Wie de baas is van ‘de rode knop’ op de afstandsbediening |
|
Bart de Liefde (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabelaars frustreren de kijkers»?1
Ja.
Wat vindt u van de machtsstrijd die gaande is tussen omroepen, kabelaars en telecombedrijven?
Binnen de wereld van media, telecommunicatie en internet vindt op het gebied van diensten, technieken en infrastructuren convergentie plaats. Eind vorig jaar heeft de Minister van Economische Zaken mede namens mij de middellange termijn visie over telecommunicatie, media en internet aan uw Kamer gestuurd.2 Deze brief gaat over de voorwaarden voor een goed functionerende markt voor telecommunicatie, media en internet en de beleidsvragen die de toenemende convergentie in deze markt oproept. De distributie van interactieve televisiediensten via de zogenaamde rode knop betreft één van die vele beleidsvragen. Naar aanleiding van het amendement en de motie Van Dam-Huizing heb ik uw Kamer daarover uitvoerig geïnformeerd.3 Ik constateer dat er door onder meer convergentie druk op de bestaande posities is komen te staan. Dat is allereerst vooral het gevolg van marktwerking binnen een sterk veranderend medialandschap. Er is namelijk een aantal fundamentele verschuivingen waarneembaar, waarvan de belangrijkste de toename van het tijd-, plaats-, en schermonafhankelijk kijken is. De opkomst van over-the-top aanbieders zoals Netflix en (recent) Videoland Unlimited, alsook het per 1 juli gelanceerde NLziet spelen daarbij een belangrijke rol. In de praktijk is bovendien gebleken dat video on demand via het open internet uitstekend buiten de pakketaanbieders om te organiseren is, maar dat dit voor de doorgifte van lineaire televisiekanalen anders ligt.4 Pakketaanbieder en omroep worden in toenemende mate ook elkaars concurrent. Daarom verharden de onderhandelingen tussen omroep en pakketaanbieder. Die trend is ook internationaal zichtbaar. Aan de kant van de pakketaanbieders lijkt er daarbij sprake van een (wereldwijde) consolidatieslag gezien de aangekondigde overnames van Ziggo en Reggefiber. Deze en meer ontwikkelingen heb ik uitgebreid beschreven in de eerder genoemde brief over «de rode knop» van 7 april jongstleden. Ik verwijs u volledigheidshalve graag naar deze brief.5
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende innovatieve technieken bestaan zoals bijvoorbeeld Hybrid Broadcast Broadband Televisie (HbbTv), interactieve televisie platformen van pakketaanbieders en «over-the-top» technieken? Onder welke wetgeving vallen deze drie technieken en waarom is dat onderscheid er nog steeds?
Ja, in de brief van 7 april jongstleden heb ik uitgebreid over HbbTV en andere (interactieve) televisiediensten geschreven. Ik verwijs u graag naar deze brief en beperk mij in dit antwoord tot de verschillen tussen de televisieomgeving van de pakketaanbieders en het open internet. Deze zijn namelijk niet gelijk.
Bij de televisiediensten van KPN, UPC, Ziggo etc. bepaalt de pakketaanbieder de samenstelling van het pakket. Hij gebruikt hierbij een door hem zelf ingerichte en onderhouden infrastructuur. Er vinden commerciële onderhandelingen plaats over doorgifte (die kunnen zien op aantal kanalen, beeldkwaliteit, video on demand rechten etc.). Pakketaanbieders bieden in hun omgeving ook eigen interactieve diensten aan. Bij het aanbieden van diensten via het open internet bieden omroepen (en anderen) zelf de diensten aan. Er hoeft in dit geval niet te worden onderhandeld over doorgifte. Netflix, NLziet e.d. kunnen deze internettelevisiediensten dus zonder tussenkomst van pakketaanbieders, dan wel Internet Service Providers (ISP’s) aanbieden aan de kijkers. Dit is geborgd door het principe van de netneutraliteit. Dat neemt niet weg dat er wel (kwaliteits)afspraken kunnen worden gemaakt met ISP’s om het vele dataverkeer goed op het net te begeleiden.6
Voor de publieke omroep is in de Mediawet een doorgiftegarantie vastgelegd in de vorm van een must carry verplichting.7 Daarnaast dient het digitale standaardpakket sinds 1 januari jongstleden uit ten minste 30 zenders te bestaan. Deze regels zijn techniekneutraal en gelden voor alle pakketaanbieders. Dus ook voor pakketaanbieders die lineaire televisiepakketten via het open internet zouden willen aanbieden (via de zogenoemde over-the-top-route).
