Het bericht dat de NPO de privacy van website bezoekers schendt |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «CBP: publieke omroep schendt privacy van bezoekers websites «?1
Ja.
Deelt u de mening van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) dat de publieke omroep de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt omdat in een groot aantal gevallen niet vooraf om toestemming gevraagd wordt voor de verwerking van persoonsgegevens door middel van het plaatsen van zogeheten tracking cookies?
Het CBP houdt als zelfstandig bestuursorgaan onafhankelijk toezicht op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of in een concreet geval sprake is van een verwerking van persoonsgegevens in strijd met de Wbp.
Hoe verhouden deze bevindingen van het CBP zich tot het wetsvoorstel voor wijziging van de Telecommunicatiewet (wijziging artikel 11.7a)2?
In artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is een rechtsvermoeden opgenomen, dat inhoudt dat bij het gebruik van tracking cookies het vermoeden geldt dat daarbij persoonsgegevens worden verwerkt, waardoor ook aan de Wbp moet worden voldaan.
Het rechtsvermoeden geldt momenteel voor het gebruik van cookies dat tot doel heeft gegevens over het gebruik van verschillende diensten van de informatiemaatschappij door de gebruiker of de abonnee te verzamelen, combineren of analyseren voor commerciële, charitatieve of ideële doeleinden. Het rechtsvermoeden wordt in het wetsvoorstel dat nu ter behandeling in de Tweede Kamer ligt aangescherpt, zodat het rechtsvermoeden er niet langer onbedoeld voor zorgt dat voor cookies die geen of geringe gevolgen voor de privacy hebben, op grond van de Wbp ondubbelzinnige toestemming moet worden gevraagd.
De discussie tussen NPO en CBP lijkt te draaien om de vraag of een verzameling websites kan worden gezien als een enkele dienst van de informatiemaatschappij. Met het begrip dienst van de informatiemaatschappij worden bijvoorbeeld websites en applicaties (apps) bedoeld, maar ook een reclamebanner die op een website wordt getoond is een dienst van de informatiemaatschappij. Dat een partij verantwoordelijk is voor meerdere websites betekent niet dat deze verzameling websites één dienst van de informatiemaatschappij vormt.
Voor de vraag of een bepaalde cookie onder het rechtsvermoeden voor tracking cookies valt, is onder de aangescherpte formulering echter niet alleen van belang of gegevens over één of meerdere diensten van de informatiemaatschappij worden verzameld: een cookie valt pas onder het rechtsvermoeden als de daarmee gegenereerde gegevens worden verzameld om bezoekers verschillend te kunnen behandelen. Een partij die het gebruik van meerdere diensten van de informatiemaatschappij in kaart brengt valt dan ook alleen onder dit rechtsvermoeden, als deze partij geen maatregelen neemt om te voorkomen dat met de via deze cookies vergaarde gegevens profielen van gebruikers worden gemaakt op basis waarvan gebruikers verschillend behandeld kunnen worden. Die mogelijkheid kan worden uitgesloten door interne afspraken, of – als derden worden ingeschakeld voor de verwerking van de met de cookies vergaarde informatie – in een bewerkersovereenkomst.
Cookies die door dergelijke afspraken niet kunnen worden gebruikt om gebruikers verschillend te behandelen (bijvoorbeeld analytic cookies die daadwerkelijk alleen worden gebruikt om inzicht te krijgen in de kwaliteit en effectiviteit van websites) vallen dus niet onder het rechtsvermoeden, ook niet als zij gegevens verzamelen over meerdere diensten van de informatiemaatschappij.
Hoe beoordeelt u het interpretatieverschil tussen enerzijds de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), die ontkent dat het om tracking cookies gaat omdat het surfgedrag alleen gevolgd wordt zolang de bezoeker op NPO-sites blijft, en anderzijds het CBP, die de websites van de NPO ziet als afzonderlijke websites waardoor er sprake zou zijn van tracking cookies?
Zie antwoord vraag 3.
De Nederlandse Publieke Omroep die stelselmatig met honderden websites de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt |
|
Bart de Liefde (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het bericht «CBP: publieke omroep schendt privacy van bezoekers websites»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving over het rapport over de Nederlandse Publieke Omroep (hierna: NPO) dat het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: CBP) heeft opgesteld. Het CBP ziet als zelfstandig bestuursorgaan toe op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens. Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over een besluit van een onafhankelijke toezichthouder in een individueel geval.
De NPO verschilt op enkele punten met het CBP van mening over de wijze waarop de wet op de situatie van de NPO moet worden toegepast. Wel heeft de NPO naar aanleiding van het rapport van het CBP maatregelen genomen. Zoals gezegd is het niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de vraag of de NPO daarmee in overeenstemming met de Wbp handelt, dat is aan het CBP.
Wat vindt u van het stelselmatig overtreden van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) door de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)? Wat gaat u ondernemen richting de NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat blijkens de diverse onderzoeken van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) de NPO al bijna drie jaar lang slecht uitvoering geeft aan de Wbp, eerst door het opwerpen van cookiemuren, vervolgens door op onjuiste en/of onduidelijke wijze toestemming te vragen aan bezoekers van de honderden NPO-websites en nu door het zonder toestemming vooraf al plaatsen van trackingcookies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen tegen de recidiverende NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van het feit dat de NPO zich niet aan de wet houdt en haar eigen belangen laat prevaleren boven de privacy van bezoekers van websites van de NPO?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de NPO het goede voorbeeld moet geven en op consistente, transparante en eenvoudige wijze vooraf om toestemming moet vragen voor het plaatsen van onder andere tracking cookies? Zo ja, bent u van mening dat de NPO dat nu doet? Zo nee, gaat u de NPO verzoeken te stoppen met het stelselmatig overtreden van de Wbp?
Net als elke andere website dienen de websites van de publieke omroep in overeenstemming met de wet te zijn.
Kunt u het CBP-onderzoek voorzien van een kabinetsreactie naar de Kamer sturen zodat het na het zomerreces gelijktijdig met de aangekondigde nieuwe cookiewet behandeld kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 1 tot en met 4 geeft het kabinet geen oordeel over besluiten van een toezichthouder in individuele gevallen. Naar aanleiding van de publicatie op NRC.nl heeft het CBP het rapport op 8 juli openbaar gemaakt via http://www.cbpweb.nl/Pages/pb_20140708_npo-cookies-publieke-omroep.aspx.
Sluikreclame op scholen |
|
Henk van Gerven (SP), Jasper van Dijk (SP), Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Voorlichting voedselbedrijven op scholen lijkt op sluikreclame»?1
Het bericht heb ik met interesse gelezen en geeft goed aan welk standpunt Foodwatch heeft ten aanzien van de huidige afspraken binnen de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.
Deelt u de mening van Foodwatch dat de «voorlichting» van voedselbedrijven wettelijk verboden moet worden omdat deze neerkomt op sluikreclame?
Nee. De verantwoordelijkheid voor het verstandig omgaan met reclame gericht op kinderen ligt momenteel bij de industrie en mediapartijen. De voedingsmiddelenindustrie en mediapartijen reguleren dit zelf door middel van de afspraken in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. De huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen beschrijft wat wel en niet mag richting het onderwijs en de kinderopvang en heeft als uitgangspunt dat reclame op kinderdagverblijven en scholen niet geoorloofd is. Hiervan wordt uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne die plaats vindt met instemming van de overheid en/of een andere erkende autoriteit op het terrein van voeding, gezondheid en/of beweging. Door goedkeuring van een onafhankelijke instantie zoals het Voedingscentrum wordt voorkomen dat er sprake is van sluikreclame. Aan deze afspraak hebben de industrie en media zich gecommitteerd en met deze afspraak geven deze partijen aan deze verantwoordelijkheid te willen en kunnen dragen.
Deelt u de mening dat het misleidend is als voedselbedrijven zogenaamd voorlichting geven, terwijl zij in werkelijkheid reclame maken voor hun producten?
Het is niet wenselijk als bedrijven door middel van voorlichting ongeoorloofd reclame maken voor voedingsmiddelen en zich hierbij niet houden aan de strekking van de afspraken in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Zelfregulering kan alleen functioneren als de zelfregulerende bedrijven zich hier aan houden. Als een erkende autoriteit zoals het Voedingscentrum echter akkoord is met vorm en inhoud van de voorlichting, zoals omschreven in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, kan er geen sprake zijn van misleiding.
Hoe oordeelt u over de Ronald McDonald Shows, waarbij het bedrijf langskomt op scholen om kinderen «les te geven»? Vindt u dit aanvaardbaar?
De huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen beschrijft wat de voedingsmiddelenindustrie wel en niet mag richting het onderwijs en de kinderopvang. Het is hierbij in ieder geval belangrijk dat de gemaakte afspraken ook worden nageleefd. De activiteiten die door de industrie worden uitgevoerd, dienen volledig overeen te komen met de gemaakte afspraken. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de industrie.
De Reclamecode voor Voedingsmiddelen biedt partijen momenteel veel ruimte om hier op een eigen wijze invulling aan te geven. Bovenstaande initiatieven zijn daar voorbeelden van.
Onderdeel van een goede zelfregulering is om regelmatig de gemaakte afspraken te herzien, om ervoor te zorgen dat de afspraken nog duidelijk en betekenisvol zijn en alle partijen zich er aan houden. In 2013 heeft de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) reeds aangegeven de regels omtrent voedingsreclame gericht op kinderen te willen aanscherpen. De totstandkoming van deze aanscherpingen duurt echter langer dan verwacht. Mijn zorgen hierover heb ik geuit aan de FNLI. Tevens heb hierbij ik aangegeven dat de huidige Reclamecode nog te veel openingen biedt voor partijen om er op eigen zienswijze in te handelen. Ik verwacht dat de beoogde aanscherpingen uiterlijk aan het einde van dit jaar tot stand zijn gekomen. In het voorjaar van 2015 zal ik u hierover informeren en u mijn reactie hierop geven.
Hoe oordeelt u over het smeerdiploma van Blue Band met een lespakket voor kinderen? Vindt u dit aanvaardbaar?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van hoogleraar Katan, dat de voorlichting van bedrijven «altijd gekleurd» is?
Elke vorm van voorlichting en communicatie is per definitie en in bepaalde mate gekleurd. Dit geldt voor zowel voorlichting van de overheid, maatschappelijke organisaties als bedrijven. Er is echter een verschil tussen kleuring en ongeoorloofde reclame. Om te voorkomen dat er sprake is van ongeoorloofde reclame voor voedingsmiddelen in het onderwijs en kinderopvang is de afspraak gemaakt tussen industrie en media om dit alleen te doen met goedkeuring van een erkende autoriteit zoals het Voedingscentrum.
Deelt u deze mening van Foodwatch: «De educatieve doelen van scholen en kinderdagverblijven zijn niet te verenigen met de commerciële belangen van voedselproducenten. Zij moeten daar dan ook wegblijven. Kinderen zijn geen marketingobject»?2
Ik deel deze mening niet. Scholen en kinderdagverblijven hebben inderdaad andere doelen dan voedselproducenten. Dit neemt niet weg dat partijen in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, wel mogen inzetten op maatschappelijke doelen. De problematiek van ongezonde voeding en overgewicht is dermate complex dat dit alleen maar opgelost kan worden in samenwerking met alle betrokken actoren. Juist daarom wordt via het nationale programma Alles is gezondheid… ingezet op het verbinden van partijen uit verschillende sectoren. Zo werken we samen aan het verbeteren van de gezondheid van de Nederlandse bevolking. Het erkennen van het spanningsveld en complexiteit zie ik echter niet als reden om de dialoog en verkenning van mogelijkheden per definitie te vermijden.
Deelt u de mening dat bedrijven misbruik maken van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, omdat daarin staat dat reclame verboden is?
Nee. De Reclamecode voor Voedingsmiddelen is helder over de afspraak om alleen scholen en kinderdagverblijven te benaderen met goedkeuring van een erkende autoriteit. Als partijen zich hier niet aan houden is er sprake van het niet naleven van de afspraken uit de Reclamecode, niet van misbruik van de Reclamecode. Het niet naleven van de afspraken uit Reclamecode door bedrijven past echter niet in een goed functionerende zelfregulering. Daarnaast ben ik van mening dat de huidige afspraken in de Reclamecode ruim geformuleerd zijn en aanscherpingen op deze afspraken noodzakelijk zijn. Over het uitblijven van de aangekondigde aanscherpingen heb ik, zoals eerder aangegeven, mijn zorgen geuit aan de FNLI.
Welke regels hanteren scholen over reclame op scholen, bijvoorbeeld in het kader van het convenant sponsoring? Vindt u die regels nog up-to-date?
Het verantwoord omgaan met reclame en sponsoring op scholen is primair een verantwoordelijkheid van de scholen. In 2009 hebben de betrokken partijen hierover afspraken gemaakt in het convenant sponsoring. Deze afspraken behelzen onder andere dat er draagvlak moet zijn voor de betreffende sponsoring, zowel binnen de school als bij de bij de school betrokkenen. Deze afspraken vormen nog steeds passende kaders waarbinnen sponsoring op scholen plaats kan vinden. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt op dit moment het initiatief om het convenant in samenspraak met alle deelnemende partijen te evalueren en te verlengen. Naar verwachting zal dit proces in oktober 2014 zijn afgerond.
Naast de afspraken die de sector in het convenant zelf heeft gemaakt, moeten bedrijven zich bij reclame gericht op kinderen uiteraard houden aan de Reclamecode voor Voedingsmiddelen zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 en verder.
