De VNG-pilot blurring |
|
Joël Voordewind (CU), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat gemeenten in de uitvoering van de VNG-pilot blurring daadwerkelijk in strijd handelen met de Drank- en Horecawet, aangezien u eerder liet weten te willen bezien op welke wijze gemeenten invulling zouden geven aan de VNG-pilot?1
Dit kan ik niet in zijn algemeen voor alle gemeenten beantwoorden, maar uit jurisprudentie van de rechtbank Utrecht2 blijkt dat de rechter heeft geoordeeld dat de gemeente Nieuwegein, die aan de VNG pilot deelneemt, in strijd met de DHW heeft gehandeld. Ik zal de burgemeester van Nieuwegein om toelichting vragen.
Klopt het dat deze pilot inmiddels in 50 gemeenten op circa 1.000 locaties wordt uitgevoerd?
Ik heb geen inzage in de lijst met deelnemende gemeenten. Ik kan deze vraag daarom niet beantwoorden.
Deelt u ook de mening dat de VNG-pilot niet verder gedoogd mag worden aangezien hierbij de wet wordt overtreden? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven welke maatregelen u bereid bent te nemen om per omgaande de Drank- en Horecawet te handhaven? Deelt u de mening dat uw eerdere waarschuwing aan de VNG van 18 januari jl. niet het gewenste effect heeft opgeleverd? Welke maatregelen bent u bereid te nemen om een einde te maken aan de VNG-pilot blurring?
Gemeenten dienen overtredingen van de Drank- en Horecawet te handhaven en niet te gedogen. 26 mei heb ik met leden van de commissie veiligheid en bestuur van de VNG gesproken. Bij dit gesprek heb ik nogmaals er op aangedrongen de VNG pilot te beperken tot initiatieven die passen binnen de kaders van de DHW.
VNG heeft aangegeven dat de pilot in de praktijk gaat om individuele afspraken tussen gemeenten en ondernemers. Omdat ik geen overzicht heb van hetgeen deze afspraken inhouden, kan ik de schadelijkheid c.q. de redelijkheid hiervan niet beoordelen.
In de tussentijd heeft de Rechtbank Utrecht een uitspraak gedaan over de VNG pilot in Nieuwegein, zoals ook in antwoord 1 aangehaald. Ik ga ervan uit dat andere gemeenten deze uitspraak zullen bestuderen en waar nodig toepassen op de invulling van hun taken en bevoegdheden in deze.
Bent u ook van mening dat het gedogen van de VNG-pilot een verkeerd signaal afgeeft wat betreft het bevorderen van alcoholgebruik buiten horecagelegenheden?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat de VNG gemeenten informeert hoe zij dienen te reageren op handhavingsverzoeken van de SlijtersUnie of het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP)? Bent u bereid om zo snel als mogelijk in gesprek te treden met de VNG om dit een halt toe te roepen, en indien noodzakelijk, af te dwingen?
Het staat de VNG als belangenbehartiger van gemeenten vrij om gemeenten te ondersteunen, maar het moge duidelijk zijn dat ik over de handelwijze van de VNG gedurende dit traject niet te spreken ben. De VNG is een pilot gestart die in de praktijk tot overtredingen van de DHW leidt. Ik ga er van uit dat de recente gerechtelijke uitspraak van Rechtbank Utrecht aanleiding is voor de VNG om nog eens kritisch naar de pilot te kijken.
Heeft u kennisgenomen van het opiniepanel van EenVandaag waaruit blijkt dat 75% van de 25.000 ondervraagden zich tegen blurring keert? Deelt u dan ook de conclusie dat de voordelen van blurring absoluut niet opwegen tegen de overweldigende nadelige effecten?
Ik heb kennis genomen van de opiniepeiling. Ik neem dit mee in de evaluatie van de DHW die momenteel plaatsvindt.
Bent u ervan op de hoogte dat inmiddels supermarkten ook toegelaten zijn tot de pilot? Deelt u de mening dat supermarkten ook directe commerciële belangen hebben bij het aanbieden van alcoholische dranken terwijl zij deze ook verkopen? Deelt u de mening dat deze praktijken direct negatieve gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid? Deelt u de mening dat alcohol schenken in winkels ook een verkeerde uitstraling heeft op jongeren onder de 18 jaar en dat onderzoek een causaal verband heeft aangetoond tussen de beschikbaarheid van alcohol en de toename in alcoholgebruik? Zo ja, bent u bereid om de VNG aan te spreken op het feit dat supermarkten toegelaten worden tot de pilot?
Daar ben ik van op de hoogte, het commerciële belang van supermarkten bij verkoop van alcohol lijkt mij evident, zoals dit ook speelt bij alle overige deelnemers aan de pilot. Over «hoe normaal» alcohol in het alledaagse winkelaanbod zou moeten zijn, ook met oog op de gestelde leeftijdsgrens, ga ik graag met uw Kamer in gesprek n.a.v. de bevindingen uit de evaluatie van de DHW. Literatuur wijst in algemene zin inderdaad uit dat groter aanbod kan leiden tot meer consumptie en meer consumptie tot hogere sterfte- en ziektecijfers. Ik zie geen aanleiding op over dit specifieke punt met de VNG te spreken.
De aankoop van een olieraffinaderij door het land Aruba |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: Citgo-deal levert jaarlijks ruim 50 miljoen florin op?1
Bent u bekend met het bericht: Citgo Aruba to Invest $ 450M to $ 650M to Reopen Idle Refinery?2
Bent u bekend met het bericht: Citgo, Aruba clinch deal to reactive refinery?3
Wie koopt de Citgo raffinaderij op Aruba? Wie ondertekent het contract?
De aankoop van de raffinaderij van de huidige eigenaar (Valero) geschiedt door de regering van Aruba. Voor zover bekend lopen op dit moment de onderhandelingen daarover nog.
In hoeverre is Nederland betrokken bij de aankoop van deze raffinaderij?
De aankoop van de raffinaderij door de regering van Aruba is een landsaangelegenheid. Om die reden heeft Nederland hierbij geen betrokkenheid.
Voor welk bedrag wordt de Citgo raffinaderij gekocht?
Zie het antwoord op vraag 4.
Is er al een leasecontract getekend met Citgo? Zo ja, voor hoe lang en tegen welke productie en prijs? Zo nee, waarom niet?
Zoals u toegezegd in het wetgevingsoverleg van 23 juni jl. ontvangt u voor het reces van mij een brief met de mij thans beschikbare informatie over de door Aruba gesloten overeenkomsten ten aanzien van het heropenen van de raffinaderij.
Hoeveel belasting gaat Citgo elk jaar minimaal betalen aan Aruba? Waarop is dit bedrag gebaseerd? Wordt deze belasting ook berekend als er geen productie is?
Zie antwoord vraag 7.
Kan Nederland aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schulden als gevolg van de aankoop van deze raffinaderij?
Nee
In hoeverre kan er een vergelijking gemaakt worden met de ISLA-raffinaderij?
Voor zover mij bekend zijn de onderhandelingen over de aankoop van de Valero raffinaderij door Aruba niet afgerond. Het Arubaanse parlement zal zich over de aankoop ook nog moeten uitspreken.
In hoeverre sprake is van een gelijkenis met de aankoop van de ISLA op Curacao in 1985, kan ik op grond van de beperkt beschikbare openbare informatie niet beoordelen.
In hoeverre betaalt Nederland mee met de aanleg van een gasaanvoer vanuit Venezuela naar Aruba? Hoeveel kost deze gasaanvoer? Is deze gasaanvoer al aanbesteed? Zijn er al ontwerpen van deze gasaanvoer?
Nederland betaalt hier niet aan mee.
Waarmee wordt de raffinaderij momenteel verwarmd? Wat gebeurt er als de gasanvoer niet tot stand komt?
Voor zover mij bekend wordt op dit moment (sterk vervuilende) stookolie gebruikt. Wat het eventuele gevolg is van een niet tot stand komen van de geplande gasleiding vanuit Venezuela is mij onbekend.
In hoeverre is de opvang van uitlaatgassen van de Citgo om algen te kweken al mogelijk? Hoeveel bedragen de kosten om dit systeem aan te leggen? Wat is de opbrengst? Welk risico brengt dit systeem met zich mee als blijkt dat er geen algen gekweekt kunnen worden? Wie draagt hiervoor het financiële risico?
In hoeverre is de grond onder de Citgo raffinaderij verontreinigd? Wie draagt hiervoor de verantwoordelijkheid? Wie draagt hiervoor de financiële risico’s?
Welk bedrag zit er momenteel in het amoveringsfonds? Is dit bedrag toereikend? Zo nee, hoe wordt dit fonds aangevuld?
In hoeverre is de milieuwetgeving op Aruba al in werking getreden?
Voor zover mij bekend is er een nieuwe «Milieuwet» in voorbereiding en nog niet ter behandeling aan de Staten aangeboden.
Hoeveel capaciteit heeft de Citgo raffinaderij? Welke eindproduct levert de Citgo? Hoeveel vaten ruwe olie zijn hiervoor nodig? Waar worden deze vaten ruwe olie ingekocht?
Zie antwoord op vraag 7 en 8.
In de hiervoor genoemde brief verstrekt de Arubaanse Minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu meer informatie over het voorgenomen productieproces. Zo wordt een dagelijkse nominale productiecapaciteit van 209.000 vaten per dag genoemd.
Verzekeraar Ennia op de Antillen |
|
Ronald van Raak |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat volgens een rapport van De Nederlandsche Bank uit 2015 over Ennia Caribe het resort Mullet Bay op Sint-Maarten is ingebracht voor 240 miljoen Antilliaanse gulden?1
Als gezegd heeft Ennia haar zetel in Curaçao en valt daarmee onder het prudentieel toezicht van de CBCS. Voor zover bij DNB toezichtinformatie beschikbaar is over Ennia, geldt dat DNB op grond van artikel 1:20 van de Wfm BES een geheimhoudingsplicht heeft. Dat betekent ook dat ik als systeemverantwoordelijk Minister van DNB geen toezichtinformatie ontvang over individuele financiële instellingen. Om die redenen beschik ik niet over informatie om deze vragen te kunnen beantwoorden.
Of klopt het dat, zoals Ennia zelf beweert, het genoemde resort is ingebracht voor 571 miljoen gulden en getaxeerd zou zijn op 771 miljoen?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat is volgens uw inschatting een reële huidige waarde van Mullet Bay?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de volgens «Het Financieele Dagblad» door De Nederlandsche Bank getrokken conclusie over mogelijke conflicten van belangen binnen Ennia? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de conclusie dat «balletje-balletje» is gespeeld met geld tussen Ennia Leven (eigenaar Hushang Ansary), Mullet Bay (Ansary) en S&S (Ansary)? Deelt u de conclusie dat dit tot een in de verzekeringsindustrie ongekend concentratierisico leidt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de CEO dat Ennia financieel gezond is?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de conclusie van extern account KPMG dat Ennia financieel en organisatorisch gezond is?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer worden de jaarrekeningen door het externe accountantsbureau KPMG geaudit?
Uit het publiek beschikbare jaarverslag van Ennia («financial highlights» zoals via de website van Ennia vindbaar) maak ik op dat Ennia in ieder geval is geaudit door KPMG in de jaren 2010 tot en met 2014. Ik beschik niet over informatie over audits en het accountantsbureau in de periode voorafgaand aan 2010.
Welke mogelijkheden hebben gedupeerde Ennia-cliënten, mocht blijken dat de externe accountant de boeken van Ennia niet adequaat controleert?
Zie in dit verband mijn antwoorden op de vragen 1, 2, 3, 5, 8 en 9 van de leden De Vries en Bosman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3409). Gedupeerde cliënten zouden Ennia of de betrokken accountant – indien deze zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd – in rechte kunnen betrekken. Hoe precies, hangt af van het toepasselijke recht. Het Burgerlijk Wetboek BES kent in ieder geval de mogelijkheid om een actie op grond van een onrechtmatige daad in te stellen (Burgerlijk Wetboek Boek 6, Artikel 162 e.v.).
Wie was eindverantwoordelijk voor de screening van de persoon Hushang Ansary, toen deze rond 2005 zijn intrede deed in de financiële wereld in de voormalige Nederlandse Antillen?3
Ten tijde van het land Nederlandse Antillen (tot 10 oktober 2010) was de Bank Nederlandse Antillen (BNA), de rechtsvoorganger van de CBCS, verantwoordelijk voor het toezicht op financiële instellingen op alle eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk, uitgezonderd Aruba. Aangenomen kan worden dat de BNA op grond van de Nederlands-Antilliaanse landsverordeningen ter regulering van de financiële sector verantwoordelijk was voor de screening van bestuurders en houders van een gekwalificeerde deelname in een financiële instelling te Curaçao. Voor de BNA ben ik niet verantwoordelijk geweest; welke rol de BNA had en hoe zij haar verantwoordelijkheid nam, is mij niet bekend. DNB had destijds geen formele toezichtrol in het land Nederlandse Antillen.
Welke rol had de Bank Nederlandse Antillen (BNA) destijds in deze screening en hoe is deze verantwoordelijkheid genomen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke rol had De Nederlandsche Bank (DNB) destijds in deze screening en hoe is deze verantwoordelijkheid genomen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke rol had het Ministerie van Financiën in Nederland destijds in deze screening en hoe is deze verantwoordelijkheid genomen?
Het Nederlands Ministerie van Financiën had en heeft geen rol bij de toetsing van bestuurders van financiële ondernemingen in het Koninkrijk der Nederlanden, dus niet in het Europese deel van Nederland, niet op de BES-eilanden en ook niet in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de betrokken regelgeving en houdt toezicht op afstand op de toezichthouders onder zijn verantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat ik mij niet meng in individuele toezichtbeslissingen, waaronder individuele toetsingen.
Hoe kunt u de bezorgde klanten van Ennia op Aruba, Bonaire, Curaçao en Sint-Maarten verzekeren dat De Nederlandse Bank in samenwerking met de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten adequaat toeziet op deze verzekeraar?