Voor wat betreft de techniek waarmee televisiediensten kunnen worden aangeboden zoals bijvoorbeeld HbbTV, OpenTV, Flash etc. geldt dat de wetgever, geen doorgifteverplichtingen kan opleggen. Dit blijkt ook uit een uitvoerige Europeesrechtelijke analyse die ik in het kader van de «rode knop brief» heb gemaakt. Dit oordeel staat los van de vraag of dit wenselijk zou zijn. De technieken waar u in de vraag op doelt vallen dus niet onder de wetgeving. De diensten mogelijk wel.8 Om te kijken of wetgeving van toepassing is moet dus (steeds vaker) naar de aard van de dienst worden gekeken en niet de techniek waarmee de dienst wordt verspreid. Op onderdelen is er mogelijk nog sprake van verouderde regelgeving die niet techniekneutraal is. Zoals eerder aangegeven zal ik hier samen met de Minister van Economische Zaken naar kijken.
Klopt het dat TV-producten die door telecombedrijven via IP worden aangeboden aan andere wettelijke verplichtingen moeten voldoen dan TV-producten die via de kabel worden aangeboden? Zo ja, vindt u dat nog van deze tijd? Bent u bereid en in staat de wettelijke verschillen tussen kabel en IP-TV weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betreffende regelgeving is sinds 1 januari 2014 techniekneutraal. Dat betekent dat alle pakketaanbieders die televisiepakketten naar consumenten verspreiden, of dit nu via DVB-C (kabel) of IP (glasvezel, koper) gebeurt, aan dezelfde regels zijn gebonden.
Is (redactionele) inhoud hetzelfde als content? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Content verwijst naar de (redactionele) inhoud of het eindresultaat van een dienst of product. Zo kan het resultaat (een televisieprogramma) content worden genoemd, maar ook een scene uit het programma is bijvoorbeeld content. Meer concreet wordt met content gedoeld op iets dat in een specifieke context waarde heeft voor de eindgebruiker (games, websites, films).
Klopt het dat er voor content c.q. (redactionele) inhoud een doorgifteverplichting geldt voor kabelaars? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Er is een doorgifteverplichting voor pakketaanbieders voor een aantal must carry zenders.9 Deze verplichting geldt sinds 1 januari 2014 voor alle pakketaanbieders of zij nu via koper, glas, kabel, ether of satelliet televisiezenders doorgeven. Deze doorgifteverplichting ziet op lineaire televisiekanalen (content) maar niet de techniek waarmee zij worden verspreid (distributiemethode). Tevens is per ministeriële regeling van 16 april jongstleden geregeld dat per 1 oktober 2014 de diensten ondertiteling en gesproken ondertiteling, indien zij door de omroep worden aangeboden, door de pakketaanbieders moeten worden doorgegeven.10 Deze diensten moeten per 1 april 2015 ook via apps van de pakketaanbieders op de tablet, smartphone etc. beschikbaar zijn.11
Deelt u de mening dat de verdergaande convergentie tussen internet, TV, mobiel, media, nieuws en journalistiek een positieve ontwikkeling is die kansen biedt voor innovatie, werkgelegenheid en welvaart in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Telecomwet, Mediawet en Auteurswet dusdanig aan te passen zodat deze niet langer de gewenste convergentie vertragen, maar juist faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Jazeker, convergentie biedt volop kansen. In de mediawereld kan een omroep via het internet nu rechtstreeks naar zijn publiek en ontstaan er nieuwe internetdiensten zoals Netflix. Start-ups kunnen door de uitstekende infrastructuur in Nederland goed de consument bereiken en nieuwe dienstverlening ontwikkelen. Voor wat betreft de regelgeving rondom media moet een onderscheid gemaakt worden naar lineaire en non-lineaire diensten. Voor lineaire televisiekanalen (met Nederlandse uitzendlicentie) gelden nagenoeg dezelfde regels online als in het «traditionele televisiedomein». Op onderdelen in het non-lineaire domein is dat mogelijk anders. Ons streven is om regelgeving zoveel mogelijk sector- en technologieneutraal op te stellen. De Minister van Economische Zaken en ik zullen eind dit jaar uw Kamer informeren over de uitvoering die het kabinet heeft gegeven aan de motie De Liefde en de hierin gevraagde voorstellen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrechten te moderniseren.12
Deelt u de mening dat genoemde wetgeving techniekneutraal moet zijn, dus in het geval van «de rode knop» gericht op het doel namelijk het doorgeven van content, en niet gericht op de gebruikte techniek?
De wetgeving is techniekneutraal geformuleerd, zie mijn antwoord op vraag 4. Het gaat om de inhoud, niet om de techniek.
Hoeveel belastinggeld steekt de NPO in samenwerking met de NOS in HbbTV? Vindt u dit weggegooid geld nu maar een fractie van de Nederlandse televisiekijkers HbbTV kan ontvangen?
HbbTV is via de ether, satelliet en bij een klein aantal kabelmaatschappijen wel te ontvangen. Naar schatting gaat het hier in potentieel bereik om 15% van de markt. Slechts een klein gedeelte van deze potentiele kijkers beschikt echter over de apparatuur om de diensten te bekijken. De NPO maakt in het kader van zijn distributiestrategie zijn eigen keuzes, waarover bij de begrotingsverantwoording verantwoording wordt afgelegd. In dit geval kan ik u meedelen dat de gemaakte kosten vrij laag zijn, namelijk zo’n € 75.000 euro.
