De plofkipfabriek in Veenendaal |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oekraïense «plofkipfabriek» strijkt neer in Veenendaal»?1
Ja.
Bent u bekend met het voornemen van het Oekraïense kippenfokbedrijf Myronivsky Hliboproduct (MHP) volgende maand een kippenfabriek in Veenendaal te openen?
Ik ben bekend met de uitsnijderij die MHP bij en met Jan Zandbergen BV te Veenendaal heeft opgezet. In deze uitsnijderij wordt pluimveevlees in kleinere delen gesneden. De invoer van levend pluimvee vanuit Oekraïne is niet toegestaan.
Worden in deze fabriek levende kippen geslacht of alleen dode dieren verwerkt? Indien er levende dieren worden geslacht, hoe lang is de reistijd van Oekraïne naar Nederland voor deze kippen?
Zie antwoord vraag 2.
Moet bij het houden in Oekraïne en het vervoeren van deze dieren (dood of levend) voldaan worden aan de Nederlandse of Oekraïense regels? Kunt u een vergelijking geven van de Oekraïense en Nederlandse regels?
Op het houden en vervoeren van pluimvee in Oekraïne is de daar geldende wet- en regelgeving van toepassing.
Om producten te mogen invoeren in of doorvoeren door de Europese Unie moeten derde landen, waaruit de import plaatsvindt en die zijn vermeld in de tabel in bijlage I, deel 1 van Verordening (EG) nr. 798/2008 voldoen aan de veterinaire voorschriften van de Europese Unie inzake de invoer van vleesproducten en vlees van pluimvee. Oekraïne staat in deze tabel. De bepalingen ten aanzien van dierenwelzijn bij de slacht maken hier onderdeel van uit. De bevoegde autoriteit van de Oekraïne biedt door middel van een veterinair invoercertificaat garanties voor naleving van deze voorschriften. Alleen door de Europese Unie erkende slachthuizen in Oekraïne mogen exporteren naar de EU. Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 2 en 3 is de invoer van levend pluimvee vanuit Oekraïne niet toegestaan.
Wat is uw reactie op het feit dat MHP eerder dit jaar een overeenkomst met het Nederlandse certificeringsbedrijf Gezondheidsdienst voor Dieren tekende, dat ervoor moet zorgen dat de kippen een bestaan krijgen dat meer in lijn ligt met de Europese regels? Wat houdt «meer in lijn liggen» precies in? Op welke vlakken voldoet het ondanks deze overeenkomst niet aan de volledige Nederlandse regelgeving? Wat is de juridische waarde van deze overeenkomst? Kan MHP de toezegging tot Nederland, de Nederlandse markt en het gebruik van «Nederlandse kip» op zijn product worden ontzegd indien het zich niet aan deze overeenkomst houdt?
De overeenkomst is gericht op een nauwe en structurele samenwerking tussen de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en MHP en is een overeenkomst tussen private partijen. De GD en MHP zijn voornemens om zich samen in te spannen voor het verder verbeteren van de gezondheid en het welzijn van de dieren op de lange termijn. De samenwerking heeft betrekking op:
De dierenartsen van MHP zullen deelnemen aan trainingen die de GD in Nederland organiseert en daarnaast zal er een educatietraject in Oekraïne worden opgezet waar naast theorie ook training on the job wordt aangeboden. Het niet nakomen van de bepalingen in de overeenkomst tussen MHP en de GD staat evenwel los van de afspraken en vereisten ten aanzien van de markttoegang van de MHP-pluimveeproducten tot de EU.
Deelt u de mening dat zowel tijdens het houden in Oekraïne als tijdens het vervoer naar Nederland op elk moment aan de volledige Nederlandse regels moet worden voldaan aangezien de dieren hier geslacht, verwerkt en (deels) verkocht zullen worden, en dat dat gebeurt als «Nederlands» kippenvlees?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3, 4. In de uitsnijderij in Veenendaal wordt gekoeld/bevroren pluimveevlees verder be- en verwerkt. De Europese wetgeving verbiedt dat bevroren pluimveevlees wordt ontdooid en als vers vlees wordt verkocht. Het vlees zou wel in bevroren staat kunnen worden verkocht; in dat geval moet worden aangegeven dat het vlees afkomstig is uit Oekraïne.
Wanneer het pluimveevlees in Nederland verwerkt wordt tot vleesproducten of vleesbereidingen gelden de volgende regels met het oog op herkomstvermelding:
Als pluimveevlees het hoofdbestanddeel is in een product kan dus niet de suggestie gewekt worden dat het een Nederlands product betreft.
Wie houdt toezicht op het welzijn van deze kippen en de hygiëne bij geslachte en levende dieren op de fokkerijen in Oekraïne en bij het vervoer naar Nederland? Is dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), of de Oekraïense instantie vergelijkbaar met de NVWA? Indien dit de Oekraïense Voedsel- en Warenautoriteit is, is u bekend of deze instantie in staat is deze opdracht naar behoren uit te voeren? Hebben deze inspecteurs de juiste opleiding, kennis, materialen en voldoende tijd? Zijn zij bekend met de Nederlandse regelgeving op dit gebied? Zo nee, hoe kunnen zij dan een goede controle uitvoeren? Indien de Nederlandse NVWA hier controle op houdt, beschikt zij over voldoende kennis om met de Oekraïense fokkers en vervoerders te communiceren? Zo nee, welke oplossing heeft u hiervoor? Heeft de Nederlandse NVWA hier voldoende middelen voor? Op welke andere controles moet bezuinigd worden om dit te betalen? Kan de kwaliteit en het dierenwelzijn in dat geval in deze andere sectoren nog wel gegarandeerd worden?
De Oekraïense overheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de productie van pluimveevlees in Oekraïne. De lidstaat waar het pluimveevlees de EU binnenkomt houdt namens de EU toezicht op de import in de EU (zie het antwoord op vraag 4). Het Directorate on Health and Food Audits and Analysis (Directorate F van
DG SANTÉ; voorheen Food and Veterinary Office (FVO)) voert namens de EU auditmissies uit in derde landen die exporteren naar Nederland en rapporteert over deze missies.
Dan worden ook erkende of te erkennen slachterijen en uitsnijderijen gecontroleerd op hygiënische productie en op welzijnsaspecten bij het slachten. Op basis van het laatste rapport van de FVO heeft de EU besloten import van pluimveevlees vanuit Oekraïne toe te staan. De invoer van levend pluimvee vanuit Oekraïne is overigens niet toegestaan.
Wordt er bij controles door de Nederlandse NVWA of de Oekraïense Voedsel- en Warenautoriteit gelet op de overeenkomst met het Nederlandse certificeringsbedrijf Gezondheidsdienst voor Dieren, of slechts op de officiële Oekraïense regels? Indien alleen op de officiële Oekraïense regels wordt gelet, wat is dan het nut van deze overeenkomst? Wat zijn de sancties indien niet aan de regels wordt voldaan?
De NVWA volgt bij invoer in de EU de Europese voorschriften voor de invoer uit derde landen. Dit is ook het geval bij invoer van pluimveevlees uit Oekraïne. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Is het waar dat de kippen die in Oekraïne gefokt zijn en in de Nederlandse fabriek verpakt worden als «Nederlands» vlees verkocht mogen worden? Wat is uw mening hierover? Deelt u de mening dat het vreemd is dat dit mag, omdat deze kippen het grootste deel van hun leven nooit in Nederland zijn geweest? Wat is uw mening over het feit dat de Nederlandse kwaliteits-naam hiermee op het spel staat?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat een bedrijf dat in zijn eentje meer dan de helft van de totale Nederlandse kippenproductie produceert (332 miljoen kippen per jaar door MHP, 574 miljoen door alle Nederlandse producenten samen) een veel grotere focus op kwantiteit legt dan op kwaliteit? Hoe rijmt u dit met uw eerdere uitspraken waarin u stelde «En er is meer focus nodig op kwaliteit, in plaats van kwantiteit»?2
Het toekomstperspectief van de veehouderijketens in Nederland is het produceren van onderscheidende, kwalitatief hoogwaardige en gewaardeerde producten met een toegevoegde waarde voor markt en consument.
Het Nederlandse kabinet staat een integrale aanpak voor waar het gaat om de veehouderij. Onderdeel daarvan is een begrenzing of beperking aan de groei van de veehouderij waar dit uit een oogpunt van volksgezondheid, milieu, natuur, kwaliteit van de leefomgeving (waaronder geurhinder) of landschappelijke inpassing noodzakelijk is.
Het is aan de regering van de Oekraïne of een dergelijke schaalomvang zoals van het genoemde bedrijf wenselijk is. Bedrijven dienen in ieder geval te voldoen aan de wettelijke voorschriften van het land en de richtlijnen van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de OESO na te streven.
Welke stappen kunt u nog nemen om dit plan tegen te houden en de Nederlandse kwaliteitsnaam hoog te houden? Bent u van plan deze stappen te nemen? Zo ja, kunt u de Kamer zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de geplande openingsdatum, op de hoogte brengen van de resultaten hiervan? Zo nee, waarom kunt u geen stappen meer nemen? Wat kunt u dan doen om soortgelijke gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen?
Investeringen in Nederland moeten voldoen aan de in ons land geldende wet- en regelgeving. De uitsnijderij in Veenendaal voldoet op dit moment aan de wet- en regelgeving en daarmee is er geen grond of reden voor ingrijpen vanuit de Nederlandse overheid.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de opening van deze kippenfabriek?
Nee, de uitsnijderij in Veenendaal is reeds in bedrijf.
Het bericht ‘Grutto of kraai voor wie moet je kiezen?’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grutto of kraai: voor wie moet je kiezen?»1 Zo ja, wat is uw reactie op het bericht?
Ja. Het onderwerp predatie heeft de aandacht van alle organisaties en instanties die in ons land werken aan een effectief (agrarisch) natuurbeheer en het verbeteren van de weidevogelstand. Daarom is het goed dat op diverse plaatsen faunabeheer en (agrarisch) natuurbeheer hand in hand gaan. Zo is in de provincie Friesland door alle betrokken partners samen een predatieprotocol opgesteld. Daarin is beschreven op welke wijze en met welke maatregelen weidevogels zo goed mogelijk worden beschermd.
Kunt u aangeven of de predatie van weidevogelnesten dit jaar is toegenomen?
Deze vraag is niet in zijn algemeenheid voor het hele land en voor elke soort predator te beantwoorden. Er zijn aanwijzingen dat bijvoorbeeld de muizenplaag in Friesland van twee jaar geleden heeft geleid tot een stijging van predatoren aldaar. Het natuurlijke evenwicht tussen verschillende diersoorten heeft tijd nodig om zich weer te herstellen. Daarom was er in 2015 een verhoogde predatie van weidevogelnesten (veel predatoren – weinig muizen).
Wordt de predatie van weidevogelnesten bijgehouden? Zo ja, kunt u deze cijfers delen? Zo nee, waarom niet daar het een significant effect heeft op de stand van de weidevogel zoals de grutto?
Ja. Predatie van legsels wordt landelijk gemonitord door LandschappenNL.
Deze monitoring laat het volgende beeld zien (zie bijlage)2
Bij deze cijfers moet worden opgemerkt dat voor het jaar 2016 nog niet alle gegevens zijn ontvangen. In de provincie Friesland komen de cijfers op een andere manier tot stand, daarom is deze provincie niet opgenomen in het overzicht. Predatiegegevens van deze provincie blijken wel vergelijkbaar met het beeld uit de rest van het land.
Zoals te zien is er geen stijgende trend te ontdekken in de cijfers, al is predatie de afgelopen paar jaar na enkele jaren met weinig predatie wel toegenomen.
Is bij u bekend wat het effect is van de predatie van weidevogelnesten op de stand van de weidevogels?
Predatie is één van de factoren die het broedsucces van de weidevogels beïnvloeden. Daarom moeten maatregelen altijd bezien worden in een bredere aanpak, waarin het bijvoorbeeld ook gaat om eventuele andere verstoring veroorzakende factoren in de omgeving, de openheid van het landschap, beheer van het grondwater- en slootpeil, en maatregelen in het kader van (agrarisch) natuurbeheer.