Zie in dit verband mijn antwoorden op de vragen 1, 2, 3, 5, 8 en 9 van de leden De Vries en Bosman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3409).
Hoe kunt u garanderen dat de mensen op Aruba, Bonaire, Curaçao en Sint Maarten volledig en zonder zorg verzekerd kunnen zijn van hun polissen en pensioenen? Zo nee, welke mogelijkheden staan hen ter beschikking om de verzekeraar, de externe accountant en hun toezichthouders aan te spreken?
Zie antwoord vraag 9.
De berichten “Antilliaanse verzekeraar leeg getrokken”, “Balletje-balletje op de Antillen met reserves van verzekeraar Ennia” en “Spin in het Antilliaanse web verschijnt in vizier van DNB” |
|
Aukje de Vries (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de bovenstaande berichten uit Het Financieele Dagblad van 10 juni 2016?1 Wat vindt u van deze berichten? Wat zijn de gevolgen als een verzekeraar zoals Ennia op Curaçao omvalt (ook in financiële zin)?
Wij kennen de berichten en vinden deze zorgelijk. Het is belangrijk dat verzekeraars die actief zijn op de BES-eilanden financieel gezond zijn zodat ze de aanspraken van hun polishouders kunnen nakomen. Over de gevolgen van het omvallen van een verzekeraar op Curaçao wil ik niet speculeren en bovendien zijn de eventuele gevolgen van een dergelijk omvallen doorgaans moeilijk van tevoren te voorspellen.
Het prudentieel toezicht op banken en verzekeraars op Curaçao en Sint Maarten wordt uitgevoerd door de CBCS. Verzekeraar Ennia heeft haar zetel op Curaçao en valt onder toezicht van de CBCS. Het toezicht op banken en verzekeraars op Aruba wordt uitgevoerd door de Centrale Bank van Aruba (CBA). De CBCS valt onder de verantwoordelijkheid van de landsbesturen van Curaçao en Sint Maarten. De CBA valt onder de verantwoordelijkheid van het landsbestuur van Aruba.
Curaçao en Sint Maarten zijn, net als Nederland, autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden die verantwoordelijk zijn voor hun eigen landsbestuur en wet- en regelgeving. De BES-eilanden zijn openbare lichamen en functioneren als bijzondere gemeenten van Nederland. Ze vormen een eigen jurisdictie, met eigen wet- en regelgeving die alleen op de BES geldt en niet in het Europese deel van Nederland. Nederlandse wetten zijn, behoudens een beperkt aantal expliciet gemaakt uitzonderingen, in de BES niet van toepassing. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de BES-eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. In het Statuut van het Koninkrijk is daarom bepaald dat er voor de BES specifieke regels kunnen worden gesteld of maatregelen kunnen worden getroffen.
DNB is aangewezen als verantwoordelijke voor de goede werking van het betalingsverkeer en voor het (prudentieel en integriteits-)toezicht op financiële instellingen met een zetel op de BES. Daarnaast is de AFM aangewezen als verantwoordelijke voor het gedragstoezicht op financiële instellingen met een zetel op de BES en voor het toezicht op de integriteit van adviseurs en bemiddelaars. Waar het gaat om financiële instellingen met zetel in het buitenland is de AFM verantwoordelijk voor het gedragstoezicht op de activiteiten die deze instellingen in of vanuit de openbare lichamen verrichten.
Op de BES zijn vooral bijkantoren gevestigd van financiële instellingen die hun zetel hebben op Curaçao en Sint Maarten.2 Prudentieel toezicht op bijkantoren is primair de verantwoordelijkheid van de toezichthouder van het land waar de zetel is gevestigd (de hometoezichthouder). Voor de bijkantoren op de BES van financiële instellingen met zetel op Curaçao en Sint Maarten is dat dus de CBCS. DNB heeft als toezichthouder van het land van ontvangst (hosttoezichthouder) slechts beperkte mogelijkheden om op de financiële positie van bijkantoren op de BES-eilanden toe te zien. Het prudentieel toezicht door DNB is beperkt tot de governance(beheerste en integere bedrijfsvoering) van deze bijkantoren met betrekking tot hun activiteiten op de BES. Daarnaast is DNB belast met het integriteitstoezicht op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering BES (Wwft BES) en de Sanctiewet. Alleen voor zover een bank of verzekeraar zijn zetel heeft op de BES-eilanden, houdt DNB het volledige prudentiële toezicht. Er is op dit moment één bank met zetel op de BES gevestigd. Er zijn geen verzekeraars met zetel op de BES-eilanden.
Over de kwaliteit van het lokale toezicht door CBCS merk ik op dat DNB in de Staat van het Toezicht 2015 haar zorgen heeft geuit over het functioneren en de integriteit van de CBCS.3 In het licht van die zorgen vroeg DNB om een explicitering van haar informatiebevoegdheden als hosttoezichthouder op de bijkantoren die primair onder CBCS toezicht vallen. De wetgever heeft die wens tot ruimere informatiebevoegdheden ten aanzien van buiten de BES gelegen hoofdkantoren gehonoreerd (zie verder antwoord op vraag 6 en 7).
Ik ben niet bekend met eventuele bepalingen in de regelgeving voor de financiële sector van Curaçao, Sint Maarten of Aruba die toezien op het redden van lokale financiële instellingen met belastinggeld. De Nederlandse overheid staat hiervoor niet garant en draagt ook geen verantwoordelijkheid in geval van faillissement van een financiële instelling met zetel op Curaçao, Sint Maarten of Aruba. Indien een verzekeraar of bank met zetel op Curaçao of Sint Maarten faalt, kan dit echter wel gevolgen hebben voor de BES-eilanden indien de betrokken financiële instelling door middel van een bijkantoor of via grensoverschrijdende dienstverlening klanten heeft op de BES. Polis- of rekeninghouders op de BES zouden in dat geval ook worden gedupeerd. Daarom hecht ik belang aan adequaat financieel toezicht op instellingen die actief zijn op de BES-eilanden zodat zij financieel gezond zijn en de aanspraken van hun polis- en rekeninghouders kunnen nakomen.
Wie houdt toezicht op de verzekeraar Ennia, maar natuurlijk ook op andere verzekeraars en banken op Curaçao, Aruba en Sint Maarten? Wat is de kwaliteit van de lokale toezichthouders op Curaçao, Aruba en Sint Maarten, zoals de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS)? Welke gevolgen kan slechte kwaliteit van de lokale toezichthouders voor Nederland hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de exacte rollen en verantwoordelijkheden van De Nederlandsche Bank (DNB) bij het financieel toezicht en dit soort kwesties op Curaçao, maar ook op Aruba en Sint Maarten? Welke bevoegdheden heeft DNB, bijvoorbeeld om in te grijpen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat DNB onderzoek heeft gedaan naar de verzekeraar Ennia op Curaçao? Zo ja, waarom? Klopt het dat DNB een vernietigend rapport heeft geschreven over de verzekeraar Ennia? Van welke datum is dit rapport? Klopt het dat DNB in 2011 al is gewaarschuwd voor problemen bij de verzekeraar Ennia? Waarom is er toen niet iets mee gedaan?
Als hiervoor uitgelegd, is de verantwoordelijkheid van DNB voor het toezicht op Ennia zeer beperkt. Ennia heeft haar zetel op Curaçao en daarmee is de CBCS, net zoals zij dat in 2011 was, verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op Ennia. Toezicht door DNB is beperkt tot integriteit, governance en bedrijfsvoering en heeft alleen betrekking op de activiteiten op of vanuit de bijkantoren op de BES.
DNB heeft, vanuit haar beperkte toezichttaak en -verantwoordelijkheid richting de polishouders op de BES, naar aanleiding van signalen over problemen bij Ennia in het najaar van 2013 bij de CBCS informatieverzoeken gedaan. Vervolgens is DNB met de CBCS in overleg getreden over de toezichtaanpak, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een onderzoek bij Ennia. In juni 2015 heeft DNB haar bevindingen in een vertrouwelijk rapport aan Ennia verzonden. DNB heeft op grond van artikel 1:20 van de Wet financiële markten BES (Wfm BES) een geheimhoudingsplicht. Vanwege onder meer deze geheimhoudingsplicht van DNB – die als doel heeft om eventuele schadelijke gevolgen voor de betrokken instelling te beperken – en vanwege mijn systeemverantwoordelijkheid als Minister – waarbij geldt dat ik in principe geen informatie over individuele onder toezicht staande instellingen van DNB ontvang – is het voor mij niet mogelijk om de vragen over de inhoud van het rapport en over eventuele eerdere waarschuwingen en acties te beantwoorden.
Wat betekent dit uiteindelijk allemaal voor de verantwoordelijkheid van Nederland voor de financiële instellingen op Curaçao, Aruba en Sint Maarten? Wat betekent dit voor Nederland en de Nederlandse belastingbetaler in het geval een financiële instelling, bijvoorbeeld een bank of verzekeraar, op Curaçao, Aruba en/of Sint Maarten dreigt om te vallen of omvalt door wanbeheer en/of falend toezicht van de (lokale) toezichthouder? In hoeverre zou Nederland deze financiële instelling dan moeten redden? Deelt u de mening dat dit volstrekt onwenselijk en ondenkbaar? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre zorgen de in het artikel genoemde extra bevoegdheden voor DNB en uitbreiding van haar mandaat ook direct dan wel indirect voor extra verantwoordelijkheden voor Nederland en welke gevolgen heeft dit? Hoe was de verantwoordelijkheid van Nederland anders geweest?
In het licht van de zorgen die DNB uitte over het functioneren en de integriteit van de CBCS, heeft de wetgever de wens van DNB met betrekking tot explicitering van informatiebevoegdheden ten aanzien van buiten de BES gelegen hoofdkantoren (zetels) gehonoreerd. Per 1 april 2016 is, met inwerkingtreding van de Wet financiële markten 2016, artikel 3:20, eerste lid, van de Wfm BES gewijzigd. Met die wijziging is geëxpliciteerd dat DNB op grond van de Wfm BES bevoegd is om bij het hoofdkantoor van die bank of verzekeraar (ook als dat hoofdkantoor buiten de BES ligt) informatie op te vragen. DNB is daardoor niet in alle gevallen volledig afhankelijk van informatie die beschikbaar wordt gemaakt door die hometoezichthouder. Deze explicitering van de bevoegdheid van DNB verandert niets aan de verdeling van de verantwoordelijkheden in het prudentieel toezicht; deze blijft zoals die was en betekent voor DNB dat DNB alleen beperkt prudentieel toezicht kan uitoefenen ten aanzien van de bijkantoren op de BES.
Wat wordt bedoeld met de passage in het DNB-jaarverslag 2015: «In het licht van toenemende zorgen hieromtrent heeft DNB gevraagd om uitbreiding van haar prudentiële toezichtbevoegdheden. Inmiddels is de wens tot ruimere informatiebevoegdheden door het Ministerie van Financien gehonoreerd.»? Wanneer heeft DNB die bevoegdheden gekregen, van wie en in welk kader?
Zie antwoord vraag 6.
Is er op Curaçao, Aruba en/of Sint Maarten wet- en regelgeving voor de financiële sector, om er net als in Nederland en Europa, voor te zorgen dat de financiële instellingen niet langer gered hoeven te worden door de belastingbetaler? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Indien er een risico bestaat dat Nederland financiële instellingen moet redden op Curaçao, Aruba en/of Sint Maarten, wat doet u dan om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat de Nederlandse belastingbetaler niet (meer) gaat opdraaien voor falende financiële instellingen op Curaçao, Aruba en/of Sint Maarten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is een en ander geregeld voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), die bijzondere gemeenten zijn van Nederland? Wat zijn de daar de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden? Vallen deze onder alle wet- en regelgeving van Nederland en onder de Nederlandse toezichthouder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De eenheid van regeringsbeleid ten aanzien van het raadgevend referendum |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u het eens met de stellingen:
Ten aanzien van het Oekraïne-referendum heeft de Minister-President tijdens het vragenuur van de Tweede Kamer op 14 juni 2016 gewezen op het complexe speelveld waarop het kabinet op een verstandige manier probeert om te gaan met de uitslag van het referendum. Daarnaast heeft hij opgemerkt dat zijn uitlating over referenda (in algemene zin) een persoonlijke opvatting is.
Ten aanzien van de Wet raadgevend referendum heeft Minister Plasterk tijdens de parlementaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel dat tot die wet heeft geleid, namens het kabinet, neutraal geadviseerd. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de regering het wetsvoorstel zal bekrachtigen indien het door beide Kamers wordt aangenomen (Handelingen I 2013/14, nr. 26, item 8, blz. 16). Dat heeft de regering op 30 september 2014 ook gedaan (Stb. 2015, 122). Overigens wijs ik erop dat de wet een evaluatiebepaling bevat.
Wat is het standpunt van de regering op beide onderwerpen?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze beschouwt u de uitslag van het Oekraïne-referendum als desastreus, zoals verwoord in de eerste stelling?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de tweede stelling zich tot het door u gegeven neutrale advies in de Eerste Kamer over zowel het raadgevende als het correctieve referendum?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe wordt met de uitlatingen van de Minister-President de eenheid van het regeringsbeleid bevorderd?
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot vaststelling van de begrotingsstaat van onder meer het Ministerie van Algemene Zaken voor het jaar 2016 is uiteengezet hoe invulling wordt gegeven aan de bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid, bedoeld in artikel 45, derde lid, van de Grondwet (Kamerstuk 34 300-III, nr. 2, blz. 22–23). Uit deze uiteenzetting blijkt dat individuele bewindspersonen zich mogen uitlaten over onderwerpen van algemeen regeringsbeleid indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan volgt dat de eenheid van beleid niet aan de orde kan zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer sprake is van beschouwingen over de langere termijn. Daarvan is in het onderhavige geval sprake. Zoals ik hiervoor heb opgemerkt, heeft het kabinet in 2014 immers neutraal geadviseerd over het initiatiefwetsvoorstel dat tot de Wet raadgevend referendum heeft geleid, en heeft het dit wetsvoorstel later ook bekrachtigd. Bovendien is er, afgezien van de voorbereiding van de wettelijk voorgeschreven evaluatie van de Wet raadgevend referendum en die van het referendum dat op 6 april jl. heeft plaatsgevonden, geen sprake van ontwikkeling van beleid of regelgeving door het kabinet ten aanzien van referenda.
