorm voor gepensioneerden hoger dan voor mensen die de pensioenleeftijd nog niet hebben bereikt. Ik vind het niet logisch om een andere inkomensgrens voor gepensioneerden te adviseren dan 120% van de bijstandsnorm.
De laatste ontwikkeling op de energiemarkt |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de grote zorgen die leven in de energiemarkt over mogelijke tekorten de komende winters? Hoe apprecieert u deze zorgen? Hoort u deze zorgen ook terug in de Nederlandse energiemarkt?1
Ik ben bekend met de zorgen die leven in de energiemarkt en neem deze serieus. In mijn Kamerbrieven van onder meer 20 juni, 21 juli en 9 september (Kamerstuk 29 023, nrs. 312, 337 en 21501-33-501, nr. 951) heb ik uiteengezet welke analyses zijn en worden gemaakt ten aanzien van de actuele stand van de gasleveringszekerheid en de komende winter. Het kabinet heeft ook maatregelen genomen om de gasleveringszekerheid te borgen. Er wordt stevig ingezet op energiebesparing en verduurzaming. Daarnaast wordt ook het aanbod van energiebronnen gediversifieerd, onder meer doordat nog voor de winter de importcapaciteit van vloeibaar gas (LNG) is verdubbeld. Ten slotte is het gelukt de gasopslagen voor de winter volledig te vullen en heeft het kabinet onlangs bekend gemaakt hoe de opslagen voor komende winter te gaan vullen (Kamerstuk 29023, nr. 35216).
Hoe beziet u het risico op ieder-voor-zich-beleid waarbij Europese lidstaten geen gas of elektriciteit exporteren naar elkaar bij een strenge winter? Heeft u signalen dat lidstaten hier over nadenken?
Op grond van het Werkingsverdrag van de EU, de Verordening gasleveringszekerheid en de Verordening risicoparaatheid in de elektriciteitssector geldt dat de leveringszekerheid van gas en elektriciteit een EU-aangelegenheid is, met solidariteit als belangrijk uitgangspunt, waardoor het grensoverschrijdend transport niet mag worden beperkt. Voortbouwend op deze regelingen is, voor wat betreft gas, tijdens de Energieraad op 26 juli jl. een akkoord bereikt dat ook door Nederland is gesteund, over de Verordening over gecoördineerde gasbesparingsmaatregelen. Hierover is uw Kamer onder meer geïnformeerd op 25 juli (Kamerstuk 29 023, nr. 338), 16 augustus (Kamerstuk 21501–33, nr. 950) en op 30 augustus jl. Vanuit de EU, met de Europese Commissie in een centrale en ook toezichthoudende rol, vindt voortdurend overleg plaats over de uitvoering en toepassing van de genoemde verordeningen. Nederland is hier nauw bij betrokken. Ook tijdens de Europese Energieraden die de tweede helft van het jaar hebben plaatsgevonden heeft energieleveringszekerheid en de samenwerking ter zake tussen lidstaten, hoog op de agenda gestaan. Tijdens de ingelaste energieraad van 30 september jl. is een noodpakket aan maatregelen aangenomen dat ziet op de beteugeling van de hoge energieprijzen. In oktober heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan over maatregelen die gezamenlijk optreden van de lidstaten betreft inzake inkoop van gas op de wereldmarkt. Op de Energieraad van 19 december jl. is hierover een definitief akkoord bereikt. Uw Kamer ontvangt hierover separaat verslag.
Hoe gaat u zich Europees inspannen om een dergelijk ieder-voor-zich-beleid te voorkomen? Brengt u dit op bij uw Europese collega’s bij de eerstvolgende extra Energieraad?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in gesprek met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk over de mogelijkheid dat zij een dergelijk ieder-voor-zich-beleid voeren komende winter? Zo nee, kunt u dat zo snel mogelijk doen gezien de interconnecties tussen de Nederlandse energiemarkt en die van Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk?
Ja, met beide landen wordt regelmatig overleg gevoerd, zowel wat betreft de elektriciteits- als de gas-interconnecties.
Hoe staat het daarnaast met de uitvoering van stresstesten voor onze energiemarkt deze winters? Houdt u hierbij rekening met alle mogelijk scenario’s? Wanneer kan de Kamer deze scenario’s en resultaten van de stresstesten verwachten?
Over de scenario’s betreffende het wegvallen van de gastoevoer heb ik uw Kamer geïnformeerd in de brief over Voortgang Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G) en gasleveringszekerheid (Kamerstuk 29 023 nr. 342). Uiteraard blijf ik de situatie monitoren met Gasunie Transport Services (GTS). Wat betreft de elektriciteitsmarkt gebeurt de seizoen-monitoring vooral op EU-niveau door ENTSO-E (samenwerking van de landelijk elektriciteitsnetbeheerders) met de Summer- en Winteroutlook. Via de EU Electricity Coordination Group (EU ECG) worden maandelijks de voorlopige inzichten gedeeld met de Europese Commissie, lidstaten en toezichthouders. De openbare publicatie van de Winter Outlook voor elektriciteit door ENTSO-E heeft op 1 december plaatsgevonden2. Ook zal Nederland in 2023 de samenwerking met buurlanden tijdens elektriciteitscrises oefenen. Dit zal o.a. gebeuren in een crisisoefening die Nederland als onderdeel van het voorzitterschap van het Pentalateraal Energieforum zal organiseren.
Zijn er Nederlandse energieleveranciers met liquiditeitsproblemen door de enorm hoge inkoopprijzen (en gerelateerde margin calls) die ze nu moeten betalen voor zowel stroom als gas? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de liquiditeitspositie van leveranciers die alleen handelen en niet zelf produceren? Kunt u de monitoring van de liquiditeitsposities van de Nederlandse energieleveranciers intensiveren?
In Nederland lijken grote en middelgrote energieleveranciers nog niet in acute liquiditeitsproblemen te komen door de hoge energieprijzen en meer specifiek de hoge kosten voor zekerheid (margin-verplichtingen), die ze nu moeten voldoen voor het afdekken voor risico’s op de elektriciteits- en gasmarkt. De toegenomen margin-verplichtingen op de termijnmarkten voor energie reflecteren de toegenomen onrust en risico’s op de markt.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 20 september 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 347) wordt het toetsingskader voor de vergunningverlening en het toezicht op energieleveranciers aangescherpt. De daartoe aangekondigde Beleidsregels zijn inmiddels vastgesteld door ACM en mijzelf. Op 3 oktober jl. zijn de Beleidsregels gepubliceerd; deze regels zijn van kracht met ingang van 4 oktober 2022.3
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval voorafgaand het aankomende commissiedebat Gasmarkt en leveringszekerheid?
De beantwoording is abusievelijk te laat afgerond, waarvoor mijn welgemeende excuses.
Meerdere ontwikkelingen op het gebied van kernenergie |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de aankondiging van Rolls Royce en ULCE Energy om te werken aan de bouw van kleine kerncentrales in Nederland?1
Ja.
Hoe apprecieert u deze veelbelovende private ontwikkeling, die naast de twee kerncentrales uit het coalitieakkoord kan leiden tot een groter aandeel kernenergie in Nederland?
Deze specifieke samenwerking tussen Rolls-Royce, ULC-Energy en Constellation is gericht op het realiseren van een zogenaamde «kleine modulaire reactor» (Small Modular Reactor, SMR). Ik begrijp dat beide partijen hiervoor tevens een Memorandum of Understanding zijn aangegaan met de Amerikaanse firma Constellation Energy Corporation.
SMR is de verzamelnaam voor een heel divers scala aan reactorconcepten in verschillende stadia van ontwikkeling. Een groot aantal partijen, nationaal en internationaal, is hierbij actief betrokken en ik volg de actualiteiten met interesse. Voor SMRs zijn er meerdere toepassingen denkbaar waarin ze een rol zouden kunnen spelen; naast de productie van elektriciteit bijvoorbeeld ook als bron van hoge-temperatuur warmte voor de energie-intensieve industrie of voor de productie van waterstof. Als de beoogde voordelen van SMRs zich inderdaad in de praktijk voordoen, dan zou het een interessante complementaire energiebron kunnen zijn in de energiemix.
Sommige concepten zijn al in een vergevorderd stadium van ontwikkeling, maar in het Westen zijn er op dit moment nog geen SMRs verwezenlijkt. Op basis van de marktconsultatie van KPMG (Kamerstuk 32 645, nr. 96) lijkt de realisatie van SMRs op meerdere locaties in Nederland nu (nog) niet haalbaar. Een belangrijke voorwaarde voor de introductie van SMRs is namelijk de beschikbaarheid van locaties waar deze gerealiseerd kunnen worden en waar ook maatschappelijk draagvlak bestaat.
Ziet u specifieke kansen voor kleine modulaire kernreactoren bij de verduurzaming van de Nederlandse industrieclusters? Bent u bekend met industrieclusters die interesse hebben in atoomstroom? Hoe neemt u deze plannen mee in de CES’sen?
Er zijn twee industrieclusters die aangeven dat kernenergie een mogelijke toepassing kan hebben. In de CES van de Schelde-DeltaRegio worden nieuwe kerncentrales nadrukkelijk genoemd als bron van CO2-vrije elektriciteit voor de verduurzaming van de industrie. In de CES van Chemelot wordt ook verwezen naar een mogelijk rol voor SMRs in de toekomst. Clusters kunnen zelf het initiatief nemen om kernenergie op te nemen in vraag en/of aanbod.
In de CES-en wordt gevraagd inzicht op clusterniveau te bieden in elektriciteitsvraag en -aanbod. Uitvraag naar elektriciteit is met name gericht op hernieuwbare elektriciteit en de integratie daarvan in het industriecluster. Voor veel clusters geldt dat de beschikbaarheid van voldoende CO2-vrije elektriciteit een randvoorwaarde is voor elektrificatie. Dit zijn soms baseload processen met grote vermogens (zoals elektrisch kraken), waar een wisselend elektriciteitsaanbod uit wind en zon tot uitdagingen leidt. Hier kan kernenergie een rol vervullen in de verduurzaming van de industrie.
Bent u bekend met het zojuist afgeronde onderzoek van de provincie Limburg over de mogelijkheden voor kernenergie in Limburg? Hoe apprecieert u deze conclusies? Hoe werkt u samen met de provincie aan een mogelijk vervolgonderzoek?2
Ja.
De provincie Limburg heeft onderzoek laten doen naar de mogelijkheden voor kernenergie in Limburg, en meer specifiek in de vorm van SMRs. Dit is mede in het licht van de toenemende vraag naar beschikbaar regelbaar vermogen vanuit grote industriële clusters,
Een van de conclusies van het onderzoek is, dat de vraag naar beschikbaar regelbaar vermogen vanaf 2030–2035 gedeeltelijk zou kunnen worden ingevuld door SMRs. Volgens het onderzoek is realisatie van grote, conventionele reactoren in Limburg niet waarschijnlijk, mede wegens gebrek aan koelwatercapaciteit in de provincie.
Hoe faciliteert en ondersteunt u private ontwikkelingen op het gebied van nucleaire innovatie en private initiatieven?
Nederland heeft zich verbonden aan het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat in de komende decennia een omschakeling moet plaatsvinden in ons energiegebruik en de manier waarop we in onze energiebehoefte voorzien. Om de klimaatdoelen te bereiken en de omschakeling in het energiesysteem te bewerkstelligen zijn alle opties nodig. Daarom acht ik het wenselijk dat we ook onderzoek blijven doen naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking.
De Nederlandse overheid draagt al vele jaren financieel bij aan onderzoeken naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking, zoals ook SMRs en gesmolten-zout-technieken. Dit zal in de toekomst voortgezet worden. Deze onderzoeken worden bijvoorbeeld uitgevoerd door de Nuclear Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en door de Technische Universiteit Delft.
Het Ministerie van EZK is al jaren op verschillende niveaus van de organisatie in overleg met diverse partijen op gebied van SMRs, thorium, en kernfusie. Partijen worden op weg geholpen door ze in contact te brengen met de juiste instanties, zoals bijvoorbeeld de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) waar ze informatie kunnen inwinnen over vergunningstrajecten en technische beoordelingskaders.
Voor een concept-specifieke technologie op het gebied van thorium is in 2020 een VroegeFaseFinanciering (VFF) van 350.000 euro verstrekt aan Thorizon; een startup, die een plan ontwikkelt voor een reactor op basis van gesmolten zout. Dit jaar heeft Thorizon met succes aanspraak gemaakt op een bijdrage van 1.5 miljoen euro van Invest-NL.
De gesmolten-zout-techniek is een mogelijke toepassing van kernenergie in het toekomstig energiesysteem. Of deze technologie in de toekomst daadwerkelijk een rol kan spelen, zal nog moeten blijken uit de verdere ontwikkeling van reactorontwerpen door marktpartijen.
Bent u ook bekend met de recente aankondiging van een Nederlandse startup om aan de slag te gaan met een thoriumpilotcentrale? Hoe apprecieert u die ontwikkeling? Hoe heeft u dit proces ondersteunt?3
Zie antwoord op vraag 5
Bent u ook bekend met het bericht «SCK leidt onderzoek naar kleine modulaire kerncentrales van vierde generatie en krijgt daarvoor 100 miljoen euro ter beschikking»?4
Ja.
Hoe waardeert u deze inzet van onze zuiderburen op specifiek onderzoek naar innovatieve kleine modulaire reactoren (SMR’s), ook als u de Belgische investering van € 100 miljoen afzet tegen de gelden die Nederland beschikbaar stelt voor onderzoek naar nieuwe generatie kernreactoren?
De komende decennia dient er zowel nationaal als internationaal een omschakeling plaats te vinden in ons energiegebruik en de manier waarop we in onze energiebehoefte voorzien. De opgave om CO2-vrije vormen van energie te gebruiken om klimaatdoelen te halen is mondiaal. Ik vind het daarom ook goed dat de Belgische overheid onderzoek faciliteert naar nieuwe vormen van kernenergie. Alle opties zijn immers nodig en de inzet van SMRs kan een mogelijke optie voor het toekomstig energiesysteem zijn.
Met deze investering voor vier jaar gaat België onderzoek doen op het vlak van o.a. technologie, passieve veiligheid, het verminderen van langlevend afval en economische haalbaarheid.
In Nederland geeft EZK jaarlijks een onderzoeksbudget van ruim 7 miljoen euro aan NRG waarmee ook onderzoek naar SMRs en gesmolten-zout-reactoren wordt verricht.
België kent een ander nucleair landschap dan Nederland: er is een veel groter aandeel kernenergie in de energiemix en ook een ander innovatie-ecosysteem. Deze impuls kan worden bezien als een vorm van kennismanagement en -behoud tegen de achtergrond van de sluitende kerncentrales. In lijn met EU-beleid is het ook goed dat landen niet concurreren op onderzoeksgebieden. In plaats daarvan moeten ze specialiseren op nationaal relevante thema’s en samenwerken op gebieden waar gedeelde interesses zijn.
Deelt u de mening dat er ook in Nederland meer geïnvesteerd zou moeten worden in innovatieve nucleaire technologie, zoals SMR’s, thorium en andere nieuwe reactortypes? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5
Welke overheidsfondsen en instrumenten staan ter beschikking tot nieuwe nucleaire innovaties? Wanneer gaat u de topsector energie openstellen voor nucleaire innovaties?
Zoals ik heb aangegeven bij mijn antwoord op vragen 5, 6, 9 en 11 staan in principe de volgende instrumenten open voor nucleaire innovaties: VroegeFaseFinanciering, het Nationaal Groeifonds, en Invest-NL. Of er ook daadwerkelijk met succes een beroep kan worden gedaan op deze fondsen en instrumenten is afhankelijk van het aansluiten van gehanteerde doelen en uitgangspunten van deze fondsen en instrumenten op de aanvragen die worden ingediend.
Zoals ik uw Kamer eerder al informeerde (Kamervragen (Aanhangsel), 2021–2022, nr. 3353) vindt binnen de Topsector Energie een korte verkenning plaats over de rol die de Topsector kan spelen in de Nederlandse bevordering van innovatie rondom kernenergie. Het streven is om eind dit jaar deze verkenning af te ronden en daarna uw Kamer hierover te informeren.
Bent u in gesprek geweest met partijen op het gebied van SMR’s of thorium? Hebben deze partijen geprobeerd om met u in contact te komen? Hoe zijn zij ondersteunt bij hun initiatieven?
Zie antwoord op vraag 5
In hoeverre had of heeft u contact met uw Belgische collega als het gaat om een gezamenlijke inzet op het gebied van nucleaire technologie en innovatieve technieken?
In 2016 hebben België en Nederland middels een Politieke Verklaring inzake Energiesamenwerking afgesproken te verkennen in hoeverre de samenwerking tussen beider instituten voor nucleair onderzoek kan worden versterkt.
Dit jaar, in april, had ik op de Thalassa Top in Gent contact met mijn Belgische collega. Aangezien het verstandig is om de samenwerking te intensiveren, is afgesproken deze Politieke Verklaring te actualiseren met daarin ook aandacht voor nucleair onderzoek.
Welke mogelijkheden ziet u om, naar aanleiding van de investering die België nu doet, meer in te zetten op samenwerking met België op het gebied van onder andere kennisontwikkeling over SMR’s en andere nieuwe technieken? Ziet u ook andere samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?
Onderzoekers uit Nederland werken al jaren op reguliere basis nauw samen met Belgische onderzoekers op het gebied van o.a. veiligheidsanalyses, geavanceerde reactoren, en thermohydraulica (zie bijvoorbeeld Nureth19: Lead the Flow!). Dit vindt plaats in de vorm van bilaterale samenwerkingen maar ook in internationale consortia die worden gefinancierd door de Europese Commissie in het kader van Euratom Horizon. Ook met Franse onderzoekers vindt samenwerking plaats op gebied van o.a. splijtstoffen, recycling en transmutatie. Intensieve samenwerking met Britse onderzoekers is door o.a. door Brexit en de pandemie de laatste jaren enigszins bemoeilijkt.
Ik sta open voor een versterking van internationale samenwerking. Het is daarbij van belang dat een mogelijke extra impuls voor internationale samenwerking op effectieve wijze bijdraagt aan het versterken van de kennisinfrastructuur. Bij voorbereidingen om te komen tot de bouw van nieuwe kerncentrales hoort ook een toename van de internationale activiteiten die ik onderneem. Daarbij blijf ik alert op kansen voor internationale samenwerking op het gebied van kennisontwikkeling over innovatieve technieken.
Kunt u een laatste stand van zaken geven rondom het European SMR Partnership, zoals ook aangekondigd door Eurocommissaris Simson?5
Na de bijeenkomst in juni 2021 over het European SMR Partnership is in maart dit jaar de eerste bijeenkomst van het Steering Committee van de European SMR pre-Partnership geweest. Het doel van dit comité is om een verkenning uit te voeren naar mogelijke voorwaarden en condities (inclusief financieel) waaronder de constructie en ingebruikname van SMRs in Europa in het volgende decennium en verder mogelijk kan zijn. Dit in overeenstemming met wet- en regelgeving vanuit de EU en Euratom in het bijzonder. Hierbij wordt met name gekeken naar:
Er wordt binnen de verschillende werkstromen samengewerkt door industrie, toezichthouders, onderzoekers en de Europese Commissie. Ook vanuit Nederland is op een aantal niveaus deelname aan deze werkstromen.
Men verwacht in 2023 drie tot vier SMR ontwerpen uit te kunnen kiezen waarop de verdere activiteiten gericht zijn. Ook wordt vanaf dit najaar de verdere vorm van samenwerking binnen een toekomstig SMR Partnership doorontwikkeld.
Bent u bekend met het feit dat NuScale, één van de veelbelovende SMR-ontwerpen, in de VS een veiligheidscertificaat heeft gekregen van de Nuclear Regulatory Commission (NRC)? Is het mogelijk om het vergunningstraject voor nieuwe kernreactoren te harmoniseren tussen de Europese lidstaten en tevens te versnellen? Welke inspanningen doet u daartoe?
Ja.
Nucleaire veiligheid is een nationale verantwoordelijkheid. Voor het vergunningstraject betekent dit, dat de bevoegde autoriteit van een land (in Nederland de ANVS), een vergunningaanvraag en de daarbij behorende veiligheidsonderbouwing moet beoordelen en goedkeuren voordat een vergunning afgegeven kan worden. Zonder afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de veiligheid zoekt de ANVS in een dergelijk traject de samenwerking op met collega’s uit het buitenland en maakt gebruik van hun expertise. Een voorbeeld daarvan is de huidige samenwerking tussen de ANVS en de Nuclear Regulatory Commissie (de Amerikaanse regulator). Dit in het kader van het vergunningverleningstraject van het Amerikaanse bedrijf SHINE, dat van plan is een nucleaire installatie voor de productie medische isotopen te bouwen in Veendam. De ANVS participeert ook actief in het SMR pre-partnership, zie ook het antwoord op vraag 14.
Het bericht ‘Den Haag vindt na Gazprom geen gasleverancier, gemeente wil ontheffing’ |
|
Faissal Boulakjar (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kent u de berichten «Minister dwingt gemeenten tot nieuwe dure gascontracten, geld gaat naar Rusland» en «Den Haag vindt na Gazprom geen gasleverancier, gemeente wil ontheffing»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese tak van Gazprom in de praktijk Duits is? Zo ja, wat is de reden dat deze contracten volgens u onder de sancties vallen? Waarom zien andere landen, waaronder Italië en Frankrijk, dit anders?
Voor de toepasselijkheid van de sancties is bepalend of sprake is van een contract met een entiteit die in Russisch eigendom is. Wat betreft SEFE Energy Ltd. (voormalig Gazprom Marketing/Gazprom Energy) en SEFE Securing Energy for Europe GmbH (de aandeelhouder van SEFE Energy Ltd.) was dit tot 11 november jl. het geval. Tot die tijd was er weliswaar sprake van een grote mate van zeggenschap van de Duitse Staat via een aangestelde bewindvoerder, maar de eigendomsrechten waren nog steeds volledig in Russische handen. Daarom vielen de contracten die door aanbestedende diensten zijn gesloten onder de sancties.
Duitsland heeft SEFE Securing Energy for Europe GmbH («SEFE GmbH») op 11 november jl. genationaliseerd ter verdere borging van de energiezekerheid in Duitsland. Door deze wijziging in eigendomsstructuur, waardoor zowel controle als eigendom in Duitse handen is, valt het bedrijf niet meer binnen de reikwijdte van artikel 5 duodecies van Verordening 833/2014, ofwel artikel 5 van de Europese sanctiewet.
