Het bericht ‘Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes»?1
Klopt het dat Putian Jinli LAISI Clothing Weaving Co, fabrikant van de mondkapjes waar het hier om gaat, (destijds) niet gecertificeerd was om medische mondkapjes, zoals besteld, te maken? Heeft u dat destijds gecheckt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Indien genoemde onderneming niet gecertificeerd was, waarom heeft u destijds dan toch besloten daarmee in zee te gaan?
Is er voor de aanschaf van de bewuste partij mondkapjes contact geweest met de Chinese overheid om te verifiëren of de onderneming in kwestie een geschikte partner was voor de aanschaf van de benodigde mondkapjes en/of is daar op andere wijze onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de mondkapjes in kwestie niet eerder dan na doorlevering door u aan bijvoorbeeld ziekenhuizen zijn getest? Was dat toen gebruikelijk? Is dat nog steeds de werkwijze?
Wat had u anders kunnen of moeten doen om te voorkomen dat van een zending van 1,3 miljoen mondkapjes maar liefst bijna de helft (600.000) niet voldeed aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen?
Zijn er naast de hier aan de orde zijnde mondkapjes de afgelopen maand ook andere zendingen hulpmiddelen afgekeurd? Zo ja, om welke hoeveelheden gaat het dan en wat waren daar de redenen voor?
Is het aankoop- en leveringsproces van medische hulpmiddelen inmiddels zodanig vormgegeven dat alleen deugdelijke middelen worden geleverd? Op welke wijze?
Een gevaarlijke situatie in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gevaarlijke situatie» in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen»?1
Ja.
Is het waar dat er in ruim de helft van de Nederlandse asielzoekerscentra onvoldoende beschermingsmiddelen voorhanden zijn «in de vorm van mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddelen die het personeel moeten beschermen tegen het coronavirus» en dat er te weinig mogelijkheden tot quarantaine zijn? Zo ja, hoe komt dat en wat betekent dat voor het gevaar dat medewerkers en asielzoekers lopen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Medewerkers van het COA leven bij het uitoefenen van hun werkzaamheden nauwgezet de richtlijnen van het RIVM na. Onder de COA bewoners is het bewustzijn van de Corona maatregelen hoog. Daardoor wordt de kans op besmetting voor zowel bewoners als medewerkers zo veel mogelijk beperkt. Alleen in uitzonderlijke gevallen is het gebruik van beschermingsmiddelen nodig. bijvoorbeeld omdat een bewoner in quarantaine is geplaatst en voorzieningen verstrekt moeten worden.
Beschikbaarheid van voldoende beschermingsmiddelen is in Nederland in meer algemene zin een knelpunt geweest in de achterliggende periode. Het COA heeft alles in het werk gesteld om toch voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen aan medewerkers voor het geval zich omstandigheden voordoen waarbij dit noodzakelijk is. Het COA is erin geslaagd om een bestelling mondkapjes te plaatsen. Deze zijn eind april ontvangen en aan alle locaties geleverd.
Wat betreft de mogelijkheden voor quarantaine verwijs ik naar mijn brief van 17 april jl.2 Elke COA-locatie heeft een lokaal draaiboek gemaakt met daarin aandacht voor het inrichten van quarantaineplekken op de locaties. Op een aantal locaties is het mogelijk om (een beperkt aantal) quarantaineplekken in te richten. Er zijn echter ook locaties waar geen, of slechts één quarantaineplek beschikbaar kan worden gemaakt. De verschillen tussen locaties worden bepaald door lokale omstandigheden, waaronder de bebouwing, de bezetting op locatie en in mindere mate de samenstelling van de bewonerspopulatie.
Als verblijf op de huidige locatie niet mogelijk is, wordt in overleg met GGD en de veiligheidsregio gezocht naar een alternatief. Een treffend voorbeeld van dergelijke samenwerking betreft de oplossing die recent is gevonden voor de met corona besmette bewoners van AZC Sneek en hun huisgenoten. Zij zijn vanaf 13 mei overgebracht naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. Deze circa 60 personen verbleven op deze locatie in quarantaine tot 25 mei jl. Inmiddels zijn de bewoners gelukkig hersteld en teruggekeerd naar AZC Sneek.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat er bij gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen en quarantaine mogelijkheden gevaarlijke situaties in asielzoekerscentra voor medewerkers en asielzoekers ontstaan? Zo ja, wat heeft u gedaan en wat gaat u doen om te voorkomen dat asielzoekerscentra brandhaarden voor het coronavirus worden? Zo nee, waarom niet?
Naast het naleven van de richtlijnen van het RIVM heeft het COA, samen met GZA en GGD, protocollen opgesteld over hoe moet worden omgegaan met een (vermoeden van) besmetting. Het COA stelt alles in het werk om besmetting en verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen. Zoals hierboven al aangegeven hebben COA-locaties inmiddels mondkapjes ontvangen voor gebruik in uitzonderlijke gevallen. Ik volg de situatie op de COA-locaties nauwgezet en heb er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen op dit moment adequaat zijn.
Kunt u de samenvatting van het genoemde onderzoek onder bijna 50 locatiemanagers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers voorzien van uw reactie naar de Kamer sturen?
Het onderzoek waar u op doelt betreft een intern monitoringsinstrument dat is bedoeld om goed zicht te houden op hetgeen op COA-locaties speelt. Het COA heeft alle locaties gevraagd om een enquête in te vullen. Uit de eerste enquête bleek dat de sfeer voor de bewoners gemiddeld een 7,1 werd gegeven. De sfeer voor medewerkers werd iets hoger beoordeeld en was gemiddeld 7,5. De drie grootste knelpunten die uit het onderzoek naar voren kwamen, betreffen het tekort aan beschermingsmiddelen, het tekort aan quarantaineplekken en de zwakke wifi-verbinding.
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 en 3 wat betreft mijn reactie op de eerste twee knelpunten. Specifiek ten aanzien van het derde knelpunt laat ik weten dat het COA, in samenwerking met de provider, waar mogelijk zowel de bandbreedte als de wifi-capaciteit heeft uitgebreid. Daarbij merk ik op dat voor COA-locaties, net als voor alle locaties in Nederland, geldt dat dekking van meerdere factoren afhankelijk is, te weten de lokaal beschikbare bandbreedte, gebouwtype, afstanden binnen de locatie, gebruikte materialen in het gebouw, verstoringen door andere randapparatuur etc.
Wanneer werd de uitkomst van dit onderzoek bekend en wat heeft u sindsdien concreet gedaan om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen en om te zorgen voor betere quarantaine mogelijkheden?
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 t/m 4 wat betreft het onderzoek en getroffen maatregelen.
Hoeveel asielzoekers bevinden zich op dit moment in quarantaine en bij hoeveel is besmetting met het corona- virus vastgesteld?
Het COA vangt ongeveer 27.000 personen op. Per 15 juni waren in totaal 41 personen positief getest op het Corona virus (waarvan 28 bewoners van de locatie Sneek).
Hoeveel medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) vertonen symptomen van corona of is een besmetting vastgesteld?
Het COA heeft geen centrale registratie van medewerkers met symptomen van besmetting met het COVID-19 virus dan wel met vastgestelde besmettingen. Ik kan u echter wel melden dat er op dit moment geen sprake is van bovengemiddeld ziekteverzuim onder medewerkers van het COA.
Het geneesmiddelenbeleid tijdens de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat uitstel van de aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) € 150 tot 180 miljoen kost die niet aan zorg besteed kan worden? Hoeveel van dit bedrag komt bij de farmaceutische industrie, c.q. de groothandels, c.q. de apothekers terecht?
Door het uitstel van de aanscherping van Wgp tot 1 oktober 2020 is er een besparingsverlies op de zorguitgaven van naar schatting € 150 miljoen. Ik geef partijen op de geneesmiddelenmarkt hiermee meer financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten, bijvoorbeeld door voldoende voorraden aan te leggen. Ik vind dit belangrijk omdat naar verwachting door de uitbraak van COVID-19 er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt. Welk bedrag van dit besparingsverlies bij welke partij in de keten terecht komt hangt af van de kortingen die worden berekend onderling. De verwachting is dat een relatief groter deel bij de farmaceutische industrie terecht zal komen.
Ik heb partijen wel opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met de extra financiële armslag die ik hen hiermee bied, bijvoorbeeld door voorraden op peil te houden.
Van welke geneesmiddelen ontstaan tekorten als direct gevolg van de coronacrisis en wat zou daarbij de noodzaak c.q. het effect zijn van het niet aanpassen van de Wgp?
Zoals ik in mijn brief van 26 maart 2020 heb toegelicht, is het uitstel van de aanscherping van de Wgp er niet op gericht om in specifieke gevallen tekorten van geneesmiddelen vanwege lagere prijzen te voorkomen maar betrof het een algemene maatregel die ik heb genomen ten behoeve van de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening. Dit achtte ik noodzakelijk gezien de zeer sterk toenemende onrust en onzekerheid op de internationale geneesmiddelenmarkt die zich manifesteerde in de weken voor het van kracht worden van de geplande aanscherping van maximumprijzen per 1 april 2020. De onrust was onder meer ingegeven met de snelle verspreiding van de COVID-19 naar andere landen, het stilvallen van fabrieken in China, en de exportrestricties in India en andere landen. In deze specifieke context van sterk toenemende onrust op de wereldmarkt waarbij risico’s op tekorten in de komende maanden steeds groter werden, koos ik ervoor om marktpartijen tijdelijk meer lucht te geven zodat zij snel maatregelen konden nemen om goed voorbereid te zijn op mogelijke tekorten. Met deze financiële armslag kunnen partijen voorraden aanleggen.
Ik ben daarnaast bereid, zoals ook aangekondigd in mijn brief van 26 maart 2020, om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een tekort voor dreigt en prijs een belemmering vormt voor de inkoop. Zo blijft Nederland als afzetmarkt aantrekkelijk en staan we bij schaarste niet achteraan. Deze aanpak kan ik indien nodig ook inzetten voor andere specifieke geneesmiddelen waarvoor een tekort dreigt (Kamerstukken 2019–2020, 29 477, nr. 651).
Waarom kiest u er niet voor om de opschorting van de Wgp-aanpassing uitsluitend toe te passen op geneesmiddelen waarvan door een prijseffect een tekort zou ontstaan en wél de Wgp-aanpassing door te laten gaan voor geneesmiddelen die daardoor een hogere prijs kunnen krijgen zonder dat er sprake is van een dreigend tekort bij deze geneesmiddelen?
Zie antwoord vraag 2.
Mag de Wgp losgelaten worden bij geneesmiddelen die nodig zijn bij de behandeling van coronapatiënten? Zo ja, wat betekent dit voor de mogelijkheid voor de farmaceutische industrie om oneigenlijke winsten te maken? Welke mogelijkheden heeft u om excessieve prijzen te verbieden en welke van deze mogelijkheden gaat u tijdig inzetten?
Zoals gezegd ben ik bereid om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een concreet tekort voor dreigt en de wettelijke maximumprijs een belemmering vormt. Ik heb dit recent gedaan voor het middel midazolam dat wordt ingezet voor de behandeling van COVID-19. Ik zal tijdens en na afloop van het tijdelijk loslaten van de wettelijke maximumprijs bezien wat de prijs- en volume ontwikkelingen zijn (geweest) voor de periode dat de wettelijke maximumprijs is losgelaten. Op die manier wordt inzichtelijk of een handelsvergunninghouder verantwoordelijk is omgegaan met de mogelijkheid om het specifieke middel tegen een hogere prijs in te kopen.
In hoeverre speelt volgens u bij een mogelijk geneesmiddelentekort mee, dat voorraden minder waard zouden zijn geworden door de voorziene prijsdaling per 1 april en apotheken, groothandels en leveranciers daarom geen extra voorraden hebben aangelegd? Heeft controle plaatsgevonden of voldoende voorraad was aangehouden? Zo ja, was dat het geval? Zo nee, waarom niet?
Er zijn bij elke halfjaarlijkse vaststelling van de wettelijke maximumprijzen prijsschommelingen voor individuele geneesmiddelen. Echter, met de aanscherping van de Wgp zou dit eenmalig voor meer producten dan gebruikelijk spelen, omdat op 1 april 2020 voor de eerste keer op basis van de nieuwe samenstelling van vier referentielanden maximumprijzen worden vastgesteld.
Het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten (Meldpunt tekorten) heeft naar ik begrijp geen signalen ontvangen van verminderde voorraad bij handelsvergunninghouders voorafgaand aan 1 april 2020. In de aanloop naar 1 april 2020 zijn niet méér tekortmeldingen gedaan dan daarvoor. Ook is bij het opvragen van de voorraadgegevens vanaf medio maart 2020 gebleken dat er in de meeste gevallen voldoende voorraad was voor een normale afzet.
Wat is nu de stand van zaken ten aanzien van geneesmiddelentekorten? Kunt u toezeggen dat de Geneesmiddelenwet die voorschrijft dat voldoende voorraad gehouden moet worden, zal worden gehandhaafd?
Leveringsproblemen moeten door firma’s gemeld worden bij het Meldpunt tekorten. Tijdens de coronacrisis is het van belang dat eventuele tekorten, die door leveringsproblemen kunnen ontstaan, vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen. Om die reden is met partijen in het Coronaberaad leveranciers afgesproken om op basis van een lijst een monitor in te stellen met een overzicht van de voorraden in de hele keten in relatie tot de actuele vraag.