Vindt u het nog wel van deze tijd dat kabelaars onderhandelen met omroepen over wat wordt doorgegeven in een pakket en wat niet?
Ik zie niet in waarom dit niet van deze tijd is. Pakketaanbieders hebben grote investeringen gedaan in de infrastructuur en onderhouden een netwerk. Zij bieden dienstverlening aan consumenten aan en onderhandelen met omroepen over doorgifte van hun programma’s. Dat zijn vrije onderhandelingen.
Netflix, Trouw en de Kijkwijzer |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het jaarverslag van het NICAM?1
Ja.
Bent u tevreden over de mate van implementatie van de Kijkwijzer in het algemeen?
Jazeker. Zo blijkt uit periodiek onderzoek door onder meer GfK dat zeer veel ouders de Kijkwijzer gebruiken en het een zinvol systeem vinden. Ook de jaarlijkse evaluaties van Nicam/Kijkwijzer door het Commissariaat voor de Media zijn positief. Het Nicam spant zich voortdurend in om ook nieuwe audiovisuele mediaspelers bij Kijkwijzer te betrekken. Een andere indicatie voor het succes van de Kijkwijzer is de internationale interesse en navolging: Pan-European Game Information (PEGI), IJsland, Finland, Turkije.
Deelt u de mening dat het voor een gelijk speelveld niet goed is dat Nederlandse licentiehouders wel aan de kijkwijzer meewerken, maar diensten als Netflix en tv-zenders als TLC niet?
De Europese regelgeving stelt in de Audiovisuele Mediadienstenrichtlijn (AVMS) de minimumnorm voor de bescherming van minderjarigen. Daarmee ontstaat er in heel Europa een gelijk speelveld. De lidstaten dienen op grond van deze regels passende maatregelen te nemen om minderjarigen in het lineaire en non-lineaire domein te beschermen. Deze minimumregels zijn op Europees niveau echter niet gedetailleerd uitgewerkt. Nederland kent het systeem van de Kijkwijzer. Het is een lidstaat echter niet verboden strengere regels te stellen, daarmee ontstaat er per definitie wel een ongelijke situatie (er is minimumharmonisatie). De zender met bijvoorbeeld een Spaanse uitzendlicentie heeft zich daarom aan andere regels te houden dan de Nederlandse, maar kennen wel beiden dezelfde Europese minimumnorm.
De Nederlandse regelgeving maakt een onderscheid naar lineair en non-lineair aanbod. De Nederlandse publieke omroepen moeten de Kijkwijzer zowel in het lineaire als non-lineaire domein toepassen, de Nederlandse commerciële omroepen alleen voor het lineaire aanbod. Daarnaast vallen alle zenders met een buitenlandse licentie niet onder de Nederlandse Kijkwijzer. Zo is Netflix (non-lineair) nog gevestigd in Luxemburg en kent TLC een buitenlandse licentie. Nederland kan op grond van het Europese recht geen regels stellen voor zenders met een buitenlandse licentie. Men zal dus zich vrijwillig moeten conformeren aan de Kijkwijzer, maar die verplichting is er niet.
Ik begrijp goed dat een gelijk speelveld belangrijk en nastrevenswaardig is. Het is belangrijk voor het publiek (ouders, kinderen en andere belanghebbenden) dat audiovisuele producties zoveel mogelijk van dezelfde adequate Kijkwijzer-informatie voorzien zijn. Daarmee ontstaat een consequent en duidelijk systeem waarop de kijkkeuzes kunnen worden gebaseerd. Dit is een belangrijke motivatie voor de deelnemende partijen die nu hun verantwoordelijkheid nemen middels het gebruik van de Kijkwijzer.
Ik heb begrepen dat het Nicam momenteel in goed overleg is met Netflix over aansluiting bij de Kijkwijzer. Netflix heeft mij inmiddels laten weten voor 80% van de catalogus de op de Kijkwijzer gebaseerde leeftijdsindicatie te hanteren. Ook worden er door het Nicam medewerkers van Netflix getraind om de originele Netflix-producties te kunnen classificeren. Netflix zal ook de iconologie van de Kijkwijzer gaan toepassen. Voor de website is deze aanpassing wat eenvoudiger te realiseren dan voor de verschillende Netflix-applicaties op game consoles, tablets, smart tv’s etc. Netflix zegt ernaar te streven eind 2014 de Kijkwijzer volledig te hebben ingevoerd. Dat is een positieve ontwikkeling. Het is ook een belangrijk signaal aan de gehele industrie dat de grootste video-on-demand aanbieder van Nederland, die zich bovendien in 2015 in ons land zal vestigen, zich inspant om de classificatie-informatie van de Kijkwijzer in zijn dienst op te nemen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een videodienst als Netflix alleen de leeftijdsclassificatie van Kijkwijzer weergeeft en geen icoontjes met nadere informatie over de inhoud aan haar aanbod toevoegt? Bent u bereid een appel te doen op Netflix om daar verandering in te brengen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat dergelijke diensten ouders de kans ontnemen om op uniforme wijze geïnformeerd te raken over de geschiktheid van hun aanbod voor kinderen en jongeren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid met het NICAM2 en Netflix in gesprek te gaan om de tussen hen lopende gesprekken over de volledige implementatie van de kijkwijzer in de videodienst van Netflix te bespoedigen? Bent u bereid dit ook te doen met andere spelers op de markt van videostreaming?