Het kabinet heeft bij verschillende lidstaten een uitvraag gedaan over de SEFE-contracten. Uit deze inventarisatie blijkt dat vooralsnog geen lidstaten (meer) contracten aanhouden met SEFE. Zo zijn in sommige landen andere dochtermaatschappijen van Gazprom actief, of kochten overheidspartijen niet rechtstreeks bij een (deels) Russische gasleverancier. De uitzondering hierop is het Verenigd Koninkrijk, maar dat land is niet gebonden aan de Europese sanctiewetgeving.
Is het kabinet voornemens om de ontheffing aan gemeente Den Haag te verlenen? Zijn of worden er aan andere gemeenten ontheffingen verleend? Wat betekent het afgeven van ontheffingen voor de Europese afspraken over sancties tegen Rusland?
De ontheffingsaanvraag van de gemeente Den Haag is op 30 augustus 2022 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontvangen en de ontheffing is inmiddels verleend. Ook aan andere gemeenten zijn reeds ontheffingen verleend. De mogelijkheid voor het afgeven van een ontheffing is voorzien in de Europese sanctieverordening en doet dus niet af aan de sanctieverplichting. Een ontheffing maakt een (tijdelijke) afwijking van de sanctieverplichting mogelijk.
In mijn brief van 15 november jl. (TK 2022D47565) heb ik aangegeven dat vanwege de nationalisatie van SEFE GmbH het niet meer nodig is om een ontheffing aan te vragen om de contracten met SEFE Energy Ltd. aan te kunnen houden.
Wat is het verschil tussen de gemiddelde prijs voor gas in de lopende contracten en de prijs die gemeenten gemiddeld zullen moeten gaan betalen bij een nieuw contract? Klopt het dat gemeenten «tientallen miljoenen» extra kwijt zullen zijn bij het afsluiten van nieuwe contracten? Hoe waardeert u deze extra kosten ten opzichte het belang van sancties tegen Rusland?
Uit de informatie die ik heb ontvangen blijkt dat er een groot prijsverschil is tussen de prijs in de lopende contracten met SEFE Energy Ltd. en de prijs die gemeenten moeten betalen voor nieuwe contracten op basis van de actuele marktprijzen. Er bestaat echter geen volledig overzicht van alle lopende (energie)contracten van gemeenten. Er valt dus niet precies te zeggen wat het gemiddelde prijsverschil is. Hoeveel gemeenten extra kwijt zijn als direct gevolg van de sanctie is ook afhankelijk van de resterende looptijd van de contracten met SEFE Energy Ltd. Uit sommige ingediende ontheffingsaanvragen blijkt wel dat met het afsluiten van nieuwe contracten vaak meerkosten zijn gemoeid, die variëren (in euro’s) van een paar ton tot een paar miljoen per (inkoop)organisatie.
Hoe kan worden gegarandeerd dat bij nieuwe contracten niet alsnog (een deel van) de winsten naar Rusland vloeien? Wat als dit – gelet op de hoge gasprijzen – meer is dan de winsten voor Rusland onder de lopende contracten?
Er mogen geen nieuwe overheidsopdrachten gegund worden aan Russische partijen; er is bovendien een maximum gesteld aan het gedeelte Russische toeleveranciers (10%). Dit leidt ertoe dat de levering van Russisch gas via de nieuwe contracten wordt beperkt.
Wat is de reden dat de aanbesteding van de gemeente Den Haag geen nieuwe gasleverancier heeft opgeleverd?
Het kabinet kan niet ingaan op de details van de gedane aanbesteding van de gemeente Den Haag. Dat is aan de gemeente Den Haag zelf. In het algemeen kunnen er meerdere redenen zijn waarom een aanbesteding mislukt, waaronder prijs, eisen in het bestek, volume dat wordt gevraagd etc.
Wat doet u om de gemeenten te helpen om een nieuwe gasleverancier te vinden? Hoe zorgt u er hierbij voor dat gemeenten niet de hoofdprijs betalen of dat zij gecompenseerd worden voor de extra kosten die zij moeten maken? Ziet u kansen voor samenwerking tussen gemeenten bij het afsluiten van gascontracten en welke rol kunt u hierbij spelen?
Gemeenten konden al een ontheffing aanvragen als bijvoorbeeld geen nieuwe leverancier gevonden kan worden, om zo te zorgen dat ze niet zonder gas komen te zitten terwijl ze verder zoeken naar een nieuwe gasleverancier. Ik hoor van diverse gemeenten dat dit al wel is gelukt. Hierover wordt vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) al een aantal maanden het gesprek gevoerd met onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), waterschappen, Interprovinciaal Overleg (IPO), en meerdere andere partijen.
Omdat vanwege de nationalisatie van SEFE GmbH de bestaande contracten met SEFE Energy Ltd. aangehouden kunnen worden, verwacht ik niet dat gemeenten nog in de problemen komen bij het vinden van een gasleverancier.
Aan alle partijen die een contract met SEFE hadden, maar deze voortvarend hebben opgezegd, ben ik voornemens een tegemoetkoming te geven voor de meerkosten die zij tussen 10 oktober en 31 december 2022 hebben gemaakt. Ook ga ik graag verder in gesprek met de partijen die een contract hebben opgezegd dat na 1 januari 2023 door zou lopen, gelet op de verruiming van de ontheffingsmogelijkheid tot en met 31 maart 2023. Hierbij weeg ik mee dat deze groep na 1 januari 2023 ook deels gebruik kan maken van de andere maatregelen die zijn aangekondigd om het effect van de hoge energieprijzen te dempen.
Daarnaast moedig ik gemeenten, net als alle partijen in Nederland, aan om te kijken wat er mogelijk is om energieverbruik in het algemeen te verlagen om zo de kosten te drukken.
Wat doet u om gemeenten te helpen om energie te besparen zonder dat de gemeentelijke dienstverlening hieronder te lijden heeft?
Wij zijn op dit moment in gesprek met gemeenten naar aanleiding van deze casuïstiek, en vragen hierbij expliciet naar mogelijkheden die zij zelf zien om te besparen en waar ze mogelijk hulp bij nodig hebben. Dit kan bijvoorbeeld steun zijn voor het gebruik van schonere technieken, het leveren van kennis en expertise etc. Ook kunnen gemeenten aanvragen indienen voor de subsidie duurzaam maatschappelijk vastgoed (DuMaVa) voor verduurzamingsmaatregelen van gemeentelijk vastgoed.
Klopt het dat gemeenten geen instrumenten voorhanden hebben om energiebesparende maatregelen op te leggen in hun gemeenten? Bent u voornemens om landelijke regels in te stellen die energiebesparing verplichten of om gemeenten de mogelijkheid te geven om dit zelf te verplichten?2
Nee. De landelijke energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen met een verbruik van 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas alle energiebesparende maatregelen met een vijf jaar terugverdientijd uit te voeren. Gemeenten en hun omgevingsdiensten hebben dus een belangrijke rol in het toezicht op de landelijke energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen. Het kabinet verbreedt deze plicht en scherpt deze plicht momenteel aan en heeft ook meer middelen vrijgemaakt voor de handhaving er van. Daarnaast kunnen gemeenten besparingsmaatregelen uitvoeren in eigen kantoren en bedrijfsvoering in hun gemeente. Niet alle mogelijke energiebesparende maatregelen verdienen zich in vijf jaar terug en bedrijven met een beperkt energiegebruik vallen niet onder de plicht. Lokale afspraken of voorschriften (o.a. op basis van de Woningwet) kunnen in sommige gevallen hier invulling aan geven.
Het bericht dat gemeenten duurdere gascontracten moeten sluiten |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Minister dwingt gemeenten tot nieuwe dure gascontracten, geld gaat naar Rusland»?1
Ja.
Klopt het dat Gazprom Energy net als andere energieleveranciers in Nederland aardgas op de Europese gasmarkt koopt en dat vervolgens levert aan haar klanten, zoals de gemeenten?
Gazprom Energy Ltd. heeft (net als andere energieleveranciers) de leveringscontracten die het met aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven heeft gesloten op de Europese gasmarkt afgedekt door daar bepaalde posities in te nemen. Het is niet te achterhalen in hoeverre de gasleveringen die Gazprom Energy Ltd. in de markt heeft gezet afhankelijk waren en zijn van de toelevering van gas door de Russische moedermaatschappij, dan wel inkoop op de Europese markt. Wel was Gazprom Energy Ltd., in de jaren voor februari 2022, een leverancier met lage tarieven en daarmee voor veel aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven een aantrekkelijke partij. Dat is een aanwijzing dat Gazprom waarschijnlijk beleverd werd vanuit Rusland, en daardoor gunstige prijzen kon bieden.
Klopt het dat wanneer de gemeenten hun contract met Gazprom Energy opzeggen het aardgas, dat door de gemeenten voor een lage prijs is gecontracteerd, door Gazprom Energy voor een veel hogere prijs zal worden verkocht aan andere klanten? Kunt u een inschatting geven van de extra inkomsten voor Gazprom Energy door het opzeggen van de contracten door Nederlandse gemeenten?
Op grond van de EU-brede sanctie kon SEFE deze marktposities in ieder geval niet aanbieden aan andere (publieke) Europese aanbestedingsdiensten. Echter, private organisaties vallen niet onder dit sanctieregime. Dat is nu anders nu het bedrijf genationaliseerd is.
Overigens is onduidelijk of SEFE inderdaad nog altijd recht had op de gunstige posities, aangezien Rusland al enige tijd geleden sancties heeft ingesteld tegen onder meer de voormalige onderdelen van Gazprom Germania. Ik kan u geen inschatting geven van de eventuele extra inkomsten voor Gazprom Energy Ltd. Die informatie is bij mijn ministerie niet aanwezig en is commercieel vertrouwelijk en dus ook niet gedeeld met ons door het bedrijf of de Duitse overheid.
Deelt u de mening dat het in de geest van de sancties tegen Rusland is om zo min mogelijk geld naar Rusland te laten vloeien en dat we Rusland harder raken door aan bestaande contracten vast te houden dan gemeenten te dwingen nieuwe contracten af te sluiten?
Ik ben het er in principe mee eens dat we zo min mogelijk geld naar Rusland willen laten vloeien, maar dit is niet het enige doel van de sanctie. De sanctie is er ook op gericht om de economische banden met de Russische economie en samenleving op allerlei terreinen stapsgewijs te verbreken. Het gaat daarbij niet alleen om het verhinderen van geldstromen naar de Russische ondernemingen en uiteindelijk de Russische staat, maar ook om het aantasten van de economische en technologische slagkracht en de positie van de Russische economie in de wereldhandel. Zo zijn er sanctieverplichtingen die de overdracht van technologie, grondstoffen en productiemiddelen aan Rusland en Russische ondernemingen verbieden, zijn er verschillende Russische financiële instellingen die niet langer zijn geïntegreerd in het financiële systeem, en zijn er wetenschappelijke samenwerkingsverbanden verbroken, etc. De sanctieverplichting die zich richt tot aanbestedende diensten en speciale sector bedrijven moet tegen die bredere achtergrond worden begrepen. Overigens is in de sanctiebepaling een maximum gesteld aan het gedeelte Russische toeleveranciers (10%) in af te sluiten contracten.
Klopt het dat Gazprom formeel nog de enige aandeelhouder is van Gazprom Germania, waar ook het Nederlandse Gazprom Energy onder valt, maar in de praktijk geen controle meer heeft over het bedrijf en er geen inkomsten meer uit krijgt?
Op 11 november jl. heeft de Duitse overheid besloten om SEFE GmbH te nationaliseren.2 Voor die tijd heeft mijn ministerie veelvuldig contact gehad met de Duitse autoriteiten en SEFE Energy Ltd. om duidelijkheid te krijgen over de eigendom van SEFE GmbH en daarmee ook SEFE Energy Ltd. Mede op basis van die gesprekken, openbare documentatie, consultatie van relevante registers en informatie uit de Russische Federatie, concludeerde EZK dat SEFE Energy Ltd., ondanks de aanstelling van een Duitse bewindvoerder die de stemrechten op de aandelen uitoefent bij de moedermaatschappij SEFE GmbH en enkele vetorechten heeft, nog volledig in Russisch eigendom was. Hierdoor konden inkomsten hetzij via uitkeringen, hetzij via waardevermeerdering uiteindelijk ten goede komen aan Russische eigenaren en uiteindelijk de Russische Staat. De andere partijen hebben bij die gesprekken geen toezegging kunnen doen dat er uiteindelijk geen voordelen of opbrengsten naar de Russische eigenaren en de Russische Staat gaan. Dat is ook begrijpelijk, omdat de Duitse autoriteiten toen nog geen definitief standpunt hadden ingenomen over hoe om te gaan met deze eigendomsproblematiek. Daarom is gekozen voor de tijdelijke maatregel van bewindvoering ter stabilisatie van de onderneming en het veiligstellen van de Duitse energievoorziening. De maatregel van bewindvoering was ingegeven vanuit nationale veiligheid en voorzienings- en leveringszekerheid en niet vanuit het oogpunt van de toepassing van sanctieverplichtingen.
Klopt het dat Duitsland Nederlandse gemeenten oproept hun bestaande contracten te behouden? Hoe reageert Duitsland op het feit dat de Nederlandse regering toch wil doorzetten?
Eerder hadden de Duitse autoriteiten een algemene «comfort letter» doen uitgaan die aangeeft wat de situatie is ten aanzien van het bewindvoerderschap dat over de onderneming wordt uitgeoefend. Op grond hiervan heeft SEFE Energy Ltd. bestaande klanten benaderd met het bericht dat de voortzetting van de leveringscontracten was veiliggesteld en opzegging niet nodig was. Het standpunt dat dit wel noodzakelijk was (omdat ondanks de verandering in zeggenschap er geen verandering in eigendom plaats heeft gevonden) is in goed overleg met alle betrokken partijen tot stand gekomen en breed gecommuniceerd met het bedrijf in kwestie, de Duitse overheid en de Duitse toezichthouder.
Klopt het dat Nederland alleen staat in haar standpunt ten overstaande van de sanctionering van SEFE (de nieuwe naam van Gazprom Germania) en dat naast Duitsland ook Italië, Frankrijk, Zwitserland, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten het bedrijf SEFE niet hebben gesanctioneerd? Klopt het dat de Europese Commissie Nederland nergens toe dwingt inzake deze kwestie?
De Europese sanctiewetgeving is uniform. Wel kunnen in andere landen andere structureren bestaan over hoe bijvoorbeeld gas gekocht wordt, of hoe omgegaan wordt met de ontheffingsmogelijkheid. De sanctiewetgeving laat daartoe dus nog enige ruimte. Het kabinet heeft bij verschillende lidstaten een uitvraag gedaan over de SEFE-contracten. Uit deze inventarisatie blijkt dat vooralsnog geen lidstaten (meer) contracten aanhouden met SEFE. Zo zijn in sommige landen andere dochtermaatschappijen van Gazprom actief, of kochten overheidspartijen niet rechtstreeks bij een (deels) Russische gasleverancier. De uitzondering hierop is het Verenigd Koninkrijk, maar die is niet gebonden aan de Europese sanctiewetgeving. Voor zover bekend hebben ook andere partijen geen sancties tegenover ofwel SEFE, ofwel Gazprom Rusland of een andere dochter opgelegd.
Op basis waarvan concludeert u, in tegenstelling tot de andere genoemde landen, dat er toch geld via SEFE naar Rusland kan vloeien en/of vloeit?
Zie het antwoord op vraag 4 en vraag 5.
Klopt het dat Europese sanctiewetgeving bepaalt dat overheden gesanctioneerde Russische entiteiten niet onnodig economisch voordeel mogen geven? Maakt Nederland zich hier niet aan schuldig door gemeenten te dwingen hun contracten op te zeggen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven wat de extra kosten zijn die de 120 gemeenten moeten maken om over te stappen van hun contract met Gazprom Energy naar een andere energieleverancier?
Hoe hoog de extra kosten zijn van gemeenten is afhankelijk van de resterende looptijd van de contracten met SEFE Energy Ltd. Uit de ingediende ontheffingsaanvragen blijkt dat met het afsluiten van nieuwe contracten meerkosten zijn gemoeid, die gaan van een paar ton tot een paar miljoen. Zoals aangekondigd in mijn Kamerbrief van 20 oktober jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 115) zullen de gemeenten gecompenseerd worden voor de meerkosten die zij tussen 10 oktober en 31 december 2022 hebben gemaakt door het voortvarend opzeggen van hun contract. Ook ga ik verder in gesprek met de partijen die een contract hebben opgezegd dat na 1 januari 2023 door zou lopen, om te onderzoeken welke meerkosten zij precies hebben gemaakt.
Op welke wijze worden gemeenten gecompenseerd voor de extra kosten die het overstappen naar een andere energieleverancier met zich meebrengt?
Zie antwoord op vraag 10; ik heb aangegeven in mijn Kamerbrief van 20 oktober jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 115) dat ik voornemens ben om gemeenten een tegemoetkoming te geven voor de meerkosten.
Onder welke voorwaarden kunnen gemeenten tijdelijk een ontheffing krijgen?
Vanwege de nationalisatie van SEFE GmbH kunnen bestaande contracten met SEFE Energy Ltd. worden aangehouden en is het niet meer nodig om een ontheffing aan te vragen.
Bent u bereid een inventarisatie te maken van de financiële impact van de gestegen energieprijzen voor gemeenten, ook los van deze kwestie inzake contracten met Gazprom Energy?
Ik ben uiteraard bereid het gesprek te voeren met aanbestedende diensten, met name met de diensten die een contract met SEFE Energy Ltd. hebben opgezegd dat na 1 januari 2023 door zou lopen. Die gesprekken zijn ook opgestart.
Bent u bereid uw besluit om gemeenten te laten wijzigen van energieleverancier te heroverwegen, juist om Rusland niet onnodig te helpen?
Met de nationalisatie van SEFE GmbH door de Duitse autoriteiten is er geen verplichting meer om bestaande contracten op te zeggen.
Het bericht minister dwingt gemeenten tot nieuwe dure gascontracten, geld gaat naar Rusland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister dwingt gemeenten tot nieuwe dure gascontracten, geld gaat naar Rusland?»1
Ja.
Kunt u uitleggen welk nut het heeft om gemeenten te dwingen contracten met Gazprom Energy te verbreken als Russisch gas alsnog wordt gebruikt, maar tegen een veel hogere prijs?
De verplichting voor gemeenten om hun contracten met Russische entiteiten per 10 oktober 2022 op te zeggen vloeit rechtstreeks voort uit de Europese sanctieverordening.
Kunt u aangeven of u van tevoren ermee bekend was dat het opzeggen van lopende contracten met Gazprom Energy een averechts effect kon hebben, waardoor er nu extra geld naar Rusland vloeit? Zo ja, welke afweging zijn er toen gemaakt?
Dat het opzeggen van de lopende contracten een prijsverhogend effect zou kunnen hebben voor aanbestedende diensten was bekend bij de totstandkoming van deze sanctiebepaling. Dit is een effect dat zich overigens niet alleen voor gascontracten zou kunnen voordoen, maar ook voor andere producten en diensten die van Russische partijen werden afgenomen. Dit hing deels samen met de grote vraag naar producten na de COVID-19-pandemie en de verstoringen die in de leveranciersketens nog aanwezig waren. Dat door de opzegging van lopende contracten Russische leveranciers de vrijgevallen capaciteit of leveringsmogelijkheden opnieuw – tegen een hogere prijs – op de Europese of mondiale markt zouden kunnen verhandelen, was ook voorzien. Dat is een eenmalig en tijdelijk neveneffect van onder andere deze specifieke sanctiebepaling. Bij de totstandkoming van het vijfde sanctiepakket waren de enorme prijsstijgingen die we deze zomer op de Europese gasmarkt gezien hebben niet voorzien.
Zoals bekend zijn inmiddels op EU-niveau intensieve gesprekken gaande om tot voorstellen te komen die de effecten van de excessieve prijsontwikkeling kunnen mitigeren en de economische voordelen voor Rusland als energieleverancier kunnen beperken. De concrete voorstellen die de Commissie naderhand heeft gepresenteerd, zal Nederland met open vizier beoordelen.
Begrijpt u dat u met het nemen van deze beslissing gemeenten met tientallen miljoenen euros aan extra kosten opzadelt, waardoor er geen geld is voor andere belangrijke zaken?
Ja. De gevolgen van de oorlog en de Europese sancties die daardoor nodig zijn, zijn breed voelbaar in de samenleving – onder meer door de hoge gasprijzen. Dit raakt iedereen, dus ook de aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven. Dit ontslaat ons echter niet van de verplichting om Oekraïne te helpen en om de sanctieverordeningen na te komen.
Overigens is er ook een aantal contracten die rond deze tijd af zouden lopen. Daarmee ontstaat sowieso al een noodzaak op opnieuw aan te besteden, ondanks deze sanctie.
Het is voorts voor alle aanbestedende diensten, net als voor bijvoorbeeld burgers en bedrijven, vooral belangrijk dat ze zo snel mogelijk stappen zetten om gas te besparen, waardoor uiteindelijk meer geld over blijft voor reguliere taken. Het kabinet is en blijft met alle partijen die dat willen in gesprek over ondersteuning hierbij.
Klopt het dat u gemeenten niet zal compenseren voor de extra kosten, ondanks dat ze door u worden gedwongen om deze kosten te maken? Waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief van 20 oktober jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 115) ben ik voornemens een tegemoetkoming te geven aan alle gemeenten die een contract hadden, voor de meerkosten die zij hebben gemaakt tussen 10 oktober en 31 december 2022.
Met de partijen die een contract hebben opgezegd dat na 1 januari 2023 door zou lopen ga ik graag verder in gesprek om te onderzoeken welke meerkosten zij precies hebben gemaakt en of ook voor deze groep een tegemoetkoming in de rede ligt, gelet op de verruiming van de ontheffingsmogelijkheid tot en met 31 maart 2023. Hierbij weeg ik mee dat deze groep na 1 januari 2023 ook deels gebruik kan maken van de andere maatregelen die zijn aangekondigd om het effect van de hoge energieprijzen te dempen.