Voor geneesmiddelen die specifiek gebruikt worden op de intensive care bij de behandeling van COVID-19 patiënten is het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) opgericht. Het LCG houdt nauwkeurig bij welke en hoeveel geneesmiddelen beschikbaar zijn.
Ook tijdens de coronacrisis wordt – waar nodig – gehandhaafd en dient voldoende voorraad aangehouden te worden voor groothandelaren of apothekers om in de behoeften van patiënten te kunnen voorzien. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet hierop toe en houdt daarbij rekening met de uitzonderlijke situatie, die door de coronacrisis is ontstaan.
Bent u recent benaderd door (vertegenwoordigers of belangenbehartigers van) de farmaceutische industrie, de farmaceutische groothandels en/of apothekers? Zo ja, met welke boodschap? Is hierbij het onderwerp preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen aan de orde geweest?
Met partijen in de keten wordt bestuurlijk overlegd in het zogenaamde Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen. In dit overleg is ook de inkoop door zorgverzekeraars aan de orde geweest. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 26 maart 2020 heb ik in dit overleg zorgverzekeraars gevraagd wat zij kunnen doen om bij hun prijsafspraken met fabrikanten en apotheken explicieter rekening te houden met veranderende marktomstandigheden. Zorgverzekeraars hebben daarop aangegeven dat zodra zij een nieuwe contracteringsronde starten, zij hier rekening mee houden.
Bent u ervan op de hoogte dat het preferentiebeleid een jaarlijkse kostendaling van € 600 miljoen teweeg heeft gebracht, geld dat anders naar apothekers en groothandel zou zijn gegaan?
Ja, het preferentiebeleid heeft tot een omvangrijke jaarlijkse kostendaling geleid.
Bent u zich bewust dat de transparante lagere prijzen die door het preferentiebeleid zijn bereikt een grote invloed hebben op motivering van artsen om bewust goedkopere middelen voor te schrijven?
Ja.
Bent u zich bewust dat de lagere transparante prijzen een grote invloed hebben op de vergoedingslimieten van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) dat met een herberekening ook tot substantiële kostendaling zal kunnen leiden?
Ja, daar ben ik me van bewust, voor zover met lagere transparante prijzen de officiële prijzen worden bedoeld waarvoor fabrikanten geneesmiddelen op de Nederlandse markt aanbieden. Deze lagere prijzen hebben een veelal verlagend effect op de vergoedingslimieten in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) bij een nieuwe herberekening. Dit geldt niet voor inkoopkortingen die ten opzichte van de officiële prijzen behaald worden. Deze werken immers niet door in de berekening van de vergoedingslimieten.
De huidige vergoedingslimieten zijn gebaseerd op de geneesmiddelen die in 1998 op de Nederlandse markt beschikbaar waren, tegen de prijzen die toen golden. Een herberekening zorgt ervoor dat actuele – en dus in veel gevallen lagere – prijzen mee worden genomen in het bepalen van de vergoedingslimieten. Hierdoor daalt het overgrote deel van de vergoedingslimieten. Mijn voorganger heeft de gevolgen van een herberekening uitgebreid beschreven in zijn brief over de modernisering van het GVS (Kamerstukken II, 2019–2020, 29 477, nr. 644).
Overweegt u het preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen al dan niet tijdelijk stop te zetten vanwege de coronacrisis? Zo ja, kunt u precies aangeven welke argumenten daarvoor zouden bestaan?
Nee. Het al dan niet voeren van preferentiebeleid en andere inkoopbeleid is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Ik vind het wel van belang dat ze daarbij rekening houden met de veranderende marktomstandigheden.
Wordt het argument van een dreigend geneesmiddelentekort gebruikt om de noodzaak van het (tijdelijk) stopzetten van het preferentiebeleid aan te tonen? Zo ja, door wie? Welke bewijzen voor lagere prijzen als enige oorzaak van een geneesmiddelentekort kent u?
Er zijn voor- en tegenstanders van het preferentiebeleid. In welke mate veranderende marktomstandigheden de opvatting van partijen beïnvloedt, kan ik niet beoordelen.
Kan een overzicht gegeven worden van de verhouding apotheek-transactieprijzen (prijs die de apotheek betaalt in tegenstelling tot de declaratieprijs (AIP) en geneesmiddelentekorten in andere landen, vergelijkbaar met Nederland?
Nee. Er is geen overzicht beschikbaar van de verhouding tussen de daadwerkelijke inkoopprijzen (door de apotheek) en geneesmiddelentekorten in verschillende landen. De officiële apotheekinkoopprijzen van generieke geneesmiddelen liggen in Nederland gemiddeld lager dan in andere EU Lidstaten.
Kent u de uitspraak van de Ofichem Groep over de strategie van India, waar de geneesmiddelenproductie als kritische infrastructuur is benoemd, die mag doorwerken, en dat alleen de lockdown de export bemoeilijkt? Deelt u de mening dat dit probleem dus los staat van prijzen?1
In India is de lockdown verlengd tot 3 mei aanstaande, met zeer aanzienlijke uitzonderingen voor diverse (economische) sectoren, met name in regio’s waar de Corona-uitbraak beperkt lijkt te zijn. India zoekt naar mogelijkheden om diverse sectoren die van grote waarde zijn voor de Indiase economie te laten functioneren. Er is, zeker na de afgelopen periode van een bredere lockdown, sprake van een ernstige verstoring van de logistieke keten. Havens zijn grotendeels geblokkeerd en transport over zee is nauwelijks mogelijk. Luchttransport is beperkt mogelijk. De aanvoer van grondstoffen voor geneesmiddelen uit China naar India komt echter weer op gang. India heeft de exportrestricties grotendeels opgeheven.
Geneesmiddelen worden maanden van tevoren besteld en het is nog niet duidelijk wat de gevolgen voor de voorraden (en prijzen) in Nederland op termijn zullen zijn. Dit wordt nauwlettend in de gaten gehouden, zodat ook tijdig gezocht kan worden naar alternatieven. De eerdergenoemde monitoring van voorraden in relatie tot actuele vraag heeft mede als doel vroegtijdig gevolgen voor de Nederlandse markt te signaleren.
Daarnaast is het correct dat het prijsniveau in Nederland geen directe rol lijkt te spelen bij het ontstaan van tekorten in Nederland. Een tekort ontstaat in de regel door een onderbreking in productie of distributie. Wel kunnen lage prijzen een rol spelen als bij schaarste, bijvoorbeeld als gevolg van een leveringsonderbreking of sterk toegenomen vraag, een fabrikant een keuze moet maken aan welke landen hij levert. Tegelijkertijd begrijp ik dat bij de keuze van de fabrikant om Nederland te beleveren ook andere factoren een rol spelen naast de prijs, waaronder elementen als afzetzekerheid en historische verdeling.
Deelt u de mening dat, als de productie in bijvoorbeeld India stopt ten gevolge van de lock down, het geneesmiddelentekort dat dientengevolge optreedt, niets te maken heeft met prijzen maar alleen met productie en mogelijk ook met onvoldoende voorraad in Nederland?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)-richtlijn voor acuut hoesten is aangepast in die zin dat de aanbevolen dosis amoxicilline is verlaagd van drie keer daags 500–750 mg naar drie keer daags 500 mg? Is dit gebeurd omdat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de NHG heeft gewezen op een dreigend tekort aan amoxicilline? Zo nee, waarom dan? Zo ja, waarop was het bericht over het dreigende tekort gebaseerd?
De IGJ heeft begin april 2020 met het NHG-contact gehad om een signaal over een mogelijk dreigend tekort aan antibiotica te bespreken. Het NHG heeft op eigen initiatief op 6 april 2020 het bericht op haar website geplaatst dat zij in verband met een dreigend tekort de voorkeur uitspreekt om bij de behandeling van patiënten met de waarschijnlijkheidsdiagnose pneumonie een dosering van 3dd 500 mg aan te houden.
Is het waar dat in het «corona-overleg geneesmiddelen» aan de orde is geweest dat er een discrepantie bestaat tussen alarmerende berichten over een tekort aan amoxicilline en een onverkochte partij van 120.000 doosjes amoxicilline 500 mg 20 stuks? Is het waar dat één groothandel in een paar dagen tijd deze partij heeft gekocht, goed voor anderhalve maand voor heel Nederland? Wat is er met deze partij gebeurd? Is deze aan het buitenland verkocht of in Nederland gebleven?
In het Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen worden diverse geluiden uit de markt besproken. Zowel VWS, het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) en de IGJ nemen deel aan dit overleg. Waar nodig worden door partijen uit het overleg actie ondernomen, of worden het signaal door het Meldpunt tekorten verder opgepakt.
De uitvoering in het geval van tekorten is door het Ministerie van VWS belegd bij het Meldpunt tekorten, het gezamenlijke meldpunt van CBG en IGJ. Het CBG doet daarbij de triage en schat de impact van het (mogelijk op termijn) niet beschikbaar zijn van geneesmiddelen en vraagt zo nodig informatie op bij handelsvergunninghouders. Bij het bepalen van mogelijke oplossingen wordt een routekaart gevolgd met maatregelen. Dit zijn maatregelen die IGJ kan nemen, of CBG, al dan niet in afstemming met veldpartijen. Na het constateren van een mogelijk dreigend tekort aan amoxicilline is deze routekaart door de IGJ gevolgd. In overleg met VWS is aan een Nederlandse producent van amoxicilline de opdracht verstrekt een noodvoorraad te produceren. Deze zal alleen gecontroleerd op de markt komen bij een concreet tekort en als het reguliere marktpartijen zelf niet lukt dit tekort op te lossen.
De IGJ is niet op de hoogte van het bestaan van de genoemde partij van 120.000 doosjes van het antibioticum amoxicilline, noch of deze al dan niet is verkocht aan het buitenland.
Namen ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deel aan het overleg waar dit aan de orde is geweest? Zo ja, hebben deze ambtenaren de IGJ ingelicht over de stand van zaken met betrekking tot de beschikbare hoeveelheid amoxicilline 500 mg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat, als medische richtlijnen worden aangepast en er minder effectief kan worden behandeld vanwege een vermeend amoxicillinetekort, terwijl er wel grote partijen op de markt zijn gebracht, het zinvol is om inzicht te krijgen waar deze geneesmiddelen blijven?
Zie antwoord vraag 17.
Is er op dit moment een tekort aan amoxicilline, dat als secundaire preventie bij een corona-infectie wordt gegeven? Bent u bereid dit te achterhalen door de data van de Stichting Nationale Medicijnen Verificatie Organisatie (NMVO) te analyseren? Zo nee, waarom niet? Hebben groothandels en apothekers voldoende voorraad van dit middel ingekocht? Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat er een dreigend tekort is gemeld van amoxicilline bij het Meldpunt tekorten. Het Meldpunt heeft deze melding direct opgevolgd en blijft de beschikbaarheid van amoxicilline nauwgezet volgen. Firma’s en groothandels zijn verplicht om voldoende voorraad aan te houden. De IGJ ziet daarop toe.
Data achterhalen via de NVMO is niet opportuun. Dit systeem (NMVS) is ingericht om vervalste geneesmiddelen te achterhalen, gebruik voor een ander doel zou oneigenlijk zijn.
Kunt u toezeggen dat in tegenstelling tot het uitstellen van de aanpassing van de Wgp, geen maatregelen ten aanzien van preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen zullen worden genomen zonder dat de Kamer zich hierover heeft kunnen uitspreken, ook niet tijdens de beantwoordingstermijn van deze vragen?
Zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 11, is het preferentiebeleid en ander inkoopbeleid de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.
Het bericht ‘Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus»?1
Ja.
Klopt het dat buitenlandse vrouwen op dit moment nog steeds toegang hebben tot Nederlandse abortusklinieken? Waarom wordt dit met het oog op besmettingsrisico’s niet onmogelijk gemaakt?
Alle abortusklinieken in Nederland zijn open. De abortushulpverlening in Nederland gaat dan ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Deze toegankelijkheid geldt ook buitenlandse vrouwen die ondanks de maatregelen in het land van herkomst gelegenheid zien om naar Nederland te komen.
Overigens blijkt uit een rondgang van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat het aandeel buitenlandse vrouwen is afgenomen.
Welke maatregelen hebben abortusklinieken genomen om besmetting met het coronavirus te voorkomen?
Alle klinieken hebben de adviezen van het RIVM overgenomen en opgenomen op hun website. Het aantal fysieke consulten wordt tot het noodzakelijk minimum beperkt. Waar mogelijk, wordt gebruik gemaakt van beeldbellen. Er vinden momenteel geen inloopspreekuren plaats.
Omdat het nemen van beschermende maatregelen tijd vraagt, wordt meer behandeltijd per vrouw uitgetrokken. Klinieken zijn in verband hiermee langer of meer dagen open. Er is meer rust in de kliniek en er zijn minder mensen tegelijk aanwezig.
Overweegt u, of heeft u op enig moment overwogen, om de capaciteit (personeel, beschermingsmiddelen, etc.) van de abortusklinieken in te zetten in de strijd tegen het coronavirus?