Deelt u de mening dat het verwerpelijk is om op scholen ruimte te bieden aan bedrijven die «consumenten op zo jong mogelijke leeftijd aan hun merken willen binden»?
Ik deel de mening dat kinderen in het primair onderwijs gevrijwaard moeten zijn van ongeoorloofde reclame voor voedingsmiddelen, dus ook door de door u omschreven bedrijven. Hiervoor hebben de industrie en media afspraken gemaakt in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.
Deelt u de mening dat voorlichting over voedsel op scholen en kinderdagverblijven door onafhankelijke organisaties moet worden gegeven? Zo ja, wat gaat u hiertoe ondernemen?
Ik deel de mening dat voorlichting over voedsel op basisscholen en kinderdagverblijven in ieder geval goedgekeurd moet zijn door een erkende autoriteit om te bewaken dat de juiste voorlichting wordt gegeven en er geen sprake is van ongeoorloofde reclame gericht op kinderen, zoals ook is beschreven in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7 deel ik niet de mening dat dit exclusief door deze organisaties gedaan moet worden.
Bent u bereid de petitie van Foodwatch te ondertekenen?3
Een petitie is een instrument voor burgers om een onderwerp te agenderen, cq op de politieke agenda te zetten. Het lijkt mij passend dat ik daar op reageer, zoals met deze antwoorden.
De uitspraken van de heer K. (bestuurslid van de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) Amsterdam en Omstreken) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Haags raadslid steunt terreurbeweging ISIS»1 en de steunbetuiging aan de terroristische organisatie ISIS die hij eerder op zijn facebook-pagina uitsprak? Deelt u de mening dat deze steunbetuiging verwerpelijk is?
Ja, ik ben bekend met het bericht dat u noemt en ook ik vind deze steunbetuiging verwerpelijk.
Is het waar dat de heer K. namens de SIO Amsterdam en Omstreken voornemens is om een islamitische school te stichten in Amsterdam? Zo ja, is het waar dat de gemeente Amsterdam de SIO Amsterdam en Omstreken voor 1 augustus aanstaande een locatie voor de te stichten school moet aanbieden?
Op 28 oktober 2010 is van de Stichting Islamitisch Onderwijs Amsterdam en omstreken een aanvraag ontvangen voor goedkeuring van de stichting van een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs voor mavo, havo en vwo op islamitische grondslag in Amsterdam. De aanvraag voldeed aan de wettelijke stichtingsnormen. Het criterium waarop alle aanvragen worden getoetst is de aanwezigheid van voldoende leerlingpotentieel. Indien dit wordt aangetoond, moet de bewindspersoon de stichtingsaanvraag goedkeuren. Er is in dezen geen discretionaire bevoegdheid. De aanvraag is derhalve goedgekeurd door mijn ambtsvoorganger (Staatscourant Jaargang 2011, nr. 16 108, 5 september 2011). Zodra de school daadwerkelijk van start gaat, komt de gevraagde scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo in Amsterdam voor bekostiging in aanmerking. Vooralsnog is nog geen zicht op een definitieve startdatum.
Het is niet zo dat de gemeente Amsterdam vóór 1 augustus 2014 huisvesting moet aanbieden. Elke gemeente moet binnen zes jaar na goedkeuring van de stichtingsaanvraag voorzien in de huisvesting van een nieuwe school. De gemeente is daarbij vanzelfsprekend afhankelijk van de beschikbaarheid van gebouwen.
Het is mij bekend dat de heer K., oftewel de heer Khoulani, lid is van het bestuur van de stichting SIO Amsterdam en Omstreken. Toen de stichtingsaanvraag werd gedaan, maakte hij overigens nog geen deel uit van het bestuur. De heer Khoulani is sinds 1 september 2013 secretaris van Stichting SIO Amsterdam en Omstreken.
Geven de uitspraken van de heer K. u aanleiding om het besluit voor het stichten van een islamitisch vo door SIO te heroverwegen?
De school is reeds gesticht en de wet biedt mij geen mogelijkheden om het eerder genomen besluit te herzien. Wel vind ik het uiterst ongewenst dat iemand die publiekelijk dergelijke uitspraken doet als bestuurder van een school zou kunnen fungeren. Op dit moment heb ik geen bekostigingsrelatie met deze stichting en daarom ook geen instrumentarium om actie te ondernemen. Dat ga ik wel doen op het moment dat de stichting daadwerkelijk voor bekostiging in aanmerking komt en men van start wil gaan met de school. Bij het antwoord op vraag 5 en 6 ga ik hier nader op in.
Onderschrijft u wel de opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken dat ISIS een gevaar voor Nederland en Europa is2 en is dit het officiële kabinetsstandpunt wat betreft ISIS?
Ja. ISIS en de door ISIS gepropageerde radicale ideologie is een bedreiging voor de stabiliteit in de regio. Daarnaast heeft de jihadistische strijd in Syrië en Irak een aantrekkingskracht op buitenlandse strijders, waaronder ook Nederlanders. Zoals al eerder door het kabinet aangegeven vormt deze groep strijders een mogelijke bedreiging voor Nederland.
De dreiging van ISIS tegen het Westen is onverminderd aanwezig. In Europa hangt dit voor een groot deel samen met de jihadgang naar Syrië en Irak, en de daarop volgende terugkeer van jihadstrijders naar Europa. Terugkeerders vormen een substantieel risico voor de nationale veiligheid, omdat zij in jihadistische strijdgebieden vechtervaring hebben opgedaan en getraind zijn in het gebruik van bijvoorbeeld wapens en explosieven.
ISIS wordt door de VN, EU en Nederland beschouwd als een terroristische organisatie. Het kabinet vindt het gewelddadig en extreem onverdraagzaam gedachtegoed van ISIS, waar de beweging voor staat en waarin zij de rechtvaardiging vindt voor haar gruwelijk handelen, verwerpelijk. Het is bijzonder zorgelijk dat er individuen in Nederland zijn die dit gedachtegoed delen, maar daar staat tegenover dat de weerzin tegen deze beweging breed wordt gedeeld in de Nederlandse samenleving, ook onder onze moslimgemeenschappen.
Deelt u de mening dat de kwaliteit van het onderwijs niet los kan worden gezien van de kwaliteit van bestuurders, hun missie en visie op vorming en onderwijzen van kinderen, en dat deze kwaliteit in het geding is op basis van de uitspraken van de heer K.? Zo ja, deelt u de mening op basis van de uitspraken van de heer K. en zijn rol als bestuurslid van de SIO Amsterdam en Omstreken dat het ondenkbaar is dat deze stichting als bevoegd gezag van een school kan en/of zal optreden?
Het is hoogst onwenselijk dat een bestuurder van een school publiekelijk dit soort uitspraken doet. De school is een plek waar jongeren elkaar ontmoeten en waar burgerschap wordt voorgeleefd. In de kern gaat burgerschap over de essentiële waarden die het fundament zijn van onze democratische samenleving. Deze waarden, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, respect voor andere meningen en luisteren naar elkaar zijn hiermee onlosmakelijk verbonden. Het sympathiseren met terroristische organisaties of het prediken van geweld en onverdraagzaamheid is hiermee onverenigbaar.
In artikel 17 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs is de burgerschapstaak van scholen vastgelegd. Iedere school voor primair of voortgezet onderwijs in Nederland moet zich houden aan deze wettelijke burgerschapstaak en daar zien we ook op toe.
In dit geval is er nog geen sprake van een school. De heer Khoulani is secretaris van het bestuur van de Stichting Islamitisch Onderwijs. Deze stichting heeft in 2010 een aanvraag gedaan om een nieuwe islamitische VO-school in Amsterdam te stichten. Deze aanvraag is goedgekeurd, maar op dit moment is nog geen huisvesting beschikbaar en zijn er dus geen concrete plannen om te starten met de school. Zodra ik de melding ontvang dat de school door het beschikbaar komen van huisvesting daadwerkelijk in aanmerking kan komen voor bekostiging, zal ik de inspectie inschakelen. Ik zal de inspectie vragen onderzoek te doen naar de mate waarin dit bestuur geloofwaardig invulling kan geven aan de geldende bekostigingsvoorwaarden, waaronder de wettelijke burgerschapstaak.
Mocht de inspectie constateren dat dit onvoldoende of niet het geval is, dan is dit voor mij reden om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat deze bestuurders met de school van start kunnen gaan. Het belang van goed onderwijs voor elke leerling staat bij mij voorop. De rol en verantwoordelijkheid van de bestuurders is daarin van groot belang.
Over welke instrumenten beschikt u om het stichten van een school door de SIO Amsterdam en Omstreken te blokkeren? Bent u bereid om al het mogelijke te doen om het stichten van een school door de SIO te blokkeren?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen voor 3 juli aanstaande beantwoorden met het oog op de korte termijn waarop de gemeente Amsterdam mogelijk huisvesting voor de te stichten school moet bewerkstelligen?
Ja.
Verboden gokreclames |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Online gokken op het WK kan in Nederland nog volop»?1 Herinnert u zich diverse eerdere schriftelijke en mondelinge vragen over dit onderwerp?2 3 Herinnert u zich de motie-Bouwmeester c.s. uit 2011, waarin verzocht werd illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking te laten komen voor een vergunning voor kansspelen via internet?4
Ja.
Deelt u de mening dat kansspelaanbieders, die in weerwil van voornoemde motie, de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit, uw antwoorden op diverse eerdere vragen illegaal online kansspelen aanbieden, de bestaande wet- en regelgeving willens en wetens overtreden? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De ksa heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Daarbij wordt bezien of deze sites al dan niet voldoen aan de door de ksa gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de ksa geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Bent u nog steeds voornemens om «aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland te zijner tijd uit te sluiten voor een vergunning voor kansspelen in Nederland»?5 Bent u nog steeds van mening dat deze aanbieders met vuur spelen?6 Zo ja, hoe gaat u ervoor zorg dragen dat deze aanbieders die vergunningen op grond van de wetgeving die u aan het voorbereiden bent, straks daadwerkelijk niet kunnen krijgen? Zo nee, waarom bent u van mening veranderd en hoe verhoudt zich dat tot de wens van de Kamer zoals verwoord in de motie Bouwmeester c.s. en de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit aan diverse kansspelondernemingen?
Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 20127 heb geïnformeerd, ben ik voornemens aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland uit te sluiten van een vergunning voor kansspelen in Nederland. Sommige aanbieders lijken inderdaad scherp aan de wind te zeilen. In het najaar zal ik in een brief aan uw Kamer toelichten hoe aan dit voornemen uitvoering te geven.
Behoren de in het bericht genoemde bedrijven Unibet, Bwin en William Hill tot de kansspelaanbieders die met vuur spelen? Zo ja, wat betekent dat concreet voor deze bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de ksa om te beoordelen of deze aanbieders al dan niet in strijd handelen met de Wet op de kansspelen. De kansspelautoriteit heeft mij laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van boetes. Ook kan de ksa met andere handhavingspartners afspreken dat deze een onderzoek overnemen en kan een zaak bijvoorbeeld strafrechtelijk worden afgedaan. Dit kan ertoe leiden dat aanbieders aan wie een sanctie is opgelegd straks niet in aanmerking komen voor een vergunning. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de kansspelautoriteit geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Kent u nog meer kansspelbedrijven die met vuur spelen? Zo ja, welke zijn dat?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat in de wet- of regelgeving omtrent het verlenen van vergunningen voor online kansspelen expliciet opgenomen moet worden dat aanbieders die deze kansspelen vanaf een bepaalde datum illegaal hebben aangeboden, uitgesloten dienen te worden van een dergelijke vergunning? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat die in wet- of regelgeving op te nemen datum op basis van het momenteel geldende verbod voor het aanbieden van dergelijke kansspelen en de waarschuwingen van de Kansspelautoriteit aan deze aanbieders reeds verstreken is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het wenselijk dat de Kansspelautoriteit een onderneming die nu illegaal online kansspelen aanbiedt afzonderlijk en expliciet op de hoogte stelt van het feit dat het straks niet of vrijwel zeker niet meer in aanmerking kan komen voor een online vergunning? Zo ja, gaat dat dan ook daadwerkelijk gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 en 6 heb aangeven, ben ik voornemens uw Kamer in het najaar een brief te sturen over de wijze waarop de ksa zal omgaan met aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland. In deze brief zal tevens worden ingegaan op de vraag hoe deze aanpak te communiceren.
De strafeis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoge strafeis tegen Rena Netjes»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Egypte celstraffen van 15 tot 25 jaar zijn geëist tegen twintig journalisten, waaronder de Nederlandse Rena Netjes? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Wat is de precieze strafeis tegen de Nederlandse journalist?
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u bereid per direct opheldering over deze zaak te vragen bij de Egyptische autoriteiten, met name waar de Nederlandse journalist van wordt verdacht?
Het kabinet heeft diverse acties ondernomen nadat de Egyptische rechter zijn vonnis heeft gesproken, waaronder het ontbieden van de Egyptische ambassadeur. Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Deelt u de zorgen dat onder de huidige omstandigheden eerlijke rechtspraak in Egypte nagenoeg onmogelijk is? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor uw opstelling in deze zaak?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over diverse negatieve ontwikkelingen in de Egyptische rechtspraak, zoals doodstraffen die zijn uitgesproken tegen islamisten en celstraffen die zijn uitgesproken tegen journalisten, oppositie en critici van de autoriteiten. Deze zorgen zijn herhaaldelijk overgebracht in de bilaterale contacten met Egypte en zijn ook onderwerp van gesprek tussen de EU en Egypte.
Het bericht ‘Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef’ |
|
Ronald van Raak (SP), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef» op The Post Online?1
Ja.