Waarom bent u ervan overtuigd dat SEFE (de nieuwe naam van Gazpromdochters) nog steeds Russisch is, terwijl de Duitse regering aangeeft dat de Europese tak van Gazprom nu in feite in Duitse handen is na interventie van de Duitse regering?
Voor SEFE GmbH (voormalig Gazprom Germania GmbH), de moedermaatschappij van SEFE Energy Ltd. (voormalig Gazprom Marketing/Gazprom Energy), gold tot 11 november jl. dat weliswaar sprake was van een grote mate van invloed van de Duitse Staat via een aangestelde bewindvoerder, maar de eigendomsrechten evenwel nog steeds bij de Russische aandeelhouder van SEFE Germania GmbH berustten. Dit is zowel bevestigd in de contacten met de Duitse autoriteiten, de documenten van de Duitse overheid, als het Duitse handelsregister. De Russische eigenaren waren weliswaar (tijdelijk) in hun zeggenschap beknot, maar hun eigendomsrechten waren ze niet kwijtgeraakt. Op 11 november jl. heeft de Duitse overheid SEFE GmbH genationaliseerd2, daarmee is het eigendom nu ook in Duitse handen.
Heeft u andere informatie tot uw beschikking dan bijvoorbeeld Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk, die alleen wel meedoen met SEFE? Zo niet, waarom maakt u dan een andere afweging?
In beginsel hebben genoemde landen allemaal dezelfde informatie, en ook dezelfde rechten en plichten die voortvloeien uit de opgelegde sanctieregels. De uitzondering hierop is het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, die niet onder de Europese sanctieregels vallen. Wel kan het zijn dat andere lidstaten, binnen de kaders van de sanctieregels, andere afwegingen maken over bijvoorbeeld het verlenen van ontheffingen. Hoewel het kabinet ervoor pleit om zo eenduidig mogelijk de sancties te implementeren, kunnen er andere afwegingen spelen voor andere landen. Om die reden heb ik, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 6 september jl. (Kamerstuk, 36 045, nr. 108) de Europese Commissie gevraagd om nadere duiding van het toepassing van de sanctiemaatregel op SEFE.
Heeft u bewijzen dat er nog steeds inkomsten van SEFE naar Rusland vloeien? Zo niet, waarom vraagt u gemeente dan om hun contracten op te zeggen, ondanks de roep van Duitsland om dit juist niet te doen?
Het Ministerie van EZK heeft contact gezocht met de Duitse autoriteiten en met SEFE Energy Ltd. om duidelijkheid te krijgen over de eigendom van SEFE. Mede op basis van die gesprekken is geconcludeerd dat SEFE Energy Ltd., ondanks de aanstelling van een Duitse bewindvoerder bij de moedermaatschappij SEFE GmbH, nog in Russisch eigendom was. Hierdoor konden inkomsten hetzij via uitkeringen, hetzij via waardevermeerdering ten goede komen aan Russische eigenaren en uiteindelijk de Russische Staat. De andere partijen hebben bij die gesprekken geen uitsluitsel kunnen geven dat er geen voordelen of opbrengsten (al dan niet op korte, middellange of lange termijn) naar de Russische eigenaren en de Russische Staat gaan. Met de nationalisatie van SEFE GmbH is het uitgesloten dat inkomsten van SEFE naar Rusland vloeien en is er ook geen noodzaak meer om lopende contracten vroegtijdig te beëindigen.
Bent u ermee bekend dat experts vinden dat u juist de sancties schendt door gemeenten te dwingen om nieuwe contracten af te sluiten, waarmee er juist meer geld naar Rusland gaat? Bent u het met deze experts eens?
Ik begrijp dat er vragen zijn over de effectiviteit van de sancties. De verplichting voor aanbestedende diensten om contracten met Russische partijen te beëindigen vloeit rechtstreeks voort uit de Europese sanctieverordening. Voor nieuwe energiecontracten die worden gesloten is een maximum gesteld aan het gedeelte Russische toeleveranciers (10%). Dit leidt ertoe dat daardoor terugstroom van Russisch gas via de nieuwe contracten wordt beperkt.
Voor de effectiviteit van en het draagvlak voor de sancties tegen Rusland is het van belang dat lidstaten de sancties zoveel mogelijk eenduidig toepassen. Daarom heb ik de Europese Commissie gevraagd zo snel mogelijk te komen tot nadere duiding over het de toepassing van de sancties.
Bent u bereid om toe te geven dat u hier een grote fout maakt die gemeenten onnodig in financiële problemen brengt? Zo niet, waarom niet?
De sanctieverordening vereist dat bestaande contracten met partijen die voor meer dan 50% in eigendom zijn van Russische entiteiten beëindigd moeten worden. Dit was tot de nationalisatie van SEFE GmbH op 11 november jl. het geval bij SEFE Energy Ltd. Juridisch gezien vielen de contracten met SEFE Energy Ltd. onder de sanctie en moesten daarom worden beëindigd. Ik heb hieraan uitvoering gegeven om de economische banden met Rusland te verbreken en de afhankelijkheid van Russisch gas af te bouwen. Tegelijkertijd heb ik aanbestedende diensten de gelegenheid geboden een ontheffing te verkrijgen als zij geen alternatief konden vinden.
In de afgelopen maanden heb ik gezien dat een deel van de aanbestedende diensten moeite heeft met het vinden van een nieuw contract of vanwege de sterke stijging van de gasprijzen een contract moest afsluiten met veel hogere tarieven. Dit bracht veel hogere kosten met zich mee die een aantal partijen in grote problemen zou brengen. Bovendien waren er vragen over de eenduidige toepassing van de sanctie door lidstaten. Deze signalen wilde ik niet negeren. Daarom heb ik besloten om ontheffingen te verlenen tot 31 maart 2023 aan een ieder die daarom verzoekt. Nu de nationalisatie van SEFE GmbH een feit is, kunnen bestaande contracten met SEFE aangehouden worden.
Bent u bereid om uw beslissing te herzien? Zo niet, waarom niet?
Met de nationalisatie van SEFE GmbH door de Duitse autoriteiten is er geen verplichting meer om bestaande contracten op te zeggen.
De kosten van energieverbruik van medische apparaten |
|
Henri Bontenbal (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Kuipers |
|
Kent u de websites van zorgverzekeraars waarin wordt aangegeven welke vergoeding wordt gegeven bij gebruik van zuurstofapparatuur?1, 2, 3, 4
Ja
Bent u bekend met het feit dat er zieke mensen zijn die hun energierekening niet meer kunnen betalen maar wel een torenhoge energierekening ontvangen door het gebruik van zuurstofapparatuur?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat een zuurstofconcentrator een vermogen van een paar honderd Watt vraagt wanneer deze gebruikt wordt? Klopt het dat, wanneer deze 24 uur per dag wordt gebruikt, een elektriciteitsverbruik heeft van duizenden kilowatturen per jaar (bijvoorbeeld: 400 W x 24 uur x 365 dagen = ca. 3.500 kWh per jaar) en dus extra elektriciteitskosten van duizenden euro’s met zich mee kan brengen?
Naar aanleiding van uw vraag en eerdere signalen over dit onderwerp, ben ik bij leveranciers van zuurstofapparatuur en bij het UMC Utrecht nagegaan wat het verbruik is van deze appratuur. Op basis van drie bronnen kom ik tot de conclusie dat een zuurstofconcentrator 0,31 kilowatt (310 watt) per uur verbruikt. Uitgaande van de elektriciteitsprijs die CBS rapporteert over het aanbod van energiecontracten aan nieuwe klanten in augustus 2022 (€ 0,58 cent per kWh), kost dit 18 cent per uur. Gemiddeld wordt deze 12 uur per dag gebruikt. Gerekend met deze elektriciteitsprijs en dit verbruik zijn de kosten € 65 euro per maand; € 780 per jaar. Wanneer iemand deze 24 uur per dag gebruikt, zijn de kosten het dubbele. De energieprijzen zijn echter zeer volatiel en het is niet mogelijk om te voorspellen hoe deze zich de komende maanden zullen ontwikkelen.
Deelt u de mening dat de vergoedingen die door zorgverzekeraars worden uitgekeerd in verhouding moeten staan met de daadwerkelijke energiekosten en dat dat nu niet het geval is? Bent u er zich van bewust dat deze hoge energiekosten voor sommige mensen niet meer betaalbaar zijn?
Zorgverzekeraars dienen op grond van de Zorgverzekeringswet een passende vergoeding te bieden voor zowel mechanische ademhalingsondersteuning in de thuissituatie als voor het gebruik van zuurstofapparatuur thuis. Zorgverzekeraars vergoeden dit rechtstreeks door middel van een declaratieformulier. Uitgaande van websites van verzekeraars wordt vaak 6 cent per uur vergoed, waar de huidige elektriciteitskosten bij zuurstofapparatuur gemiddeld 18 cent per uur is voor huishoudens die net een nieuw energiecontract hebben afgesloten (zie antwoord vraag5. De vergoeding lijkt dus niet in alle situaties passend te zijn.
Hoe gaat u deze schrijnende situatie aankaarten bij de zorgverzekeraars? Bent u bereid op zeer korte termijn met de zorgverzekeraars afspraken te maken over een realistische vergoeding door alle zorgverzekeraars voor het elektriciteitsverbruik van medische apparatuur in de thuissituatie, ook en met terugwerkende kracht voor dit jaar 2022 nog?
Ik heb zorgverzekeraars gewezen op deze kwestie en hen voorzien van de berekening zoals weergegeven in het antwoord op vraag 3. Ik ga ervan uit dat zorgverzekeraars deze informatie betrekken bij hun vergoedingenbeleid en zal monitoren of dit inderdaad gebeurt.
Het bericht 'Kabinet mag ruim €800 mln compensatie uitkeren aan grootverbruikers stroom' |
|
Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet mag ruim € 800 mln compensatie uitkeren aan grootverbruikers stroom»?1
Ja.
Klopt het dat u een staatssteunverzoek heeft gedaan om bedrijven te compenseren voor de ETS-prijs (European Trade System)? Waarom heeft u zo’n omvangrijke maatregel niet zorgvuldig van te voren aan de Kamer voorgelegd alvorens dit verzoek neer te leggen bij de Europese Unie?
Nee, ik heb de Europese Commissie (EC) enkel om goedkeuring gevraagd van een wijziging van de Nederlandse subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC Regeling) naar aanleiding van gewijzigde EC-richtsnoeren voor het aanbieden van deze subsidie gedurende de vierde handelsperiode van het Emissiehandelssysteem (ETS, 2021 – 2030)2. Het gaat hier om compensatie van ETS-kosten die grote industriële stroomverbruikers via hun energierekening betalen. Deze compensatie wordt door Nederland en diverse andere EU-lidstaten sinds 2013 aangeboden en hoort bij het Emissiehandelssysteem als mitigant van het risico op koolstoflekkage dat dit systeem creëert. Het budget dat voor 2022 beschikbaar is gesteld voor compensatie van de indirecte ETS-kosten die in aanmerking komende bedrijven in 2021 hebben gemaakt is opgenomen in de Miljoenennota voor 2022 en is als zodanig door de Tweede Kamer goedgekeurd. Met de goedkeuring van onze nationale invulling van de IKC regeling is door de EC de mogelijkheid geboden om in aanmerking komende bedrijven gezamenlijk tot een maximum van € 835 mln te compenseren voor indirecte ETS-kosten die zij in de periode 2021 – 2025 gemaakt (zullen) hebben. Er is momenteel echter alleen dekking op mijn begroting voor compensatie in 2022 met betrekking tot ETS-handelsjaar 2021, na een besluit hierover van het vorige kabinet. De reden dat de subsidieregeling niet aan de Kamer is voorgelegd is dat dit gedelegeerde wetgeving betreft waarbij het parlement in casu geen formele betrokkenheid heeft.3
Om welke bedrijven gaat het precies?
Het gaat om ongeveer 62 bedrijven uit enkele stroom-intensieve sectoren, zoals de productie van aluminium, glasvezel, papier en karton, ijzer, zink en enkele specifieke chemische (basis)stoffen. In het verslag van een schriftelijk overleg over verlenging subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS (Kamerstuk 32 813, nr. 918) heb ik een top-tien van grootste ontvangers van deze compensatie in 2021 gedeeld.
Kunt u aantonen dat het niet aanbieden van deze compensatie noodzakelijk is voor het voortbestaan van de bedrijven in kwestie en dat eventuele moederbedrijven hier niet meer aan kunnen bijdragen?
De EC schreef in haar impact assessment dat uit de evaluatie van de vorige ETS richtsnoeren bleek dat het risico op koolstoflekkage veroorzaakt door indirecte ETS-kosten empirisch moeilijk vast te stellen is, maar dat in de wetenschappelijke economische literatuur erkend wordt dat dit risico bestaat.4 RVO concludeerde eind 2020 op basis van een interne evaluatie dat met name de sectoren waarin bij het productieproces gebruik wordt gemaakt van elektrolyse, en de papier- en kartonindustrie risico lopen bij wegvallen van deze compensatie. Het is complex om aan te tonen dat het wegvallen van deze subsidie het voortbestaan van een bedrijf direct in gevaar brengt. Dit is immers afhankelijk van onder meer de marktomstandigheden, de marges, de risicopositie ten aanzien van de energie-inkoop en de procesefficiency. Dit zijn factoren die zelfs binnen één sector van bedrijf tot bedrijf kunnen verschillen. Dergelijk inzicht vergt inzage in de boekhouding en het totale risicomanagement van elk bedrijf dat deze compensatie ontvangt. Feit is wel dat het al dan niet aanbieden van deze compensatie invloed heeft op het investeringsklimaat voor de bedrijven die actief zijn in de relevante sectoren en (daarmee) op het gelijke speelveld met Europese lidstaten die hun IKC-regeling deze ETS-handelsperiode continueren.
Deelt u de analyse dat het extra compenseren van de CO2-prijs de werking van EU-ETS ondermijnt, zeker aangezien in ieder geval ten tijde van de derde ETS-handelsperiode (2012–2020) slechts twaalf EU-lidstaten deze compensatie aanboden?
Wanneer energieleveranciers enerzijds emissierechten moeten kopen voor de opwek van energie met fossiele brandstoffen en anderzijds compensatie voor die kosten ontvangen, zou dat de werking van het EU-ETS ondermijnen. De IKC-regeling is echter bedoeld ter compensatie van bedrijven in enkele specifieke stroom-intensieve sectoren voor de met die stroom in rekening gebrachte ETS-kosten.5 Deze indirecte ETS-kosten creëren zo een competitief nadeel voor stroom-intensieve industriesectoren die concurreren met bedrijven gevestigd in landen waar emissies niet beprijsd worden. Om het risico te verkleinen dat de Europese bedrijven in deze sectoren hun productie naar buiten de EU verplaatsen of failliet gaan, en daarmee de productie en de gerelateerde uitstoot zich buiten het beleidsbereik van de EU verplaatsen, evenals de bijbehorende werkgelegenheid, biedt de Europese Commissie de mogelijkheid deze bedrijven voor het merendeel van hun indirecte ETS-kosten te compenseren.6 In haar evaluatie van deze vorm van staatssteun concludeerde de EC dat dit risico op koolstoflekkage bestaat voor een aantal specifieke sectoren. Dat, en de raming van een stijgende ETS-prijs, vormden de motivering om deze staatssteun ook in de vierde ETS-handelsperiode (2021 – 2030) toe te staan aan de hand van de daartoe gewijzigde richtsnoeren. De regeling wordt slechts door die EU-lidstaten aangeboden die een significante industrie hebben die actief is in de geselecteerde sectoren en daarbij mondiaal concurreert.
Hoe reflecteert u op het advies van de Nederlandsche Bank (DNB) om bedrijven niet te compenseren voor hoge energiekosten en hoe verhoud zich dat tot de door u voorgenomen compensatie?2
Het staat de DNB als onafhankelijke instantie vrij om dergelijk advies te geven. Zoals in voorgaande antwoorden aangegeven dient de IKC-regeling ter compensatie van de ETS-prijscomponent in de energieprijs en staat deze discussie los van de hoge energieprijzen veroorzaakt door duur gas of dure kolen. De indirecte kostencompensatie-ETS heeft wel een dempende werking op de energiekosten van een ontvangend bedrijf. Voorts zij benadrukt dat de IKC Regeling een subsidie is met daaraan verbonden voorwaarden, onder meer met betrekking tot een te leveren tegenprestatie op het gebied van verduurzaming (zie ook het antwoord op de laatste vraag). Daarmee verschilt de regeling sterk van het soort compensatie waar DNB over adviseert.
Hoeveel EU-lidstaten bieden deze compensatie aan in de huidige handelsperiode of zijn dat van plan te doen?
Uit de database van DG Competition van de EC blijkt dat IKC-regelingen van acht lidstaten zijn goedgekeurd. Dit zijn naast Nederland: België, Duitsland, Finland, Italië, Luxemburg, Spanje en Tsjechië. Mij is bekend dat Frankrijk een kaderwet voor deze regeling heeft aangenomen, maar uit genoemde database blijkt nog geen goedgekeurde regeling voor 2021 – 2030. Het feit dat de regelingen van deze lidstaten zijn goedgekeurd hoeft echter niet te betekenen dat de desbetreffende lidstaten hier ook middelen toe beschikbaar stellen.
Deelt u de mening dat het niet de taak van de overheid is om bedrijfsrisico’s tot in het oneindige af te dekken, maar dat het primair de taak is van bedrijven zelf om te anticiperen op risico’s, of dat nou veranderende marktomstandigheden zijn, geopolitieke omstandigheden en ook hoge CO2-prijzen, zeker wanneer het multinationals betreft?
Ja, die mening deel ik in de basis, maar de markt voor emissierechten is een kunstmatige, door de EU gecreëerde en gereguleerde markt. Zodoende voeg ik aan de mening de nuancering toe dat indien een instrument zoals de Europese markt voor emissierechten bedrijfsrisico’s creëert die de effectiviteit van dit instrument kunnen ondermijnen, het ondervangen van die risico’s door middel van bijvoorbeeld een compensatie te verdedigen kan zijn.
Deelt u de mening dat het feit dat de stijging van de CO2-prijzen te voorspellen was? Deelt u de mening dat de betreffende bedrijven hierop hadden moeten anticiperen, het liefst door hun CO2-uitstoot te reduceren of desnoods door hiervoor geld opzij te zetten?
Die mening deel ik slechts ten dele. De ETS-prijs staat dit jaar significant hoger dan enkele jaren geleden geraamd werd in onder meer de laatste Klimaat en Energieverkenning. De voor deze compensatie in aanmerking komende bedrijven kunnen slechts zeer beperkt, en in sommige gevallen helemaal niet, anticiperen op de ETS-prijs. Het gaat immers om kosten voor emissies die zij niet zelf veroorzaken, maar voor de emissiekosten van de energieleveranciers die worden doorberekend aan alle afnemers, zelfs als zij groene stroom afnemen. Er is immers geen prijsdifferentiatie voor de gebruiker tussen groene en grijze stroom. Diverse bedrijven die deze compensatie ontvangen zijn sterk verduurzaamd en draaien tot 100 procent op groene stroom. Wanneer elektrolyse onderdeel van het productieproces vormt, betekent verdere energiebesparing dat de productie verlaagd moet worden; elektronen zijn dan immers ingrediënten van het eindproduct.
Bent u bereid om prestatieafspraken te koppelen aan deze compensatie met betrekking tot verduurzaming, en de compensatie in een lening om te zetten als deze niet worden behaald?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, zijn er op dit moment geen middelen beschikbaar voor verlenging van deze regeling, en is er nu dus geen sprake van compensatie voor jaren verder dan ETS-handelsjaar 2021. Voor de huidige regeling geldt dat als het om verduurzaming gaat de Nederlandse regeling vooralsnog de meest ambitieuze regeling in zijn soort in Europa is. Nederland heeft er als enige voor gekozen om als tegenprestatie van aanvragers te eisen dat zij de helft van het jaarlijks ontvangen steunbedrag investeren in CO2-reducerende maatregelen, opdat een gemiddelde jaarlijkse CO2-reductie van drie procent wordt gerealiseerd tegen het eind van de huidige ETS-handelsperiode (2030) ten opzichte van 2020. Het mag hier zowel om zogeheten scope 1 als scope 2 emissies gaan. Aanvragers dienen hiertoe in 2023 een CO2-reductieplan op te stellen, dat door RVO jaarlijks gemonitord zal worden, ongeacht of de IKC-regeling in navolgende jaren wordt opengesteld. De compensatie wordt als
100 procent voorschot uitbetaald. Als RVO meent dat een ontvanger zich niet aan zijn eigen CO2-reductieplan houdt zonder daar gegronde redenen voor aan te dragen, kan RVO de gehele subsidie terugvorderen. Het bedrijf houdt zich dan immers niet aan de subsidievoorwaarden.
De terugleververgoeding van zonnestroom |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Eneco schroeft vergoeding voor terugleveren zonnestroom flink terug»1?
Ja.
Hoe is Eneco tot een terugleververgoeding van € 0,09 per kWh gekomen? Is hierbij rekening gehouden met de investering die consumenten hebben gedaan in hun zonnepanelen? Wat is de terugverdientijd van zonnepanelen bij een terugleververgoeding van € 0,09 per kWh?
Ik heb geen inzicht in hoe Eneco tot deze terugleververgoeding is gekomen. Dat betreft bedrijfsgevoelige informatie. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat hierbij rekening is gehouden met de investering die de klant heeft gedaan.
Voor consumenten die al hun opgewekte elektriciteit kunnen salderen, is de terugleververgoeding op dit moment niet van toepassing. De vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit is alleen van toepassing op het deel van de op het net ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden. De terugverdientijd is onder andere afhankelijk van de elektriciteitsprijs, het jaar van investeren, de grootte van de installatie en de investeringskosten die gemaakt zijn. In algemene zin zal, wanneer er sprake is van meer invoeding dan gesaldeerd kan worden, de terugverdientijd toenemen als er sprake is van een lagere terugleververgoeding. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Inmiddels heeft Eneco aangegeven de verlaging van de terugleververgoeding bij vaste contracten terug te zullen draaien en de betreffende klanten hierover te informeren.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat, in tijden van prijspieken op de energiemarkt, de terugleververgoeding wordt verlaagd zodat deze «marktconform» is?