Netflix heeft aangegeven de Kijkwijzer te gaan hanteren en is hierover in goed overleg met het Nicam. Het Nicam is overigens niet alleen in overleg met Netflix, maar ook met de onlangs opgerichte brancheorganisatie van Video-on-demand exploitanten VodNed (www.vodned.nl). Het Nicam hoopt ook met VodNed een samenwerkingsovereenkomst aan te kunnen gaan. Intussen hebben Pathé Thuis en ook HBO zich al bij Kijkwijzer aangesloten.
Bent u bereid alle aanbieders die zich bij het Commissariaat van de Media moeten melden voor een registratie van hun commerciële mediadienst op aanvraag (video on demand) onder het regime van de kijkwijzer te brengen, indien dit niet vrijwillig gebeurt?
Nee. In het huidige Nederlandse systeem is er niet voor gekozen om commerciële video-on-demand-diensten die onder Nederlandse jurisdictie vallen wettelijk te verplichten om zich bij de Kijkwijzer van het Nicam aan te sluiten. Voor wat betreft aanbieders met een buitenlandse licentie is dit op grond van Europese regelgeving überhaupt niet mogelijk.
Bent u bereid een wettelijke regeling te treffen die zenders met een buitenlandse licentie die zich richten op Nederland – zoals TLC, 13thStreet of Syfy – verplicht om de kijkwijzer volledig in te voeren, als de sector niet zelf voor het einde van het jaar tot een adequate oplossing komt?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u ermee bekend dat nog steeds maar weinig kranten de icoontjes en leeftijdsgrenzen bij hun tv-gids en filmrecensies plaatsen? Bent u bereid met de sector en het NICAM in gesprek te gaan om te bespoedigen dat dit snel verandert?
Nee. Krantenredacties gaan over hun eigen inhoud. Zij maken een eigen afweging op welke wijze en in welke mate zij dit type programma-informatie beschikbaar willen stellen aan hun lezers.
Bent u ermee bekend dat onder andere Trouw hierover in gesprek is met het NICAM? Bent u bereid een appel te doen op de hoofdredactie van Trouw om de kijkwijzer snel door te voeren in de krant?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 9. Ik weet dat het Nicam in gesprek is met de hoofdredactie van Trouw over mogelijke plaatsing van Kijkwijzer-informatie in die krant. Ik vertrouw erop dat dit overleg tot een positief resultaat gaat leiden.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat België op dit moment akkoord gaat met het feit dat kranten 0% btw in rekening brengen op hun digitale abonnementen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1/1/2012 en daarmee een bedrijf als Amazon binnengetrokken heeft dat al haar digitale boeken in de EU nu via Luxemburg verkoopt?
Ja, ik heb kennis genomen van het feit dat Luxemburg 3% btw in rekening brengt op digitale kranten en boeken sinds 1 januari 2012. Ook is bekend dat bedrijven als Amazon zich in het verleden in Luxemburg hebben gevestigd. Of het verlaagde btw-tarief op digitale kranten en boeken de enige reden is voor die bedrijfsbeslissing kan ik niet beoordelen.
Heeft u er ook kennis van genomen dat de EU Luxemburg wel voor het Hof in Luxemburg gesleept heeft, maar dat Luxemburg ondertussen gewoon doorgaat met het in rekening brengen van 3% btw op e-boeken en e-kranten?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op e-boeken verlaagde naar 7% en vervolgens naar 5,5%, ondanks een infractieprocedure?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Frankrijk de btw op alle online media recentelijk zelfs verlaagd heeft tot 2,1%?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat als een uitgever zijn krant of boeken nu vanuit bijvoorbeeld Luxemburg laat uitgeven, hij dan 3% btw in rekening kan brengen aan Nederlandse klanten in plaats van de 21% btw die hij nu in rekening moet brengen op e-kranten?
Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op het aanbieden van een digitale krant vanuit een server in Luxemburg. Het downloaden daarvan kwalificeert voor de btw als een elektronische dienst. Het gegeven voorbeeld klopt onder deze aanname nu nog wel, maar vanaf 1 januari 2015 niet meer.