Nee. Abortushulpverlening gaat ook in deze omstandigheden door. Het betreft noodzakelijke zorg die niet uitgesteld kan worden en zorg die ook niet door een andere sector overgenomen kan worden. Het aantal vrouwen met een verzoek tot zwangerschapsafbreking is ongewijzigd. Het is dus van groot belang dat de capaciteit van de abortusklinieken behouden blijft voor de abortushulpverlening. De zorgvuldigheid van de besluitvormingsprocedure en de kwaliteit van de abortuszorg staan daarbij nog steeds voorop.
Klopt het dat diverse abortusklinieken op dit moment geen spreekuur meer houden? Hoe wordt gewaarborgd dat nog steeds het gesprek wordt gevoerd over de keuze (voor alternatieven) voor abortus?
Het klopt dat er geen inloopspreekuren meer gehouden worden. Vrouwen moeten een afspraak voor een consult maken. Recentelijk heb ik besloten dat het eerste consult met een arts – waarna de beraadtermijn gaat lopen – zoveel mogelijk telefonisch en bij voorkeur met beeldverbinding mag plaatsvinden. Deze maatregel geldt uitsluitend gedurende deze pandemie en dient ter bescherming van zowel de vrouw in kwestie als van de medewerkers in de abortuskliniek.
Tijdens dit consult met de arts krijgt de vrouw alle voorlichting die voor haar noodzakelijk is om de zorgvuldigheid van haar besluitvorming te kunnen waarborgen.
Na de beraadtermijn zal de vrouw zich voor de uiteindelijke behandeling naar de kliniek moeten begeven, alwaar zij wederom zal spreken met een arts. Ook in dit gesprek voorafgaand aan de behandeling wordt, ook in deze omstandigheden, het weloverwogen karakter van de beslissing als ook het vrijwillig nemen van deze beslissing getoetst.
Erkent u dat de coronacrisis geen reden vormt om bestaande abortuswet- en regelgeving niet in acht te nemen, waaronder de bedenktijd?
Ja. Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u bevestigen dat de huidige omstandigheden voor u geen aanleiding vormen om de abortuspil vrij verkrijgbaar te stellen?
Ja. Recentelijk heeft hierover een procedure plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter. Volledigheidshalve verwijs ik naar die uitspraak2.
Welke maatregelen heeft u genomen opdat ook onder de huidige omstandigheden hulp kan worden geboden aan onbedoeld zwangere vrouwen, zoals huisvesting, materiële of financiële ondersteuning?
De keuzehulpgesprekken voor onbedoeld zwangere vrouwen kunnen – ondanks de coronacrisis – gewoon plaatsvinden via ICT-mogelijkheden. Ook is het mogelijk dat – mocht een vrouw toch graag een face to face gesprek krijgen op locatie – dat organisaties dit kunnen organiseren binnen de regels die nu gelden, zoals 1,5 meter afstand.
Huisvesting die wordt geboden aan zwangere vrouwen is belegd bij gemeenten. Organisaties die deze hulp bieden, krijgen hier vaak via de maatschappelijke opvang van gemeenten geld voor. Gemeenten zijn op dit moment bezig te kijken naar de gevolgen van de coronacrisis voor zorgorganisaties en zullen passend compenseren als dat nodig blijkt.
Welke gevolgen hebben de coronamaatregelen voor het Zevenpuntenplan onbedoelde (tiener)zwangerschappen,2 zoals activiteiten van de GGD-en, gastlessen op scholen en keuzehulpgesprekken?
Ik verwijs voor het onderdeel keuzehulpgesprekken naar het antwoord op vraag 8.
Ten aanzien van de opleiding Keuzehulp kunnen de trainingen die gepland waren in juni niet plaatsvinden. Dit wordt nu doorgeschoven naar juli of september. Alles wat online aangeboden kan worden, gebeurt wel online.
Voor het centraal informatiepunt geldt dat de planning van mei niet kan worden gehaald. De training van de centralisten kan op dit moment niet worden gegeven. Die is nu naar augustus verschoven. De website van het informatiepunt is in mei wel gereed, maar de lancering hiervan wordt in augustus gedaan, evenals de campagne over dit informatiepunt.
Het Toetsingspanel Keuzehulp kan op dit moment ook de werkzaamheden door corona niet goed uitvoeren. De verwachting is dat een deel van het rapport daarom later wordt uitgevoerd dan gepland.
Ten aanzien van de gastlessen op scholen heeft deze coronacrisis natuurlijk ook impact. Scholen zullen op dit moment de gastlessen waarschijnlijk niet inplannen, gezien het feit dat kinderen thuis zijn. Het is natuurlijk wel mogelijk gastlessen te geven via ICT-mogelijkheden, maar de verwachting is dat scholen op dit moment prioriteit geven aan andere taken. Dat is een kwestie van overmacht. Het geld dat scholen hebben aangevraagd voor het huidige schooljaar 2019/2020 om op dit thema activiteiten uit te voeren, kan wat de Staatssecretaris van VWS betreft worden ingezet zodra de maatregelen rondom corona voor scholen weer worden versoepeld.
De plannen die de Staatssecretaris van VWS heeft ingezet rondom het Stimuleringsplan onderwijs voor de komende twee schooljaren (2020/2021 en 2021/2022) worden desalniettemin verder voorbereid. Er hebben ook nu al 211 scholen een aanvraag ingediend voor het ondersteuningsaanbod Relaties & Seksualiteit voor het schooljaar 2020/ 2021. Dat betekent dat deze gelden ingezet kunnen worden vanaf september als het nieuwe schooljaar begint. Daar is de Gezonde School met alle relevante partijen nu ook de voorbereidingen voor aan het treffen en tot nu toe verwacht de Staatssecretaris van VWS dat in september scholen en GGD’en hiermee aan de slag kunnen.
Het bericht ‘De zorgverleners worden niet voldoende beschermd’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorgverleners worden niet voldoende beschermd»?1
Vindt u dat zorgverleners wel voldoende worden beschermd?
Vindt u dat de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg gelijk heeft als hij zegt dat een «enorme inschattingsfout» is gemaakt doordat zorgverleners onvoldoende getest en onvoldoende beschermd zijn? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft u dan wel besloten meer te gaan testen?
Kunt u zich voorstellen dat zorgverleners het idee hebben dat een eerdere versoepeling van de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) omtrent het gebruik van beschermingsmiddelen, terwijl de geluiden over het besmettelijker zijn van corona toenamen, wellicht niet ingegeven is door hun gezondheid maar door het gebrek aan beschermingsmiddelen? Zo nee, hoe overtuigt u betrokkenen van het tegendeel?
Is het zo dat zorgverleners inmiddels de grootste «besmettingshaard» van het coronavirus zijn geworden? Beschikt u over cijfers waaruit dat of het tegendeel blijkt en wilt u die snel met de Kamer delen? Als u niet over deze cijfers beschikt, wilt u die dan wel boven tafel krijgen en met de Kamer delen?
Heeft de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) contact met de organisatie Buurtzorg gehad over persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wat was de reden c.q. strekking daarvan?
Zou u het een goede zaak vinden als de IGJ een organisatie zou aanspreken over het «te veel» gebruiken van beschermingsmiddelen, ook als die organisatie die zelf zou hebben aangeschaft?
Wat vindt u van de stelling dat de schaarste aan beschermingsmiddelen ook komt door de (gekozen) infrastructuur? Ziet u kans c.q. bent u voornemens deze (nog) te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Herkent u de opmerking van de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg dat zorgverleners nu emotioneel belast zijn omdat ze niet weten of ze patiënten hebben besmet die overleden zijn? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen uitingen over «onderbescherming» en «schijnveiligheid»? Wat zou u tegen deze zorgverleners willen zeggen?
Wilt u deze vragen (separaat) beantwoorden voor het debat van donderdag aanstaande?
Het rapport over de financialisering van big pharma |
|
Henk van Gerven , Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van SOMO (Centre for Research on Multinational Corporations) over de financialisering van big pharma?1
Ik ben blij dat onafhankelijke organisaties, zoals SOMO, onderzoek doen naar complexe vraagstukken. De rapporten zijn informatief en kunnen voeding geven aan maatschappelijke discussies en het opstellen van beleid. De farmaceutische industrie is een cluster van private ondernemingen, maar wel ondernemingen met een belangrijke maatschappelijke rol. Mijn voorganger heeft zich meerdere malen uitgesproken over het belang van transparantie over de kosten van onderzoek en het tot stand komen van prijzen van medicijnen. Het rapport van SOMO draagt bij aan het creëren van transparantie op dit onderwerp.
Wat vindt u ervan dat big pharma gebruik maakt van een verdienmodel dat is gericht op uitkeringen aan aandeelhouders in plaats van op productieve investeringen waar de bevolking van kan profiteren?
Ook van private ondernemingen met aandeelhouders mag maatschappelijke verantwoordelijkheid worden verwacht. Mijn voorganger heeft in gesprekken met de farmaceutische industrie steeds benadrukt dat deze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van geneesmiddelen. Dat blijf ik doen.
Deelt u de conclusie dat de coronapandemie aantoont hoe onvoorbereid we zijn, met name door dit verdienmodel van de farmaceutische industrie?
Nee, het is niet realistisch om te verwachten dat er voor elke nieuwe ziekte een kant-en-klaar medicijn op de plank ligt. Medicijn ontwikkeling is complex en vereist vaak grote investeringen. Er wordt op dit moment door veel bedrijven en publieke instellingen, vaak in samenwerking, hard gewerkt aan zowel nieuwe therapieën als vaccins tegen COVID-19. Dit is goed nieuws en zeer bemoedigend. Het belang van publiek-private samenwerking wordt breed erkend.
Wat vindt u ervan dat de uitkeringen aan aandeelhouders van de 27 grootste farmaceuten de afgelopen 18 jaar verviervoudigden, tot 146 miljard dollar in 2018?
Wat vindt u ervan dat de schulden van farmaceuten eveneens enorm zijn toegenomen, tot meer dan 500 miljard dollar in 2018, en dat dit geld, dat tegen zeer lage rentes is geleend, ten goede kwam aan de inkoop van eigen aandelen en het opkopen van andere bedrijven?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat dit model mogelijk wordt gemaakt door hoge medicijnprijzen met als enige doel het maximeren van aandeelhouderswaarde?
Deelt u de mening dat dit verdienmodel onhoudbaar is aangezien investeringen waar de samenleving van kan profiteren, zijn achtergebleven?
Bent u bereid een voortrekkersrol te nemen in de covid-19 pool van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Hebt u al contact met Costa Rica en bent u bereid dit af te stemmen voor de assemblee van de WHO in mei en de Kamer hiervan op de hoogte te houden?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Hoe gaat u garanderen dat er voldoende transparantie is over de kosten van de ontwikkeling van een coronavaccin en dat de samenleving hier niet voor hoeft op te draaien?
We bevinden ons op dit moment in een uitzonderlijke situatie, een wereldwijde pandemie. Het belang van een werkend vaccin wordt breed erkend, er lopen volgens de WHO al meer dan 70 vaccin ontwikkeltrajecten. Ook door de farmaceutische industrie wordt zwaar geïnvesteerd in vaccin ontwikkeling. Daarnaast zien we nu ook samenwerkingen en kennisdeling ontstaan tussen farmaciebedrijven zoals Sanofi en GlaxoSmithKline, twee van de grootste vaccinontwikkelaars ter wereld. Dit was tot voor kort ondenkbaar, en onderstreept nogmaals de inzet van alle betrokken partijen om zo snel mogelijk tot een werkzaam vaccin te komen. Snelheid is van groot belang, dit betekent dat wellicht extra kosten worden gemaakt doordat verschillende vaccins in parallel worden ontwikkeld en getest. Dit zal uiteraard leiden tot hogere kosten dan wanneer verschillende vaccins een voor een worden getest, maar nogmaals, snelheid is nu van belang. De maatschappelijke kosten van geen vaccin zijn vele malen hoger dan de extra onderzoek en ontwikkeling (R&D) kosten die nu worden gemaakt. Het belang van zowel beschikbaarheid als betaalbaarheid van een vaccin wordt onderstreept door zowel de WHO, de EU, alsook door de Nederlandse regering. Ook private partijen hebben zich hierover uitgesproken, zo heeft Janssen Vaccines aangegeven haar vaccin, als het op de markt komt, tegen kostprijs aan te bieden. Ik zal transparant blijven over de investeringsstrategie van de Nederlandse overheid en in Europees samenwerkingsverband. Uiteraard zullen de overheidsinvesteringen worden meegewogen in prijsafspraken voor een vaccin, wanneer deze aan de ontwikkeling, productie of distributie daarvan hebben bijgedragen.
Hoeveel Nederlands overheidsgeld zit er in de verschillende trajecten voor vaccinontwikkeling?
Op dit moment zijn de volgende investeringen gemaakt of toegezegd:
Welke voorwaarden worden gesteld aan het beschikbaar gestelde overheidsgeld voor de ontwikkeling van een coronavaccin?
De onderhandelingen met CEPI zijn op dit moment gaande. Nederland neemt hierbij de principes zoals uiteengezet in het document «Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren» (opgesteld door de NFU) als leidraad. Overigens hanteert CEPI zelf al strenge eisen rondom beschikbaarheid en betaalbaarheid van een mogelijk vaccin.