Op zonnige dagen is de elektriciteitsprijs laag, doordat veel zonne-elektriciteit wordt ingevoed. Deze elektriciteit heeft op dat moment dus zeer beperkte waarde. Daardoor is de vraag wat een redelijke vergoeding is, als de waarde heel laag is. De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Acht u een minimumterugleververgoeding, zoals de Consumentenbond adviseert, zinnig? Zo ja, hoe hoog zou deze vergoeding wat u betreft moeten zijn? Zo nee, waarom niet?2
Op dit moment geldt de terugleververgoeding voor een beperkt aandeel van de teruggeleverde elektriciteit. Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de vergoeding die energieleveranciers moeten betalen voor elektriciteit die wordt teruggeleverd steeds belangrijker voor consumenten met zonnepanelen. Immers, het aandeel ingevoede elektriciteit dat gesaldeerd mag worden, daalt.
Mijn voornemen is daarom het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding vast te stellen op 80 procent van het leveringstarief dat de kleinverbruiker heeft afgesproken met de energieleverancier, exclusief belastingen en heffingen. Een minimum vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een goede balans tussen de werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds.
Tevens wil ik de redelijke vergoeding van een absoluut maximum voorzien. Dit houdt verband met de sterk fluctuerende waarde van zonne-elektriciteit en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit door de geopolitieke ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte elektriciteit op een zonnige dag rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding beschermt energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen een aanzienlijk hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie.
In hoeverre zou een minimumterugleververgoeding er – onbedoeld – toe kunnen leiden dat consumenten zonder zonnepanelen via een hoog leveringstarief bijdragen aan de terugleververgoeding voor andere consumenten?
Het ligt in de rede dat de meerkosten die leveranciers hierdoor maken aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, worden doorberekend, waardoor de lasten van een hoge minimumvergoeding leiden tot hogere elektriciteitstarieven voor klanten, ook die zonder zonnepanelen. Dit is de reden dat ik de redelijke vergoeding tevens van een absoluut maximum in eurocenten wil voorzien.
In hoeverre stimuleert een vaste terugleververgoeding het gebruik van een thuis- of buurtbatterij?
De afbouw van de salderingsregeling zorgt voor een prikkel om het eigen verbruik achter de meter te verhogen, wat de markt voor thuis- en buurtbatterijen ten goede komt. Wanneer het minimum van de redelijke vergoeding vastgelegd is op 80 procent van het kale leveringstarief, geeft dit een kleinere prikkel om thuis- en buurtbatterijen aan te schaffen dan wanneer het minimum van de redelijke vergoeding lager ligt. Om deze reden ben ik voornemens de minimumvergoeding op termijn geleidelijk te verlagen, waarbij ik de terugverdientijden in het oog zal houden.
In hoeverre zou een vorm van een dynamische terugleververgoeding, waarbij de opgewekte zonnestroom tegen de actuele prijs aan het net wordt geleverd, kunnen zorgen voor een toename van thuis- of buurtbatterijen? Welke voor- en nadelen heeft zo’n dynamische terugleververgoeding?
De marktwaarde van elektriciteit op een zonnige dag rond lunchtijd, het tijdstip waarop veel zonne-elektriciteit wordt geleverd, is laag. Indien er sprake zou zijn van een terugleververgoeding op basis van de actuele prijs van de opgewekte zonne-elektriciteit, dan zullen consumenten op dat moment dus een relatief lage terugleververgoeding ontvangen. Dit geeft hen een prikkel om deze elektriciteit zelf te gebruiken, hetzij via gelijktijdig eigen verbruik via bijvoorbeeld het aanzetten van de (was)machine, hetzij voor de aanschaf van een thuis- of buurtbatterij.
Op dit moment is er nog niet veel sprake van terugleververgoedingen op basis van dynamische tarieven en klanten die een dergelijk contract hebben afgesloten, kiezen hier heel bewust voor. Voor een gemiddelde consument is het niet eenvoudig om te beoordelen wat de terugverdientijd van zijn investering in zonnepanelen zal zijn als er sprake is van een dynamische terugleververgoeding, wat een investeringsbelemmering voor zonnepanelen kan opwerpen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat huishoudens (bijvoorbeeld buren of VVE’s) opgewekte zonnestroom met elkaar kunnen delen om zo economisch profijt te hebben én het elektriciteitsnet te ontzien?
Op dit moment is het zo dat huishoudens in principe opgewekte zonne-elektriciteit met elkaar kunnen delen. Wel geldt er een groot aantal administratieve verplichtingen voor iedereen die elektriciteit wil leveren aan een eindafnemer (leveringsvergunning om te leveren aan kleinverbruikers, deelname berichtenverkeer, afdragen energiebelasting, etc.).
De voorgenomen Energiewet bevat enkele aanpassingen om «peer-to-peer»-levering eenvoudiger te maken voor wat betreft hernieuwbare energiegemeenschappen en actieve afnemers. Zo krijgen huishoudens meer mogelijkheden om de elektriciteit die over is te verkopen aan een andere marktpartij dan zijn energieleverancier. Of de druk op het elektriciteitsnet daarmee wordt verminderd is overigens geen zekerheid, dit is afhankelijk van de mate van gelijktijdigheid van het desbetreffende verbruik en aanbod.
Wat gaat u doen om de opslag van zonnestroom, zowel dag/nacht als seizoensopslag, te stimuleren, om zo het elektriciteitsnet te ontzien en vraag en aanbod in balans brengen zodat de verdere toename van zonnepanelen in Nederland ook zorgt voor daadwerkelijke CO2-reductie?
In toenemende mate ontstaan initiatieven door marktpartijen rondom batterijen. Dit biedt perspectief voor voortgang van de energietransitie ondanks de problemen rondom netcongestie. Ik onderzoek of maatregelen zoals aanbevolen in het CE Delft rapport «Het net slimmer benut» vanuit de overheid noodzakelijk zijn. Ik ben goed in gesprek met Energy Storage NL en Netbeheer Nederland om te bespreken of energieopslag kan worden ingepast zodat het netcongestie helpt op te lossen of te voorkomen en wat de rol van energieopslag in het energiesysteem van de toekomst zal zijn. Ik heb aan uw Kamer een routekaart opslag in samenwerking met de branche toegezegd in Q1 2023.
Ten aanzien van de salderingsregeling zorgt de afbouw voor een prikkel voor opslag achter de meter. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Het bericht 'Eneco schroeft vergoeding voor terugleveren zonnestroom flink terug’ |
|
Pieter Grinwis (CU), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat Eneco de vergoeding voor teruggeleverde zonnestroom niet meer koppelt aan de stroomprijs en de vergoeding abrupt terugbrengt van soms wel meer dan 50 cent naar een (schamele) 9 cent per kWh?1
Ja. Inmiddels heeft Eneco aangegeven de verlaging van de terugleververgoeding bij vaste contracten terug te zullen draaien en de betreffende klanten hierover te informeren.
Wat betekent dit voor een huishouden met acht, twaalf of zestien zonnepanelen op jaarbasis? Hoe apprecieert u deze plotselinge beslissing in deze tijden van astronomische energieprijzen?
In algemene zin zal, wanneer er sprake is van meer invoeding dan gesaldeerd kan worden, de terugverdientijd toenemen als er sprake is van een lagere terugleververgoeding. Echter, voor consumenten die al hun opgewekte elektriciteit kunnen salderen, is de terugleververgoeding op dit moment niet van toepassing. De vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit is alleen van toepassing op het deel van de op het net ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden.
Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 dient de leverancier een redelijke vergoeding aan de afnemer te betalen voor deze elektriciteit. Op zonnige dagen is de elektriciteitsprijs laag, doordat veel wordt ingevoed. Het levert een leverancier weinig op als hij overdag deze elektriciteit moet verkopen op de beurs. Daardoor ontstaat een prikkel voor leveranciers om de terugleververgoeding te verlagen. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Waarom is het mogelijk voor Eneco om zo abrupt en eenzijdig de voorwaarden voor teruggeleverde stroom aan te passen? Vind u dat dit moet kunnen binnen lopende contracten of zou hier sprake moeten zijn van (betere) consumentenbescherming? Bent u bereid om Eneco hierover aan te spreken?
De bepalingen in het afgesloten contract zijn leidend. Bij een vast contract is het niet mogelijk om de terugleververgoeding te wijzigen, tenzij in de voorwaarden uitzonderingen zijn opgenomen. Consumenten kunnen bij ACM ConsuWijzer terecht met de vraag hoe om te gaan met geschillen.
Verwacht u dat Eneco dit besluit nu neemt omdat consumenten geen kant op kunnen gezien de onmogelijkheid tot overstappen in de huidige energiemarkt? Als dat het geval is, denkt u dat er dan wellicht sprake is van gebruik of zelfs misbruik van marktmacht? Zijn er andere leveranciers die dezelfde praktijken hanteren? Bent u bereid de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te verzoeken een extra onderzoek te laten uitvoeren naar deze praktijken?
Ik heb geen inzicht in de beweegredenen van Eneco om de terugleververgoeding te verlagen. Leveranciers mogen zelf de hoogte van de terugleververgoeding bepalen, zolang afnemers tijdig op de hoogte gesteld worden en de terugleververgoeding redelijk en niet in strijd met de algemene voorwaarden of het bepaalde in het afgesloten contract met de consument is.
Mijn voornemen is om, uit het oog van consumentenbescherming, het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw van de salderingsregeling (2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief. Tot die tijd sta ik in nauw contact met de ACM over de terugleververgoeding en houden de ACM en ik ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Waarom mogen energiebedrijven – niet alleen Eneco maar ook andere leveranciers zoals Essent – lage tarieven hanteren voor teruggeleverde stroom zonder dat er op die momenten ook lagere tarieven gelden voor de stroom die consumenten afnemen bij een energiebedrijf? Moet de consumentenbescherming niet fors versterkt worden zodat zogenaamde marktconforme tarieven niet alleen voor de klant gelden, maar ook voor het energiebedrijf?
Een leverancier moet een redelijke vergoeding betalen voor het deel van de op het net ingevoede hoeveelheid elektriciteit dat groter is dan de hoeveelheid die in mindering wordt gebracht op de aan het net onttrokken elektriciteit. Dat is bepaald in artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998. Het staat leveranciers vrij te concurreren op basis van de terugleververgoeding, mits de vergoeding redelijk is. Het kan daarom zo zijn dat de ene leverancier een (veel) hogere vergoeding dan een andere aanbiedt. De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de terugleververgoeding voor een steeds groter deel van de teruggeleverde elektriciteit relevant. Daarom is mijn voornemen om, uit het oogpunt van consumentenbescherming, het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw van de salderingsregeling (2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief. Een minimum vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een goede balans tussen de werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds. Tevens wil ik de redelijke vergoeding van een absoluut maximum voorzien. Dit houdt verband met de sterk fluctuerende waarde van zonnestroom en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit door de geopolitieke ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte stroom op een zonnige dag rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding beschermt energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen een aanzienlijk hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie. De meerkosten die leveranciers verplicht moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een te hoge minimumvergoeding zullen leiden tot hogere elektriciteitstarieven voor alle klanten, dus ook die zonder zonnepanelen.
Hoe kan het dat, zoals aangetoond door de consumentenbond, de tarieven voor teruggeleverde stroom zo ver uit elkaar liggen? Wat vindt u een redelijk tarief dan wel bandbreedte in dezen?
Zie antwoord vraag 5.
Zou het niet beter zijn, om verdere misstanden te voorkomen, om versneld een redelijk minimumtarief te gaan vastleggen vanuit de overheid? Is het mogelijk om dit, in plaats van in 2025, al vanaf 1 januari 2023 in te voeren via een algemene maatregel van bestuur?
Mocht er sprake zijn van misstanden, dan kan de ACM hier op basis van de huidige regelgeving al tegen optreden. Desalniettemin is het mogelijk om eerder dan per 2025 in een algemene maatregel van bestuur een minimum voor de redelijke vergoeding vast te leggen. Wel moet het wetsvoorstel daarvoor zijn aangenomen door beide Kamers en inwerking zijn getreden. Op dat moment kunnen hiervoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels aan worden gesteld.
Wat zijn de voordelen van minimumtarieven? Ziet u ook in dat het logischer is om de prikkel te beleggen bij grote energiebedrijven om overschotten van teveel opgewekte stroom goed te benutten, dan bij huishoudens?
In de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 35 239, nr. 363) heb ik aangegeven dat met het oog op consumentenbescherming een grondslag in het wetsvoorstel is opgenomen die het mogelijk maakt regels te stellen aan de redelijke vergoeding. De onderhandelingspositie van kleinverbruikers is immers relatief zwak tegenover grote bedrijven, terwijl een redelijke vergoeding belangrijk is voor de terugverdientijd van hun investering in zonnepanelen.
Op termijn is het wenselijk dat meer marktwerking ontstaat en dat een kleinverbruiker zelf kan bepalen aan wie en tegen welke prijs diegene de zelf geproduceerde en ingevoede elektriciteit wil verkopen. Vaststelling van het minimumtarief bij of krachtens algemene maatregel van bestuur biedt de mogelijkheid om geleidelijk meer marktwerking in de tarieven voor ingevoede elektriciteit te introduceren. Daardoor krijgen de energieleveranciers de gelegenheid om concurrentiemodellen te ontwikkelen voor invoeding zonder dat dat voor grote schokeffecten zorgt in de consumententarieven en de businessmodellen voor investeringen in zonnepanelen. Ik ben voornemens de minimumvergoeding geleidelijk te verlagen om marktwerking te bevorderen. Daarbij houd ik de terugverdientijden in het oog.
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat ook huishoudens de prikkel hebben om zelf opgewekte elektriciteit goed te benutten. Om het voordeel tijdens en na afbouw van de salderingsregeling zo groot mogelijk te houden, kunnen huishoudens inzetten op zoveel mogelijk gelijktijdige opwekking en verbruik van de opgewekte elektriciteit, bijvoorbeeld door de (af)wasmachine overdag te laten draaien.
Hoe ziet u de relatie tussen minimumtarieven en de rol van thuis- en buurtbatterijen?
De afbouw van de salderingsregeling zorgt voor een prikkel om het eigen verbruik achter de meter te verhogen, wat de markt voor thuis- en buurtbatterijen ten goede komt. Wanneer het minimum van de redelijke vergoeding vastgelegd is op 80 procent van het kale leveringstarief, geeft dit een kleinere prikkel om thuis- en buurtbatterijen aan te schaffen dan wanneer het minimum van de redelijke vergoeding lager ligt. Om deze reden ben ik voornemens de minimumvergoeding op termijn geleidelijk te verlagen, waarbij ik de terugverdientijden in het oog zal houden.
Het bericht ‘Klanten van Budget Energie geschokt door prijsverhoging van honderden euro’s per maand’ |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Klanten van Budget Energie geschokt door prijsverhoging van honderden euro’s per maand»?1
Ja.
Is het voor energieleveranciers toegestaan om het voorschotbedrag meer te laten stijgen dan de energietarieven die klanten moeten betalen?
Het energieverbruik van consumenten is niet over het hele jaar gelijk. In de winter is dit vanzelfsprekend veel hoger dan in de zomer. Om ervoor te zorgen dat de energierekening in de wintermaanden niet onbetaalbaar wordt, omdat het werkelijke verbruik per maand in rekening wordt gebracht, berekent de energieleverancier voor de consument een voorschotbedrag. Het voorschotbedrag is gebaseerd op het geschat jaarverbruik gedeeld door twaalf termijnen en maakt deel uit van de energieovereenkomst die de consument met de leverancier sluit.
Bij het berekenen van het termijnbedrag kan de leverancier rekening houden met de hoogte van de energieprijs. Wordt de energie duurder, dan kan daar rekening mee worden gehouden. Als de prijzen van energie sneller stijgen dan verwacht, kan het termijnbedrag tussendoor worden verhoogd. Bij de overeenkomst wordt het voorschotbedrag afgesproken en wordt ook afgesproken hoe hiermee om wordt gegaan in de loop van de overeenkomst (via algemene voorwaarden en productvoorwaarden). Voorschotbedragen moeten zo goed mogelijk aansluiten op het eindbedrag op de jaarnota. Het doel daarvan is om klanten bij de (jaar)afrekening zo min mogelijk bij -of terug te laten betalen.
Als bij de jaarrekening blijkt dat het energieverbruik anders is geweest dan waarvan het voorschotbedrag is uitgegaan zal de ene leverancier bij stijgende tarieven een (dringend) advies geven om het voorschotbedrag te verhogen/verlagen of een bepaald minimum vaststellen, terwijl een andere leverancier ervoor kiest om actief het voorschot te managen. Een klant kan een advies overnemen of laten vallen. Als een klant zijn voorschotbedrag structureel te laag vaststelt, dan volgt iedere maand zo’n advies.
Budget Energie heeft de verhogingen van de voorschotbedragen zo berekend dat de inschatting is dat de klanten bij de jaarnota niets hoeven bij te betalen. In het geval van Budget Energie gaat het om variabele contracten met maandelijkse prijswijzigingen. Het ligt dan in de rede dat ook het voorschotbedrag mee wijzigt (in dit geval naar boven als de prijzen stijgen).
Zijn er meer energieleveranciers die dit doen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is het bepalen van het voorschotbedrag iets dat tussen de consument en de leverancier tot stand komt met als doel bij de eindafrekening niets bij of terug te laten betalen. Wanneer de energieleverancier is overgegaan tot een verhoging of verlaging van het termijnbedrag en de consument is het hier niet mee eens, dan kan de consument aan de energieleverancier vragen om het termijnbedrag aan te passen.
Ook wanneer de consument verwacht dat de jaarrekening lager zal uitvallen, kan de consument een dergelijk verzoek indienen bij de energieleverancier. Dit houdt echter niet in dat de energieleverancier ook aan het verzoek moet voldoen, dit is geen wettelijke verplichting. Mocht de consument het niet eens zijn met het besluit van de energieleverancier om het termijnbedrag niet aan te passen, dan kan de consument bezwaar indienen. De energieleverancier moet in dat geval binnen vier weken een besluit nemen en de consument hoeft gedurende deze periode niet te betalen. Wanneer de consument een geschil heeft met de energieleverancier en zij er samen niet uitkomen, dan kan de consument een melding van het geschil doen bij ACM ConsuWijzer.
Bent u het ermee eens dat het kwalijk is als klanten hierdoor een onnodig hoge voorschot betalen, zeker gezien de betalingsproblemen waar vele huishoudens in verkeren?
Zoals aangegeven, is het bij het vaststellen van het voorschotbedrag altijd de bedoeling dat klanten bij de eindafrekening niet hoeven bij te betalen dan wel geld terugontvangen. Het termijnbedrag is niet meer dan een voorschot op de jaarafrekening. Het is niet de bedoeling dat de bedragen structureel te hoog of te laag worden vastgesteld. Indien klanten denken dat deze structureel te hoog worden vastgesteld, kunnen klanten zich wenden tot hun energieleverancier of een melding van het probleem doen bij ACM ConsuWijzer.
Klopt het dat klanten die een onnodig hoge voorschot betalen hun geld kwijt zijn als de energieleverancier omvalt?
Dit is afhankelijk van de hoogte van de faillissementsboedel, maar dit zal doorgaans wel het geval zijn (mits er meer aan voorschotbedragen betaald is dan dat er energie verbruikt is, dit hoeft niet altijd het geval te zijn). De financiële gevolgen vloeien voort uit het wettelijk systeem van faillissementen. De volgorde van uitbetaling van vorderingen aan schuldeisers is wettelijk bepaald. Het uitgangspunt in het Burgerlijk Wetboek is de «paritas creditorum». Dat betekent dat alle schuldeisers in beginsel hetzelfde recht hebben op een gelijke vergoeding uit de netto opbrengst van de boedel, naar evenredigheid van hun vordering, tenzij de wet iets anders heeft geregeld, bijvoorbeeld door een bepaalde schuld voorrang te geven. Een consument is volgens de wet een «concurrent schuldeiser». Concurrente schuldeisers worden uitbetaald nadat onder meer de boedelvorderingen (bv. salariskosten van curator, taxatiekosten), zekerheidsgerechtigde schuldeisers (pand- en hypotheekhouders) en vorderingen van schuldeisers met preferente vorderingen zoals de Belastingdienst, zijn betaald. Consumenten krijgen betaald naar verhouding van de omvang van hun openstaande vordering bij hun failliete leverancier. Deze regels gelden bij een faillissement van een energiebedrijf maar ook bij een faillissement van elk ander bedrijf.
Als de energieleverancier die failliet is gegaan de consument nog gelden schuldig is, bijvoorbeeld te veel betaalde voorschotbedragen, dan zijn deze gelden onderdeel van de failliete boedel. Afhankelijk van de hoogte van betaalde termijnbedragen, een eventuele waarborgsom, de hoogte van het verbruik, het moment van de jaarafrekening en het moment van het faillissement is het mogelijk dat de consument meer heeft betaald dan voor het verbruik benodigd zou zijn geweest. Meerdere variabelen hebben hier invloed op en daarom zullen er bij faillissementen altijd consumenten zijn die meer financieel verlies lijden dan andere. Uiteindelijk is het de curator die bepaalt hoe de financiële afhandeling wordt gedaan op basis van de Faillissementswet.
Bent u in het licht van de enorme prijsstijgingen bereid om de Auroriteit Consument & Markt (ACM) te vragen om frequent te kijken of dit soort stijgingen gerechtvaardigd zijn?
Zoals aangegeven, is het niet de bedoeling dat een klant aan het eind van het jaar veel geld terug ontvangt en daarmee gedurende het jaar structureel te hoge voorschotbedragen heeft betaald. Dit zal in de regel in strijd zijn met de voorwaarden die op het contract van toepassing zijn. Indien daarin bepaald is dat het voorschotbedrag/termijnbedrag berekend wordt op basis van het te verwachten energieverbruik en leveringstarief, zal de energieleverancier in strijd met deze contractuele voorwaarden handelen als hij buitenproportioneel hoge voorschotbedragen hanteert. Het is dan aan de klant de leverancier aan te spreken op de naleving van zijn contractuele verplichtingen en – indien dit niet het gewenste resultaat heeft – dit af te dwingen bij de rechter. Als onafhankelijk toezichthouder is het aan de ACM om publiek toezicht op de markt en gedragingen van marktpartijen te houden. Het is niet aan de ACM om naleving van individuele afspraken over de hoogte van voorschotbedragen in private contracten tussen leveranciers en hun klanten af te dwingen. De ACM geeft wel aan energieleveranciers voorlichting en heeft onlangs via een nieuwsbrief actief opgeroepen om aandacht te besteden aan de voorschotbedragen.
