Leeftijdsgrens voor esthetische ingrepen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de discussie over leeftijdsgrenzen voor borstvergroting of andere esthetische ingrepen?1
Ja. Ik ga in mijn verdere antwoorden uitsluitend in op ingrepen zonder medische indicatie.
Wat vindt u van de uitspraak van Diana Gabriëls, directeur van een kliniek voor plastische chirurgie, die pleit voor ingrepen bij minderjarigen: «Het zijn vaak mooie meisjes, maar zíj zijn niet blij met iets aan zichzelf en daar gaat het om. Met een kleine correctie staan ze krachtiger in het leven»?
Deze uitspraak komt rekening van mevrouw Gabriëls en zij is in elk geval strijdig met de richtlijnen voor plastisch chirurgen, zie ook het antwoord op de vragen 4 en 5.
Is het waar dat uit onderzoeken blijkt dat een op de tien Nederlandse jongeren plastische chirurgie overweegt? Zo ja, vindt u dit verontrustend?
Ik kan deze onderzoeksgegevens niet bevestigen. Het is bekend dat jongeren tijdens de adolescentieperiode zoeken naar hun identiteit. De bevindingen kunnen daarmee in lijn zijn. Het feit dat 10% van de jongeren de vraag beantwoord een correctie te overwegen wil nog niet zeggen dat zij hiertoe zullen overgaan. Er is een groot verschil tussen iets overwegen indien er naar gevraagd wordt en daadwerkelijk de stap naar een kliniek maken.
Hoeveel jongeren onder de 18 jaar ondergaan met toestemming van de ouders een plastisch chirurgische ingreep uit esthetische overwegingen? Is bekend in hoeveel gevallen er uitzonderingen worden gemaakt op de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) vanwege medische noodzaak? Is er enige controle op de toepassing van het begrip «medische noodzaak»?
Het antwoord op beide vragen is mij niet bekend. Ook de NVPC heeft aangegeven niet over deze gegevens te beschikken. Voor zover het om esthetische behandelingen van plastisch chirurgen gaat, moet het dan inderdaad gaan om uitzonderingssituaties. Plastisch chirurgische correctie van afstaande oren is een voorbeeld van een ingreep die onder de leeftijd van 18 jaar plaatsvindt. De leidraad van de NVPC2 benoemt deze uitzondering als zodanig, zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u garanderen dat de kliniek van Diana Gabriels zich aan de richtlijnen van de NVPC houdt? Zo nee, welke mogelijkheden heeft u om dit te controleren en in te grijpen?
In de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken2 van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) staat expliciet dat alleen jongeren ouder dan 18 jaar in aanmerking komen voor cosmetische ingrepen. Alle leden van de NVPC dienen zich te houden aan deze richtlijnen van de vereniging. Ook de Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG) stelt duidelijk dat haar leden zich conformeren aan het standpunt van de NVPC.
In uitzonderlijke situaties, namelijk wanneer de lichamelijke en psychische gevolgen van het kind dermate groot zijn, kan hiervan worden afgeweken. Dat is niet het geval in de situaties waarover mevrouw Daniëls spreekt.
Plastisch chirurgen in alle Nederlandse klinieken zijn gebonden aan dit standpunt van hun beroepsgroep. In het toezicht op de verleende zorg kan het naleven van richtlijnen van de beroepsgroepen een belangrijke rol vervullen. Als zorgverleners niet conform deze richtlijnen handelen, kan dit aanleiding vormen voor interventie door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
De standpuntbepaling van de NVPC gaat overigens verder dan het stellen van een leeftijdsgrens voor cosmetische ingrepen alleen. De NVPC distantieert zich ook van (groeps)aanbiedingen tegen een gereduceerd tarief waarbij onvoldoende bedenktijd wordt gegeven.
Herinnert u zich uw pleidooi in april voor het verhogen van de minimumleeftijd voor cosmetische ingrepen die niet medisch noodzakelijk zijn? Deelt u de mening dat de minimumleeftijd voor cosmetische ingrepen verhoogd moet worden naar 18 jaar, en dat dit wettelijk moet worden geregeld? Zo nee, waarom niet?
Ja dat herinner ik mij.
Op dit moment kent de Wet op de Geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) aan 16- en 17 jarigen een rechtspositie toe die hen in staat stelt geheel zelfstandig een geneeskundige behandelingsovereenkomst aan te gaan en ook zelf de patiëntenrechten van de WGBO uit te oefenen. Geen toestemming van ouders of voogd is vereist. Alleen bij wilsonbekwaamheid worden zij vertegenwoordigd door hun ouders of voogd.
Voor de 12- tot 16 jarigen geldt dat voor geneeskundige behandeling in beginsel dubbele toestemming vereist is, van zowel de minderjarigen zelf als van hun ouders of voogd als deze minderjarigen volgens de hulpverlener wilsbekwaam zijn. Zo niet, dan worden zij vertegenwoordigd door hun ouders of voogd.
Het is duidelijk dat de WGBO in beginsel dus ruimte biedt voor het uitvoeren van esthetische ingrepen onder de 18 jaar, maar deze ruimte wordt voor plastisch chirurgen in de praktijk ongedaan gemaakt door de richtlijnen die deze beroepsgroep voor zichzelf geformuleerd heeft. Ik onderzoek momenteel de schoonheidsbranche om eventueel bestaande hiaten te dichten. Ik zal de leeftijdsgrens daarbij betrekken.
Zorginstellingen die ouderen 44 uur in bed laten liggen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de uitzending over zorginstellingen die ouderen 44 uur in bed laten liggen?1
In het geval van de cliënt in de uitzending is er geen sprake van het voorschrijven van beddagen van 44 uur, vanwege personeelstekort.
Het gaat in onderhavige situatie om een hele bijzondere en moeilijke omstandigheid. Ik vind het belangrijk dat er goed geluisterd wordt naar de wensen van de cliënt. In dit geval kan de cliënt deze wensen zelf niet meer verwoorden. Haar man verwoordt haar wensen als haar wettelijk vertegenwoordiger. De zorginstelling en de partner hebben afspraken gemaakt rondom de zorg van mevrouw, die erg ziek is. De professionals hebben – in overleg met de partner – besloten dat mevrouw beddagen heeft omdat het te belastend voor haar is om dagelijks uit bed te komen. Een en ander dus met het oog op het belang van deze mevrouw.
Uiteraard moet ook in andere zorginstellingen worden uitgegaan van het belang van de cliënt en mag personeelstekort geen reden zijn om cliënten in bed te laten liggen. Afspraken hierover moeten worden vastgelegd in het zorgplan. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) controleert bij haar toezichtsbezoeken of hierin afspraken zijn opgenomen, die zijn afgestemd met de cliënt en/of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Klopt het dat zorginstellingen in Nederland beddagen van 44 uur aan ouderen voorschrijven vanwege personeelstekort? Wat is hierop uw reactie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het dat verpleeghuizen kampen met personeelstekorten terwijl daar juist veel extra geld voor is uitgetrokken?
Het extra geld voor de verpleeg- en verzorgingshuizen, wat ook na het Lente-akkoord behouden kon blijven, is vanaf 1 januari 2012 beschikbaar. Om ervoor te zorgen dat de middelen echt gaan naar meer en beter geschoold personeel op de werkvloer, hebben zorginstellingen de afgelopen periode toetsbare plannen moeten indienen bij de zorgkantoren. Van de zorgkantoren heb ik begrepen dat vrijwel alle zorginstellingen die daarvoor in aanmerking komen een plan hebben ingediend. De meeste plannen zijn inmiddels goedgekeurd door de zorgkantoren en de zorginstellingen zijn nu voortvarend bezig met de uitvoering van de plannen. Uw Kamer wordt daarover, zoals toegezegd, nader geïnformeerd.
Kunt u een overzicht verstrekken van zorgaanbieders die deze middelen gekregen hebben en waar ze dit geld aan besteed hebben? Hoeveel extra fte's zijn er inmiddels bijgekomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat ondanks de extra middelen volgens onderzoek van Abvakabo FNV een meerderheid van de ondervraagde medewerkers niks merkt van extra handen aan het bed?
Het is nu nog te vroeg om conclusies te trekken over de wijze waarop – binnen de kaders van de daarover met alle partijen afgesproken randvoorwaarden – uitvoering gegeven wordt aan de plannen. Er moeten mensen worden opgeleid en/of aangetrokken en ingewerkt. Het is niet goed denkbaar dat men daar – na ruim een half jaar – reeds directe effecten merkt.
In het kader van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn, dat gezamenlijk met sociale partners wordt uitgevoerd, worden de vorderingen gevolgd. Als de uitkomsten hierover bekend zijn, zal ik u hierover informeren.
Wat is uw reactie op het onderzoek van Abvakabo FNV?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de middelen voor extra verzorgenden in de ouderenzorg daadwerkelijk aan extra verzorgenden besteed gaan worden?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vind u van de suggestie van Prof. Scherder om instellingen die ouderen in bed laten liggen minder geld te geven?
In algemene zin is het goed voor ouderen (en in het bijzonder voor dementerenden) om te bewegen. Onderzoek heeft dat ook bewezen.
Soms zijn mensen echter dusdanig verzwakt, dat zij niet meer kunnen bewegen. Soms is bewegen juist extra pijnlijk en belastend. De zorginstelling zal dan met de wettelijk vertegenwoordiger of familie afspraken maken over de beste zorg voor de betreffende cliënt. Het belang van de cliënt moet altijd voorop staan. De suggestie om instellingen die ouderen in bed laten liggen per definitie minder geld te geven, ondersteun ik dan ook niet want dat is veel te kort door de bocht.
Wat is uw reactie op de stelling van Prof. Scherder dat laten bewegen veel beter voor dementerenden is dan ze in bed laten liggen?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat het momenteel loont om ouderen in zorginstellingen in bed te laten liggen? Welke perverse prikkel ligt hieraan ten grondslag? Wat gaat u hieraan doen?
Neen. De toegang tot verblijfszorg wordt in Nederland vastgesteld door het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ). Dit wordt gedaan aan de hand van de zwaarte van beperkingen en noodzaak tot zorg van de cliënt. Als er noodzaak is tot zwaardere en intensievere zorg dan krijgt de instelling daar meer geld voor.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de zorginstellingen en controleert of de kwaliteit van zorg goed is. Zorginstellingen kunnen niet zomaar ouderen in bed laten liggen, zonder dat hierover een duidelijke afspraak in het behandelplan opgenomen is.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat slachtoffers van seksueel misbruik, die als kind onder verantwoordelijkheid van de overheid in tehuizen of pleeggezinnen zijn geplaatst, tussen wal en schip dreigen te vallen.
Indien geduid wordt op de berichtgeving in Trouw van 12 juli 2012, ja.
Is het waar dat er nog steeds geen definitief besluit is genomen over de instelling van een meldpunt voor seksueel misbruik? Zo ja, waar ligt dat aan?
Een meldpunt voor alle slachtoffers van seksueel misbruik zal vanaf 1 oktober 2012 gerealiseerd zijn via een landelijk telefoonnummer bij Slachtofferhulp Nederland. Ook de slachtoffers uit de domeinen van de commissies Deetman en Samson kunnen bij dit meldpunt terecht. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande meldpunten, de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en de Steunpunten Huiselijk Geweld, alsmede de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg. Door dit netwerk wordt bestaande inzet en expertise benut. Dit vergt uiteraard een goede samenwerking door genoemde betrokken partijen. Met deze partijen worden momenteel afspraken gemaakt over een goede doorgeleiding van slachtoffers.
Het telefoonnummer bij Slachtofferhulp Nederland biedt slachtoffers de mogelijkheid om hun verhaal te vertellen en professioneel advies te krijgen over vervolgstappen.
Deelt u de mening dat de inspanningen voor een nieuw meldpunt allemaal rijkelijk laat zijn, nu een nieuw meldpunt niet zomaar van de ene op de andere dag geregeld is?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat een breed meldpunt seksueel misbruik op 8 oktober 2012, de dag dat de commissie-Samson haar conclusies en aanbevelingen presenteert, tot stand zal zijn gebracht? Zo ja, welke kernactiviteiten zullen door het door u beoogde brede meldpunt seksueel misbruik uitgevoerd worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een meldpunt seksueel misbruik in een grote behoefte zal voorzien, nu inmiddels 800 mensen zich bij de huidige onderzoekscommissie hebben gemeld en dit aantal het topje van de ijsberg moet zijn? Zo ja, hoe gaat u waarborgen dat slachtoffers die zich nog niet hebben gemeld, maar daar in een later stadium behoefte aan krijgen, zich alsnog kunnen melden? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat veel van de jongeren die slachtoffer werden van seksueel misbruik in de jeugdzorg zelfs niet anoniem durven te melden wie de dader was? Zo ja, hoe gaat u deze jongeren ondersteunen in het proces om alsnog helder te krijgen wie verantwoordelijk was voor het leed dat deze kinderen tijdens hun jeugd is aangedaan?
Ik loop niet op de uitkomsten van het onderzoek door de commissie Samson vooruit met uitspraken. Publicatie van het eindrapport is voorzien op 8 oktober. Daarna zullen de minister van Veiligheid en Justitie en ik onze reactie hierop uw Kamer doen toekomen. Naar aanleiding van mijn periodieke overleg met de commissie tref ik wel steeds voorzieningen om kinderen die nu betere signalering en hulp nodig hebben te helpen.
Mensen die in het verleden slachtoffer zijn geworden en die zich tot nu toe niet hebben kunnen of willen melden kunnen nu terecht bij de commissie Samson. Vanaf 1 oktober kunnen zij terecht bij het hierboven geschetste telefoonnummer bij Slachtofferhulp Nederland en zullen vanuit dat contact desgewenst worden begeleid richting hulpverlening en andere trajecten.
Regionale verschillen in moedersterfte in Nederland |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er regionale verschillen bestaan in maternale sterfte (moedersterfte)?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat de maternale sterfte in Zeeland, Rotterdam en den Haag significant veel hoger is dan in de rest van Nederland?