Welke mogelijkheden zijn er om predatie tegen te gaan door onder meer vossen, buizerds, kraaien, steenmarters en hermelijnen? Zijn deze mogelijkheden voldoende om de legsels van weidevogels voldoende te beschermen?
Het wetsvoorstel Natuurbescherming, die per 1 januari 2017 inwerking treedt als opvolger van de Flora- en faunawet, biedt de volgende mogelijkheden:
Naast bovenstaande mogelijkheden kan het beheer zo worden uitgevoerd dat predatie kan worden beperkt. Voorbeelden hiervan zijn het niet te krap maaien rond nesten zodat er voldoende beschutting blijft en het verwijderen van ruigte en rommel.
Kunt u reageren op de opmerkingen in de berichtgeving dat het verstandig zou zijn om het aantal kraaien terug te brengen? Welke mogelijkheden bestaan hiertoe op dit moment?
Zie antwoord vraag 5.
Wat betekent de toename van de predatie van weidevogelnesten voor de effectiviteit van de inspanningen die boeren en natuurorganisaties leveren in kader van weidevogelbeheer?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, is er geen stijgende trend waarneembaar in predatie van nesten.
De predatie van nesten is vanzelfsprekend een frustratie voor eenieder die een warm hart heeft voor agrarisch natuurbeheer en onze weidevogels. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat dit onderdeel is en hoort te zijn van de biotoop waarin deze dieren leven. Het gaat erom dat er uiteindelijk voldoende kuikens groot worden.
Wat betekent dit voor de effectiviteit van bijvoorbeeld de inzet van de middelen uit de nationale envelop voor de crisis in de veehouderij, de € 30 miljoen, waarbij ook een deel zal worden ingezet voor het stimuleren van weidevogelbeheer onder specifieke voorwaarden?2 Deelt u de mening dat het water naar de zee dragen is als er enerzijds belastinggeld wordt ingezet om het aantal weidevogels te vergroten, maar niets gedaan wordt aan de grote oorzaak van de teruggang van het aantal weidevogels namelijk de predatoren?
Voor de in dit kader ingezette middelen wordt een separate evaluatie uitgevoerd. Het is voorbarig om nu al op vooruit te lopen op deze evaluatie.
Bent u bereid om in te gaan op de volgende stelling: weidevogelbeheer heeft alleen kans van slagen als we bereid zijn om predatoren actief te beheren?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 4 is binnen een brede aanpak voor weidevogels predatiebeheer een van de factoren waaraan niet voorbijgegaan mag worden. Daarom sluit ik mij aan bij de manier waarop dit is verwoord in het predatieprotocol dat door alle partners in de provincie Friesland op een treffende wijze met elkaar is geformuleerd: «predatiebeheer heeft pas zin als de broedbiotoop van de weidevogels op orde is». Optimaal inrichten van weidvogelgebieden en tegelijkertijd zorgen voor een goed predatiebeleid.
Het gebruik van een olifant als publiekstrekker voor circus Freiwald, ondanks een wettelijk verbod |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat circus Freiwald de wet overtreedt door nog altijd de olifant Buba te gebruiken als publiekstrekker en daarbij direct contact tussen de olifant en het publiek toe te laten?1
Naar aanleiding van dit bericht en andere meldingen heeft de NVWA een onderzoek ingesteld. Hierbij wordt gekeken of het circus zich houdt aan de ontheffingsvoorwaarden.
Deelt u de mening dat de ontheffingen die toestaan dat olifant Buba met circus Freiwald mee mag reizen en olifant Carla met circus Renz Berlin2 op geen enkele manier het belang van deze olifanten dienen, omdat het reizen voor deze dieren stressvol is en de circussen zelfs niet bij benadering een omgeving voor de olifanten creëren waarin de dieren hun natuurlijke gedrag kunnen uitoefenen? Deelt u de mening dat het onacceptabel is om vrouwelijke olifanten, bij wie een complexe sociale groepsstructuur een basisbehoefte is, solitair te houden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik heb de ontheffingen verstrekt tot en met 15 januari 2017 onder de voorwaarde dat de circuseigenaren hun medewerking verlenen aan een onderzoek door onafhankelijke deskundigen om te bepalen of de olifanten geschikt zijn om naar een opvanglocatie te worden overgebracht.
Deelt u de mening dat het niet valt uit te leggen dat deze circussen opnieuw deze ontheffing hebben gekregen, terwijl ze alle tijd hebben gehad om een opvanglocatie te vinden voor olifanten met trauma’s? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het vinden van een goede opvanglocatie voor een olifant is niet eenvoudig. Tijdens de totstandkoming van de onderhavige regelgeving is altijd uitgedragen dat het ministerie een bemiddelende rol zal oppakken bij het opvangen van dieren, indien dat nodig is. Daar houd ik mij aan.
Bent u ervan op de hoogte dat vereniging Wilde Dieren de Tent Uit tijdens de ambtelijke voorbereiding van het verbod op wilde dieren in circussen verschillende keren hulp heeft aangeboden bij de opvang van wilde dieren, waaronder ook deze twee olifanten? Zo ja, waarom heeft u hier geen gebruik van gemaakt?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. De wilde dieren zijn echter eigendom van de circusondernemingen. Het is aan de circussen om te bepalen waar zij hun dieren onderbrengen.
Deelt u de mening dat met het gebruik van de olifant Buba als publiekstrekker voor het circus de voorwaarden van de ontheffing overtreden zijn? Deelt u de mening dat direct contact tussen publiek en olifant daarbij bijzonder risicovol is, aangezien het circus zelf in hun verzoek voor de ontheffing heeft aangegeven dat de eerste levensjaren van Buba traumatisch waren en ze in het verleden al eens van ernstige gedragsproblemen blijk heeft gegeven (onhandelbaar, onbenaderbaar en zelfdestructief aldus het circus zelf)?3 Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 1.
Is het waar dat u een verzoek van Stichting PiepVandaag heeft afgewezen om een petitie in ontvangst te nemen van ruim 11.000 handtekeningen aangaande de handhaving van de wetgeving en opvang van olifant Carla? Zo ja, waarom?
U doelt op een petitie die Stichting PiepVandaag in het najaar van 2015 organiseerde om olifant Carla bij Circus Renz Berlin weg te halen. Ik heb de organisatoren van de petitie laten weten dat ik de petitie beschouwde als een handhavingsverzoek en heb dit dossier daarom toen aan de NVWA over gedragen. Die heeft op 14 december 2015 een inspectie uitgevoerd. Daar zijn toen geen overtredingen vastgesteld.
Zie ook mijn antwoorden op de vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de situatie van olifant Carla bij Circus Renz Berlin (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 960).
Is het waar dat circus Freiwald ook twee zebra’s mee laat reizen zonder hier een ontheffing voor te hebben?4 Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om deze zebra’s weg te halen bij het circus en in een geschikte opvang te plaatsen?
Ja. De NVWA betrekt dit in haar onderzoek.
Deelt u de mening dat het hoog tijd is om het verbod op wilde dieren in het circus te handhaven? Zo ja, bent u bereid zo snel mogelijk handhavend op te treden en deze dieren uit deze onwenselijke situatie weg te halen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2, 3 en 7.
De dumpingen van drugs en ander (gevaarlijk) afval in Gelderland. |
|
Marith Volp (PvdA), Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Afvaldumping loopt spuigaten uit; noodkreet grondeigenaren»?1
Ja.
Welke stappen worden genomen om de dumping van gevaarlijk afval, zoals afval afkomstig van drugslaboratoria en wietplantages alsmede asbestafval, te voorkomen en de daders op te pakken? In hoeveel procent van de zaken wordt een dader (casu quo daders) veroordeeld?
Het beleid van mijn ministerie en de inmiddels ontwikkelde initiatieven in de provincies Noord-Brabant en Limburg is in eerste instantie gericht op het voorkomen van dumpingen van drugsafval door het aanpakken van de productie. Indien er desondanks toch wordt gedumpt, zetten politie en Openbaar Ministerie (OM) in op het opsporen en vervolgen van de daders van dumpingen. Zoals ik uw Kamer in antwoord op vragen van de leden Dik-Faber en Segers2 (beiden ChristenUnie) op 2 mei heb laten weten, heb ik geen overzicht van het aantal gevallen waarin daders van dumping van drugsafval betalen voor de opruimkosten daarvan. Indien het OM een verdachte strafrechtelijk vervolgt voor het dumpen van drugsafval kan een gemeente of grondeigenaar zich voegen in het strafgeding als benadeelde partij om zodoende de kosten van het opruimen, die direct door de dumping zijn veroorzaakt, vergoed te krijgen. Van deze mogelijkheid wordt, zo blijkt uit uitspraken in 2015 van de rechtbank Oost-Brabant en rechtbank Gelderland, gebruik gemaakt.
Daarnaast worden in de regio Gelderland afspraken gemaakt over samenwerking tussen diverse partijen, publiek en privaat, zoals gemeente, brandweer, de politie, het OM, de Land- en Tuinbouw Organisatie en het waterschap in het kader van een project Veilig Buitengebied. Die samenwerking bestrijkt een heel breed terrein, waaronder brand- en verkeersveiligheid en, wanneer daar aanleiding toe bestaat, ook voorkoming van drugsdumpingen. Doel hiervan is om bewoners van het buitengebied bewust(er) te maken van wat zij zelf kunnen doen, bijvoorbeeld camera’s ophangen, deuren van loodsen/schuren/stallen e.d. afsluiten en bij het verhuren van leegstaande loodsen e.d. alert zijn op de omstandigheden waaronder de verhuur plaatsvindt (contante betalingen, uitsluitend mondelinge afspraken, onbekende huurders, etc.).
Is de financiering waarbij de overheid 50% van de opruimkosten betaalt bij drugsdumpingen ook beschikbaar voor dumpingen van ander gevaarlijk afval zoals asbest? Zo ja, zijn de slachtoffers hiervan naar uw mening voldoende op de hoogte? Zo nee, waarom niet en bent u bereid te kijken naar de mogelijkheden hiervoor?
De financiering van (ten hoogste) 50 procent van de opruimkosten van gedumpt afval van drugsproductie is niet beschikbaar voor opruiming van ander gevaarlijk afval, omdat deze financiering voortvloeit uit een amendement op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu3 dat alleen voorziet in een bijdrage voor het opruimen van drugsafval. De betreffende begrotingspost beperkt de inzet van de middelen dus tot drugsafval.
Wordt er gekeken naar een brede samenwerking tussen de betrokken overheidsinstanties in de provincie Gelderland om deze problematiek aan te pakken, vergelijkbaar met de projectgroepen «Samen tegen dumpen» (provincie Noord-Brabant) en «Limburg Drugslab-vrij» (provincie Limburg)? Zo ja, worden hierbij ook stappen genomen om een volgende verplaatsing van het probleem te voorkomen? Zo nee, bent u bereid om in overleg met de provincie Gelderland te treden om te kijken naar de noodzaak en mogelijkheden hiervoor?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 9 van de leden Dik-Faber en Segers (beiden ChristenUnie) over dumping van drugsafval in Gelderland4. In Noord-Brabant heeft de provincie het initiatief genomen om alle partijen die betrokken zijn bij het aanpakken van drugsdumpingen bijeen te brengen via onder andere de projectgroep «Samen Tegen Dumpen». Vanuit mijn departement wordt aan deze projectgroep deelgenomen. Als de provincie Gelderland daar prijs op stelt, zal dat in deze provincie ook gebeuren.
In het antwoord op vraag 3 van de leden Dik-Faber en Segers heb ik aan uw Kamer laten weten dat op basis van de cijfers over dumpingen geconstateerd zou kunnen worden dat sprake is van een verschuiving van dumplocaties van Noord-Brabant naar omliggende provincies zoals Gelderland. Of er sprake is van een waterbed-effect richting Gelderland kan echter niet met zekerheid worden gezegd. Deze bewegingen worden uiteraard gemonitord.
Kaalslag in broedgebied Keteleiland |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Henk Leenders (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verontwaardiging over kaalslag in broedgebied Keteleiland»?1
Ja, ik ken dit bericht.