Met welk doel worden bezigheden van journalisten in de publieke ruimte door politieagenten geobserveerd en vervolgens geregistreerd?
Ik vind het belangrijk om hier te benadrukken dat de overheid in het algemeen en in dit geval de politie in het bijzonder op geen enkele wijze journalisten een strobreed in de weg mogen leggen om onderzoek te doen en daarover te schrijven. Een kritisch pers is van grote waarde in een democratische rechtsstaat.
Het is dan ook geen beleid bij de politie om journalisten in de publieke ruimte te observeren en te registreren. Dit laat onverlet dat het binnen de legitieme taakuitvoering van de politie valt dat opvallende gedragingen van een persoon waargenomen worden en dat van die waarneming verslag wordt gedaan in de daarvoor bestemde systemen van in dit geval de politie. De grondslag hiervoor ligt in de Politiewet 2012 en voor wat betreft de grondslag waarop en de zorgvuldigheid waarmee deze gegevens worden geregistreerd, in de Wet Politiegegevens.
De persvrijheid is daarbij op geen enkele wijze in het geding.
De bescherming van overheidsinformatie tegen ongeoorloofde toegang en gebruik, is een taak van deze uitvoerende diensten.
In het geval van onderzoeksjournalisten zoals de heer De Winter is bekend dat zij het als hun taak zien om bijvoorbeeld de veiligheidsmaatregelen van de overheid op hun effectiviteit te testen. Ik vind het te billijken dat de betrokken uitvoerende diensten zich in een dergelijk geval hier bewust van zijn en dat zij het scenario van penetratie van veiligheidsmaatregelen als gevolg hiervan overwegen en dit risico proberen te beheersen.
Op welke grondslag vindt registratie van bezigheden van journalisten plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe rechtvaardigt u de inbreuk op de persvrijheid die ontstaat bij registratie van bezigheden van journalisten in de publieke ruimte?
Zie antwoord vraag 2.
Ten aanzien van hoeveel journalisten zijn de afgelopen jaren dergelijke registraties gedaan?
Het zijn van journalist is geen zelfstandige grond voor eventueel optreden door de politie. Er wordt mitsdien geen afzonderlijke registratie van bijgehouden.
Loopt eenieder die op een bankje in de buurt van een overheidspand op zijn of haar laptop zit te werken het risico geregistreerd te worden voor het geval dat hij of zij een onderzoeksjournalist zou zijn?
Nee, het zelfstandige feit dat een persoon op een laptop werkt in de buurt van een overheidspand, of dat iemand mogelijk onderzoeksjournalist is, is geen reden om deze persoon te registeren.
Waarom was het nodig om, zoals in informatie aan de heer De Winter is meegedeeld, juist ten aanzien van de NSS de mogelijkheid om onderzoeksjournalistiek uit te voeren te beperken, en op welke rechtsgrond rust die beslissing?
Er zijn in het kader van de NSS geen maatregelen genomen om onderzoeksjournalistiek te beperken.
Waarom vond de beveiliger van de Dienst Bewaken & Beveiligen die het pand aan de Noordwal (Den Haag) verliet het nodig de aanwezigheid van de heer De Winter op 13 januari 2014 te registeren, terwijl de dia met aandachtsvestiging geldig was vanaf 18 januari 2014, en geldig in de publieke ruimte in plaats van bij de ingang van het pand?
Het past binnen de taakuitvoering van de dienst Bewaken en Beveiligen om extra alert te zijn. Dit, om voor de hand liggende redenen, te meer in de omgeving waar ze te werk zijn gesteld.
Wie de baas is van ‘de rode knop’ op de afstandsbediening |
|
Ton Elias (VVD), Bart de Liefde (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabelaars frustreren de kijkers»?1
Ja.
Wat vindt u van de machtsstrijd die gaande is tussen omroepen, kabelaars en telecombedrijven?
Binnen de wereld van media, telecommunicatie en internet vindt op het gebied van diensten, technieken en infrastructuren convergentie plaats. Eind vorig jaar heeft de Minister van Economische Zaken mede namens mij de middellange termijn visie over telecommunicatie, media en internet aan uw Kamer gestuurd.2 Deze brief gaat over de voorwaarden voor een goed functionerende markt voor telecommunicatie, media en internet en de beleidsvragen die de toenemende convergentie in deze markt oproept. De distributie van interactieve televisiediensten via de zogenaamde rode knop betreft één van die vele beleidsvragen. Naar aanleiding van het amendement en de motie Van Dam-Huizing heb ik uw Kamer daarover uitvoerig geïnformeerd.3 Ik constateer dat er door onder meer convergentie druk op de bestaande posities is komen te staan. Dat is allereerst vooral het gevolg van marktwerking binnen een sterk veranderend medialandschap. Er is namelijk een aantal fundamentele verschuivingen waarneembaar, waarvan de belangrijkste de toename van het tijd-, plaats-, en schermonafhankelijk kijken is. De opkomst van over-the-top aanbieders zoals Netflix en (recent) Videoland Unlimited, alsook het per 1 juli gelanceerde NLziet spelen daarbij een belangrijke rol. In de praktijk is bovendien gebleken dat video on demand via het open internet uitstekend buiten de pakketaanbieders om te organiseren is, maar dat dit voor de doorgifte van lineaire televisiekanalen anders ligt.4 Pakketaanbieder en omroep worden in toenemende mate ook elkaars concurrent. Daarom verharden de onderhandelingen tussen omroep en pakketaanbieder. Die trend is ook internationaal zichtbaar. Aan de kant van de pakketaanbieders lijkt er daarbij sprake van een (wereldwijde) consolidatieslag gezien de aangekondigde overnames van Ziggo en Reggefiber. Deze en meer ontwikkelingen heb ik uitgebreid beschreven in de eerder genoemde brief over «de rode knop» van 7 april jongstleden. Ik verwijs u volledigheidshalve graag naar deze brief.5
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende innovatieve technieken bestaan zoals bijvoorbeeld Hybrid Broadcast Broadband Televisie (HbbTv), interactieve televisie platformen van pakketaanbieders en «over-the-top» technieken? Onder welke wetgeving vallen deze drie technieken en waarom is dat onderscheid er nog steeds?
Ja, in de brief van 7 april jongstleden heb ik uitgebreid over HbbTV en andere (interactieve) televisiediensten geschreven. Ik verwijs u graag naar deze brief en beperk mij in dit antwoord tot de verschillen tussen de televisieomgeving van de pakketaanbieders en het open internet. Deze zijn namelijk niet gelijk.
Bij de televisiediensten van KPN, UPC, Ziggo etc. bepaalt de pakketaanbieder de samenstelling van het pakket. Hij gebruikt hierbij een door hem zelf ingerichte en onderhouden infrastructuur. Er vinden commerciële onderhandelingen plaats over doorgifte (die kunnen zien op aantal kanalen, beeldkwaliteit, video on demand rechten etc.). Pakketaanbieders bieden in hun omgeving ook eigen interactieve diensten aan. Bij het aanbieden van diensten via het open internet bieden omroepen (en anderen) zelf de diensten aan. Er hoeft in dit geval niet te worden onderhandeld over doorgifte. Netflix, NLziet e.d. kunnen deze internettelevisiediensten dus zonder tussenkomst van pakketaanbieders, dan wel Internet Service Providers (ISP’s) aanbieden aan de kijkers. Dit is geborgd door het principe van de netneutraliteit. Dat neemt niet weg dat er wel (kwaliteits)afspraken kunnen worden gemaakt met ISP’s om het vele dataverkeer goed op het net te begeleiden.6
Voor de publieke omroep is in de Mediawet een doorgiftegarantie vastgelegd in de vorm van een must carry verplichting.7 Daarnaast dient het digitale standaardpakket sinds 1 januari jongstleden uit ten minste 30 zenders te bestaan. Deze regels zijn techniekneutraal en gelden voor alle pakketaanbieders. Dus ook voor pakketaanbieders die lineaire televisiepakketten via het open internet zouden willen aanbieden (via de zogenoemde over-the-top-route).
Voor wat betreft de techniek waarmee televisiediensten kunnen worden aangeboden zoals bijvoorbeeld HbbTV, OpenTV, Flash etc. geldt dat de wetgever, geen doorgifteverplichtingen kan opleggen. Dit blijkt ook uit een uitvoerige Europeesrechtelijke analyse die ik in het kader van de «rode knop brief» heb gemaakt. Dit oordeel staat los van de vraag of dit wenselijk zou zijn. De technieken waar u in de vraag op doelt vallen dus niet onder de wetgeving. De diensten mogelijk wel.8 Om te kijken of wetgeving van toepassing is moet dus (steeds vaker) naar de aard van de dienst worden gekeken en niet de techniek waarmee de dienst wordt verspreid. Op onderdelen is er mogelijk nog sprake van verouderde regelgeving die niet techniekneutraal is. Zoals eerder aangegeven zal ik hier samen met de Minister van Economische Zaken naar kijken.
Klopt het dat TV-producten die door telecombedrijven via IP worden aangeboden aan andere wettelijke verplichtingen moeten voldoen dan TV-producten die via de kabel worden aangeboden? Zo ja, vindt u dat nog van deze tijd? Bent u bereid en in staat de wettelijke verschillen tussen kabel en IP-TV weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betreffende regelgeving is sinds 1 januari 2014 techniekneutraal. Dat betekent dat alle pakketaanbieders die televisiepakketten naar consumenten verspreiden, of dit nu via DVB-C (kabel) of IP (glasvezel, koper) gebeurt, aan dezelfde regels zijn gebonden.
Is (redactionele) inhoud hetzelfde als content? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Content verwijst naar de (redactionele) inhoud of het eindresultaat van een dienst of product. Zo kan het resultaat (een televisieprogramma) content worden genoemd, maar ook een scene uit het programma is bijvoorbeeld content. Meer concreet wordt met content gedoeld op iets dat in een specifieke context waarde heeft voor de eindgebruiker (games, websites, films).
Klopt het dat er voor content c.q. (redactionele) inhoud een doorgifteverplichting geldt voor kabelaars? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Er is een doorgifteverplichting voor pakketaanbieders voor een aantal must carry zenders.9 Deze verplichting geldt sinds 1 januari 2014 voor alle pakketaanbieders of zij nu via koper, glas, kabel, ether of satelliet televisiezenders doorgeven. Deze doorgifteverplichting ziet op lineaire televisiekanalen (content) maar niet de techniek waarmee zij worden verspreid (distributiemethode). Tevens is per ministeriële regeling van 16 april jongstleden geregeld dat per 1 oktober 2014 de diensten ondertiteling en gesproken ondertiteling, indien zij door de omroep worden aangeboden, door de pakketaanbieders moeten worden doorgegeven.10 Deze diensten moeten per 1 april 2015 ook via apps van de pakketaanbieders op de tablet, smartphone etc. beschikbaar zijn.11
Deelt u de mening dat de verdergaande convergentie tussen internet, TV, mobiel, media, nieuws en journalistiek een positieve ontwikkeling is die kansen biedt voor innovatie, werkgelegenheid en welvaart in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Telecomwet, Mediawet en Auteurswet dusdanig aan te passen zodat deze niet langer de gewenste convergentie vertragen, maar juist faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Jazeker, convergentie biedt volop kansen. In de mediawereld kan een omroep via het internet nu rechtstreeks naar zijn publiek en ontstaan er nieuwe internetdiensten zoals Netflix. Start-ups kunnen door de uitstekende infrastructuur in Nederland goed de consument bereiken en nieuwe dienstverlening ontwikkelen. Voor wat betreft de regelgeving rondom media moet een onderscheid gemaakt worden naar lineaire en non-lineaire diensten. Voor lineaire televisiekanalen (met Nederlandse uitzendlicentie) gelden nagenoeg dezelfde regels online als in het «traditionele televisiedomein». Op onderdelen in het non-lineaire domein is dat mogelijk anders. Ons streven is om regelgeving zoveel mogelijk sector- en technologieneutraal op te stellen. De Minister van Economische Zaken en ik zullen eind dit jaar uw Kamer informeren over de uitvoering die het kabinet heeft gegeven aan de motie De Liefde en de hierin gevraagde voorstellen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrechten te moderniseren.12
Deelt u de mening dat genoemde wetgeving techniekneutraal moet zijn, dus in het geval van «de rode knop» gericht op het doel namelijk het doorgeven van content, en niet gericht op de gebruikte techniek?
De wetgeving is techniekneutraal geformuleerd, zie mijn antwoord op vraag 4. Het gaat om de inhoud, niet om de techniek.
Hoeveel belastinggeld steekt de NPO in samenwerking met de NOS in HbbTV? Vindt u dit weggegooid geld nu maar een fractie van de Nederlandse televisiekijkers HbbTV kan ontvangen?
HbbTV is via de ether, satelliet en bij een klein aantal kabelmaatschappijen wel te ontvangen. Naar schatting gaat het hier in potentieel bereik om 15% van de markt. Slechts een klein gedeelte van deze potentiele kijkers beschikt echter over de apparatuur om de diensten te bekijken. De NPO maakt in het kader van zijn distributiestrategie zijn eigen keuzes, waarover bij de begrotingsverantwoording verantwoording wordt afgelegd. In dit geval kan ik u meedelen dat de gemaakte kosten vrij laag zijn, namelijk zo’n € 75.000 euro.
Vindt u het nog wel van deze tijd dat kabelaars onderhandelen met omroepen over wat wordt doorgegeven in een pakket en wat niet?