Wat vindt u ervan dat de Minister-President zijn privé en/of partijopvatting verkondigt tijdens een speech voor internationale parlementariërs in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van Nederland en de Nederlandse regering?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de Kamer voor de begrotingsbehandelingen een notitie te doen toekomen waarin geschetst wordt wanneer publieke uitlatingen van ministers, in welke vorm, op welk moment of via welk medium dan ook, geacht moeten worden een uiting te zijn van het regeringsbeleid – mede in het licht van artikel 45 Grondwet – en wanneer hun uitlatingen als privé of partij-uiting gekwalificeerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De stijging van externe inhuur bij gemeenten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw verklaring voor de stijging van externe inhuur van personeel door gemeenten?1
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat gemeenten steeds meer geld besteden aan duur extern personeel?
Bent u bereid om, samen in met de VNG, met voorstellen te komen hoe de «Roemernorm» ook bij gemeenten toegepast kan worden?
Het bericht “Gemeentelijke e-mail slecht beveiligd” |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeentelijke e-mail gênant slecht beveiligd?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de beveiliging van gemeentelijke e-mail?2 3
Ja.
Is het waar dat nog steeds vrijwel geen enkele gemeente voldoet aan de verplichte beveiligingsstandaarden voor e-mail? Zo ja, heeft u zicht op hoeveel gemeente niet voldoen aan de verplichte beveiligingsstandaarden voor e-mail? Zo nee, waarom niet?
In het bericht wordt gerefereerd aan de open beveiligingsstandaarden DKIM+SPF+DMARC (anti-phishing), DNSSEC (domeinnaambeveiliging) en STARTTLS (beveiligde verbindingen).
DKIM+SPF en DNSSEC staan op de pas-toe-of-leg-uit lijstvan het Forum Standaardisatie. DMARC en STARTTLS in combinatie met DANE zijn kandidaat om opgenomen te worden. De open standaarden die op de pas-toe-of-leg-uit lijst staan, zijn verplicht bij aanschaf, aankoop, aanbesteding of ontwikkeling van nieuwe diensten.
Volgens cijfers van het Bureau Forum Standaardisatie [https://www.forumstandaardisatie.nl/fileadmin/os/publicaties/Monitor_OSb_2015_Definitief.pdf] was DKIM in 2015 bij 77 gemeenten geïmplementeerd. Concluderend meldt het rapport (p. 24): «Iets meer dan één vijfde van de domeinnamen van overheden is in 2015 voorzien van een DKIM-configuratie. De verschillen tussen de verschillende overheden zijn niet groot.»
Voor deze standaarden is door het Nationaal Beraad een adoptie-impuls afgesproken, met het streefbeeld om de beveiligingsstandaarden die reeds op de pas-toe-of-leg-uit-lijst staan (TLS, DKIM+SPF en DNSSEC) – daar waar van toepassing – uiterlijk eind 2017 te hebben geïmplementeerd.
Gemeenten werken op verschillende fronten aan de bestrijding van spam en phishing. In de eerste plaats gaat het om het vergroten van de bewustwording binnen gemeenten; dit geldt eveneens voor burgers en bedrijven. In de tweede plaats zijn er additionele maatregelen zoals antispam- en antivirusoplossingen voor e-mail en firewallinstellingen.
De Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD) maakt factsheets rond de implementatie van DMARC, SPF en DKIM, om gemeenten op de hoogte te brengen van de standaarden en de voordelen van het implementeren ervan. Verder informeert IBD de betrokken leveranciers van klantcontactcentra, hostingpartijen, providers e.d. over de standaarden, zodat ze zich klaar kunnen maken voor vragen van gemeenten.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat, vanwege de gebrekkige beveiliging van e-mailverkeer van gemeenten, de persoonsgegevens die worden uitgewisseld in verkeerde handen kunnen vallen? Zo ja, hoe gaat u de desbetreffende gemeenten daar op aanspreken? Zo nee, waarom niet?
De betreffende standaarden DKIM / DMARC en SPF zorgen voor e-mailauthenticatie; hiermee wordt het mogelijk dat de ontvanger de identiteit van de afzender deels controleert. De standaarden hebben een belangrijke functie bij de mogelijke herkenning van spam en phishing voor zover deze gebruik maken van spoofing (waarbij een verzender zich voordoet als een ander).
Gebruik van deze standaarden is één van de schakels in de bestrijding van phishing en de beveiliging van persoonsgegevens. Omdat behalve gebruik van deze standaarden ook andere maatregelen genomen worden, onderschrijf ik niet dat door het enkele feit dat deze standaarden niet worden gebruikt persoonsgegevens in verkeerde handen vallen.
Heeft u er zicht op in hoeveel gemeenten geen STARTLLS-standaard wordt aangehouden en er daardoor geen beveiligde internetverbinding mogelijk is?
De standaard STARTTLS is in combinatie met DANE (voor beveiligde mailverbindingen) in behandeling genomen door het Forum Standaardisatie en kan daardoor, mogelijk al in 2016, worden opgenomen op de lijst met open standaarden. Het Forum Standaardisatie zal vanaf dan ook de implementatie bij aanschaf, aankoop en aanbestedingen monitoren.
Wat is volgens u de oorzaak van het probleem dat gemeenten de verplichte internetstandaarden voor de beveiliging van e-mail niet aanhouden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze standaarden in alle gemeenten gehandhaafd worden?
De internetstandaarden die op de pas-toe-leg-uit-lijststaan, zijn verplicht bij aanschaf, aankoop, ontwikkeling of aanbesteding van nieuwe diensten, tenzij er een zwaarwegende reden is om hiervan af te wijken. Het handhaven in bestaande situaties is niet aan de orde. De versnelde implementatie is onderdeel van een lokaal afwegingskader.
Door het uitvoeren van een impactanalyse heeft de IBD uitgezocht welke impact de implementatie van deze standaarden voor gemeenten heeft. Hieruit blijkt dat de implementatie van de standaarden meer impact heeft naarmate de organisatie groter en complexer is. Voor met name DMARC moeten alle gemeentelijke mailstromen in kaart zijn gebracht en worden vertaald in beveiligingsregels. Het fout instellen van deze standaarden leidt tot een verstoring in e-mail van en aan de gemeente.
Zoals ik uw Kamer heb aangegeven in mijn brief met uitgangspunten wetgeving GDI (Kamerstuk 26 643 nr. 373) werk ik in deze wet aan een grondslag waarmee – nader te bepalen – standaarden uit de pas-toe-of-leg-uit-lijst wettelijk verplicht kunnen worden gesteld voor bestuursorganen, onder andere voor uniformering voor burgers en bedrijven, en het garanderen van communicatie. Daarbij speelt ook informatiebeveiliging een rol. De VNG onderschrijft die uitgangspuntenbrief.
Hebben de gemeenteraden en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voldoende middelen om toezicht te houden op de naleving van de wettelijk geldende eisen voor de verwerking van persoonsgegevens? Geven de gemeenteraden en de AP voldoende prioriteit aan het toezicht houden op de naleving van de wettelijk geldende eisen voor de verwerking van persoonsgegevens? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat hier meer prioriteit aan wordt gegeven? Zo ja, hoe kan het dan nog steeds mis gaan?
Gemeenteraden bestaan uit gekozen volksvertegenwoordigers. Op grond daarvan en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van gemeenten voortvloeiend uit de Grondwet en de Gemeentewet, voeren gemeenten hun wettelijke taken zelfstandig uit. In die zin acht ik gemeenteraden en het gemeentebestuur zeer wel in staat om zorg te dragen voor de naleving van privacyregels en voor een afdoende niveau van de gemeentelijke informatieveiligheid. Desalniettemin kan het Rijk op grond van de Gemeentewet – in het kader van interbestuurlijk toezicht – toezicht houden op het gemeentebestuur. Dat is bij mijn weten nog niet voorgekomen in het geval van tekortkomingen op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens of informatieveiligheid.
Het specifieke toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens wordt gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP richt als onafhankelijke toezichthouder haar eigen toezicht in. In het uitvoeren van haar toezichthoudende en handhavende taak stelt de AP prioriteiten op basis van criteria, zoals de ernst en de duur van de overtreding.
De AP dient haar taken in onafhankelijkheid te kunnen uitoefenen, zonder inmenging van buitenaf. Daarnaast kan ik u mededelen dat er geen signalen bekend zijn waaruit blijkt dat de AP tekortschiet in het houden van toezicht op de naleving van de wettelijke eisen voor de verwerking van persoonsgegevens.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vele vragen die gesteld zijn over de beveiliging en verwerking van persoonsgegevens in gemeenten?4 5 6 7
Ja.
Deelt u de mening dat gemeenten onzorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van hun inwoners? Deelt u de mening dat het bericht «Gemeentelijke e-mail gênant slecht beveiligd» past in dit beeld?
Neen. Gemeenten hebben zich gecommitteerd aan de beveiliging van persoonsgegevens en hechten hieraan grote waarde. De implementatie van open standaarden heeft een plek in de activiteiten die gemeenten ontplooien om het gemeentelijk informatielandschap te beveiligen conform de uitgangspunten en kaders van hun gemeenschappelijk normenkader de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG). De volgorde van implementatie van maatregelen (ook technische detailmaatregelen, maar vooral ook fysieke en organisatorische maatregelen) is gebaseerd op een lokale risicoafweging waar het college van B&W voor verantwoordelijk is.
Zijn er volgens u ook goede voorbeelden van gemeenten die voldoen aan alle wettelijke eisen en zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van burgers? Welke zijn dit? Waarom lukt het hier wel? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit goede voorbeeld gedeeld wordt met andere gemeenten?
Zonder in te gaan op de specifieke casuïstiek van individuele gemeenten, zijn er voorbeelden bekend van gemeenten waar bijvoorbeeld de gemeentelijke rekenkamer onderzoek heeft gedaan naar de mate van beveiliging van informatie. Dergelijke onderzoeken stellen college en raad in de gelegenheid om het niveau van informatieveiligheid te verhogen.
Uiteraard moeten gemeenten voldoen aan wettelijke eisen en dienen ze zorgvuldig om te gaan met persoonsgegevens. Dat wil niet zeggen dat er nooit iets mis gaat. Gemeenten werken aan bewustwording bij medewerkers, werken aan informatieveiligheid en weten zich gesteund door de IBD. De IBD draagt ook bij aan kennisdeling op het gebied van best practices. Daarnaast is privacy een belangrijk onderdeel van het programma ISD van de VNG. Ook via dat programma worden vele goede praktijken van gemeenten gedeeld.
Wat vindt u het voorstel om naast de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) een privacy-BIG in te stellen om de privacy van burgers te waarborgen? Bent u inmiddels in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) over de haalbaarheid van zo'n privacy-BIG en wat is de stand van zaken met betrekking tot dit voorstel?
De Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) maakt deel uit van de Resolutie Informatieveiligheid waarmee de leden van de VNG op 29 november 2013 hebben ingestemd. Een voorstel om daarnaast een privacy-BIG in te stellen, lijkt me in dat kader iets voor de gemeenten om te besluiten.
VNG en gemeenten vinden, net als ik, een goede omgang met privacy zeer belangrijk. Onlangs werd op de ALV van de VNG privacy als prioriteit op de agenda gezet met het Position Paper Privacy. Gemeenten geven daarin aan dat het borgen van privacy en een correcte gegevensbescherming in alle gemeenten van groot belang zijn en een zeer belangrijke basis voor het vertrouwen van burgers, bedrijven, ketenpartners en medeoverheden in gemeenten. Gemeenten willen hun inzet op het gebied van het privacyvraagstuk versterken en collectiviseren. In het position paper zijn hiervoor tien actiepunten opgenomen. Een van de actiepunten houdt in dat de VNG in overleg met bestuurders (waaronder ook raadsleden), ambtenaren, ketenpartners en experts onderzoek doet naar de mogelijkheid om gezamenlijke privacykaders (normen) te ontwikkelen. Ik blijf in contact met de VNG over de ontwikkelingen en voortgang hiervan.
De voortgang van het openbaren van nieuwe categorieën overheidsinformatie |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezegging in uw brief van 15 december 2015 om begin 2016 het onderzoek over het openbaar stellen van nieuwe categorieën overheidsinformatie, begeleid van een kabinetsappreciatie, naar de Kamer te sturen?1
Ja.
Kunt u nader specificeren wanneer de Kamer dit onderzoek, inclusief een kabinetsappreciatie, kan verwachten, gelet op het feit dat het begrip «begin 2016» weliswaar geen vastomlijnde definitie kent, maar het in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijk is om de maand juni onder dit begrip te scharen?
Het rapport «Steen voor steen de rivier over» van Andersson Elffers Felix (AEF) en de kabinetsreactie op dat rapport, verzend ik voor het zomerreces aan de Tweede Kamer. In dit rapport geeft AEF de bevindingen weer van het onderzoek naar het openbaar maken van nieuwe categorieën overheidsinformatie.
Kunt u specificeren wat u in uw brief van 15 december 2015 bedoelt met de opmerking dat «de pilots actieve openbaarheid in het kader van de moties Voortman en Oosenbrug, en de pilot open spending op lokaal niveau, opgeschaald worden»? Op welke manier komt deze lokale «opschaling» tot uitdrukking?
De ministeries van Buitenlandse Zaken, Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben zich op 1 oktober 2015 aangesloten bij de pilot die gericht is op het openbaar maken van onderzoeksrapporten. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap startten hier al eerder mee. In het najaar informeer ik de Kamer nader over de uitkomsten uit deze pilots. Bij een positieve uitkomst worden kaders ontwikkeld voor zowel het actief openbaar maken van rapporten als een rijksbrede implementatie van de ontwikkelde aanpak.