Over de periode 1993–2008 was de gemiddelde Nederlandse moedersterfte volgens genoemd onderzoek 10,8 per 100 000 geboortes (De Graaf et al, 2012) of wel gemiddeld 21 gevallen per jaar over heel Nederland. De getallen varieerden binnen Nederland van 6.2 per 100 000 in Noord Brabant tot 16.3 per 100 000 in Zeeland. Deze variatie kan mogelijk verklaard worden doordat de prevalentie van hypertensie het hoogst is in Zeeland. Ook hebben de inwoners van deze provincie gemiddeld een lagere sociaaleconomische status en een minder gezonde leefstijl. De maternale sterfte in de vier grote steden varieerde in dat onderzoek tussen 9.3 in Amsterdam en 21.0 in Rotterdam. Deze bevindingen komen overeen met de al bekende algemene gezondheidsverschillen tussen de grootste steden en de rest van Nederland, en zijn ook conform de internationale en nationale patronen van perinatale sterfte.
Wat is uw mening over het feit dat pre-eclampsie en hypertensie gerelateerde moedersterfte bij vrouwen in Vogelaarwijken en bij niet westerse vrouwen significant vaker voorkomen? Onderschrijft u de conclusie van de onderzoekers dat de aanwezigheid van een opeenstapeling van heterogene risicofactoren hiervan de oorzaak is?
Uit het genoemde onderzoek naar moedersterfte in Nederland kwam naar voren dat vrouwen van niet-westers allochtone herkomst een verhoogd risico lopen, evenals oudere moeders en moeders in achterstandswijken. Daarbij is pre-eclampsie (in de volksmond: zwangerschapsvergiftiging) de belangrijkste factor achter het optreden van moedersterfte. Eerder internationaal vergelijkend onderzoek (periode 1983–1992) suggereerde dat in Nederland pre-eclampsie relatief veel voorkwam als oorzaak van moedersterfte (Rossi & Mullin, 2012).
Er is al enige tijd een Auditcommissie Maternale Sterfte. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) installeerde in 1981 de Commissie Maternale Sterfte met de opdracht gevallen van moedersterfte te analyseren naar analogie van de Confidential Enquiries into Maternal Death in het Verenigd Koninkrijk. Dit heeft geresulteerd in een periodieke rapportage van de maternale sterfte in Nederland door deze commissie van de NVOG. Deze commissie heeft de taak om van ieder geval van maternale sterfte in Nederland de geleverde zorg te beoordelen, en in een belangrijk deel van de casus was suboptimale zorg aanwijsbaar. In 2010 is de naam van de Commissie Maternale Sterfte gewijzigd in «Auditcommissie Maternale Sterfte» (AMS).2
In het advies van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte wordt ruim aandacht besteed aan de in deze audits gevonden oorzaken van maternale (en perinatale) sterfte, waarbij sociaal economische gezondheidsverschillen als aandachtspunt worden genoemd. De maatregelen die in dit Stuurgroep advies worden voorgesteld, en waarvan ik ook een groot deel heb overgenomen (zie mijn voortgangsbrief zwangerschap en geboorte van 3 juli 2012, CZ 3119749), zullen een bijdrage leveren aan het terugdringen van de maternale (en perinatale) sterfte. Bijvoorbeeld in het programma Healthy pregnany 4 all wordt gewerkt aan een lokale aanpak, die past bij het specifieke karakter van wijken, waaronder achterstandswijken.
Deelt u de mening dat de lagere sociaal economische status van deze vrouwen en het feit dat er een taalachterstand is in belangrijke mate bijdragen aan het vaker voorkomen van maternale en perinatale sterfte? Zo ja, welke gerichte maatregelen zijn mogelijk om deze verschillen te verkleinen en welke van deze maatregelen gaat u nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gerichte maatregelen zijn mogelijk om de hoge maternale sterfte in Zeeland terug te dringen? Welke van deze maatregelen gaat u nemen?
Voor het antwoord op vraag 5 tot en met 9 zie mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Welke gerichte maatregelen zijn mogelijk om de hoge maternale sterfte bij vrouwen van niet-westerse afkomst en vrouwen ouder dan 35 jaar terug te dringen? Welke van deze maatregelen gaat u nemen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van voorlichting en ondersteuningsprogramma» s voor vrouwen met een taalbarrière, bij voorkeur in hun eigen taal? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze wordt in Nederland aandacht geschonken aan maternale sterfte en met name het terugdringen van regionale verschillen in maternale sterfte?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de Kamer vóór de behandeling van de begroting voor 2013 een plan van aanpak te zenden met mogelijke strategiën ter verlaging van de Nederlandse moedersterfte en het verminderen van de grote regionale verschillen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De dreigende sluiting van twee Groningse ziekenhuizen en riante vertrekregeling van een directeur |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Lucas Ziekenhuis in Winschoten en het Delfzicht Ziekenhuis in Delfzijl gesloten dreigen te worden op basis van de uitkomsten van een geheim onderzoeksrapport?1
Ik kan niet vaststellen of de eventuele sluiting van de locaties Winschoten en Delfzijl op basis van de uitkomsten van een geheim onderzoeksrapport is. Mij is bekend dat OZG en Menzis onderzoek hebben gedaan naar een voor de toekomst verantwoorde tweedelijns zorgfunctie voor de regio. De resultaten van dit onderzoek is verwoord in een onderzoeksrapport dat in eigendom is van de opdrachtgevers.
Deelt u de mening dat het vanuit democratisch oogpunt onacceptabel is als vitale voorzieningen van publiek belang op basis van een geheim rapport dreigen te worden ontmanteld? Zo nee, waarom niet?
Uit de berichtgeving van de OZG, UMCG en Menzis blijkt dat er een tweedelijns zorgfunctie te realiseren is vanuit een nieuw te bouwen locatie in het hart van de regio met sluiten van de locaties in Delfzijl en Winschoten. De herinrichting van de zorg leidt niet tot ontmanteling.
Deelt u de mening dat de betrokken gemeenteraden, Provinciale Staten van Groningen en de Tweede Kamer inzage moeten hebben in het rapport van KPMG/Plexus? Zo nee, waarom niet?
De betrokken partijen hebben aangegeven dat er na de zomer een openbare versie van het rapport beschikbaar komt. In deze openbare versie van het rapport is de bedrijfsgevoelige informatie over de OZG weggelaten.
Hoeveel verdient Wouter Bos aan deze klus van KPMG/Plexus en vindt u dit een doelmatige besteding van zorggeld?
Zorginstellingen leggen rekening en verantwoording af over hun exploitatie in hun jaarverslagen. De daarin opgenomen informatie gaat niet zover dat daaruit af te leiden valt wat afzonderlijke opdrachten aan ingehuurde derden hebben gekost, laat staan wat de opbrengst ervan is voor door die derden ingeschakelde personen. Dus ook nadat het jaarverslag over 2012 wordt gepubliceerd, kan ik uw vraag niet beantwoorden.
Deelt u de mening dat de artsen en verpleegkundigen van het Lucas Ziekenhuis en het Delfzicht Ziekenhuis het rapport op basis waarvan hun ziekenhuizen dreigen te worden gesloten, zouden moeten kunnen bestuderen? Zo nee, waarom niet?
De OZG, in 2008 ontstaan uit een fusie van het Delfzicht Ziekenhuis en het st. Lucas ziekenhuis, is één ziekenhuisorganisatie met twee locaties.
De Raad van Bestuur van de OZG heeft de artsen en medewerkers geïnformeerd over de resultaten.
Vindt u het verstandig dat een ziekenhuis, dat verlies draait, zich gaat bezighouden met nieuwbouwplannen? Is het niet beter eerst de financiën op orde te brengen alvorens zich in vastgoedavonturen te storten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het feit dat nieuwbouwplannen een risico kunnen zijn, betekent niet dat ze daarom maar niet meer moeten worden overwogen. Het besluit tot nieuwbouw moet tegelijkertijd niet lichtvaardig worden genomen. Nieuwbouw vergt meestal een forse investering waarvoor bij de bank geleend moet worden. De bank beoordeelt de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de investering alvorens de financiering beschikbaar te stellen, dat beperkt het risico. Overigens valt te verwachten dat nieuwbouw in de gesprekken met stakeholders een belangrijke rol zal spelen. Verbetering van kwaliteit, bereikbaarheid, veiligheid en efficiency zijn in een dergelijk geval voor de hand liggende onderwerpen van gesprek die door de partners onderbouwd dienen te worden.
Hoe verhoudt het plan om de ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl te sluiten zich tot de continuïteit van zorg in Noordoost Groningen? Bevreemdt het u niet dat eerst wordt besloten dat de ziekenhuizen dicht moeten en dat zorgverzekeraar Menzis vervolgens gaat onderzoeken hoe de zorg gewaarborgd kan worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Continuïteit van zorg wordt niet bepaald door continuïteit van de instelling of van een locatie. Het gaat, vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de publieke belangen, om de continuïteit van cruciale zorg. In dit geval betekent dit dat in eerste instantie door zorgverzekeraars en zorgaanbieders moet worden bezien of de sluiting tot gevolg heeft dat de normen ten aanzien van de acute zorg (binnen 45 minuten bereikbaar per ambulance) of de aanrijtijden per ambulance (binnen 15 minuten) in gevaar komen.
Het bevreemdt mij dan ook niet dat Menzis onderzoek doet. De verzekerden van Menzis moeten kunnen rekenen op continuïteit van zorg ook in geval de ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl gesloten (zouden) worden.
Wat gaat u doen om de ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl van de ondergang te redden?
Het beleid dat ik met de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»4, die met instemming van de Tweede Kamer is ingezet, heb geïntroduceerd, gaat uit van de primaire verantwoordelijkheid van aanbieders en verzekeraars voor de continuïteit van zorg. Aanbieders hebben belang bij de continuïteit van de eigen instelling. De verzekeraar moet op grond van zijn wettelijke zorgplicht ervoor zorgen dat er voldoende zorg wordt ingekocht (of vergoed) voor de verzekerden.
Op dit moment is het wetsvoorstel waarmee de regels ten aanzien van signalering van risico’s voor de continuïteit van cruciale zorg worden aangescherpt in behandeling bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzekeraars en aanbieders kan verplichten afspraken te maken over het tijdig uitwisselen van continuïteitsinformatie voor cruciale zorg. Cruciale zorg is zorg waarvoor geldt dat wanneer zij (tijdelijk) niet (voldoende dichtbij) beschikbaar is, cliënten ernstige gezondheidsschade kunnen oplopen. In de curatieve zorg is cruciale zorg beperkt tot ambulance zorg, spoedeisende hulp en acute verloskunde. De overheid is daarin alleen aan zet als sprake is van overmacht bij de zorgverzekeraar. Van overmacht is sprake als een zorgaanbieder toekomstige cruciale zorg niet meer kan leveren en de verzekeraar niet in staat is op een andere manier aan zijn zorgplicht te voldoen. De verzekeraar doet vervolgens een beroep op overmacht bij de NZa. Als de NZa oordeelt dat sprake is van overmacht, dan kan de overheid overgaan tot het oprichten van een tijdelijke vangnetstichting zodat de continuïteit van cruciale zorg is gewaarborgd.
Hoe beoordeelt u de deal die gesloten is tussen de Raad van Toezicht en de voormalige bestuurder van de Ommelander Ziekenhuisgroep bij het vrijwillige vertrek van de voormalig directeur C.?2
Ik heb geen mogelijkheden om hierop in te grijpen. Dit is een verantwoordelijkheid van de Raad van Toezicht. Overigens wil ik er op wijzen dat de vertrekregelingen voor bestuurders in de komende Wet normering topinkomens (WNT) worden genormeerd. Het voorstel voor die wet ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer.
Is het niet een gotspe dat de Raad van Toezicht een vrijwillig vertrek van de heer C. beloont met een garantstelling van drie jaarsalarissen, terwijl de Ommelander Ziekenhuis Groep al twee jaar een miljoenenverlies lijdt? Om hoeveel gaat het in het meest negatieve scenario als de heer C. geen werk heeft? Klopt het dat dit zou kunnen oplopen tot € 4 ton of meer? Acht u dit een doelmatige besteding van premiegelden?
Zie antwoord vraag 9.
Ziet u mogelijkheden dit geld terug te vorderen? Zo neen, wilt u een beroep doen op het geweten van de heer C. dat hij vanwege het publieke belang afziet van de garantstelling door de Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG)?
Zie antwoord vraag 9.
Welke consequenties dient dit volgens u te hebben voor de Raad van Toezicht die dergelijke riante regeling heeft geaccordeerd? Kunnen zij niet aansprakelijk worden gesteld voor deze verspilling van premiegelden?
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het vaststellen van de beloning van de bestuurder. Ik heb hier geen rol bij en kan niet ingrijpen in de afspraken die zij hebben gemaakt. Zoals u weet zal het wetsvoorstel normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector (WNT) beloningen en vertrekpremies aan banden leggen, deze wet is echter nog niet in werking getreden. Toezichthouders kunnen aansprakelijk gesteld worden voor onbehoorlijke taakuitoefening. De rechter beslist of de toezichthouder daadwerkelijk aansprakelijk is. Ik heb hierin geen rol. Over de mogelijkheden voor het (hoofdelijk) aansprakelijk stellen van bestuurders en toezichthouders zal ik u op korte termijn informeren door middel van een brief over goed bestuur en toezicht in de zorg.
Is er een regeling overeen gekomen bij het vertrek van directeur van der Wijk? Zo ja, welke en wat is uw oordeel hierover?
Uit het jaarverslag over 2009 blijkt er destijds geen sprake te zijn geweest van een ontslagvergoeding.
Acute verloskunde in Meppel |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de uitspraken van een bestuurder van het Diaconessenhuis in Meppel over de toekomst van de acute verloskundige zorg en kindergeneeskunde in Meppel?1
Ja.