Ik zie niet in waarom dit niet van deze tijd is. Pakketaanbieders hebben grote investeringen gedaan in de infrastructuur en onderhouden een netwerk. Zij bieden dienstverlening aan consumenten aan en onderhandelen met omroepen over doorgifte van hun programma’s. Dat zijn vrije onderhandelingen.
Netflix, Trouw en de Kijkwijzer |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het jaarverslag van het NICAM?1
Ja.
Bent u tevreden over de mate van implementatie van de Kijkwijzer in het algemeen?
Jazeker. Zo blijkt uit periodiek onderzoek door onder meer GfK dat zeer veel ouders de Kijkwijzer gebruiken en het een zinvol systeem vinden. Ook de jaarlijkse evaluaties van Nicam/Kijkwijzer door het Commissariaat voor de Media zijn positief. Het Nicam spant zich voortdurend in om ook nieuwe audiovisuele mediaspelers bij Kijkwijzer te betrekken. Een andere indicatie voor het succes van de Kijkwijzer is de internationale interesse en navolging: Pan-European Game Information (PEGI), IJsland, Finland, Turkije.
Deelt u de mening dat het voor een gelijk speelveld niet goed is dat Nederlandse licentiehouders wel aan de kijkwijzer meewerken, maar diensten als Netflix en tv-zenders als TLC niet?
De Europese regelgeving stelt in de Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn (AVMS) de minimumnorm voor de bescherming van minderjarigen. Daarmee ontstaat er in heel Europa een gelijk speelveld. De lidstaten dienen op grond van deze regels passende maatregelen te nemen om minderjarigen in het lineaire en non-lineaire domein te beschermen. Deze minimumregels zijn op Europees niveau echter niet gedetailleerd uitgewerkt. Nederland kent het systeem van de Kijkwijzer. Het is een lidstaat echter niet verboden strengere regels te stellen, daarmee ontstaat er per definitie wel een ongelijke situatie (er is minimumharmonisatie). De zender met bijvoorbeeld een Spaanse uitzendlicentie heeft zich daarom aan andere regels te houden dan de Nederlandse, maar kennen wel beiden dezelfde Europese minimumnorm.
De Nederlandse regelgeving maakt een onderscheid naar lineair en non-lineair aanbod. De Nederlandse publieke omroepen moeten de Kijkwijzer zowel in het lineaire als non-lineaire domein toepassen, de Nederlandse commerciële omroepen alleen voor het lineaire aanbod. Daarnaast vallen alle zenders met een buitenlandse licentie niet onder de Nederlandse Kijkwijzer. Zo is Netflix (non-lineair) nog gevestigd in Luxemburg en kent TLC een buitenlandse licentie. Nederland kan op grond van het Europese recht geen regels stellen voor zenders met een buitenlandse licentie. Men zal dus zich vrijwillig moeten conformeren aan de Kijkwijzer, maar die verplichting is er niet.
Ik begrijp goed dat een gelijk speelveld belangrijk en nastrevenswaardig is. Het is belangrijk voor het publiek (ouders, kinderen en andere belanghebbenden) dat audiovisuele producties zoveel mogelijk van dezelfde adequate Kijkwijzer-informatie voorzien zijn. Daarmee ontstaat een consequent en duidelijk systeem waarop de kijkkeuzes kunnen worden gebaseerd. Dit is een belangrijke motivatie voor de deelnemende partijen die nu hun verantwoordelijkheid nemen middels het gebruik van de Kijkwijzer.
Ik heb begrepen dat het Nicam momenteel in goed overleg is met Netflix over aansluiting bij de Kijkwijzer. Netflix heeft mij inmiddels laten weten voor 80% van de catalogus de op de Kijkwijzer gebaseerde leeftijdsindicatie te hanteren. Ook worden er door het Nicam medewerkers van Netflix getraind om de originele Netflix-producties te kunnen classificeren. Netflix zal ook de iconologie van de Kijkwijzer gaan toepassen. Voor de website is deze aanpassing wat eenvoudiger te realiseren dan voor de verschillende Netflix-applicaties op game consoles, tablets, smart tv’s etc. Netflix zegt ernaar te streven eind 2014 de Kijkwijzer volledig te hebben ingevoerd. Dat is een positieve ontwikkeling. Het is ook een belangrijk signaal aan de gehele industrie dat de grootste video-on-demand aanbieder van Nederland, die zich bovendien in 2015 in ons land zal vestigen, zich inspant om de classificatie-informatie van de Kijkwijzer in zijn dienst op te nemen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een videodienst als Netflix alleen de leeftijdsclassificatie van Kijkwijzer weergeeft en geen icoontjes met nadere informatie over de inhoud aan haar aanbod toevoegt? Bent u bereid een appel te doen op Netflix om daar verandering in te brengen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat dergelijke diensten ouders de kans ontnemen om op uniforme wijze geïnformeerd te raken over de geschiktheid van hun aanbod voor kinderen en jongeren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid met het NICAM2 en Netflix in gesprek te gaan om de tussen hen lopende gesprekken over de volledige implementatie van de kijkwijzer in de videodienst van Netflix te bespoedigen? Bent u bereid dit ook te doen met andere spelers op de markt van videostreaming?
Netflix heeft aangegeven de Kijkwijzer te gaan hanteren en is hierover in goed overleg met het Nicam. Het Nicam is overigens niet alleen in overleg met Netflix, maar ook met de onlangs opgerichte brancheorganisatie van Video-on-demand exploitanten VodNed (www.vodned.nl). Het Nicam hoopt ook met VodNed een samenwerkingsovereenkomst aan te kunnen gaan. Intussen hebben Pathé Thuis en ook HBO zich al bij Kijkwijzer aangesloten.
Bent u bereid alle aanbieders die zich bij het Commissariaat van de Media moeten melden voor een registratie van hun commerciële mediadienst op aanvraag (video on demand) onder het regime van de kijkwijzer te brengen, indien dit niet vrijwillig gebeurt?
Nee. In het huidige Nederlandse systeem is er niet voor gekozen om commerciële video-on-demand-diensten die onder Nederlandse jurisdictie vallen wettelijk te verplichten om zich bij de Kijkwijzer van het Nicam aan te sluiten. Voor wat betreft aanbieders met een buitenlandse licentie is dit op grond van Europese regelgeving überhaupt niet mogelijk.
Bent u bereid een wettelijke regeling te treffen die zenders met een buitenlandse licentie die zich richten op Nederland – zoals TLC, 13thStreet of Syfy – verplicht om de kijkwijzer volledig in te voeren, als de sector niet zelf voor het einde van het jaar tot een adequate oplossing komt?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u ermee bekend dat nog steeds maar weinig kranten de icoontjes en leeftijdsgrenzen bij hun tv-gids en filmrecensies plaatsen? Bent u bereid met de sector en het NICAM in gesprek te gaan om te bespoedigen dat dit snel verandert?
Nee. Krantenredacties gaan over hun eigen inhoud. Zij maken een eigen afweging op welke wijze en in welke mate zij dit type programma-informatie beschikbaar willen stellen aan hun lezers.
Bent u ermee bekend dat onder andere Trouw hierover in gesprek is met het NICAM? Bent u bereid een appel te doen op de hoofdredactie van Trouw om de kijkwijzer snel door te voeren in de krant?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 9. Ik weet dat het Nicam in gesprek is met de hoofdredactie van Trouw over mogelijke plaatsing van Kijkwijzer-informatie in die krant. Ik vertrouw erop dat dit overleg tot een positief resultaat gaat leiden.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat België op dit moment akkoord gaat met het feit dat kranten 0% btw in rekening brengen op hun digitale abonnementen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1/1/2012 en daarmee een bedrijf als Amazon binnengetrokken heeft dat al haar digitale boeken in de EU nu via Luxemburg verkoopt?
Ja, ik heb kennis genomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1 januari 2012. Ook is bekend dat bedrijven als Amazon zich in het verleden in Luxemburg hebben gevestigd. Of het verlaagde btw-tarief op digitale kranten en boeken de enige reden is voor die bedrijfsbeslissing kan ik niet beoordelen.
Heeft u er ook kennis van genomen dat de EU Luxemburg wel voor het Hof in Luxemburg gesleept heeft, maar dat Luxemburg ondertussen gewoon doorgaat met het in rekening brengen van 3% btw op e-boeken en e-kranten?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op e-boeken verlaagde naar 7% en vervolgens naar 5,5%, ondanks een infractieprocedure?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op alle online media recentelijk zelfs verlaagd heeft tot 2,1%?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat als een uitgever zijn krant of boeken nu vanuit bijvoorbeeld Luxemburg laat uitgeven, hij dan 3% btw in rekening kan brengen aan Nederlandse klanten in plaats van de 21% btw die hij nu in rekening moet brengen op e-kranten?
Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op het aanbieden van een digitale krant vanuit een server in Luxemburg. Het downloaden daarvan kwalificeert voor de btw als een elektronische dienst. Het gegeven voorbeeld klopt onder deze aanname nu nog wel, maar vanaf 1 januari 2015 niet meer.
Waar de elektronische dienst belast wordt, is namelijk afhankelijk van de regels op grond waarvan wordt bepaald waar de dienst voor de heffing van btw wordt geacht te zijn verricht. De plaats van dienst hangt volgens de huidige hoofdregel af van de hoedanigheid van de afnemer. Is de afnemer een ondernemer voor de btw, dan is de plaats van dienst – en dus van btw-heffing – de plaats (de lidstaat) waar de afnemende ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft. In het gegeven voorbeeld is dit Nederland, zodat in dat geval het Nederlandse btw-tarief van toepassing is. Omdat de btw-richtlijn geen verlaagd btw-tarief op elektronische diensten toestaat, is het algemene Nederlandse btw-tarief van toepassing.
Neemt een ander dan een ondernemer (bijvoorbeeld een particuliere consument) de langs elektronische weg verrichte dienst af, dan is deze dienst belast op de plaats waar de dienstverrichter gevestigd is dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. In het gegeven voorbeeld is dit Luxemburg, waar vervolgens in strijd met de btw-richtlijn een verlaagd btw-tarief op die dienst wordt toegepast.
Met ingang van 1 januari 2015 kent de Europese btw-regelgeving nog maar één regel voor het bepalen van de plaats van dienst van een telecommunicatie-, omroep- of elektronische dienst. Genoemde diensten zijn dan altijd belast in het land waar de afnemer woont of is gevestigd. Daarbij maakt het niet uit of die afnemer een belastingplichtige btw-ondernemer of niet-belastingplichtige (veelal particuliere consument) is noch waar de dienstverrichter zelf is gevestigd. In het gegeven voorbeeld is dan altijd Nederlandse btw verschuldigd, ondanks dat de onderneming die de dienst verricht in Luxemburg is gevestigd.
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Duitse regering, waarin deze zich voorstander verklaart van het lage tarief op e-boeken?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er al tijden een prejudiciële vraag bij het Europees Hof in Luxemburg ligt, die zou kunnen leiden tot een gelijkstelling van het btw-tarief op e-boeken met dat op boeken (zaak HvJ EU 22 april 2013, zaak C-219/13 (K Oy)), omdat in die zaak terecht gesteld wordt dat boeken en e-boeken in essentie gelijk zijn maar dat een verschillende informatiedrager gebruikt wordt en dat er dus geen verschil zou moeten zijn in het btw-tarief?
Ik ben bekend met de bij het Europese Hof van Justitie aanhangige procedure. Op 14 mei 2014 heeft de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie geconcludeerd in deze zaak. Het geschilpunt is of een verschillende behandeling is toegestaan van de levering van goederen die deel uitmaken van dezelfde tariefpost in de btw-richtlijn (hier: «de levering van boeken, op alle fysieke dragers,[...]»). Meer specifiek gaat het over luisterboeken en andere boeken, die op andere fysieke dragers dan papier zijn opgeslagen en de geschreven tekst van een gedrukt boek weergeven. In Nederland geldt het verlaagde btw-tarief nu al voor alle boeken, ongeacht de fysieke drager waarop zij zijn opgeslagen. In dat opzicht is de beantwoording van de onderhavige prejudiciële vraag voor de Nederlandse tarieftoepassing dan ook niet van belang. Voor de volledigheid merk ik nog op dat het btw-tarief op het downloaden van e-boeken niet ter discussie staat in de zaak «K Oy».
Heeft u wegen om met andere EU-landen aan te dringen op een snelle beantwoording van die vraag, omdat dat zou kunnen leiden tot een eind in deze lang slepende impasse?
Zie antwoord vraag 8.
Herinnert u zich de aangenomen motie-Peters (Kamerstuk 32 827, nr. 36) die de regering in 2012 opriep om zich in Europa sterk te maken voor een EU-breed laag btw-tarief voor digitale nieuwsproducten en boeken?
Ja.
Welke acties heeft Nederland ondernomen in de EU sinds de motie-Peters, zoals het agenderen op een Ecofin Raad, het organiseren van een conferentie, bilateraal overleg of andere acties?
Zowel vóór als na de motie-Peters heeft Nederland zich ingespannen om de mogelijkheid van een gelijke behandeling van fysieke en digitale producten te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld in de Nederlandse reactie op het Groenboek dat de Europese Commissie in 2010 uitbracht over modernisering van de btw.3 In deze reactie is onder andere aangegeven om de discussie over inconsistentie in de tariefindeling, zoals de toepassing van het verlaagde btw-tarief op drukwerk en van het algemene btw-tarief op e-boeken, niet uit de weg te gaan. Op 6 december 2011 volgde op het Groenboek een mededeling van de Europese Commissie waarin onder andere een herziening van de tariefstructuur wordt overwogen.4
Van Nederlandse zijde is richting de Franse overheid herhaaldelijk steun uitgesproken voor de Franse inzet om in de EU een verlaagd btw-tarief mogelijk te maken voor digitale boeken en kranten. Deze steunbetuiging is voorts neergelegd in een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Europese Commissie. Daarbij is de wens benadrukt om de (tarief)inconsistentie en concurrentieverstoring tussen digitale boeken en kranten, en boeken en kranten op alle soorten fysieke dragers weg te nemen.