Klopt de in het artikel geponeerde stelling dat de Flora- en faunawet deze werkzaamheden in broedtijd niet toelaat? Zo ja, welke actie onderneemt u dan om deze werkzaamheden direct te staken?
De Flora en Faunawet bepaalt niet dat er niet mag worden gewerkt tijdens de broedperiode, maar wel dat het broeden van vogels niet mag worden verstoord. Binnen bepaalde randvoorwaarden om deze verstoring te voorkomen zijn de werkzaamheden toegestaan. De werkzaamheden zijn inmiddels afgerond.
Het verwijderen van de begroeiing ter plaatse was noodzakelijk (zie antwoord op vraag 6). De periode waarin dergelijke werkzaamheden daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd is relatief beperkt, omdat tijdens de periodes van hoogwater vaak niet kan worden gewerkt. Daarom is er voor gekozen om, binnen de randvoorwaarde dat verstoring van het broeden wordt voorkomen, deze werkzaamheden in deze periode uit te voeren. Enkele dagen voorafgaand aan de werkzaamheden is een schouw uitgevoerd door een ecoloog. Hierbij zijn de aanwezige nesten in kaart gebracht waarmee tijdens het werk rekening moest worden gehouden. Uit onderzoek bij afronding van de werkzaamheden kan geconcludeerd worden dat bij de werkzaamheden niet overal voldoende afstand van de nesten is gehouden. Het onderzoek geeft echter ook aan dat het niet aannemelijk is dat de snoeiwerkzaamheden geleid hebben tot dusdanige verstoring dat het broedsucces van aanwezige vogels significant is afgenomen. Het Ministerie van Economische Zaken, als bevoegd gezag voor de Flora en Faunawet, laat momenteel nader onderzoek uitvoeren.
Indien deze werkzaamheden wel toegestaan zijn, deelt u dan de mening dat het bijzonder ongelukkig is wanneer Rijkswaterstaat en zijn aannemers op een dergelijke manier het broedseizoen verstoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie verbindt u dan hieraan?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze heeft het gegeven dat momenteel tal van beschermde vogelsoorten broeden meegespeeld in de afweging om tien meter begroeiing op een van de meest waardevolle stukken natuur in de IJsselmonding weg te halen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is ervoor gekozen om uitgerekend in deze periode deze bomen te kappen? Waren er alternatieve periodes waarin deze bomen konden worden gekapt? Zo ja, waarom is er dan niet voor een alternatieve periode gekozen die wellicht minder gevolgen had gehad voor de aldaar broedende vogels?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een dringende reden om überhaupt een strook van tien meter aan begroeiing te kappen op een van de meest waardevolle stukken natuur in de IJsselmonding? Zo ja, wat is deze reden? Zo nee, bent u dan bereid om deze kaalslag te stoppen?
Begroeiing op verharde oevers en kribben vormt een risico. Het is daarom noodzakelijk om deze begroeiing te verwijderen. Hiervoor zijn drie redenen:
Welke alternatieven zijn denkbaar voor deze bomenkap? Zijn deze alternatieven overwogen? Zo ja, waarom is daar vervolgens niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u in toekomstige gevallen om met het kappen van bomen en het weghalen van begroeiing in gevoelige natuurgebieden?
Ook in de toekomst zal ik in voorkomende gevallen een afweging maken tussen veiligheid en natuur, binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving. Zoals in het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 5 is gesteld kan uit onderzoek naar de werkzaamheden op Keteleiland geconcludeerd worden dat er niet overal voldoende afstand is gehouden van de aanwezige nesten. Het onderzoek geeft ook aan dat het niet aannemelijk is dat de snoeiwerkzaamheden geleid hebben tot dusdanige verstoring dat het broedsucces van aanwezige vogels significant is afgenomen. Ook bij toekomstige werkzaamheden zal streng worden toegezien op het werken binnen de randvoorwaarden om verstoring te voorkomen. Wanneer het nog lopende onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken daar aanleiding toe geeft zal ik bezien of de gevolgde werkwijze verbetering behoeft.
Het bericht dat twee apen afgemaakt dreigen te worden na afloop van de dierproef |
|
Jasper van Dijk (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Animal Rights wil pensioen voor proefapen Radboud»?1
Ja.
Is het waar dat de apen na hun laatste onderzoek een spuitje krijgen? Zo ja, wanneer?
De Radboud Universiteit Nijmegen heeft aangegeven dat er nog geen besluit over de toekomst van deze apen is genomen. Voor het huidige onderzoek is een vergunning afgegeven tot en met 2017. Als het onderzoek is afgerond en er geen nieuw onderzoek plaatsvindt, zal de Radboud Universiteit, na een zorgvuldige afweging, besluiten wat er met de resusapen gebeurt. De afweging wordt steeds gemaakt in samenspraak met diergedragsdeskundigen en dierenartsen.
Bent u bereid te onderzoeken of de resusapen een tweede leven kunnen krijgen, bijvoorbeeld via Stichting Aap?
De beslissing of een voormalig proefdier in aanmerking komt voor herplaatsing/adoptie wordt genomen door de vergunninghoudende instelling. Voorwaarde hiervoor is dat de gezondheidstoestand van het dier dit toelaat en het welzijn van het dier kan worden gewaarborgd.
Is het waar dat de Radboud Universiteit Nijmegen proeven doet met het uitdorsten van apen? Zo ja, betreft dat deze twee apen en klopt het dat ze nog geen glas water per dag krijgen?
De Radboud Universiteit Nijmegen heeft aangegeven dat de apen voorafgaand aan een experiment beperkt toegang tot water hebben, maar wel altijd voldoende te drinken krijgen zodat de apen geen gezondheidsschade ondervinden. De gezondheid van de apen wordt voortdurend bewaakt door dierenartsen en dierverzorgers en de NVWA ziet toe op de naleving van de protocollen.
Op 18 december jl. heb ik, samen met de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeksmethode van gecontroleerde vochtopname (Kamerstuk 32 336 nr. 44). Ik heb vervolgens het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) gevraagd om mij te adviseren over verbeteringen van deze onderzoeksmethode en over de inzet van alternatieven. Het NCad zal voor het gebruik van deze onderzoeksmethode «best practices» opstellen en deze ook in Europa onder de aandacht brengen.
In hoeverre is het standaardpraktijk om proefdieren te doden na afloop van een proef? In hoeveel procent van de gevallen gebeurt dit? Kunt u dit specificeren voor apen, voor katten en voor honden?
Uit het jaarverslag «Zo Doende» van de NVWA blijkt dat in 2014 87,4% van de proefdieren die gebruikt zijn in dierproeven zijn gestorven of gedood tijdens of in het kader van de proef (Kamerstuk 32 336, nr. 46). In 2014 zijn 74 klauwaapjes, 79 resusapen, 10 katten en 439 honden gestorven of gedood tijdens of in het kader van de proef. In hetzelfde jaar zijn 3 klauwaapjes, 64 resusapen en 18 Java-apen in leven gelaten na het einde van de proef en 93 honden en 52 katten zijn geregistreerd in de categorie «adoptie of terug naar eigenaar».
Wat is er de afgelopen jaren gebeurd om te bevorderen dat proefdieren na afloop een nieuw tehuis krijgen in plaats van een spuitje? Welke maatregelen bent u van plan te nemen om dit te bevorderen?
Op 9 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van het NCad «Herplaatsing voormalige proefdieren» (Kamerstuk 32 336, nr. 61). De kern van dit advies is een Code of Practice, die onderzoeksinstellingen per
diersoort gedetailleerde informatie aanreikt over het herplaatsingsproces en de aspecten die daarbij in overweging moeten worden genomen. Deze Code of Practice moet bijdragen aan een attitudeverandering waardoor instellingen proefdieren die niet geëuthanaseerd hoeven te worden in principe beschikbaar stellen voor adoptie/herplaatsing. De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) heeft naar aanleiding van het advies van het NCad een vraag over herplaatsing toegevoegd aan het in het nieuwe format voor het advies van de Dierexperimentencommissie (DEC). Daarmee wordt aan de vergunninghouder vroeg in het proces gevraagd om gemotiveerd aan te geven of herplaatsing van honden, katten en apen toe mogelijk is.
Hoe is het financieel geregeld indien een ex-proefdier wordt opgevangen door een stichting?
De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het maken van financiële afspraken met de ontvangende partij. Voormalige proefapen kunnen alleen worden geplaatst bij inrichtingen die gespecialiseerd zijn om deze dieren te huisvesten. Opvang en verzorging van deze dieren kan tot aanzienlijke kosten leiden voor de onderzoeksinstellingen die de apen willen herplaatsen.
Het NCad heeft geadviseerd om een omgeving te creëren waarbij verschillenden partijen zich inspannen om herplaatsing mogelijk te maken inclusief een evenwichtige verdeling van de daarbij behorende kosten. Ik zal met de betreffende partijen in overleg gaan om gezamenlijk te bezien op welke manier aan dit deel van het advies invulling kan worden gegeven.
Voor de financiering van proefdiervrije alternatieven ben ik bezig om een fonds op te richten dat zich gaat richten op de ontwikkelingen en het gebruik van proefdiervrije innovaties waardoor de afhankelijkheid van dierproeven afneemt.
Is het waar dat in veel gevallen de betreffende stichting niet uit de kosten komt?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te zorgen dat kosten van deze opvang in principe betaald worden door de proefdierinstantie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een heffing op proefdieren in te voeren, om uit de opbrengsten de opvang van ex-proefdieren te betalen en tevens de ontwikkeling van dierproefvrije alternatieve testmethoden?
Zie antwoord vraag 7.
Voor welke concrete aandoeningen heeft apenonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen de afgelopen veertig jaar welke concrete oplossing gegenereerd?
De Radboud Universiteit Nijmegen heeft aangegeven dat er in 2012 is besloten alleen nieuw onderzoek met apen te doen als er een mogelijke wetenschappelijke of medische doorbraak te verwachten is en er geen alternatieven voorhanden zijn.
De resusapen worden ingezet voor neurocognitief onderzoek. Hierbij wordt belangrijke kennis opgedaan die neurologen helpt om hersenaandoeningen zoals Alzheimer en Parkinson goed te diagnosticeren en/of te behandelen.
Afval in Petten |
|
Remco Dijkstra (VVD), Michiel van Veen (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Afval in Petten is niet veilig»1 en «Geen direct gevaar in Petten»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat, overeenkomstig de informatie in De Telegraaf, er geen direct gevaar is in Petten?
Ik kan bevestigen dat er geen gevaar is voor medewerkers of omwonenden of voor besmetting van het milieu. Het radioactief afval bij NRG in Petten is veilig opgeslagen in een gebouw dat is ontworpen voor langdurige opslag van radioactief afval en dat voldoet aan de hieraan gestelde eisen.
Kunt u ingaan op de klacht die is ingediend bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming?
De heer Saris heeft een brief gestuurd naar de Minister van EZ en deze is vervolgens naar mij doorgestuurd. In die brief uit hij zijn zorgen over de volgende vier onderwerpen:
Tijdens het Algemeen Overleg van 24 mei 2016 heb ik aangegeven dat er conform de vergunning onafhankelijk opererende stralingscontroleurs bij NRG aanwezig zijn, georganiseerd in een stralingsbeschermingsdienst. Op dit moment is de hoeveelheid opgeslagen radioactief afval bekend. In het verleden was de administratie van het radioactief afval onvolledig, waardoor de gehanteerde getallen in de loop van de jaren hebben gevarieerd. De omgang met storingen en incidenten en de veiligheidscultuur in bredere zin is in het verleden een reden geweest om verscherpt toezicht in te stellen bij NRG. Hierin is echter de laatste jaren een grote verbeterslag gemaakt. Ten slotte is de beveiliging in orde volgens nationale en internationale normen en houden zowel de Euratom als de IAEA toezicht op de splijtstofboekhouding.
Alarmerende bijensterfte in de Verenigde Staten |
|
Henk Leenders (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Amerikaanse imkers verliezen helft van hun bijen»? Wat is uw reactie op dit alarmerende onderzoek?1
Ja. Mijn reactie vindt u in de antwoorden op hiernavolgende vragen.