Is u bekend wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het overleg tussen de betrokken partijen over de toekomst van de acute verloskundige zorg in Meppel?
Middels interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, de burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg zijn de partijen de afgelopen periode weer om de tafel gebracht. Er heeft onder leiding van Professor Blijham een verkenning plaats gevonden naar de knel- en aanknopingspunten voor samenwerking in de keten van geboortezorg in de regio Meppel. De verloskundigen hebben de derde sessie van deze verkenning afgezegd in verband met de uitspraken van de betreffende bestuurder, zij hebben echter nog wel de kans om te reageren op het rapport van de heer Blijham. Het bestuur geeft aan het eindrapport van de heer Blijham mee te wegen in hun komende besluitvorming. Het bestuur wijst er op dat de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg binnen 45 minuten in de regio niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie en de samenwerking met de verloskundigen in de regio goed georganiseerd moet zijn.
Ik verwacht dat, zoals afgesproken in deze overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn.
Klopt het dat naar aanleiding van het overleg tussen de betrokken partijen rond 1 november 2012 een definitief besluit genomen zal worden over de toekomst van verloskundige zorg in Meppel? Hoe beoordeelt u in dat licht de uitspraken van de ziekenhuisbestuurder van het Diaconessenhuis? Bent u van mening dat weer wordt voorgesorteerd op verplaatsen van acute verloskundige zorg naar Zwolle, in plaats van het zorgvuldig afwegen van alle mogelijke alternatieven?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de taak van het College Perinatale Zorg (CPZ) om voor het einde van dit jaar tot een landelijk dekkend netwerk van goed functionerende samenwerkingsverbanden te komen? Kunt u de Kamer berichten over de uitkomst of de voortgang van het gesprek van het CPZ met alle betrokken partijen om te komen tot een degelijk samenwerkingsverband met een ingevulde regionale zorgstandaard?2 Deelt u de mening dat met betrekking tot mogelijke centralisatie van acute verloskundige zorg naar Zwolle, de punctualiteit van ambulances in Drenthe in het geding zal komen?3 Bent u bereid de beschikbaarheid en bereikbaarheid en daarmee de haalbaarheid van de landelijke norm voor spoedritten voor deze regio goed te laten onderzoek voor het definitieve besluit over eventuele decentralisatie genomen wordt?
In mijn brief van 21 mei 2012 heb ik u de voortgang geschetst van de motie van mevrouw Arib en mevrouw Smilde betreffende een landelijk dekkend netwerk van regionale zorgstandaarden voor geboortezorg. Het CPZ werkt momenteel aan een checklist die beschrijft waar de regionale samenwerkingsverbanden aan moeten voldoen. De checklist is een startdocument en is opgesteld aan de hand van de conclusies van het Stuurgroepadvies en wordt nu al gebruikt om regionale samenwerkingsverbanden te ondersteunen en te toetsen. Van belang is dat in de regionale samenwerkingsverbanden de acute verloskundige zorg georganiseerd dient te zijn als onderdeel van de regionale keten van zorg bij zwangerschap en geboorte. Het CPZ geeft op dit moment advies bij de planvorming in onder andere Meppel en zal beoordelen in hoeverre deze plannen in overeenstemming zijn met de huidige concept checklist.
In gezamenlijke opdracht van Achmea en de RAV'en IJsselland en Drenthe doet het RIVM momenteel onafhankelijk onderzoek naar de ambulance rijtijden. De gevolgen voor de bereikbaarheid bij een eventuele concentratie van de bevallingen in Zwolle worden getoetst aan de 45 minuten norm. De lokale partijen zullen dit onderzoek meenemen in de uiteindelijke besluitvorming.
Wat is uw reactie op geruchten over het mogelijk verdwijnen van kindergeneeskunde in Meppel?
Ik verwacht dat, zoals afgesproken in de overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn. Ik ga ervan uit dat de kindergeneeskunde daarbij wordt meegenomen.
De hoge administratievelastendruk bij Fysiotherapeuten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de tv-uitzending waarin fysiotherapeuten alarm slaan over de hoge administratieve lasten waarmee zij worden geconfronteerd?1
Ja.
Herkent u zich in de stelling dat er van de tien behandelingen twee opgaan aan administratieve handelingen? Zo ja, welke actie gaat u hierop ondernemen?
Zorgverzekeraars moeten vooraf helder zijn over de criteria op basis waarvan ze contracten met fysiotherapeuten afsluiten, zodat iedereen goed weet waar hij aan toe is. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke plicht om zorg in te kopen en daarbij aandacht te besteden aan de kwaliteit van de zorg die zij inkopen. Het systeem zoals we dat nu hebben, nodigt de fysiotherapeut uit om de beste kwaliteit te leveren, en de zorgverzekeraar om de beste zorg te contracteren. En dat is in het voordeel van de patiënt.
Ik vind het van groot belang dat een zorgverlener voldoende tijd kan besteden aan datgene waarvoor hij is opgeleid: het leveren van zorg. Ik begrijp dat het registreren van kwaliteitsgegevens ervaren wordt als een administratieve belasting voor fysiotherapeuten die ze graag zo laag mogelijk houden. Ook zorgverzekeraars geven aan administratieve lasten tot het noodzakelijke te willen beperken. Maar ze hebben wel gegevens nodig, niet alleen met het oog op de zorginkoop, maar ook om ingediende rekeningen te kunnen beoordelen.
In de praktijk blijkt dat een deel van de problematiek van de administratieve druk goed is op te lossen door automatisering. Veel indicatoren kunnen bijvoorbeeld direct uit elektronische patiëntendossiers van de fysiotherapeuten worden gehaald. Dit systeem bestaat echter nog niet heel lang. Ik kan me dan ook voorstellen dat het voor therapeuten nog geen gewoonte is om gegevens digitaal in te voeren in plaats van een papieren dossier te schrijven. Daardoor kan het zijn dat er nu meer tijd nodig is voor documenteren van behandelingen dan wanneer men eenmaal gewend is aan deze vorm van registreren.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat verzekeraars en fysiotherapeuten in hun contracten afspraken maken over het zo laag mogelijk houden van de administratieve lasten.
Overigens wil ik benadrukken dat er op dit gebied al veel wordt gedaan door zowel fysiotherapeuten als verzekeraars. Een aantal voorbeelden zijn onder andere te vinden in het standpunt van het KNGF2 naar aanleiding van de door u genoemde uitzending van EénVandaag.
Hebt u kennisgenomen van het manifest «Alarmfase rood, fysiotherapie in nood»?
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling van fysiotherapeuten dat zorgverzekeraars veel informatie opeisen en dat de vertrouwelijkheid tussen patiënt en fysiotherapeut geweld wordt aangedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de stelling van fysiotherapeuten dat zorgverzekeraars ongebreideld met patiëntgegevens mogen doen wat hen goeddunkt? Is het uitvragen van deze gegevens noodzakelijk voor de zorginkoop en de kwaliteit? Zo nee, welke rol ziet u voor uzelf bij het beschermen van de privacy van de patiënten?
Zorgverzekeraars zijn, net als iedereen in Nederland, gehouden aan wettelijke bepalingen voor privacy vanuit de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Daarop houdt het CBP toezicht.
Voor het verdere antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op Kamervragen van de leden van Gerven en Leijten (beiden SP) over de handelwijze van zorgverzekeraar Achmea om het aanleveren van patiëntengegevens door fysiotherapeuten aan derden te verplichten (ingezonden 3 april 2012).
Het bericht ‘In de zorg is fraude oké’ |
|
Sabine Uitslag (CDA), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «In de zorg is fraude oké»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de twee zorgbureaus in de Randstad die voor 1 miljoen euro zouden hebben gefraudeerd? Deelt u de mening dat dit een criminele daad is die bestraft zou moeten worden?
De in het artikel opgenomen beschrijving van de zorgbureaus bevat geen kenmerken op basis waarvan in de systemen met volledige zekerheid kan worden achterhaald op welke zorgbureaus het artikel betrekking heeft. Onder dit voorbehoud heeft het Openbaar Ministerie aangiften geïdentificeerd waaraan in het artikel zeer waarschijnlijk wordt gerefereerd. De betreffende aangiften zijn bij het Openbaar Ministerie in behandeling. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of in dit geval strafrechtelijk optreden geïndiceerd is.
Hoe kan het dat, zo blijkt uit dit artikel, vervolging van zorgfraude geen prioriteit heeft? Deelt u de mening dat alle fraudezaken prioriteit zouden moeten krijgen van het Openbaar Ministerie?
De stelling dat de vervolging van zorgfraude geen prioriteit heeft is onjuist. Voor een nadere onderbouwing verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere vragen over zorgfraude (Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 1912, Aanhangsel en Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 2763, Aanhangsel).
Bent u bekend met het feit dat het Openbaar Ministerie niet wil ingaan op deze fraudezaken, en dat de Nederlandse Zorgautoriteit alleen een bestuurlijke boete kan opleggen, en er dus geen strafzaak volgt? Zou dat niet anders moeten? Zo ja, op welke manier?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 is een beslissing over welke actie naar aanleiding van de aangiften dient te worden genomen aan het Openbaar Ministerie. In de beantwoording van eerdergenoemde kamervragen is reeds aangegeven welke maatregelen worden genomen ter bestrijding van fraude in de zorg.
Vindt u dat zorgkantoren die hun werk doen (verantwoording controleren) door fraude op te sporen erop mogen vertrouwen dat dit een vervolg krijgt door het Openbaar Ministerie?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Op welke manieren wordt er op dit moment ingezet op de opsporing van fraude, zowel in de langdurige zorg als in ziekenhuizen? Heeft u het idee dat een groot deel van de fraude hiermee opgespoord wordt, of denkt u dat sprake is van «het topje van de ijsberg»?
Fraude in de zorg kent zeer veel verschijningsvormen. Daarom wordt door verschillende organisaties ingezet op controle en toezicht op de zorg en op de opsporing van fraude. Hierbij kan in de eerste plaats gewezen worden op de zorgverzekeraars/zorgkantoren. Zij voeren formele en materiële controles uit en doen fraudeonderzoek zowel in de langdurige zorg als in de curatieve zorg. Daarnaast kan gedacht worden aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Politie, de Nederlandsche Bank, de Inspectie SZW, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, en het Verbond van Verzekeraars. Deze partijen werken samen in een regiegroep onder leiding van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Elk jaar levert Zorgverzekeraars Nederland een overzicht aan van de door de zorgverzekeraars/zorgkantoren opgespoorde fraude, in 2011 was dit € 7,7 miljoen. De opgespoorde fraude is uitgesplitst over Zorgverzekeringswet (65%), AWBZ (30%) en aanvullende verzekeringen (5%) en als volgt verdeeld over de verschillende plegers: zorgaanbieders 77%; (aspirant)verzekerden 13 %; derden, bijvoorbeeld bemiddelingsbureaus, 7 %; en intern (eigen medewerkers) 3 %. Naast de besparingen die deze opgespoorde fraude opleverde is er via materiële controles2 € 167 miljoen teruggevorderd en via formele controles3 hebben de zorgverzekeraars ongeveer € 800 miljoen bespaard.
Het is uiteraard onbekend hoe groot het percentage werkelijk gepleegde fraude in de zorg is. Daarom hechten wij, zoals uiteengezet in de beantwoording van de eerder genoemde Kamervragen, zeer aan de bestrijding van zorgfraude op zowel qua preventie, detectie en repressie.
Op welke manier bent u van plan de extra uitgetrokken middelen in het Lente-akkoord voor fraudebestrijding met persoonsgebonden budgetten in te zetten?
In het Begrotingsakkoord is voor de jaren 2013 en 2014 € 15 miljoen extra vrijgemaakt voor onder andere de intensivering van de aanpak van fraude met pgb’s. Zoals in de tweede voortgangsrapportage hervorming langdurige zorg van 24 juni 2012 aangegeven (kenmerk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2011- 2012, nr. 30 597, nr. 255), zal ik in de komende maanden een voorstel doen voor die intensiveringen dat vervolgens in het najaar aan de Kamer zal worden aangeboden.
Op welke andere manieren denkt u de fraudebestrijding in de zorg te kunnen intensiveren? Hoe kan het zijn dat er enerzijds criteria worden ontwikkeld voor verantwoorde zorgverlening, maar als deze worden overschreden er niet kordaat wordt opgetreden door het Openbaar Ministerie?
In de beantwoording van eerdere Kamervragen (Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 1912, Aanhangsel en Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 2763, Aanhangsel) is reeds aangegeven welke maatregelen worden genomen ter intensivering van bestrijding van fraude in de zorg.
Het oordeel dat het openbaar Ministerie niet kordaat zou optreden tegen zorgfraude deel ik niet.
Verloskundige zorg in Meppel en omstreken |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Verloskundige Kring Meppel en omstreken stopt met verder overleg met de Raden van Bestuur van Noorderboog en de Isalaklinieken over de toekomst van de afdeling acute verloskunde in Meppel ?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de reden dat de verloskundigen niet langer overleggen is, dat een bestuurder van Noorderboog bij RTV Drenthe, tegen de afspraken in, heeft benadrukt dat sluiting van acute verloskunde onvermijdelijk is, terwijl het overleg hierover nog gaande is? Wat vindt u van deze uitlatingen? Vindt u dat dit soort uitlatingen passen bij goed bestuur?
Het bestuur van de Noorderboog heeft laten weten dat de betreffende bestuurder zich in een interview op enig moment heeft uitgesproken over verloskunde. De betreffende bestuurder heeft gesproken over de oude situatie voordat diverse interventies hebben plaatsgevonden. Deze interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, de burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg hebben geleid tot gesprekken onder leiding van Professor Dr. G. Blijham. De verloskundigen hebben de derde sessie van deze verkenning afgezegd in verband met de uitspraken van de betreffende bestuurder, zij hebben echter nog wel de kans om te reageren op het rapport van de heer Blijham. Het bestuur geeft aan het eindrapport van de heer Blijham mee te wegen in hun komende besluitvorming. Het bestuur wijst er op dat de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg binnen 45 minuten in de regio niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie en dat de samenwerking met de verloskundigen in de regio goed georganiseerd moet zijn.