Hoewel het geen expliciete doelstelling is van deze pilots, die ook als actiepunt 4 opgenomen zijn in het actieplan 2016–2017 «Open overheid in actie», staat het andere bestuursorganen vrij om van deze kaders gebruik te maken. Het netwerk dat door het actieplan is ontstaan biedt overigens goede mogelijkheden voor kennisdeling, zodat ook andere bestuursorganen hiermee aan de slag kunnen gaan.
In de pilot «open spending», oftewel «Open over geld: open spending detaildata» (actiepunt 5 van het actieplan) werken onder andere gemeenten, provincies en de Open State Foundation niet alleen aan de kwaliteit van de data maar ook aan de verbreding van de pilot. Het is de bedoeling dat steeds meer decentrale overheden zich hierbij aansluiten. Ik merk daarbij op dat in de afgelopen periode enkele nieuwe gemeenten en provincies geïnteresseerd zijn geraakt in open spending detaildata. Hun data zal later dit jaar gepubliceerd worden op de website www.openspending.nl.
De uitspraken van de Koning over de EU |
|
Martin Bosma (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de toespraak van de Koning van heden in het Europees parlement waaruit blijkt dat hij tegen een Brexit is door te stellen dat «het Europese boeket niet compleet is zonder de English rose»? Is het waar dat de Koning zich daarmee keert tegen een mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU?
Voornoemde toespraak van de Koning is uitgesproken onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Het standpunt van het kabinet is dat het beter is voor Nederland, voor het Verenigd Koninkrijk en voor de EU dat het Verenigd Koninkrijk bij de EU blijft.
Zo ja, vindt u het dan gepast het Nederlands staatshoofd in te zetten in uw eurofiele campagne voor het behoud van het megalomane totalitaire project zonder draagvlak genaamd de EU, dat onze nationale soevereiniteit heeft gekaapt en de Britse kiezer op die manier probeert te beïnvloeden?
Zie antwoord vraag 1.
Realiseert de Koning zich dat een vertrek uit de EU juist ervoor zorgt dat we onze eigen identiteit (inclusief Koningshuis) juist eerder behouden? Realiseert hij zich ook dat een vertrek uit de EU juist betekent dat we onze soevereiniteit terugwinnen en weer baas worden over ons eigen land, geld en grenzen? Zo neen, wilt u hem dat dan vertellen of aangeven dat de eerste ondertekenaar van deze vragen dat zelf volgend jaar na de verkiezingen zal komen doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
Het bericht "Gemeenten helpen jongeren met schulden" |
|
Perjan Moors (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten helpen jongeren met schulden»?1
Ja.
Klopt het dat jongeren met problematische schulden vaak niet in aanmerking komen voor schuldhulpverlening? Zo ja, is dit gemeentelijke beleidsvrijheid of houdt wet- en regelgeving dit tegen?
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening staat een brede toegang tot de schuldhulpverlening voor en staat in die zin niet toe dat specifieke groepen de toegang tot de schuldhulpverlening wordt geweigerd. Enige uitzondering hierop vormt de niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling. De schuldhulpverlening staat in die zin open voor jongeren.
Specifiek voor het schuldregelen – een van de producten binnen de schuldhulpverlening – zij opgemerkt dat dit een product is waarvoor jongeren moeilijk in aanmerking kunnen komen. Het schuldregelen ziet op het treffen van een betalingsregeling met de verschillende schuldeisers. Jongeren beschikken meestal over een zeer beperkte afloscapaciteit, waardoor het moeilijk is om tot een regeling te komen.
Een en ander laat onverlet dat andere producten binnen de schuldhulpverlening (bijvoorbeeld een stabilisatietraject of budgetcoaching) jongeren ook kunnen ondersteunen indien zij met problematische schulden kampen. Ik moedig gemeenten aan daar waar een schuldregeling niet tot de mogelijkheden behoort om van deze producten gebruik te maken.
Welke mogelijkheden zijn er binnen de reguliere schuldhulpverlening om specifiek op jongeren gerichte hulp aan te bieden? Waarom wordt hier door deze gemeenten blijkbaar geen gebruik van gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gemeenten naast Leiden en Den Haag nemen schulden van jongeren over?
Naar ik begrijp gaat het om de situatie dat de gemeente de verschillende schulden via een algemene lening herfinanciert. De schuldenaar heeft dan nog maar een schuldeiser (de gemeente) aan wie hij dient af te betalen. De gemeente neemt de schuld dus niet over. Binnen de schuldhulpverlening is dit een standaardproduct. Daar waar bij herfinanciering in de regel een afbetalingstermijn van maximaal 5 jaar wordt gehanteerd, gaat het beoogde alternatief van de gemeenten Leiden en Den Haag verder, doordat het een beduidend langere afbetalingstermijn kent. Mij is niet bekend of er andere gemeenten zijn die deze methodiek hanteren.
Wat is de reden dat deze gemeenten deze jongeren niet in de reguliere schuldhulpverlening opnemen? Zijn er (wettelijke of andere) belemmeringen deze jongeren reguliere schuldhulpverlening te bieden?
Zie antwoord vraag 2.
Brengen deze gemeenten rente in rekening voor overgenomen schulden? Zo nee, uit welke middelen wordt dit gefinancierd? Zijn gemeenten hiertoe gerechtigd? Wat is uw mening hierover?
Het betreft nog niet gestarte trajecten. De gemeente Den Haag heeft aangegeven in overleg te zijn met maatschappelijke partners over cofinanciering van de pilot. Het in rekening brengen van rente is onderdeel van deze gesprekken en de verdere uitwerking.
Komt het voor dat gemeenten (een deel van) de overgenomen schulden kwijtschelden? Zo ja, uit welke middelen wordt dit gefinancierd? Zijn gemeenten hiertoe gerechtigd? Wat is uw mening hierover?
Het gaat hier specifiek om door de gemeente geïnitieerde projecten, die vanuit de eigen middelen van de gemeente worden gefinancierd. Het is in dat kader ook aan de gemeenten zelf om te bezien of deze projecten aan de binnen de gemeente gestelde kaders voldoen.
Klopt het dat de gemeente Den Haag jongeren hun (overgenomen) schulden laat aflossen door een vergoeding te bieden voor uren dat ze naar school gaan of die ze aan vrijwilligerswerk besteden? Zo ja, uit welke middelen wordt dit gefinancierd? Zijn gemeenten hiertoe gerechtigd? Welke gemeenten doen dit nog meer? Wat is uw mening over het door de gemeente vergoeden van uren die aan school of vrijwilligerswerk worden besteed?
Naar ik begrijp van de gemeente Den Haag is geen sprake van een directe vergoeding, maar van een alternatieve aflossing. Hiermee wil de gemeente de belemmering wegnemen dat jongeren vaak geen afloscapaciteit hebben en er daarom geen schuldregeling mogelijk is. Financiering vindt plaats vanuit de gemeentelijke begroting, mogelijk in cofinanciering met maatschappelijke partners.
Bent u het ermee eens dat schuldhulpverlening er te allen tijde op gericht moet zijn de oorzaken van schulden, bijvoorbeeld in gedrag of het niet hebben van een inkomen, weg te nemen, dat alle schulden in beginsel afgelost dienen te worden en dat sommige van genoemde maatregelen tegen deze principes in gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Gevangenen Curaçao in de val' |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gevangenen Curaçao in de val»?1
Ja.
In hoeverre herkent u zich in de in dit bericht geschetste situatie van de gevangenis op Curaçao?
De voortgangscommissie Curaçao meldt in haar laatste voortgangsrapportage dat binnen de SDKK concrete voortgang is geboekt op bouwkundige en materiële projecten, waaronder het aanbrengen van brandveiligheidmateriaal. Het beeld dat in de – in het artikel geciteerde – brief wordt geschetst wijkt hiervan af.
Ik ontvang vanuit de Caribische landen over veel onderwerpen brieven en signalen. Zonder dat gezegd kan worden dat de inhoud om die reden al niet juist of relevant is, is veelal lastig te bepalen welke belangen een rol spelen, waarop de informatie is gebaseerd en hoe betrouwbaar de inhoud is. Zeker waar het gaat om kwesties die binnen de autonomie van de Caribische landen vallen stel ik me terughoudend op.
In hoeverre wijkt dit beeld af van het beeld zoals geschetst in de voortgangsrapportages die door Curaçaose Minister van Justitie naar u zijn verzonden?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre klopt de bewering dat het ontruimingsplan de dichtgelaste branddeuren kan vervangen?
De directie van de gevangenis op Curaçao heeft recent een inspectie laten uitvoeren door de brandweer waaruit gebleken is dat het ontruimingsplan inderdaad voldoet ondanks de dichtgelaste branddeuren. Daarnaast heb ik begrepen dat niettemin ook zal worden overgegaan tot vervanging van de dichtgelaste branddeuren en dat daartoe inmiddels offertes zijn opgevraagd.
Hadden de dichtgelaste branddeuren voorkomen kunnen worden als er tijdig maatregelen genomen waren? Zo ja, door wie? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer worden de dichtgelaste branddeuren vervangen door werkende branddeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Wie is er verantwoordelijk voor het overlijden of gewond raken van een persoon indien de veiligheidsmaatregelen in de gevangenis op Curaçao niet op orde zijn?
Het beheer van de gevangenis van Curaçao betreft een autonome aangelegenheid van het land Curaçao. Het is dan ook de Minister van justitie van Curaçao die de politieke verantwoordelijkheid draagt voor adequate veiligheidsmaatregelen in de gevangenis.
In hoeverre is de Nederlandse staat verantwoordelijk voor het overlijden of gewond raken van een persoon indien de veiligheidsmaatregelen in de gevangenis op Curaçao niet op orde zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Van Rijn gaat ingrijpen bij 'foute' gemeenten' |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Van Rijn gaat ingrijpen bij «foute» gemeenten»?1
Ja.
Deelt de mening dat maatwerk leveren een van de leidende principes is bij de verschillende decentralisaties, dus ook die met betrekking tot de Participatiewet? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf dat maatwerk leidend principe dient te zijn bij de begeleiding richting de arbeidsmarkt. Bij de decentralisaties zijn bevoegdheden en taken belegd bij de gemeente die het dichtst bij de burger staat en de gemeente moet daarbij ruimte hebben om de uitvoering van de wet af te stemmen op de lokale omstandigheden. Zoals aangegeven in de brief die de Minister en ik op 14 maart 2016 aan de Tweede Kamer hebben gezonden over de ministeriele verantwoordelijkheid in het kader van de Participatiewet (Pw), is vanuit deze visie de decentralisatie gepaard gegaan met een aanzienlijke deregulering en derapportage en bevat de centrale regelgeving vooral bepalingen waarvan ook door het parlement is geoordeeld dat differentiatie naar lokale omstandigheden niet wenselijk is.
In artikel 18 Pw is geregeld dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. De wijze waarop het college invulling geeft aan deze wettelijke opdracht, is een lokale aangelegenheid. Ten aanzien van de re-integratievoorzieningen is van belang dat in artikel 8a Pw is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling en dat de gemeenteraad hierbij in ieder geval moet bepalen onder welke voorwaarden de tot de doelgroep behorende personen, en werkgevers van deze personen, in aanmerking komen voor in de verordening omschreven voorzieningen en hoe deze voorzieningen evenwichtig over de personen worden verdeeld, rekening houdend met omstandigheden, zoals de zorgtaken, en het feit, dat de persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort of gebruik maakt van de voorziening beschut werk of een andere structurele functionele beperking heeft. Blijkens artikel 10 Pw hebben de tot de doelgroep behorende personen, conform de gemeentelijke verordening, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten. Hiermee wordt gemeenten de ruimte geboden en de verantwoordelijkheid gegeven om bij re-integratieondersteuning maatwerk toe te passen. De controle op de uitvoering door het college van de lokale voorschriften, is een taak van de gemeenteraad. In de handhaving daarvan heeft het Rijk in beginsel geen taak. Alleen indien sprake is van een ernstig onrechtmatig handelen of nalaten door het college ten aanzien van rijksvoorschriften, kan het Rijk zich bemoeien met de keuzen die op lokaal niveau worden gemaakt. Met betrekking tot re-integratieactiviteiten in het kader van de Pw geldt dan ook dat wanneer de gemeentelijke verordening voldoet aan de bij wet gestelde eisen, de keuzen van het college bij de uitvoering van de verordening in individuele gevallen geen aanleiding kunnen geven tot ingrijpen door het Rijk. Een burger die zich in zijn specifieke situatie benadeeld acht door een beslissing van het college, kan zich daartegen verweren via bezwaar en beroep.
De in de vraag gelegde relatie met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) is op zich begrijpelijk, maar behoeft de volgende nuancering. Voor de Wmo 2015 geldt dat de Centrale Raad van Beroep recent enkele uitspraken heeft gedaan die tot gevolg hebben dat niet alleen de in beroep betrokken gemeenten hun beleid zullen moeten aanpassen, maar ook een aantal andere gemeenten. In verband hiermee heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd dat hij nauwgezet zal volgen dat gemeenten zich aan de door de Centrale Raad van Beroep gestelde grenzen houden en dat hij zo nodig zal optreden indien dit niet gebeurt.
Deelt u de mening dat bedoeld maatwerk (te vertalen als «je inwoners kennen, weten wie het zijn, wat ze kunnen, wat ze willen en wat er voor nodig is om daar te komen») leidend dient te zijn in het kader van het begeleiden van mensen die op een uitkering zijn aangewezen richting de arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u bijvoorbeeld het zonder rekening te houden met iemands» persoonlijke omstandigheden iedereen «een week achter de vuilniswagen zetten» een passende vorm van maatwerk? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om in voorkomende gevallen in te grijpen bij gemeenten die bedoeld maatwerk niet leveren en (onvoldoende) rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van mensen, net zoals uw collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat heeft aangekondigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De weigerburgemeester van Weert |
|
Machiel de Graaf (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat u, zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in het mondelinge vragenuur van 17 mei jl. verklaarde, de commissaris van de Koning om een feitenrelaas inzake de weigerburgemeester van Weert hebt gevraagd?