Waar de elektronische dienst belast wordt, is namelijk afhankelijk van de regels op grond waarvan wordt bepaald waar de dienst voor de heffing van btw wordt geacht te zijn verricht. De plaats van dienst hangt volgens de huidige hoofdregel af van de hoedanigheid van de afnemer. Is de afnemer een ondernemer voor de btw, dan is de plaats van dienst – en dus van btw-heffing – de plaats (de lidstaat) waar de afnemende ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft. In het gegeven voorbeeld is dit Nederland, zodat in dat geval het Nederlandse btw-tarief van toepassing is. Omdat de btw-richtlijn geen verlaagd btw-tarief op elektronische diensten toestaat, is het algemene Nederlandse btw-tarief van toepassing.
Neemt een ander dan een ondernemer (bijvoorbeeld een particuliere consument) de langs elektronische weg verrichte dienst af, dan is deze dienst belast op de plaats waar de dienstverrichter gevestigd is dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. In het gegeven voorbeeld is dit Luxemburg, waar vervolgens in strijd met de btw-richtlijn een verlaagd btw-tarief op die dienst wordt toegepast.
Met ingang van 1 januari 2015 kent de Europese btw-regelgeving nog maar één regel voor het bepalen van de plaats van dienst van een telecommunicatie-, omroep- of elektronische dienst. Genoemde diensten zijn dan altijd belast in het land waar de afnemer woont of is gevestigd. Daarbij maakt het niet uit of die afnemer een belastingplichtige btw-ondernemer of niet-belastingplichtige (veelal particuliere consument) is noch waar de dienstverrichter zelf is gevestigd. In het gegeven voorbeeld is dan altijd Nederlandse btw verschuldigd, ondanks dat de onderneming die de dienst verricht in Luxemburg is gevestigd.
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Duitse regering, waarin deze zich voorstander verklaart van het lage tarief op e-boeken?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er al tijden een prejudiciële vraag bij het Europees Hof in Luxemburg ligt, die zou kunnen leiden tot een gelijkstelling van het btw-tarief op e-boeken met dat op boeken (zaak HvJ EU 22 april 2013, zaak C-219/13 (K Oy)), omdat in die zaak terecht gesteld wordt dat boeken en e-boeken in essentie gelijk zijn maar dat een verschillende informatiedrager gebruikt wordt en dat er dus geen verschil zou moeten zijn in het btw-tarief?
Ik ben bekend met de bij het Europese Hof van Justitie aanhangige procedure. Op 14 mei 2014 heeft de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie geconcludeerd in deze zaak. Het geschilpunt is of een verschillende behandeling is toegestaan van de levering van goederen die deel uitmaken van dezelfde tariefpost in de btw-richtlijn (hier: «de levering van boeken, op alle fysieke dragers,[...]»). Meer specifiek gaat het over luisterboeken en andere boeken, die op andere fysieke dragers dan papier zijn opgeslagen en de geschreven tekst van een gedrukt boek weergeven. In Nederland geldt het verlaagde btw-tarief nu al voor alle boeken, ongeacht de fysieke drager waarop zij zijn opgeslagen. In dat opzicht is de beantwoording van de onderhavige prejudiciële vraag voor de Nederlandse tarieftoepassing dan ook niet van belang. Voor de volledigheid merk ik nog op dat het btw-tarief op het downloaden van e-boeken niet ter discussie staat in de zaak «K Oy».
Heeft u wegen om met andere EU-landen aan te dringen op een snelle beantwoording van die vraag, omdat dat zou kunnen leiden tot een eind in deze lang slepende impasse?
Zie antwoord vraag 8.
Herinnert u zich de aangenomen motie-Peters (Kamerstuk 32 827, nr. 36) die de regering in 2012 opriep om zich in Europa sterk te maken voor een EU-breed laag btw-tarief voor digitale nieuwsproducten en boeken?
Ja.
Welke acties heeft Nederland ondernomen in de EU sinds de motie-Peters, zoals het agenderen op een Ecofin Raad, het organiseren van een conferentie, bilateraal overleg of andere acties?
Zowel vóór als na de motie-Peters heeft Nederland zich ingespannen om de mogelijkheid van een gelijke behandeling van fysieke en digitale producten te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld in de Nederlandse reactie op het Groenboek dat de Europese Commissie in 2010 uitbracht over modernisering van de btw.3 In deze reactie is onder andere aangegeven om de discussie over inconsistentie in de tariefindeling, zoals de toepassing van het verlaagde btw-tarief op drukwerk en van het algemene btw-tarief op e-boeken, niet uit de weg te gaan. Op 6 december 2011 volgde op het Groenboek een mededeling van de Europese Commissie waarin onder andere een herziening van de tariefstructuur wordt overwogen.4
Van Nederlandse zijde is richting de Franse overheid herhaaldelijk steun uitgesproken voor de Franse inzet om in de EU een verlaagd btw-tarief mogelijk te maken voor digitale boeken en kranten. Deze steunbetuiging is voorts neergelegd in een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Europese Commissie. Daarbij is de wens benadrukt om de (tarief)inconsistentie en concurrentieverstoring tussen digitale boeken en kranten, en boeken en kranten op alle soorten fysieke dragers weg te nemen.