Kunt u zich de reactie van de verloskundigen voorstellen?
Ik vind het jammer. Uiteindelijk bereik je meer met praten dan met wegblijven. Niemand is gebaat bij het stilleggen van de gesprekken over de inrichting van de geboortezorg in de regio Meppel.
Wat is de afspraak met de Commissaris van de Koningin van Drenthe waard dat door alle partijen in de verloskundige keten opnieuw zou worden overlegd over mogelijke alternatieven en consequenties van de voorgenomen sluiting en dat daarmee het eerder genomen besluit om acute verloskunde in Meppel per 1 juli a.s. te sluiten voorlopig van tafel was?
Het bestuur van de Noorderboog geeft aan, zoals afgesproken met de heer Tichelaar, het rapport van de heer Blijham, gebaseerd op gesprekken met alle partijen, serieus mee te wegen. Ik verwacht dat, zoals afgesproken tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zal zijn.
Deelt u de mening dat verder overleg over mogelijke alternatieven en consequenties van de voorgenomen sluiting nog zin heeft als de bestuurder van de Noorderboog al publiekelijk aangeeft dat de beslissing eigenlijk al is genomen? In hoeverre is er sprake van dat alleen voor de vorm opnieuw is overlegd?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Kan geconcludeerd worden dat het besluit tot sluiting van de acute verloskunde in Meppel nu definitief is genomen, zonder dat met alle betrokkenen naar de alternatieven en de meest optimale organisatie is gekeken? Zo ja, wat is uw mening over de gang van zaken?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Door middel van interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg zijn de partijen de afgelopen periode weer om de tafel gebracht en heeft er een verkenning plaats gevonden naar de knel- en aanknopingspunten voor samenwerking in de keten van geboortezorg in de regio Meppel. Ik verwacht dat, zoals afgesproken in deze overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn.
Welke rol heeft het College Perinatale Zorg (CPZ) precies gespeeld ten aanzien van het overleg over verloskundige zorg in de regio Meppel? Welke rol zou het CPZ in dergelijke situaties naar uw mening kunnen c.q. moeten spelen?
Het CPZ heeft een faciliterende rol gespeeld om alle partijen te horen en aan tafel te brengen. Mijns inziens heeft het CPZ de rol gespeeld die zij zou moeten spelen in een zaak zoals deze.
Investeerders die azen op ziekenhuizen in financiële problemen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat private investeerders in een rap tempo zorginstellingen opkopen in de verwachting daar winst op te maken? Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?1
Nederlandse ziekenhuizen zijn (van oudsher) in overgrote meerderheid private partijen die vooral privaat gefinancierd worden en tegenwoordig vooral bekostigd worden door middel van premiegelden. In dit bericht gaat het om financiering van de instellingen. Nederlandse ziekenhuizen zijn voor een groot deel gefinancierd door middel van bankleningen. De laatste jaren is er een opkomst van andere kapitaalverschaffers. Banken en andere privaatkapitaalverschaffers zullen in ruil voor het verstrekken van financiering rendement willen. Daardoor zien we dat ziekenhuizen aan banken en andere privaatkapitaalverschaffers, binnen de grenzen die de wet stelt, rendement op het verschafte kapitaal betalen. In de zorgsector is een grote behoefte aan financiering van investeringen, niet alleen voor gebouwen, maar ook om innovaties te bevorderen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Nu banken noodgedwongen terughoudender zijn met het verschaffen van kapitaal zijn zorginstellingen actiever op zoek naar kapitaal van andere privaatkapitaalverschaffers dan banken. Ik vind de ontwikkeling dat zorgaanbieders bij andere privaatkapitaalverschaffers dan banken financiering zoeken, logisch en dat ziekenhuizen minder afhankelijk willen zijn van banken, in principe niet verontrustend, echter ik wil dat dit zoveel mogelijk op een transparante manier gebeurt.
Op grond waarvan menen investeerders 15 tot 20% rendement op hun investeringen in ziekenhuizen en klinieken te halen, gelet op het verbod op winstuitkering?
Het verbod op winstuitkering ziet niet op alle vormen van het betalen van rendement op kapitaal dat verschaft is aan ziekenhuizen, maar slechts op het behalen van rendement op kapitaal door het uitkeren van winst. Ook door bijvoorbeeld het betalen van rente kan rendement worden behaald. Afhankelijk van de risico’s die de kapitaalverschaffer loopt zal het percentage van rendement variëren. Op welke grond een kapitaalverschaffer in het NRC artikel op 15 tot 20% komt is mij niet bekend.
Wat is uw reactie op de stelling dat het geldende verbod op winstuitkering symbolisch zou zijn en dat het systeem zo lek is als een mandje? Is de uitspraak waar dat er 200 manieren zijn om het verbod te omzeilen? Kunt u een overzicht geven van de vele manieren waarop dit kan, naast de trucs die reeds in het artikel zijn genoemd?
Voor aanbieders van medisch specialistische zorg is het hebben van een winstoogmerk en daarmee het uitkeren van winsten verboden. Dit verbod is gebaseerd op de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). Het is niet verboden dat ziekenhuizen rente of rendement vergoeden voor ter beschikking gesteld kapitaal. Het artikel geeft enkele voorbeelden van ziekenhuizen die rendement betalen over verschaft kapitaal. Een uitputtend overzicht van manieren om rendement te betalen kan ik niet geven. Enkele in het artikel nog niet genoemde manieren om kapitaal aan te trekken en daarmee dus rente of rendement uit te keren zijn: het betalen van rente op een hypothecaire lening, het betalen van rente op een achtergestelde lening en rendement betalen over uitgegeven obligaties van een fonds dat zorginstellingen financiert.
Hoeveel zorggeld wordt jaarlijks via de bovenstaande constructies weggesluisd? Indien u hier geen overzicht van heeft, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Om verbeteringen in de zorg door te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat er voor de zorg kapitaal beschikbaar is dat kan worden geïnvesteerd in de zorg. Om kapitaal beschikbaar te hebben zal een zekere rente of rendement betaald moeten worden, net als dat er voor arbeid betaald zal moeten worden. Er is dus geen sprake van wegsluizen, maar van het vergoeden van het beschikbaar hebben van kapitaal om verbeteringen in de zorg door te voeren en innovaties te bevorderen. Hoe zorgaanbieders hun kapitaalbehoefte financieren is niet geregistreerd. Het zou te ver voeren om voor alle zorgaanbieders in Nederland in kaart te brengen welk financieringsarrangement zij zijn aangegaan.
Is het waar dat momenteel zeker vijf ziekenhuizen technisch failliet zijn? Om welke ziekenhuizen gaat het, en wat gaat u hieraan doen?
Het is mij niet bekend of en welke ziekenhuizen technisch failliet zijn. Zoals ik in de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»2, die met instemming van uw Kamer is aangenomen, heb toegelicht ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg bij zorgaanbieders (in dit geval ziekenhuizen) en verzekeraars. Verzekeraars hebben richting hun verzekerden op basis van de Zorgverzekeringswet een zorgplicht. In het kader van haar zorgplicht dient de zorgverzekeraar de continuïteit van zorg te waarborgen.
Is het waar dat een vijfde van alle medische klinieken in verzekerde zorg een investeringsmaatschappij als aandeelhouder heeft? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers? Deelt u de mening dat deze ontwikkeling de continuïteit van zorg bedreigt, gelet op het feit dat investeringsmaatschappijen geen belang hebben bij langdurig voortbestaan van bedrijven, maar slechts in maximaal rendement op zo kort mogelijke termijn?
Ik beschik niet over gegevens van financieringsarrangementen van zorgaanbieders. Wel wil ik aangeven dat dergelijke investeringsmaatschappijen die aandeelhouder zijn, juist zorgen voor continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt. Als aandeelhouders hebben zij er namelijk belang bij dat de aandelen een zo hoog mogelijke waarde hebben bij een eventuele doorverkoop. Een goedlopende zorgaanbieder met goede toekomstperspectieven is meer waard dan een zorgaanbieder op de rand van een faillissement. Om het geïnvesteerde kapitaal er op langere termijn weer uit te halen, is het dus nodig dat de zorgaanbieder gezond is en blijft en is er dan ook geen gevaar voor de continuïteit van zorg. Dat geldt des te sterker als er geen onderliggende zekerheden zijn, zoals hypothecaire leningen of andere garanties. Juist bij het ontbreken daaraan, voorzien investeringsmaatschappijen in een financieringsbehoefte, waardoor bijvoorbeeld nieuw of vernieuwend zorgaanbod tot stand kan komen en de zorgaanbieder investeringen kan doen om zijn zorg te verbeteren.
Hoe voorkomt u dat de medische infrastructuur van Nederland in handen komt van sprinkhaankapitalisten? Wilt u uw antwoord toelichten?
De medische infrastructuur, zoals de gebouwen waarin ziekenhuizen en klinieken zijn gevestigd, is doorgaans vrijwel geheel belast met hypothecaire verplichtingen ten opzichte van banken. Andere privaatkapitaalverschaffers zullen deze infrastructuur dus niet snel in handen krijgen. Ik begrijp dat zorgaanbieders juist ook voor andere zaken dan infrastructuur op zoek zijn naar kapitaal, bijvoorbeeld om te investeren in innovaties en kwaliteitsverbetering. Ik vind dat een goede ontwikkeling, zo wordt de zorg verbeterd. Privaatkapitaalverschaffers in de zorg zijn, met name door de complexiteit van de zorg, doorgaans niet uit op korte termijn winsten. Privaatkapitaalverschaffers zijn juist uit op de continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt zodat zij zeker zijn van hun rendement en zodat zij zeker zijn dat het verstrekte kapitaal te zijner tijd ook weer terug betaald kan worden.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat investeerders zorgaanbieders aanzetten tot het doen van meer verrichtingen, teneinde de omzet te vergroten? Hoe verhoudt dit zich tot uw wens om de zorgkosten te beheersen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijn antwoord hierop is drieledig. Ten eerste vind ik het niet onwenselijk dat aanbieders proberen hun omzet te vergroten en meer patiënten te behandelen, zo lang zij dit maar doen door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Als zij op die manier patiënten proberen aan te trekken, leidt dit ertoe dat medisch noodzakelijke zorg uiteindelijk op die plek wordt geleverd waar de beste kwaliteit wordt geleverd tegen de laagste kosten. Dat draagt bij aan de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Ten tweede is het belangrijk dat onnodige volumegroei in de ziekenhuissector wordt voorkomen. Hier ligt een belangrijke rol voor verzekeraars. Op grond van spiegelinformatie ten aanzien van bepaalde behandelingen, kan de praktijkvariatie tussen aanbieders inzichtelijk worden gemaakt. Verzekeraars kunnen op basis hiervan het gesprek aangaan met aanbieders die bepaalde behandelingen relatief vaak uitvoeren, zonder dat dat verklaard kan worden door afwijkende kenmerken van hun patiëntenpopulatie. Verzekeraars ervaren hier – zeker sinds de afschaffing van de macronacalculatie – een financiële prikkel toe. Voor zover er medische richtlijnen en zorgstandaarden zijn ten aanzien de inzet van bepaalde behandelingen, kunnen ook die bij zo’n gesprek tussen verzekeraar en aanbieder worden betrokken. Tot slot heb ik in het hoofdlijnenakkoord met ziekenhuizen en zorgverzekeraars voor het eerst volumeafspraken kunnen maken zonder dat de wachtlijsten oplopen, waardoor ongepast gebruik van zorg tegen wordt gegaan.
Wat is uw opvatting over de ontwikkeling dat klinieken worden opgekocht die nog niet de afgesproken maximale volumegroei hebben bereikt? Deelt u de mening dat deze handel in «zorgquota» onwenselijk is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het begrijpelijk dat private investeerders daar hun geld willen investeren, waar zij de meeste groeimogelijkheden zien. Ik zie dit niet als een onwenselijke ontwikkeling. Zoals toegelicht in het antwoord op mijn vorige vraag, is het daarbij wel van belang dat die groei gerealiseerd wordt door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Het is de rol van verzekeraars om hierop te sturen.
Deelt u de mening dat het Nederlandse zorgstelsel bedoeld is om zorgbehoevende mensen beter te maken en niet om ondernemers rijker te maken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja. Die mening deel ik. Om de zorg in Nederland op peil te houden is niet alleen duurzaam bekostigen noodzaak, maar ook duurzaam financieren. Dat betekent dat ziekenhuizen en andere zorgaanbieders ook in de toekomst kapitaal nodig hebben om te kunnen investeren en om in te kunnen zetten bij het aanbieden van zorg. Te denken valt daarbij niet alleen aan investeringen in vernieuwing van gebouwen, maar ook aan investeringen in innovaties en betere zorg. Dat benodigde kapitaal kunnen zorgaanbieders mondjesmaat zelf opbouwen door winst te maken op het aanbieden van zorg, of dat kapitaal kunnen zij aantrekken van ondernemers zoals banken en andere privaatkapitaalverschaffers door daar rendement tegenover te stellen.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij (een deel van) een ziekenhuis of kliniek wordt gekocht met het doel dit voor een hoger bedrag door te verkopen? Deelt u de mening dat deze constructie moet worden gestopt, omdat niet verbetering van de zorg, maar snel geld verdienen voorop staat? Wilt u uw antwoord toelichten?