Daarnaast heeft Nederland ook in diverse gremia op (hoog) ambtelijk niveau steun gegeven aan het grondbeginsel dat vergelijkbare goederen en diensten onderworpen moeten zijn aan hetzelfde btw-tarief. Deze inspanningen, samen met gelijkgestemde lidstaten, mondden uit in één van de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2013 waarin de Europese Commissie wordt aangespoord «in haar lopende btw-evaluatie [....] ook aangelegenheden aan de orde [te] stellen die specifiek zijn voor de digitale economie, zoals gedifferentieerde belastingtarieven voor digitale en fysieke producten.»5
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken eindelijk onder het verlaagde tarief gaan vallen onder EU-recht en dat iedereen dan ook datzelfde lage btw-percentage hanteert?
Zoals aangegeven is reeds voorzien dat vanaf 1 januari 2015 het leveren van e-boeken en andere langs elektronische weg verrichtte diensten in alle gevallen belast wordt tegen het btw-tarief van de lidstaat van de afnemer. Van een ongelijke behandeling door deze diensten vanuit een andere lidstaat (met een lager btw-tarief) aan te kopen, zal dan niet langer sprake zijn. Dit neemt niet weg dat dan nog steeds geen gelijke behandeling (verlaagd btw-tarief) mogelijk is van fysieke en digitale producten onderling. Daarvoor is nieuwe Europese regelgeving vereist. De komende evaluatie van de Europese Commissie biedt hiervoor het aangrijpingspunt. Nederland zal zich in dat kader er voor inzetten dat, wanneer de Europese Commissie een voorstel voor eventuele aanpassing van de btw-richtlijn met betrekking tot digitale producten doet, een prioritaire behandeling wordt nagestreefd door de lidstaten.
Wat betreft de in deze vraag vervatte wens voor eenzelfde verlaagd btw-taref voor iedereen die e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken levert nog het volgende. Het verlaagde btw-tarief voor boeken, op alle fysieke dragers, kranten en tijdschriften is een zogenoemde kanbepaling in de btw-richtlijn. Dit betekent dat een lidstaat kan kiezen om al dan niet het verlaagde btw-tarief toe te passen. De hoogte van de btw-tarieven is, binnen bepaalde marges, eveneens aan de lidstaten om te bepalen. Het al dan niet dwingend voorschrijven van een verlaagd btw-tarief op een bepaalde categorie goederen of diensten, eventueel gekoppeld aan een minimum- of maximumtarief, is aan de lidstaten om met unanimiteit te beslissen. Alleen in dat geval kan de btw-richtlijn worden aangepast.
Waar het gaat om voorstellen van de Europese Commissie zal uw Kamer daar op gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Vervolgens is het aan de lidstaten om met unanimiteit de btw-richtlijn al dan niet aan te passen.
Het bericht dat de NOS de samenvattingsrechten van het eredivisievoetbal voor de komende drie jaar heeft verworven |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Studio Sport als aanjager van FOX: Eredivisie kiest voor commerciële publieke omroep NOS»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de extra commerciële mogelijkheden zoals de NOS en Ster die hebben aangeboden binnen de huidige Mediawet vallen en er geen verruiming van mogelijkheden ten opzichte van bestaande wetgeving geboden wordt?
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) houdt toezicht op de naleving van de Mediawet 2008. Op dit moment onderzoekt het CvdM de verwerving van de rechten van de samenvattingen van de eredivisie. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek. Ik kan u wel melden dat bij de verwerving van de rechten door de NOS en Ster geen ruimere regels gelden en dat de verwerving dus wordt getoetst aan dezelfde mediawettelijke kaders die gelden voor alle publieke media-instellingen.
Bent u nog steeds bereid om een eventuele klacht over oneerlijke concurrentie of marktverstoring bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met een serieus onderzoek te ondersteunen, zoals u heeft toegezegd tijdens het Vragenuur van 4 februari 2014?
Indien de ACM na ontvangst van een klacht een onderzoek start en mij verzoekt om informatie, zal ik daar uiteraard aan meewerken.
Kunt u bevestigen dat de NOS de inhoud en hoogte van het succesvolle bod niet wenst vrij te geven?
De NOS heb ik gevraagd of zij de inhoud en hoogte van het bod bekend wil maken. De NOS blijkt gehouden aan de contractuele afspraken die hierover zijn gemaakt met Eredivisie Media&Marketing (EMM). Om te kunnen deelnemen aan de biedingsprocedure van de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie, moesten alle geïnteresseerde partijen een zogeheten non-disclosure agreement (NDA) met de EMM tekenen. Dit was de eerste voorwaarde die in het biedingsdocument van de EMM voor de Eredivisie werd gesteld.
Ik heb vervolgens gevraagd of de NOS in overleg wil treden met EMM over deze overeenkomst vanwege de vragen van uw Kamer. Dat is gebeurd. EMM en NOS wensen de gemaakte afspraken over geheimhouding over de gesprekken, onderhandelingen en uitkomsten van de afspraken te handhaven zoals gezamenlijk overeengekomen in de NDA. EMM stelt dat het van strategisch belang is dat de bedragen geheim blijven. Dit vooral om de onderhandelingspositie voor toekomstige rechtenverkoop niet aan te tasten.
Ik vind dat een onbevredigende uitkomst. Dergelijke geheimhoudingsbepalingen zijn begrijpelijk vanuit het belang van de verkopende partij. Maar zij dienen niet het algemeen belang, omdat zij niet bijdragen aan transparantie over de besteding van publieke middelen. Gebrek aan transparantie kan bovendien resulteren in hogere prijzen. Voor toekomstige biedingsprocedures vind ik transparantie een essentieel punt. Verantwoording kunnen afleggen is voor een publieke organisatie een belangrijk uitgangspunt. Ik ga hierover in gesprek met de NOS en de NPO om te bezien hoe hier in de toekomst meer inhoud aan kan worden gegeven.
Bent u van mening dat het voor de controlerende taak van de Kamer van belang is om de hoogte van de bedragen die door de NOS zijn geboden te kennen, zodat beoordeeld kan worden of hier sprake is van een adequate besteding van belastinggeld, c.q. in het biedingsproces geen marktverstoring heeft kunnen optreden?
Ik begrijp uw wens om vanuit de controlerende taak van de Kamer te willen beoordelen of er sprake is van adequate besteding van belastinggeld. Daarom dring ik ook aan op transparantie en ga ik bezien of daar meer inhoud aan kan worden gegeven. Overigens is het zo dat om inzicht te krijgen in het totale biedingsproces er ook informatie nodig is van andere partijen dan de NOS.
De publieke omroep voert zijn taak onafhankelijk uit. De wijze waarop de publieke omroep verantwoording aflegt over de besteding van middelen is vastgelegd in de Mediawet. De NOS heeft de mediawettelijke taak om actuele sportverslaggeving in brede zin te verzorgen. Dat doet de NOS op journalistieke wijze waarbij de inhoud leidend is. Het is aan de NOS om binnen de vastgestelde budgettaire kaders invulling te geven aan sportverslaggeving en al dan niet mee te bieden op sportrechten.
Het Commissariaat voor de Media controleert op de rechtmatigheid van de uitgaven en ziet er op toe dat de omroepen zich niet schuldig maken aan overtreding van het dienstbaarheidsverbod en van de reclame- en sponsorregels. Naast de controle op de rechtmatigheid, is ook de doelmatigheid van de bestedingen voor een publieke organisatie van groot belang. Nu heeft de Raad van Bestuur van de NPO de wettelijke taak om de doelmatigheid van de besteding van publieke middelen door de omroepen «te bevorderen». Ik vind dat de wet op dit punt moet worden aangescherpt. Ik ga onderzoeken of de sturing op de doelmatigheid steviger kan worden geregeld in de Mediawet. Daarmee kan scherper invulling worden gegeven aan het maken van verantwoorde programmatische keuzes binnen de publieke omroep. Ik kom hierop terug in mijn beleidsbrief naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur.
U vraagt tot slot hoe gecontroleerd kan worden of in het biedingsproces geen marktverstoring heeft plaatsgevonden. Zoals ik in het mondelinge vragenuur van 4 februari heb gesteld, kunnen marktpartijen die signalen hebben, altijd terecht bij de ACM met een klacht.2 Zie verder mijn antwoord op vraag 3. Daarnaast ziet het CvdM toe op de naleving van het dienstbaarheidsverbod.
Bent u bereid om de Kamer hier, desnoods vertrouwelijk, over te informeren? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik bereid de Kamer te informeren. Hiervoor heb ik mijn wettelijke bevoegdheid om informatie op te vragen bij de NOS ingezet. Ik heb niettemin acht geslagen op de belangen van de NOS en de EMM en zal daarom de informatie voor vertrouwelijke inzage door de woordvoerders media ter beschikking stellen.
Het bericht dat de luistercijfers van het publieke radiostation FunX niet openbaar zijn |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Alleen maar goed nieuws»?1
Ja
Hoeveel edities van FunX zijn er en hoeveel frequenties zijn daarvoor in handen van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Er bestaan vijf edities van FunX: één landelijke editie (onder verantwoordelijkheid van de NPO) en vier lokale edities (onder verantwoordelijkheid van de verschillende lokale omroepen in de vier grote steden). De landelijke editie is te ontvangen via analoge en digitale kabel, internet, DAB+ en satelliet. Voor de landelijke editie beschikt de NPO niet over FM-(ether)frequenties. De lokale edities zijn te ontvangen via FM-etherfrequenties en analoge kabel in de vier grote steden en via het internet.
De NPO is alleen verantwoordelijk voor de landelijke editie en de bijbehorende distributie via kabel, internet, DAB+ en satelliet. De lokale edities en de distributie hiervan vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale omroepen in de vier grote steden. Hiermee past de organisatie van de programmering binnen de bedoeling van artikel 2.147, tweede lid sub e van de Mediawet 2008. Dit artikel bepaalt dat de Meerjarenbegroting van de NPO ook een beschrijving bevat van de samenwerking tussen de landelijke en lokale publieke media-instellingen.
Kunt u bevestigen dat in de zomer van 2012 is toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het oordeel van het Commissariaat voor de Media inzake de constructie die de NPO hanteert? Wat is er sindsdien met deze informatie gebeurd?
Ja. In mijn brief over de Mediabegroting 2013 van 27 november 2012 heb ik uw Kamer bericht naar aanleiding van mijn toezegging.2 Aanleiding voor deze toezegging was de zorg dat met de nieuwe werkwijze van FunX met de NPO er mogelijk sprake zou zijn van oneigenlijke toevoeging van FM-frequenties aan het frequentiepakket van de landelijke publieke omroep. Het Commissariaat voor de Media heeft toen laten weten dat er sprake is van een mediawettelijke bepaling (art. 2.70 Mediawet 2008) die een dergelijk oneigenlijk gebruik verhindert. Daarnaast heeft het Commissariaat bevestigd ook in de toekomst de vinger aan de pols te zullen houden.
De nieuwe werkwijze is ingegaan per 1 januari 2013. Inmiddels is er ruim een kalenderjaar mee gewerkt. Het Commissariaat heeft geen aanleiding gezien om hierover opmerkingen te maken.
Is het waar dat de luistercijfers van FunX niet openbaar zijn gemaakt? Zo ja, waarom niet?
De beluistering van FunX wordt nu niet gemeten in het Nationaal Luisteronderzoek (NLO). Het klopt dat er geen cijfers openbaar zijn gemaakt, om de eenvoudige reden dat deze cijfers er niet zijn. Het NLO heeft hierover in juni 2013 informatie op zijn website gepubliceerd, te vinden op www.nationaalluisteronderzoek.nl/pers_en_publiciteit.html .
Eerdere inspanningen om de doelgroep van FunX voldoende vertegenwoordigd te krijgen in het luisteronderzoek hebben helaas onvoldoende resultaat opgeleverd. Er was weliswaar een toename gerealiseerd van jongeren met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond in het panel van het NLO, maar deze bleek niet voldoende voor een representatieve vertegenwoordiging van deze groepen. Daarom hebben de NPO en het NLO besloten FunX niet op te nemen in het NLO.
Overigens geldt dit niet alleen voor FunX, maar ook voor andere zenders met specifiekere doelgroepen of programmering: deze kunnen minder goed binnen het NLO gemeten worden. Het NLO heeft daarom in de tweede helft van 2013 bepaald dat dit soort zenders aanvullend onderzoek kunnen doen met goedkeuring van NLO, mits dit onderzoek aan specifieke voorwaarden voldoet.
De NPO heeft hierop meteen een onderzoeksopzet ontwikkeld voor onderzoek onder de FunX-doelgroep. Deze voldoet aan de voorwaarden van NLO. Het onderzoek zelf loopt inmiddels en wordt uitgevoerd door Motivaction. De NPO (voor de landelijke editie) en de vier lokale omroepen (voor de lokale edities) zullen extern communiceren over de resultaten van dit onderzoek. Er zullen dit jaar dus luistercijfers over FunX openbaar gemaakt worden. Deze zijn echter op een andere manier verkregen dan de reguliere NLO-cijfers, zoals hierboven omschreven, maar wél erkend door het NLO.