Hoe gaat u de toegankelijkheid van een te ontwikkelen vaccin garanderen en welke afspraken worden hierover al gemaakt in lijn met de aangenomen motie-Hijink over voorkomen van monopolisering van een vaccin door één bedrijf of land?2
Op het moment dat een werkzaam vaccin beschikbaar komt zal het voldoen aan de wereldwijde vraag hoe dan ook een uitdaging worden, bijvoorbeeld qua productie en logistiek. Samenwerking zal van groot belang zijn, zowel privaat-publiek, als internationaal. Hier worden nu al de eerste gesprekken over gevoerd door het team Vaccinontwikkeling COVID-19, een duidelijke strategie zal verder worden ontwikkeld, mede door de speciale gezant vaccins dhr Sijbesma die door Nederland is aangesteld. De Nederlandse overheid is van mening dat samenwerking en gezamenlijke investeringen de snelste route zullen zijn naar een breed beschikbaar vaccin. Bijvoorbeeld gericht op het mogelijk maken van klinische studies, of het opschalen van productiecapaciteit. Echter, mochten door landen of private partijen onredelijke barrières worden opgeworpen die de beschikbaarheid belemmeren zal de Nederlandse overheid niet schromen om de haar beschikbare middelen in te zetten om deze barrières te slechten.
Het bijgesteld advies van het Capaciteitsorgaan ‘Capaciteitsplan 2011-2024’ en de opleidingscapaciteit van tandartsen |
|
Henk van Gerven |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Is het juist dat het Capaciteitsorgaan een bijgesteld advies heeft uitgebracht voor Medische en Tandheelkundige Vervolgopleidingen, omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek in zijn nieuwe Kernprognose bevolking 2019–2060 een extra bevolkingstoename van ruim 900.000 heeft geraamd?1
Vindt u deze ramingen adequaat?
Bent u bereid dit advies over te nemen met name ook met betrekking tot de jaarlijkse instroom van studenten geneeskunde en de instroom te handhaven op 2900 en deze niet te verlagen naar 2700 studenten?
Wilt u ook het advies overnemen om bij het toekennen van opleidingsplaatsen uit te gaan van de bovenkant van de bandbreedte aan instroom dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwe advies voorstelt? Zo neen, waarom niet?
Klopt het dat de huidige opleidingscapaciteit voor tandartsen 240 per jaar bedraagt?
Klopt het dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwste advies pleit voor een opleidingscapaciteit voor tandartsen van 359?
Is het juist dat u de instroom van mondzorgkunde en tandheelkunde in 2021 niet wilt uitbreiden, ondanks dat het Capaciteitsorgaan aangegeven heeft dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid om de vraag in de komende jaren aan te kunnen?2
Vindt u het wenselijk dat door het niet uitbreiden van de opleidingscapaciteit u zorgt voor een grotere tweedeling in de mondzorg, omdat een gebrek aan tandartsen en mondhygiënisten leidt tot minder goed bereikbare mondzorg voor de lagere sociaaleconomische groeperingen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Hoe is de capaciteit van zorgopleidingen wanneer deze moet worden aangepast gerelateerd aan het budget van OCW? Hoeveel extra geld is ermee gemoeid als de capaciteit voor tandartsen wordt uitgebreid conform het voorstel van het Capaciteitsorgaan?
Bent u bereid om uw besluit te heroverwegen en alsnog de capaciteit van mondzorgkunde en tandheelkunde uit te breiden op basis van het bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan en in lijn met de antwoorden op Kamervragen, waaraan men de hoop kon ontlenen dat het advies zou worden overgenomen? Zo neen, waarom niet?4
Het interview met speciaal gezant Sijbesma bij Buitenhof |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het interview met de speciaal gezant bij het programma Buitenhof waarin hij uitspraken doet over het testbeleid?1
Kunt u aangeven hoe het kan dat Nederland vanwege een restrictief testbeleid minder testmaterialen geleverd kreeg dan gewenst, terwijl bij eerdere verklaringen juist is aangegeven dat slechts beperkt getest kon worden vanwege een gebrek aan dat materiaal?
Betekenen de uitspraken van de speciaal gezant dat het restrictief testen in Nederland een beleidskeuze was en niet een gevolg van een tekort aan testen?
Hoeveel testmateriaal heeft Nederland in de afgelopen weken niet geleverd gekregen vanwege het restrictief testbeleid terwijl dit wel gewenst was?
Welke leveranciers van testmateriaal hebben Nederland vanwege restrictief beleid minder geleverd?
Welke gevolgen zijn er nu nog merkbaar van het feit dat Nederland eerder een restrictief testbeleid had? Had Nederland wel voldoende testmateriaal kunnen krijgen wanneer gekozen was om meer mensen te testen?
Welke tekorten of andere beperkingen zijn er op dit moment nog om voldoende te kunnen testen? Op welke wijze wordt dit opgelost?
Kunt u uw vragen uiterlijk beantwoorden in de wekelijkse coronabrief voorafgaand aan het debat in de Kamer?
Een noodfonds voor mensen werkzaam in de zorg |
|
John Kerstens (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur waarin aandacht was voor een steunfonds, opgezet voor zorgverleners die intensief werken met COVID-19-patiënten?1
Ja.
Is er vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport contact geweest met de initiatiefnemers van de Stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC)?
Ja.
Vindt u ook dat zorgverleners die in de huidige crisis extra risico’s lopen, een vangnet moet worden geboden?
Voor het antwoord op de gestelde vragen verwijs ik naar de toezegging die ik heb gedaan in de brief van 15 april jl. inzake COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Bent u het ermee eens dat zo snel mogelijk een steunfonds moet worden gerealiseerd voor (nabestaanden van) een brede groep zorgverleners, die als gevolg van hun werkzaamheden besmet raken met het coronavirus, worden opgenomen op de afdeling intensive care of komen te overlijden? Zo ja, ziet u mogelijkheden om bij het oprichten van een fonds voor zorgmedewerkers, zoals voorgesteld in de aangehouden motie van het lid Asscher, een samenwerking aan te gaan met de initiatiefnemers van ZWIC? Zo ja, hoeveel bent u bereid aan een steunfonds bij te dragen?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u ook dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid moet zijn voor de medewerkers in de zorg die door hun werk extra risico’s lopen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke kortst mogelijke termijn is het mogelijk een steunfonds te realiseren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het debat op 16 april beantwoorden?
Zie antwoord vraag 3.
Het mondiale tekort aan vaccinaties |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de opvattingen in het artikel «Coronavirus risks creating a lethal vaccine gap» dat het tekort aan vaccinaties een groot gezondheidsrisico vormt in de lage inkomenslanden?1
Ja. Daarbij geldt dat niet zozeer de aanvoer van vaccins maar het opschorten van vaccinatiecampagnes gezien wordt als het grootste gezondheidsrisico.
Kunt u aangeven welke 21 landen met tekorten dreigen te kampen en welke van deze landen in de Nederlandse focusregio’s liggen?
Genoemde lijst van 21 landen opgesteld door UNICEF was gebaseerd op een dreigende opschorting van intercontinentale vluchten en niet op beschikbare voorraden van vaccins in de betreffende landen. De meeste vluchten vonden echter alsnog plaats volgens schema. Momenteel is het niet zozeer de aanvoer van vaccins die immunisatie in een land in gevaar brengt, maar de opschorting van vaccinatiecampagnes in de betreffende landen zelf. Navraag bij GAVI leerde dat evenwel de volgende landen kampen met een dreigend vaccintekort: Ivoorkust; Pakistan; Uganda; Cambodia; Burundi; Tajikistan; Tsjaad.2
Kunt u bevestigen dat 13,5 miljoen mensen in de 14 armste landen binnen korte tijd zonder vaccins zitten? Zo ja, kunt u daarbij aangeven wat er wordt gedaan door Nederland en internationale organisaties om dit tekort aan vaccinaties aan te pakken?
De genoemde 13,5 miljoen mensen betreft de totale doelgroep die zou zijn bereikt met alle geplande grootschalige vaccinatiecampagnes voor de periode maart-december 2020 als er geen uitbraak van COVID-19 had plaats gevonden. Outreach activiteiten, waar gezondheidswerkers proactief gemeenschappen bezoeken om routinevaccinaties aan te bieden, zijn echter in meerdere landen vanwege de «lockdown» opgeschort.3 Veel gezondheidswerkers worden ingezet bij de COVID-19 respons. Waarschijnlijk zal het aantal niet volledig geïmmuniseerde kinderen verder oplopen, vanwege de opschorting van grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes en het gebrek aan voldoende gezondheidswerkers voor het uitvoeren van routinevaccinaties.
Nederland en internationale organisaties sporen regeringen aan om immunisatie programma’s te intensiveren zodra «lockdowns» worden versoepeld en zich bij het inhalen van de gemiste vaccinaties vooral te richten op de armste en meest kwetsbare kinderen.4
Kunt u aangeven hoe de maatregelen met betrekking tot »physical distancing» zoals afgekondigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), eraan bijdragen dat kinderen noodzakelijke vaccinaties mislopen? Hoe kan dat verholpen worden?
Vaccinaties worden beperkt door de noodzaak van «physical distancing» en door «lockdown» maatregelen in verschillende landen.5 Routinevaccinatie gebeurt nog wel op bescheiden schaal in gezondheidsklinieken onder strikte hygiëne en «physical distancing» maatregelen. Multilaterale actoren als UNICEF en GAVI, alsook NGOs en andere organisaties die actief zijn in vaccinatieprogramma’s, dienen zich aan deze nationale maatregelen te houden.
Meerdere instellingen staan klaar om grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes te ondersteunen zodra de «lockdown» op landenniveau wordt opgeheven. Hierbij gaat het om ondersteuning bij het herstel van gezondheidssystemen en om verhoging van de dekkingsgraad voor vaccinaties. Verder werken internationale partners aan het versterken van de «epidemic preparedness» van gezondheidssystemen in lage-inkomens landen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er bij de laatste uitbraak van ebola in 2014–2016 een veelvoud aan slachtoffers van ebola is gevallen aan de gevolgen van HIV, TBC en malaria? Worden dergelijke cijfers nu ook bijgehouden als gevolg van de adsorberende kracht die vanuit de bestrijding van COVID-19 uitgaat op de zorgsector, waardoor reguliere zorg ontbreekt?
Tijdens de 2014–2016 Ebola-epidemie in West Afrika is gebleken dat een gelijktijdige epidemie van een andere infectieziekte een vernietigend effect heeft op de mogelijkheid van gezondheidssystemen om reguliere gezondheidszorg te leveren. Er zijn naar schatting 10.600 mensen gestorven aan HIV, tuberculose en malaria, bijna zo veel als het sterftecijfer ten gevolge van Ebola zelf. Ook zijn er ten tijde van de Ebola epidemie ongeveer 2.5 keer zoveel mensen overleden aan mazelen dan aan Ebola. Aantallen en oorzaken voor sterfgevallen worden routinematig verzameld door nationale «health information systems». Een vergelijking van deze sterftecijfers ten tijde van de COVID-19 pandemie met sterftecijfers van de periode voor de COVID-19 zal de additionele sterftecijfers aan HIV, TBC en malaria aantonen.6
Bent u bereid beleid te maken en middelen in te zetten om het toenemend aantal slachtoffers van niet COVID-19 gerelateerde ziekten mede aan te pakken?
Nederland zet zich samen met andere partners in voor versterking van gezondheidssystemen in die landen waar SRGR tot de prioritaire thema’s behoort.
De respons op COVID-19 zet de vaak al fragiele gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden verder onder druk.7 Nederland geeft binnen het SRGR-programma nadrukkelijk aandacht aan de versterking van gezondheidssystemen juist om gezondheidsinstellingen in staat te stellen de noodzakelijke reguliere zorg te kunnen blijven bieden. Van het SRGR budget gaat 40% naar multilaterale organisaties zoals WHO, GFATM, GAVI, en UNFPA die zorgsystemen direct versterken. Nederland financiert daarnaast de Global Financing Facility (GFF), een initiatief van de VN en de Wereldbank waarin specifiek het versterken van nationale gezondheidssystemen centraal staat. Ook in de COVID-19 respons combineert GFF dit met reguliere versterking van gezondheidssystemen die nu extra onder druk staan. Daarmee draagt GFF bij aan het voorkomen van een grotere gezondheidscrisis.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande Schriftelijk Overleg Ontwikkelingssamenwerking?
Helaas is dit niet gelukt.
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
Het bericht ‘Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet»?1
Kunt u nader ingaan op de tijdlijn voor de ontwikkeling van de vorige week aangekondigde Corona-app? Wat is de reden dat op zaterdag, zonder dat dit is aangekondigd tijdens het debat op 8 april, een tender online werd geplaatst? Waarom is de deadline van die tender gezet op dinsdag 14 april 2020, 12:00 uur, net na Pasen?
Vindt u dit een realistische deadline voor experts en bedrijven om een gedegen reactie op de tender voor te bereiden? Hoe zijn de deadlines met betrekking tot de ontwikkeling van de app (18 april een publieke proef en eind van de maand gereed voor verspreiding) tot stand gekomen? Vindt u dit realistische deadlines om een app te ontwikkelen en te waarborgen dat de app aan alle in de tender beschreven uitgangspunten voldoet? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de uitgangspunten met betrekking tot de cyberveiligheid? Kunt u onderbouwen in hoeverre het onder deze strenge deadlines mogelijk is om een veilige app te bouwen?