Door de aankoop van een ziekenhuis of kliniek en een latere verkoop hiervan wordt het verbod op winstuitkering niet omzeild. Het winstverbod regelt uitsluitend dat het hebben van een winstoogmerk niet is toegestaan en daarmee voor aanbieders van medisch specialistische zorg het uitkeren van winsten is verboden. Ik vind het begrijpelijk dat een privaatkapitaalverschaffer op termijn het geïnvesteerde kapitaal met een zeker rendement terug wil. Ik geloof niet dat er op dit moment in de zorg snel geld te verdienen valt, door middel van het verschaffen van kapitaal. De zorg is uiterst complex en kapitaalverschaffers zijn terughoudend. Ik hecht er belang aan dat kapitaalverschaffers die aan zorgaanbieders financieringen verstrekken gericht zijn op de langere termijn. Het doel van de investering gedurende deze langere termijn is een waardevermeerdering dus een verbetering van een (deel van) een ziekenhuis dat eerst kennelijk minder goed en later kennelijk beter presteert. Dit vind ik dat geen probleem. Verbetering van de zorg en rendement gaan dan hand in hand.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij een ziekenhuisstichting winst uitkeert via bedrijven aan wie activiteiten zijn uitbesteed, zoals een schoonmaakbedrijf of callcenter? Deelt u de mening dat deze maas in de wet moet worden gedicht? Zo nee, waarom niet?
Rendement kan alleen worden uitgekeerd via een uitbestede dienst, indien er voor die uitbestede dienst meer dan een marktconforme prijs betaald wordt. Zo lang er uitsluitend een juiste prijs voor de uitbestede dienst wordt uitgekeerd kan er geen sprake zijn van het betalen van rendement aan privaatkapitaalverschaffer via een uitbestede dienst. Ik ben van mening dat er een juiste prijs en niet een te hoge prijs voor uitbestede diensten moet worden betaald. Uitbesteden zou juist moeten gebeuren omdat en indien het uitbesteden efficiënter, beter of goedkoper is. Bovendien staat het te veel betalen voor uitbestede diensten, zelfs indien dat binnen een groep van rechtspersonen plaatsvindt, op gespannen voet met fiscale regels en kan er sprake zijn van fraude. Ik zal met de opsporingsambtenaren van de belastingdienst en het openbaar ministerie in overleg treden in hoeverre er aanwijzingen zijn dat dit soort praktijken voorkomen.
Hoe verklaart u de uitspraak dat de overheid een oogje toe knijpt bij de constructie van winstuitkering via uitbesteding aan bedrijven die niet onder het verbod vallen? Was u op de hoogte van deze en overige constructies? Wat is hierop uw beleid geweest? In hoeverre heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Zoals hierboven beschreven kan het betalen van rendement via uitbestede diensten uitsluitend plaats vinden door een te hoge prijs voor de dienst af te rekenen. Een dergelijke praktijk zou in strikte zin niet onder het verbod op winstuitkering in de WTZi vallen, maar kan wel in strijd zijn met fiscale regels. Ook kan er sprake zijn van fraude. Mij is bekend dat enkele gevallen van te hoge vergoedingen en wegsluizen van zorggeld, anders dan door het overtreden van het verbod uit de WTZi, door het OM zijn aangepakt. Een voorbeeld van de aanpak van fraude is de uitspraak van de rechter in de Icare-zaak, waarbij een voormalig directeur werd veroordeeld tot een gevangenisstraf (Rb. Assen 1 juli 2010, LJN BM6323).
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij eigenaren van klinieken of ziekenhuizen geld kunnen verdienen door aparte diensten aan te bieden, die vervolgens door het ziekenhuis via outsourcing worden betaald? Deelt u de mening dat hier feitelijk sprake is van witwaspraktijken met premiegeld waaraan een einde moet komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Wat is uw opvatting over de constructie waarbij eigenaren van ziekenhuizen rente over leningen opstrijken? Is dit voor u geen aanwijzing dat geld verdienen voorop staat, zelfs zonder dat dit aan een concrete prestatie is gerelateerd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het verschaffen van kapitaal is in de ziekenhuissector een concrete prestatie, waarvoor in zijn algemeenheid een vergoeding betaald wordt in de vorm van rente. Ik zie geen verschil tussen het betalen van een dergelijke vergoeding aan een bank of aan een andere private partij. Wel acht ik van belang dat de rente niet ongerechtvaardigd hoog is, aangezien op die manier bijvoorbeeld fiscale regels omzeild zouden kunnen worden. De hoogte van de rente van een lening hangt doorgaans af van de looptijd en het risico dat de privaatkapitaalverschaffer loopt.
Wat is uw opvatting over de in het artikel genoemde constructie van maatschappen en apothekers die veel geld verdienen door extreem hoge tarieven te hanteren? Pleit dit niet voor specialisten in loondienst en apothekers in een abonnementensysteem? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik herken de genoemde constructies niet. Onder de huidige bekostiging (per 2012) van medisch specialisten worden alle door medisch specialisten te declareren tarieven voor geleverde zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgesteld. Tevens geldt een honorariumomzetplafond per individuele instelling, zodat het totaal aan door medisch specialisten gedeclareerde honorariumtarieven per instelling nooit boven het vooraf gestelde macroplafond kan uitkomen. Het omzetplafond medisch specialisten geldt per instelling (ziekenhuis of zbc) voor de werkzaamheden van alle vrijgevestigd medisch specialisten in die instelling.
Apothekers kunnen niet zomaar extreem hoge tarieven in rekening brengen. Zorgverzekeraars en apotheekhoudenden maken immers afspraken over de tarieven en de prijzen van geneesmiddelen. De contracteergraad voor het jaar 2012 is erg hoog. Ten aanzien van de tariefafspraken voor het jaar 2012 hanteerden zorgverzekeraars als uitgangspunt een budgettair neutrale overgang naar de situatie van vrije tarieven en nieuwe prestatiebeschrijvingen. Dit betekent feitelijk een daling van de tarieven bij een oplopende zorgvraag.
Deze beheersingsmechanismen in acht genomen zie ik niet in waarom een en ander zou pleiten voor specialisten in loondienst of een verplicht abonnementssysteem voor apothekers, te meer omdat apotheekhoudenden en zorgverzekeraars ook andere bekostigingswijzen, waaronder een abonnementstarief, kunnen afspreken voor door de Nederlanders Zorgautoriteit vastgestelde zorgprestaties.
Deelt u de mening dat het verontrustend is dat zorgverzekeraars niet zeggen te weten hoeveel zorggeld wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken? Hoe kunnen verzekeraars in een liberaal zorgstelsel toezicht houden op de doelmatigheid als er zonder hun weten links en rechts zorggeld weglekt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het niet zorgwekkend dat zorgverzekeraars niet weten hoeveel er wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken. De wijze waarop zorgaanbieders zich financieren is een zaak van de zorgaanbieder zelf. Zorgverzekeraars hoeven geen inzicht te hebben in alle kostencomponenten van de zorgaanbieder zoals toeleveranciers, rentes en lonen. Dit kan wel een onderwerp van gesprek worden indien de zorgverzekeraar tijdens onderhandelingen met een zorgaanbieder constateert dat de zorgaanbieder te veel vraagt voor zijn aanbod. Ook de kapitaallasten zoals rente kunnen dan onderwerp van gesprek worden. Als de zorgverzekeraar tot de conclusie komt dat de zorgaanbieder te duur is, dan kan de verzekeraar besluiten niet bij die zorgaanbieder in te kopen. Op deze wijze kunnen de zorgverzekeraars de kosten en de doelmatigheid in hun eigen hand houden.
Hebben belangen of eisen van (potentiële) investeerders een rol gespeeld bij het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum? Deelt u de mening dat zoiets volstrekt onwenselijk zou zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend dat er een verband zou zijn tussen potentiële investeerders en het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum. Ik heb geen overzicht van de mate waarin investeerders betrokken zijn bij streekziekenhuizen. In dit verband wijs ik er op dat er voor streekziekenhuizen verschillende redenen kunnen zijn zich te specialiseren in datgene waar zij goed in zijn en dus ook sommige zorg af te stoten. Over het algemeen zullen banken en andere kapitaalverschaffers financiering verstrekken voor die projecten die zij het meest kansrijk achten.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat maatschappen van medisch specialisten zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering? Zo nee, waarom niet?
Maatschappen en specialisten BV’s leveren medisch specialistische zorg. Zij zijn echter geen instelling voor medisch specialistische zorg als in artikel 1.2 Uitvoeringsbesluit WTZi, dat is het ziekenhuis waarin ze werken. Hierdoor vallen zij niet onder de WTZi en daarmee dus niet onder het winstverbod. Alleen als de maatschap of de specialisten BV zelf een kliniek exploiteert die verzekerde zorg levert, valt deze onder de WTZi en het winstverbod.
De plannen voor een tv-serie over pleegkinderen die hun pleegouders kiezen |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Hoe oordeelt u over de plannen die Talpa en Jeugdzorg Nederland hebben om een tv-serie1 te maken waarin kinderen hun pleegouders gaan kiezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb mij laten informeren door de verantwoordelijke partijen. Ik heb begrepen dat het bestuur van Jeugdzorg Nederland van mening is dat het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – onvoldoende waarborgen biedt en daarom niet passend is. Hieruit blijkt voor mij dat ik erop kan vertrouwen dat Jeugdzorg Nederland zorgvuldig omgaat met de positie van pleegkinderen en extra aandacht heeft voor hun privacy. Overigens hebben Jeugdzorg Nederland en ik ook kennis genomen van recente berichten in de media dat de plannen van Talpa van de baan zouden zijn. Dit bericht kon echter nog niet bevestigd worden.
Bent u van mening dat kinderen die pleegouders nodig hebben in een fortuinlijke positie zitten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In principe horen kinderen op te groeien in het eigen gezin en zijn ouders eerst verantwoordelijke voor het opvoeden en verzorgen van hun kinderen. Soms zijn ouders niet of onvoldoende in staat om deze verantwoordelijkheid te dragen. Als het kind niet meer thuis kan wonen, is pleegzorg het beste alternatief omdat het kind dan in een normale gezinssituatie terecht komt. Pleegzorg is een second best oplossing waarin kinderen in de regel gezond en evenwichtig opgroeien tot volwaardige burgers in de samenleving. Ik zou dat niet als een fortuinlijke positie omschrijven.
Is er sprake van een vrije keuze voor dit programma van de deelnemende kinderen? Zo ja, welke vrije keuze hebben zij om niet opgevoed te kunnen worden door hun eigen ouders? Zo neen, wat vindt u ervan dat Jeugdzorg Nederland deze kinderen inzet voor het werven van pleegouders?
Pleegzorgaanbieders zetten regelmatig kinderen in om pleegouders te werven. Een voorbeeld was de Sire-reclame met de slogan «Je mag van een kind niet verwachten dat het zichzelf opvoedt als de ouders dat even niet kunnen». Pleegzorgaanbieders plaatsen ook regelmatig advertenties met kinderen in lokale bladen, als een manier om nieuwe pleegouders te werven. Er zijn veel nieuwe pleegouders nodig en daarvoor is inzet van brede media vereist om een grote groep mensen te kunnen bereiken. Uiteraard houden pleegzorgaanbieders altijd rekening met de integriteit van het kind.
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven is Jeugdzorg Nederland in gesprek met Talpa over een aangepast format. Ik kan over de opzet van het programma dus nog geen uitspraken doen.
Is de procedure van drie keer een weekend logeren ook gebruikelijk voor kinderen die zonder het tv-format van Talpa pleegouders zoeken? Zo neen, wat vindt u ervan dat deze situatie gecreëerd wordt?
Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau wordt een pleegkind zoveel als mogelijk bij het proces van matching betrokken. Bij voorkeur biedt de pleegzorgaanbieder de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere pleeggezinnen. Deze pleeggezinnen zijn dan wel eerst via een zorgvuldig traject voorgeselecteerd door de pleegzorgaanbieder. Bij deze voorselectie houdt de pleegzorgaanbieder rekening met alle relevante omstandigheden rondom het pleegkind. Als een pleegkind kan kiezen uit voorgeselecteerde pleeggezinnen is de kans op een geslaagde matching namelijk veel groter. Dit gebeurt door het bezoeken van de geselecteerde pleeggezinnen of door een weekend bij hen te logeren. Zoals gezegd kan ik nog geen oordeel vellen over het programma aangezien het format nog niet vast staat.
Bent u van mening dat het vinden van pleegouders via een tv-programma de zorgvuldigheidseisen van een procedure om een kind te koppelen aan pleegouders bevordert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Aan het matchen tussen pleegkind en pleeggezin worden hoge zorgvuldigheidseisen gesteld. Daarnaast moet zorgvuldig omgegaan worden met de privacy van kind en pleegouders. Het lijkt mij niet eenvoudig om een format te vinden waarin aan beide elementen recht wordt gedaan, maar ik kan pas een oordeel hebben over het tv-format als dat definitief vorm heeft gekregen.
Is het mogelijk dat de privacy van de kinderen geschonden wordt, en mogelijk ook voor de toekomst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hecht eraan dat de privacy van de kinderen gerespecteerd wordt. Normaal gesproken hebben ouders een rol in de bescherming van de privacy van hun kind. Als ouders deze rol onvoldoende of niet kunnen vervullen, dient de pleegzorgaanbieder dit voor het pleegkind scherp voor ogen te houden. Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, vertrouw ik erop dat Jeugdzorg Nederland zeer zorgvuldig omgaat met de positie van pleegkinderen en voldoende aandacht heeft voor hun privacy.
Deelt u de stelling dat kinderen die in een kwetsbare positie verkeren tentoongesteld worden ten behoeve van kijkcijfers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid er voor te zorgen dat kinderen die pleegouders nodig hebben niet tentoongesteld worden in een tv-serie van Talpa? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven gaat Jeugdzorg Nederland in gesprek met Talpa om te komen tot een aangepast format zodat het belang van de kinderen gewaarborgd is. Het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – biedt onvoldoende waarborgen en is daarom niet passend. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is er een tekort aan pleeggezinnen en is door betrokkenen beoogd pleegzorg op een positieve manier via een TV-programma onder de aandacht te brengen. Ik kan geen oordeel geven over het tv-programma zolang het definitief format niet bekend is.