Daarnaast houd ik de ontwikkeling van de energieprijzen en de gevolgen daarvan voor leveranciers en hun klanten met betrokken marktpartijen en de ACM in de gaten. Juist ook in de huidige marktsituatie is een betaalbare energievoorziening van groot belang, het kabinet werkt aan het blijven borgen hiervan. De afgelopen tijd heeft het kabinet integraal naar de koopkrachtontwikkeling gekeken en daarbij de ontwikkeling van de energieprijzen meengenomen. Het kabinet heeft daarbij in brede zin gekeken naar de mogelijkheden om de koopkracht te ondersteunen van kwetsbare huishoudens. Kortheidshalve verwijs ik u naar de Kamerbrief over aanvullende maatregelen energierekening (20 september 2022).
Wat zijn de gevolgen voor energieleveranciers die buitenproportioneel hoge voorschotbedragen vragen aan hun klanten? Bent u het ermee eens dat hier stevig tegen opgetreden moet worden?
Zie antwoord vraag 6.
Mogen energieleveranciers maandelijks het voorschotbedrag aanpassen? Zo ja, vindt u dit ook onwenselijk gezien de onzekerheid die het met zich meebrengt?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, is het leveranciers toegestaan om bij de berekening van de termijnbedragen rekening te houden met de hoogte van de energieprijs. In het geval dat de energieprijzen stijgen, kan de leverancier de termijnbedragen daar tussendoor op aanpassen. De voorschotbedragen kunnen maandelijks aangepast worden als de prijzen maandelijks wijzigen in geval van variabele contracten. Als de voorschotbedragen immers niet mee stijgen met de hogere prijzen, wordt de consument pas aan het eind van het jaar met een hoge eindafrekening geconfronteerd. Dit zorgt ook voor onzekerheid met daarbij het risico voor de consument het hoge bedrag niet op korte termijn te kunnen betalen.
De stijgende energierekening en het functioneren van de energiemarkt |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u beschrijven op welke wijze de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op dit moment, in een zeer turbulente energiemarkt, toezicht houdt op energieleveranciers?
De ACM heeft afgelopen winter door externe experts laten onderzoeken of zij meer kan doen om consumenten te beschermen tegen mogelijke financiële problemen van energieleveranciers. De onderzoekers zien extra ruimte voor de ACM binnen de huidige wetgeving en menen dat op sommige punten nieuwe wet- en regelgeving nodig is om de positie van de consument te versterken.1
De ACM wil die ruimte zo spoedig mogelijk benutten. Extra toezicht moet energieleveranciers weerbaarder maken tegen plotselinge inkoopprijsstijgingen op de energiemarkt. De eisen bieden geen garantie tegen faillissementen, maar kunnen de kans daarop wel verkleinen. De ACM heeft de huidige wettelijke eisen op het gebied van financiële, organisatorische en technische kwaliteiten verder uitgewerkt in een beleidsregel, op basis van onder meer gesprekken met de energiesector, beleidsmakers, consumentenorganisaties en experts. De ACM heeft deze zomer een concept voor deze beleidsregel ter consultatie voorgelegd, met het streven deze in te laten gaan aan het begin van het nieuwe stookseizoen op 1 oktober 2022.2 Gelet op de aan de ACM gemandateerde bevoegdheid tot het verlenen van een leveringsvergunning, werk ik aan een eigen beleidsregel. Daarin wordt de ACM geïnstrueerd bij de vergunningverlening aangescherpte eisen te hanteren, zodat de ACM haar beleidsregel kan gaan hanteren.
Eind december 2021 heeft de toenmalig Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een onderzoek aangekondigd naar de financiële eisen die worden gesteld aan energieleveranciers en naar de positie van de consument bij faillissement van een energieleverancier. Dit onderzoek is uitgevoerd en naar de Kamer gestuurd. Mede naar aanleiding van dit onderzoek worden de financiële eisen die gelden voor energieleveranciers nog dit najaar aangescherpt, zoals aangekondigd in de begeleidende brief bij het onderzoeksrapport, welke ik Uw Kamer d.d. 20 september 2022 heb doen toekomen, Door deze aanscherping wordt de bescherming van consumenten verbeterd en wordt de kans verkleind dat zij de dupe worden van het faillissement van een energieleverancier.
Hoe beoordelen u en de ACM het feit dat verschillende energieleveranciers niet langer actief contracten aanbieden op hun websites, maar het aangaan van een nieuw contract sterk ontmoedigen of onmogelijk maken? Is dat toegestaan?
De ACM houdt de energiemarkt scherp in de gaten. Energieleveranciers zijn verplicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit en gas aan iedere in artikel 95b, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 44, eerste lid, van de Gaswet bedoelde afnemer die daarom verzoekt. Zulke afnemers moeten in ieder geval een modelcontract met een energieleverancier kunnen afsluiten. Het onmogelijk maken een contract af te sluiten, is daarmee niet toegestaan. Het actief aanbieden van contracten is echter geen verplichting.
Hoe beoordelen u en de ACM het feit dat verschillende energieleveranciers het modelcontract, dat verplicht door hen moet worden aangeboden, moeilijk vindbaar maken op hun website? Is dat toegestaan?
Energieleveranciers moeten zorgen dat het modelcontract dat zij aanbieden vindbaar is op hun website. De ACM heeft vorig jaar energieleveranciers aangesproken op het niet aanbieden van modelcontracten.3 De geldende tarieven van het modelcontract dienen op de website te staan, zoals ook beschreven is in het modelcontract. Het is geen verplichting dat het modelcontract ook via de website moet kunnen worden afgesloten.
Hoe beoordelen u en de ACM het feit dat verschillende energieleveranciers alleen nog telefonisch contracten aanbieden (en het overstappen via de website niet langer mogelijk maken)? Is dat toegestaan?
Zie antwoord vraag 3.
Mogen energieleveranciers nieuwe klanten weigeren? Zo nee, hoe houdt de ACM er toezicht op dat dit niet gebeurt, aangezien meerdere leveranciers alleen nog telefonisch contracten aanbieden en dus elke controle hierop ontbreekt?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is weigeren niet toegestaan. De ACM monitort o.a. signalen via haar loket ACM ConsuWijzer. Indien de ACM hier signalen over ontvangt, kan zij een onderzoek starten.
Mogen energieleveranciers hun tarieven voor gas en elektriciteit bij contracten met onbepaalde tijd en variabele tarieven elke maand aanpassen? Zijn hier regels voor?
In de regel worden de tarieven voor contracten voor onbepaalde tijd met variabele tarieven op 1 januari en 1 juli aangepast, maar tussentijdse aanpassingen zijn mogelijk indien dit is afgesproken in de algemene voorwaarden. Energieleveranciers zijn verplicht om de tariefswijziging met een redelijke termijn van te voren bij hun klanten bekend te maken. Ook in het modelcontract is bepaald dat tarieven in de regel op 1 januari en 1 juli aangepast kunnen worden. Bij onvoorziene tussentijdse wijzigingen (anders dan op 1 januari en 1 juli) dient de leverancier de klant met een modelcontract persoonlijk en tijdig te informeren over de tariefswijziging. Tariefswijzigingen bij modelcontracten zijn alleen mogelijk bij zeer uitzonderlijke en onvoorziene wijzigingen in de marktomstandigheden waardoor het onhoudbaar zou zijn om te tarieven van het modelcontract ongewijzigd te laten.
Mogen energieleveranciers hun tarieven voor gas en elektriciteit bij het modelcontract elke maand aanpassen? Zo nee, hoe houdt de ACM er toezicht op dat dit niet gebeurt?
Zie antwoord vraag 6.
Mogen energieleveranciers in het modelcontract elk tarief aanbieden dat zij maar wensen? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat dit de facto gebruikt wordt om het aangaan van een nieuw contract te belemmeren door te hoge tarieven te rekenen?
Energieleveranciers mogen in het modelcontract niet elk tarief aanbieden dat zij maar wensen. Het tarief moet, zoals aangegeven bij vraag 2, redelijk zijn.
Hoe beoordelen u en de ACM het feit dat bij meerdere leveranciers de informatie over het energiecontract zodanig wordt gepresenteerd op hun website of tarievenbladen dat het niet mogelijk is de kale leveringstarieven voor elektriciteit en gas (eenvoudig) te vinden? Welke eisen aan transparantie zijn er op dit punt?
In het modelcontract is het verplicht de variabele leveringskosten in euro’s per kWh inclusief overheidsheffingen en btw te communiceren, zodat een afnemer deze tarieven kan vergelijken. Deze tarieven moeten vindbaar zijn op de website van de energieleverancier.
Bent u bekend met het feit dat er bijna geen jaarcontracten meer worden aangeboden door energieleveranciers in Nederland? Bent u bekend met het feit dat in Duitsland voornamelijk jaarcontracten worden aangeboden door de grote energieleveranciers? Hoe beoordeelt u dit verschil?
Ik ben bekend met het feit dat er bijna geen jaarcontracten meer worden aangeboden door energieleveranciers in Nederland. Daarnaast ben ik ook bekend met de situatie in Duitsland. De situatie in Duitsland is anders dan in Nederland, omdat de regelgeving daar voorschrijft dat een consument verplicht de hele looptijd van een dergelijk contract moet afmaken. Dit betekent dat een leverancier hierdoor relatief minder risico loopt, maar daar staat tegenover dat het voor de consument moeilijker is om, door over te stappen, de keuze te maken over waar ze hun energie afnemen. Ik vind het wenselijk dat er op korte termijn weer meer aanbod van vaste contracten op de Nederlandse markt komt. Overigens geeft dat geen garantie dat de prijzen lager zouden komen te liggen. Zie ook het antwoord op vraag 12 en 13.
Hoe beoordelen u en de ACM het feit dat door het alleen nog aanbieden van contracten met onbepaalde tijd en variabele tarieven alle risico’s bij de consument worden gelegd en de consument daardoor niet meer de keuze heeft zich met een jaarcontract in te dekken tegen risico’s?
De ACM en ikzelf zien het ontbreken van vaste prijs contracten als een gevolg van vooral het teruggelopen aanbod van gas, met name door de geopolitieke situatie. Door de sterk gestegen en schommelende energieprijzen, is het voor energieleveranciers op dit moment niet goed mogelijk om contracten met een vaste prijs voor een langere periode aan te bieden. Daarbij komt bovendien het risico dat klanten met een vast contract bij eventueel dalende prijzen in de toekomst voor een relatief lage vergoeding kunnen overstappen naar een andere energieleverancier, hetgeen de energieleverancier met hoge kosten zou achterlaten. Dat de consument niet meer de keuze heeft om een jaarcontract af te sluiten, vind ik betreurenswaardig en ik ben van mening dat daar verandering in moet komen. Zie vraag 12 en 13.
Deelt u de mening dat de lage opzegvergoedingen en/of het feit dat consumenten in Nederland makkelijk kunnen overstappen naar een andere energieleverancier leidt tot het incalculeren van forse risicopremies in de contracten (onbepaald, variabel) die energieleveranciers op dit moment aanbieden?
Zoals reeds toegelicht in het antwoord op vraag 11 zorgt de uitzonderlijke situatie op de energiemarkt voor moeilijkheden bij het aanbieden van contracten met een vast tarief. Het is niet de verwachting dat de energieprijzen op korte termijn sterk zullen dalen. De energieleveranciers zullen bij het aanbieden van langjarige contracten met een vaste prijs energie voor een lange periode moeten inkopen tegen de huidige hoge prijzen. Verder zijn de kosten voor zekerheid (margin calls) in de huidige instabiele markt erg hoog. Energiebedrijven moeten hoge bedragen als onderpand betalen om de risico’s op termijncontracten af te dekken. Voor zover energiebedrijven al bereid zijn om vaste-prijscontracten aan te bieden aan hun afnemers zullen zij deze hoge kosten voor zekerheid doorberekenen in hun tarieven.
De opzegvergoeding die de consument betaalt als hij voortijdig opzegt, is in de huidige markt en gelet op het risico van energieleveranciers relatief laag. De ACM is daarom al geruime tijd in overleg met leveranciers om te komen tot een aanpassing van de Richtsnoeren Redelijke opzegvergoedingen om bij te dragen aan verlaging van het risico voor energieleveranciers bij het afsluiten van jaarcontracten. Zoals genoemd in de Kamerbrief over aanvullende maatregelen energierekening (20 september 2022) heb ik met energieleveranciers de wens besproken dat er weer vaste contracten in de markt zullen worden aangeboden in 2023, wanneer de ACM regels omtrent de opzegvergoeding voor vaste contracten vaststelt die beter aansluiten bij de reële restwaarde van het contract.
Bent u bereid met de ACM te bespreken of hier op zeer korte termijn verandering in kan komen, zodat energieleveranciers weer jaarcontracten kunnen en gaan aanbieden?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid met de ACM te bespreken of energieleveranciers naast het modelcontract voor onbepaalde tijd en variabele tarieven zij ook een modelcontract voor één jaar vast moeten gaan aanbieden tegen marktconforme tarieven en altijd afsluitbaar?
De ACM heeft de bevoegdheid om na consultatie van organisaties van leveranciers, netbeheerders en afnemers, vast te stellen hoe het modelcontract eruit dient te zien, zo blijkt uit de Elektriciteits- en Gaswet (artikelen 95na Elektriciteitswet 1998 en 52ca Gaswet). In de Elektriciteits- en Gaswet wordt geen invulling gegeven aan de vorm van het modelcontract. De ACM heeft de vorm van het modelcontract vastgesteld in Het Besluit tot vaststellen van het modelcontract voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers. Daarin heeft de ACM bepaald dat het gaat om een contract met een variabele prijs voor onbepaalde tijd. Dit heeft mede te maken met de verplichting van een leverancier om consumenten ten minste een overeenkomst voor de levering van elektriciteit voor een onbepaalde duur aan te bieden. Ik ben bereid om met de ACM te bespreken of het noodzakelijk en wenselijk is, en zo ja op welke wijze, dat energieleveranciers verplicht worden tot het aanbieden van een vast modelcontract.
Heeft u of de ACM ook signalen ontvangen dat sommige energieleveranciers de voorschotbedragen onnodig verhogen door niet alleen de tarieven te verhogen, maar ook de jaarverbruiksprognoses van hun klanten? Zo ja, hoe wordt hier op gehandhaafd?
Zowel de ACM als ikzelf hebben deze signalen nog niet ontvangen.
Bent u het met de CDA-fractie eens dat de tarieven voor teruglevering van elektriciteit net zoals de tarieven voor levering van elektriciteit niet tussentijds aangepast mogen worden bij een vast contract voor bepaalde tijd? Heeft u signalen dat dit wél gebeurt?
Ik heb enkele signalen gekregen over het verlagen van de teruglevertarieven bij vaste contracten. In principe zijn de bepalingen in het afgesloten contract leidend. Bij een vast contract is het normaal gesproken dus niet mogelijk om de terugleververgoeding te wijzigen, tenzij in de algemene voorwaarden is voorzien in een uitzondering om tarieven voor het terugleveren van energie, in de situatie die op dat moment aan de orde is, aan te passen. Leveranciers dienen hun afnemers dan tijdig op de hoogte te stellen. Consumenten kunnen bij ACM ConsuWijzer terecht met de vraag hoe om te gaan met geschillen.
Bent u het met de CDA-fractie eens dat er sprake is van een crisis in de energiemarkt en dat daarom alle energieleveranciers tenminste elke maand aan de ACM inzicht moeten gaan geven in hun financiële positie (o.a. balanspositie) en hun sourcing (waar zij hun energie kopen en of deze partijen risico’s lopen)?
Ik ben het eens met de CDA-fractie dat er sprake is van een crisis in de energiemarkt. Een leverancier is verplicht zich actief bij de toezichthouder te melden als er bijvoorbeeld betalings- of liquiditeitsproblemen voordoen of als leveringszekerheid in gevaar komt. Dit geldt los van de specifieke omstandigheden of ontwikkelingen die hiertoe aanleiding geven.
Bent u bereid op korte termijn samen met de ACM en andere organisaties een dashboard te ontwikkelen dat inzicht geeft in de stijging van de energierekening van verschillende type huishoudens en de betalingsproblemen die ontstaan?
Er is al gelukkig al veel informatie beschikbaar via de site van de ACM en andere instanties, zoals bijvoorbeeld het CBS. Laatstgenoemde is ook bezig om te onderzoeken hoe deze informatie op korte termijn nog verder verbeterd kan worden.4
Bent u bekend met het feit dat energieleveranciers steeds hogere «margin calls» moeten aanhouden, waardoor ze geen lange termijncontracten aangaan en dat dit een prijsopdrijvend effect heeft? Bent u bereid te onderzoeken of de overheid (samen met banken) een rol kan spelen in het beperken van deze margin calls?
Het klopt dat energiebedrijven door de hoge en volatiele energieprijzen steeds meer onderpand moeten betalen voor termijncontracten. Energiebedrijven kunnen risico’s afdekken door lange termijncontracten aan te gaan. Energiebedrijven dienen hiervoor onderpand in te leggen, om naar de tegenpartij te waarborgen dat de contractuele verplichtingen zullen worden nagekomen. De toegenomen marginverplichtingen op de termijnmarkten voor energie reflecteren de toegenomen onrust en risico’s op deze markt. De hoge kosten voor zekerheid hebben een groot effect op de termijnmarkt voor elektriciteit en gas. Enkele energiebedrijven in de EU zijn hierdoor al in liquiditeitsproblemen gekomen. Mede daardoor worden er steeds minder termijncontracten afgesloten en wordt energie vooral op de korte termijnmarkt verkocht. Dit zorgt er ook voor dat het voor consumenten en bedrijven op dit moment vrijwel niet mogelijk is om nog vaste contracten af te sluiten. Ik ben over deze problematiek in overleg met mijn collega van Financiën en de consumenten- en financiële toezichthouders. Daarbij moet worden opgemerkt dat ondanks dat er bekende problemen zijn met margins – zoals de procyclische effecten, waar de Europese toezichthouder ESMA ook naar kijkt – het aanpassen van de marginmethodiek als zodanig geen oplossing is die voor de hand ligt, omdat margin een belangrijke functie heeft op de financiële markten en aanpassing hiervan de financiële stabiliteit in gevaar kan brengen. Voor oplossingen moet worden verkend hoe we kunnen zorgen dat energiebedrijven ondanks de toegenomen risico’s over voldoende liquiditeit kunnen beschikken om aan hun marginverplichtingen te voldoen.
Hoe gaat de ACM de misstanden, waar in de bovenstaande vragen aan gerefereerd wordt, op korte termijn aanpakken?
De ACM heeft deze zomer een concept voor een beleidsregel ter consultatie voorgelegd, zodat deze zo mogelijk in kan gaan aan het begin van het nieuwe stookseizoen op 1 oktober 2022.5 In deze beleidsregel staat beschreven waar de ACM in ieder geval aanvullend toezicht op zal houden. Een van de mogelijkheden is dat de ACM een leverancier verzoekt herstelmaatregelen op te stellen wanneer er betalingsproblemen voordoen, of de liquiditeit niet voldoet aan de gestelde eisen.
De schadelijke gevolgen van eroderende windturbines voor gezondheid en economie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u zich ervan bewust dat de wieken van windturbines bestaan uit glasvezel die met epoxy worden geïmpregneerd? Zo ja, weet u dan ook dat epoxy circa 30–40% Bisfenol A (BPA) bevat en bent u zich ervan bewust dat dit een zeer schadelijke stof is?
Het klopt dat er bij de productie van de bladen van windturbines een epoxy wordt gebruikt. Een component voor het maken van deze epoxy is inderdaad Bisfenol A (BPA). BPA wordt echter vrijwel volledig omgezet tijdens het chemische proces dat plaatsvindt. In het eindproduct kan een kleine hoeveelheid niet-omgezette BPA aanwezig blijven. Deze overgebleven hoeveelheid BPA verschilt per product, maar ligt in de ordegrootte van 0,001 tot 0,01%. Dit is beduidend lager dan de 30–40% BPA die in de vraag wordt genoemd.
Er is Europese wet- en regelgeving (REACH-verordening) voor het gebruik van BPA in producten. Dit is de laatste jaren ingesteld en wordt de komende jaren nog verder aangescherpt. Deze wet- en regelgeving moet ervoor zorgen ervoor dat mensen niet worden blootgesteld aan schadelijke hoeveelheden. BPA wordt namelijk niet alleen gebruikt in windturbines, maar ook in tal van andere producten zoals bijvoorbeeld plastics die worden toegepast in bijvoorbeeld bouwmaterialen, elektronica, plastic flessen, (voedsel) verpakkingsmateriaal, implantaten, infuusapparatuur en speelgoed. Daarnaast wordt BPA onder meer gebruikt in bepaalde tandheelkundige materialen, in inkt, in thermisch papier waaronder kassabonnen en dus als basis voor epoxy-verven en -lijmen. Daarnaast is het correct dat bisfenol A tot de zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) wordt gerekend vanwege hormoonverstorende eigenschappen en schadelijkheid voor het immuunsysteem.
Heeft u kennisgenomen van de Noorse studie «Leading Edge erosion and pollution from wind turbine blades», uit 2021?1
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat de wieken van windturbines zeer slijtagegevoelig zijn, waarbij hevige erosie optreedt en er daardoor aanzienlijke hoeveelheden BPA in het milieu (bijvoorbeeld in het (drink)water) terechtkomen?
Het is bekend dat de bladen van windturbines slijten tijdens het gebruik. De (hoeveelheden van) stoffen die hierbij in het milieu terechtkomen zijn op dit moment nog niet exact bekend. Op dit moment doet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hier onderzoek naar in de quickscan «Inzicht in emissies van stoffen bij de winning van energie met windturbines op land» (hierna quickscan). Dit betreft een verkennend onderzoek waarbij de gebruikte materialen, mogelijke emissies, een eerste inschatting van mogelijke risico’s en aanleidingen voor vervolgonderzoek in kaart worden gebracht. De resultaten hiervan worden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.
Bent u ervan op de hoogte dat BPA in verband gebracht wordt met verstoring van de hormoonhuishouding en ernstige gezondheidsproblemen zoals kanker, obesitas en voortplantingsstoornissen? Zo ja, waarom is het gebruik hiervan dan nog altijd toegestaan bij het maken van windturbines?