Kunt u uitsluiten dat u reeds een voorkeur voor een bepaalde aanbieder van een Corona-app heeft? Is er de afgelopen weken reeds contact geweest met aanbieders van Corona-apps? Zo ja, welke?
Waarom vraagt de aanbesteding uitsluitend om reeds bestaande, uitontwikkelde en werkende oplossingen? Worden hiermee innovatieve oplossingen die op dit moment nog niet volledig zijn uitontwikkeld niet ten onrechte uitgesloten?
Hoe zijn de uitgangspunten in de tender tot stand gekomen? Waarom staat opensource niet als uitgangspunt in de tender, aangezien u tijdens het debat op 8 april jl.: «Open source: dat kan ik me ook heel goed voorstellen» zei?
Heeft u de brief van een groep van zestig wetenschappers en experts over de corona-apps gelezen? Bent u het ermee eens dat het vertrouwen van wetenschappers en experts in de apps van groot belang is voor de effectiviteit van de apps, indien deze worden ingezet? Wat doet u om dat vertrouwen te creëren?
Kunt u deze vragen voor het debat op donderdag 16 april beantwoorden?
De situatie in de verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u aangeven wat de huidige situatie in de verpleeghuizen is sinds de coronacrisis?1
Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 wordt in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
In mijn brieven van 15 april jl.2, 21 april jl.3, 6 mei jl.4 ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. In mei schatte het RIVM (peildatum 18 mei jl.) dat tot dan toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt 4.550 (peildatum 15 mei).6 Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM samen.
Op dit moment schat het RIVM (peildatum 6 juli jl.) dat tot nu toe bij ruim 8.400 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.800 mensen als overleden zijn gemeld.7
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we inzetten in de verpleeghuizen zodanig werken dat het aantal meldingen van nieuwe verpleeghuislocaties met minimaal één besmetting per dag afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen effect te sorteren. Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben. Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
Welke cijfers heeft u over de situatie in de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Komt er ook een aanpak voor de situatie in de verpleeghuizen, aangezien er een plan ligt voor de IC-capaciteit in de ziekenhuizen?
Mijn aanpak voor de verpleeghuizen spitste zich de afgelopen maanden toe op drie lijnen: (1) gefaseerde en gecontroleerde aanpassing van de bezoekregeling, (2) leren van elkaar en (3) innovatieve behandelmethodes.
In mijn brieven «COVID-19 update stand van zaken» aan uw Kamer heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de gecontroleerde en gefaseerde aanpak van de bezoekregeling. Inmiddels is de situatie zo dat er op voorhand geen beperkingen meer gelden voor het ontvangen van bezoek, noch wat betreft aantal bezoekers noch wat betreft de frequentie van bezoek. Indien er op een locatie sprake is van één of meer COVID-19 besmettingen dan is bezoek alleen mogelijk met toestemming van de beheerder.
In eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat zorgaanbieders die dat willen, ondersteuning kunnen krijgen. In mijn brief van 3 juni (Kamerstukken 25 295, nr. 386) ga ik in op «leren van elkaar». Ik heb daartoe de kenniscoalitie vormgegeven. Dat is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de GGD’en, ActiZ, de Antibiotica Resistentie (ABR)-zorgnetwerken, de Academische Werkplaatsen ouderenzorg en «Waardigheid en Trots op locatie».
Naast de voortdurende inspanningen om snel een vaccin tegen het coronavirus tot onze beschikking te hebben, werken vele onderzoekers aan innovatieve behandelingen tegen COVID-19. Dit type behandelingen kan hopelijk bijdragen aan een beter en sneller herstel en ervoor zorgen dat patiënten minder restschade overhouden na besmetting met het coronavirus. Ik wil waar nuttig en mogelijk ook dergelijke behandelingen verder helpen om er zo voor te zorgen dat behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar kunnen komen. Om die reden investeert het kabinet breed in corona gerelateerd onderzoek. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik toegelicht op welke manier het kabinet dat doet.
Kunt u een overzicht geven van het aantal vermoedelijke en vastgestelde besmettingen en overlijdens in verpleeghuizen sinds het begin van de coronavirus? Wat zijn de verschillende scenario’s bij een verdere toename van besmettingen in verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel beschermende middelen per week verstrekt zijn aan de verpleeghuizen en wat per week nodig is?
Verpleeghuizen kunnen via de webportal van het LCH aanvragen welke beschermingsmiddelen zij nodig hebben. Het LCH heeft aangegeven dat zij op dit moment kunnen voldoen aan de vraag en daarmee ook aan de vraag vanuit de verpleeghuizen. Op de webpagina8 van het LCH zijn gegevens te vinden over de bij het LCH beschikbare voorraad en de verwachte vraag. Op 6 april is het testbeleid aangepast en kunnen alle zorgmedewerkers met lichte klachten getest worden, waaronder de medewerkers van verpleeghuizen.
Kunt u de Kamer informeren hoe u meer beschermende middelen en testen inzet in de verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad over de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
De IGJ ontving ten aanzien van de verpleeghuiszorg ongeveer 90 corona gerelateerde meldingen bij het Meldpunt van de IGJ (voor meldingen van zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten) sinds 1 maart 2020. Deze meldingen hebben met name betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen, testbeleid en besmettingen. Daarnaast haalt de IGJ signalen op uit de sector door middel van belrondes naar bijna alle (bij IGJ bekende) zorgaanbieders van verpleeghuiszorg. Ook het Landelijk Meldpunt Zorg (voor vragen of klachten van burgers) ontvangt signalen.
Kunt u in uw wekelijkse update over het coronavirus uitgebreider ingaan op de situatie specifiek in de verpleeghuizen?
Ja. De afgelopen weken heb ik de Kamer wekelijks uitgebreid geïnformeerd over de situatie in de verpleeghuizen. Ondertussen heb ik u ook de brief «Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» gestuurd.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijkse update over de ontwikkelingen van het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wel met de opmerking dat de vragen en antwoorden ook in de reguliere Kamerdebatten en de daarvoor verstuurde brieven terugkomen.
De reportage over de “stille ramp in verpleeghuizen: de ouderen gaan hier één-voor-één dood” |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de reportage «Stille ramp in verpleeghuis: «de ouderen gaan hier één-voor-één dood»» van Nieuwsuur?1
Ja, ik ken deze reportage.
Deelt u de mening dat de signalen uit Nieuwsuur en andere kanalen de noodzaak aantonen van snellere en verdere actie om bewoners en medewerkers uit de verpleeghuissector, maar ook andere kwetsbare zorgsectoren zoals de gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, huisartsenzorg, geestelijke gezondheidszorg (ggz) en persoonsgebonden budget (pgb)-initiatieven (zoals ouder-/wooninitiatieven) te beschermen tegen het coronavirus?
Wat er in de genoemde sectoren gebeurt wat betreft besmetting is vreselijk en heeft sinds het uitbreken van de Coronacrisis mijn voortdurende aandacht. De signalen zijn mij ook bekend en voor de maatregelen die ik neem om bewoners en medewerkers van deze sectoren te beschermen tegen het coronavirus verwijs ik naar mijn brief van 15 april jl.2, 21 april jl.3 en 6 mei jl.4
Wat is de ontwikkeling van het aantal besmettingen in de afgelopen vier weken van cliënten en medewerkers in verpleeghuizen, absoluut en relatief aan de totale bevolking?
In mijn brieven van 15 april jl., 21 april jl., 6 mei jl. ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. De situatie met betrekking tot het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen is als volgt:
In onderstaand figuur is deze ontwikkeling weergegeven.
Van het aantal besmette medewerkers in verpleeghuizen is geen registratie beschikbaar. Binnen de meldplicht wordt alleen verzameld of iemand die positief getest is zorgmedewerker is, niet per sector. Er lopen wel initiatieven om het testen van zorgmedewerkers per sector beter te gaan volgen, zowel aantal positief geteste medewerkers als aantal geteste medewerkers. Ik heb het RIVM gevraagd deze cijfers te verkrijgen.
Voor de ggz heb ik navraag gedaan bij GGZ NL. Exacte cijfers uitgesplitst naar instelling (verpleeghuizen versus andere instellingen) zijn op dit moment niet beschikbaar. Wel is duidelijk dat het aantal besmette patiënten per regio sterk verschilt. Zo zijn er in Brabant in één instelling 30 patiënten die ook verpleegd worden op een corona unit. In het midden en noorden van het land is het aantal besmette ggz patiënten (nog) zeer beperkt. Waar het gaat om de besmettingen onder het personeel van ggz instellingen, moet ik mij verlaten op cijfers van de organisatie Vernet. Vernet beheert de ziekteverzuimgegevens van een groot aantal instellingen. Uit deze cijfers blijkt dat na een aanvankelijke stijging van het ziekteverzuim in de ggz bij de start van de corona-crisis, dit verzuim nu langzaam lijkt af te nemen.
Inzicht in het aantal besmettingen van cliënten en medewerkers in de thuiszorg is niet beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de woon- en ouderinitiatieven die gefinancierd worden met een pgb.
Wanneer heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de eerste signalen gekregen van gezondheidsrisico’s voor medewerkers en cliënten in verpleeghuizen en wanneer is daar welke actie op ondernomen?
De IGJ ontvangt via het Landelijk Meldpunt Zorg en het Meldpunt signalen van burgers en professionals in de zorg. Daarnaast is de IGJ in de eerste helft van maart begonnen met het uitvoeren van belrondes in verschillende sectoren om signalen op te halen. Vanaf 16 maart 2020 begon de IGJ meer signalen/telefoontjes te krijgen over corona. Dit waren er daarvoor slechts enkele per dag, verspreid over verschillende sectoren. De meeste signalen uit de sector haalt de IGJ op door middel van belrondes naar zorgaanbieders. Deze signalen deelt de IGJ op hoofdlijnen met het departement en met de verschillende veldpartijen en koepels. Dit geldt voor alle sectoren. Veel signalen gaan over de tekorten en communicatie omtrent gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en het realiseren van testen voor zorgmedewerkers.
Dit geldt breed voor de verschillende sectoren. Bij acute risico’s is gericht contact gezocht met de betrokken zorgaanbieders en zijn de signalen gericht gedeeld met het departement.
In hoeverre zijn er in verpleeghuizen pandemieprotocollen die vergelijkbaar zijn met die in ziekenhuizen? Zo nee, worden deze nog ontwikkeld?
De koepels van verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg geven aan dat er in de verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg geen vergelijkbare protocollen als in het ziekenhuis beschikbaar zijn omdat er sprake is van heel andere omstandigheden. Wel zijn er protocollen over het handelen bij epidemieën. Specifiek voor de COVID-19 pandemie hebben Verenso en de NVAVG een behandelrichtlijn opgesteld en is er een triageleidraad opgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer welke cliënt wel of niet naar het ziekenhuis wordt ingestuurd. Daarnaast zijn er bestaande protocollen voor de omgang met virussen en isolatie die passend zijn voor zorg thuis, in het verpleeghuis of in kleinschalige woonvormen (waaronder ook de met een pgb gefinancierde woon- en ouderinitiatieven).
Voor de wijkverpleging zijn geen vergelijkbare protocollen als in het ziekenhuis beschikbaar, omdat de omstandigheden in de wijkverpleging anders zijn. Er bestaan wel verschillende richtlijnen voor wijkverpleegkundigen die beschrijven hoe zij de zorg verantwoord kunnen continueren. Daarnaast wordt er kritisch bekeken welke zorg doorgaat en welke zorg in overleg met de cliënt wordt verminderd. Deze herorganisatie is onder andere nodig om cliënten die uit het ziekenhuis komen op te kunnen vangen. Voorop staat dat noodzakelijke zorg doorgaat. Niet noodzakelijke, uitstelbare zorg wordt niet altijd meer geleverd. Hoe vaak en welke zorg door blijft gaat, is maatwerk per cliënt. ActiZ, ZorgthuisNL en V&VN ondersteunen hun leden hierin.
Voor thuiszorg op basis van de Wmo 2015 zijn diverse richtlijnen ontwikkeld, waarin de aandachtspunten voor de uitvoering van verschillende vormen van ondersteuning in relatie tot Covid-19 worden weergegeven. De richtlijnen zijn beschikbaar via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nieuws/2020/04/16/zorg-voor-kwetsbare-mensen-die-thuis-wonen-nader-uitgewerkt. Voor wat betreft de woon- en ouderinitiatieven, via pgb gefinancierd, geldt dat deze niet op landelijke aanwijzing gesloten zijn. Het is aan de initiatieven zelf om de maatregelen te treffen die de veiligheid van de bewoners voldoende waarborgen.
Voor de huisartsen is veel informatie over hoe nu te handelen te vinden op de site van het NHG. Dit gaat zowel over specifiek de situatie nu ten tijde van COVID-19, als over wat te doen bij de uitbraak van een grootschalige infectieziekte in het algemeen. Zo hebben het NHG, de LHV, GGD GHOR Nederland en InEen een toolkit ontwikkeld voor grootschalige infectieziektenuitbraak. Deze kent ook verschillende stadia van een uitbraak met bijbehorend handelen, vergelijkbaar met de protocollen in de ziekenhuizen.