Hoe oordeelt u over de bereidheid van Bureau Jeugdzorg om deel te nemen aan een programma waarin kinderen publiekelijk moeten kiezen voor hun pleegouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat Jeugdzorg Nederland het belang van kinderen in de jeugdzorg dient, wanneer zij bereid is ze in tv-series te laten kiezen voor pleegouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat er naar een andere wijze gekeken moet worden voor het oplossen van de wachtlijstproblematiek dan het werven van pleegouders via televisie? Zo ja, welke andere middelen gaat u inzetten om de wachtlijsten aan te pakken? Zo neen, waarom niet?
De werving en selectie van pleegouders is een verantwoordelijkheid van de pleegzorgaanbieders. Zij gebruiken verschillende media om de werving van pleegouders kracht bij te zetten, onder andere de mogelijkheid van televisie. Televisie is een sterk medium met een groot bereik dat bij goede inzet de beeldvorming over pleegzorg kan versterken en een bijdrage kan leveren bij de werving van nieuwe pleegouders.
Bent u van mening dat Talpa dit programma maakt voor kinderen of voor kijkcijfers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet de aangewezen persoon om een uitspraak te doen over de beweegredenen van Talpa in deze kwestie.
Tv-uitzending waarin kinderen hun toekomstige pleegouders kunnen kiezen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving1 over het Mediabedrijf Talpa dat, samen met Spirit, voorbereidingen treft voor een tv-uitzending waarin kinderen hun toekomstige pleegouders kunnen kiezen?
Ja. Overigens hebben Jeugdzorg Nederland en ik ook kennis genomen van recente berichten in de media dat de plannen van Talpa van de baan zouden zijn. Dit bericht kon echter nog niet bevestigd worden.
Deelt u de mening dat het proces van matching van een kwetsbaar kind een zorgvuldig proces is, dat ook emotionele druk legt op het kind?
Pleegzorgaanbieders streven naar goede matching tussen pleegkind en pleeggezin. Bij voorkeur biedt de pleegzorgaanbieder de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere pleeggezinnen. De kans op een geslaagde matching is dan namelijk veel groter. Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau wordt een pleegkind zoveel als mogelijk bij dit proces van matching betrokken. Het pleegkind wordt daarbij begeleid door professionals om emotionele druk zoveel mogelijk te beperken. Er zijn echter regio’s waar een tekort is aan pleeggezinnen waardoor kinderen niet in een pleeggezin geplaatst kunnen worden, laat staan dat ze kunnen kiezen. Daarom blijft het nodig om op allerlei manieren, dus ook via de media, aandacht te vragen voor het belang van pleegzorg.
Deelt u voorts de mening dat het proces van matching van een kwetsbaar kind met (potentiële) pleegouders zich daarom niet leent voor vulling van een amusementsprogramma?
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven willen Jeugdzorg Nederland en Talpa het onderwerp pleegzorg op een positieve manier via een TV-programma onder de aandacht brengen. Een belangrijke reden hiervoor is het tekort aan pleeggezinnen. Het doel van een TV-programma is om dit probleem onder de aandacht te brengen. Dit onderwerp leent zich naar mijn mening niet voor een amusementsprogramma. Dat is ook de mening van Jeugdzorg Nederland, die tot de conclusie is gekomen dat het format niet strookt met de voorwaarden voor daadwerkelijke uitzending, zoals het waarborgen van de integriteit van de deelnemers en de belangen van het pleegkind.
Kunt u toezeggen dat u zich in deze kwestie zult mengen en grenzen zult stellen aan dit «commercieel exploiteren van kinderleed»? Zo nee, waarom niet?
Ik heb mij laten informeren door de verantwoordelijke partijen. Ik heb begrepen dat het bestuur van Jeugdzorg Nederland van mening is dat het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – onvoldoende waarborgen biedt en daarom niet passend is. Ik vertrouw erop dat Jeugdzorg Nederland zeer zorgvuldig omgaat met de positie van kwetsbare jongeren en extra aandacht heeft voor hun privacy.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomst van uw bemoeienis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het belangrijk is om meer pleegouders te krijgen en dat het een goede manier is om kinderen op te vangen?
Het is voor een kind beter om op te groeien in een normale gezinssituatie. Ik hecht daarom grote waarde aan pleegzorg als alternatief voor kinderen die niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien. Als pleegzorg mogelijk is, vind ik dit een betere oplossing dan een residentiële instelling. Er is helaas nog steeds een groot tekort aan beschikbare pleeggezinnen. Ik hecht eraan om veel aandacht te besteden aan werving van pleegouders. Daarom is in 2011 de nieuwe campagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» gestart. Vanaf 1 januari 2012 heeft Jeugdzorg Nederland deze campagne overgenomen. De campagne moet ertoe leiden dat meer pleegouders geworven worden.
Op welke wijze wilt u een bijdrage leveren aan het vergroten van animo om pleegouder te zijn?
Momenteel ligt het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders ter behandeling in de Eerste Kamer. In het wetsvoorstel zal de rechtspositie van pleegouders worden verbeterd. Daarnaast regelt het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2012 dat pleegvergoeding ongeacht het aantal pleegkinderen in het gezin expliciet vrijgesteld wordt van belasting.
Het bericht dat Belgische artsen frauderen met dossiers van asielzoekers |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Leers |
|
Bent u bekend met het bericht dat een groep Belgische artsen en psychologen bewust fraude heeft gepleegd met de medische dossiers van honderden asielzoekers?1
Ja.
Zijn er bij u gevallen in Nederland bekend waarbij dergelijke frauduleuze handelingen zijn gepleegd door artsen, psychologen en psychiaters? Zo ja, kunt u ons daarover per ommegaande informeren? Zo nee, deelt u de mening dat het de moeite waard zou zijn om hier nader onderzoek naar te verrichten?
In het Nederlandse vreemdelingenbeleid wordt de gezondheidssituatie van vreemdelingen die om verblijf op medische gronden vragen beoordeeld door het Bureau Medische Advisering (BMA) van de IND aan de hand van informatie van de behandelend arts(en) en eventueel een medisch onderzoek door de medisch adviseur van het BMA. De informatie die het BMA van de behandelend arts(en) ontvangt, wordt kritisch gewogen en beoordeeld. In voorkomende gevallen kan dit ertoe leiden dat het BMA een derde onafhankelijke (medisch) deskundige inschakelt. In die zin doe ik al het mogelijke om fraude te voorkomen en te onderkennen.
Deelt u de mening dat als is gebleken dat asielzoekers hebben gelogen dit zou moeten leiden tot het intrekken van de verblijfsvergunning en tot uitzetting, en dat ook naar betrokken medici handhavend zou moeten worden opgetreden?
Wanneer een vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die hebben geleid tot vergunningverlening kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken. Dit is niet anders in het geval van onjuiste verklaringen of het achterhouden van relevante gegevens over de medische omstandigheden. Op medici is het tuchtrecht van toepassing.
Problemen bij de opleiding tot ambulancebroeder |
|
Attje Kuiken (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Studie medisch hulpverlener op losse schroeven»?1
Ja.
Hoe kan het dat een sector om een bepaalde opleiding vraagt en vervolgens geen stageplaatsen kan of wil aanbieden?
De ziekenhuizen hebben bij de ontwikkeling van de opleiding medisch hulpverlener aangegeven dat zij behoefte hebben aan deze opleiding en zijn enthousiast over de opleiding medisch hulpverlener.
De sector geeft aan dat de nieuw opgeleiden nog wel plaats moeten vinden op de werkvloer. Nu het aantal aanmeldingen van studenten voor deze opleiding de verwachtingen overtreft, is het ingewikkelder geworden. Het aantal aangeboden stageplaatsen is daarmee onvoldoende voor het aantal studenten. De hogescholen en het werkveld hebben elk jaar overleg over het aantal toe te laten studenten. Afgelopen jaar is de instroom van het aantal studenten van 90 plaatsen naar 75 plaatsen teruggebracht.
Voor de ambulancesector en de spoedeisende hulp in de ziekenhuizen is daarbij het vraagstuk van de juridische inbedding van de afgestudeerden van de opleiding medisch hulpverlener rond de bevoegdheden in de voorbehouden handelingen relevant. Daarover wordt met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de hogescholen, de ziekenhuizen en de ambulancesector gesproken, met als doel op zo kort mogelijke termijn doch in ieder geval (ruim) voordat de studenten zijn afgestudeerd en de arbeidsmarkt betreden, zij een volwaardig eigenstandig beroep in de zorg kunnen uitoefenen. Hierbij is, voor zover mogelijk, een breed gedragen advies vanuit de sector noodzakelijk.
Deelt u de mening dat de student nu de dupe wordt en het tekort aan medisch hulpverleners niet slinkt en dat deze situatie ongewenst is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit probleem voor de student zo snel mogelijk op te lossen?
Ja, die mening deel ik. Onzekerheid voor studenten over de toekomst van de beroepsuitoefening is altijd ongewenst, ook in het geval van de opleiding medisch hulpverlener. Ik heb in de beantwoording van vraag 2 aangegeven dat het ministerie in gesprek is met het veld over de noodzaak en mogelijkheden van juridische inbedding van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Om zorg te dragen voor voldoende stageplaatsen is de opleiding medisch hulpverlener vanaf het collegejaar 2012–2013 opgenomen in het Stagefonds. Het Stagefonds maakt het mogelijk dat zorginstellingen die stageplaatsen realiseren voor deze studenten een bijdrage krijgen voor de kosten van de stagebegeleiding. Ik ga er vanuit dat de opname in het Stagefonds zijn vruchten zal afwerpen wat betreft het positief beschikbaar stellen van stageplaatsen. Gelet op het feit dat de opleiding pas recent is opgenomen in het fonds zijn op dit moment hierover nog geen resultaten bekend.
De ziekenhuizen hebben tevens initiatief genomen om in samenwerking met de hogescholen zowel de inbedding als overige organisatorische problemen gezamenlijk op te pakken. Zo wordt het beroepsbeeld nader gespecificeerd en wordt binnen de zorginstellingen nader naar passende stages gezocht.
Niet functionerende psychiater/artsen die bij disfunctioneren jaren door kunnen werken |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de tv-uitzending waarin schokkende verhalen over een niet-functionerende psychiater aan de orde kwamen?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat uit de verhalen van personeel, familie en patiënten naar voren komt dat de psychiater een schrikbewind voerde en zijn gang kon gaan, en zelfs personeel en de familievertrouwenspersoon adviseerde de familie uit angst geen klacht in te laten dienen? Wat zegt dit over de sfeer op de afdeling en het gevoel van veiligheid van de patiënten?
Ik ben bekend met de uitzending en de hierin vertelde verhalen van personeel, familie en patiënten over hun gebrekkige samenwerking met de betreffende psychiater. Ik onderken ook het belang van een veilige werk- en behandelsfeer voor personeel, patiënten en hun familie. Dit is voor mij onlosmakelijk verbonden met goede zorg op maat. Dat is ook de reden dat het wetsvoorstel verplichte ggz voorziet in de toekomstige verplichting voor ggz-instellingen tot het hebben van een familievertrouwenspersoon (fvp). De landelijk nu al beschikbare patiëntvertrouwenspersoon (pvp) is op basis van zijn overeenkomst met een ggz-instelling gebonden aan geheimhouding. Dat betekent dat deze pvp onafhankelijk is in zijn functioneren en wanneer nodig een melding kan doen bij de IGZ in het geval van eventuele misstanden. Er wordt in dergelijke gevallen een zogenaamde signalering gedaan op basis van onderbouwde feiten. Dit zou voor een Raad van Bestuur van een ggz-instelling aanleiding moeten zijn om te komen tot een passende oplossing voor de geconstateerde problemen, zodat er alsnog een veilige werk- en behandelsfeer wordt gecreëerd.
Overigens heb ik begrepen dat Lentis maatregelen heeft getroffen binnen de behandelafdeling en dat de betreffende psychiater niet meer werkzaam is in deze instelling. Het is aan de IGZ om, als toezichthouder, wanneer nodig aanvullende maatregelen te treffen om herhaling van eventuele misstanden te voorkomen.
Is u bekend dat het bestuur van de desbetreffende instelling inmiddels een verbeterplan heeft opgesteld? Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken bij advisering ter verbetering en controle op resultaat?
Ja. De instelling heeft de IGZ geïnformeerd over het verbeterplan. Een inspectiebezoek d.d. 5 juli jl. gaf geen aanleiding tot aanvullende maatregelen. De IGZ blijft nauwlettend toezicht houden op de uitvoer en implementatie van dit plan.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een tv-programma nodig is om het disfunctioneren van een arts voor een nieuwe werkgever aan het licht te brengen?
Ja. Het is belangrijk dat werkgevers zelf onderzoek doen naar nieuwe werknemers voordat zij deze aannemen. Hierbij dient aandacht te zijn voor het functioneren van de potentiële nieuwe werknemer in het verleden. Bijvoorbeeld door referenties te vragen, maar vooral ook door na te gaan of de rechter tuchtmaatregelen heeft opgelegd of dat de IGZ bevoegdheidsbeperkende maatregelen heeft opgelegd. Werkgevers kunnen dit vanaf 1 juli 2012 nagaan in het BIG-register.
Daarbij vind ik het belangrijk dat collega-artsen ook hun verantwoordelijkheid nemen bij disfunctioneren. De beroepsgroep is primair zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Binnen de medische beroepsgroep wordt hard gewerkt aan het bespreekbaar maken van disfunctioneren. Ik vind het belangrijk dat alle beroepsorganisaties beschikken over gedragsregels in het kader van het bespreekbaar maken van disfunctioneren en zal daarover met de betreffende beroepsorganisaties in gesprek treden.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dat artsen, na falend handelen, gewoon hun gang kunnen gaan, wat voor patiënten niet inzichtelijk is?2
Ja. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 11.