Ik ben ervan op de hoogte dat BPA in verband wordt gebracht met de verstoring van de hormoonhuishouding van mens en milieu en een ZZS is. Om deze reden is de stof ook in de Europese REACH-verordening opgenomen als zeer zorgwekkende stof voor autorisatie (SVHC). De overgebleven hoeveelheid BPA verschilt per product, maar ligt in de ordegrootte van 0,001 tot 0,01% (zie antwoord vraag 1).
Bent u ervan op de hoogte dat het neerslaan van BPA op/in water de kwaliteit van water ernstig aantast? Zo ja, kunnen wij dan dus concluderen dat veel water in Nederland ernstig verontreinigd is?
De kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en drinkwater wordt in Nederland uitgebreid gecontroleerd op chemische verontreinigingen. Er zijn geen aanwijzingen dat de stof BPA een bedreiging vormt voor de kwaliteit hiervan.
Heeft u inzicht in welke gevolgen de vervuiling van het (drink)water heeft op de volksgezondheid? Zo ja, kunt u openbaar maken wat deze gevolgen zijn? Hoeveel mensen ondervinden hier schade van en wat houdt deze schade in? Zo nee, waarom zijn hierover geen gegevens beschikbaar?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u inzicht in de hoeveelheid BPA die in het milieu terechtkomt door erosie van windturbines? Zo nee, waarom niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Op dit moment wordt hier onderzoek naar gedaan door het RIVM in de quickscan.
Hoeveel windturbines staan er in totaal in Nederland?
In Nederland staan op dit moment 2679 windturbines op land (waarvan 138 in het IJsselmeer) en 462 op zee. Dit is gebaseerd op beschikbare data van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarnaast is op dit moment een windpark in aanbouw. Van de 160 zijn er nu ongeveer 60 inmiddels gebouwd.
Kunt u aangeven na welk aantal jaren er gemiddeld erosie optreedt aan windturbines op zee en op land?
Erosie is een continu proces en begint dus nagenoeg gelijk na plaatsing van de windturbines. Wel neemt de mate van erosie exponentieel toe in de tijd. De locatie heeft een sterke invloed op erosie. Zo hebben op zee geplaatste windturbines meer slijtage dan op land geplaatste windturbines, omdat de (weers)omstandigheden op zee extremer zijn.
Wordt er regelmatig gecontroleerd of erosie niet eerder dan verwacht voorkomt?
Erosie is een continu proces en begint nagenoeg gelijk na plaatsing van de windturbines. Het is niet bekend hoe vaak er op (de mate van) erosie bij windturbinebladen gecontroleerd wordt. Dit kan verschillen per windmolenpark. Exploitanten hiervan controleren en onderhouden deze parken zelf.
Bent u bekend met voorbeelden waarbij er veel eerder erosie waar te nemen is dan de verwachting was? Zo ja, kunt u aangeven wat de gevolgen hiervan waren?
Nee.
Wordt er onderzoek gedaan naar de potentiële gezondheidsschade die de BPA die in het milieu terechtkomt veroorzaakt? Zo ja, hoe is dit onderzoek gedaan en kunt u de bevindingen van dit onderzoek met ons delen? Zo nee, waarom niet en kan dit in kaart gebracht worden?
Momenteel wacht ik de resultaten af van de quickscan van het RIVM. Naar aanleiding hiervan kan besloten worden of vervolgonderzoek en/of verdere stappen noodzakelijk zijn.
Waarom wordt er nog steeds gekozen voor het bouwen van nieuwe windturbines in Nederland, als deze zoveel schadelijke stoffen uitstoten?
Windturbines dragen bij aan de transitie naar een duurzaam energiesysteem en zijn onmisbaar in de huidige en toekomstige energiemix. Op dit moment doet het RIVM onderzoek naar schadelijke stoffen die mogelijk vrijkomen bij de productie van energie met windturbines op land in de quickscan. Volgens een onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele brandstoffen2.
Hoe rijmt u de klimaatlobby die actief pleit voor het inzetten van windturbines bij de energietransitie, met de milieuvervuilende en daarmee volksgezondheidschadende gevolgen van de erosie van deze windturbines?
Zie antwoord vraag 13.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2012 al gewaarschuwd voor de schadelijke gevolgen van BPA voor de volksgezondheid, waarom heeft dat niet geleid tot uitgebreid onderzoek naar deze stof in windturbines? Waarom is de Tweede Kamer niet attent gemaakt op deze waarschuwing? Zijn artsen in Nederland actief attent gemaakt op deze waarschuwing, zodat zij hiermee rekening kunnen houden in hun diagnostiek bij een patiënt?
De Tweede Kamer is herhaaldelijk geïnformeerd over de risico’s van BPA en stoffen die erop lijken (Kamerstuk 32 793, nr. 370; Kamerstuk 32 793, nr. 296; Kamerstuk 32 793, nr. 208). Ook is er publieksinformatie beschikbaar over de risico’s van BPA via de website www.waarzitwatin.nl, een website gemaakt door VeiligheidNL en het RIVM. Daarnaast wordt BPA zoals eerder aangegeven bij de beantwoording onder vraag 1 ook toegepast in tal van andere producten.
Het gebruik van BPA is nader gereguleerd via de REACH-verordening voor het gebruik van BPA in producten. Het gaat dan met name om producten die bedoeld zijn voor baby’s en peuters. Dit is de laatste jaren ingesteld en wordt de komende jaren nog aangescherpt.
De richtlijnen voor diagnostiek worden door artsen(verenigingen) zelf opgesteld, op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis. Ook WHO-publicaties en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken kunnen daarbij gebruikt worden. De rijksoverheid heeft daar verder geen rol in. Het is voor artsen niet goed mogelijk om bij individuele gezondheidsklachten een directe link te leggen met BPA.
Hebben artsen en andere gezondheidsprofessionals al eerder aan de bel getrokken over de mogelijke gezondheidsschade door eroderende windturbines? Zo ja, wat is er gebeurd met deze meldingen en is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van EZK is met verschillende gezondheidsprofessionals in gesprek geweest over de signalen die zij hebben afgegeven over eroderende windturbines. Naar aanleiding van deze gesprekken is bij het RIVM de quickscan uitgezet om in kaart te brengen welke (schadelijke) stoffen vrij komen. De Kamer wordt geïnformeerd zodra de quickscan is afgerond over welke vervolgonderzoeken en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Kunt u in kaart brengen hoeveel de gezondheidsschade die wordt veroorzaakt door eroderende windturbines de samenleving kost?
Ik wacht de quickscan naar het vrijkomen van (schadelijke) stoffen bij eroderende windturbines af. Naar aanleiding hiervan kan besloten worden of verder onderzoek en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Als de erosie van windturbines inderdaad leidt tot zoveel vervuilende en schadelijke stoffen in het milieu, kunnen wij daaruit dan concluderen dat de energietransitie en de klimaatlobby de afgelopen jaren hebben geleid tot een toename van zorgkosten en druk op de zorg? Wat gaat u eraan doen om dat te bestrijden?
Zoals eerder aangegeven wordt de kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en drinkwater in Nederland uitgebreid gecontroleerd op chemische verontreinigingen. Er zijn geen aanwijzingen dat de stof BPA een bedreiging vormt voor de kwaliteit hiervan. Daarnaast wacht ik de uitkomsten van de quickscan af. De Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten zodra de quickscan is afgerond en naar aanleiding hiervan welke vervolgonderzoeken en/of stappen noodzakelijk worden geacht.
Kunt u aangeven of windturbines ook kunnen worden geproduceerd zonder dat BPA of andere schadelijke stoffen hierin worden verwerkt? Zo niet, zijn hiervoor wel mogelijkheden in de toekomst?
Op dit moment is niet bekend of windturbines ook zonder het gebruik van BPA geproduceerd kunnen worden.
Kunt u aangeven of er andere vormen van energiewinning zijn waarbij het risico op milieuvervuiling en schade aan de volksgezondheid kleiner zijn?
Het opwekken van groene stroom door middel van windturbines draagt bij aan schonere lucht. Volgens een onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele bronnen.
Het bericht Duitsland redt energiegigant Uniper en schrapt rechtsgang Nederland |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u bevestigen dat Uniper de rechtszaak tegen Nederland en de samenhangende miljardenclaim heeft ingetrokken?1
In afwachting van goedkeuring door de aandeelhoudersvergadering van Uniper van de bail-out zoals deze door de Duitse autoriteiten is ingericht, is de behandeling van de internationale arbitragezaak opgeschort.
Ik verwacht dat voor het eind van 2022 het besluit van de aandeelhoudersvergadering is genomen en de internationale arbitragezaak definitief is ingetrokken. De Nederlandse rechtszaak loopt overigens door.
Loopt de claim van RWE nog wel?
Ja.
Kunt u eindelijk een overzicht geven van de contacten van uw ministerie met RWE en Uniper, zoals in eerdere Kamervragen verzocht?2
Sinds de rechtszaak is ingediend, is met de partijen niet gesproken over de Wet verbod op kolen. Met de partijen wordt wel regelmatig gesproken over bijvoorbeeld de ontwikkeling van waterstof, de nadeelcompensatie voor de productiebeperking en zaken gerelateerd aan de exploitatie.
Hoe kijkt u naar de nationalisering en gedeeltelijke nationalisering van energieleveranciers, zoals Duitsland dat met Uniper en Frankrijk met EDF gebeurt?
Ik ben op de hoogte van de Duitse en Franse maatregelen gericht op nationalisering van energieleveranciers. Ik ben van mening dat het lidstaten vrij staat belangen te nemen in bedrijven, zolang dit past binnen de Europese kaders voor staatssteun.
Erkent u dat dit een effectieve manier is om de energiekosten van particulieren in de hand te houden en de energiemarkt te stabiliseren?
Het nationaliseren van een energieleverancier zie ik niet als oplossing voor hoge leveringsprijzen en/of om de werking van de energiemarkt te bevorderen. Ook een genationaliseerd energiebedrijf moet elektriciteit en/of gas inkopen op de markt en heeft in de huidige markt te maken met hoge inkoopkosten, die worden doorberekend in de tarieven voor eindafnemers. Het nationaliseren van een energieleverancier leidt dus in beginsel niet tot lagere tarieven voor de eindafnemer.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om de energieleveranciers die in 2021 failliet zijn gegaan te redden, zoals Duitsland en Frankrijk dat hebben gedaan?
Het wettelijk systeem is zo ingericht, dat klanten van een failliete leverancier werden ondergebracht (veelal via restverdeling naar rato van marktaandeel) bij een van de andere energieleveranciers. Hiermee wordt geborgd dat kleinverbruikers ook na een faillissement van hun leverancier aanspraak kunnen maken op levering van energie door een vergunninghoudende leverancier. De leveringszekerheid wordt op die manier geborgd, zodat het nemen van andere maatregelen niet nodig is.
Wel is het faillissement van deze energieleveranciers voor mij en voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aanleiding geweest om te kijken naar de financiële eisen die worden gesteld aan energieleveranciers en naar de positie van de consument bij faillissement van een energieleverancier. Het onderzoek hiernaar zal ik binnenkort naar uw Kamer sturen. Ook is de ACM voornemens het toezicht aan te scherpen.3
Wat is de positie van de Nederlandse overheid als grote energiebedrijven in problemen gaan komen?
Ik verwijs graag naar het verslag van het schriftelijk overleg van de Energieraad op 26 juli 2022 (Kamerstuk 21501–33, nr. 946) waarin ik al eerder heb aangegeven dat het niet mogelijk is om een precieze weergave te geven van wat er gebeurt in geval een groot energiebedrijf in de problemen komt. Een eventueel faillissement van een groot energiebedrijf kan leiden tot onrust op de markt, mogelijke prijseffecten en onzekerheid voor de leveringszekerheid. Dit zou dan ook opgevangen moeten worden. Dit is op dit moment in Nederland echter niet aan de orde.
Het bericht dat Eneco snoeit in de vergoeding voor teruglevering van stroom |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Erkent u dat de verlaging voor de teruglevering van stroom opgewekt door zonnepanelen een klap in het gezicht is van huishoudens die klant zijn van Eneco?1
Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 dient de leverancier een redelijke vergoeding aan de afnemer te betalen voor het deel van de op het net ingevoede hoeveelheid elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Momenteel geldt deze bepaling voor een beperkt aantal kleinverbruikers die elektriciteit opwekken met zonnepanelen. De meeste kleinverbruikers met zonnepanelen voeden per verbruiksperiode minder elektriciteit in op een net dan zij van dat net afnemen. Wanneer bij een kleinverbruiker alle invoeding tegen zijn afname mag worden gesaldeerd, dan is de terugleververgoeding voor diegene niet van toepassing. Bij kleinverbruikers die meer elektriciteit op het net invoeden dan zij afnemen, geldt deze redelijke vergoeding alleen voor het deel van de op het net ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden.
Inmiddels heeft Eneco aangegeven de verlaging van de terugleververgoeding bij vaste contracten terug te zullen draaien en de betreffende klanten hierover te informeren.
Vindt u – net als de consumentenbond – dat Eneco hier een slaatje uit de mogelijkheid dat zij nu verlagen omdat de afspraak dat er tenminste 70% van de energieprijs wordt betaald bij teruglevering is verlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Energieleveranciers zijn vrij de terugleververgoeding zelf vast te stellen, maar deze vergoeding dient wel redelijk te zijn. Het kan daarom zo zijn dat de ene leverancier een hogere vergoeding dan een andere aanbiedt. De redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit geldt op dit moment voor een beperkt aantal kleinverbruikers (zie ook het antwoord op vraag 1).
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de redelijke vergoeding voor een steeds groter deel van de teruggeleverde elektriciteit relevant. Daarom is mijn voornemen om, uit het oogpunt van consumentenbescherming, het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit met ingang van de afbouw van de salderingsregeling (2025) vast te stellen op 80 procent van het kale leveringstarief. Uiteraard staat het leveranciers vrij om meer te betalen dan het wettelijke minimum voor de redelijke vergoeding.
Een minimum vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een goede balans tussen de werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds. Tevens wil ik de redelijke vergoeding van een absoluut maximum in eurocenten voorzien. Dit houdt verband met de sterk fluctuerende waarde van zonnestroom en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit door de geopolitieke ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte stroom op een zonnige dag rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding beschermt energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen een aanzienlijk hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie. De meerkosten die leveranciers verplicht moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een te hoge minimumvergoeding zullen leiden tot hogere elektriciteitstarieven voor alle klanten, dus ook die zonder zonnepanelen.
Bent u bereid om de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te vragen snel nieuwe afspraken te maken met energiebedrijven over een fatsoenlijk teruglevertarief om te voorkomen dat mensen af gaan zien van het aanleggen van zonnepanelen?
Op dit moment moeten leveranciers al een redelijke vergoeding betalen voor de ingevoede elektriciteit die niet gesaldeerd kan worden. De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding.
Uit onderzoek van TNO2 blijkt dat de terugverdientijden van zonnepanelen tot en met 2030 bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling naar verwachting niet hoger zullen zijn dan zeven jaar. Dit maakt zonnepanelen voor huishoudens een zeer aantrekkelijke investering.
Erkent u dat het stimuleren van het opwekken van groene stroom op deze manier lucratief wordt voor private energiebedrijven terwijl de maatschappelijke investering minder rendeert?
Nee. Zoals bij het antwoord op vraag 3 al aangegeven, is het voor huishoudens zeer interessant om te investeren in zonnepanelen, gezien de verwachting dat de terugverdientijden tot en met 2030 niet hoger zullen worden dan zeven jaar.
Wilt u stimuleren dat mensen makkelijker een energie-coöperatie kunnen opzetten om beter opgewekte stroom te kunnen delen en niet afhankelijk te hoeven zijn van de energiebedrijven? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik vind de coöperatieve energietransitie een belangrijke ontwikkeling die ik ondersteun. Coöperatieve elektriciteitsproductie stimuleer ik hoofdzakelijk via de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE). Deze subsidieregeling maakt het voor coöperaties en VvE’s mogelijk om subsidie aan te vragen om gedurende 15 jaar de onrendabele top van een project met zonnepanelen, windturbine(s) of waterkracht te dekken. Aan de subsidie zitten voorwaarden verbonden, die ik ieder jaar evalueer en waar nodig en mogelijk wijzig. Hierbij draag ik er zorg voor dat coöperaties op redelijke wijze aan de voorwaarden kunnen voldoen. Coöperaties die zelf elektriciteit produceren zijn inderdaad minder afhankelijk van de internationale energiemarkt en dit brengt voordelen met zich mee. De SCE opent jaarlijks en ik nodig coöperaties uit een aanvraag in te dienen.
Bent u bereid om met gemeenten te onderzoeken hoe zij kunnen stimuleren dat gemeenschappen makkelijker eigen coöperaties kunnen opzetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is al veel kennis en ervaring opgedaan rond lokale energie-initiatieven. Het mede vanuit de rijksoverheid gefinancierde «HIER opgewekt» is het hiertoe opgerichte kennisplatform en verstrekt hierover o.a. via haar website kennis aan zowel lokale energie-initiatieven zelf als aan samenwerkingspartners van energie-initiatieven: gemeenten, provincies, woningcorporaties en serviceverleners. Gemeenten spelen op verschillende manier een rol in de coöperatieve energietransitie. Gemeenten kunnen zelf invulling geven aan hoe zij de coöperatieve initiatieven in hun gemeenten willen ondersteunen. Het opzetten van een coöperatie is uiteindelijk aan de (groep) burgers en of lokale ondernemers zelf. Ik zie daarom geen directe meerwaarde van een dergelijk onderzoek.
Hoe gaat u voorkomen dat andere energiebedrijven dit slechte voorbeeld van Eneco volgen en ook het teruglevertarief fors verlagen?
Het staat leveranciers vrij om de terugleververgoeding te verlagen, mits afnemers tijdig op de hoogte gesteld worden en de terugleververgoeding redelijk en niet in strijd met de algemene voorwaarden of het bepaalde in het afgesloten contract met de consument is. De ACM is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
De energietoeslag voor studenten |
|
Senna Maatoug (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin zij oordeelt dat het college van de gemeente Nijmegen onterecht studenten uitsluit als gehele groep voor de energietoeslag?1
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Wat betekent deze uitspraak voor andere studenten, zowel in Nijmegen als in andere steden? Verandert deze uitspraak uw advies aan gemeenten om studenten op een andere manier te helpen, bijvoorbeeld via bijzondere bijstand?
Het kan gebeuren dat individuele studenten in de ernstige financiële problemen komen als gevolg van de stijgende energieprijzen. En ook studenten moeten in deze gevallen worden geholpen. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechter heb ik, in overleg met de VNG en gemeenten, meer richting gegeven aan hoe gemeenten kunnen omgegaan met deze individuele gevallen.
Er bestaat naar mijn oordeel een gerechtvaardigde en in principe ook juridisch houdbare reden om studenten als groep uit te zonderen van de energietoeslag. De woonsituatie van studenten is namelijk zeer divers, ook voor wat betreft de energiekosten. Ongeveer de helft van de studenten woont nog thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening. Voor een aanzienlijk deel gaat het bij uitwonende studenten bijvoorbeeld om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten of een gedeelde energierekening.
Een groot deel van de studenten wordt daarmee niet of niet in dezelfde mate geraakt door de stijgende kosten. De generieke toeslag verstrekken zou eveneens betekenen dat alle studenten (vanaf 21 jaar) die binnen de doelgroep vallen de toeslag (van inmiddels 1.300 euro) ontvangen, dus ook thuiswonende studenten. Dit gaat aan het doel van de regeling voorbij, namelijk het ondersteunen van de laagste inkomens bij het betalen van de gestegen energierekening. Ik blijf daarom bij dit advies.
Tegelijkertijd is duidelijk dat er ook studenten zijn met een eigen energiecontract die in de knel (dreigen te) komen door hoge energieprijzen. Studenten kunnen in die gevallen terecht bij de individuele bijzondere bijstand. Uit de uitspraak van de Rechtbank Gelderland2 volgt dat de individuele bijzondere bijstand dan een redelijk alternatief moet bieden voor de eenmalige energietoeslag. Aangezien de voorwaarden voor de energietoeslag per gemeente kunnen verschillen, is niet in het algemeen te stellen wat een redelijk alternatief is. Om richting te geven aan een redelijk alternatief, kan aansluiting worden gezocht bij de criteria die een gemeente hanteert voor de categoriale bijzondere bijstand voor de energietoeslag. Verschillen met deze criteria moeten onderbouwd kunnen worden. Wel is, gezien de diversiteit in woonsituatie, het hebben van een energiecontract op naam een redelijke, aanvullende voorwaarde die gemeenten kunnen stellen. Hiermee wordt voorkomen dat studenten een beroep doen op de toeslag, terwijl ze niet onder de doelgroep vallen. Daarnaast gelden uiteraard de voorwaarden die inherent zijn aan het gekozen instrument van de bijzondere bijstand, zoals een inkomenstoets.
Wat is de huidige stand van zaken van het overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hierover?
Ik ben continu in gesprek met de VNG en verschillende gemeenten. Ik waardeer de constructieve houding van gemeenten in deze gesprekken. Voor de studenten die in ernstige financiële problemen komen als gevolg van de stijgende energieprijzen, heb ik extra middelen beschikbaar gesteld (€ 35 miljoen in 2022) aan gemeenten. Over de wijze van toekenning en de verdeling van de middelen is het kabinet in overleg met gemeenten.3 Uw Kamer wordt over de uitkomst hiervan geïnformeerd.
Welke gemeenten hebben hun beleid al aangepast naar aanleiding van deze uitspraak?
Ik weet niet of en hoeveel gemeenten specifiek naar aanleiding van deze uitspraak hun beleid hebben aangepast.
Hoeveel vergelijkbare rechtszaken lopen er op dit moment?
Gemeenten melden dat ze meer aanvragen van studenten ontvangen. Er wordt niet bijgehouden of en hoeveel rechtszaken er lopen.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat studenten in allerlei steden individuele procedures gaan voeren? Bent u bereid op korte termijn een bindende uitspraak voor alle gemeenten te doen, om nog meer rechtszaken te voorkomen?