Voor de ggz geldt dat de partijen in de ggz (brancheorganisaties, beroepsorganisaties en patiëntenorganisaties) een specifieke richtlijn ggz en corona hebben opgesteld9. Deze richtlijn heeft tot doel om de psychiatrische en psychologische zorg en behandeling zoveel als mogelijk in aangepaste vorm voortgang te laten vinden, waarbij besmetting met COVID-19 wordt voorkomen. Er wordt in de richtlijn specifiek aandacht besteed aan het voorkomen van uitbreiding van besmetting op afdelingen in de klinische situatie. De richtlijn biedt ruimte om af te wijken, onder de voorwaarde dat goed hulpverlenerschap voorop blijft staan. Binnen de crisisstructuur voor de ggz zoals eerder aan uw Kamer gemeld, houden wij met elkaar de vinger aan de pols, zodat waar nodig aanvullende actie kan worden ondernomen.
Kunt u aangeven hoe er gehandeld zal worden als er in een verpleeghuis door ziekte onvoldoende medewerkers beschikbaar zijn en bezoek nog steeds niet toegelaten wordt?
Het saldo van het ziekteverzuim over week 9 tot en met week 19 bedraagt 0,37%in de VVT. Daar waar in de eerste weken sprake was een stijging, daalt het ziekteverzuim vanaf week 15 gestaag. Verpleeghuizen zorgen er op verschillende manieren voor voldoende personeel beschikbaar te hebben. Personeel dat normaliter op de dagbesteding werkt of in de thuiszorg kan nu deels worden ingezet voor de directe verzorging in de verpleeghuizen. Daarnaast worden mensen van buiten aangetrokken, met name herintreders, die zich beschikbaar stellen. Ook worden in regionaal verband afspraken gemaakt om bij te springen indien een verpleeghuis met onoverkomelijke personele problemen te kampen heeft. Dan kan het gaan om het uitlenen van personeel of het verplaatsen van cliënten naar collega-instellingen en/of zorghotels.
Het beschikbare personeel wordt in de wijkverpleging ingezet om zorg te bieden aan cliënten die dit het hardst nodig hebben. Er wordt ook gewerkt aan het inzetten van ander personeel om tekorten op te vangen. Via www.extrahandenvoordezorg.nl wordt het aanbod van mensen die in de zorg willen werken, gekoppeld aan organisaties die daarnaar op zoek zijn. Daarnaast steunt V&VN de inzet van extra handen in de wijkverpleging.
Voor thuiszorg is het uitgangspunt dat er zo lang mogelijk wordt ingezet op steun in de thuissituatie. Hierdoor wordt de druk op de medische zorg niet verder vergroot. In de landelijke richtlijnen die in het kader van de uitvoering van thuiszorg in relatie tot Covid-19 zijn opgesteld en door het RIVM zijn goedgekeurd, worden handvatten geboden voor de wijze waarop gehandeld kan worden indien door ziekte onvoldoende medewerkers beschikbaar zijn. De betreffende richtlijnen zijn beschikbaar via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nieuws/2020/04/16/zorg-voor-kwetsbare-mensen-die-thuis-wonen-nader-uitgewerkt.
De woon- en ouderinitiatieven die met een pgb uit de Wmo 2015 worden gefinancierd, zijn niet door mij gesloten. De initiatieven kunnen zelf maatregelen treffen om de veiligheid van de bewoners voldoende te waarborgen. Zodoende kunnen zij ook zelf oplossingen verzinnen m.b.t. de zorgcontinuïteit.
Huisartsen proberen gegeven de restricties die de COVID-19 crisis en bijbehorend beleid van social distancing met zich meebrengt zoveel mogelijk «normale» huisartsenzorg te blijven leveren. Dit gebeurt wel meer op afstand, met behulp van bijvoorbeeld (beeld)bellen. Ook zijn er veelal aparte spreekuren voor mensen met potentieel COVID-19 en doen huisartsen meer huisbezoeken. Mochten ondanks deze voorzorgmaatregelen voor de veiligheid van patiënten en zorgverleners toch onvoldoende medewerkers in de huisartsenpraktijk beschikbaar zijn, dan staan in de toolkit die huisartsen samen met de GGD/GHOR hebben ontwikkeld voor grootschalige infectieziekenuitbraak een aantal opschalingsstadia. Denk bijvoorbeeld aan het concentreren van de huisartsenzorg over minder praktijken, extra inzet van huisartsen op de huisartsenpost of het inzetten van een waarnemerspool.
De richtlijn ggz en corona, biedt handvatten voor de verantwoorde inzet van personeel. Zowel waar het gaat om de veiligheid van personeel met het oog op voorkomen van besmetting, als waar het gaat om de mentale ondersteuning van personeel gericht op toegenomen werkdruk door uitval van collega’s. Naar gelang de situatie zich in de ggz verder ontwikkelt, zal beleid worden bijgesteld binnen de sector en tussen veldpartijen.
Kunt u een tijdlijn geven van de ontwikkeling van richtlijnen vanuit de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) met betrekking tot verpleeghuizen met en zonder besmetting?
Voor zorgpersoneel buiten de ziekenhuizen zijn de volgende richtlijnen beschikbaar gekomen.
Kunt u aangeven hoe in deze richtlijnen de balans is gevonden tussen het borgen van de gezondheid van cliënten en medewerkers van verpleeghuizen en de verdeling van schaarse middelen?
In de richtlijnen van het RIVM wordt aangeven in welke situaties wel en niet beschermende middelen gebruikt dienen te worden om medewerkers en patiënten te beschermen (dus niet op basis van schaarste). Daarnaast ligt de nadruk op gepast gebruik van deze middelen waarbij wordt aangegeven welk type masker bij verschillende besmettingsrisico’s gebruikt dienen te worden. Doel is dat geen maskers gebruikt worden met een te hoog beschermingsniveau in relatie tot het besmettingsrisico.
Ook heeft het OMT aangegeven dat het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is en gelet op de schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen ook niet gewenst is.
In hoeverre heeft de aangekondigde uitbreiding van testcapaciteit daadwerkelijk geleid tot meer testen van medewerkers uit verpleeghuizen en is dat voorlopig voldoende?
Vanaf 6 april is het beleid voor testen op een COVID-19 besmetting verruimd. Ook zorgverleners en specifieke groepen buiten het ziekenhuis worden nu getest als ze klachten hebben (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg en GGZ). Dit heeft geleid tot het vaker testen van medewerkers van verpleeghuizen en de huidige testcapaciteit is voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen.
Kloppen de signalen van verpleegkundigenorganisatie NU»91 dat testprocedures vaak moeizaam verlopen en onduidelijk zijn? Zo ja, welke actie onderneemt u daarop?2
De testprocedure staat op de website van de RIVM. Die geeft duidelijk het testbeleid weer. De koepelorganisaties informeren hierover hun achterban. Daar waar onduidelijkheden zijn, informeer ik zorginstellingen. Dit gebeurt door het plaatsen van informatie de website van de rijksoverheid en via de koepelorganisaties. Voor verdere informatie en voor het verloop van het aantal afgenomen testen verwijs ik naar mijn brief van 15 april 202011, mijn brief van 21 april 202012, mijn brief van 6 mei 202013 en naar de informatie van de heer de Gouw van GGD-GHOR Nederland tijdens de technische briefing van 16 april 2020.
In hoeverre is de beperkte testcapaciteit meegenomen in het besluit van 19 maart jl. om bezoek aan verpleeghuizen te beperken en op welke wijze is daartoe advies van het RIVM meegenomen?
Het besluit van 19 maart jl. om verpleeghuizen preventief te sluiten voor bezoek is genomen om bewoners te beschermen en een groeiend aantal besmettingen in te dammen. Dit besluit is genomen na consultatie van het RIVM. De toen bestaande beperkte testcapaciteit heeft bij het nemen van dit besluit geen rol gespeeld.
Klopt het dat er sprake was van opstartproblemen met betrekking tot de verstrekking en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen bij verpleeghuizen?
Zoals in mijn brief van 15 april14 aangegeven was in het begin de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen sterk gebaseerd op het uitgangspunt dat patiënten vooral in de acute zorg (waaronder huisartsenzorg) terecht zouden komen. Hierbij was wel een deel van de middelen beschikbaar voor andere sectoren waaronder de verpleeghuizen. Inmiddels is het verdeelmodel van kracht waarbij het niet meer gaat om een verdeling over sectoren maar om een verdeling op basis van besmettingsrisico’s in bepaalde behandelsituaties. De implicatie hiervan is dat er meer mondmaskers (en andere beschermingsmiddelen) naar de langdurige zorg gaan.
Wat is de aanleiding geweest om nu te komen met een nieuw verdeelmodel van persoonlijke beschermingsmiddelen en is dit in lijn met het advies van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?
Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 15 april jl.15 waarin dit is aangegeven.
Zijn medewerkers in verpleeghuizen voldoende geïnstrueerd hoe beschermingsmateriaal op de juiste manier te gebruiken valt en zijn er voldoende faciliteiten op de locaties (zoals verkleedruimtes) om hier op een verantwoorde wijze gevolg aan te geven?
Er zijn op diverse plaatsen informatie en instructies beschikbaar over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals de factsheet op rijksoverheid.nl op de website van het RIVM, zorgvoorbeter.nl, het kennisplein gehandicaptenzorg en de sites van de koepels. Hiervan kan gebruik gemaakt worden bij het instrueren van de medewerkers in de zorg en maatschappelijke ondersteuning. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het zorgen voor voldoende faciliteiten om op verantwoorde wijze gevolg te geven aan de werkwijze.
Klopt het dat de richtlijn ten aanzien van een besmetting in een verpleeghuis voorschrijft dat een hele groep bewoners samen geïsoleerd wordt, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de hele groep reeds besmet is? Zo ja, lopen cliënten binnen een geïsoleerde groep die nog niet besmet zijn, dan geen onnodig risico op besmetting door deze vorm van groepsisolatie? Zijn hiervoor geen andere oplossingen mogelijk? Op welke wijze wordt deze aanpak meegenomen in de registratie van de sterftecijfers?
In het COVID-19 (behandel)advies van Verenso en de NVAVG van 16 april 2020 is aangegeven dat bij cohortering een duidelijke scheiding plaatsvindt van zieken en niet-zieken. Zoals in de technische briefing van 16 april 2020 is aangegeven kan een uitzondering gemaakt worden in het geval van een woongroep waar mensen veel onderlinge contacten hebben en de situatie vergelijkbaar is met die in een gezin. Dan kan het voorkomen dat de groep als geheel wordt geïsoleerd als men ervan uit kan gaan dat bij besmetting van een aantal van de bewoners ook de andere groepsleden besmet zullen zijn. Voor woon- en ouderinitiatieven die gefinancierd worden met een pgb uit de Wmo 2015, maken budgethouders en/of hun vertegenwoordigers hier onderling afspraken over.
De richtlijn ggz en corona biedt handvatten voor de wijze waarop patiënten met corona worden behandeld, inclusief de wijze van isolatie. Daarbij geldt voor intramurale patiënten dat op basis van het «toestandsbeeld» door de psychiater in afstemming met geneesheer-directeur beoordeeld wordt of: er een unit/ruimte binnen de eigen afdeling- of instelling gecreëerd wordt waar iemand in isolatie kan verblijven (bijvoorbeeld de eigen kamer), dat de patiënt naar een centrale corona-afdeling van de instelling wordt overgebracht.
Kunt u de vragen 3 tot en met 9, 12 en 14 tot en met 16 tevens beantwoorden voor andere kwetsbare zorgsectoren zoals de gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, huisartsenzorg, ggz en pgb-initiatieven (zoals ouder-/wooninitiatieven)?
Daar waar mogelijk zijn de vragen voor de sectoren gezamenlijk beantwoord. Waar nodig is dat apart per sector gedaan. Voor jeugdzorg worden de antwoorden hieronder gegeven.
Is er voldoende aanbod van het product zuurstof (of andere benodigde middelen in de behandeling van het coronavirus) in alle zorgsectoren, met name in de provincie Brabant? Zo nee, welke actie onderneemt u zodat zorgaanbieders hierover voldoende beschikking hebben?
Er is sprake van een aanzienlijke hoeveelheid benodigde middelen in de behandeling van het coronavirus, variërend van persoonlijke beschermingsmiddelen tot IC beademingsapparatuur. Signalen over benodigde middelen en producten waaraan een tekort ontstaat worden bij de verschillende zorgsectoren en de hiervoor reeds ingerichte regionaal werkende ROAZ-GGD-GHOR structuur opgehaald. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) speelt een centrale rol in de inkoop van de meeste benodigde middelen en de uitlevering daarvan. Waar nodig worden over specifieke middelen, waar bijvoorbeeld een regionale herverdeling mogelijk is, afspraken gemaakt met de betrokken zorgsectoren en leveranciers. Wat betreft zuurstof heeft overleg plaatsgevonden tussen VWS, LCH, brancheorganisaties, beroepsgroepen en leveranciers. Er bleek geen meerwaarde voor landelijke inkoop van zuurstof via het LCH en er bleek voldoende aanbod van het product zuurstof. Wel zijn door de partijen richtlijnen uitgewerkt waarmee de beschikbare zuurstofsystemen beter worden verdeeld over (COVID-19) patiënten met zuurstofbehoefte in ziekenhuizen, de thuissituatie en binnen instellingen. Dit proces wordt voortdurend gemonitord waarbij signalen van schaarste snel kunnen worden besproken en waar nodig actie kan worden ondernomen.