Klopt het bericht dat een niet functionerende orthopedisch chirurg, de heer C. de B., nog steeds in het BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) staat en zijn werk op ieder moment kan oppakken?3
Het klopt dat de heer de B. staat ingeschreven als orthopeed in het BIG-register. Alleen de rechter kan besluiten een BIG-registratie in te trekken. De IGZ heeft de afspraak met de heer C. de B. dat hij gedurende de looptijd van alle onderzoeken – waaronder nu nog tuchtprocedures – niet als orthopeed aan de slag gaat. In het najaar rondt de inspectie haar eigen onderzoek naar het functioneren van de heer C. de B. af. Wanneer de rechter besluit tuchtmaatregelen op te leggen aan de heer C. de B. zal dit in het BIG-register worden gepubliceerd.
Vindt u het wenselijk dat een arts, zoals de voornoemde heer, die aantoonbaar faalt, tot op de dag van vandaag nog in het BIG-register staat en de fouten en zijn slechte staat van dienst voor zorgconsumenten niet inzichtelijk zijn?
Het doorhalen van een BIG-registratie is een ingrijpende maatregel, voorbehouden aan de tuchtrechter. Overigens worden alle maatregelen van het tuchtcollege, met uitzondering van een waarschuwing, vanaf 1 juli jl. aangetekend in het BIG-register, zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGZ kan hangende een tuchtprocedure een onderzoek instellen naar het functioneren van een betrokken zorgprofessional in relatie tot de patiëntveiligheid. In het geval van de heer C. de B. is de afspraak gemaakt dat hij gedurende de looptijd van alle onderzoeken – waaronder nu nog tuchtprocedures – niet als orthopeed aan de slag gaat.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat, ondanks (of juist door) huidige regels en procedures, artsen die fouten maken heel lang hun gang kunnen gaan, totdat er wordt ingegrepen en informatie openbaar wordt?
Ik verwijs u verder naar het antwoord op de vragen 10 en 11.
Is er een manier denkbaar waarop een psychiater/arts zich verplicht toetsbaar opstelt, hangende een onderzoek naar het functioneren, zodat herhaling kan worden voorkomen?
Bij twijfels over het functioneren van een zorgprofessional – bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding – stelt de IGZ onderzoek in. De IGZ beoordeelt of het functioneren van de desbetreffende zorgprofessional een risico is voor de patiëntveiligheid. Tijdens dit onderzoek moet een zorgprofessional zich toetsbaar opstellen. Wanneer de betreffende professional dat niet doet, weegt de IGZ de houding van de professional mee in haar oordeel dat gericht is op de borging van de veiligheid en kwaliteit van de zorg.
Overigens is de onder toezicht gestelde op grond van de Algemene wet bestuursrecht verplicht de IGZ die informatie te geven die nodig is voor houden van toezicht. Indien de betreffende professional onvoldoende meewerkt kan de toezichthouder de gewenste informatie vorderen. Dit is juridisch afdwingbaar.
Daarnaast kan de IGZ – in geval van een zelfstandig gevestigde professional – een bevel geven indien de professional niet, onvoldoende of op onjuiste wijze verantwoorde zorg levert en aan kwaliteitsbewaking doet (artikel 40 wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg).Dit bevel is van kracht totdat er waarborgen zijn dat de praktijkvoering van de betrokken zorgprofessional geen gevaar oplevert voor de patiëntveiligheid.
Op welke manier gaat u voorkomen dat artsen die zich niet gedragen, of – erger nog – zich misdragen en grote fouten maken, jaren door kunnen werken, totdat er een tuchtrechtuitspraak of uitspraak van de IGZ ligt? Op welke manier wordt hier rekening gehouden met het gevoel van patiënten die slachtoffer zijn van een medische fout of misdragingen van een arts en de bescherming van nieuwe patiënten?
Zoals in de brief over het tuchtrecht4 aangegeven zal in de Kaderwet tuchtprocesrecht de mogelijkheid worden opgenomen tot het treffen van een voorlopige voorziening (bijvoorbeeld schorsing). Daardoor kan bij een ernstig vermoeden van een handelen of nalaten waardoor het algemeen belang zeer ernstig wordt geschaad of dreigt te worden geschaad, aan de BIG-geregistreerde zorgverlener een voorlopige bevoegdheidsbeperking worden opgelegd totdat er een definitieve uitspraak is. Zoals in deze brief aangegeven wil ik tevens andere mogelijkheden onderzoeken om vooruitlopend op een tuchtuitspraak de zorgverlener te kunnen beperken in de uitoefening van zijn beroep. Ik kom hierover na de zomer met voorstellen naar uw Kamer.
Deelt u de mening dat het BIG-register en de IGZ momenteel niet voldoen in het voorzien van relevante informatie over het functioneren van artsen/behandelaren voor zorgconsumenten? Deelt u voorts de mening dat er voor zorgconsumenten een herkenbare site moet komen, waarop voor patiënten relevante informatie over artsen/ behandelaren te vinden is? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u er dan aan doen om relevantie informatie over het functioneren van artsen/behandelaren voor zorgconsumenten inzichtelijk te maken?
Met de recente wetswijziging van de Wet BIG5 heb ik de mogelijkheden uitgebreid om bevoegdheidsbeperkende maatregelen openbaar te maken. Sinds 1 juli 2012 kan iedereen kennis nemen van alle tuchtmaatregelen – behalve de waarschuwing – opgelegd door de tuchtrechter en van de bevoegdheidsbeperkingen die door de IGZ zijn opgelegd. Deze publiceer ik op http://www.bigregister.nl/zoeken/zoekenopbevoegdheidsbeperking. Hiermee beoog ik meer openheid en transparantie te bewerkstelligen. Het openbaar maken van bevoegdheidsbeperkende maatregelen zorgt ervoor dat zorgconsumenten, collega’s en werkgevers beter zicht krijgen op het functioneren van BIG-geregistreerde zorgprofessionals. Door de openbaarheid heeft de zorgconsument meer inzage in het functioneren van beroepsbeoefenaren en is hij beter in staat dan voorheen om ervoor te kiezen om van de diensten van bepaalde zorgprofessionals geen gebruik te maken.
De uitslag van het referendum over de cao VVT (verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties) |
|
Renske Leijten , Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Hoe verklaart u dat 96 procent van de meer dan 20 000 deelnemers aan het referendum over de cao VVT heeft tegengestemd? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Daar heb ik geen verklaring voor. De berichtgeving over het onderzoek is daarvoor trouwens ook te summier.
Deelt u de mening dat 20 000 deelnemers aan het referendum een hoge opkomst is? Hoe verklaart u de animo om mee te doen aan het referendum?
Mijn mening over de cao-VVT is eigenlijk niet relevant, want ik zit noch aan de cao-tafel, noch maak ik deel uit van de achterban van een der cao-partijen. In mijn brief van 3 juli naar aanleiding van uw vraag over de winst in de care bij de regeling der werkzaamheden van 12 juni ben ik al op de nieuwe cao-VVT ingegaan. Kortheidshalve verwijs ik daarom naar die brief.
Vindt u het in het belang van de VVT-sector dat er zo weinig draagvlak is voor de cao?
Ik vind het van belang dat een cao volgens de regels die daarvoor gelden, in zowel het arbeidsrecht als in het verenigingsrecht, tot stand komt.
Hoe gaat u er voor zorgen dat er een cao VVT komt, die meer gedragen is door de mensen die onder de cao moeten werken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Verder wijs ik op het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 van de vragenset van het lid Wolbers over het grote gebruik van flexwerkers in de zorg. Daarin kom ik ook terug op uw, inmiddels verworpen, motie 161.
Hoe gaat u om met de motie Leijten/Voortman?2
Die heb ik ter kennis gebracht van mijn collega op SZW.
Hoge frequentie en duur separeren van psychiatrische patiënten |
|
Karin Straus (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het onderzoek van het Erasmus MC «Coercive Interventions during Inpatient Psychiatric Care Patient's preference, prevention and effects» waarop Irina Georgieva is gepromoveerd en dat op 18 juni 2012 door het Erasmus MC is gepresenteerd?1
Ja.
Klopt het dat het onderzoek is gefinancierd door uw ministerie? Zo ja, wat is de onderzoeksopdracht?
Het onderhavige onderzoek is niet in opdracht van het Ministerie uitgevoerd en is niet gefinancieerd via de begroting van VWS.
Hoe beoordeelt u de uitkomst van dit onderzoek dat in Nederland psychiatrische patiënten te vaak en te lang in de separeercel gezet worden?
De conclusie van onderhavig onderzoek is gebaseerd op bestaande en bij mij bekende gegevens. Vanuit dat perspectief is reeds in 2006 een traject in gang gezet om het aantal separaties terug te dringen. Een daling van het separatiecijfer is zichtbaar. In de afgelopen zes jaar heeft het veld goede alternatieven ontwikkeld om dwang- en drangtoepassingen te voorkomen. Er is een cultuurverandering zichtbaar in de GGZ maar verdere verbetering is noodzakelijk.
Wat uit de afgelopen jaren duidelijk is gebleken is dat het terugdringen van dwang en drang een samenspel van meerdere interventies, bejegening en omgevingsfactoren is, waarmee maatwerk voor de patiënt mogelijk wordt. Het Bestuurlijk Akkoord GGZ dat ik op 18 juni 2012 met de sector heb gesloten (TK 2011/2012, 25 424 nr. 183) is derhalve een bekrachtiging daar waar het de afspraken over terugdringen van dwang en drang betreft. Dit betekent dat dwang en drang alleen als ultimum remedium en zo kort mogelijk wordt toegepast. Er mag geen sprake meer zijn van eenzame insluiting en tijdens een separatie is er altijd persoonlijk contact tussen patiënt en zorgaanbieder. Ook mag er geen substitutie optreden tussen het verminderen van separaties en andere dwangtoepassingen. Het terugdringen van dwang en drang is onderdeel van het integrale GGZ-beleid van de instelling. Om de zorgteams te ondersteunen bij complexe zorgvragen die uit kunnen monden in het opleggen van langdurige dwang en drang is sinds dit jaar de interne en externe consultatie als norm door GGZ Nederland geïntroduceerd. De IGZ ziet hierop toe. Dit draagt bij aan veilige zorg en verdere professionalisering van de zorgverleners.
Wat is volgens u de oorzaak van het grote verschil in duur van de separeren (63 uur in Nederland) ten opzichte van andere landen (6,6 uur in Duitsland, 3 uur in Noorwegen)?
Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag naar de oorzaak van de verschillen tussen de situatie in Nederland en elders. Verschillen in onderzoeken maken een vergelijking vaak niet mogelijk. Dit compliceert een betrouwbare internationale vergelijking.
Dwangtoepassingen vinden in veel Europese landen plaats. Veelal gaat het om dwangmedicatie, fixatie en separeren. De situatie per land verschilt enorm, zowel wat betreft de soorten dwangmiddelen die zijn verboden en toegestaan, als de wijze waarop dit in verschillende wetgevingen is verankerd.
Wat vindt u van de uitkomst van het onderzoek dat er een bewustwordingsproces en cultuurverandering nodig is onder behandelaars omdat, wanneer behandelaars beter geschoold en getraind zijn op het gebied van dwangbehandelingen, de duur van het separeren kan worden teruggebracht van 40% naar 0,1% van de tijd? Wat kunt u betekenen om de scholing en training van medewerkers op het gebied van dwangmaatregelen te verbeteren? Welke rol ziet u hierin voor de sector?
Ik kan mij vinden in de conclusie van het onderzoek dat meer bewustzijn en een cultuurverandering kan leiden tot een vermindering van de duur van het separeren. De teruggang van 40% opnameduur separatie naar 0,1 %, zoals genoemd in het onderzoek van het Erasmus MC, is gevonden na introductie van een 1 op 1 begeleidingsprogramma op een afdeling met patiënten met ernstige borderline persoonlijkheidsstoornissen. Deze bevinding is niet generaliseerbaar over andere afdelingen c.q. projecten.
De zorgsector en werkgevers zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de scholing en trainingen van behandelaars en verpleegkundigen in de GGZ. Ook daar waar het dwang en drang betreft. Het is aan hen om het opleidingsprofiel actueel te houden aan de praktijk en ontwikkelingen op gebied van ontwikkelde alternatieven daarin mee te nemen. GGZ Nederland is gestart om het beroepsprofiel van verplichte zorg voor verpleegkundigen niveau 4 en 5 aan te passen.
Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat op 29 februari 2012 inderdaad het traject gestart is om een Multidisciplinaire Richtlijn en een normenkader voor Dwangmaatregelen in de psychiatrie te gaan opstellen, zoals veldpartijen dit eerder in een brief aan u hebben gecommuniceerd? Zo ja, klopt het dan dat men momenteel in de literatuurresearchfase is? Zo nee, waarom is er nog geen start gemaakt met dit traject?
Veldpartijen zijn inderdaad gestart met het traject voor de ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn «Dwang en drang» (MDR). De richtlijncommissie die de MDR gaat ontwikkelen is samengesteld. Na de zomer start de bijeenkomst voor de inhoudelijke discussie en vormgeving van de MDR. De planning is om eind 2013 een te autoriseren MDR gereed te hebben.
Deelt u de mening dat dit onderzoek meegenomen zou moeten worden bij de opstelling van de Multidisciplinaire Richtlijn Dwangmaatregelen en het normenkader? Zo ja, wat kunt u er aan doen om dit te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Alhoewel het aan veldpartijen is om op basis van nieuwe relevante inzichten de vigerende richtlijnen aan te passen dan wel nieuwe richtlijnen te ontwikkelen, acht ik het onderzoek relevant. Ik zal partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van de MDR actief op onderhavig onderzoek wijzen.
Kan er nu al gelijk actie worden ondernomen om patiënten vaker aan te laten geven welke vorm van behandeling zij wensen in het geval van een crisis, conform eén van de aanbevelingen uit het rapport? Ziet u hier een rol voor uzelf of voor de sector weggelegd? Zo ja, welke? Dient wet- en regelgeving aangepast te worden om meer aandacht aan de wensen van de patiënt te kunnen besteden, of juist niet? In hoeverre biedt het wetsvoorstel Verplichte ggz hierbij uitkomst en wanneer kan de nota naar aanleiding van het verslag binnenkort worden verwacht in verband met de verdere behandeling?