In overleg met onder andere gemeenten is afgesproken hoe om te gaan met studenten die in de financiële problemen komen als gevolg van de stijgende energieprijzen (zie ook het antwoord op vraag 2). Dit is ook opgenomen in de handreiking voor gemeenten. Mijn verwachting is dat dit leidt tot gerichte aanvragen van studenten die in aanmerking komen voor de tegemoetkoming en tot minder bezwaar en beroep. Omdat gemeenten binnen de bijzondere bijstand over beleidsvrijheid beschikken, kan ik hier geen bindende uitspraken over doen.
Vindt u dat gemeenten zelf koopkrachtbeleid mogen voeren? Zo nee, is het dan niet onrechtvaardig als de ene student in de ene gemeente wel energietoeslag krijgt, maar de andere student in een andere gemeente niet, terwijl studenten door het hele land te maken hebben met verhoogde energiekosten? Zo nee, waarom niet?
Met de eenmalige energietoeslag is gekozen voor een constructie binnen de bijzondere bijstand. Er zijn ook andere opties overwogen, maar dit was de enige haalbare optie. De keuze voor de bijzondere bijstand laat ruimte voor gemeenten om zelf te bepalen welke eisen gehanteerd worden bij het toekennen van de energietoeslag. In overleg met gemeenten is afgesproken om in de landelijke richtlijn gemeenten te adviseren om studenten als groep uit te sluiten omdat, vanwege de in het antwoord op vraag 2 geschetste diversiteit in de groep studenten, de individuele bijzondere bijstand een betere weg is. De meeste gemeenten hebben dit advies overgenomen. Er zijn echter ook gemeenten die gekozen hebben om bijvoorbeeld uitwonende studenten met een eigen energiecontract voor de energietoeslag in aanmerking te laten komen.
In het algemeen geldt dat de energietoeslag een crisismaatregel betreft om te voorkomen dat huishoudens met een laag inkomen in zeer ernstige problemen komen. De doelgroep is daarom ook gelijk aan de doelgroep die de gemeente stelt voor het reguliere armoedebeleid. Bij de totstandkoming van de energietoeslag moest een evenwicht worden gevonden tussen een regeling die enerzijds zo gericht mogelijk is en anderzijds een zo eenvoudig mogelijke uitvoering, waarbij een zo groot mogelijk deel van de doelgroep de toeslag zonder aanvraagprocedure kon ontvangen. Voor een regeling die meer maatwerk biedt was en is de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten of een andere uitvoerder niet aanwezig. Een zekere mate van over- en ondercompensatie is dus inherent aan deze regeling. Daarbij beoogt de energietoeslag geen koopkrachtreparatie, maar is om de ergste nood te lenigen. Het brede pakket van 2023 heeft wel als doel de koopkracht te herstellen, ook die van studenten.
Overweegt u de mogelijkheid om alsnog een regeling op te zetten via Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)? Zo nee, waarom niet?
De energietoeslag als zodanig past niet in de bestaande systemen van DUO. Het uitvoeren van de energietoeslag door DUO vergt het opzetten van nieuwe processen en systemen, en is daarmee op korte termijn niet mogelijk. Om dit op langere termijn mogelijk maken, zou flink moeten worden geprioriteerd waarbij andere grote opdrachten, zoals de herinvoering van de basisbeurs, in het gedrang komen.
Een andere mogelijkheid, namelijk het verhogen van studiefinancieringsbedragen, vergt een wetswijziging, die niet op korte termijn noch met terugwerkende kracht kan geschieden. Voor studiefinanciering in het hoger onderwijs bestaat de basisbeurs tot de herinvoering daarvan niet en de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel dat de herinvoering regelt is 1 september 2023. Daarnaast is relevant dat DUO de basisbeurs in het mbo voornamelijk in prestatiebeurzen (mbo 1 en 2 uitgezonderd) verstrekt. Dat zijn in principe leningen totdat men (tijdig) afstudeert. Wetswijzigingen met terugwerkende kracht zijn alleen mogelijk voor maatregelen die louter begunstigend zijn, en het verhogen van prestatiebeurzen is dat strikt genomen niet. Daarnaast weet DUO tot de herinvoering van de basisbeurs niet of een ho-student uit- of thuiswonend is. Die informatie is pas na herinvoering van de basisbeurs weer beschikbaar voor DUO als de student studiefinanciering heeft aangevraagd.
Als onderdeel van de koopkrachtbesluitvorming dit jaar heeft het kabinet wel aangekondigd om de basisbeursbedragen voor uitwonende studenten in het collegejaar 2023/2024 te verhogen met 165 euro om tegemoet te komen aan stijgende prijzen. Deze regeling wordt uitgevoerd door DUO.
Bent u ervan op de hoogte dat onder andere in Nijmegen het budget voor de energietoeslag al bijna op is?2 Krijgen gemeenten extra geld om studenten ook de energietoeslag te kunnen geven?
Zoals aangegeven, kunnen studenten die in de financiële problemen komen door de energierekening aanspraak maken op de individuele bijzondere bijstand. Voor deze uitzonderlijke gevallen heb ik extra middelen beschikbaar gesteld (€ 35 miljoen in 2022) aan gemeenten. Over de wijze van toekenning en de verdeling van de middelen gaat het kabinet nog in overleg met gemeenten.
Het gebruik van Energie en de plek waar de miljardenwinsten terecht komen, terwijl de Nederlandse huishoudens in Energie-armoede vervallen |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van de bestemming van het gas dat in Nederland wordt opgepompt in 2022? Dus kunt u aangeven hoeveel gas er wordt gewonnen (uit Groningen, kleine velden en Waddenzee/Noordzee) en naar welk land dat gas toe gaat?
Over 2022 valt nog geen uitspraak te doen over hoeveel gas er wordt gewonnen uit kleine velden op land en op zee, omdat we nog in het lopende jaar zitten. Voor gegevens over de gasproductie verwijs ik u naar de het Nederlandse Olie- en Gasportaal (NLOG) waar de productie per veld op maandbasis weergegeven wordt.1 De winning uit het Groningenveld is dit gasjaar (1 oktober 2021 – 30 september 2022) vastgesteld op 4,5 miljard m3. Over het kalenderjaar 2021 is onlangs het jaarverslag «Delfstoffen en aardwarmte in Nederland» gepubliceerd.2 Hieruit valt op te maken dat in het kalenderjaar 2021 de totale gasproductie 19,1 miljard m3 bedroeg. Hiervan bedroeg in datzelfde kalenderjaar de productie uit het Groningenveld 6,5 miljard m3, de productie op zee 8,9 miljard m3 en de productie op land (inclusief de Waddenzee) 3,7 miljard m3. (NB: de winning uit het Groningenveld in het gasjaar dat liep van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021 bedroeg 7,8 miljard m3).
Het gas dat in Nederland wordt gewonnen (land en zee) wordt ingevoegd in het nationale gastransportnet van Gasunie Transport Services (GTS), waar het wordt vermengd met gas dat wordt geïmporteerd en met gas dat afkomstig is uit gasopslagen. Vervolgens wordt het op die manier in het transportnet aanwezige gas naar afnemers in binnen- en buitenland getransporteerd. Het is daardoor niet herleidbaar waar het gas naartoe gaat als eindbestemming.
De Nederlandse markt is sterk geïntegreerd in de Europese markt zoals ook toegelicht in de Kamerbrief van 14 maart jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 283). Er werd vorig jaar circa 20 miljard m3 aardgas zelf geproduceerd (zoals hierboven ook aangegeven) en 54 miljard m3 geïmporteerd. Een deel van dit gas werd weer geëxporteerd (circa 40 miljard m3) waarvan circa 19 miljard m3, na stikstofconversie, als laagcalorisch gas, en de rest als hoogcalorisch gas (bron: CBS Aardgasbalans; aanbod en verbruik, 4-3-2022). Het gasverbruik in Nederland bedraagt circa 40 miljard m3. Bij een productie van circa 19 miljard m3 betekent dit dat Nederland om aan de binnenlandse vraag te voldoen gas moet importeren
Kunt u aangeven hoeveel geld Gasterra (of andere afnemers) betalen voor het gas?
GasTerra koopt en verkoopt gas op de groothandelsmarkt en de prijzen worden bepaald door internationale ontwikkelingen. Op de internationale markt is de Nederlandse TTF (Title Transfer Facility) een belangrijke en zeer liquide handelsplaats. In Nederland gewonnen gas volgt de internationale marktprijzen.
Kunt u een overzicht geven van de langjarige verplichten die de Nederlandse staat en Nederlandse staatsdeelnemingen (Gasterra, EBN, Gasunie en anderen) zijn aangegaan bij de verkoop van gas? Welk lopende contracten zijn voor 2022, 2023, 2024 en elke van de jaren tot 2030 en tot hoeveel verkoop van gas tegen welke prijs is Nederland contractueel verplicht onder deze contracten?
Gasunie mag niet handelen in gas en EBN verkoopt het haar toekomende in Nederland gewonnen gas aan GasTerra op basis van op gasbeurzen tot stand gekomen gasprijzen. GasTerra verkoopt van oudsher gas aan binnen- en buitenlandse afnemers.
Voor de verkoop aan buitenlandse afnemers zijn door GasTerra in het verleden langetermijncontracten afgesloten. Dit zijn verschillende contracten die regelmatig zijn verlengd en verhoogd, de laatste keer rond 2009. De onder deze contracten aangegane verplichtingen nemen in de loop van de tijd af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de nog resterende verplichtingen in miljarden m3 per jaar:
Gasjaar
Miljarden m3
22/23
17,6
23/24
12,5
24/25
9,9
25/26
7,1
26/27
4,7
27/28
2,5
28/29
0,5
Het gas wordt verkocht op basis van op gasbeurzen tot stand gekomen gasprijzen. De inhoud van deze contracten is vertrouwelijk en deze vertrouwelijkheid is ook in de contracten zelf afgesproken.
Welke langjarige inkoopcontracten is de NL staat (inclusief Gasterra) aangegaan en hoeveel gas kan de Nederlandse staat en/of GasTerra tegen welke prijs van wie inkopen onder deze contracten in 2022, 2023, 2024 en elk van de jaren tot 2030?
De Nederlandse Staat koopt geen gas in. GasTerra koopt gas in van producenten van Nederlandse kleine velden en het heeft nog enkele importcontracten, maar ook die lopen binnen enkele jaren af. Ook onder al deze contracten wordt het gas ingekocht op basis van op gasbeurzen tot stand gekomen gasprijzen. Tevens koopt GasTerra het gas in uit het Groningenveld van NAM. Voor de beprijzing van dit Groningengas verwijs ik naar de Kamerbrief van 13 december 2021 (Kamerstuk 33 529 nr. 932) betreffende uitleg inkomsten gaswinning Groningenveld.
Welke langjarige contracten voor de export van gas heeft Nederland na 2012 (aardbeving in Huizinge) nog afgesloten?
De Nederlandse Staat verkoopt geen gas en GasTerra heeft na 2012 geen nieuwe langjarige exportcontracten meer afgesloten. Alle verplichtingen in de tabel uit vraag 3 zijn vóór 2012 aangegaan en worden afgebouwd vanwege het sluiten van het Groningenveld.
Welke langjarige strategie voor leveringszekerheid van gas heeft Nederland?
Voor de komende jaren ligt de focus op het sterk verminderen van de Nederlandse afhankelijkheid van gas, dit eerst en vooral door de energietransitie naar meer duurzame energiebronnen en het sterk verhogen van de energie-efficiëntie en energiebesparing. Dit alles vermindert de vraag naar gas en verhoogt daarmee de leveringszekerheid van het dan nog benodigde gas. Om de leveringszekerheid van gas verder te versterken wordt in lijn met hetgeen daarover is opgemerkt in het coalitieakkoord en op basis van de recent vastgestelde EU-verordening voor gasopslag, gekomen tot een vulverplichting voor gasopslagen. De gemiddelde vulgraad van de Nederlandse gasopslagen ligt op ruim 79,7% (peildatum 6 september 2022). Er worden ook andere maatregelen genomen om de leveringszekerheid van gas verder te versterken. Voor de aankomende winter is de importcapaciteit voor LNG verdubbeld en daarnaast heeft het Kabinet een plan gepresenteerd om de productie uit de kleine velden te versnellen (zie ook de Kamerbrief over het versnellingsplan gaswinning Noordzee, Kamerstuk 33 529, nr. 1058).
Een specifiek aandachtspunt is de laagcalorische vraag vanuit België, Duitsland en Frankrijk. Van oudsher werd dit gas vanuit Nederland geleverd uit het Groningenveld. Door lagere winning uit het Groningenveld is dit nagenoeg volledig vervangen door geconverteerd hoogcalorisch gas. Omdat conversie van hoog- naar laagcalorisch gas in Nederland plaatsvindt, zijn deze landen voor hun vraag naar laagcalorisch gas nog steeds afhankelijk van import uit Nederland. Gelijktijdig worden deze landen omgebouwd van laag- naar hoogcalorisch gas. Dit verloopt voorspoedig, waardoor zij op afzienbare termijn geen laagcalorisch meer gebruiken en zij niet meer afhankelijk zijn van Nederland.
Welke langjarige strategie voor betaalbaarheid van aardgas voor huishoudens heeft Nederland? Is die strategie afdoende of is de regering voornemens de strategie aan te passen?
Het Nederlandse beleid gaat er sinds jaar en dag vanuit dat de markt zijn werk doet en zo de waarde van het gas op efficiënte wijze bepaalt en tegelijkertijd zorgt voor betaalbaarheid. Door de marktwerking hebben wij lange tijd profijt gehad van relatief lage prijzen op de groothandelsmarkt, en, in het verlengde daarvan, de consumententarieven. Als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne en de inzet van de Russische gasleveringen aan de EU als middel om de Unie onder druk te zetten, zien we dat de markt weliswaar nog functioneert, maar wel met extreem hoge prijzen als gevolg.
Het kabinet onderzoekt dan ook welke gerichte maatregelen mogelijk zijn om de gevolgen van de hoge energieprijzen voor kwetsbare huishoudens zoveel mogelijk te mitigeren. Het kabinet kijkt als onderdeel van de augustusbesluitvorming integraal naar de koopkrachtontwikkeling en neemt daarbij de ontwikkeling van de energieprijzen mee. Het kabinet kijkt daarbij in brede zin naar de mogelijkheden om de koopkracht te ondersteunen van kwetsbare huishoudens.
Welke doelstellingen heeft het kabinet om voldoende gas tegen een betaalbare prijs beschikbaar te hebben voor Nederlandse huishoudens? Hoeveel gas is nodig en wat is een maximaal aanvaardbare prijs?
In de afgelopen jaren bedroeg het Nederlandse gasverbruik ca. 38 miljard m3 per jaar. Daarvan wordt 8 tot 12 miljard m3 gebruikt door huishoudens. Deze vraag van huishoudens is in belangrijke mate door temperatuur bepaald. Het kabinet zet maximaal in op het besparen van de energievraag, het vullen van de gasopslagen en het diversifiëren van de aanleverkanalen van aardgas om de leveringszekerheid te waarborgen de komende winter (en de jaren daarna). Het kabinet heeft vooralsnog geen doelstellingen t.a.v. een maximale prijs. Het beziet kabinet in brede zin de mogelijkheden om koopkrachtondersteuning te bieden aan de huishoudens die dit het hardst nodig hebben.
Het is essentieel om de vraag naar energie terug te dringen, niet alleen om minder afhankelijk te worden van aardgas uit Rusland maar ook om de energierekening te drukken. Hiervoor is de campagne «zet ook de knop om» gestart met praktische tips waarmee huishoudens en ondernemers energie kunnen besparen. Daarnaast worden via het Nationaal Isolatieprogramma slecht geïsoleerde huur- en koopwoningen sneller, slimmer en socialer geïsoleerd, met als doel om 2,5 miljoen woningen te isoleren. Ook wordt de energiebesparingsplicht voor bedrijven aangescherpt en heeft Nederland in Europa aangegeven ambitieuze doelen te stellen via de Energie-Efficiëntierichtlijn.
Hoeveel ontvangt Nederland – de Nederlandse staat – voor de kleine 20 miljard m3 gas die dit jaar wordt opgepompt en hoeveel is het op dit moment op de spotmarkt waard?
Drie posten op de EZK-begroting vormen samen de gasbaten: ontvangsten Mijnbouwwet, dividenduitkering EBN en dividend GasTerra.
In de Voorjaarsnota 2022 zijn de ontvangsten Mijnbouwwet voor dit jaar geraamd op € 2.196 miljoen (eerder werden de ontvangsten voor dit jaar geraamd op € 35 mln.). De verwachte ontvangsten zijn bij VJN dus met € 2.161 mln. omhoog bijgesteld. Dividenduitkering van EBN in 2022 is in de Voorjaarsnota geraamd op € 2.650 mln. In de ontwerpbegroting van 2022 werd de dividenduitkering van EBN geraamd op € 0. Een deel van deze ontvangsten zijn het gevolg van de vergoeding die NAM en EBN ontvangen op basis van het Norg Akkoord. EZK ontvangt jaarlijks een vast dividend van GasTerra ter hoogte van € 3,6 mln.
In de ontwerpbegroting van EZK 2023 worden de geraamde ontvangsten geactualiseerd.
Het is niet aan te geven wat de waarde op dit moment op de spotmarkt is. Ten eerste zijn de prijzen erg volatiel. Binnen enkele weken zijn de prijzen verdubbeld van circa 1,50 Euro/m3 tot bijna 3,0 Euro/m3 en het is niet aan te geven wat de prijzen over een week zullen doen.3 Daarnaast vindt de productie ongeveer gelijkmatig over het gehele jaar plaats en de eerste zes maanden van dit jaar was de gemiddelde prijs ongeveer 1,0 Euro/m3. De waarde van productie kan pas aan het einde van het jaar worden vastgesteld.
Hoeveel extra inkomsten kan de staat (waar 20 miljard kuub gas gewonnen) wordt verwachten door de hogere gasprijs in 2022?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.
Hoeveel extra kosten moeten de Nederlandse huishouden (die samen in de orde van grootte van 10 miljard kuub gas gebruiken) maken door de gestegen gasprijzen?
De extra kosten die Nederlandse huishoudens maken door de gestegen gasprijzen zijn niet precies vast te stellen. De prijzen die huishoudens betalen voor hun elektriciteit en gasverbruik worden bepaald door het (type) contract dat het huishouden heeft met een energieleverancier. De energieleverancier bepaalt de prijs; afhankelijk van het contract is dit een vast of een variabel tarief.
Bent u bekend met het overzicht van de gasprijzen die consumenten in de Europese Unie betalen, gepubliceerd in het FD?1
Ja.
Klopt deze vergelijking of heeft u een andere vergelijking over de gasprijzen in de EU? Zo ja, welke vergelijking is dat dan?
De gasprijs ligt in Nederland volgens het overzicht waarnaar verwezen wordt hoger dan in de rest van Europa, wat het kabinet zorgen baart. Hoewel dit overzicht een indicatie van de verschillen tussen energieprijzen in Europese landen geeft is het niet mogelijk om aan te geven of deze vergelijking klopt, aangezien geen volledige inzage beschikbaar is in de onderzoeksopzet en uitvoering. CBS presenteert ieder kwartaal de gemiddelde prijzen voor aardgas en elektriciteit voor huishoudens5 en Eurostat presenteert ieder halfjaar een overzicht voor alle Europese landen6. Deze overzichten kunnen als alternatief overzicht gebruikt worden, echter lopen deze verder achter op de actualiteiten en kunnen er verschillen bestaan tussen de waarnemingen die door nationale statistiekbureaus aangeleverd worden bij Eurostat. Sommige landen presenteren de gemiddelde prijzen die huishoudens betalen terwijl andere landen alleen de gemiddelde prijzen voor nieuwe klanten presenteren, wat in de huidige situatie van stijgende prijzen tot een overschatting van de gemiddelde prijzen kan leiden.
Hoewel het overzicht waarnaar verwezen wordt actueler is dan de informatie die het CBS en Eurostat publiceren, moet er wel een aantal belangrijke kanttekeningen bij geplaatst te worden. Ten eerste wordt dit overzicht gebaseerd op een maandelijkse steekproef van de energieprijzen die de grootste energieleverancier en directe concurrenten op de eerste dag van de maand aanbieden aan nieuwe klanten in de hoofdsteden van 33 landen. Dit betekent dat het overzicht een gemiddelde prijs presenteert die voor slechts een paar marktpartijen representatief is voor de prijs die aan nieuwe klanten aangeboden wordt. In Nederland is het aanbod, met circa 60 energieleveranciers, groot en bestaat er aanzienlijke spreiding tussen de prijzen die aangeboden worden aan nieuwe klanten. Op 24-8-2022 is bijvoorbeeld te zien op een prijsvergelijkingswebsite met prijzen van 25 leveranciers dat de prijs voor aardgas (incl. heffingen en netbeheerkosten) voor nieuwe klanten in augustus varieert tussen € 1,84/m3 en € 4,63/m3.7 De steekproef is dus zeer bepalend voor de prijs die in het overzicht opgenomen wordt, zeker wanneer het aanbod van prijzen en de spreiding daartussen beperkter is in andere landen.
Ten tweede biedt dit overzicht inzicht in de prijzen die door een klein deel van de markt aan nieuwe klanten aangeboden worden, maar het blijft onduidelijk in welke mate deze tarieven daadwerkelijk afgenomen worden en wat nieuwe klanten daadwerkelijk betalen. Dit overzicht is daarmee ook niet representatief voor de gemiddelde prijs voor energie die huishoudens in Nederland betalen. Huishoudens met lopende contracten zullen momenteel lagere prijzen ervaren en ook bestaande klanten met een variabel contract betalen over het algemeen lagere prijzen dan nieuwe klanten doordat leveranciers voor deze groep ook al eerder heeft kunnen inkopen op de groothandelsmarkt. Hier wordt in dit overzicht geen rekening mee gehouden.
Ten slotte is van belang om mee te wegen dat er in sommige landen direct ingegrepen wordt door de overheid op de consumentenprijs voor gas door middel van prijsplafonds, het aanbieden van een sociaal tarief of andere maatregelen. Dit leidt tot een lagere gasprijs en een lagere energierekening voor huishoudens, maar de kosten van dergelijke maatregelen zullen uiteindelijk elders terugkomen. Daarmee leidt dit niet tot een structurele oplossing voor het feit dat er schaarste is in het aanbod van aardgas in Europa doordat de toevoer vanuit Rusland wordt afgeknepen als drukmiddel.