Zijn er voldoende eenduidige richtlijnen hoe om te gaan met mensen die lijden aan dementie en daarnaast besmet zijn met het coronavirus? Zo ja, zijn deze nationaal bekend? Zo nee, bent u bereid snel actie toe te ondernemen?
Ja die zijn er en ook nationaal bekend. Op diverse websites is informatie te vinden hoe een zorgprofessional kan omgaan met dementie en corona. Alzheimer Nederland heeft hier aandacht voor. Dementie.nl geeft tips en handreikingen hoe je om kunt gaan met mensen met dementie en een corona besmetting. Daarnaast geeft dementiezorgvoorelkaar.nl ook tips hoe om te gaan met dementie en corona.
Krijgt u signalen over kinderen die hun ouders uit het verpleeghuis willen halen om zelf te verzorgen maar dit niet kunnen vanwege de Wet zorg en dwang (Wzd)? Zo nee, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de sector en cliënten- en patiëntenorganisaties om hier flexibeler mee om te gaan gedurende deze crisissituatie? Klopt het dat de huisarts en thuiszorg geen verpleeghuisbewoners overnemen die besmet zijn met het coronavirus, en kinderen daarmee de volledige zorg moeten overnemen als zij hun ouders in huis opnemen? Zo ja, is daar een oplossing voor?
Ik krijg signalen van zowel zorgverleners als van familieleden dat zij worstelen met het dilemma of het verantwoord en veilig is om de zorg voor deze kwetsbare ouderen buiten het verpleeghuis voort te zetten. Ik begrijp heel goed de wens van de familie om hun naasten zo dichtbij als mogelijk te hebben. Tegelijkertijd is het niet in alle situaties mogelijk om zorg buiten het verpleeghuis veilig en verantwoord te organiseren. Dit thema komt uiteraard ook aan de orde in de gesprekken die ik wekelijks voer met zowel beroepsgroepen als cliënten- en patiëntenorganisaties.
Het uitgangspunt is dat de familie en de zorgaanbieder hier samen uitkomen. De zorgverlener licht de familie uitgebreid voor over wat het met zich meebrengt als men de bewoner uit het verpleeghuis mee naar huis neemt. Het komt geregeld voor dat de familie er dan van afziet. Toch kan de situatie zich voordoen dat de wens van de familie blijft bestaan, terwijl de behandelend arts het echt onverantwoord vindt als een bewoner het verpleeghuis verlaat. Het betreft hier immers zorg voor een kwetsbare groep ouderen die naast verzorging ook vaak complexe en hoogwaardige andere zorg nodig hebben die niet of moeilijk georganiseerd kan worden buiten de muren van het verpleeghuis. Dan kan het inderdaad zo zijn dat, tegen de wens van de familie in, de rechter verzocht wordt om een machtiging voor onvrijwillig verblijf af te geven. Op verzoek van Verenso heeft de KNMG hierover een notitie gemaakt waarin het afwegingskader voor dit dilemma wordt geschetst.16 Ik heb overigens geen concrete signalen ontvangen dat huisartsen of de thuiszorg weigeren de zorg over te nemen.
Bent u bekend met het initiatief de Sociale Benadering Digitaal, dat kwetsbare mensen (met dementie) thuis en in het verpleeghuis ondersteunt door middel van beeldbellen, groepsactiviteiten (dagopvang online) en een 24-uurskanaal en bent u bereid deze te ondersteunen, zodat meer mensen contact kunnen hebben met hun naasten en de buitenwereld?
Ja, ik heb via professor Anne-Mei Thé vernomen dat het initiatief de Sociale Benadering Digitaal is gestart in de gemeente ’s-Hertogenbosch en Amsterdam. Binnenkort starten ook de gemeente Amstelveen en organisatie Surplus. Door de inzet van tablets kunnen mensen met dementie blijven communiceren met dierbaren, lotgenoten en zorgprofessionals. Tevens wordt er via dit initiatief online dagopvang geboden middels een 24-uurskanaal. Ik juich dergelijke initiatieven voor kwetsbare groepen toe. Veel informatie over deze en andere initiatieven wordt door mijn ministerie verzameld en landelijk verspreid via factsheets en onze social kanalen. Ik zal dit initiatief hierin opnemen en actief verspreiden.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het nog in te plannen debat in de week van 20 april aanstaande?
Een groot deel van de gestelde vragen heb ik in mijn brieven van 15 april jl.17 en de brief van 21 april jl.18 en in de Kamerdebatten beantwoord. Hierbij ontvangt u separaat de complete set antwoorden.
De tekorten aan beschermende middelen bij zorginstellingen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u reageren op de berichtgeving dat zorginstellingen en fabrikanten klagen over de samenwerking tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)?1
Wat is de reden dat er twee weken gewacht is op een reactie van de Minister voor Medische Zorg op de eigen productie van mondkapjes in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat er veel bureaucratie is en er lang gewacht wordt met het doorhakken van knopen over de productie en verdeling van beschermingsmiddelen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het LCH? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat diverse leveranciers niet of nauwelijks reactie krijgen op aanbiedingen die ze weken geleden al hebben gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe groot is de capaciteit om binnengekomen beschermingsmiddelen te testen op kwaliteit? Op hoeveel locaties gebeurt dit en hoe is dat precies georganiseerd?
Klopt het dat het soms lang kan duren voordat de testresultaten worden teruggekoppeld aan leveranciers? Kan het voorkomen dat dit zo lang duurt dat de partij beschermingsmiddelen inmiddels al aan een ander land is verkocht?
Bent u bekend met signalen dat aanbiedingen van regelmatige aanvoer worden afgewezen? Kunt u uitleggen hoe vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hierin wordt geopereerd?
Waarom worden risico’s op dit moment vooral bij inkopers gelegd? Zou u niet meer garanties moeten bieden – zoals in Duitsland wel het geval is – zodat men er zeker van is dat ingekochte materialen ook daadwerkelijk afgenomen worden?
Klopt het dat het LCH zich met name op grote partijen richt, terwijl ook voor deze partijen geldt dat deze weggekaapt kunnen worden door andere landen? Kunt u dat toelichten?
Vind u het wenselijk en/of begrijpelijk dat zorginstellingen op grote schaal beschermende middelen bestellen buiten het Landelijk Consortium Hulpmiddelen om? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is op dit moment de concrete bijdrage van de chemische industrie en bijvoorbeeld asbestsaneringsbedrijven om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen? Waarom worden met deze sectoren geen dwingende afspraken gemaakt over het leveren van beschermingsmaterialen die ook hergebruikt kunnen worden?
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijke update over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Het gevolgde en te volgen protocol bij coronarepatriëringsvluchten uit niet-brandhaarden. |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de beelden die te zien zijn via Schipholwatch.nl, vlucht KL812 betreffen, op weg van Kuala Lumpur naar Schiphol en dat deze vlucht daar op 11 april om 7.00 uur verwacht werd?1 Zo nee, hoe zit het dan?
Ik kan niet onafhankelijk bevestigen dat de beelden die via Schipholwatch.nl te zien zijn, inderdaad de genoemde vlucht uit Kuala Lumpur betreffen. Wel kan ik bevestigen dat op 11 april een repatriëringsvlucht uit Kuala Lumpur is aangekomen op Schiphol, met daarin 285 passagiers en 13 bemanningsleden, waarvan 9 cabine crew aan boord. De geldende internationale richtlijnen en regelgeving met betrekking tot de luchtvaartsector zijn daarbij nageleefd.
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) heeft op 26 maart jl. richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus. EASA beveelt luchtvaart- maatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar te beperken om het risico op besmetting door en van passagiers te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen.3 Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen.
Het RIVM concludeert dat er duidelijke richtlijnen beschikbaar zijn en dat de risico’s op een besmetting van vliegend personeel beperkt worden door onder andere goede ventilatie en luchtfiltersystemen in vliegtuigen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een minimum. Het RIVM heeft geen norm gesteld voor het aantal passagiers dat is toegestaan.
Mijn beeld is dat de richtlijnen van het RIVM en EASA worden gerespecteerd door de luchtvaartmaatschappijen. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren waardoor onder meer de service aan de passagiers is aangepast. Ook worden bemanningsleden uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoentjes.
In aanvulling op de richtlijnen aan de luchtvaartmaatschappijen geldt sinds 17 april 2020 dat reizigers uit hoog-risicogebieden voor vertrek een verklaring in moeten vullen met vragen over gezondheidsklachten die passen bij COVID-19. Indien geen gezondheidsverklaring kan worden getoond omdat de passagier klachten heeft die passen bij COVID-19, zal de toegang tot de vlucht moeten worden ontzegd. Daarnaast krijgen reizigers uit hoog-risicogebieden het dringende advies om 14 dagen quarantaine in acht te nemen na aankomst in Nederland.
Op dit moment overweegt het kabinet geen nieuwe maatregelen, maar we monitoren de situatie nauwlettend.
Kunt u aangeven hoeveel passagiers en bemanning aan boord van het betreffende vliegtuig waren en op welke wijze RIVM-maatregelen met betrekking tot «voldoende bescherming bieden aan cabinepersoneel» zijn toegepast?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een langdurig verblijf in de beperkte ruimte die een vliegtuig biedt, met een groter aantal passagiers dan de RIVM-normen normaal toestaan een reëel besmettingsgevaar oplevert voor de passagiers, de bemanningsleden, personeel dat werkzaam is op Schiphol en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke nieuwe maatregelen overweegt u dan?
Zie antwoord vraag 1.
Overweegt u (andere) quarantainemaatregelen of -voorschriften voor coronarepatriëringsvluchten uit niet-brandhaarden? Zo ja, hoe gaan deze eruitzien?
De repatriëringsvluchten in het kader van het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland worden uitgevoerd conform dezelfde richtlijnen en regelgeving als andere commerciële vluchten. Ook voor deze vluchten geldt het beleid zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Hoe verhoudt het protocol van de repatriëringsvluchten zich met het protocol dat gebruikt wordt voor de vluchten van arbeidsmigranten, met name op het gebied van handhaving van de 1,5 meterregel?3
Ook voor het uitvoeren van commerciële vluchten met bijvoorbeeld arbeidsmigranten geldt dat deze worden uitgevoerd conform dezelfde richtlijnen en regelgeving als andere commerciële vluchten. Ook voor deze vluchten geldt het beleid zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Het bericht ‘Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen» van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?1
Bent u het met de KNMG eens dat van hulpverleners niet gevraagd en verwacht mag worden dat zij zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen zorg verlenen aan (vermoedelijk) met COVID-19 besmette patiënten?
Bent u het eens met de conclusie van de KNMG dat de risico’s voor hulpverleners op dit moment te groot zijn?
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en separaat (dus niet enkel en alleen in uw volgende «coronabrief») beantwoorden?
Tekorten van medische hulpmiddelen in de langdurige zorg |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg, in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) uitgevoerde inventarisatie onder haar leden in de care sector naar tekorten aan medische hulpmiddelen?
Hoe denkt u het huidige tekort aan handschoenen per direct op te lossen, aangezien geconcludeerd kan worden dat de grootste tekorten ontstaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen?
Welke maatregelen heeft u getroffen om een tekort te voorkomen aan schorten, mondmaskers en desinfecterende vloeistoffen en per welke datum worden de voorraden aangevuld, aangezien bij deze beschermingsmiddelen de komende tijd de grootste stijgingen van tekorten worden verwacht?
Zijn er op dit moment al zorgmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten uitvoeren omdat er te laat is gereageerd op de dreigende tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Gaat het onderhandelingstraject ten koste van de bescherming van zorgmedewerkers die hierdoor onbeschermd hun werk moeten doen, gezien veel leveranciers ervaren dat ze ontzettend lang moeten onderhandelen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de prijs?
Het bericht ‘Een op de vier medewerkers in verpleeghuizen Nijmegen besmet met corona’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Een op de vier medewerkers in verpleeghuizen Nijmegen besmet met corona»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Herkent u het beeld dat daarin wordt geschetst dat grofweg 25 procent van de verpleeghuismedewerkers in de regio Nijmegen is besmet met het coronavirus?
Ik heb het artikel gelezen waarin is aangegeven dat verpleeghuismedewerkers van 17 verpleeghuiszorglocaties in de regio Nijmegen met milde klachten zijn getest. Aangegeven is dat van de helft van de 450 geteste medewerkers de onderzoeksresultaten bekend waren en hiervan was ca. 25 procent besmet.
Heeft u inzicht in hoe het beeld omtrent besmettingen van medewerkers in de verpleeghuissector in de rest van Nederland is? Zo ja, wilt u dat met de Kamer delen? Zo nee, bent u dan bereid een dergelijk inzicht (door middel van nader onderzoek) per direct te verwerven en te delen?
Nee, ik beschik niet over landelijke informatie omtrent besmettingen van medewerkers in de verpleeghuissector. Binnen de meldplicht wordt alleen verzameld of iemand die positief getest is zorgmedewerker is, dit is niet onderverdeeld per sector. Er lopen wel initiatieven om het testen van zorgmedewerkers per sector beter te gaan volgen, zowel het aantal positief geteste medewerkers als het aantal geteste medewerkers.