Overigens teken ik aan dat wanneer een zender niet adequaat valt te onderzoeken in het NLO, bijvoorbeeld vanwege de specifieke doelgroep waarop deze zich richt, dat daarmee dan niet is gezegd dat een dergelijke zender niet in een behoefte voorziet. Het een staat los van het ander.
Deelt u de mening dat bij een transparante overheid ook een transparante publieke omroep hoort, die aangeeft welke zender welke luistercijfers oplevert? Zo ja, wat bent u van plan te doen aan het niet openbaar maken van de luistercijfers van FunX?
Ja, deze mening deel ik. Zoals ik hierboven heb beschreven, komen de NPO en de lokale omroepen later dit jaar met luistercijfers over FunX. De NPO heeft mij bevestigd dat de landelijke editie van FunX integraal onderdeel uitmaakt van zijn audiostrategie. Daarom zal de NPO zich over FunX zoveel mogelijk op dezelfde wijze verantwoorden als over de andere radiozenders.
De berichten dat de overheid op Brenno de Winter jaagde |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schande: Dit is hoe de overheid omgaat met Brenno de Winter»?1
Ja.
Hing deze «aandachtsvestiging» ten aanzien van de heer De Winter ook na de rectificatiebrief nog in de Gemeenschappelijke Meldkamer te Utrecht? Zo ja, waarom wordt daarmee een eerder verzoek van hogerop in de wind geslagen?
De aandachtsvestiging ten aanzien van de heer De Winter is op maandag 10 maart 2014 onmiddellijk verwijderd uit de hal van de Gemeenschappelijke Meldkamer te Utrecht. Binnen het korps is volledigheidshalve aan alle politie-eenheden opgedragen om eventuele aandachtsvestigingen hem aangaande te verwijderen en te vernietigen.
Bent u bereid actie te ondernemen en zeker te stellen dat de rechten van de heer De Winter per direct niet meer geschonden worden?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is beschreven, is zeker gesteld dat de rechten van de heer De Winter niet meer geschonden zullen worden.
Momenteel wordt een rijksbreed protocol ontwikkeld dat beschrijft welke gegevens wel en niet mogen worden verspreid in voorkomende situaties. Dit protocol zal ook de politie toepassen.
Het bericht “NPO vanaf dinsdag 'uitgekleed' in Belgische tijdschriften” |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NPO vanaf dinsdag «uitgekleed» in Belgische tijdschriften»?1
Ja.
Is het waar dat de drie Belgische tijdschriften van Magnet Media van voor 2014 gezamenlijk nog een kleine 15.000 euro per jaar betaalden en dat dit bedrag nu zou stijgen naar ongeveer driekwart miljoen euro per jaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht u dit een redelijke vergoeding?
Uit informatie van de NPO en Magnet Media blijkt het volgende.
Vóór de invoering van de wettelijke tarieven betaalde Magnet Media de NPO jaarlijks € 4.935,– voor de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen. Het bedrag dat de drie Belgische tijdschriften vervolgens aan Magnet Media betaalden is mij onbekend.
Na invoering van de wettelijke tarieven is – uit informatie van Magnet Media – gebleken dat het bedrag dat de drie Vlaamse dagbladen rechtstreeks zouden moeten betalen aan de NPO voor gebruik van de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen is gestegen tot € 743.141,31,– per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op de verkochte oplage van de titels «Het Laatste Nieuws», «De Morgen», «Dag Allemaal» en «TV Familie» inclusief de bijbehorende websites.
Hoe verhoudt de hogere vergoeding die wordt gevraagd door de NPO2 zich tot de letter, en tot de geest van het huidige artikel 2.139 van de Mediawet dat voor het laatst is gewijzigd door het amendement van de leden Van der Ham – Van Miltenburg (Kamerstuk 33 019, nr. 19), waarvan de toelichting vermeldt dat het «doel van het amendement is de programma-gegevens van de publieke omroep versneld vrij te geven tegen een realistische marktconforme vergoeding»?
Bij de totstandkoming van artikel 2.139 Mediawet 2008 is uitsluitend gedacht aan afnemers die zich richten op de Nederlandse markt. Het is nooit de bedoeling geweest de tarieven die genoemd worden in artikel 2.139, vijfde lid, Mediawet 2008 ook te laten gelden voor afnemers die zich richten op de buitenlandse markt.
Omdat dit momenteel onvoldoende uit de Mediawet 2008 blijkt, zal dit worden hersteld in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008.
Het Commissariaat voor de Media en de NPO zullen hiervan op de hoogte worden gesteld.
Wanneer verwacht u uitsluitsel te geven over het onderzoek naar de nieuwe tarieven dat thans wordt uitgevoerd door het Commissariaat van de Media? Is het mogelijk om deze informatie voor het zomerreces aan de Kamer te doen toekomen?
Het Commissariaat voor de Media heeft toegezegd dat deze informatie voor het zomerreces aan de Kamer zal kunnen worden toegezonden.
Is het mogelijk om de wet zo uit te leggen dat er enkel een vergoeding wordt betaald voor het gebruik maken van Nederlandse programmagegevens door Belgische media op de Nederlandse markt? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is bij de totstandkoming van artikel 2.139 Mediawet 2008 uitsluitend gedacht aan afnemers die zich richten op de Nederlandse markt. De onderzoeksopdracht voor het Commissariaat voor de Media die heeft geresulteerd in de tarieven in artikel 2.139, vijfde lid, Mediawet 2008 was dan ook afgebakend tot de Nederlandse markt. De toelichting op het amendement-Van Miltenburg/Van der Ham verwijst naar dit onderzoek. Zoals ik hiervoor in het antwoord op vraag 3 heb opgemerkt, zal de bedoeling van artikel 2.139 Mediawet 2008 in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 worden verduidelijkt.
Kunt u toelichten of alle afnemers van de programmagegevens, zowel commerciële als publieke media en omroepen, eenzelfde vergoeding betalen voor het gebruik maken van de programmagegevens van de NPO?
Uitsluitend de Nederlandse publieke omroepverenigingen hoeven niets te betalen voor het afnemen van hun eigen programmagegevens. Alle overige Nederlandse afnemers van de programmagegevens zijn gehouden aan de wettelijke tarieven.
Kunt u toelichten hoe deze tariefstelling en de gevraagde vergoeding voor de programmagegevens zich verhouden tot de Auteurswet en de recente afschaffing van de geschriftenbescherming?
De geschriftenbescherming op basis van de Auteurswet en de mediawettelijke regeling over programmagegevens zijn twee zaken die los van elkaar staan. De mediawettelijke regeling over programmagegevens bepaalt dat de gebruiker betaalt voor een (vroegtijdige) aanlevering van de programmagegevens en niet voor overname van door vrije nieuwsgaring verkregen gegevens. Deze mediawettelijke regeling is aldus gebaseerd op de feitelijke zeggenschap die publieke omroepen kunnen uitoefenen over de programmagegevens en niet op de auteursrechtelijke geschriftenbescherming.
Het wegvallen van geschriftenbescherming zou er wel toe kunnen leiden dat programmagegevens zonder vergoeding kunnen worden overgenomen indien zij door vrije nieuwsgaring zijn verkregen, tenzij de programmagegevens na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel alsnog auteursrechtelijk worden beschermd of overname daarvan op zichzelf een onrechtmatige daad op grond van het Burgerlijk Wetboek zou betreffen. Momenteel loopt hierover een rechtszaak tussen de NPO en een dagblad. Hoe de uitspraak in deze zaak ook zal luiden, het vervallen van auteursrechtelijke bescherming verplicht de omroepen nog niet om de programmagegevens actief beschikbaar te stellen. De regeling van de verplichte en tijdige beschikbaarstelling in de Mediawet 2008 heeft dan ook een zelfstandige functie, los van het al dan niet bestaan van auteursrechtelijke bescherming. Vervallen van de geschriftenbescherming zou eventueel wel van invloed kunnen zijn op de hoogte van de marktconforme prijs van de programmagegevens. In dat geval kan het Commissariaat voor de Media hiermee rekening houden bij zijn periodieke herberekening van de marktconforme waarde.
Kunt u toelichten hoeveel andere buitenlandse media (bijvoorbeeld uit Duitsland) meer moeten gaan betalen voor het gebruik mogen maken van de programmagegevens van de NPO? Kunt u daarbij tevens toelichten of naast de Belgische media andere buitenlandse media bezwaar hebben gemaakt tegen deze tariefverhoging?
Krachtens artikel 2.139 Mediawet 2008 hoeven buitenlandse afnemers niets meer te gaan betalen dan dat dat zij deden voor inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008. Dit artikel is immers niet op hen van toepassing. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 5. De verduidelijking van de bedoeling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zal zoals gezegd worden meegenomen in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008. Omdat de NPO en het Commissariaat voor de Media in de veronderstelling verkeerden dat deze tarieven wel golden voor buitenlandse afnemers heeft de NPO na inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008 een tariefverandering doorgevoerd.
Vóór invoering van de wettelijke tarieven rekende de NPO een vast jaarlijks tarief van € 1.645,– per NPO-zender aan buitenlandse afnemers voor de ontvangst van de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen. Alle buitenlandse afnemers betaalden aldus evenveel, zijnde een bedrag van € 4.935,– per jaar voor de programmagegevens van alle drie de zenders.
De wettelijke tarieven die per 1 januari 2013 zijn ingevoerd (en waarvan de NPO en het Commissariaat voor de Media veronderstelden dat deze ook golden voor buitenlandse afnemers) gaan uit van een andere berekeningssystematiek:
Ná inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008 heeft de NPO – met uitzondering van Belgische afnemers – uitsluitend overeenkomsten gesloten met buitenlandse afnemers over de programmagegevens voor de derde categorie «overige elektronische programmagidsen» en niet over de programmagegevens voor de eerste twee categorieën «gedrukte en elektronische programmagidsen». Geen van de buitenlandse afnemers heeft bezwaar ingediend tegen de gewijzigde tarieven.
Kunt u toelichten hoeveel Nederlandse media, en de NPO, betalen voor het gebruik mogen maken van de programmagegevens van de Vlaamse en Waalse publieke omroep, van de Duitse publieke omroep, van de Franse publieke omroep, en van de Britse publieke omroep?
Voor het antwoord op deze vraag heb ik informatie ingewonnen van Bindinc en enkele Nederlandse media. Daaruit blijkt dat niets hoeft te worden betaald voor het gebruik maken van deze buitenlandse programmagegevens, maar wel voor het verzamelen en bundelen daarvan.
Een jihadistische radiozender |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NCTV: «Radiozender predikt jihad»?1
Ja.
Klopt het dat de islamitische zender Radio Ghurabaa naast de verheerlijking van Al Qaida en de verkettering van het westen tevens een boodschap van geweld predikt?
De aard van de programmering wijst er op dat het hier gaat om een jihadistisch propagandakanaal. Het uitdragen van een antiwesterse ideologische opvatting kan op den duur individuen legitimering verschaffen voor het plegen van gewelddaden in en tegen het Westen.
Zijn er naast deze radiozender nog andere islamitische zenders die in Nederland oproepen tot geweld? Zo ja, welke?
Voor zover bekend zijn er geen islamitische (radio)zenders die in Nederland concreet oproepen tot geweld.
Wanneer zorgt u ervoor dat deze geweldszender uit de lucht wordt gehaald en de eigenaren worden vervolgd voor het oproepen tot geweld?
De NCTV attendeert door middel van een duiding Internet Service Providers op jihadistisch georiënteerde websites die op hun systemen draaien of waar zij diensten aan verlenen. Het verzoek aan deze providers of registrars is dan om zelf de inhoud van de website of samenwerking te toetsten aan de eigen gebruikersvoorwaarden. Hiermee doet de NCTV een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de providers om de verspreiding van ongewenste of schadelijke content op het internet tegen te gaan. De beslissing tot eventuele vervolging ligt bij het OM.
Erkent u inmiddels het gewelddadige karakter van de islam?
Nee. Er zijn evenwel groepen en personen die zich op selectieve wijze beroepen op islamitische begrippen om gebruik van terroristisch geweld te legitimeren. De dreiging die hiervan uitgaat, alsmede de onrust en onveiligheidsgevoelens die dit zowel buiten als binnen de moslimgemeenschap veroorzaakt, neem ik uiterst serieus.
Het bericht dat SBS een “gokzender” wil beginnen |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Wie staat er straks achter de roulettetafel?» en «Grote zorgen om gokzender»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de regering ook ten aanzien van het kansspelbeleid vooral het algemeen belang moet dienen en dat het voorkomen van gokverslaving daarbij de boventoon dient te voeren, naast het tegengaan van criminaliteit? Zo nee, waartoe dient uw kansspelbeleid dan wel?
De doelstelling van het kansspelbeleid is om kansspelverslaving te voorkomen, de consument te beschermen tegen misleiding en bedrog en om fraude en overige criminaliteit tegen te gaan.
Deelt u de mening dat het via een televisiekanaal aanbieden van gokspellen dan wel het doorgeleiden via een televisiekanaal naar een online goksite niet past in een gokbeleid dat bovenmatig gokgedrag dient te voorkomen? Zo ja, welke conclusies trekt u hieruit als het gaat om het op termijn verstrekken van vergunningen voor online gokken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De conclusie of het aanbieden van kansspelen op een dergelijke wijze risico’s tot bovenmatig gokgedrag met zich meebrengt, is afhankelijk van de wijze waarop het aanbod is ingericht, het spel dat wordt aangeboden, alsmede de voorwaarden die aan het aanbod en het spel zijn verbonden. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand geeft in beginsel ruimte voor de mogelijkheid kansspelen aan te bieden via televisie, maar richt zich in eerste instantie op kansspelen via internet omdat reeds honderdduizenden Nederlanders hieraan deelnemen. Welke media en welke spelvarianten precies zullen worden toegestaan, zal worden uitgewerkt in relatie tot de risico’s die daarmee samenhangen voor de speler.