Ja
Wanneer is dit relaas klaar?
Op 26 mei jl. heb ik van de commissaris van de Koning van Limburg een feitenrelaas ontvangen. Op basis daarvan ben ik op 2 juni jl. met de burgemeester in gesprek gegaan. Ook de Staatssecretaris van VenJ en de commissaris van de Koning van Limburg waren daarbij aanwezig.
Bent u bereid dit relaas te delen met de Kamer?
Op 16 juni 2016 heb ik uw Kamer, op basis van het feitenrelaas van de commissaris van de Koning en het gesprek met de burgemeester, schriftelijk1 geïnformeerd over de gang van zaken in Weert. Als bijlage bij deze brief heb ik een overzicht van de feiten opgenomen.
Zo nee, op welke manier brengt u de Kamer dan wel op de hoogte van deze schokkende zaak?
Zie antwoord vraag 3.
Neemt u het gegeven dat een burgemeester zich mogelijk niets aantrekt van de wet serieus?
Burgemeesters dienen zich bij de uitoefening van hun functie aan de wet te houden. Bij overtreding van de wet worden gepaste maatregelen genomen. In de onderhavige casus is niet gebleken van overtreding van de wet door de burgemeester. Voor informatie over de gang van zaken in Weert verwijs ik naar de in mijn antwoord op de vragen 3 en 4 genoemde brief aan uw Kamer.
Bent u bereid, indien de burgemeester de wet aan zijn laars heeft gelapt, maatregelen tegen hem te nemen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Zowel bajes van Curaçao als Sint Maarten afgekeurd’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zowel bajes van Curaçao als Sint Maarten afgekeurd»?1
Ja.
In hoeverre herkent u zich in de in dit bericht geschetste situatie van de gevangenis op Curaçao?
Als Minister van Koninkrijksrelaties ontvang ik de relevante berichten ten aanzien van de rechtshandhaving op Curaçao en Sint Maarten, zoals de rapportages van de Raad voor de Rechtshandhaving en de voortgangscommissies die toezien op de «samenwerkingsregeling plannen van aanpak». Op basis daarvan is het primair aan de regeringen van de landen om te acteren. Twee keer per jaar vindt het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) plaats waaraan naast mijn ambtsgenoot van Veiligheid en Justitie eveneens de ministers van Justitie van vorenstaande landen en Aruba deelnemen. Bij die gelegenheid wordt gesproken over de invulling die wordt gegeven aan de samenwerking in Koninkrijksverband op het terrein van de rechtshandhaving. Op 1 juni jongstleden vond het laatste JVO plaats in Nederland waarover ik u binnenkort nader zal informeren. Ten aanzien van het gevangeniswezen is tijdens die bijeenkomst gesproken over het «gedetineerden recherche informatiepunt» (GRIP), dat voorziet in de uitwisseling van informatie tussen de openbare ministeries, politie en het gevangeniswezen bij de overdracht van gedetineerden binnen het Koninkrijk.
In hoeverre herkent u zich in de in dit bericht geschetste situatie van de gevangenis op Sint Maarten?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre bent u het met de onderzoekers van het genoemde rapport eens dat het vrijwel onmogelijk is voor Curaçao en Sint Maarten om de detentiefaciliteiten zonder hulp van buitenaf op de CPT-normen te brengen?
Binnen de context van de autonome verantwoordelijkheid van Curaçao en Sint Maarten levert Nederland incidenteel ondersteuning aan detentiefaciliteiten aan voornoemde landen. Dit gebeurt op verzoek van de Caribische landen. Ten aanzien van Sint Maarten verwijs ik u tevens naar mijn brief betreffende samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Sint Maarten van 19 mei 2016 (Kamerstuk 34 300-IV, nr. 61).
Welke rol ziet u hier voor het Koninkrijk der Nederlanden?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre komt het genoemde evaluatierapport overeen met de daadwerkelijke situatie op Curaçao en Sint Maarten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat dat beeld niet accuraat zou zijn.
Het bericht ‘Aruba koopt Valero raffinaderij met vervuilde grond en al’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Aruba koopt Valero raffinaderij met vervuilde grond en al»1 en het bericht «Heropening raffinaderij gepland op 1 augustus»?2
Bent u bekend met de problematiek op het eiland Curaçao met de ISLA raffinaderij?
Bent u bekend met het bedrag waarvoor de ISLA raffinaderij destijds door Curaçao is gekocht?
Ja
In hoeverre is er een sluitende business case voor de aankoop van de Valero raffinaderij door het land Aruba?
Over de businesscase voor de aankoop en leaseconstructie van de raffinaderij en de economische meerwaarde van de heropening van de raffinaderij is mij geen nadere informatie dan uit mediaberichtgeving bekend, aangezien het hier een landsaangelegenheid betreft. In hoeverre deze informatie betrouwbaar is, is mij ook niet bekend.
Het College Aruba financieel toezicht (CAft) zal op basis van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft), voor zover er sprake is van consequenties voor de (meerjaren)begroting van Aruba, uiteraard toetsen welke financieel-economische consequenties de deal met Valero en CITGO heeft en of deze als zodanig budgettair correct verwerkt worden in de begroting, en hierover adviseren aan de regering van Aruba.
In hoeverre ziet u gelijkenis tussen de aankoop van de ISLA raffinaderij door Curaçao in 1985 en de aankoop van de Valero raffinaderij door Aruba dit jaar?
Naar wat ik uit de media verneem, is de aankoop van de Valero raffinaderij door Aruba nog niet afgerond. Ook het Arubaanse parlement zal zich hier nog over moeten uitspreken.
In hoeverre sprake is van een gelijkenis met de aankoop van de ISLA op Curacao in 1985, kan ik op grond van de beperkt beschikbare openbare informatie niet beoordelen.
Gaat de aankoop van de Valero raffinaderij zorgen voor economische meerwaarde voor Aruba? Zo ja, hoeveel banen levert deze aankoop op of worden behouden met deze aankoop die anders zouden verdwijnen?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke andere kosten heeft Aruba aan de aankoop van de raffinaderij naast de (symbolische) aanschafkosten van de raffinaderij?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke economische meerwaarde gaat er op Aruba verloren doordat Grupo Piñera besluit geen nieuw resort te bouwen op Aruba door het heropenen van de raffinaderij?
Over de economische meerwaarde van de opening van een nieuw resort door Grupo Piñera is mij geen nadere informatie bekend.
In hoeverre is het schoonmaakfonds toereikend om de kosten voor het reinigen van de vervuilde grond te betalen? Hoe wordt dit fonds de komende jaren op een bedrijfseconomisch haalbare manier aangevuld tot een voldoende bedrag? Welke kosten moet Aruba daarna maken om van industriegrond naar bijvoorbeeld woonbestemming te gaan?
De afspraak over schoonmaak die Aruba al in 1989 maakte met de voorganger van Valero, behelst een beperkte verantwoordelijkheid tot het schoon achterlaten van de oppervlakte van het terrein. Verontreiniging in de grond, valt niet onder deze afspraken en Valero kan dus, volgens berichtgeving van Aruba in de media, niet verantwoordelijk worden gehouden voor het reinigen van dergelijke verontreiniging.
Het schoonmaakfonds van Valero bevat nu zo'n 19 miljoen florin. Dat zou toereikend moeten zijn voor het voldoen aan de bovengenoemde afspraken, volgens Aruba. In berichtgeving hierover in de media wordt door Minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, De Meza, verder gesteld dat voor schoonmaak van de grond nog 20 a 30 miljoen dollar nodig is, en dan nog zal het nooit geschikt meer worden voor woningbouw, hooguit industrie.
Welke omvang heeft de ongecontroleerde asbestopslag? Welke kosten zitten er verbonden aan het opruimen hiervan?
De omvang van de asbestopslag en kosten voor eventuele opruimen daarvan zijn mij niet bekend.
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat de aankoop van deze raffinaderij Aruba meer afhankelijk maakt van Venezuela gezien de pijpleiding voor de aanvoer van noodzakelijk gas uit Venezuela?
Er is inderdaad sprake van een pijpleiding die de aanvoer van het voor het beoogde productieproces noodzakelijke gas zal moeten zorgen. Daarvoor dient de raffinaderij eerst omgebouwd te worden. Ook zal deze pijpleiding, als deze er komt, pas operationeel worden nadat de raffinaderij is geopend.
Uiteindelijk is het vooral CITGO die afhankelijk is van de aanvoer van gas vanuit Venezuela voor de exploitatie van de raffinaderij. Die afhankelijkheid is wederkerig, aangezien de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PDVSA eigenaar is van CITGO.
Van toegenomen afhankelijkheid van het land Aruba van Venezuela lijkt met deze gasleiding en daarbij behorende gewijzigde productieproces beperkt sprake.
In hoeverre is de doelstelling van groene raffinaderij haalbaar voor deze raffinaderij? Welke impact heeft het niet halen van de secundaire doelstellingen, namelijk het kweken van algen, op deze doelstelling?
Het opwerken, raffineren en consumeren van olie(producten) is per definitie niet duurzaam te noemen. De regering van Aruba hecht echter sterk aan haar «groene» doelstellingen en zal er dus ook veel aan gelegen zijn om de raffinaderij zo duurzaam mogelijk te laten opereren. Op grond van de openbare berichtgeving lijkt Aruba dwingende afspraken gemaakt te hebben met de gebruiker van de raffinaderij het proces zo milieuvriendelijk mogelijk vorm te geven, bijvoorbeeld door in het productieproces gebruik te maken van gas.
Aruba zet haar beleid om op termijn (streven: 2020) 100% duurzaam te voorzien in de eigen energiebehoefte (m.b.v. wind- en zonne-energie) overigens ook na heropening van de raffinaderij, door.
In hoeverre komen de ambities van het Koninkrijk der Nederlanden om meer duurzame energie op te wekken overeen met de aankoop van een olieraffinaderij door Aruba? Welke balans kan Aruba opmaken als Citgo na de leaseperiode van vijftien jaar besluit geen verder gebruik te maken van de raffinaderij?
Zie antwoord op vraag 9 en 12.
In hoeverre deelt u de mening dat de gevolgen van de aankoop van deze raffinaderij door Aruba nooit tot kosten voor Nederland mogen leiden?
De aankoop en heropening van de raffinaderij door Aruba is een landsaangelegenheid. Dit geldt ook voor (toekomstige) financiële gevolgen daarvan.
In hoeverre is er sprake van een financieel risico en schuldenprobleem met betrekking tot de aankoop van de raffinaderij voor de toekomst?
Het CAft zal als toezichthouder de eventuele financiële gevolgen van de aankoop en heropening van de raffinaderij op de meerjarige begroting van Aruba en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën uiteraard bezien. Het CAft zal daarover op basis van de LAft aan de regering van Aruba, en indien nodig aan de Koninkrijksregering, adviseren.
Is de aankoop van de Valero raffinaderij voorgelegd aan het CAFT (College Aruba Financieel Toezicht)? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 14 en 15.
Het bericht 'Een op de vijf gemeenten archiveert website niet' |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «een op de vijf gemeenten archiveert website niet»?1
Van deze berichtgeving heb ik met zorg kennis genomen. Verwezen wordt naar een publicatie in het Archievenblad. Uit universitair onderzoek zou blijken dat 21 procent van 390 gemeenten het nalaat om de gemeentelijke website conform de wettelijke eisen te archiveren.Het belang om websites te archiveren neemt toe, nu informatie steeds minder in fysieke vorm beschikbaar komt. De redenen dat sommige gemeenten hun website niet archiveren, lopen uiteen. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de gemeente het archiveren van een website te duur vindt of – zo blijkt uit het onderzoek – men was niet op de hoogte van de verplichting tot archiveren van de website. En soms kon geen reden worden genoemd waarom de archivering achterwege werd gelaten. Als gemeenten hun informatie van websites niet bewaren, dan kan dit nadeel of schade opleveren in kwesties van verantwoording of voor het vinden van bewijs. Daarbij kunnen moderne websites en dynamische webapplicaties bij onvolledige archivering tot onzekerheden leiden over de toegankelijkheid op termijn. Overigens geldt het vraagstuk niet alleen websites, maar ook ten aanzien van berichtgeving op social media of bijvoorbeeld in e-mail.
Hoe beoordeelt u dat een op de vijf gemeenten haar website niet archiveert volgens de wettelijke eisen? Schrikt u van dit feit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt er gehandhaafd op deze wettelijke eisen, en zo ja hoe?
Iedere overheid is verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen informatie en voor de toepassing van de Archiefwet. Deze regelgeving ziet ook op digitale informatie. Voor het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van de voorschriften geldt het stelsel van interbestuurlijk toezicht (IBT).
Vreest u, mede naar aanleiding van dit bericht, voor verlies aan relevante informatie bij gemeenten en daarmee voor een afbreuk van de verantwoordingsfunctie van gemeenten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zoals aangegeven, is iedere overheid verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen informatie en de correcte toepassing van de Archiefwet. Dat ziet ook op digitale gegevensbestanden. De toename van overheidsinformatie is echter enorm. Overheden zijn voor al hun taken, diensten en producten afhankelijk van technische innovaties en van een gedegen en betrouwbare administratie. De modernisering en vernetwerking van overheid en samenleving leiden tot steeds nieuwe vragen rond archivering en het beheer van gegevens en informatie. Dat heeft ook gevolgen voor toezicht en verantwoording. Door ontwikkelingen rond digitalisering en informatiebeheer kunnen bestuurlijke verantwoordelijkheden in het geding komen.
Overheden gebruiken gegevens van andere registraties, wisselen bestanden of verwijzen naar elders opgeslagen data. Publieke taken worden daarbij steeds vaker verricht in ketens en samenwerkingsverbanden. Recentelijk hebben de Raad voor het Openbaar bestuur en de Raad voor Cultuur advies uitgebracht over informatiebeheer in ketensamenwerking.2 Dit advies richt zich met name op de ingewikkelde archiveringsvraagstukken en doet een oproep tot herwaardering en herstructurering van informatiebeheer en archivering. Het bewaren van overheidswebsites maakt deel uit van veel breder – en complexer – digitaliseringsvraagstuk. Het advies van de beide raden geeft aanleiding de diverse vragen rond het bewaren van overheidsinformatie op websites en van digitale gegevensbestanden nader te beschouwen en in samenhang te brengen als vraagstuk van duurzaam informatiebeheer.