Ik beschik wel over cijfers van het ziekteverzuim in de VVT (verpleeghuiszorg en thuiszorg gezamenlijk).2 Over de periode van week 9 tot en met week 15 ligt het ziekteverzuim in de VVT 1,89% hoger, dan in dezelfde periode vorig jaar. Ook in de andere sectoren zien we van een toename van het ziekteverzuim over deze periode; gehandicaptenzorg (+1,36%), ziekenhuizen (+0,88%) en voor de GGZ (+0,88%). Uit de cijfers blijkt dat het ziekteverzuim in week 13, 14 en 15 gedaald is. Er zijn in die weken dus minder zieke medewerkers.
Wat is volgens u de verklaring van het hoge percentage besmette verpleeghuismedewerkers? Bent u van oordeel dat de tot nu toe geldende richtlijnen omtrent het gebruiken van beschermingsmiddelen, het gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen, het in zeer beperkte mate testen van medewerkers in verpleeghuizen en/of de tot nu toe van kracht zijnde instructie dat medewerkers met milde klachten en zolang ze geen koorts hebben aan het werk dienen te blijven, aan die hoge besmettingsgraad hebben bijgedragen?
Het RIVM geeft aan dat er voor het toenemend aantal meldingen van COVID-19 in de verpleeghuizen meerdere redenen kunnen zijn. De kans op verspreiding in de verpleeghuizen is hoog, mede vanwege de gesloten setting, het langdurig verblijf en het intensieve contact tussen bewoners en zorgpersoneel en tussen bewoners onderling. Ook kan het te maken hebben met het feit dat bij mensen met dementie hygiëne maatregelen lastiger te handhaven zijn. Omdat er dus veel factoren een rol kunnen spelen is het lastig om precies aan te geven wat de oorzaak is van de stijging van de meldingen in verpleeghuizen en welke factoren in welke mate hieraan hebben bijgedragen, zowel wat betreft bewoners als medewerkers. Wel geeft het RIVM aan dat het aantal besmette verpleeghuislocaties nauwelijks toe neemt ten opzichte van vorige weken. De bezoekersregeling lijkt effectief.
Is er naar uw mening een verband tussen de hoge besmettingsgraad van medewerkers in verpleeghuizen en het aantal coronabesmettingen onder bewoners van verpleeghuizen en dus (mogelijk) ook tussen het in bovenstaande vraag genoemde beleid en laatstbedoelde besmettingen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid tot aanpassing van uw beleid op een of meerdere genoemde punten in de vierde vraag? Zo ja, vanaf wanneer? Zo nee, waarom niet?
Met het inmiddels geïntensiveerde testbeleid verwacht ik dat wordt bijgedragen aan de beperking van het ziekteverzuim.
Kunt u garanderen dat bij het bijvoorbeeld aanscherpen van de richtlijnen rondom het gebruik van beschermingsmiddelen voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zullen zijn?
In mijn brief van 15 april 20203 (en de brieven over de stand van zaken omtrent Corona-beleid) heb ik de maatregelen aangegeven die moeten bijdragen aan het tekort van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Komt naar uw mening aanpassing van het «ziekmeldingsbeleid» feitelijk neer op de volgende keuze tussen twee kwaden: eerder mogen ziekmelden betekent minder beschikbare personeelsleden en dus mogelijk minder zorg voor bewoners, terwijl handhaving van de regels leidt tot onacceptabel hoge besmettingspercentages onder medewerkers en mogelijk meer risico voor bewoners? Hoe gaat u dit dilemma oplossen?
Het «ziekmeldingsbeleid» is al enige tijd als volgt: een zorgmedewerker met symptomen van COVID-19 (hoesten en/of neusverkouden en/of koorts) kan direct getest worden. Totdat de testuitslag bekend is blijven medewerkers met koorts thuis. Medewerkers zonder koorts blijven bij voorkeur thuis of gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen zodat de medewerker de cliënt niet besmet. Op deze manier wordt de zorgverlener als de cliënt beschermd. Daarnaast is het aan zorgaanbieders om te zorgen voor voldoende personeel. Overigens werken zorgaanbieders zelf ook aan andere oplossingen, zoals onder andere het versneld opleiden van nieuwe zorgverleners en het inzetten van zorgverleners die door het sluiten van de dagbesteding daar niet meer kunnen werken.
Tot hoeveel extra medewerkers in verpleeghuizen heeft het door het vorige kabinet daarvoor uitgetrokken geld inmiddels geleid?
De extra impuls van € 2,1 miljard voor de verpleeghuiszorg om de zorgaanbieders in staat te stellen om aan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg te voldoen, wordt in deze kabinetsperiode in tranches beschikbaar gesteld (2018–2021). In de derde voortgangsrapportage «Thuis in het verpleeghuis»4 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken. De eerstvolgende voortgangsrapportage informeer ik u over de nieuwe cijfers.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en separaat (dus niet enkel en alleen in uw volgende «coronabrief») beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Zorgpersoneel op de Veluwe neemt ontslag uit angst voor corona: ‘Enorm gebrek aan beschermingsmiddelen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgpersoneel op de Veluwe neemt ontslag uit angst voor corona: «Enorm gebrek aan beschermingsmiddelen»1
Ja.
Hoe kijkt u in het licht van bovenstaand bericht terug op uw uitspraken over beschermingsmiddelen tijdens de persconferentie van afgelopen dinsdag, 7 april? Kunt u zich voorstellen dat die uitspraken door zorgmedewerkers die «in de frontlinie, maar zonder geweer», zoals zij het zelf uitdrukken, hun werkzaamheden moeten verrichten, als een klap in hun gezicht zijn ervaren?
Ik ben hier tijdens het Kamerdebat van 8 april op ingegaan. Ik heb daarbij aangegeven dat mijn antwoord op de vraag over persoonlijke beschermingsmiddelen in relatie tot de zorgplicht die tijdens de persconferentie werd gesteld ongelukkig was, in de zin dat het voeding gaf aan een misverstand. Ik was en ben me er volledig van bewust dat de zorg over voldoende bescherming sterk speelt onder zorgpersoneel en we zetten dan ook alles op alles om te zorgen voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het verdelingskader voor persoonlijke beschermingsmiddelen is op 13 april aangepast op basis van besmettingsrisico’s in de verschillende zorgsituaties, juist ook buiten het ziekenhuis. We zien dit in de feitelijke verdeling ook terug.
Er is op dit moment geen schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen. Zorgaanbieders kunnen deze inkopen bij de eigen leveranciers en als deze niet meer kunnen leveren, kunnen zij een aanvraag doen bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het LCH koopt persoonlijke beschermingsmiddelen in en zorgt voor de verdeling hiervan op landelijk niveau. Alle zorginstellingen, ook de verpleeghuizen, kunnen hier een beroep op doen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt bij hoeveel meldingen er komen van verpleeghuizen die geen persoonlijke beschermingsmiddelen hebben en daardoor geen goede zorg kunnen verlenen. Volgens deze registratie hebben zich geen situaties voorgedaan dat er geen beschermingsmiddelen beschikbaar waren en de RIVM-richtlijnen niet gevolgd konden worden.
Bent u het met de woordvoerder van branche-organisatie Actiz eens dat «het voortdurende tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen in de ouderenzorg onacceptabel is»?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat zorgmedewerkers, ten einde raad vanwege het gebrek aan beschermingsmiddelen, geen andere oplossing zien dan ontslag te nemen uit het vak waar ze met zoveel bezieling voor hebben gekozen? Wat zou u tegen hen willen zeggen?
Er zijn op dit moment nog geen betrouwbare gegevens over de uitstroom van personeel in het tweede kwartaal van 2020. Het wordt ook niet structureel bijgehouden wat de reden is om de zorgsector te verlaten. Wel zijn gegevens over het ziekteverzuim bekend. De eerste weken na de uitbraak van COVID-19 is het ziekteverzuim gestegen, met circa 2 procentpunt ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Daarna is het verschil met het voorgaande jaar weer geleidelijk afgenomen. Van een verhoogd ziekteverzuim is nu nauwelijks nog sprake.
Gegeven de toenemende zorgvraag is het van belang dat de zorg het personeel goed weet te binden. Goed werkgeverschap is daar uitermate belangrijk bij. Via het actieprogramma Werken in de Zorg en ook het programma Thuis in het Verpleeghuis ondersteun ik dat met een regionale aanpak en specifieke regelingen als Sectorplan Plus en Sterk in je Werk.
Vindt u dat de zorgsector het zich, tegen de achtergrond van het grote personeelstekort waarvan voor de corona-crisis al sprake was, kan veroorloven om op deze wijze afscheid te nemen van haar mensen? Hoe gaat u voorkomen dat dit vaker gaat gebeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Herkent u dat er, behalve van een groot tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, ook sprake is van een in bedoeld artikel genoemde «enorme bureaucratie» om zorgmedewerkers te testen, zodat dit «uiterst traag» verloopt als ook dat ook díe werkelijkheid in schril contrast staat tot de op de persconferentie van 31 maart gewekte en door een bestuurder van een zorginstelling in bedoeld artikel verwoorde verwachting dat zorgmedewerkers uit (onder meer) de verpleeghuissector met ingang van 6 april getest konden worden?
Per 6 april is het testbeleid gewijzigd Dit houdt onder andere in dat alle zorgverleners met COVID-19 klachten laagdrempelig kunnen worden getest. In het begin moest de uitvoering hiervan op gang komen.
Per 1 juni is het mogelijk dat iedereen met (lichte) klachten getest kan worden. De uitslag wordt binnen 48 uur bekend gemaakt. Tot de uitslag bekend is blijft de persoon met klachten thuis. Dit geldt ook voor zorgmedewerkers. Als de uitslag negatief is, kan de zorgmedewerker weer werken met in achtneming van de algemene hygiëne richtlijnen.
Bent u bereid op zo kort mogelijke termijn een einde te maken aan bedoelde bureaucratie, zodat de op bedoelde persconferentie bij zorgmedewerkers gewekte verwachtingen ook onverkort kunnen worden waargemaakt?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent en erkent u met de woordvoerder van branche-organisatie Actiz dat «de zorg voor met corona besmette ouderen, zowel in verpleeghuizen als thuis, dreigt vast te lopen»? Hoe gaat u dat voorkomen?
Wij zetten zoals gezegd alles op alles om ervoor te zorgen dat zorgmedewerkers met het nieuwe testbeleid en met persoonlijke beschermingsmiddelen volgens de richtlijnen van het RIVM op een veilige manier hun werk kunnen doen.
Wanneer is de uitvoering van de 8 april jongstleden aangenomen motie van de leden Asscher (PvdA) en Ellemeet (GroenLinks)2 om in zaken als hier aan de orde gesteld centrale regie te nemen en voeren, een feit?
Met het testbeleid van 6 april en met het nieuwe verdeelkader voor persoonlijke beschermingsmiddel van 13 april in combinatie met de eerdere oprichting van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen heb ik hier invulling aan gegeven.
Per 1 juni is het mogelijk dat iedereen met (lichte) klachten getest kan worden. De uitslag wordt binnen 48 uur bekend gemaakt. Tot de uitslag bekend is blijft de persoon met klachten thuis. Dit geldt ook voor zorgmedewerkers. Als de uitslag negatief is, kan de zorgmedewerker weer werken met inachtneming van de algemene hygiëne-richtlijnen.
Wat betreft de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen geldt dat hier op dit moment geen sprake is van schaarste. Zorgaanbieders kunnen deze inkopen bij de eigen leveranciers en als deze niet kunnen leveren, kunnen zij een aanvraag doen bij het LCH. Het LCH koopt persoonlijke beschermingsmiddelen in en zorgt voor de verdeling hiervan op landelijk niveau. Alle zorginstellingen, ook de verpleeghuizen, kunnen hier een beroep op doen. De IGJ houdt bij hoeveel meldingen er komen van verpleeghuizen die geen persoonlijke beschermingsmiddelen hebben en daardoor geen goede zorg kunnen verlenen. Uit deze registratie is gebleken dat zich geen situaties hebben voorgedaan dat er geen beschermingsmiddelen beschikbaar waren en de RIVM-richtlijnen niet gevolgd konden worden.
Gegeven het feit dat de kennis over het virus nog sterk in ontwikkeling was en er zeker in het begin sprake was van schaarste aan beschermingsmiddelen en testcapaciteit begrijp ik goed dat zorgmedewerkers vaak in onzekerheid verkeerden of ze goede en veilige zorg konden blijven verlenen. Datzelfde geldt voor werkgevers gegeven hun verantwoordelijkheid. Bij een (ervaren) tekort aan beschermingsmiddelen was en is het belangrijk dat medewerkers dit met hun werkgever bespreken. Biedt dit gesprek geen uitkomst, dan kunnen professionals dit melden bij de Inspectie SZW en/of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk, separaat (dus niet in een eerstvolgende «coronabrief»), beantwoorden? Wilt u datzelfde ook doen met de door vragensteller d.d. 6 april ingediende vragen naar aanleiding van het bericht «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming»?
Helaas is dit niet gelukt.
De schriftelijk vragen «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming» (2020Z06302) zijn inmiddels beantwoord middels de brief COVID-19 – Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 277).