Daarnaast heeft Nederland ook in diverse gremia op (hoog) ambtelijk niveau steun gegeven aan het grondbeginsel dat vergelijkbare goederen en diensten onderworpen moeten zijn aan hetzelfde btw-tarief. Deze inspanningen, samen met gelijkgestemde lidstaten, mondden uit in één van de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2013 waarin de Europese Commissie wordt aangespoord «in haar lopende btw-evaluatie [....] ook aangelegenheden aan de orde [te] stellen die specifiek zijn voor de digitale economie, zoals gedifferentieerde belastingtarieven voor digitale en fysieke producten.»5
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken eindelijk onder het verlaagde tarief gaan vallen onder EU-recht en dat iedereen dan ook datzelfde lage btw-percentage hanteert?
Zoals aangegeven is reeds voorzien dat vanaf 1 januari 2015 het leveren van e-boeken en andere langs elektronische weg verrichtte diensten in alle gevallen belast wordt tegen het btw-tarief van de lidstaat van de afnemer. Van een ongelijke behandeling door deze diensten vanuit een andere lidstaat (met een lager btw-tarief) aan te kopen, zal dan niet langer sprake zijn. Dit neemt niet weg dat dan nog steeds geen gelijke behandeling (verlaagd btw-tarief) mogelijk is van fysieke en digitale producten onderling. Daarvoor is nieuwe Europese regelgeving vereist. De komende evaluatie van de Europese Commissie biedt hiervoor het aangrijpingspunt. Nederland zal zich in dat kader er voor inzetten dat, wanneer de Europese Commissie een voorstel voor eventuele aanpassing van de btw-richtlijn met betrekking tot digitale producten doet, een prioritaire behandeling wordt nagestreefd door de lidstaten.
Wat betreft de in deze vraag vervatte wens voor eenzelfde verlaagd btw-taref voor iedereen die e-boeken, digitaal nieuws en luisterboeken levert nog het volgende. Het verlaagde btw-tarief voor boeken, op alle fysieke dragers, kranten en tijdschriften is een zogenoemde kanbepaling in de btw-richtlijn. Dit betekent dat een lidstaat kan kiezen om al dan niet het verlaagde btw-tarief toe te passen. De hoogte van de btw-tarieven is, binnen bepaalde marges, eveneens aan de lidstaten om te bepalen. Het al dan niet dwingend voorschrijven van een verlaagd btw-tarief op een bepaalde categorie goederen of diensten, eventueel gekoppeld aan een minimum- of maximumtarief, is aan de lidstaten om met unanimiteit te beslissen. Alleen in dat geval kan de btw-richtlijn worden aangepast.
Waar het gaat om voorstellen van de Europese Commissie zal uw Kamer daar op gebruikelijke wijze over worden geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Vervolgens is het aan de lidstaten om met unanimiteit de btw-richtlijn al dan niet aan te passen.
Het bericht dat de NOS de samenvattingsrechten van het eredivisievoetbal voor de komende drie jaar heeft verworven |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Studio Sport als aanjager van FOX: Eredivisie kiest voor commerciële publieke omroep NOS»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de extra commerciële mogelijkheden zoals de NOS en Ster die hebben aangeboden binnen de huidige Mediawet vallen en er geen verruiming van mogelijkheden ten opzichte van bestaande wetgeving geboden wordt?
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) houdt toezicht op de naleving van de Mediawet 2008. Op dit moment onderzoekt het CvdM de verwerving van de rechten van de samenvattingen van de eredivisie. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek. Ik kan u wel melden dat bij de verwerving van de rechten door de NOS en Ster geen ruimere regels gelden en dat de verwerving dus wordt getoetst aan dezelfde mediawettelijke kaders die gelden voor alle publieke media-instellingen.
Bent u nog steeds bereid om een eventuele klacht over oneerlijke concurrentie of marktverstoring bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met een serieus onderzoek te ondersteunen, zoals u heeft toegezegd tijdens het Vragenuur van 4 februari 2014?
Indien de ACM na ontvangst van een klacht een onderzoek start en mij verzoekt om informatie, zal ik daar uiteraard aan meewerken.
Kunt u bevestigen dat de NOS de inhoud en hoogte van het succesvolle bod niet wenst vrij te geven?
De NOS heb ik gevraagd of zij de inhoud en hoogte van het bod bekend wil maken. De NOS blijkt gehouden aan de contractuele afspraken die hierover zijn gemaakt met Eredivisie Media&Marketing (EMM). Om te kunnen deelnemen aan de biedingsprocedure van de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie, moesten alle geïnteresseerde partijen een zogeheten non-disclosure agreement (NDA) met de EMM tekenen. Dit was de eerste voorwaarde die in het biedingsdocument van de EMM voor de Eredivisie werd gesteld.