Voor vergunninghouders is overigens nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen. Om invulling te geven aan het beperken van onmatige deelneming, in het bijzonder bij jongeren, is op 1 juli 2013 het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking getreden. Hierin is onder andere opgenomen dat zij tussen 06.00 en 19.00 uur geen reclame maken op televisie. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Deelt u de mening dat als er één schaap over de dam is, er mogelijk meer televisiezenders zullen komen die een gokkanaal willen uitbaten? Zo ja, is dat dan een reden te meer om deze ontwikkeling tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Uit de reacties op de consultatie van het wetsvoorstel kansspelen op afstand blijkt dat meerdere partijen, waaronder ook huidige vergunninghouders, interesse hebben in het aanbieden van kansspelen via televisie. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand is zoveel mogelijk techniek-flexibel opgezet om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen. Echter, gezien de doelstellingen van het beleid zal worden voorgeschreven via welke technische middelen en welke spelvarianten kansspelen wel of niet onder een vergunning kunnen worden aangeboden. Ik denk daarbij niet in eerste instantie aan kansspelen die worden aangeboden via televisie.
Staat artikel 4a van de Wet op de kansspelen en de bepalingen daarin ten aanzien van de plicht van vergunninghouders om gokverslaving te voorkomen en om terughoudend reclame voor gokken te maken, het maken van televisiereclame voor (online) gokken in de weg? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom wordt er voor gokken een andere afweging gemaakt dan voor andere verslavende producten zoals alcohol of tabak?
Nee. Voor vergunninghouders is nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen om de consument te wijzen op het legale aanbod van kansspelen en daarmee te voorkomen dat hij zich wendt tot illegaal aanbod.
Indien artikel 4a van de Wet op de Kansspelen of de daarin genoemde algemene maatregel van bestuur het reclame maken voor online gokken op televisie niet expliciet verbiedt, wilt u dan de regelgeving zodanig aanpassen dat dit wel verboden wordt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Gaat u in uw aangekondigde wet, waarmee online gokken legaal wordt, beperkingen aanbrengen ten aanzien van de aard van de aanvragers voor een vergunning, bijvoorbeeld door vergunningen aan televisiezenders te onthouden? Zo nee, waarom niet?
In de regulering van kansspelen op afstand zal worden voorgeschreven via welke technische middelen en welke spelvarianten kansspelen wel of niet onder een vergunning kunnen worden aangeboden.
Gaat u in uw aangekondigde wetsvoorstel het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum verbinden? Zo ja, aan welk aantal wordt gedacht? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot het regeringsbeleid ten aanzien van het voorkomen van bovenmatig gokgedrag?
Nee, de risico’s van kansspelen zullen worden beperkt door strikte voorwaarden te stellen aan de aanbieders. Om een hoge mate van kanalisatie te bereiken is van belang dat het aantal vergunninghouders niet op voorhand wordt beperkt. Hoewel dit vanuit de optiek van het voorkomen van kansspelverslaving aantrekkelijk kan lijken, leidt dit tot hogere kosten voor de consument in de vorm van een lager uitbetalingsratio, het ontbreken van de stimulans voor aanbieders om te innoveren en het risico dat Nederlandse spelers zich tot attractiever illegaal aanbod wenden. Daarnaast roept beperking van het aantal vergunningen ook vragen op over de criteria voor het vaststellen van dat aantal. Het is immers in een bewegende markt niet op voorhand precies vast te stellen hoeveel vergunninghouders noodzakelijk zijn voor een passend en attractief aanbod.
Het vertonen van kansspelen op televisie door SBS |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «SBS begint gokzender, zender wil met kansspelen miljoenen binnenhalen»1 en «Grote zorgen om gokzender»?2 Vindt u hetgeen om deze berichten gemeld wordt een wenselijke ontwikkeling?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de reactie in de brief.
Welke plannen zijn er om de mogelijkheden om kansspelen op televisie toe te staan te verruimen? Welke aanpassingen in wetten en regels zijn hier precies voor nodig?
De wet biedt op dit moment geen mogelijkheid voor het gelegenheid geven tot deelname aan kansspelen via televisie. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand geeft in beginsel ruimte voor deze mogelijkheid, maar richt zich in eerste instantie op kansspelen via internet omdat reeds honderdduizenden Nederlanders hieraan deelnemen. Welke media en welke spelvarianten precies zullen worden toegestaan, zal worden uitgewerkt in relatie tot de risico’s die daarmee samenhangen voor de speler.
Wat vindt u er van dat de televisiekijker in de toekomst verleid zal worden om een gokje te wagen, waardoor een commerciële zender miljoenen euro’s probeert binnen te halen?
Het aanbieden van kansspelen is gereguleerd met een vergunningstelsel. De doelstelling van het wetsvoorstel kansspelen op afstand is om de vraag van spelers te kanaliseren naar gereguleerd aanbod en te voorkomen dat spelers zich wenden tot het illegale aanbod.
Deelt u de zorgen over de laagdrempeligheid van een gokzender, waardoor gokken zal toenemen? Vreest u ook een toename van verslavingsproblematiek? Zo nee, op basis waarvan verwacht u dit niet?
In de regulering van kansspelen op afstand worden strikte voorwaarden opgenomen om kansspelverslaving te voorkomen. De zwaarte van de voorwaarden kan variëren, afhankelijk van bijvoorbeeld de verslavingsgevoeligheid van spelvarianten.
Als het promoten van belspelletjes en andere kansspelen op televisie wordt toegestaan, welke beperkingen bent u dan van plan hieraan te stellen met het oog op het beperken van verslavingsrisico’s en de beschikbaarheid voor jongeren?
Voor vergunninghouders is nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen. Om invulling te geven aan het beperken van verslavingsrisico’s, in het bijzonder bij jongeren, is op 1 juli 2013 het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking getreden. Hierin is onder andere opgenomen dat zij tussen 06.00 en 19.00 uur geen reclame mogen maken op televisie. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Heeft u over de plannen over een gokzender reeds overlegd met SBS? Zo ja, wat was de inzet van uw gesprek en wat is daar uit gekomen? Zo nee, bent u voornemens dat gesprek alsnog aan te gaan en wat zal uw inzet van het gesprek zijn?
Nee. Op dit moment zie ik geen aanleiding een gesprek te voeren over de voornemens van SBS. Ten overvloede wijs ik u erop dat de kansspelautoriteit verantwoordelijk is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de kansspelregelgeving en eerste aanspreekpunt is voor partijen die interesse tonen in het aanbieden van kansspelen.
Het bericht dat NPO met een eigen betaaldienst komt |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Publieke Omroep werkt aan betaalde on-demand dienst»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat producties die mogelijk gemaakt zijn met publiek geld, achter een betaalmuur worden geplaatst?
Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden licht ik graag eerst het volgende toe. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) produceert jaarlijks vele verschillende programma’s. Deze programma’s worden vervolgens op allerlei manieren bij de kijker gebracht. Dat kan zowel lineair als non-lineair via de pakketaanbieders of via internet (op npo.nl, app’s, etc.). De programma’s die de NPO uitzendt worden op verschillende manieren geproduceerd. Een productie kan tot stand komen in eigen beheer, in coproductie of kan volledig door een buitenproducent worden gemaakt. De productiemethode alsmede het genre bepaalt in hoge mate of een programma beschikbaar is in Uitzending Gemist. Dit heeft namelijk met rechten en verdienmodellen te maken. Neem bijvoorbeeld het terugverdienmodel van de buitenproducent bij het maken van een dramaserie. Die verdiende vroeger met de inkomsten uit de DVD-verkopen. Deze inkomsten werden gedeeld met rechthebbenden, makers en producenten; zij hebben volgens het auteursrecht recht op een vergoeding. De moderne equivalent hiervan zijn de inkomsten uit het licenseren van content (programma’s) aan bijvoorbeeld streamingdiensten. Het is dus een misvatting dat een productie die met publiek geld is gefinancierd in het geheel is afbetaald voor wat betreft elke mogelijke toekomstige uitzending (zowel lineair als non-lineair) of exploitatie. Als de NPO ervoor zou kiezen om de rechten van de in het eerdere voorbeeld bedoelde dramaserie aan te kopen voor lineaire uitzending en één jaar on demand weergave dan hoort hier een andere prijs bij. Het is dus een financiële keuze afgewogen tegen de digitale beschikbaarheid van de programma’s. Ook voor coproducties geldt dat de producent in de oude situatie vaak een gedeelte van de kosten dekte uit de DVD-verkopen. Het is daarom redelijk dat er nu nieuwe afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten uit deze nieuwe dienst.
Om de kijkers de programma’s te bieden waarvan opname in een on demand dienst extra kosten met zich meebrengt (buitenproducent / buitenlands product), of waarbij afspraken moeten worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten (coproductie) start de NPO een extra dienst, genaamd NPO Plus. Dit is een dienst waar de abonnees tegen een vast bedrag per maand in hoge beeldkwaliteit programma’s – zonder reclame – op elk gewenst moment kunnen bekijken. De opbrengsten gaan (na aftrek van kosten voor de dienst) naar de producenten en andere rechthebbenden.
Voor alle duidelijkheid. Er zijn natuurlijk heel erg veel programma’s nu gratis beschikbaar in Uitzending Gemist. Dat is en blijft mogelijk omdat de NPO de rechten over deze programma’s volledig zelf bezit (de eigen producties). Voor deze programma’s is het eenvoudiger om afspraken te maken over digitale beschikbaarheid.
In hoeverre past deze nieuwe betaaldienst van NPO binnen het kabinetsvoornemen om de publieke omroep steeds meer geld zelf te laten verdienen?
De nieuwe betaaldienst van de NPO beantwoordt inderdaad aan deze doelstelling. De dienst NPO Plus, die ook onderdeel gaat uitmaken van de nieuwe dienst «NLziet» welke samen met RTL Nederland en SBS Broadcasting wordt opgezet, geeft de televisiekijker toegang tot (bijna) al datgene dat tot 365 dagen geleden op de zenders van deze omroepen is uitgezonden. Dit is een innovatieve dienst, waarbij het een unicum is dat publieke en commerciële omroepen de handen ineenslaan. De kijker krijgt hiermee de volledige regie in handen omdat hij zelf kan bepalen waar en wanneer hij programma’s bekijkt. Deze dienst zorgt bovendien voor een additionele inkomstenbron voor producenten en rechthebbenden. Het beantwoordt tot slot aan de wettelijke opdracht die de NPO heeft om innovatie aan te jagen. Deze uitgebreide video on demand dienst versterkt hiermee de gehele waardeketen.
Hoe beoordeelt u het risico dat door het aanbieden van deze betaaldienst «NPO Plus», het toekomstige aanbod op de gratis «Uitzending Gemist» zal afnemen?
De NPO heeft mij ervan verzekerd dat het huidige «Uitzending Gemist» (straks NPO gemist) blijft. Wat er nu aan programma’s in Uitzending Gemist is opgenomen, zeker voor wat betreft de programma’s die de NPO geheel zelf produceert, is dat in de toekomst ook. Ik acht het risico op de door u geschetste ontwikkeling dan ook klein.
Hoe beschouwt u het dilemma van gratis versus betaald aanbieden door NPO? Bent u van mening dat NPO Plus een marktverstorende dienst kan worden, aangezien deze op het digitale domein concurreert met commerciële marktpartijen als «Netflix» en «Videoland»? Of bent u van mening dat NPO Plus juist een positief effect zal hebben, ook voor andere commerciële partijen, aangezien het zo normaler wordt om voor dit soort diensten te betalen? Kunt u een uitgebreid en goed beargumenteerd antwoord geven?
De NPO biedt een zeer divers palet aan programma’s aan. Deze programma’s worden via allerlei distributiemethoden verspreid en komen zo bij de kijker terecht. Naast lineaire uitzending zijn we in toenemende mate gewend geraakt aan het bekijken van programma’s via de verschillende «gemist diensten». De publieke omroep dient in mijn ogen daar te zijn waar de kijker kan worden bereikt, zeker nu het kijkgedrag van mensen aan het veranderen is. Dat betekent dus ook de niet lineaire kijker in het digitale domein. De kijker die ervoor kiest om niet om half negen voor de televisie te zitten heeft immers ook recht op de programma’s van de publieke omroep. Daarbij wijs ik graag op de ontwikkelingen bij de BBC en de VRT die ook flinke stappen zetten in het digitaal beschikbaar maken van hun programma’s. De BBC middels het uitbouwen van de BBC iPlayer en de VRT (ook samen met een aantal commerciële omroepen) met het nieuwe (betaalde) initiatief Stievie.
Bij de aankondiging van de nieuwe dienst «NLziet» heeft Bert Habets, CEO van RTL Nederland, in reactie op vragen van de Volkskrant gezegd dat de nieuwe dienst juist geen concurrent wordt van Netflix of Videoland.2 Het gaat om een dienst die alle programma’s die in de afgelopen 365 dagen op Nederlandse zenders zijn uitgezonden op afroep beschikbaar maakt. De opname van een programma in deze dienst is dus nauw verbonden met de lineaire uitzending ervan op een van de aangesloten zenders. Netflix richt zich daarentegen voornamelijk op series, films en documentaires en biedt hier volledige seizoenen van aan. Ik deel daarom de mening dat een unieke dienst zoals NLziet een positieve invloed heeft op de adoptie van betaalde streamingdiensten.