Ik vind het van belang om de patiënt nadrukkelijk bij zijn behandeling te betrekken, voor zover de patiënt daartoe in staat is. In de huidige Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen bestaat al de mogelijkheid om een zelfbindingsverklaring op te stellen. De zelfbindingverklaring is bedoeld voor patiënten die lijden aan chronische psychiatrische stoornissen, waarbij periodes waarin deze patiënten nagenoeg vrij zijn van symptomen zich afwisselen met periodes van ziekte. In een periode waarin de patiënt vrij is van symptomen kan hij met zijn behandelaar een zelfbindingsverklaring opstellen. In de zelfbindingsverklaring kan de patiënt zelf van tevoren aangeven wat hij vindt dat er moet gebeuren wanneer het weer minder goed met hem gaat en naar aanleiding van welke omstandigheden de patiënt wil worden opgenomen en behandeld, ook als hij dat dan niet meer wil. Een zelfbindingsverklaring kan alleen leiden tot gedwongen opneming en behandeling als de rechter een zelfbindingsmachtiging heeft verleend op basis van de zelfbindingsverklaring.
Tevens wordt in de praktijk gewerkt met een crisiskaart, al dan niet voorzien van een daarbij behorend crisisplan. Op de crisiskaart geeft de patiënt aan hoe een crisis er bij hem uit ziet en welke hulp hij in geval van een crisis wel en welke hulp hij niet wil ontvangen. Verder geeft hij op de kaart aan met welke mensen hij welke afspraken heeft gemaakt over opvang tijdens de crisis. Alle bij de crisiskaart betrokken personen ondertekenen de kaart. Een dergelijke kaart is gebaseerd op de Wet op de geneeskundige behandelingsovereeenkomst (WGBO). Weigert iemand met een crisiskaart op het laatste moment mee te werken aan de uitvoering van de afspraken, dan houdt het daarmee op. Met de hierboven genoemde zelfbindingsmachtiging kunnen de afspraken wel tegen iemands wil worden uitgevoerd.
In het wetsvoorstel verplichte GGZ staat het verlenen van goede zorg op maat centraal. Als algemeen uitgangspunt is geformuleerd dat bij de voorbereiding, uitvoering, wijziging en beëindiging van verplichte zorg, zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene. Zo kan de patiënt in een zorgkaart zijn voorkeuren aangeven ten aanzien van de behandeling. Met name personen aan wie al eerder onvrijwillige zorg is verleend zullen eigen voorkeuren voor de soort medicatie, de wijze van toediening en het al dan niet toepassen van specifieke dwangmaatregelen hebben ontwikkeld.
Ik verwacht de nota naar aanleiding van het verslag van de Wet verplichte ggz tezamen met de nota van wijziging van de Wet verplichte ggz in het najaar naar uw Kamer te zenden.
Algemeen verbindendverklaring van de cao voor de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorgsector (VVT) |
|
Renske Leijten , Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Herinnert u zich dat u in een recent plenair debat een motie ontraadde die de regering verzoekt de cao voor de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorgsector (VVT) niet algemeen verbindend te verklaren? Hoe verhoudt uw stelling dat dit procedureel onmogelijk is zich met de brief van het kabinet waarin wordt gesteld dat de regering algemeen verbindendverklaringen van cao's kan weigeren indien dit strijdig met het algemeen belang, specifiek het regeringsbeleid, wordt geacht? Wilt u uw antwoord toelichten?1 2
Ik heb het ontraden van de motie gemotiveerd met het argument dat de procedure- en beleidsregels rond het algemeen verbindend verklaren het niet toelaten dat ik daar een rol in speel. Daarmee blijf ik in lijn met de door u genoemde brief. Ik lees daar dat de huidige procedure- en beleidsregels een «sturend avv» (zoals het in de brief wordt genoemd) niet toelaten.
Betekent de stellingname dat u het in het algemeen belang acht dat de cao voor de grootste sector in Nederland geen breed draagvlak kent? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het algemeen verbindend verklaren wordt ook gekeken naar de representativiteit van de aanvragers.
In dit geval zal de minister van SZW constateren dat bij de werkgeversorganisaties die het algemeen verbindend verklaren mede aanvragen, ongeveer 95% werkt van het totaal aantal werknemers in de sector. Verder zal hij zien dat aan werknemerszijde ongeveer 40% is vertegenwoordigd van de georganiseerde werknemers. Tot slot zal hij kennis kunnen nemen van een nader onderzoek van CNV Publieke Zaak waar uit blijkt dat er draagvlak voor deze cao is onder alle werknemers in de VVT-sector.
Wanneer de AbvaKaboFNV bezwaar aantekent tegen de aanvraag voor algemeen verbindend verklaring zal de minister van SZW ook kennis kunnen nemen van de inhoud van hun bezwaar.
Op basis van al deze gegevens zal hij vervolgens een besluit nemen. Dat besluit zal dan passen in het huidige avv-beleid van dit kabinet.
Acht de regering de doorgeslagen flexibilisering en werkdruk, alsmede de loondumping voor zorgmedewerkers en het ongemoeid laten van megasalarissen voor de bestuurders, in het algemeen belang? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en mijn antwoord op uw vraag over deze cao uit de regeling der werkzaamheden van 12 juni 2012.
Verder wil ik u er op wijzen dat het kabinet de salarissen van bestuurders in de publieke en de semipublieke sector aanpakt via de WNT (wet normering topinkomens). Het wetsvoorstel daarvoor ligt op dit moment bij de eerste Kamer.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voordat over de door u ontraden motie wordt gestemd? Zo nee, waarom niet?3
Ja.
Noodstroom in ziekenhuizen |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Sluipmoordenaar» loert op noodstroom ziekenhuizen?1
Ja
Kunt u de belangrijkste beweringen uit dit artikel, te weten dat de noodstroomvoorzieningen bij ziekenhuizen vaak verouderd zijn en niet toereikend zijn om de in de loop der tijd aangeschafte nieuwe, hoogtechnologische medische elektrische apparatuur in ziekenhuizen van de juiste voedingsspanning te voorzien, dat ziekenhuizen bij tests met noodstroomvoorzieningen bewust niet alle medische apparatuur mee laten draaien uit angst dat deze kapot zal gaan of beschadigd zal raken waardoor niet bekend is of en hoe deze werkt indien op noodstroomvoorziening aanspraak dient te worden gemaakt en dat er een grote kans is dat deze vaak dure apparatuur beschadigd raakt en kapot gaat indien van de noodstroomvoorziening gebruikt moet worden gemaakt, bevestigen? Zo ja, heeft u hiertegen actie ondernomen? Zo niet, bent u bereid de bevindingen uit het genoemde artikel te verifiëren en daarna zo nodig actie te ondernemen?
Het artikel geeft aan dat er problemen zijn rondom de noodstroomvoorziening van ziekenhuizen. Om de kwaliteit en veiligheid te waarborgen is het van belang dat de elektrische infrastructuur van goede kwaliteit is. Het is de verantwoordelijkheid van de instelling zelf om ervoor te zorgen dat de apparatuur en de infrastructuur voldoet aan de eisen die de hedendaagse praktijk hieraan stelt.
Herkent u het signaal dat er op dit moment geen partij is die een totaaloverzicht heeft over de elektrische infrastructuur en dat de verantwoordelijkheid voor goed functionerende stroomvoorziening nu vaak onvoldoende is geborgd?
Nee, dit signaal herken ik niet. In de voortgangsbrief Nationale Veiligheid van juni 2009 aan de Tweede Kamer is aangekondigd dat de weerbaarheid van vitale sectoren tegen uitval van elektriciteit (en telecommunicatie) zou worden onderzocht. Eén van de vitale sectoren is de gezondheidszorg.
Het Platform voor Cybersecurity CPNI.NL heeft in opdracht van de ministeries van V&J en EL&I onderzoek gedaan naar de weerbaarheid van o.a. de gezondheidszorg bij langdurige uitval van elektriciteit (en telecommunicatie). De belangrijkste bevinding is dat de onderzochte sectoren – en dus ook de sector gezondheidszorg – zich bewust zijn van hun afhankelijkheid van elektriciteit respectievelijk telecommunicatie. Per sector en soms ook binnen de sector zit er verschil in de maatregelen die getroffen zijn om de weerbaarheid tegen uitval van elektriciteit en telecommunicatie te vergroten. In het algemeen lijken de sectoren voorbereid te zijn op voorstelbare gebeurtenissen, daar waar het gaat om grootschalige uitval van elektriciteit en telecommunicatie. In dit rapport zijn aandachtspunten en aanbevelingen opgenomen voor de zorgsector. Bijvoorbeeld dat instellingen en koepelorganisaties in de gezondheidszorg er op worden geattendeerd een aansluiting op de Nood Communicatie Voorziening (NCV) te realiseren en dat Raden van Bestuur worden betrokken bij het verhogen van de bewustwording op het gebied van «business continuity management» (BCM) en om een platform op te zetten voor kennis- en informatie-uitwisseling over BCM.
Hoe is bij ziekenhuizen de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor (de gevolgen van) het niet of ondeugdelijk werken van elektrische infrastructuur en elektrische apparatuur geregeld tijdens normaal bedrijf op het elektriciteitsnet, tijdens de omschakeling van elektriciteitsnet naar de noodstroomvoorziening en tijdens het bedrijf op de noodstroomvoorziening?
De Raad van Bestuur van het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de werking van de elektrische infrastructuur en de gevolgen hiervan als de werking te wensen overlaat.
Zijn er op dit moment normen of richtlijnen met betrekking tot noodstroomvoorziening die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij het toezicht hierop hanteert? Zo niet, bent u bereid deze tot stand te (laten) brengen?
Het organisatorische beheer van elektrische voorzieningen – waaronder de noodstroomvoorziening – ligt besloten in de NEN 1010. De inspectie betrekt in geval van een incident of calamiteit deze norm bij haar toezicht.
Het bericht dat ziekenhuisbestuurders nog altijd exorbitante vertrekpremies krijgen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat 13 ziekenhuisbestuurders vorig jaar gezamenlijk 3,3 miljoen euro aan vertrekpremies hebben getoucheerd? Deelt u de mening dat dit een schandelijke verspilling is van geld dat ten goede zou moeten komen aan de zorg? Zo nee, waarom niet?1
Mijn reactie is dat het goed is dat het kabinet een voorstel voor een normeringswet heeft ingediend, TK 32600. Daarin worden ook de ontslagvergoedingen genormeerd.
Deelt u de mening dat hieruit blijkt dat zelfregulering met betrekking tot de beloning van zorgbestuurders niet werkt? Zo nee, op grond waarvan beschouwt u de zakkenvullerij in de zorg als geslaagde zelfregulering?
Ik deel die mening niet. De zelfregulering in de vorm van het toepassen van de beloningscode voor bestuurders in de zorg (BBZ) is eind 2009 in werking getreden. Hij geldt dus voor contracten die na die tijd zijn afgesloten. Mijn indruk is dat de contracten die in het artikel aan de orde komen, dateren van vóór die tijd.
Daarnaast geldt dat het kabinet al een wettelijke normeringsregeling heeft voorgesteld in de vorm van de WNT (wet normering topinkomens). Het wetsvoorstel daartoe ligt nu ter behandeling in de eerste Kamer.
Op grond waarvan is het toegestaan dat door de premiebetaler opgebracht geld wordt uitgegeven aan bonussen voor bestuurders? Wilt u uw antwoord toelichten?
Voor het toekennen van bonussen in de zorg is geen toestemming, vooraf noch achteraf, van het kabinet vereist. Het is tot nu toe nergens in regelgeving verboden. In de normeringswet, de WNT, moesten eventuele bonussen aanvankelijk binnen de norm voor het totale inkomen vallen. In het geamendeerde wetsvoorstel zoals dat inmiddels bij de Eerste Kamer ligt, zijn bonussen echter helemaal verboden.
Deelt u de mening dat het uitdelen van bonussen in de ziekenhuiszorg ongepast is, omdat van bestuurders – evenzeer als van verpleegkundigen – wordt verwacht dat zij hun werk goed doen? Zo nee, op grond waarvan vindt u bonussen in de ziekenhuiszorg gerechtvaardigd?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Overigens is het toekennen van een extraatje voor medewerkers die extra inzet tonen, een gebruikelijk instrument in het personeelsbeleid. Het gaat er daarbij om dat de maatvoering niet buiten proporties raakt. Ik wil er dan ook voor waarschuwen dat u mijn antwoord niet moet uitleggen als dat ik de medewerkers in de zorg een financieel complimentje misgun. Als dat maar binnen redelijke proporties ligt, moet dat kunnen.
Deelt u de mening dat zorgbestuurders onder dezelfde cao als het overige ziekenhuispersoneel dienen te vallen? Zo nee, wat maakt hen zo speciaal dat zij buiten het loongebouw zouden moeten opereren?
Het is aan sociale partners om de werkingssfeer van hun cao te bepalen. De BBZ is trouwens een extrapolatie van de cao-loongebouwen voor de functiezwaarte van bestuurders.
Wat is de opvatting van de zorgverzekeraars over deze ondoelmatigheid in de ziekenhuiszorg? Welke actie hebben zij ondernomen?
Zorgverzekeraars letten er bij hun inkoop van zorg op dat er concurrerende tarieven worden afgesloten. Zij beschikken over een set benchmarks omdat zij bij meerdere zogaanbieders zorg inkopen.
Op welke wijze gaat u optreden tegen de verantwoordelijken voor de 3,3 miljoen euro aan vertrekpremies? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals uit mijn antwoord op vraag 3 blijkt, zijn er geen formele regels overschreden. Het kabinet heeft al enige tijd een wetsvoorstel voor een normeringswet, de WNT (wet normering topinkomens) bij het parlement ingediend.