Ik heb vervolgens gevraagd of de NOS in overleg wil treden met EMM over deze overeenkomst vanwege de vragen van uw Kamer. Dat is gebeurd. EMM en NOS wensen de gemaakte afspraken over geheimhouding over de gesprekken, onderhandelingen en uitkomsten van de afspraken te handhaven zoals gezamenlijk overeengekomen in de NDA. EMM stelt dat het van strategisch belang is dat de bedragen geheim blijven. Dit vooral om de onderhandelingspositie voor toekomstige rechtenverkoop niet aan te tasten.
Ik vind dat een onbevredigende uitkomst. Dergelijke geheimhoudingsbepalingen zijn begrijpelijk vanuit het belang van de verkopende partij. Maar zij dienen niet het algemeen belang, omdat zij niet bijdragen aan transparantie over de besteding van publieke middelen. Gebrek aan transparantie kan bovendien resulteren in hogere prijzen. Voor toekomstige biedingsprocedures vind ik transparantie een essentieel punt. Verantwoording kunnen afleggen is voor een publieke organisatie een belangrijk uitgangspunt. Ik ga hierover in gesprek met de NOS en de NPO om te bezien hoe hier in de toekomst meer inhoud aan kan worden gegeven.
Bent u van mening dat het voor de controlerende taak van de Kamer van belang is om de hoogte van de bedragen die door de NOS zijn geboden te kennen, zodat beoordeeld kan worden of hier sprake is van een adequate besteding van belastinggeld, c.q. in het biedingsproces geen marktverstoring heeft kunnen optreden?
Ik begrijp uw wens om vanuit de controlerende taak van de Kamer te willen beoordelen of er sprake is van adequate besteding van belastinggeld. Daarom dring ik ook aan op transparantie en ga ik bezien of daar meer inhoud aan kan worden gegeven. Overigens is het zo dat om inzicht te krijgen in het totale biedingsproces er ook informatie nodig is van andere partijen dan de NOS.
De publieke omroep voert zijn taak onafhankelijk uit. De wijze waarop de publieke omroep verantwoording aflegt over de besteding van middelen is vastgelegd in de Mediawet. De NOS heeft de mediawettelijke taak om actuele sportverslaggeving in brede zin te verzorgen. Dat doet de NOS op journalistieke wijze waarbij de inhoud leidend is. Het is aan de NOS om binnen de vastgestelde budgettaire kaders invulling te geven aan sportverslaggeving en al dan niet mee te bieden op sportrechten.
Het Commissariaat voor de Media controleert op de rechtmatigheid van de uitgaven en ziet er op toe dat de omroepen zich niet schuldig maken aan overtreding van het dienstbaarheidsverbod en van de reclame- en sponsorregels. Naast de controle op de rechtmatigheid, is ook de doelmatigheid van de bestedingen voor een publieke organisatie van groot belang. Nu heeft de Raad van Bestuur van de NPO de wettelijke taak om de doelmatigheid van de besteding van publieke middelen door de omroepen «te bevorderen». Ik vind dat de wet op dit punt moet worden aangescherpt. Ik ga onderzoeken of de sturing op de doelmatigheid steviger kan worden geregeld in de Mediawet. Daarmee kan scherper invulling worden gegeven aan het maken van verantwoorde programmatische keuzes binnen de publieke omroep. Ik kom hierop terug in mijn beleidsbrief naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur.
U vraagt tot slot hoe gecontroleerd kan worden of in het biedingsproces geen marktverstoring heeft plaatsgevonden. Zoals ik in het mondelinge vragenuur van 4 februari heb gesteld, kunnen marktpartijen die signalen hebben, altijd terecht bij de ACM met een klacht.2 Zie verder mijn antwoord op vraag 3. Daarnaast ziet het CvdM toe op de naleving van het dienstbaarheidsverbod.
Bent u bereid om de Kamer hier, desnoods vertrouwelijk, over te informeren? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik bereid de Kamer te informeren. Hiervoor heb ik mijn wettelijke bevoegdheid om informatie op te vragen bij de NOS ingezet. Ik heb niettemin acht geslagen op de belangen van de NOS en de EMM en zal daarom de informatie voor vertrouwelijke inzage door de woordvoerders media ter beschikking stellen.
Het bericht dat de luistercijfers van het publieke radiostation FunX niet openbaar zijn |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Alleen maar goed nieuws»?1
Ja
Hoeveel edities van FunX zijn er en hoeveel frequenties zijn daarvoor in handen van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Er bestaan vijf edities van FunX: één landelijke editie (onder verantwoordelijkheid van de NPO) en vier lokale edities (onder verantwoordelijkheid van de verschillende lokale omroepen in de vier grote steden). De landelijke editie is te ontvangen via analoge en digitale kabel, internet, DAB+ en satelliet. Voor de landelijke editie beschikt de NPO niet over FM-(ether)frequenties. De lokale edities zijn te ontvangen via FM-etherfrequenties en analoge kabel in de vier grote steden en via het internet.