Bent u bereid stappen te ondernemen om gemeenten te laten voldoen aan de wettelijke archiefeisen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Grootschalige illegale gokactiviteiten vanuit Curaçao en de rol van KPMG |
|
Ronald van Raak |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u Bit Casino, dat vanuit het gebouw van het overheids-telecommunicatiebedrijf UTS op Curaçao actief is op de Nederlandse markt, in aanvulling op het gegeven dat vanaf dit eiland onder meer Bellmark Casino en Zon Casino actief zijn in Nederland?1
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik nemen de door u geuite zorgen over de kansspelmarkt op Curaçao serieus en zetten ons in om de uitbreiding van illegaal kansspelaanbod vanuit Curaçao in Nederland te voorkomen.
De Nederlandse Minister van Veiligheid en Justitie heeft daarom, en marge van het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) van 1 juni jl., bij de Minister van Justitie van Curaçao aandacht gevraagd voor het toezicht op internetgokken. Voor regeling van het toezicht is op Curaçao een landsverordening in voorbereiding.
Het aanbieden van kansspelen vanuit Curaçao en de aanpak van mogelijke misstanden daarbinnen betreft immers een landsaangelegenheid van Curaçao. Daarmee is het een aangelegenheid van de regering en het Openbaar Ministerie van Curaçao om het toezicht op online-kansspelen goed te regelen. Het is niet mogelijk om vragen over individuele Curaçaose bedrijven, bedrijfsconstructies en burgers te beantwoorden.
Op Curaçao treedt het Openbaar Ministerie zichtbaar op tegen misstanden die raken aan de integriteit van bestuur, waarbij ook de gokindustrie in beeld is (ik verwijs u naar de veroordeling in de Bientu-zaak van 1 april jl.).
De kansspelautoriteit heeft geen handhavingsbevoegdheden buiten het Nederlandse grondgebied en dus ook niet op Curaçao. Zij zet zich wel in voor een verbetering en meer structurele samenwerking met Curaçao. De motie van de leden Kooiman en Van Wijngaarden over het actief bestrijden van de illegale gokindustrie op Curaçao en Sint Maarten die op 5 juli jl. door uw Kamer is aangenomen, benadrukt dat hier bijzondere aandacht naar uit dient te gaan. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal op een later moment reageren op deze motie.
Vindt u het ook opmerkelijk dat Bellmark Casino kort nadat hierover Kamervragen zijn gesteld offline ging en bij Zon Casino het Nederlandse logo Ideal en de Nederlandse advertenties zijn verdwenen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft de Nederlandse Kansspelautoriteit nooit ingegrepen in deze illegale activiteiten, bijvoorbeeld door een boete uit te delen?
Indien Curaçaose kansspelaanbieders actief zijn op de Nederlandse markt, beschikt de Nederlandse Kansspelautoriteit over de handhavingbevoegdheden zoals opgenomen in de Wet op de kansspelen. De kansspelautoriteit heeft meerdere meldingen over Curaçaose aanbieders die illegaal in Nederland kansspelen zouden aanbieden, onderzocht. Het bleek te gaan om illegale kansspelen met een beperkte omvang op de Nederlandse markt. Het onderzoek heeft geleid tot interventies, waarna de overtredingen zijn beëindigd. Tot nog toe kon worden volstaan met informele handhavinginstrumenten jegens illegale loterijen en het opleggen van boetes aan de aanbieders van online-kansspelen.
Klopt het dat online gokken vanaf Curaçao naar het buitenland al vanaf ongeveer 1998 plaats heeft?2
Klopt het dat het Curaçaose overheids-telecombedrijf UTS rond 2007 lid werd van de Curaçao Interactive Gaming Association (CIGA)?
Klopt het dat de CIGA in 2002 is aangesteld als adviseur van de Minister van Justitie op Curaçao om zogenaamde masterlicenties uit te geven?3
Klopt het dat de (illegale) activiteiten van Bit Casino worden toegestaan door masterlicentiehouder Cyberluck (E-gaming), dat stelt gevestigd te zijn in het UTS gebouw? Klopt het dat meer dan honderd internationale casinowebsites zeggen in dit UTS gebouw gevestigd te zijn?4 5
Klopt het dat UTS behalve kantoorruimte en postadres, aan deze bedrijven ook netwerk- en telecommunicatie-infrastructuur aanbiedt?
Klopt het dat UTS daarnaast via haar dochterbedrijven E-powerhouse (IDG) en CTEX deze bedrijven eveneens twee e-zonefaciliteiten alsook een eigen datacenter aanbiedt?
Klopt het dat masterlicentiehouder/ISP-er Cyberluck (E-gaming) ook gevestigd is binnen het UTS gebouw?
Klopt het dat dit binnen het UTS gebouw gevestigde masterlicentiebedrijf naast de nodige licentiemogelijkheden ook nog andere mogelijkheden biedt, zoals compliance services, bankrekeningnummers, betalingsverkeer en software voor online gaming?
Klopt het dat de inmiddels vele honderden online casino’s elk voor een sublicentie 10.000 gulden (een kleine 5.000 euro) per maand betalen aan een van de vier masterlicentiehouders? Zo nee, hoeveel dan?6
Klopt het dat de Curaçaose overheid via de overheids-nv UTS, via illegale sms-loterijen en de (deels illegale) online casino’s de (illegale) gokindustrie faciliteert? Hoe verhouden de opbrengsten van deze activiteiten zich tot de opbrengsten uit het gewone telecommunicatie- en dataverkeer?
Klopt het dat anno 2016 de Gaming Control Board nog steeds geen toezicht uitoefent op het online gokken? Klopt het dat anno 2016 hiervoor nog steeds geen wetgeving bestaat? Klopt het dat de huidige Minister van Justitie de afgelopen jaren de masterlicenties van de vier masterlicentiehouders opnieuw heeft verlengd, zonder adequate wetgeving en/of toezicht te regelen?7
Klopt het dat UTS illegaal sms-loterijen aanbiedt of heeft aangeboden?8
Klopt het dat de toezichthouder op UTS, Bureau Telecommunicatie en Post (BTP), het overheids-telecombedrijf UTS nimmer op deze illegale sms-activiteiten heeft aangesproken?9
Klopt het dat anno 2016 BTP nog steeds geen toezicht uitoefent op sms-loterijen? Klopt het dat anno 2016 hiervoor ook nog steeds geen wetgeving bestaat? Klopt het dat onlangs een veroordeelde fraudeur is aangesteld als directeur van BTP?
Klopt het dat rondom 2000 de integratie en privatisering van Setel/Antelecom in UTS is uitgevoerd door een partner van KPMG?10
Klopt het dat KPMG sinds die tijd (dus nu al meer dan 15 jaar) de externe accountant is van UTS?
Klopt het dat KPMG ook interne onderzoeken doet en rapportages uitbrengt binnen UTS?
Klopt het dat KPMG ook strategische, technische, financiele, fiscale en management adviezen levert aan UTS?
Klopt het dat in 2006 de verwevenheid UTS-KPMG verder is versterkt door de aanstelling van een ex-KMPG-er als CEO van UTS?
Klopt het dat KPMG de advertentieverkoop doet, c.q. de marketingactiviteiten verzorgt van het lokale UTS telefoonboek?
Klopt het dat KPMG betrokken is bij de verkoop van Uniqa? Klopt het dat KPMG behalve in de verkoop ook betrokken is als accountant van Uniqa?11
Heeft KPMG financiële belangen in UTS?
Maakt u zich ook zorgen over de vele gevallen van fraude en corruptie waar KPMG bij betrokken lijkt?12
Waarom kunnen de Staten van Curaçao geen onderzoek laten doen naar UTS? Wat is daarover uw opvatting?13
Waarom worden de jaarrekeningen van UTS geheim gehouden?
Waarom krijgt de eigen Raad van Commissarissen van UTS geen inzage in de enkelvoudige jaarrekeningen van de moeder- en dochtermaatschappijen?
Waarom heeft de Raad van Commissarissen van UTS de jaarrekeningen van UTS vanaf 2011 nog steeds niet goedgekeurd?
Waarom krijgt de Stichting Overheids Accountant Bureau (SOAB) geen inzage in de enkelvoudige jaarrekeningen van de moeder- en dochtermaatschappijen van UTS? Wie hebben, behalve het UTS management en KPMG, wel inzage hierin?
In hoeveel van de twintig overheids-NV’s (ONV’s) is KPMG betrokken? Bij welke van deze twintig overheids-NV’s (ONV’s) is KPMG de externe accountant?
Is KPMG ook de externe accountant van de overheids-NV’s Aqualectra, Curoil en de Refineria di Kòrsou, die momenteel onderwerp van onderzoek zijn? Is KMPG ook betrokken in andere rollen binnen de ONV’s Aqualectra, Curoil en de Refineria di Kòrsou?14
Hoe substantieel is de bijdrage van KPMG in de lokale media van Curaçao, Sint Maarten en Aruba? In hoeverre zijn deze media financieel mede afhankelijk van KMPG?15
Deelt u de mening dat de omzetten van de Curaçaose goksector jaarlijks momenteel ergens tussen de 1,4 en 3 miljard gulden (ongeveer 700 miljoen en 1,5 miljard euro) zouden kunnen bedragen?16
Deelt u de mening dat het Nieuw Fiscaal Raamwerk met het systeem van E-zones voor de bevolking en de economie van Curaçao bijzonder weinig heeft opgebracht?17
Deelt u de mening dat de Curaçaose constructies van master- en sublicenties in de handen van particulieren feitelijk conflicteren met lokale wetten op kansspelen, die tot doel hebben overheidscontrole te kunnen uitoefenen?18
Deelt u de mening dat de overheid van Curaçao de goksector zichtbaar in kaart zou moeten brengen, een effectief toezicht zou moeten organiseren en dat de bevolking van Curaçao zou moeten kunnen profiteren van de belastingopbrengsten?
Deelt u de mening dat het College Financieel Toezicht (CFT) daarom spoedig de beschikking zou moeten krijgen over de gegevens, omzetten en opbrengsten van de goksector?
Het College financieel toezicht heeft een signalerende en adviserende rol ten aanzien van de begroting op basis van de Rijkswet financieel toezicht (Rft). Het College heeft niet de bevoegdheid om op te treden in deze materie. Ik ben niet voornemens om de bevoegdheden van het Cft uit te breiden. Overigens is de Rft een consensus Rijkswet; wijziging daarvan behoeft instemming van de landen.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden openstaan voor de burgers van Curaçao, op het moment dat het eilandbestuur en haar toezichtsorganen falen en Nederland structureel de verantwoordelijkheid voor goed bestuur en mensenrechten afwijst op gronden van «autonome aangelegenheid»?
Op grond van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao (WvSv) is een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit, bevoegd daarvan aangifte te doen. Het WvSv creëert daarnaast de mogelijkheid voor een belanghebbende om beklag te doen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Hof) in het geval dat een strafbaar feit niet wordt vervolgd of de vervolging niet wordt voortgezet. Indien de klager ontvankelijk is en het Hof van oordeel is dat vervolging of verdere vervolging had moeten plaatshebben, beveelt het Hof dat de vervolging zal worden ingesteld of voortgezet ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft of van het feit zoals het Hof dat in zijn bevel heeft omschreven. Dit is vergelijkbaar met de artikel 12 procedure uit het Wetboek van Strafvordering zoals we die in Nederland kennen.
Het bericht dat volksvertegenwoordigers worden bedreigd |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Rotterdams Kamerlid Kuzu bedreigd»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «PvdA-Tweede Kamerlid Keklik Yücel uit Deventer bedreigd»?2
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Kwart raadsleden bedreigd»?3
Ja.
Wat is de officiële kabinetsreactie op bovenstaande berichten?
Het is onacceptabel als personen worden gehinderd in de uitoefening van hun functie. Voor politieke ambtsdragers – waaronder democratisch gekozen volksvertegenwoordigers – geldt dat nog eens in het bijzonder vanwege de belangrijke rol die zij vervullen in onze democratische rechtsstaat.
Kunt u een cijfermatig overzicht bieden van de gevallen van bedreiging van (gemeentelijke, provinciale en landelijke) volksvertegenwoordigers in de afgelopen jaren? Zo nee, kunt u dan aangeven of de gevallen van bedreiging van volksvertegenwoordigers in de afgelopen jaren zijn gestegen of gedaald? Zo ja, herkent u in deze cijfers een tendens en waardoor zou deze tendens volgens u kunnen worden verklaard?
De monitor Agressie en geweld openbaar bestuur 2014 laat zien dat er een flinke daling is van het percentage politieke ambtsdragers (van provincies, waterschappen en gemeenten) dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van agressie en geweld; van 38% in 2012 naar 23% in 2014. Uit de monitor blijkt tevens dat er sprake is van een toegenomen implementatie van het beleid dat is gericht op het tegengaan van agressie jegens politieke ambtsdragers. Op dit moment wordt een nieuwe monitor uitgevoerd. De uitkomsten daarvan worden na de zomer verwacht.
Voor landelijke politici en lokale politici in het verzorgingsgebied van politie-eenheid Den Haag registreert het Team Bedreigde politici van de politie-eenheid Den Haag meldingen van mogelijke bedreiging. In 2015 heeft dit team tweehonderd meldingen ontvangen. Het Openbaar Ministerie te Den Haag heeft deze meldingen beoordeeld en 92 daarvan als strafbare bedreigingen geregistreerd. De overige 108 meldingen betroffen dus geen strafbare bedreiging. De afgelopen jaren is er sprake van een dalende tendens. In 2014 en 2013 kwamen er respectievelijk 246 en 373 meldingen binnen. Er is geen sprake van een eenduidige verklaring voor deze dalende tendens.