Hoe moeten de sterftecijfers geïnterpreteerd worden? Is er reden tot bezorgdheid, ook voor de Nederlandse en Europese situatie? Is dit reden extra aandacht te geven aan de potentiële bijensterfte in Nederland en Europa?
Het bericht geeft geen aanleiding voor bezorgdheid aangezien de situatie in de Verenigde Staten niet representatief is voor de Nederlandse of Europese situatie. In de VS is voor het overgrote deel sprake van zeer grootschalige imkerij, waarbij de kosten van het bijenhouderijsysteem worden afgewogen tegen de baten. Het regelmatig controleren in de loop van het seizoen van kasten en volken of het treffen van maatregelen, blijkt daarbij bedrijfseconomisch niet uit te kunnen. Met de grotere uitval die hierdoor ontstaat, wordt ook rekening gehouden door in het begin meer volken in te zetten. In Nederland is de sterfte van de afgelopen winter juist heel laag. Er zijn nog geen officiële berichten over de recente sterfte in andere landen.
Is er vergelijkbaar onderzoek gedaan naar de situatie in Nederland en/of Europa? Zo ja, wat waren de resultaten van dit onderzoek? Zo nee, is dit Amerikaanse onderzoek aanleiding voor u een vergelijkbaar onderzoek in Nederland uit te (laten) voeren?
In de Verenigde Staten is sprake van een optelsom van twee sterftecijfers, een wintersterfte en een zomersterfte. In Europa wordt alleen de wintersterfte als maat voor de gezondheid van bijen gehanteerd. Zomersterfte wordt in Europa niet gemeten.
De monitoring in de Verenigde Staten is gebaseerd op een digitale enquête onder imkers op vrijwillige basis. Daarin doen zowel zeer grote imkers mee met vele duizenden volken, als zogenaamde «backyard» imkers, met 100 tot 150 volken. Imkers met kleine aantallen volken, waarbij over het algemeen zorgvuldiger met de volken wordt omgegaan zoals in Nederland, zullen slechts mondjesmaat in deze monitoring zitten. De grote imkers in de Verenigde Staten hebben een imkerpraktijk die hoge sterftecijfers tot gevolg kan hebben.
Het artikel geeft aan dat de varroamijt, pesticiden en dracht belangrijke oorzaken zijn. Van belang is hoe daarmee wordt omgegaan in de imkerpraktijk:
Zouden deze sterftecijfers nog onder «normale fluctuaties» in de bijenpopulatie geschaard kunnen worden? Zo ja, vanaf welk moment is hier niet langer sprake van? Zo nee, wat zijn «normale fluctuaties» in de bijenpopulatie?
Nee, tot 15% wintersterfte wordt in Nederland algemeen als acceptabel beschouwd. Wintersterfte zal ook nooit 0% zijn. De afgelopen winter was de sterfte met 6% zeer laag te noemen. Als bijenvolken goed behandeld worden tegen varroamijten en niet geconfronteerd worden met ongeoorloofde blootstelling aan middelen, dan fluctueert natuurlijke sterfte met name door weersomstandigheden, zowel in de winter als in de voorafgaande zomer. Weersomstandigheden hebben met name invloed op de voedingstoestand van het volk. Een koud voorjaar en veel regen belet de bijen om voedsel te halen. Droogte geeft weinig nectar in bloemen en bomen, ook dat geeft weinig voedsel. Daarnaast kan regen veroorzaken dat jonge koninginnen niet bevrucht worden of verloren gaan als de regenval net plaats vindt op het moment dat zij de leeftijd hebben om bevrucht te worden.
Kunt u omschrijven wat de gevolgen van deze massale sterfte op de korte en lange termijn zijn voor de voedselzekerheid, de biodiversiteit en de economie, voor Nederland, Europa en wereldwijd? Zullen deze effecten zich al op zeer korte termijn voordoen, gezien de grote aantallen bijen die de afgelopen jaren zijn gestorven?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat de noodstroomvoorziening van kerncentrale Borssele ondermaats is |
|
André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Wise en Greenpeace vragen ANVS: leg Borssele stil wegens noodstroom»?1
Ja.
In hoeverre bent u het eens met de bewering van Wise en Greenpeace dat de kerncentrale van Borssele zonder goede noodstroomvoorziening draait?
Ik verwijs u naar mijn brief van 23 mei jl.2 over dit onderwerp aan uw Kamer. De bewering van Greenpeace en Wise dat door het uit gebruik nemen van de nabijgelegen Kolencentrale Borssele in november 2015 ook deze tweede verbinding met het elektriciteitsnet van de KCB die via deze kolencentrale loopt is vervallen klopt feitelijk niet.
Deze tweede aansluiting aan het elektriciteitsnet via de kolencentrale is en blijft intact en in gebruik totdat er in 2017 een vervangende tweede netaansluiting is.
Herkent u zich in de beweringen van de eigenaar van de kerncentrale dat er voldoende noodstroomvoorzieningen aanwezig zijn voor de kerncentrale?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Onkruidverdelger glyfosaat niet kankerverwekkend' en het persbericht van de FAO/WHO |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Onkruidverdelger glyfosaat niet kankerverwekkend»?1
Wat betekent het bericht van de Food and Agriculture Organization (FAO) en de World Health Organization (WHO) naar aanleiding van de gezamenlijke bijeenkomst van 9 tot 13 mei 2016, waarin wordt geconstateerd dat het middel glyfosaat niet kankerverwekkend is, voor de toelating?2
Heeft de genoemde berichtgeving gevolgen voor het gebruiksverbod van dit middel op verhardingen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De genoemde berichtgeving heeft geen gevolgen voor het verbod op het professionele gebruik op verhardingen dat sinds 31 maart 2016 in werking is. Dit verbod, dat al enige jaren geleden is aangekondigd ter bescherming van het aquatisch milieu, geldt voor alle gewasbeschermingsmiddelen en staat geheel los van de recente ontwikkelingen rondom de werkzame stof glyfosaat. Er is geen sprake van een specifiek gebruiksverbod voor glyfosaat.
Het is ons niet bekend dat hoveniers en groenvoorzieners, vanwege het verbod op het professionele gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen, alternatieve middelen inzetten die niet zijn toegelaten. In de brief van 16 februari 2016 (Kamerstuk 27 858, nr. 347) over de uitvoering van de motie Leenders/Koşer Kaya (Kamerstuk 27 858, nr. 338) heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aangegeven u voor het zomerreces over de handhaving van het verbod van het professioneel gebruik te informeren.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn geweest van het gebruiksverbod van het middel glyfosaat op verhardingen? Bent u bekend met het feit dat hoveniers en groenvoorzieners alternatieve middelen inzetten ter bestrijding van onkruid die niet toegelaten zijn? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen? Wat is de rol van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in deze?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de verkoop van natuurazijn/azijnzuur (of middelen op basis van deze ingrediënten) en strooizout ten behoeve van onkruidbestrijding is toegenomen als gevolg van het gebruiksverbod? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen? Indien u geen maatregelen heeft genomen, waarom niet?
Kunt u aangeven welke (niet-) chemische, alternatieve middelen gemeenten inzetten om onkruid te bestrijden?
Klopt het dat het middel Omniclear wordt gebruikt door bijvoorbeeld de gemeente Utrecht voor de bestrijding van onkruid? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor het milieu door het gebruik van dit middel, dat eigenlijk bedoeld is voor de bestrijding van groene aanslag en niet voor onkruidbestrijding?3
Bent u voornemens, nu een internationale groep van experts heeft aangegeven dat het middel glyfosaat niet kankerverwekkend is, het verbod op het gebruik van dit middel op verhardingen terug te draaien? Zo nee, waarom niet? Als u het verbod niet terugdraait, is dit juridisch houdbaar?
Kunt u een overzicht geven van de gemaakte kosten (zoals urenverantwoording) door de NVWA die zij ter voorbereiding, uitvoering/handhaving en correspondentie met particulieren, bedrijven en andere organisaties over het verbod op het middel glyfosaat op verhardingen en meldingen van het gebruik van illegale middelen heeft gemaakt?
Deelt u de mening dat nu het middel glyfosaat niet kankerverwekkend blijkt te zijn, de toelating binnen Europa verlengd is, dit tot grote onduidelijkheid voor particulieren, gemeenten en andere gebruikers zal leiden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat met het verbod op het gebruik van het middel glyfosaat op verhardingen de milieubelasting door het gebruik van niet toegestane middelen is toegenomen en dat dit onwenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Slachtoffers van chroomverf |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de uitzending van EenVandaag «Zieke slachtoffers gifverf klagen Defensie aan»?1
Ja. Net als andere belanghebbenden kan de stichting zich voor alle informatie over chroom-6 en de voortgang van het RIVM-onderzoek wenden tot de RIVM-website2 en het Centrum voor Arbeidsverhoudingen overheidspersoneel (CAOP). Daarnaast is er altijd een (persoonlijk) gesprek met de juridische (claim)afdeling van Defensie mogelijk.
Begrijpt u dat de slachtoffers van chroomverf moe zijn van het wachten op uw onderzoek, omdat velen van hen ernstig ziek zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de oprichting van de Stichting Gedupeerden Gevaarlijke Stoffen NL-POMS (Prepositional Organizational Material Storage)? Op welke manier draagt u eraan bij om de doelstellingen van deze stichting te realiseren?
Wat is uw oordeel over de enquête van de ex-POMS-medewerkers, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat 68 procent van de oud-medewerkers kampt met gezondheidsklachten?2
Daarvan heb ik kennis genomen. Gezondheidsklachten van (oud-)medewerkers zijn de aanleiding geweest om het RIVM onderzoek te laten verrichten naar blootstelling van (oud-)medewerkers aan chroomhoudende verf en wat dit kan betekenen voor hun gezondheid. Zolang het RIVM-onderzoek niet klaar is, kan ik geen oordeel vellen over het percentage gezondheidsklachten onder oud-werknemers van de POMS.
Kunt u een overzicht leveren van medische aandoeningen van de ruim 2.500 (oud-)medewerkers die zich tot nu toe bij het meldpunt van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) hebben laten registreren? Zo nee, waarom niet?3
Defensie kan binnen de kaders van de privacywetgeving de gegevens die (oud-)medewerkers hebben gegeven alleen beschikbaar stellen voor het RIVM-onderzoek.
Bent u bereid om ook de gevolgen van het werken met andere gevaarlijke stoffen te onderzoeken, zoals verarmd uranium? Zo nee, waarom niet?
De bedrijfsvoering bij Defensie richt zich op het voorkómen van ongewenste gevolgen van het werken met gevaarlijke stoffen en de verbetering van de beheersing van de risico’s. Bovendien vinden bij Defensie geen bewerkingen plaats aan of op materiaal dat met verarmd uranium gewapend, versterkt of verzwaard is. Ik zie dan ook geen aanleiding om het werken met andere gevaarlijke stoffen nader te onderzoeken.
In hoeverre wordt in het RIVM-onderzoek (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) naar chroomverf – anders dan bij het onderzoek naar PX-10, waar gekeken is naar een algemeen ervaringsnorm – rekening gehouden met individuele werkervaringen?
Het is belangrijk om direct bij de start alle belanghebbenden en hun informatie bij een onderzoek te betrekken. Dit bevordert het draagvlak voor de aanpak en de uitkomsten van het onderzoek. In het onderzoek naar chroomhoudende verf is dat gebeurd. De werkervaringen waarover (oud-)medewerkers met het RIVM willen spreken, worden in het onderzoek betrokken. In de deelonderzoeken over de werksituatie en de blootstelling aan chroomhoudende verf in het verleden, wordt gebruikgemaakt van informatie uit documenten en gesprekken met (oud)-medewerkers en van de antwoorden op vragenlijsten.
Is het waar dat «het merendeel» van het RIVM-onderzoek dit jaar naar buiten komt? Zo nee, wanneer komt het onderzoek wel naar buiten?