Het kabinet heeft in 2022 een fors pakket koopkrachtmaatregelen getroffen, die zowel op direct op de energierekening als daarbuiten huishoudens tegemoet komt aan de hogere kosten van levensonderhoud. Het grootste deel van de maatregelen is echter niet direct terug te zien in de gasprijs, bijvoorbeeld de verhoging van de vaste korting op de energiebelasting met circa 225 euro en de verlaging van de energiebelasting voor elektriciteit die alle huishoudens direct op de energierekening ontvangen. Daarnaast is er voor huishoudens met een laag inkomen een extra toeslag van 1.300 euro beschikbaar via de gemeente, welke huishoudens onder andere ondersteunt met het betalen van de energierekening. Dit leidt vanzelfsprekend tot een vertekend beeld wanneer uitsluitend naar de consumentenprijs voor energie in verschillende Europese landen gekeken wordt.
Hoe verklaart u dat het op dit moment mogelijk is om een gascontract voor ongeveer 1,60 euro/m3 (12,99 cent/kwH met een aantal bijkomende kosten) af te sluiten in België, maar dat een vergelijkbaar contract in Nederland ongeveer een euro duurder is?2
De prijs die wordt aangeboden in een contract komt tot stand op basis van verschillende factoren, zoals de kostprijs / inkoopprijs van elektriciteit of gas, welke deels wordt bepaald door de energiemix, de netwerkkosten en nationale heffingen/belastingen zoals de energiebelasting en btw. Doordat lidstaten verschillend om kunnen gaan met bijvoorbeeld het heffen van belasting op energie kunnen hierdoor verschillen ontstaan in de prijzen. Zo is de Nederlandse energiebelasting op aardgas aanzienlijk hoger dan de belasting op aardgas in België en werd de gasprijs in Nederland in juli voor circa 25% door belastingen bepaalt, tegenover slechts 7% in België.9
Klopt het dat opwekken van elektriciteit via kolen, windturbines, een nucleaire centrale of zonneparken op dit moment tussen de ongeveer 3 en 10 cent per kWh kost en dat het op de spotmarkt ongeveer 40 cent oplevert, waardoor winstmarges van tussen de 300% en 1000% optreden?
De marginale kostprijs voor het opwekken van elektriciteit hangt af van specifieke factoren per productie-installatie, zoals het type productie-installatie, de leeftijd van deze installatie, de specifieke gebruikte techniek voor het produceren van elektriciteit en de contracten die zijn afgesloten voor de inkoop van grondstoffen of de verkoop van elektriciteit. In algemene zin kan wel worden gezegd dat, wanneer er geen sprake is van vastgelegde contracten voor de verkoop van elektriciteit, hogere elektriciteitsprijzen leiden tot hogere winsten en dat deze fors kunnen zijn voor bedrijven met een lage marginale kostprijs.
Klopt het dat sommige exploitanten van wind op zee (in de gebieden bij Borsele) nog steeds 6 tot 13 cent subsidie per KwH opgewerkte energie krijgen ook bij de huidige energieprijzen? Is er in de subsidievoorwaarden nog een maximummarktprijs opgenomen waarbij de exploitanten geen subsidie krijgen?
Het antwoord op deze vraag is op dit moment nog niet te geven, maar naar verwachting zullen vergunninghouders van windparken op zee over dit jaar geen of nauwelijks subsidie ontvangen voor de geproduceerde elektriciteit.
Van de huidige windparken op zee ontvangen de windparken Luchterduinen (eigenaren: Eneco en Inpex), Gemini (eigenaren: Northland Power, Siemens, HVC en Alte Leipziger/Hallesche) en Borssele (eigenaren Borssele I en II: Ørsted; eigenaren Borssele III en IV: Blauwwind-consortium) subsidie onder de SDE-regeling. De SDE vergoedt het verschil tussen het bedrag waarvoor is ingediend bij de SDE (voor Luchterduinen en Gemini) of het winnende bod op de tenders (voor Borssele) en het correctiebedrag. Het correctiebedrag is in belangrijke mate gebaseerd op de marktwaarde van de geproduceerde elektriciteit. Het definitieve jaargemiddelde correctiebedrag wordt na afloop van elk kalenderjaar bepaald. Voor het jaar 2022 vindt de bepaling dus begin 2023 plaats.
Indien het correctiebedrag hoger is dan het indieningsbedrag wordt geen subsidie verstrekt. De indieningsbedragen voor Luchterduinen en Gemini bedragen 18,1 respectievelijk 16,9 eurocent per kilowattuur (kWh). Voor de windparken Borssele I en II betreft het 7,27 eurocent per kWh en voor de windparken Borssele III en IV 5,45 eurocent per kWh. Naar verwachting zal het definitieve correctiebedrag voor 2022 hoger uitkomen dan deze niveaus, waardoor deze windparken geen subsidie zullen ontvangen. Mocht in de toekomst het correctiebedrag onder de genoemde basisbedragen uitkomen dan zal er wel weer subsidie naar deze windparken vloeien. De windparken op zee die na de Borssele-windparken zijn vergund hebben alle een vergunning op basis van een subsidievrije tender en ontvangen daarom in het geheel geen subsidie, ook niet bij eventuele toekomstige lage elektriciteitsprijzen.
Ten slotte zij vermeld dat hoge marktprijzen zich niet één op één laten door vertalen naar een hogere winst. Exploitanten van windparken op zee leggen, afhankelijk van hun risicobereidheid, het marktprijsrisico, en prognoses van de elektriciteitsprijzen, een deel van hun leveringen vast in afnamecontracten voor de langere termijn. Doordat prijzen in deze contracten vast staan voor een langere periode groeien inkomsten uit deze contracten niet mee met een stijgende marktprijs.
Acht u die winstmarges op het opwekken van elektriciteit via kolen, wind, zonne-energie of nucleaire energie het gevolg van normale ondernemingsrisico’s die genomen zijn?
In algemene zin heeft het kabinet geen moreel oordeel over winsten die bedrijven met een winstoogmerk boeken als gevolg van het ondernemingsrisico dat zij nemen, zolang dit binnen de regels gebeurt en zij hierover benodigde belasting afdragen. Voor een uitgebreidere beschouwing over de winsten van energiebedrijven verwijs ik naar de Kamerbrief over een belasting op excessieve winsten van energiebedrijven (Kamerstuk 32 140, nr. 134).
Vindt u het fair dat burgers, die via een opslag op de energrekening (ODE) windstroom, zonnestroom en stilgelegde kolenentrales met miljarden gesubsidieerd hebben – en bij de nucleaire centrale effectief garant zullen staan voor de ontmanteling –, nu aan dezelfde producent de hoofdprijs betalen voor hun energie?
De kasuitgaven van de SDE worden gefinancierd uit de algemene middelen en werden altijd gedekt via de ODE-heffing. Met het Coalitieakkoord is besloten om de ODE en de SDE los te koppelen, waardoor de ODE-tarieven niet meer zullen meebewegen met de SDE-kasuitgaven. Als gevolg hiervan zal er dus geen sprake zijn van de huidige indirecte koppeling tussen de SDE-uitgaven en de ODE-tarieven.
Daarnaast vertalen de hoge marktprijzen zich niet één op één door naar een hogere winst voor exploitanten van SDE-projecten. Exploitanten van dit soort projecten leggen, afhankelijk van hun risicobereidheid, het marktprijsrisico, en prognoses van de elektriciteitsprijzen, een deel van hun leveringen vast in afnamecontracten voor de langere termijn. Doordat prijzen in deze contracten vast staan voor een langere periode groeien inkomsten uit deze contracten niet direct mee met een stijgende marktprijs. Hierdoor kan dus niet direct geconcludeerd worden dat de projecten die SDE-subsidie ontvangen, ook de hoge groothandelsprijzen ontvangen.
Het kabinet heeft volle aandacht voor de hoge energierekening van huishoudens en de impact hiervan op de koopkracht. Het kabinet onderzoekt dan ook welke gerichte maatregelen mogelijk zijn om de gevolgen van de hoge energieprijzen voor kwetsbare huishoudens zoveel mogelijk te mitigeren. Het kabinet kijkt daarbij in brede zin naar de mogelijkheden om de koopkracht te ondersteunen van kwetsbare huishoudens. U wordt hier op Prinsjesdag over geïnformeerd.
Zie u wegen om de prijs van elektriciteit voor consumenten te verlagen, bijvoorbeeld op de wijze die Spanje en Portugal gedaan hebben?
Interventie in energieprijzen is in beginsel niet toegestaan voor alle huishoudens, en daarmee onuitvoerbaar. Op grond van Europese regelgeving (artikel 5, lid 1 & 2, Richtlijn 2019/944) zijn elektriciteitsleveranciers in beginsel vrij om zelf de prijs waarvoor zij aan afnemers leveren vast te stellen.
Op grond van Europese regelgeving zijn er twee mogelijkheden waarbij interventie wel is toegestaan, deze zijn onderzocht en niet haalbaar of effectief:
Ingrijpen voor een beperkte groep; dit vergt een selectie van die beperkte groep «kwetsbare en energiearme huishoudens» door bijvoorbeeld de Belastingdienst. De Belastingdienst geeft aan hier geen uitvoeringscapaciteit voor te hebben.
Ingrijpen voor alle huishoudens. Hiervoor gelden strengere eisen, waaronder de eis dat de gereguleerde prijs boven de kostprijs moet liggen (in ieder geval over een langere periode). Daarmee biedt deze mogelijkheid in de huidige situatie weinig ruimte voor oplossing. De kostprijs ligt hoog en dus zal de minimumprijs ook hoog zijn en zal de impact op de koopkrachtontwikkeling gering zijn.
In Spanje wordt middels een prijsplafond op de groothandelsprijs van aardgas de kosten voor elektriciteitsopwekking met gascentrales verlaagd. Door de elektriciteitsopwekking met gascentrales te subsidiëren, dalen de groothandelsprijzen voor elektriciteit en daardoor uiteindelijk ook de consumentenprijzen voor elektriciteit. Echter leidde dit tot een verstoorde prijsprikkel, waardoor in de eerste maanden een sterk negatief effect zichtbaar was en de energiebesparing afnam. Daarnaast is in Portugal een sociaal tarief ingevoerd voor een afgebakende groep huishoudens.
Of dit voor Nederland mogelijk en uitvoerbaar is, dient nader te worden bekeken en is onderdeel van de augustusbesluitvorming.
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger op 6 januari 2022 aan de Kamer schreef: «Ik heb aan NAM gevraagd om voor de verschillende varianten in de rapportage van GTS de operationele strategie van het huidige gasjaar te herzien en te berekenen hoe in de verschillende varianten de druk zich in het gasveld ontwikkelt. TNO heb ik gevraagd op basis hiervan een aanvulling te maken op de seismische dreigings- en risicoanalyse van 2021. Dit zal worden voorgelegd aan SodM, zodat SodM kan adviseren over de veiligheidsrisico’s van een verhoging van de gaswinning in dit gasjaar?3
Ja.
Kunt u de aanvullende analyse van TNO en het advies van SodM integraal aan de Kamer doen toekomen?
Uw Kamer is op 1 april 2022 geïnformeerd over de adviezen van TNO en SodM (Kamerstuk 33 529, nr. 996). Deze adviezen zijn tevens beschikbaar gesteld via de website van RVO.11
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De gasopslag Norg |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat gasopslag Norg inmiddels voor 80% is gevuld, maar dat sinds 6 augustus geen injectie meer plaatsvindt?
GasTerra is erin geslaagd de gasopslag Norg al in de eerste week van augustus 2022 tot 80% te vullen. GasTerra heeft de opdracht gekregen om de berging Norg tot 4,8 bcm (80%) te vullen. Het kabinet gaat een subsidie uitwerken om Gasopslag Norg verder te vullen.
Wat zijn de redenen om gasopslag niet verder te vullen dan 80%?
Als de zomerprijzen voor gas hoger liggen dan de winter termijnprijzen (een zogenaamde negatieve spread), dan is er geen commerciële rationale om gasopslagen te vullen. Op grond van marktwerking zullen deze gasopslagen daarom niet «vanzelf» verder worden gevuld.
Is het, vanwege de leveringszekerheid van gas voor de komende winter, niet verstandig om gasopslag Norg te blijven vullen?
Ja, daarom gaat het kabinet een subsidie uitwerken om gasopslag Norg verder te vullen.
Wat zijn de belemmeringen voor een hogere vullingsgraad dan 80% voor Norg?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het aanhouden van een hogere gasvoorraad zorgt voor een lagere risicopremie die wordt doorberekend aan de consument?
De prijs op de gasmarkt wordt door vele factoren bepaald. De gasmarkt (de LNG markt in het bijzonder) is bovendien een mondiale markt. Ceteris paribus kan een hogere gasvoorraad bijdragen aan leveringszekerheid en daarmee onzekerheid over de prijs/volatiliteit beperken. Hoe groot dat effect is voor individuele delen van de gasmarkt (landen/segmenten) en de bergingen waar deze delen toegang toe hebben, is moeilijk te zeggen. In een onzekere aanvangssituatie met slecht tot matig gevulde bergingen aan het begin van het vulseizoen waarbij met overheidssteun bergingen in veel landen maximaal gevuld worden kan er van deze vulling sprake een prijsopdrijvend effect uitgaan, ook om op de mondiale markt te zorgen dat gas naar Europa gaat. Op enig moment zullen deze kosten weer doorgerekend worden aan de eindgebruikers. Hoe kosten worden doorgerekend is eveneens afhankelijk van veel factoren: de bestaande type contracten, strategieën van gashandelaren en energieleveranciers, overheidsbeleid (zoals de Nederlandse heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van GTS om de gemaakte subsidiekosten te verhalen), etc. Uiteindelijk is de ondersteuning door de overheid van het vullen van de bergingen bedoeld omwille van de leveringszekerheid en niet (primair) om kosten te verlagen; met het borgen van de leveringszekerheid wordt de mogelijkheid van scenario’s van tekorten – met zeer hoge economische en maatschappelijke kosten vandien – voorkomen.
Wat is er in het Norg Akkoord afgesproken over de vullingsgraad?
Met ingang van gasjaar 2019/2020 zal tot en met 30 september 2027 op andere wijze gebruik worden gemaakt van Norg UGS, waardoor de gaswinning uit het Groningenveld eerder definitief kan worden beëindigd met inachtneming van de leveringszekerheid van de markt voor laagcalorisch gas. Dat betekent dat de gasopslag Norg op grond van het Norg Akkoord wordt gevuld tot het niveau dat nodig is om de markt voor laagcalorisch gas te kunnen bedienen. Over verdere vulling zijn in het Norg akkoord geen afspraken gemaakt. Het vullen van Norg UGS met pseudo Groningen-gas («pseudo G-gas») in plaats van gas uit het Groningenveld leidt tot verdere reductie van de winning uit het Groningenveld.
Gaat een hogere vullingsgraad in Norg ten koste van de vulling van andere gasopslagen zoals Bergermeer?
Alle bergingen worden zodanig gevuld dat de totaal beschikbare opslagcapaciteit tot minimaal 80% is gevuld, zoals we in Europa hebben afgesproken. Het is de verwachting dat de gasopslagen in Grijpskerk en Alkmaar per 1 oktober volledig zijn gevuld. Bergermeer blijft gevuld worden en met de Kamerbrief wordt uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende opdracht voor EBN om Bergermeer maximaal te vullen.
De Nederlandse gasprijs als hoogste in Europa |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse huishoudens betalen nu hoogste gasprijs in Europa»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Nederland inmiddels de hoogste gasprijs heeft van de hele EU (ruim twee keer zo hoog als het EU-gemiddelde en zelfs elf keer zo hoog als in Hongarije)? Baart het u zorgen? Gaat u hier iets aan doen? Of vindt u het wel prima dat de Nederlanders worden uitgeknepen?
Het kabinet heeft volle aandacht voor de hoge energierekening van huishoudens en de impact hiervan op de koopkrachtontwikkeling. De prijzen zijn sinds het najaar fors gestegen en de impact hiervan wordt steeds zichtbaarder. Bij overzichten van prijzen in andere EU-landen wordt voor wat de Nederlandse situatie betreft vaak uitgegaan van cijfers voor nieuwe variabele contracten, die duurder zijn dan bestaande contracten, terwijl voor andere landen een gewogen gemiddelde wordt gehanteerd.
Daarnaast worden de meeste maatregelen die dit jaar getroffen zijn door het kabinet om de gevolgen te compenseren, zoals de energietoeslag, hierin niet meegenomen. Een dergelijke vergelijking geeft dus niet altijd een volledig beeld. Desondanks deelt het kabinet de zorg over de gevolgen van deze stijging en houdt daarmee ook rekening bij de begroting van 2023.
Bent u ervan op de hoogte dat de gasprijs minder hard is gestegen in landen met een groter aandeel kolen- en kernenergie in hun energiemix? Deelt u dan ook de mening dat als u de Hemwegkolencentrale niet – lachend met de duim omhoog! – had gesloten, de productiebeperking van de overige kolencentrales eerder had opgeheven, überhaupt geen productiebeperking had ingesteld én eerder nieuwe kerncentrales had gerealiseerd, wij nu minder in de penarie hadden gezeten?
De gasprijs ligt in Nederland volgens dit overzicht hoger dan in de rest van Europa, wat het kabinet zorgen baart. De verschillen met sommige landen zullen waarschijnlijk gedeeltelijk aan de specifieke marktomstandigheden en gedeeltelijk aan de presentatie van de data te wijten zijn.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het van belang om de kanttekeningen bij het overzicht waarnaar verwezen wordt in overweging te nemen. Door deze beperkingen kan niet eenduidig geconcludeerd worden op basis van dit overzicht dat de verschillen in consumentenprijzen voor aardgas tussen Europese landen direct gerelateerd kunnen worden aan de specifieke energiemix.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de Minister-President: «We hebben op dit moment al [energie]pakketten die behoren tot de grootste van Europa. Als je het vergelijkt met andere landen, doen we al heel veel»?2 Staat u achter deze woorden of deelt u de conclusie dat andere landen in werkelijkheid veel méér doen dan Nederland om de gestegen energielasten te compenseren (Oostenrijk 6,95% van het bbp, Duitsland 1,26% van het bbp, Nederland 0,76% van het bpp)?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft het kabinet dit jaar een fors pakket koopkrachtmaatregelen getroffen. Ik ben van mening dat het kabinet veel doet, ook in vergelijking met andere landen, om steun te bieden aan huishoudens. De ontwikkelingen volgen elkaar snel op en de effectiviteit van de maatregelen is niet uitsluitend afhankelijk van het totale budget dat ingezet wordt. Er dient vooral gekeken te worden naar het effect op de huishoudens die deze steun nodig hebben. De Europese Commissie houdt een overzicht bij van haar besluiten in het kader van staatssteunbesluiten onder het Temporary Crisis Framework. Ik verwijs u graag naar dit overzicht voor de door lidstaten getroffen maatregelen.3
Het kabinet heeft dit jaar circa 7 miljard euro aan koopkrachtmaatregelen getroffen, waarvan circa 6,5 miljard euro gericht aan (kwetsbare) huishoudens. Het kabinet heeft zich ingezet om de steun te richten op kwetsbare huishoudens, zodat het beschikbare budget zoveel als mogelijk terecht komt bij de huishoudens die dit ook het hardst nodig hebben. Zo heeft het kabinet circa 1,4 miljard uitgetrokken voor een tegemoetkoming van 1.300 euro aan huishoudens met een laag inkomen, terwijl er bijvoorbeeld in Oostenrijk met circa de helft van dit budget een bedrag van 150 euro compensatie aan huishoudens geboden wordt. Daarbij is het ook van belang om integraal naar de koopkrachtontwikkeling te kijken.
Zoals aangegeven wordt er momenteel gekeken naar de koopkrachtontwikkeling en wat mogelijk is om huishoudens aanvullend tegemoet te komen aan de hoge inflatie. Hierbij gaat de voorkeur uit naar gerichte maatregelen, omdat deze effectiever ingezet kunnen worden om de huishoudens die de steun het hardst nodig hebben te helpen. Hierover wordt uw Kamer met Prinsjesdag geïnformeerd.
Kunt u een volledig overzicht verstrekken van de prezieze maatregelen die ieder EU-land inmiddels heeft genomen om de gestegen energieprijzen te verzachten en daarbij aangeven hoeveel de stijging procentueel wordt gecompenseerd?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat energie een basisbehoefte is en voor iedereen betaalbaar moet zijn? Zo ja, wat vindt u er dan van dat een nieuw energiecontract momenteel gemiddeld € 6.500 per jaar kost, ruim € 4.000 méér dan een jaar eerder?3 Hoe denkt u dat een gemiddeld huishouden dit in ‘s hemelsnaam kan betalen?
Het kabinet heeft volle aandacht voor de hoge energierekening van huishoudens en de impact hiervan op de koopkrachtontwikkeling. De prijzen zijn sinds het najaar fors gestegen en de impact hiervan wordt steeds zichtbaarder. Het kabinet kijkt integraal naar de koopkrachtontwikkeling en neemt daarbij de ontwikkeling van de energieprijzen mee. Het is helaas niet mogelijk om de inflatie voor iedereen overal voor alle gevolgen volledig te compenseren. Mede gelet op de ontwikkelingen, zit het kabinet niet stil. Zonder hulp zouden er immers mensen in betalingsproblemen komen. Zo heeft het kabinet voor dit jaar een pakket aan maatregelen getroffen. Daarin worden onder andere de energiebelastingen, de brandstofaccijnzen en de btw op energie verlaagd. Tevens wordt een energietoeslag van € 1.300 via de gemeenten verstrekt. Op Prinsjesdag wordt uw Kamer hierover geïnformeerd, naast de koopkrachtmaatregelen die het kabinet wil nemen om huishoudens te ondersteunen.
Deelt u de conclusie dat energie allesbehalve betaalbaar is en dat u veel te weinig doet om de huishoudens te helpen? Wat gaat u wanneer voor hen doen om te voorkomen dat zij hier helemaal aan onder doorgaan?
Zie antwoord vraag 6.
Indien u nog een greintje fatsoen hebt, bent u dan bereid om de vele miljarden bedoeld voor stikstof, Afrika, Oekraïne, de EU etc. eerst aan uw eigen volk te besteden?
Zie antwoord vraag 6.