Welke (preventieve en aanvullende) maatregelen heeft het kabinet genomen om de veiligheid van volksvertegenwoordigers te verbeteren en het aantal bedreigingen van volksvertegenwoordigers te doen afnemen? Zo ja, kunt u van elke afzonderlijke maatregel aangeven of de maatregel effectief is en voldoende wordt benut? Zo nee, waarom niet?
Er zijn de afgelopen jaren veel maatregelen in gang gezet, gericht op werknemers met een publieke taak in het algemeen en politieke ambtsdragers in het bijzonder. Voor het overzicht verwijs ik graag naar de website www.agressievrijwerk.nl en naar de instrumentenkoffer Veilig bestuur die ik afgelopen najaar heb gepresenteerd. Voorbeelden van instrumenten zijn:
Het is niet eenduidig vast te stellen wat de effectiviteit van deze maatregelen en instrumenten afzonderlijk is. Wel is duidelijk dat het nodig is om deze maatregelen en voorzieningen nog meer bekendheid te geven bij politieke ambtsdragers.
Aanvullend aan deze maatregelen worden in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen adequate beveiligingsmaatregelen getroffen voor volksvertegenwoordigers als hier noodzaak toe bestaat. Het lokaal bevoegd gezag bepaalt op basis van dreiging en risico of en welke beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Voor landelijke volksvertegenwoordigers wordt dit bepaald door de Minister van Veiligheid en Justitie.
Hoeveel geld geeft het kabinet nu en gaf het in de afgelopen jaren uit aan het vergroten van de veiligheid van volksvertegenwoordigers en aan preventieve en aanvullende maatregelen om de bedreigingen van volksvertegenwoordigers te voorkomen en te doen afnemen? Kunt u een specificatie geven van de uitgaven per maatregel? Zo nee, waarom niet?
In de specifieke uitgaven per maatregel ten behoeve van de veiligheid van volksvertegenwoordigers kan ik uw Kamer geen inzicht geven. Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in het algemeen voor maatregelen ter vermindering van (de gevolgen van) agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en politieke ambtsdragers sinds 2007 ruim € 38 miljoen uitgegeven, onder meer aan stimuleringsregelingen, (publieks)campagnes, de zogenaamde intensiveringsregio’s, het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak en de ontwikkeling en verspreiding van instrumenten en hulpmiddelen.
Kunt u aangeven of u een samenhang ziet tussen bepaalde maatschappelijke en internationale kwesties en de bedreiging van volksvertegenwoordigers? Zo ja, wat concludeert u hier uit? Zo nee, waarom niet?
Het is gebleken dat internationale gebeurtenissen binnenlands kunnen doorwerken en spanning, onzekerheden en polarisatie kunnen aanwakkeren. Dit leidt in bepaalde gevallen tot intimiderende acties en bedreigingen en mogelijk ook tot meer bedreigingen bij volksvertegenwoordigers.
Op dit moment zijn mij geen gegevens bekend op grond waarvan relaties tussen bedreiging van volksvertegenwoordigers en maatschappelijke en internationale kwesties ofwel mediaberichten eenduidig kunnen worden vastgesteld. Na de zomer worden nieuwe monitorcijfers verwacht inzake agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers. Dan zal duidelijk zijn of er sprake is van een stijging of een daling ten opzichte van de vorige meting in 2014.
Deelt u de mening dat bedreiging van volksvertegenwoordigers leidt tot een ondermijning van het volksvertegenwoordigerschap en een uitholling van de democratie? Zo ja, hoe bent u voornemens dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Politieke ambtsdragers – waaronder democratisch gekozen volksvertegenwoordigers – vervullen een belangrijke rol in onze democratische rechtsstaat. Vanuit die rol moeten zij gemakkelijk door burgers benaderbaar zijn, open in de samenleving kunnen staan, het politieke debat vrij kunnen voeren, publieke taken vrij van dwang en drang kunnen uitoefenen en besluiten zonder druk kunnen nemen. Indien zij hierin belemmerd worden, zich bij beslissingen laten beïnvloeden door agressie en geweld of overwegen om te stoppen is dat een belangrijk risico voor de integriteit, kwaliteit en continuïteit van het openbaar bestuur.
Zoals ook in antwoord 6 is aangegeven zijn er de afgelopen jaren veel maatregelen in gang gezet gericht op politieke ambtsdragers. Ik ben voornemens deze aanpak door te zetten, verder te versterken en te borgen. Daarbij wordt de aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers verbonden aan de beleidsinzet op het terrein van integriteit en ondermijning. Dit zal onder andere gestalte krijgen binnen de nog op te zetten voorziening Veilig en Integer Bestuur die ik de Tweede Kamer in het Algemeen Overleg Veilige Publieke Taak van 1 juni 2016 heb toegezegd en waarover ik de Tweede Kamer voor de herfst nader informeer. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zet de aanpak van daders van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak, waaronder volksvertegenwoordigers, vanuit politie en openbaar ministerie krachtig voort.
Deelt u de mening dat het voor het voorkomen van een klimaat van maatschappelijke vijandigheid van belang is dat de overheid actief feitelijke informatie communiceert naar de samenleving over beladen maatschappelijke kwesties? Zo ja, hoe doet het kabinet dit en hoe staat het met de uitvoering van de motie Öztürk?4 Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet deelt die mening.
Binnen de rijksoverheid zijn afspraken gemaakt die ervoor zorgen dat alle departementen vanuit dezelfde principes communiceren. Dit geldt bijvoorbeeld bij voorlichtingsactiviteiten of communicatie over nog niet aanvaard beleid en kan ook beladen maatschappelijke kwesties betreffen.
Het belangrijkste doel van de overheidscommunicatie is te voldoen aan het recht van de burger op informatie van de overheid. Dit recht ligt vast in de Grondwet en de Wet Openbaarheid van Bestuur. De overheid moet deze informatie actief openbaar maken.
Voor communicatie over een beleidsvoornemen waarover het parlement zich nog niet heeft uitgesproken, is de Richtlijn niet aanvaard beleid opgesteld. Communicatie over niet aanvaard beleid is soms wenselijk om de bevolking alvast te informeren, zodat de invoering van een nieuwe wet of regeling op het geplande tijdstip kan plaatsvinden. In andere gevallen kan eerder voorlichten nodig zijn omdat het thema breed in de maatschappelijke belangstelling staat en de overheid nog niet deelneemt aan de discussie.
Voor de uitvoering van de motie Öztürk verwijs ik naar de brief Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2179 die op 31 maart jl. naar uw Kamer is verzonden.
Hoe staat het met het functioneren van het alarmnummer voor bedreigde volksvertegenwoordigers? Geniet het alarmnummer voldoende bekendheid bij volksvertegenwoordigers en is er sprake van voldoende capaciteit en kwaliteit van geleverde output?
Per 1 maart jl. kunnen bedreigde burgemeesters, wethouders en raadsleden via het alarmnummer een beroep doen op het Instituut voor Psychotrauma (IVP) voor acute gespecialiseerde psychosociale ondersteuning. Het IVP is een instituut dat gespecialiseerd is in het bijstaan van mensen met een psychotrauma, ruim 30 jaar ervaring heeft, samen werkt met (grote) bedrijven en overheden en goede kennis heeft van het openbaar bestuur en de politieke context. Over het functioneren van deze voorziening specifiek voor politieke ambtsdragers is nu – omdat het maar net van start is gegaan – nog niets bekend. Eind 2016 vindt samen met het IVP en de beroepsverenigingen een evaluatie plaats.
Daarnaast kunnen politieke ambtsdragers voor advies en praktische ondersteuning bij (mogelijke) incidenten contact opnemen met de Vertrouwenslijn.
Ik heb alle burgemeesters hierover schriftelijk geïnformeerd en hen gevraagd de voorzieningen bekend te maken onder de wethouders en raadsleden. Ook vanuit de beroepsverenigingen (van burgemeesters, wethouders en raadsleden) is onder hun achterban bekendheid gegeven aan deze voorzieningen
Is de dienstverlening van het alarmnummer voor volksvertegenwoordigers ook toegankelijk voor landelijke volksvertegenwoordigers en medewerkers van politieke partijen en medewerkers van volksvertegenwoordigers? Zo ja, bent u bereid om na te gaan of de bekendheid van het alarmnummer onder deze groepen voldoende op pijl is? Zo nee, bent u bereid om het alarmnummer ook voor deze groepen toegankelijk te maken?
De speciale voorziening voor psychosociale ondersteuning vanuit het IVP is via het speciale alarmnummer en evenals de Vertrouwenslijn direct toegankelijk voor landelijke volksvertegenwoordigers. Het gaat hier om de invulling van een werkgeversverantwoordelijkheid. Als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties faciliteer ik daarbij, vanwege de bijzondere positie van politieke ambtsdragers in het democratisch proces.
Voor medewerkers van politieke partijen en medewerkers van volksvertegenwoordigers geldt een dergelijke bijzondere positie niet en zal desbetreffende werkgever (in casus de politieke partij) hiervoor afspraken met het IVP moeten maken.
Deze voorzieningen zullen meer bekendheid worden geven bij politieke ambtsdragers, onder andere via de nog op te zetten voorziening Veilig en Integer Bestuur.
Op welke wijze dragen mediaberichten bij aan het creëren van een klimaat waarin volksvertegenwoordigers worden bedreigd en gedemoniseerd? Wat concludeert u hier uit?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven of er in toenemende mate sprake is van het bedreigen van volksvertegenwoordigers op social media en of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voldoende grip hebben op de dreigementen aan het adres van volksvertegenwoordigers op social media? Zo nee, waarom niet?
Uit de monitor Agressie en geweld openbaar bestuur 2014 blijkt dat het ongewenste gedrag waarvan politieke ambtsdragers (gemeenten, provincies en waterschappen) slachtoffer zijn bij 50% face-to-face was, bij 14% per email en bij 11% via social media. Het is niet bekend wat de trend is. In 2012 zijn politieke ambtsdragers hierop niet bevraagd en de monitor 2016 wordt op dit moment nog uitgevoerd. Na de zomer worden nieuwe cijfers bekend, zodat een vergelijking met de eerdere cijfers kan worden gemaakt.
Het is van belang om aangifte te doen als een uiting op sociale media als bedreigend wordt ervaren. Een aangifte kan de aanleiding vormen om de bedreiging strafrechtelijk te onderzoeken.
De politie kan ook adviseren welke instrumenten ingezet zouden kunnen worden los van het strafrecht. Vroegtijdig contact met de politie kan bijdragen aan het in de kiem smoren van mogelijke bedreigingen.
Politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben daarbij een wettelijke taak om te onderzoeken of er een concrete dan wel voorstelbare dreiging uitgaat naar personen en objecten die zijn opgenomen in het Rijksdomein. Alle leden van het parlement zijn opgenomen in het Rijksdomein. Als een parlementariër bedreigingen ontvangt via social media, kan dit leiden tot onderzoek.
Kunt u aangeven in hoeveel van de gevallen er aangifte wordt gedaan van bedreigingen van volksvertegenwoordigers en in hoeveel van de gevallen een aangifte ook leidt tot een vervolging en/of veroordeling? Bent u bereid om maatregelen te nemen om de effectiviteit van de strafrechtketen, van aangifte tot veroordeling, te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Aantallen van meldingen en aangiften door lokale en regionale volksvertegenwoordigers zijn bij de politie niet bekend; er wordt via de zogenaamde VPT-code geregistreerd op werknemers die een taak in het publieke domein vervullen in het algemeen. Doelgroepen daarbinnen worden niet afzonderlijk geregistreerd. Ook het aantal gevallen waarin dat leidt tot vervolging van een verdachte is niet bekend, omdat het openbaar ministerie hierover geen aparte registratie voert.
Meldingen en aangiften door landelijke volksvertegenwoordigers worden opgenomen door het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag, dat ook meldingen en aangiften door lokale politici in het verzorgingsgebied van politie-eenheid Den Haag registreert. Het team bekijkt in overleg met het Openbaar Ministerie of er ook daadwerkelijk sprake is van een strafbare bedreiging volgens artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Zoals ook in antwoord op vraag 5 is aangegeven heeft het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag in 2015 tweehonderd meldingen van mogelijke bedreiging ontvangen. Het OM heeft deze meldingen beoordeeld en 92 daarvan als strafbare bedreigingen geregistreerd. De overige 108 meldingen betroffen dus geen strafbare bedreiging. Van de 92 geregistreerde zaken zijn er uiteindelijk twintig door de politie afgesloten (er vindt geen nader onderzoek plaats), met name bij gebrek aan bewijs of omdat de verdachte niet getraceerd kon worden. Van de 72 overblijvende zaken zijn er zeven om diverse redenen door het OM geseponeerd. In 24 zaken heeft het OM de verdachte gedagvaard. In acht van die zaken heeft de rechter al uitspraak gedaan. De opgelegde straffen variëren van onvoorwaardelijke werkstraffen in combinatie met voorwaardelijke gevangenisstraf tot een voorwaardelijke werkstraf of gevangenisstraf. In twee zaken is de verdachte vrijgesproken. In zestien zaken moet de zitting nog plaatsvinden. In drie andere zaken is besloten tot een zogenaamde TOM-zitting (waarbij de officier van justitie aan de verdachte een transactie voorstelt). In twee van deze zaken heeft de verdachte een werkstraf gekregen, de andere zitting moet nog plaatsvinden. De overige zaken zijn nog in behandeling bij de politie.
Strafbare gedragingen met betrekking tot agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak worden door politie en OM opgepakt. Ik zie dan ook geen redenen om aanvullende maatregelen te treffen.
Kunt u aangeven of de angst voor repercussies en een gebrek aan ondersteuning bij volksvertegenwoordigers bijdraagt aan het relatief lage aantal aangiften van bedreigingen door volksvertegenwoordigers?5 Wat gaat u doen om dit weg te nemen?
Uit de monitor Agressie en geweld openbaar bestuur 2012 en 2014 blijkt dat de belangrijkste redenen die politieke ambtsdragers hebben opgegeven om geen aangifte te doen, de volgende zijn; het incident was niet ernstig genoeg, het hoort bij de functie, het is ter plekke opgelost.