Het merendeel van de 1.400 gestelde vragen zal dit jaar kunnen worden beantwoord op basis van de deelonderzoeken die dit jaar worden voltooid. De wijze en het moment van publicatie zijn onderwerp van overleg in de paritaire commissie die mij hierover zal adviseren. De beantwoording van de hoofdvraag naar de kans dat het werken met chroom-6 houdende verf leidt tot gezondheidseffecten kan pas worden beantwoord nadat alle onderzoeken zijn voltooid.
Deelt u de mening dat de slachtoffers van chroomverf zo snel mogelijk gerechtigheid moeten krijgen?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
Massale illegale vogelvangst en vogelhandel in Nederland en over het ontbreken van toezicht hierop |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van EenVandaag van 16 mei 2016, die laat zien dat er jaarlijks tienduizenden vogels uit de Nederlandse natuur worden geroofd en illegaal worden verhandeld en dat controle en handhaving hierop ontbreekt?
Zoals is in mijn beantwoording van recente vragen van het lid Van Gerven1 heb aangegeven, wordt er door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) risicogericht controle en handhaving uitgevoerd bij grote vogelmarkten in Nederland. Daarbij wordt gecontroleerd op de legaliteit van de handel en op welzijns- en diergezondheidsbepalingen. Daarnaast verrichten de politie en de NVWA verschillende strafrechtelijke onderzoeken naar wildvang van vogels uit de Nederlandse natuur en de illegale handel die daarmee samenhangt.
Wat is uw reactie op het feit dat de bepaling in de Flora- en faunawet, die regelt dat alle Nederlandse vogels – mits geboren in gevangenschap – gehouden mogen worden, in de praktijk leidt tot het vangen van wilde vogels en tot het vals ringen van deze vogels? Deelt u de mening dat deze bepaling niet handhaafbaar is? Zo nee, waarom niet?
De vrijstelling op het houden van beschermde inheemse vogels, mits deze legaal zijn verkregen en gefokt in gevangenschap, leidt op zichzelf niet tot het vangen van wilde vogels.
Juist omdat deze vogels veel in gevangenschap worden gefokt en daarmee gemakkelijk legaal verkrijgbaar zijn, wordt de prikkel weggenomen om deze vogels in het wild te proberen te bemachtigen. Desondanks wordt er mee gefraudeerd en worden wilde vogels illegaal op het nest geringd, zoals uit de onderzoeken van politie en NVWA blijkt.
Deelt u de visie van de Verenigde Naties dat illegale handel in wilde dieren moet worden beschouwd als een ernstige vorm van criminaliteit en deelt u de mening van de criminoloog uit de uitzending dat de wildvang van de vogels vergelijkbaar is met de handel in ivoor; dat beide delicten grote gevolgen hebben voor de natuur? Zo ja, deelt u de mening dat de wildvangst van vogels nog onvoldoende en met te lage straffen bestraft wordt, dat er weinig prioriteit aan gegeven wordt en dat er weinig diepgaand rechercheonderzoek plaatsvindt, waardoor inzicht in omvang en de netwerken van deze illegale handel beperkt is? Zo nee, waarom niet?
Ik sluit mij aan bij de visie van de Verenigde Naties dat internationale illegale handel in wilde dieren en hun producten gezien moet worden als een ernstige vorm van criminaliteit. Ik maak mij zorgen over de internationale illegale handel in zaken als ivoor en neushoornhoorn, die in Afrika leiden tot gewelddadige stroperijactiviteiten, die voor olifanten en neushoorns een grote bedreiging vormen voor hun voortbestaan in de natuur. Daarbij speelt een grote rol dat in het zwarte circuit enorme bedragen worden neergeteld voor ivoor en neushoornhoorn.
De wildvangst en illegale handel in inheemse vogels in Nederland is van een andere orde, maar desondanks vind ik het roven van vogels uit de Nederlandse natuur net zo goed een ernstige zaak. Dat blijkt uit de handhavings- en opsporingsonderzoeken die in Nederland plaatsvinden. Bij dergelijke onderzoeken worden ook criminele activiteiten aangetroffen die bestraft worden door de rechter. Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van vragen van het lid Van Gerven2 is de strafmaat in Nederland behoorlijk hoog in vergelijking met andere EU-lidstaten en wordt hieraan in Nederland voldoende prioriteit gegeven.
Bent u na het zien van deze beelden bereid uw antwoord op eerdere vragen te herzien en u in te spannen voor een verbod op vangmiddelen, bestemd voor beschermde vogels als wildzang, mussen, lijsters, reigers en merels?1
In het kader van de uitvoeringsregelgeving bij de nieuwe Natuurbeschermingswet is aan de provincies gevraagd welke vang- en dodingsmethoden voor beschermde vogels nodig zijn bij het toepassen van schadebestrijding en populatiebeheer.
Op basis van de informatie van de provincies en een advies hierover van de Raad voor Dierenaangelegenheden is de huidige lijst op enkele punten aangepast en opgenomen in de uitvoeringsregelgeving. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij de voorhang van de ontwerp uitvoeringsregelgeving Wet natuurbescherming4, waarover tevens een schriftelijk overleg is gevoerd met uw Kamer.5
Bent u na het zien van deze beelden bereid uw eerdere reactie op eerdere vragen te herzien en zich in te spannen voor intensivering van toezicht en handhaving in het buitengebied? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?2
Ik blijf van mening dat binnen de bestaande capaciteit en ruimte van de NVWA voldoende aandacht wordt besteed aan de handhaving van en het toezicht op de natuurregelgeving in Nederland.
Bent u bereid deze beelden mee te nemen in uw reactie op eerdere vragen waarin u wordt verzocht tot het sluiten van vogelmarkten? Zo nee, waarom niet?3
De resultaten van controle en handhaving op vogelmarkten geven mij geen aanleiding tot het sluiten van deze markten. Sluiting van deze vogelmarkten zou de handel in vogels het illegale circuit in drijven, waardoor controle en handhaving nog veel lastiger wordt.
Schadetaxaties door het Groninger Taxatie Bureau |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over het Groninger Taxatie Bureau, dat namens het Centrum Veilig Wonen (CVW) schadetaxaties uitvoert?1
Ja.
Is het waar dat het Groninger Taxatie Bureau standaard alles afwijst?
Nee. De schade-experts die in opdracht van het Centrum Veilig Wonen werken, doen dat volgens het schadeprotocol van NAM en het Handboek Aardbevingsschade. Hierin is geen sprake van een standaard afwijsprocedure.
Is het waar dat mensen die schade vergoed willen zien, een contra-expertise moeten aanvragen?
Nee. Bewoners die schade melden krijgen bezoek van een eerstelijnsexpert. Deze expert schrijft een eerstelijnsrapport op basis waarvan schade vergoed wordt. Als een bewoner het niet eens is met de uitkomst van dit rapport kan hij/zij ervoor kiezen om, op kosten van CVW, een contra-expertise te laten uitvoeren. Als men het niet eens is met de uitkomst van de contra-expertise, of als de eerstelijns-expert en contra-expert het niet eens worden, kan men ervoor kiezen om de zaak voor te leggen aan de Arbiter Aardbevingsschade.
Is het waar dat deze contra-expertise op zijn beurt ook weer niet onafhankelijk is omdat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), samen met het CVW, bepaalt hoeveel uren hieraan besteed mogen worden?
Nee. De bewoner is vrij om zelf een contra-expert te kiezen die wordt betaald door het CVW volgens een vastgesteld uurtarief. Het aantal uren dat de contra-expert maximaal aan een specifiek geval besteedt is afhankelijk van het type pand en de aard van de schade.
Is het waardat het Groninger Taxatie Bureau alleen nagaat of het om bevingsschade gaat, en niet hoe groot de omvang is van de schade, waarvoor weer een andere expert moet komen?
De eerstelijnsschade-expert onderzoekt of de gemelde schade is veroorzaakt door aardbevingen als gevolg van gaswinning uit het Groningveld. Als dat het geval is geeft de schade-expert meteen een advies over de herstelmethodiek, op basis waarvan de kosten worden gecalculeerd. Hier wordt in principe één expert voor ingeschakeld. In sommige gevallen kan er aanleiding zijn om een specialist in te schakelen voor nader onderzoek. Als de bewoner het niet eens met de eerstelijnsrapportage kan een contra-expertise worden uitgevoerd. Bij vermoedens van andere oorzaken van schade in combinatie met aardbevingen is sprake van een complex schadegeval en gaat de zaak naar de Nationaal Coördinator Groningen voor verdere behandeling.
Is het waar dat het Groninger Taxatie Bureau, in gesprek met mensen, toezegt de schade volledig op te nemen in het schaderapport, maar dat dit in werkelijkheid juist helemaal niet gebeurt?
De schade-experts die in opdracht van CVW schademeldingen onderzoeken, waaronder die van het Groninger Taxatiebureau, zijn hiervoor gecertificeerd en werken volgens het schadeprotocol van de NAM en het Handboek Aardbevingsschade. Ik heb geen indicaties dat hiervan is afgeweken.
Is het waar dat, ondanks tegengestelde geluiden in de media, de primaire insteek van het CVW en de NAM toch is om de kosten voor schadevergoedingen zo laag mogelijk te houden?
NAM is wettelijk verplicht om alle schade als gevolg van de gaswinning te vergoeden. Als een causaal verband tussen gaswinning en de geleden schade is aangetoond, is NAM verplicht deze te herstellen of te vergoeden.
Is er bij de NAM en het CVW een kloof tussen de directie en de werkvloer, die ieder hun eigen gang gaan?
Mij hebben geen signalen bereikt van deze strekking.
Noodstroomvoorziening Borssele |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Greenpeace: noodstroomvoorziening kerncentrale deugt niet»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom er geen milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd wordt voor de huidige vergunningsaanvraag onder verwijzing naar eerdere vergunningstrajecten, terwijl bij eerdere vergunningstrajecten geen m.e.r. werd uitgevoerd in verwijzing naar toekomstige vergunningstrajecten?
Bij iedere vergunningsaanvraag die m.e.r.-beoordelingsplichtig is beoordeelt de ANVS of de aangevraagde wijzigingen tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen leiden. Bij deze beoordeling wordt er noch een voorschot genomen op eventuele toekomstige wijzigingen noch wordt er gekeken naar wijzigingen uit het verleden. Feitelijk wordt alleen gekeken naar de voorliggende aanvraag en de eventuele gevolgen van die aanvraag. De huidige vergunningsaanvraag omvat het uitvoeren van elf maatregelen die de veiligheid van de Kerncentrale Borssele verder verhogen en het reviseren (het herschrijven en herstructureren) van de vergunning met als resultaat één gestructureerde vergunning met hierin alle wijzigingen van de afgelopen jaren
De ANVS heeft geoordeeld dat bij deze voorliggende wijzigingen geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en dat het niet nodig is om hiervoor een m.e.r. uit te voeren. De ANVS heeft deze m.e.r.-beoordeling op 25 september 2015 op haar website gepubliceerd. Op 7 april jongstleden is deze m.e.r.-beoordeling samen met de ontwerpbeschikking van de vergunning voor iedereen opengesteld voor zienswijzen. Er is in landelijke en lokale dagbladen een kennisgeving geplaatst over deze ter inzage legging en de mogelijkheid om zienswijzen in te brengen(oa. de Volkskrant, PZC en Staatscourant).
Deelt u de mening dat het Internationaal Atoomagentschap als best practice voorschrijft dat een kerncentrale via twee onafhankelijke transmissielijnen verbonden is met het elektriciteitsnet? Zo nee, waarom niet en waar baseert u dit op?
Het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) vereist een betrouwbare elektriciteitsvoorziening voor kerncentrales, het hebben van 2 aansluitingen op het elektriciteitsnet is volgens het IAEA een maatregel die hier een goede bijdrage aan kan leveren. Voor de kerncentrale Borssele is deze alternatieve netaansluiting verplicht doordat deze vastgelegd is in het veiligheidsrapport.
Is het waar dat kerncentrale Borssele in zijn vergunningsaanvraag uitgaat van de tweede netwerkaansluiting als eerste alternatieve stroomvoorziening?
Nee, er zijn meerdere opties. Bij een storing in het externe net zal wanneer de kerncentrale draait deze eerst overschakelen op eilandbedrijf en zijn eigen elektriciteitsbehoefte opwekken met de eigen generator. Bij een reguliere afschakeling of storing in de installatie zal de installatie automatisch omschakelen naar voeding vanuit het net via de starttransformatoren (1e-netaansluiting). Als deze omschakeling niet slaagt of in een onderhoudssituaties zal (handmatig) de alternatieve verbinding (2e-netaansluiting) bijgenomen worden. Daarnaast heeft de kerncentrale nog beschikking over de noodstroomvoorzieningen, 5 redundante noodstroomgeneratoren, een mobiele dieselgenerator en accu’s.
De tweede netwerkaansluiting zal in 2017 vervangen worden door een zwaardere verbinding met het 380 kV netwerk om de betrouwbaarheid nog verder te verhogen
Is het waar dat kerncentrale Borssele sinds 2015 slechts één verbinding heeft met het elektriciteitsnetwerk en zodoende de eerste alternatieve stroomvoorziening uit de vergunningsaanvraag de facto ontbreekt?
Nee, zoals in de vergunning ook vereist, heeft de kerncentrale naast haar reguliere aansluiting aan het elektriciteitsnet ook de beschikking over een alternatieve verbinding. Ik verwijs u hiervoor ook naar de kamerbrief over dit onderwerp die ik u op 23 mei jongstleden heb doen toekomen.2
Bestaat de enige noodstroomvoorziening van kerncentrale Borssele momenteel enkel uit vijf dieselgeneratoren? Zo nee, welke andere noodstroomvoorzieningen zijn er momenteel getroffen door kerncentrale Borssele?
Nee, de kerncentrale Borssele heeft de beschikking over een normale en een alternatieve netaansluiting. Pas wanneer deze beide niet beschikbaar zijn, wordt gebruik gemaakt van één of meerdere van de noodstroomvoorzieningen bestaande uit de vijf redundante noodstroomgeneratoren. Eén van deze vijf noodstroomgeneratoren is voldoende om veilig te kunnen afschakelen. Daarnaast zijn er noodaccu’s en een mobiele dieselgenerator. Als gevolg van de post-Fukushima stresstest worden er dit jaar extra aansluitpunten gerealiseerd voor aansluiting van meerdere kleine mobiele dieselgeneratoren.
Klopt het dat deze verslechterde veiligheidssituatie nog tot minstens medio 2017 voort duurt?
Er is geen sprake van een verslechterde of onwenselijke situatie. Het feit dat een verbetermaatregel in 2017 gepland is ter verbetering van de netwerkaansluiting betekent niet dat er op dit moment een onveilige situatie is. Het is een verbetermaatregel die de veiligheid nog verder zal verhogen. Tot de implementatie van deze verbetermaatregel blijft de huidige alternatieve aansluiting intact.
Delen u en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) de mening dat dit een onwenselijke situatie is?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke wijze is de werking geborgd van de dieselgeneratoren?
De noodstroomgeneratoren zijn opgenomen in een onderhoudsprogramma. De generatoren worden regelmatig getest. De ANVS houdt hier toezicht op.
Hoever boven de zeespiegel staan de dieselgeneratoren en betreft dit alle of slechts enkele dieselgeneratoren?
Drie van de 5 noodstroomgeneratoren zijn geschikt tot waterhoogten tot 6,7m+NAP. Twee noodstroomgeneratoren staan in gebouwen die ontworpen zijn voor waterhoogtes tot 7,3 meter+NAP. Bovenop deze ontwerpcriteria bestaan er nog marges tot 8,55 meter boven NAP (post-Fukushima stresstest). Ter referentie: de stormvloed van 1 februari 1953 bereikte 4,7m+NAP.
Deelt u de mening dat de in de vergunningaanvraag aangekondigde maatregelen een wijziging in de situatie betreft die mogelijke gevolgen kan hebben voor het milieu die middels een m.e.r. beoordeeld dient te worden? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot het Verdrag van Espoo en het Verdrag van Aarhus?
Nee, de ANVS heeft geoordeeld dat dit niet het geval is (zie ook vraag 2). Het Espoo verdrag is hier dan ook niet van toepassing. Deze beoordeling van de ANVS heeft vanaf 7 april jongstleden voor inspraak ter inzage gelegen op de website van de ANVS samen met de vergunningsaanvraag, de ontwerpbeschikking en alle daarop betrekking hebbende documenten. Er is dus voldaan aan het verdrag van Aarhus wat ondermeer betrekking heeft op inspraak van de bevolking.
Hoe verhoudt de verslechterde veiligheidssituatie zich met de afspraak uit het Borssele Convenant uit 2006 dat kerncentrale Borssele tot de 25% veiligste kerncentrales ter wereld dient te behoren om open te blijven tot 2033?
Er is geen sprake van een verslechterde veiligheidsituatie, zie antwoord vraag 7 en 8. Mijn ambtsvoorganger de Minister van Economische Zaken heeft u op 30 september 2013 het eerste rapport van de Benchmark commissie Borssele toegezonden.3 In 2018 zal de Benchmark Commissie weer rapporteren over de naleving van het Borssele Convenant.
Een kerncentrale is een zorgwekkend object voor omwonenden; op welke wijze zijn omwonenden geïnformeerd over de verslechterde veiligheidssituatie bij kerncentrale Borssele?
Zie antwoord vraag 12.
Is de dijk rond kerncentrale Borssele inmiddels verzwaard en opgehoogd?
Ja.
Is het waar dat Greenpeace en Wise een handhavingsverzoek hebben ingediend bij ANVS?
De ANVS heeft een gedetailleerd handhavingsverzoek ontvangen van Greenpeace en Wise. De ANVS zal binnen de daarvoor gestelde termijn een zorgvuldige reactie hierop geven. De ANVS ziet toe op de veiligheid van de kerncentrale in Borssele. Indien die veiligheid in het geding is, is de ANVS verplicht om handhavend op te treden.
Bent u bereid om kerncentrale Borssele stil te leggen totdat de ANVS beslist heeft over het handhavingsverzoek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Waarom is in de conceptvergunning sprake is van een vergunning voor onbepaalde tijd in plaats van tot 31 december 2033, zoals vastgelegd in artikel 15a van de Kernenergiewet?
Artikel 15a van de Kernenergiewet brengt tot uitdrukking dat de vergunning voor de kerncentrale Borssele met ingang van 31 december 2013 alleen vervalt voor het gedeelte van de vergunning met betrekking tot het vrijmaken van kernenergie.
De vergunning is verleend voor onbepaalde tijd om te voorkomen dat na het buitengebruik stellen van de kerncentrale op 31 december 2033 de centrale direct daarna geen vergunning meer zou hebben. Als dit wel het geval zou zijn dan zou de centrale ook opeens de veiligheidseisen en voorschriften uit de vergunning missen terwijl er tot aan de fysieke ontmanteling nog wel degelijk radioactief materiaal aanwezig is en veiligheidsystemen nodig zijn om de reactor in veilige toestand te houden. Door de vergunning voor onbepaalde tijd te verlenen wordt gegarandeerd dat tijdens de periode tussen het buiten gebruik nemen van de centrale en de feitelijke ontmanteling nog steeds alle veiligheidsmaatregelen van kracht zijn en hierop ook toezicht gehouden kan worden en er nog steeds een vergunnignhouder is die verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid.
Het dierenleed door miljoenen subsidies voor luchtwassers |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u een reactie geven op het rapport van Wakker Dier «De nadelen van luchtwassers; miljoenen subsidies voor dierenleed», waaruit blijkt dat luchtwassers indirect leiden tot een slechter stalklimaat voor varkens, terwijl 50% van de varkens al kampt met longontsteking en/of pleuritis?1
Een luchtwasser haalt een groot deel van de ammoniak, geur en fijnstof uit stallucht voordat de lucht de stal verlaat. Luchtwassers zorgen voor de zuivering van de uitgaande lucht, waarmee de uitstoot van deze stoffen wordt beperkt en ongewenste effecten voor milieu, natuur en volksgezondheid worden verminderd.
Luchtwassers worden vooral toegepast bij stallen die dicht zijn. In dichte stallen wordt het stalklimaat onder andere bepaald door ventilatie. Het al dan niet aanwezig zijn van een luchtwasser heeft daarop geen directe invloed.
In de huidige regelgeving ten aanzien van emissies kan de ondernemer zelf kiezen of hij door brongerichte maatregelen in de stal, dan wel met nageschakelde technieken, aan de eisen wil voldoen.
Om te kunnen voldoen aan strengere ammoniakemissie reductie-eisen zijn in een aantal provincies (Noord-Brabant en Limburg) luchtwassers noodzakelijk bij nieuw- en of verbouw.
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het rapport dat luchtwassers niet goed zijn voor dieren en dat het, vanwege het dierenwelzijn en de diergezondheid, beter is om geen luchtwassers aan te schaffen maar om te investeren in bronmaatregelen die de vorming van ammoniak en fijnstof tegengaan door bijvoorbeeld inkrimping van de veestapel?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de conclusies van de Wageningen Universiteit, Stichting Milieukeur en Wakker Dier dat veehouders die investeren in luchtwassers weinig tot geen bronmaatregelen nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel belastinggeld (subsidies, belastingvoordelen) er in de laatste vijf jaar aan luchtwassers is besteed? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven hoeveel bedrijven er in de laatste vijf jaar gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling en/of belastingvoordelen? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u de conclusies van Wakker Dier dat er sinds 2005 38 miljoen euro belastinggeld besteed is aan luchtwassers?
Wanneer een stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) kan de ondernemer in aanmerking komen voor de fiscale regelingen Milieu Investeringsaftrek (MIA) en Vervroegde afschrijving milieu-investeringen (Vamil). De afgelopen 5 jaar is voor luchtwassers circa € 3,5 – 4,0 mln toegekend aan circa 650 bedrijven. Deze aantallen zijn schattingen omdat de bedragen een afgeleide zijn van de investeringen in MDV-stallen.
Voor de subsidieregelingen gecombineerde luchtwassystemen, fijnstofmaatregelen en integraal duurzame stallen is in de laatste 5 jaar respectievelijk € 14 mln, € 10 mln en € 0,2 mln uitbetaald aan circa 300 bedrijven. Alle aanvragen voor het verlenen en uitbetalen van een subsidie zijn administratief gecontroleerd. Daarnaast zijn – in het kader van het verlenen en uitbetalen van een subsidie en in het kader van de instandhouding – steekproefsgewijs fysieke controles uitgevoerd door de NVWA. In de periode 2011 tot en met 2016 zijn op ongeveer 70 bedrijven fysieke controles uitgevoerd. In totaal zijn 4 onvolkomenheden geconstateerd en die hebben geleid tot een verlaging of intrekking van de subsidie.
Kunt u aangeven hoeveel melkveebedrijven er in de laatste drie jaar gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling voor luchtwassers? Deelt u de mening dat luchtwassers leiden tot potdichte stallen, omdat veehouders de efficiëntie van luchtwassers hoger achten als de stal luchtdicht wordt gemaakt? Erkent u dat de aanschaf van luchtwassers in de melkveehouderij zal leiden tot steeds meer koeien die het hele jaar opgesloten worden in stallen? Erkent u dat deze trend ingaat tegen de maatschappelijke behoefte aan weidegang voor koeien en aan de ambities van het kabinet om deze weidegang te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Melkveebedrijven hebben geen gebruik gemaakt van een subsidieregeling voor luchtwassers. De luchtwassers zijn in eerste instantie ontwikkeld voor de varkens- en pluimveeveehouderij. Deze stallen worden mechanisch geventileerd, waardoor het relatief eenvoudig is om alle uitgaande lucht via een luchtwasser te leiden. Nieuwe ontwikkelingen maken de toepassing van luchtwassers ook in andere stallen mogelijk. Een voorbeeld is het reinigen van de lucht van de mestkelder en de vloer met een luchtwasser.
Een melkveehouder heeft de keuze uit verschillende stalsystemen om de ammoniakemissie te verminderen. De meeste van deze systemen richten zich op het verminderen van de uitstoot van ammoniak via de vloer. Daarnaast wordt de ammoniakemissie verlaagd door het toepassen van voer- en management-maatregelen en van weidegang. Toepassen van weidegang en voer- en managementmaatregelen wordt gefaciliteerd via bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij. Ik heb op dit moment geen indicatie dat het gebruik van luchtwassers de toepassing van weidegang vermindert.
Kunt u aangeven hoeveel van de gesubsidieerde bedrijven er in de afgelopen vijf jaar gecontroleerd zijn? Zo nee, waarom niet? Welke tekortkomingen zijn er geconstateerd en hoe is er gehandhaafd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de subsidies en/of belastingvoordelen voor luchtwassers te beëindigen, vanwege de nadelige gevolgen voor de diergezondheid en het dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit geld beschikbaar te stellen voor veehouders die willen investeren in een echte duurzame veehouderij waarbij varkens de beschikking hebben over stro, een uitloop met frisse buitenlucht en de mogelijkheid om te wroeten en het nemen van een modderbad en koeien weidegang krijgen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment bestaan geen aparte subsidieregelingen voor luchtwassers. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en ik zijn niet voornemens om de luchtwasser uit de maatlat duurzame veehouderij te schrappen. Luchtwassers zijn belangrijk en effectief om in mechanisch geventileerde stallen ongewenste emissies vergaand terug te dringen. Zo kan worden voldaan aan de milieu en natuurdoelstellingen.
Naast vermindering van de ammoniakemissie moet een MDV-stal integraal duurzaam zijn en voldoen aan extra maatregelen ten aanzien van dierenwelzijn, diergezondheid, brandveiligheid, bedrijf en omgeving, energie en fijnstof.
Bent u bereid om de luchtwassers te verwijderen uit de Maatlat Duurzame Veehouderij, gezien de nadelige gevolgen van luchtwassers voor de gezondheid en het welzijn van dieren?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Nederlandse vogels massaal uit de natuur geroofd’ |
|
Henk Leenders (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse vogels massaal uit de natuur geroofd»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dat op grote schaal vogels illegaal gevangen, gehouden en verhandeld worden?
Ik kan de in het bericht genoemde gegevens niet bevestigen. Wel is uit onderzoek van de handhavingsdiensten bekend dat dit soort illegale praktijken in Nederland plaatsvinden, hetgeen ik afkeur.
Beschikt u over nauwkeurige cijfers betreffende de omvang en ontwikkelingen van deze vorm van stroperij? Zo ja, wat zijn volgens u de gevolgen voor de natuur van deze stroperij? Zo nee, hoe komt het dat u daar geen zicht op heeft en wat kan hieraan gedaan worden?
Nee, ik beschik niet over dergelijke cijfers, want in de registraties van politie, justitie en de NVWA worden deze stroperijdelicten niet apart geregistreerd. Deze vorm van stroperij vormt naast andere bedreigingen waar ze last van hebben, zoals verlies van broed- en foerageergebied en veranderingen in het milieu, een extra bedreiging voor de in het wild levende vogels in Nederland.
Heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldoende capaciteit om overtredingen op te sporen en waar nodig in te grijpen? Zo nee, hoe bent u van plan deze capaciteit op te schalen?
De NVWA beschikt over 20 inspecteurs die zich bezig houden met controle en opsporing op het gebied van de natuur- en bijbehorende welzijnsregelgeving. Zoals ik in mijn antwoord op eerdere vragen van het lid Van Gerven2 heb aangegeven beschouw ik deze capaciteit als voldoende binnen de gegeven mogelijkheden en prioriteiten ten aanzien van het totale werkterrein van de NVWA.
Klopt het dat de ruim 400 vogelmarkten in Nederland de spil vormen in de vogelhandel en bent u bereid deze markten onder verscherpt toezicht te stellen? Zo ja, op welke manier en binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De NVWA heeft in 2015 melding gekregen van 210 vogelmarkten in Nederland. In het kader van de Dierenwelzijnsregelgeving is gekozen voor het stellen van regels aan dergelijke markten.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van het lid Van Gerven controleert de NVWA met enige regelmaat beurzen, vogelmarkten en tentoonstellingen op de legaliteit van de aanwezige vogels.3 Dit heeft geleid tot een beperkt aantal inbeslagnames. Ik heb de NVWA gevraagd om bij dergelijke evenementen nadrukkelijk aandacht te besteden aan zowel eventuele illegale handel als welzijnsaspecten. Ten behoeve van een risicogebaseerde benadering kunnen hiertoe signalen uit het veld worden betrokken. Ik zie op grond hiervan geen aanleiding om het toezicht op vogelmarkten te verscherpen.
Het bericht ‘Aruba koopt Valero raffinaderij met vervuilde grond en al’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Aruba koopt Valero raffinaderij met vervuilde grond en al»1 en het bericht «Heropening raffinaderij gepland op 1 augustus»?2
Bent u bekend met de problematiek op het eiland Curaçao met de ISLA raffinaderij?
Bent u bekend met het bedrag waarvoor de ISLA raffinaderij destijds door Curaçao is gekocht?
Ja
In hoeverre is er een sluitende business case voor de aankoop van de Valero raffinaderij door het land Aruba?
Over de businesscase voor de aankoop en leaseconstructie van de raffinaderij en de economische meerwaarde van de heropening van de raffinaderij is mij geen nadere informatie dan uit mediaberichtgeving bekend, aangezien het hier een landsaangelegenheid betreft. In hoeverre deze informatie betrouwbaar is, is mij ook niet bekend.
Het College Aruba financieel toezicht (CAft) zal op basis van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft), voor zover er sprake is van consequenties voor de (meerjaren)begroting van Aruba, uiteraard toetsen welke financieel-economische consequenties de deal met Valero en CITGO heeft en of deze als zodanig budgettair correct verwerkt worden in de begroting, en hierover adviseren aan de regering van Aruba.
In hoeverre ziet u gelijkenis tussen de aankoop van de ISLA raffinaderij door Curaçao in 1985 en de aankoop van de Valero raffinaderij door Aruba dit jaar?
Naar wat ik uit de media verneem, is de aankoop van de Valero raffinaderij door Aruba nog niet afgerond. Ook het Arubaanse parlement zal zich hier nog over moeten uitspreken.
In hoeverre sprake is van een gelijkenis met de aankoop van de ISLA op Curacao in 1985, kan ik op grond van de beperkt beschikbare openbare informatie niet beoordelen.
Gaat de aankoop van de Valero raffinaderij zorgen voor economische meerwaarde voor Aruba? Zo ja, hoeveel banen levert deze aankoop op of worden behouden met deze aankoop die anders zouden verdwijnen?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke andere kosten heeft Aruba aan de aankoop van de raffinaderij naast de (symbolische) aanschafkosten van de raffinaderij?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke economische meerwaarde gaat er op Aruba verloren doordat Grupo Piñera besluit geen nieuw resort te bouwen op Aruba door het heropenen van de raffinaderij?
Over de economische meerwaarde van de opening van een nieuw resort door Grupo Piñera is mij geen nadere informatie bekend.
In hoeverre is het schoonmaakfonds toereikend om de kosten voor het reinigen van de vervuilde grond te betalen? Hoe wordt dit fonds de komende jaren op een bedrijfseconomisch haalbare manier aangevuld tot een voldoende bedrag? Welke kosten moet Aruba daarna maken om van industriegrond naar bijvoorbeeld woonbestemming te gaan?
De afspraak over schoonmaak die Aruba al in 1989 maakte met de voorganger van Valero, behelst een beperkte verantwoordelijkheid tot het schoon achterlaten van de oppervlakte van het terrein. Verontreiniging in de grond, valt niet onder deze afspraken en Valero kan dus, volgens berichtgeving van Aruba in de media, niet verantwoordelijk worden gehouden voor het reinigen van dergelijke verontreiniging.
Het schoonmaakfonds van Valero bevat nu zo'n 19 miljoen florin. Dat zou toereikend moeten zijn voor het voldoen aan de bovengenoemde afspraken, volgens Aruba. In berichtgeving hierover in de media wordt door Minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, De Meza, verder gesteld dat voor schoonmaak van de grond nog 20 a 30 miljoen dollar nodig is, en dan nog zal het nooit geschikt meer worden voor woningbouw, hooguit industrie.
Welke omvang heeft de ongecontroleerde asbestopslag? Welke kosten zitten er verbonden aan het opruimen hiervan?
De omvang van de asbestopslag en kosten voor eventuele opruimen daarvan zijn mij niet bekend.
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat de aankoop van deze raffinaderij Aruba meer afhankelijk maakt van Venezuela gezien de pijpleiding voor de aanvoer van noodzakelijk gas uit Venezuela?
Er is inderdaad sprake van een pijpleiding die de aanvoer van het voor het beoogde productieproces noodzakelijke gas zal moeten zorgen. Daarvoor dient de raffinaderij eerst omgebouwd te worden. Ook zal deze pijpleiding, als deze er komt, pas operationeel worden nadat de raffinaderij is geopend.
Uiteindelijk is het vooral CITGO die afhankelijk is van de aanvoer van gas vanuit Venezuela voor de exploitatie van de raffinaderij. Die afhankelijkheid is wederkerig, aangezien de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PDVSA eigenaar is van CITGO.
Van toegenomen afhankelijkheid van het land Aruba van Venezuela lijkt met deze gasleiding en daarbij behorende gewijzigde productieproces beperkt sprake.
In hoeverre is de doelstelling van groene raffinaderij haalbaar voor deze raffinaderij? Welke impact heeft het niet halen van de secundaire doelstellingen, namelijk het kweken van algen, op deze doelstelling?
Het opwerken, raffineren en consumeren van olie(producten) is per definitie niet duurzaam te noemen. De regering van Aruba hecht echter sterk aan haar «groene» doelstellingen en zal er dus ook veel aan gelegen zijn om de raffinaderij zo duurzaam mogelijk te laten opereren. Op grond van de openbare berichtgeving lijkt Aruba dwingende afspraken gemaakt te hebben met de gebruiker van de raffinaderij het proces zo milieuvriendelijk mogelijk vorm te geven, bijvoorbeeld door in het productieproces gebruik te maken van gas.
Aruba zet haar beleid om op termijn (streven: 2020) 100% duurzaam te voorzien in de eigen energiebehoefte (m.b.v. wind- en zonne-energie) overigens ook na heropening van de raffinaderij, door.
In hoeverre komen de ambities van het Koninkrijk der Nederlanden om meer duurzame energie op te wekken overeen met de aankoop van een olieraffinaderij door Aruba? Welke balans kan Aruba opmaken als Citgo na de leaseperiode van vijftien jaar besluit geen verder gebruik te maken van de raffinaderij?
Zie antwoord op vraag 9 en 12.
In hoeverre deelt u de mening dat de gevolgen van de aankoop van deze raffinaderij door Aruba nooit tot kosten voor Nederland mogen leiden?
De aankoop en heropening van de raffinaderij door Aruba is een landsaangelegenheid. Dit geldt ook voor (toekomstige) financiële gevolgen daarvan.
In hoeverre is er sprake van een financieel risico en schuldenprobleem met betrekking tot de aankoop van de raffinaderij voor de toekomst?
Het CAft zal als toezichthouder de eventuele financiële gevolgen van de aankoop en heropening van de raffinaderij op de meerjarige begroting van Aruba en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën uiteraard bezien. Het CAft zal daarover op basis van de LAft aan de regering van Aruba, en indien nodig aan de Koninkrijksregering, adviseren.
Is de aankoop van de Valero raffinaderij voorgelegd aan het CAFT (College Aruba Financieel Toezicht)? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 14 en 15.
De misleidende uitspraken van de voorzitter van de borgingscommissie energieakkoord |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ed Nijpels: «Onbestaanbaar dat de VVD geen leiding neemt in klimaatdebat»»1 en herkent u zich in het beeld dat u vooral wordt lastig gevallen door liberale Kamerleden op het energiedossier?
Ik ben bekend met dit bericht. Ik herken mij niet in het beeld dat ik op het energiedossier door liberale of andere Kamerleden word lastig gevallen.
Klopt de bewering van de voorzitter van de borgingscommissie energieakkoord dat de kostendaling van wind op zee «inmiddels (....) op 47 procent in 2020 staat», aangezien dit niet overeenkomt met uw recente brief aan de Kamer (Kamerstuk 33 561, nr. 25) waarin u stelt dat pas in 2023 de 40% kostenreductie wordt behaald? Zo nee, wilt u er bij de voorzitter van de borgingscommissie energieakkoord op aandringen dat hij deze misplaatste claim rectificeert?
De 47% kostenreductie van windenergie op zee waar de voorzitter van de Borgingscommissie naar verwijst, betreft de potentiële kostenreductie die het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Wind op Zee mogelijk acht voor 2020. Dit betreft een inschatting van de betrokken partijen bij het TKI. Voor mij staat voorop dat de afgesproken kostenreductie van 40% in 2023 ten opzichte van het kostenpeil in 2014 in ieder geval gehaald wordt. Het is uiteraard mogelijk dat een grotere kostenreductie wordt behaald als de biedingen in de tenders die in de periode 2016 – 2019 plaatsvinden lager liggen dan de gestelde maximumbedragen in de tenders die aansluiten bij het ingroeipad naar een kostenreductie van 40%.
Klopt het dus dat er geen enkel windmolenpark op zee uit het energieakkoord tegen een 40% kostenreductie wordt aanbesteed?
In het Energieakkoord is afgesproken dat in de periode 2014 – 2023 de kosten per kilowattuur van windenergie op zee geleidelijk tot 40% moeten afnemen. De maximale tenderbedragen die ik voor de vijf windparken uit het Energieakkoord hanteer zijn in lijn met dit reductiepad vastgesteld. Voor geen van deze parken geldt zodoende een maximum tenderbedrag dat overeenkomt met de volledige kostenreductie van 40%. De exacte kostenreductie die bereikt wordt is overigens afhankelijk van de hoogte van de winnende biedingen in de tenders.
Klopt de bewering dat Nederland jaarlijks zo’n 10 miljard euro toelegt op fossiele energie (directe en indirecte subsidies)? Zo ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen en kunt u daarbij ook aangeven hoeveel belasting fossiele energiegebruikers in Nederland jaarlijks betalen (direct en indirect)? Zo nee, wilt u er bij de voorzitter van de borgingscommissie energieakkoord op aandringen dat hij deze misplaatste claim rectificeert?
De heer Nijpels refereert aan de studie «How large are global energy subsidies» van het Internationaal Monetair Fonds. De bewering uit dat rapport dat Nederland jaarlijks circa 10 miljard euro toelegt op fossiele energie wordt door de heer Nijpels geciteerd. Ik heb op 16 juni 2015 Kamervragen over dit rapport beantwoord (Aanhangsel II, 2014/2015, nr. 2573). Daarin geef ik aan dat fossiele brandstoffen in Nederland niet worden gesubsidieerd, ook niet via fiscale maatregelen. Wel is het zo dat sommige accijnzen in Nederland niet worden opgelegd. De reden daarvoor zijn internationale verdragen waaraan het kabinet niet kan tornen. Tevens wordt de degressieve tariefstructuur in de energiebelasting regelmatig beschouwd als subsidie voor fossiele energie. Ten onrechte, omdat deze tariefstructuur geldig is ongeacht of het gaat om fossiele of om hernieuwbare energie. Er is gekozen voor deze tariefstructuur om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven ten opzichte van buitenlandse concurrenten te waarborgen. Ook in andere landen gelden voor het bedrijfsleven per saldo lagere tarieven dan voor kleinverbruikers.
In het artikel stelt de heer Nijpels verder dat windenergie, indien rekening wordt gehouden met de vermeende subsidies aan fossiele energie, de goedkoopste energiebron is die we nu hebben. Aangezien ik het niet eens ben met de stelling dat fossiele energie wordt gesubsidieerd, ben ik het ook niet eens met deze stelling van de heer Nijpels. Deze uitspraken zijn voor rekening van de heer Nijpels.
Klopt de bewering dat windenergie veruit de goedkoopste energie is die we nu hebben? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, wilt u er bij de voorzitter van de borgingscommissie energieakkoord op aandringen dat hij deze misplaatste claim rectificeert?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat iemand die dergelijke misleidende uitspraken doet, ongeschikt is als voorzitter van de borgingscommissie van het energieakkoord?
Nee. Ik vind dat de heer Nijpels op uitstekende wijze invulling geeft aan zijn rol als voorzitter van de Borgingscommissie Energieakkoord.
Het feit dat Milieudefensie de Staat voor de rechter heeft gedaagd om gezonde lucht |
|
Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieudefensie daagt Staat voor rechter om gezonde lucht»?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Wat ademen wij in» van Milieudefensie2 en het feit dat Nederland op ten minste 11 plekken nog altijd niet voldoet aan de norm voor stikstofdioxide (NO2)?3
Ja, ik ben bekend met het rapport.
Klopt de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat waarschijnlijk pas in 2020 alle overschrijdingen voorbij zijn? Vindt u ook dat dit te lang duurt, gezien het feit dat er jaarlijks duizenden mensen eerder overlijden door ongezonde lucht?
Uit de laatste monitoring van december 2015 (Kamerstuk 30 175 nr. 224) blijkt dat de luchtkwaliteit sterk is verbeterd en dat het aantal mensen dat is blootgesteld aan normoverschrijding is gedaald. Er resteert nog een beperkt aantal NO2 knelpunten langs overwegend drukke binnenstedelijke wegen. Op basis van de huidige inzichten constateert het RIVM dat er naar verwachting in 2020 geen luchtkwaliteitknelpunten ten aanzien van NO2 meer zijn. Met het NSL en het actieplan luchtkwaliteit worden maatregelen getroffen om de resterende knelpunten aan te pakken en de luchtkwaliteit te verbeteren.
Aan het eind van dit jaar brengt het RIVM de jaarlijkse monitoringsrapportage uit in het kader van Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hiermee wordt een landelijk beeld van de luchtkwaliteit in 2015 gegeven.
Bent u bereid om de resultaten van het onderzoek van Milieudefensie mee te nemen in het actieplan dat is verzocht in de motie Cegerek en Van Tongeren?4 Zo ja, welke aanpassingen heeft dit tot gevolg in het actieplan? Zo nee, waarom niet?
De monitoring van het NSL, zoals deze jaarlijks wordt opgesteld door het RIVM, is voor mij leidend voor het beoordelen van de luchtkwaliteit. Ik heb het RIVM gevraagd de uitkomsten van het onderzoek van Milieudefensie te betrekken in de monitoring. Aan het eind van het jaar zal het RIVM de monitoringsrapportage over het jaar 2015 uitbrengen. Deze rapportage geeft een landelijk beeld van de luchtkwaliteit en inzicht in waar zich nog knelpunten voordoen. Op basis hiervan zal ik samen met decentrale overheden bezien in hoeverre aanpassingen in het actieplan nodig zijn.
Welke stappen worden genomen om de luchtkwaliteit buiten Amsterdam en Rotterdam, bijvoorbeeld in Arnhem en Maastricht, te verbeteren aangezien de € 16 miljoen aan extra middelen niet voor andere steden dan Amsterdam en Rotterdam beschikbaar zijn? Is hier voldoende budget voor? Welk budget zou er nodig zijn om het behalen van de norm in de gebieden buiten Amsterdam en Rotterdam te versnellen?
Voor de verbetering van de luchtkwaliteit zijn in het kader van het NSL middelen ter beschikking gesteld aan decentrale overheden voor het treffen van maatregelen. Met deze middelen en de maatregelen uit het actieplan, wordt gewerkt aan het halen van de grenswaarden en het verbeteren van de luchtkwaliteit.
Zoals ook in antwoord op vraag 4 aangegeven zal het RIVM aan het eind van dit jaar de monitoringsrapportage over 2015 uitbrengen. Dan wordt duidelijk of de EU-grenswaarde voor NO2 wordt gehaald, deze rapportage wordt zoals gebruikelijk met uw Kamer gedeeld. Op basis hiervan wordt bepaald in hoeverre aanvullende maatregelen bovenop het NSL en actieplan nodig zijn. Hierin trekken Rijk en decentrale overheden gezamenlijk op.
Bent u bereid het actieplan waar mogelijk te versnellen en indien nodig te verbeteren, zodat de luchtkwaliteit overal in Nederland ver voor 2020 aan de eisen voldoet? Zo ja, kunt u de aanpassingen en versnellingen die u doet met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet en kunt u hierbij verduidelijken waarom het ver voor 2020 behalen van de normen niet mogelijk is?
Zie antwoord vraag 5.
De bescherming van broedvogels in het waddengebied |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Henk Leenders (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Waddenlanden moeten broedvogels redden»?1
Ja.
Stroken de beweringen van het Gemeenschappelijk secretariaat van de Waddenzee met uw cijfers over de stand van de broedvogels in de Waddenzee?
Ja. De beweringen van het Gemeenschappelijk Waddenzeesecretariaat zijn gebaseerd op de monitoringsprogramma’s van de drie Waddenzeelanden welke vervolgens gezamenlijk worden geanalyseerd en gepresenteerd.
Deelt u de mening dat intensievere samenwerking nodig is tussen de drie waddenlanden om de broedvogel te beschermen tegen uitsterving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet u de invulling van deze samenwerking voor zich?
Het is dankzij de nauwe jarenlange samenwerking tussen de drie waddenlanden dat er een goed beeld ontstaat van de stand van de broedvogels in het gehele Waddengebied.
Door deze goede en intensieve samenwerking is er nu ook een Actieplan broedvogels gepresenteerd, waarbij het duidelijk is dat voor een adequate uitvoering er een gezamenlijke opgave ligt en er een goede coördinatie tussen de drie landen nodig is en blijft.
Welke directe rol ziet u weggelegd voor Nederland inzake het in stand houden van de broedvogel in het gehele Waddenzeegebied?
In trilateraal Waddenzee verband, een samenwerking met Duitsland en Denemarken, is recent het «Actieplan Broedvogels» vastgesteld. De Nederlandse studie «Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2011–2013» heeft hier mede aan ten grondslag gelegen. In dit verband verwijs ik ook graag naar mijn antwoorden op de vragen gesteld door mevrouw Koser-Kaya over deze problematiek, van 29 maart jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2078).
Ten aanzien van de opgave die er voor Nederland ligt in de uitvoering van de maatregelen zoals aangegeven in het genoemde Actieplan Broedvogels, ben ik inmiddels via het Programma «Naar een Rijke Waddenzee» gestart met een breed gedragen offensief in Nederland. Mijn inzet is dat de betrokken beheerders en overheden vanuit ieders verantwoordelijkheid zich zullen inspannen om deze achteruitgang van het broedsucces te keren. In gezamenlijkheid moeten de juiste beheermaatregelen getroffen worden die haalbaar en nageleefd kunnen worden. Conform de aanbevelingen uit het Actieplan Broedvogels zal de inzet vooral op beheerniveau liggen. Veel van de aanbevelingen van het Actieplan Broedvogels zijn ook opgenomen in het conceptbeheerplan Natura 2000 voor de Waddenzee.
Ziet u reden om het huidige beleid ten aanzien van de bescherming van broedplaatsen van deze vogels te herzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en binnen welk tijdskader zal dit zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de terreinbeheerders van de broedplaatsen om zodoende betere broedomstandigheden te creëren voor deze vogels?
Zie antwoord vraag 4.
Uit het artikel blijkt dat in Nederland meer partijen bij het beheer en de bescherming van het Waddengebied betrokken zijn; herkent u zich in dit gegeven? In hoeverre hindert dit een effectief beleid ten behoeve van de bescherming van broedvogels in Nederland?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de effectiviteit van het beleid ten behoeve van de bescherming van broedvogels wordt gehinderd door de betrokkenheid van meerdere partijen bij het beheer.
Ten behoeve van een afgestemd en effectief beheer werken betrokken partijen in Nederland goed samen in de Beheerraad Waddenzee. Via de Beheerraad wordt regie gevoerd over de aanpak van het broedvogelbeheer voor het Nederlandse deel van de Waddenzee.