Hoe wilt u marktverstoring op het steeds belangrijkere digitale domein in de toekomst gaan beperken?
Ik vind dat de publieke omroep zich in het digitale domein kan en moet begeven, juist om het publiek te binden. Het feit dat de NPO een gezamenlijke dienst met de grootste commerciële omroepen opzet geeft aan dat men uitgaat van elkaars kracht om het Nederlandse digitale aanbod vorm te geven. Dat is in een sterk globaliserend medialandschap een positieve ontwikkeling. Daarnaast is er bij de ontwikkeling van de dienst contact geweest tussen de omroepen en de ACM. Daarbij komt dat het platform open is, ook andere omroepen kunnen zich aanmelden.
Welke voorwaarden stelt u om deze nieuwe betaaldienst wel of niet toe te laten? Welke uitkomsten verwacht u van de pilot om hierover een beslissing te kunnen nemen in 2015? Bent u bereid in ieder geval scherp te toetsen op de aspecten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring»?
NPO Plus zal begin 2014 starten als experiment.3 Indien de publieke omroep tot de conclusie komt dat NPO Plus kan bijdragen aan de publieke taak kan hij – conform de wettelijke systematiek – om goedkeuring vragen om NPO Plus als permanent kanaal aan de publieke taak toe te voegen.
Op dat moment start de instemmingsprocedure. De procedure waarborgt dat de aard en omvang van de taak van de publieke omroep op transparante wijze wordt vastgesteld in overeenstemming met de Europeesrechtelijke kaders voor staatssteun en de toepassing daarvan op de financiering van de publieke omroep.
Het inhoudelijke beoordelingskader voor aanbodkanalen ligt besloten in de publieke taak zoals omschreven in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Er zijn geen specifieke voorwaarden van toepassing op dit experiment. De beoordeling van nieuwe aanbodkanalen vindt altijd plaats in het kader van het aanbod van de publieke omroep in zijn totaliteit.
Vanzelfsprekend zal bij de behandeling van de aanvraag tot goedkeuring scherp getoetst worden op de door u genoemde punten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring».
Mede op basis van adviezen van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur wordt een ontwerpbesluit opgesteld. Het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende relevante stukken worden openbaar gemaakt door deze ter inzage te leggen via plaatsing op de website van het Rijk. Daaraan voorafgaand wordt van het ontwerpbesluit kennis gegeven in de Staatscourant.
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na ter inzage legging schriftelijk of mondeling een onderbouwde zienswijze geven over het ontwerpbesluit. Daarna wordt een definitief besluit genomen waarbij de door belanghebbenden ingediende onderbouwde zienswijzen op zorgvuldige en evenwichtige wijze mee wegen. Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit kunnen binnen zes weken na de ter inzage legging rechtstreeks beroep instellen bij de bestuursrechter.
Door de toepassing van bovenstaande procedure4 ben ik van mening dat er een goede afweging van belangen plaats zal vinden op het moment dat de goedkeuring van het voortzetten van NPO Plus wordt gevraagd.
Bent u bereid deze vragen voor het Wetgevingsoverleg Media op 25 november aanstaande te beantwoorden?
Ja.
Seks in school tv week journaal |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het item «dr. Corrie» tijdens het Schooltv Weekjournaal?
Ja
Wisten basisschool docenten van te voren dat het item «dr. Corrie» in het Schooltv Weekjournaal opgenomen zou worden? Zo ja, op welke wijze zijn ze hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Via onderwijsbladen en de website (www.schooltv.nl/weekjournaal ) heeft Schooltv-Weekjournaal gecommuniceerd over het nieuwe onderdeel in het programma. Elke week kunnen leraren zich daarnaast via de nieuwsbrieven van Schooltv-Weekjournaal vooraf op de hoogte stellen van de onderwerpen die behandeld worden bij Dr. Corrie. Een leerkracht kan zich op deze manier voorbereiden en het item gebruiken als opmaat naar een les seksuele voorlichting.
Recentelijk heeft Schooltv ook de mogelijkheid geboden aan leraren om vooraf de items van dr. Corrie via de website integraal te bekijken. Zo kunnen leerkrachten zich naast de informatie van de nieuwsbrief nog beter voorbereiden op het item.
Bent u ervan op de hoogte dat veel ouders zich niet kunnen vinden in het item?
Het is een bekend gegeven dat seksualiteit voor ouders een lastig onderwerp kan zijn om met hun kinderen te bespreken. Hoeveel ouders moeite hebben met het item is lastig te bepalen. Het Schooltv-Weekjournaal bereikt bijna 80% van de basisscholen en er komen bij het Schooltv-Weekjournaal ook veel positieve reacties binnen van ouders, leerkrachten en andere voorlichters die het materiaal graag willen verkrijgen.
Waarom is er door Schooltv Weekjournaal voor deze manier van voorlichting gekozen?
De NTR heeft mij laten weten dat Schooltv met Dr. Corrie leerkrachten een handvat wil bieden om een gesprek te beginnen in de klas. Er is voor gekozen om daarbij humor in te zetten om zo een meer ontspannen sfeer te creëren om dit gevoelig onderwerp wat makkelijker bespreekbaar te maken. Daarnaast vertellen bekende nederlanders Dr. Corrie over hun eigen ervaringen met seksualiteit tijdens de puberteit. Op deze manier denkt Schooltv bij te dragen aan het openlijk bespreken van puberonderwerpen als zoenen, verkering en ongesteldheid.
Deelt u de mening dat docenten in staat gesteld moeten worden tot het geven van relationele en seksuele vorming op een manier die aansluit bij lesmethodes die door de scholen zelf zijn uitgekozen?
Ja.
Op welke manier wilt u scholen de ruimte geven om zelf invulling te geven aan lesmethoden over seksuele diversiteit?
Er is al voorzien in die ruimte voor scholen. Scholen mogen namelijk zelf bepalen hoe zij het onderwijs inrichten en vormgeven en welke methoden en leermiddelen zij daarbij willen gebruiken. Dit geldt ook voor het onderwerp seksualiteit en seksuele diversiteit.
Deelt u de mening dat het van belang is dat seksuele voorlichting primair behandeld moet worden in het licht van relaties en genegenheid tussen mensen?
Scholen zijn vrij om te bepalen op welke wijze zij aan de kerndoelen uitvoering geven en welk lesmateriaal zij daarbij hanteren. Dit geldt ook voor het kerndoel voor het basisonderwijs «De leerlingen leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit».
Zo kunnen scholen bij de vormgeving van dit kerndoel bijvoorbeeld gebruik maken van websites als www.schoolenveiligheid.nl , www.seksuelevorming.nl en www.langlevedeliefde.nl . Hierop staan overzichten van instrumenten en lesmaterialen voor het basis- en voortgezet onderwijs die de school in kan zetten om invulling te geven aan dit kerndoel.
Deelt u de mening dat het veel beter zou zijn als filmpjes online verschijnen en elke docent het filmpje kan bekijken op het moment dat het de docent schikt en er tijd is om erover door te praten?
Het staat elke docent vrij om het Schooltv-Weekjournaal op ieder moment van de dag te bekijken.
Wilt u in gesprek gaan met Schooltv Weekjournaal en Rutgers WPF om tot een wijze van presentatie te komen die op meer draagvlak kan rekenen? Zo ja, wanneer wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor wat omroepen uitzenden ligt bij omroepen zelf. De overheid heeft geen voorafgaand toezicht of invloed op de inhoud of vorm van een televisie-uitzending (art. 7 van de Grondwet). Het past dan ook niet dat de overheid over de presentatiewijze van een programma met een (publieke) omroep in gesprek gaat. Rutgers WPF is niet verantwoordelijk voor de presentatie, vormgeving en inhoud van het programma via Schooltv. Zij heeft wel inhoudelijke deskundigheid en op basis daarvan advies gegeven.
Is er door het invoeren van «dr. Corrie» in het Schooltv Weekjournaal nog ruimte voor diversiteit van onderwijs filosofieën?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Persoonsgegevens bij digitale televisie en Netflix |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de blijdschap dat Netflix eindelijk in Nederland actief is geworden en dat het legale betaalde aanbod van audiovisuele diensten een impuls krijgt?
De komst van Netflix in Nederland heeft ervoor gezorgd dat geïnteresseerden eenvoudig en legaal toegang kunnen krijgen tot een grote collectie aan films, series en documentaires voor een vast bedrag per maand. Netflix is hiermee de eerste speler die in Nederland een dergelijk groot aanbod beschikbaar maakt. Gezien de recente aankondiging van RTL Nederland met de overname van Videoland zijn er meer partijen die zich opmaken om een «all you can watch» abonnement aan te gaan bieden.
Heeft u kennisgenomen van de privacyvoorwaarden van Netflix?1
Ja.
Klopt het dat deze voorwaarden omschreven zouden kunnen worden als voorwaarden Amerikaanse stijl, dat wil zeggen dat in plaats van persoonsdataminimalisatie meer gebruik wordt gemaakt van een contract waarbij alle gegevens worden overgedragen en een definitie van persoonsgegevens die enkel direct tot de persoon herleidbare gegevens omvat?
Het klopt dat de «definitie van persoonsgegevens» in de privacyvoorwaarden van Netflix alleen direct tot de persoon herleidbare gegevens omvat.
Klopt het dat in Nederland ook andere gegevens onder persoonsgegevens vallen?
Ja. Volgens artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt onder een «persoonsgegeven» verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Een persoon is identificeerbaar indien hij/zij direct of indirect kan worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld aan de hand van een identificatienummer. Bepalend is of iemands identiteit – direct of via nadere stappen – redelijkerwijs, dat wil zeggen zonder onevenredige inspanning, kan worden vastgesteld.
Hoe zou u gegevens over kijkgedrag kwalificeren waar misschien religieuze en seksuele voorkeuren uit vallen af te leiden?
Het gaat hier om bijzondere (gevoelige) persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wbp. Aan het verwerken van deze gegevens stelt de Wbp extra hoge eisen. Er geldt een strengere toestemmingseis dan bij gewone persoonsgegevens in die zin dat deuitdrukkelijke toestemming van betrokkene is vereist. Voor interactieve diensten betekent dit dat uitdrukkelijke toestemming pas aanwezig mag worden geacht als de betrokkene zijn verzoek voor een specifieke dienst nog eens middels een aparte klik heeft bevestigd (aldus blz. 67 van de Memorie van Toelichting op de Wbp).
Deelt u de mening dat persoonsgegevens ook een waarde hebben en dat door het opgeven van deze gegevens de echte kosten van deze dienst hoger liggen dan de aangeboden prijs?
Persoonsgegevens vertegenwoordigen inderdaad in het commerciële verkeer een zekere waarde. Het hangt echter van het specifieke geval en omstandigheden af welke waarde daaraan kan worden toegekend.
Klopt het dat Netflix dit enkel kan doen tot de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt gehandhaafd? Klopt het voorts dat er tot die tijd sprake is van een concurrentievoordeel ten opzichte van andere partijen zolang Netflix de ruimte krijgt om meer dan andere partijen in Nederland persoonsgegevens te verzamelen en door te verkopen?
De Wbp is niet van toepassing aangezien Netflix geen vestiging in Nederland heeft. Het Cbp heeft dus geen bevoegdheid om ten aanzien van Netflix handhavend op te treden. Deze onderneming valt onder de Luxemburgse privacywetgeving. De EU-privacyrichtlijn geeft een geharmoniseerd hoog niveau van gegevensbescherming. De Luxemburgse wetgeving is net als de Nederlandse Wbp een implementatie van die richtlijn. De Luxemburgse wetgeving en Nederlandse wetgeving worden geacht hetzelfde niveau van privacy te garanderen.
Maakt het voor het handhaven van de Wbp nog uit dat Netflix vanuit Luxemburg opereert?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het artikel waaruit blijkt dat de stichting Kijkonderzoek meer wil weten van kijkers?2
Ja.
Klopt de bewering dat Ziggo persoonsgegevens, zoals het kijkgedrag, mag doorverkopen aan derde partijen? Volstaat hier een opt-out regeling of zou hier formeel sprake moeten zijn van een opt-in regeling?
Volgens de Algemene Voorwaarden van Ziggo verstrekt dit bedrijf persoonsgegevens in beginsel niet aan derden, tenzij er een wettelijke verplichting of gerechtelijk bevel is, dit noodzakelijk is voor de dienstverlening van Ziggo of uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Ziggo houdt geen identificeerbare persoonlijke informatie bij over het kijkgedrag, tenzij strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de overeenkomst (zoals levering van de «On Demand» of «TV op Bestelling» diensten en facturering daarvan) of na uitdrukkelijke toestemming van de klant (opt-in). Wel gebruikt Ziggo deze informatie in anonieme of geaggregeerde vorm om te kunnen inventariseren en analyseren hoe en in welke mate de verschillende diensten en content worden gebruikt om dienstverlening te verbeteren.
Hoe verhoudt al het bovenstaande zich tot de recente uitspraak van het College bescherming persoonsgegevens inzake persoonsgegevens in smart tv’s?
De uitspraak van het Cbp onderstreept het belang van het naleven van de verplichtingen van de Wbp bij het verzamelen en bewaren van persoonsgegevens over online kijkgedrag. Gebruikers dienen heldere informatie te krijgen over het doel van de verwerking van hun persoonsgegevens en wat daar verder mee wordt gedaan. In het geval van cookies waarmee het kijkgedrag wordt vastgelegd, dient de gebruiker bovendien ondubbelzinnige toestemming te geven. Wil er sprake zijn van rechtsgeldige toestemming, dan dient er sprake te zijn van een vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.