Ik acht het van groot belang dat bedreigde politieke ambtsdragers de bedreiging melden en/of hier aangifte van doen. Behalve dat het een krachtig signaal naar de dader en samenleving is, maakt de aangifte het voor politie en openbaar ministerie mogelijk de situatie te beoordelen en eventueel opsporingsmiddelen en beveiliging in te zetten. Tevens kunnen zij politieke ambtsdragers en gemeenten adviseren over aanvullende beveiligingsmaatregelen.
Na een melding of aangifte kan een (strafrechtelijke) reactie naar de dader volgen, zoals een gesprek met de dader, een locatieverbod, opschorting van dienstverlening, (vrijheids)straf. Een dergelijke reactie is essentieel omdat normen pas gaan leven wanneer ze gevoeld worden door degenen die de norm overschrijdt. Bovendien kan het bijdragen aan de verwerking van het incident door het slachtoffer.
In de communicatie richting politieke ambtsdragers en bestuurders zal ik het belang van het melden en zo nodig doen van aangifte blijven benadrukken. Gemeenten (gemeentesecretarissen en griffiers) kunnen de politieke ambtsdragers daarbij met de beschikbare instrumenten en hulpmiddelen ondersteunen.
Wat is de huidige strafmaat voor het bedreigen van volksvertegenwoordigers en is het richten van een bedreiging aan volksvertegenwoordigers wettelijk gezien hierbij een verzwarende omstandigheid? Vindt u deze strafmaat hoog genoeg voor het uitgaan van een afschrikkende werking?
Bedreiging met geweld is strafbaar gesteld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht. Dit kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, kan het worden bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. Bedreiging met een terroristisch misdrijf kan worden bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De richtlijn strafvordering bedreiging geeft aanwijzingen over de door een OvJ te eisen straf. Het OM zal op grond van deze richtlijn bij bedreigingen jegens ambtenaren of andere gezagsfunctionarissen in beginsel 200 procent extra straf eisen ten opzichte van de te eisen straf op basis van de richtlijn.
De verzwaring van de strafeis bij agressie en geweldsdelicten ziet niet alleen toe op een verhoogde strafeis. Naast de verhoogde strafeis kennen VPT zaken een hoger dagvaardingspercentage, ook in lichte zaken, en wordt een zwaardere modaliteit geëist (vaker een gevangenisstraf i.p.v. een taakstraf, vaker een taakstraf i.p.v. een boete)
Het bericht “beveiliging tientallen gemeentesites lek: persoonsgegevens niet veilig” |
|
Manon Fokke (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het bericht «beveiliging tientallen gemeentesites lek: persoonsgegevens niet veilig»?1
Ja.
In hoeveel gemeenten is de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) inmiddels volledig geïmplementeerd? Zijn bij u, ondanks de implementatie van de BIG, toch nog berichten bekend dat er in gemeenten gebruik wordt gemaakt van een onbeveiligde https-verbinding wanneer zij naar vertrouwelijke informatie van burgers vragen? Zo ja, in hoeveel gemeenten wordt nog niet gebruik gemaakt van een beveiligde https-verbinding bij het verwerken van vertrouwelijke informatie van burgers? Zo nee, bent u bereid onderzoek te doen naar de beveiliging van gemeentewebsites en de verzameling en verwerking van vertrouwelijke informatie door gemeentes via deze websites?
Gemeenten zijn zoals afgesproken in de resolutie «informatieveiligheid, randvoorwaarde voor de professionele gemeente» bezig met het implementeren van de BIG. Deze baseline bevat een breed scala aan technische, organisatorische, fysieke en procedurele maatregelen. De implementatie ervan is een doorlopend proces waarbij gemeenten op basis van eigen afwegingen het gemeenschappelijke normenkader als leidraad gebruiken. Zo betekent bijvoorbeeld voor een gemeente die zijn ICT heeft ondergebracht bij een externe leverancier de implementatie iets heel anders dan voor een gemeente die zijn ICT 100% in eigen beheer uitvoert. In algemene zin hebben alle gemeenten inmiddels de voor hen belangrijkste maatregelen uit de BIG geïmplementeerd. Welke dat zijn hangt af van de lokale afweging per gemeente.
Mij is bekend, onder andere uit de pers en van individuele onderzoekers op het gebied van informatiebeveiliging dat niet alle gemeenten https gebruiken voor webformulieren waarmee de gemeente een burger om informatie vraagt, bijvoorbeeld in het kader van dienstverlening. Wanneer de gemeente persoonsgegevens verwerkt, dient de gemeente op basis van artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens een passend beveiligingsniveau te garanderen. De richtsnoeren van het College bescherming persoonsgegevens (thans Autoriteit persoonsgegevens) uit 2013 die hierop van toepassing zijn, schrijven voor dat de bewerker encryptie (versleuteling) toe dient te passen bij verzending van persoonsgegevens via het internet. Ook de BIG schrijft dit voor voor het veilig verwerken van gevoelige gegevens.
Ik heb kennis genomen van het onderzoek van RTL Nieuws dat aantoonde dat bij 10 van de 390 gemeenten het afsprakenformulier niet was beveiligd door middel van https. Deze 10 gemeenten zijn door de Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD) op de hoogte gesteld van dit feit en zij hebben alle in samenwerking met hun leveranciers deze situatie opgelost. Het gaat erom dat gemeenten adequate actie ondernemen bij het bekend worden van kwetsbaarheden. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het naleven van de wettelijke eisen om persoonsgegevens te beschermen. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet daarop toe. De gemeente is ook zelf verantwoordelijk voor een afdoende beveiliging van gevoelige en vertrouwelijke informatie.
Gemeenten leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Een onderzoek zoals u dat schetst zou als momentopname van de toepassing van een enkele technische maatregel mijns inziens onvoldoende meerwaarde bieden ten opzichte van het huidige verantwoordingsstelsel.
Zijn gemeenten naar uw mening voldoende uitgerust om op een goede en veilige manier vertrouwelijke informatie van burgers te verwerken via gemeentewebsites? Is er voldoende kennis en fte beschikbaar binnen gemeenten om gemeentewebsites te beheren? Zo nee, welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om gemeenten beter uit te rusten om vertrouwelijke informatie van burgers te verwerken via gemeentewebsites en om deze sites te beheren?
In het algemeen zijn gemeenten voldoende toegerust om op een goede en veilige manier vertrouwelijke informatie te verwerken. Ze hebben zich gecommitteerd aan de implementatie van de BIG. Zie ook het antwoord op vraag 2. Hoeveel kennis en fte er beschikbaar is of moet zijn om gemeentewebsites te beheren, verschilt van gemeente tot gemeente. Het is daarom niet zonder meer mogelijk om algemene uitspraken te doen over maatregelen.
Gemeenten werken dagelijks samen met hun leveranciers aan informatiebeveiliging, of dit nu gaat om de website of anderszins. Gemeenten hebben zeer veel kennis in huis en kunnen tevens, onder andere via de IBD, kennis van andere gemeenten benutten. Ik heb geen signalen dat gemeenten onvoldoende fte beschikbaar hebben om de website te beheren.
Deelt u de mening dat burgers afhankelijk zijn van hun eigen gemeente voor dienstverlening en dat daarom in alle gemeenten de kwaliteit en veiligheid van de dienstverlening via gemeentewebsites hetzelfde niveau moet hebben?
Ik ben het eens met de stelling dat burgers voor de dienstverlening afhankelijk zijn van de gemeente waarin ze wonen. Daarnaast moeten de kwaliteit en veiligheid op een adequaat niveau zijn. Hoe hoog dat niveau is, zal nog steeds van gemeente tot gemeente kunnen verschillen, met dien verstande dat de toezichthouder Autoriteit persoonsgegevens toezicht houdt op het minimumniveau van gegevensbescherming. Daar mag een gemeente nooit onder zakken.
In algemene zin zijn er uiteraard wel maatregelen te benoemen die altijd genomen dienen te worden om een minimumniveau te garanderen. Het versleutelen van gegevens op internet is daarvan een voorbeeld.
Herinnert u zich de vragen over de mogelijkheid om één kernwebsite voor alle gemeenten te maken? Deelt u de mening dat dit voor de veiligheid, kwaliteit en het beheer van deze websites voordelen kan opleveren? Bent u bereid opnieuw naar dit voorstel te kijken? 2
Ja, ik herinner mij die vragen en ik deel de mening dat één kernwebsite voordelen kan opleveren. In mijn brief van 20 april 2015 heb ik in de Kamer verslag gedaan van mijn overleg met de VNG over dit onderwerp (Kamerstuk 26 643, nr. 357). De VNG gaf aan dat één uniforme (model-)website naar haar mening geen recht doet aan de verschillen die er tussen gemeenten bestaan. Ik blijf echter attent op de mogelijkheid om een kernwebsite dichterbij te brengen. Het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) ontwikkelt momenteel een proof of concept voor een Generieke Transactievoorziening waarbij gemeentelijke formulieren voor ondernemers centraal worden aangeboden. Als deze proof of concept slaagt, zal ik met de VNG gaan overleggen over de mogelijkheden om dit ook te doen met formulieren voor burgers.
Deelt u de mening dat de privacy van burgers vanuit de BIG onvoldoende gewaarborgd is? Wat vindt u van het voorstel om naast de BIG een privacy-BIG in te stellen om de privacy van burgers te waarborgen? Bent u inmiddels in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) over de haalbaarheid van zo'n privacy-BIG en wat is de stand van zaken met betrekking tot dit voorstel?
De BIG, de naam zegt het al, biedt een baseline voor informatiebeveiliging. Een deugdelijke beveiliging van gegevens is één van de aspecten die aandacht verdienen bij het beschermen van persoonsgegevens, waaraan gemeenten gehouden zijn op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarnaast behelst het adequaat waarborgen van de privacy van burgers vele andere aspecten, die onder andere genoemd zijn in de Rijksvisie over privacy in het sociaal domein; «zorgvuldig en bewust» en in de Privacy Impact Assessment 3D.
Met het in de EU aannemen van de algemene verordening gegevensbescherming (PbEU 2016, L 119), die op 25 mei 2018 van toepassing wordt en de huidige Wet bescherming persoonsgegevens grotendeels zal vervangen, zullen gemeenten net als andere verantwoordelijken voor gegevensverwerking bovendien moeten voldoen aan diverse nieuwe plichten, zoals maatregelen van privacy by design, het uitvoeren van privacy impact assessments en het aanstellen van een functionaris voor de gegevensbescherming. Naast de BIG zijn er dus andere waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens.
Op ambtelijk niveau zijn de gesprekken die ik heb toegezegd tijdens het algemeen overleg op 20 april gestart. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.
Miljoenenoverschot bij gemeenten op zorgbudget |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Miljoenenoverschot bij gemeenten op zorgbudget»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat 90% van de gemeenten miljoenen euro's overhoudt die bestemd zijn voor onder andere dagbesteding, begeleiding en ondersteuning?
Aan de veronderstelde onderuitputting die gesignaleerd wordt, zowel op basis van het onderzoek in Binnenlands Bestuur als op basis van de uitkomsten van de overall monitor sociaal domein die op verantwoordingsdag aan uw Kamer is gestuurd, kunnen momenteel nog moeilijk conclusies worden verbonden. Het zijn namelijk realisatiecijfers van het eerste jaar 2015. De uitgaven van gemeenten moeten zich de komende jaren nog uitkristalliseren. Gemeenten ramen thans voorts behoedzaam en budgetneutraal. Onderuitputting houdt ook niet per definitie in dat de middelen voor ondersteuning en jeugdhulp aan andere doeleinden wordt besteed. Het is bekend dat gemeenten «onderuitputting» reserveren voor toekomstige kosten. Voorts geldt dat gemeenten de beleidsruimte hebben om binnen het sociaal domein (Jeugd, participatie en de Wmo 2015) middelen in te zetten waar dat nodig is. Zo kunnen ook overschotten bij het ene deel ingezet worden bij het andere deel. Gemeenten hebben het beste zicht welke ondersteuning mensen nodig hebben.
Hoe verhoudt het gegeven dat 60% van de gemeenten geld overhoudt, dat bedoeld is voor huishoudelijke hulp, zich tot de praktijk waarin veel patiënten/cliënten aangeven te weinig hulp te ontvangen?
Van belang is of de gemeenten hun wettelijke verantwoordelijkheden nakomen en of cliënten die ondersteuning nodig hebben, dit ook krijgen.
Bent u bereid deze zorggelden zo spoedig mogelijk te oormerken, zodat iedere euro die bestemd is voor hulpbehoevenden ook daadwerkelijk bij deze groep terecht komt?
Destijds is bewust gekozen voor het niet oormerken. Minister Plasterk heeft uw Kamer hier naar aanleiding van het advies van de Algemene Rekenkamer op 11 september 2014 per brief over geïnformeerd.
Deelt u de analyse dat een gemeentelijke overheid, die onder meer bezuinigt op tarieven voor thuiszorgorganisaties en te weinig uren aan huishoudelijke hulp toekent, marktverstorend werkt, en op deze wijze vele hulpbehoevenden dupeert?
Op korte termijn hoop ik u een voorstel te kunnen toesturen waarmee de uitgangspunten voor verantwoordelijk marktgedrag, zoals opgenomen in de Code verantwoordelijk marktgedrag thuisondersteuning, worden vertaald in landelijke regelgeving. Ik heb geen aanwijzingen dat het gemeentelijk beleid hulpbehoevenden dupeert.
Deelt u de mening dat het ongehoord is dat mensen die zorg nodig hebben de zorg mijden als gevolg van bureaucratie, inefficiënte en te hoge kosten? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te treffen om dit probleem op te lossen?
Tijdens het AO van 10 maart jl. over de eigen bijdragen Wmo 2015 heb ik toegezegd om aanvullend kwalitatief onderzoek uit te laten voeren naar zorgmijding, eigen bijdragen en maatwerk op grond van de Wmo 2015. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek.