Sluikreclame/informatie gericht op kinderen |
|
Henk van Gerven |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw mening over marketingactiviteiten voor het ADHD-medicijn Concerta via het marketingbureau Kostzewa in samenwerking met Hilah Productions in opdracht van Janssen-Cilag, de producent van Concerta?1
Ik heb kennis genomen van deze activiteiten in opdracht van Janssen-Cilag. De beoordeling of deze activiteiten binnen de wet- en regelgeving t.a.v. dit onderwerp vallen laat ik aan de toezichthoudende instellingen (Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), CGR, en KOAG/KAG); hen heb ik ingelicht over deze casus, en zij zullen de casus conform hun samenwerkingsafspraken opnemen. In algemene zin kan ik zeggen dat marketingactiviteiten niet mogen leiden tot onnodig geneesmiddelengebruik. Of daarvan hier sprake is, kan ik eerst na het onderzoek concluderen. Overigens heb ik van de firma Janssen-Cilag begrepen dat zij zich distantiëren van de manier waarop het marketingbureau de opdracht heeft omschreven.
Bent u bereid de Stichting Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CGR) of liever de Inspectie onderzoek te laten doen naar een (inmiddels verwijderde) presentatie van Kostzewa marketing waarin dit bureau uitlegde hoe schijnbaar neutrale voorlichting over ADHD werd gebruikt voor marketing van het middel van Janssen-Cilag en dat dit ook leidde tot een significante omzetstijging?2
Deze melding is bij Inspectie, CGR en KOAG/KAG onder de aandacht gebracht. Ik vertrouw erop dat deze melding door deze drie partijen conform hun samenwerkingsafspraken zal worden opgepakt.
Hoe beoordeelt u stellingen als «hoe communiceer je subtiel en doeltreffend het middel Concerta» door het marketingbureau?2
Zie antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat, indien informatie tot doel heeft de omzet te verhogen, dit gedefinieerd moet worden als sluikreclame, en dus is verboden?
Wat kwalijk zou zijn, is als bedrijven activiteiten ontplooien die aanzetten tot het onnodig gebruik van geneesmiddelen. In hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet is neergelegd wat er met betrekking tot publieksreclame voor geneesmiddelen wel en niet mag. Op het moment dat men buiten de regels treedt zal er door Inspectie, CGR en KOAG/KAG conform hun samenwerkingsafspraken worden opgetreden.
Deelt u de mening dat de grens tussen informatie en marketing een grijs gebied is, en dat, ook als niet direct wordt verwezen naar een geneesmiddel of vergunninghouder3, op een subtiele manier sluipreclame bedreven kan worden? Zo ja, bent u bereid deze casus goed te laten onderzoeken, zodat ook voor andere fabrikanten en marketingbureau’s duidelijk wordt waar de grenzen liggen?
Het is toegestaan om informatie over gezondheid en ziekte te verspreiden. Soms wordt dit gezien als reclame. Volgens een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem uit 2003 kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat wanneer een tot het publiek gerichte uiting uitsluitend informatie bevat over een ziekte, zonder dat direct en/of indirect naar een geneesmiddel en/of een vergunninghouder wordt verwezen, deze uiting in beginsel niet als reclame kan worden aangemerkt. Deze informatie is dan niet verboden en wordt als gezondheidsinformatie aangemerkt.
In een brief aan uw Kamer (TK, vergaderjaar 2009–2010, 29 477, nr. 105) heb ik u mijn visie op symptoomreclame gegeven. Het is moeilijk om een eenduidige scheidslijn aan te brengen tussen informatie en reclame, terwijl, zoals uw vraag ook illustreert, er wel behoefte is aan meer eenduidigheid. Ik vind het daarom een goede zaak dat de verschillende instanties die hiermee van doen hebben met elkaar in overleg zijn gegaan om te bezien of, en zo ja hoe nadere verduidelijking en aanscherping van regels en normering mogelijk is.
Deelt u de mening dat leveren van spreekbeurtenteksten aan kinderen van 6 tot 16 jaar door Janssen Cilag, ontwikkeld door Hilah Productions4, waarin verwezen wordt naar een pil om je rustig te maken, niet geoorloofde beïnvloeding van kinderen is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zoals ik reeds eerder schreef is het geven van informatie over gezondheid en ziekte geoorloofd, mits dat gebeurt binnen de regels die daarvoor gelden. Met het geven van dergelijke informatie aan kinderen is extra zorgvuldigheid geboden. Of met het leveren van deze spreekbeurtteksten door Janssen-Cilag buiten de regels is getreden, zal beoordeeld moeten worden binnen de structuur die bestaat voor het toezicht op geneesmiddelenreclame.
Kent u de brochure Perspectief van Janssen-Cilag waarin medicatie als eerste wordt genoemd, onder meer Concerta?5 Zo ja, hoe wordt deze verspreid? Is dit voorgelegd aan de CGR en zo niet, bent u bereid dit alsnog te doen?
Ja, ik ken de brochure Perspectief van Janssen-Cilag. De brochure bestaat uit een deel voor beroepsbeoefenaren, en een deel voor het algemeen publiek, en wordt op aanvraag door Janssen-Cilag per post verstuurd naar psychiaters en kinderartsen. Ook geïnteresseerde individuen kunnen daarnaast de brochure aanvragen. Uit informatie van Janssen-Cilag vernam ik dat de brochure niet is voorgelegd aan de CGR. In een eventueel onderzoek naar deze casus door de zelfregulerende instanties zal deze brochure vanzelfsprekend ook worden meegenomen.
Kent u de site www.pharmamarketeer.nl en een recent artikel over marketing bij ADHD (31 maart) waarin gewezen wordt op de mogelijkheden van hyves en twitter? Zo ja, vindt u het een gewenste ontwikkeling als «informatie» richting kinderen vanuit de industrie of marketingbureau’s haar weg vindt?6 Concept catalog, onderhands aan bewindspersoon verstrekt
Ja, ik ken de website en het artikel. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al meldde is het toegestaan om informatie over gezondheid en ziekte te verspreiden. Deze informatievoorziening moet op een afgewogen manier plaatsvinden. Wanneer verwezen wordt naar behandelopties, ligt het voor de hand om hiervoor aan te sluiten bij de door de beroepsgroep gehanteerde richtlijnen. En wanneer de informatievoorziening zich richt op kinderen, is extra zorgvuldigheid geboden.
Het artikel "Bejaarde homo's terug in de kast" |
|
Corien Jonker (CDA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Bejaarde homo’s terug in de kast»?1
Ja.
Heeft u zicht op de omvang van vormen van negatieve bejegening van bewoners en personeel met een homoseksuele geaardheid in zorg- en verpleeghuizen? Zo ja, kunt u deze aangeven? Welke rol spelen hierbij culturele c.q. religieuze verschillen?
Vanuit het kwaliteitskader verantwoorde zorg, wordt er om de twee jaar een cliënttevredenheidsonderzoek gedaan in de verzorgings- en verpleeghuizen. Dit onderzoek wordt gedaan volgens de CQ index (Consumer Quality Index) waarin de cliënten wordt gevraagd naar de ervaren bejegening. In september 2009 is het branchebeeld van de meting van 2008 uitgekomen. Hierin wordt vermeld dat cliënten tevreden zijn over de bejegening in de verzorgings- en verpleeghuizen. (De score is 3,27 op een schaal van 1–4).
Het signaal dat er meer aandacht moet komen voor deze groep is mij bekend. Om meer zicht te krijgen op de omvang en vorm van negatieve bejegening bij deze groep, heb ik samen met mijn collega bewindspersoon van VROM eerder financieel bijgedragen aan het project «Roze Ouderen in Nederland». Dit project omvatte het organiseren van een Roze Belweek (beeldvorming van waar roze ouderen tegen aanlopen en wat er zou moeten veranderen); het opstellen van aanbevelingen voortgekomen uit de belweek in het Groenboek (2006) en het verankeren van de ideeën en oplossingsrichtingen door middel van pilotprojecten (2007 en 2008). Het project is uitgevoerd door ANBO, COC Nederland, Schorer en Movisie. De uitkomsten van het rapport «Roze ouderen in Nederland» krijgen een vervolg via het project «Roze 50+ de Onzichtbaarheid voorbij» van het Consortium Roze 50+ Nederland.
De tweede homo-emancipatiemonitor van het SCP die deze zomer verschijnt, zal ingaan op de acceptatie onder verschillende bevolkingsgroepen, waaronder ouderen en onder meer culturele en religieuze verschillen.
Welk beleid voeren management en bestuur van zorg- en verpleeghuizen om discriminatie van homoseksuele bewoners en personeel te voorkomen? Hoe gaan zij om met signalen van negatieve bejegening?
Een goede bejegening maakt deel uit van kwalitatief goede zorg (zie het antwoord op vraag 2). Mensen moeten gewoon zichzelf kunnen zijn in een zorginstelling en bewoners hebben recht op een goede bejegening ongeacht hun achtergrond of seksuele voorkeur. Bij signalen van negatieve bejegening dienen zorginstellingen daar adequaat op in te spelen. Een cliënt heeft bovendien altijd het recht om gebruik te maken van de mogelijkheden die de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen (WKCZ) biedt, zoals bij vraag 5 wordt aangegeven.
Welk percentage van de zorg- en verpleeginstellingen heeft een homovriendelijk beleid? Hoeveel instellingen hebben een «Roze Loper» uitgereikt gekregen?
Hier zijn geen specifieke cijfers over bekend, maar elke instelling dient aandacht te besteden aan de bejegening van de cliënten in hun instelling (zie antwoord op vraag 2).
Voor zover bekend hebben zes instellingen in 2008 een aanmoedigingsprijs in Nijmegen uitgereikt gekregen en een zorginstelling in Den Haag heeft in 2009 de Roze Loper uitgereikt gekregen. De eerste Roze Loper tolerantiescan is in deze maand uitgereikt aan een instelling in Amsterdam. Het is de bedoeling dat dit jaar bij meerdere instellingen een Roze Loper tolerantiescan wordt uitgevoerd.
Welk percentage van de instellingen heeft een bemiddelings- of klachteninstantie voor meldingen van negatieve bejegening? Wordt naar uw mening voldoende gebruik gemaakt van deze voorzieningen? Zo ja, op welke wijze wordt met meldingen omgegaan? Zo nee, zijn er specifieke drempels om van de voorzieningen gebruik te maken?
Elke zorginstelling is op basis van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen (WKCZ) verplicht een klachtenregeling op te stellen. Het primaire doel van de WKCZ is het bieden van een laagdrempelige klachtmogelijkheid voor cliënten in de zorgsector. Daarnaast is de wet gericht op het benutten van de signalen van cliënten om de kwaliteit van de zorg te verbeteren.
De meeste instellingen (meer dan 90%) hebben een dergelijk regeling. De instelling dient ervoor te zorgen dat cliënten op de hoogte zijn van de klachtenregeling.
Heeft u zicht op de rol en de mate van betrokkenheid van de verschillende ouderenorganisaties bij de integratie en acceptatie van homoseksuele ouderen? Ziet u noodzaak en mogelijkheden dit verder te stimuleren?
Met het project «Roze ouderen in Nederland» zijn successen geboekt, maar voor inbedding is meer nodig dan pilot-projecten opzetten en samenwerkingsverbanden creëren tussen professionals en instellingen onderling. Naast beïnvloeding van het management van instellingen, is een sterke beweging onder de ouderen zelf noodzakelijk. De uitkomsten van het rapport «Roze ouderen in Nederland» krijgen daarom een vervolg via het project «Masterplan Roze 50+ de Onzichtbaarheid voorbij». Dit plan betreft een integrale aanpak van de gesignaleerde en in kaart gebrachte problematiek. Het richt zich op de doelgroep zelf, de kring om hen heen, de maatschappij en inbedding in (kennis)netwerken en informatievoorziening.
De ouderenorganisatie ANBO heeft tijdens de rondetafelbijeenkomst over homo-emancipatiebeleid van de minister van OCW 10 juli 2007 het initiatief genomen om samen met andere organisaties te werken aan bevordering van de acceptatie. Vanuit het ministerie van OCW zijn middelen beschikbaar gesteld voor het vierjarige project Gay & Straight Ouderenalliantie van de ANBO.
Welke beleidsinstrumenten heeft de overheid om integratie en acceptatie van bewoners en personeel met een homoseksuele geaardheid in zorg- en verpleeghuizen te bevorderen? Zijn er «best practices» voorhanden voor management, voor personeel en voor bewoners? Zo ja, zijn deze voldoende bekend bij de zorginstellingen in Nederland?
Zie het antwoord op vraag 2 en 4.