De NPO is alleen verantwoordelijk voor de landelijke editie en de bijbehorende distributie via kabel, internet, DAB+ en satelliet. De lokale edities en de distributie hiervan vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale omroepen in de vier grote steden. Hiermee past de organisatie van de programmering binnen de bedoeling van artikel 2.147, tweede lid sub e van de Mediawet 2008. Dit artikel bepaalt dat de Meerjarenbegroting van de NPO ook een beschrijving bevat van de samenwerking tussen de landelijke en lokale publieke media-instellingen.
Kunt u bevestigen dat in de zomer van 2012 is toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het oordeel van het Commissariaat voor de Media inzake de constructie die de NPO hanteert? Wat is er sindsdien met deze informatie gebeurd?
Ja. In mijn brief over de Mediabegroting 2013 van 27 november 2012 heb ik uw Kamer bericht naar aanleiding van mijn toezegging.2 Aanleiding voor deze toezegging was de zorg dat met de nieuwe werkwijze van FunX met de NPO er mogelijk sprake zou zijn van oneigenlijke toevoeging van FM-frequenties aan het frequentiepakket van de landelijke publieke omroep. Het Commissariaat voor de Media heeft toen laten weten dat er sprake is van een mediawettelijke bepaling (art. 2.70 Mediawet 2008) die een dergelijk oneigenlijk gebruik verhindert. Daarnaast heeft het Commissariaat bevestigd ook in de toekomst de vinger aan de pols te zullen houden.
De nieuwe werkwijze is ingegaan per 1 januari 2013. Inmiddels is er ruim een kalenderjaar mee gewerkt. Het Commissariaat heeft geen aanleiding gezien om hierover opmerkingen te maken.
Is het waar dat de luistercijfers van FunX niet openbaar zijn gemaakt? Zo ja, waarom niet?
De beluistering van FunX wordt nu niet gemeten in het Nationaal Luisteronderzoek (NLO). Het klopt dat er geen cijfers openbaar zijn gemaakt, om de eenvoudige reden dat deze cijfers er niet zijn. Het NLO heeft hierover in juni 2013 informatie op zijn website gepubliceerd, te vinden op www.nationaalluisteronderzoek.nl/pers_en_publiciteit.html .
Eerdere inspanningen om de doelgroep van FunX voldoende vertegenwoordigd te krijgen in het luisteronderzoek hebben helaas onvoldoende resultaat opgeleverd. Er was weliswaar een toename gerealiseerd van jongeren met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond in het panel van het NLO, maar deze bleek niet voldoende voor een representatieve vertegenwoordiging van deze groepen. Daarom hebben de NPO en het NLO besloten FunX niet op te nemen in het NLO.
Overigens geldt dit niet alleen voor FunX, maar ook voor andere zenders met specifiekere doelgroepen of programmering: deze kunnen minder goed binnen het NLO gemeten worden. Het NLO heeft daarom in de tweede helft van 2013 bepaald dat dit soort zenders aanvullend onderzoek kunnen doen met goedkeuring van NLO, mits dit onderzoek aan specifieke voorwaarden voldoet.
De NPO heeft hierop meteen een onderzoeksopzet ontwikkeld voor onderzoek onder de FunX-doelgroep. Deze voldoet aan de voorwaarden van NLO. Het onderzoek zelf loopt inmiddels en wordt uitgevoerd door Motivaction. De NPO (voor de landelijke editie) en de vier lokale omroepen (voor de lokale edities) zullen extern communiceren over de resultaten van dit onderzoek. Er zullen dit jaar dus luistercijfers over FunX openbaar gemaakt worden. Deze zijn echter op een andere manier verkregen dan de reguliere NLO-cijfers, zoals hierboven omschreven, maar wél erkend door het NLO.
Overigens teken ik aan dat wanneer een zender niet adequaat valt te onderzoeken in het NLO, bijvoorbeeld vanwege de specifieke doelgroep waarop deze zich richt, dat daarmee dan niet is gezegd dat een dergelijke zender niet in een behoefte voorziet. Het een staat los van het ander.
Deelt u de mening dat bij een transparante overheid ook een transparante publieke omroep hoort, die aangeeft welke zender welke luistercijfers oplevert? Zo ja, wat bent u van plan te doen aan het niet openbaar maken van de luistercijfers van FunX?
Ja, deze mening deel ik. Zoals ik hierboven heb beschreven, komen de NPO en de lokale omroepen later dit jaar met luistercijfers over FunX. De NPO heeft mij bevestigd dat de landelijke editie van FunX integraal onderdeel uitmaakt van zijn audiostrategie. Daarom zal de NPO zich over FunX zoveel mogelijk op dezelfde wijze verantwoorden als over de andere radiozenders.
De berichten dat de overheid op Brenno de Winter jaagde |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schande: Dit is hoe de overheid omgaat met Brenno de Winter»?1
Ja.
Hing deze «aandachtsvestiging» ten aanzien van de heer De Winter ook na de rectificatiebrief nog in de Gemeenschappelijke Meldkamer te Utrecht? Zo ja, waarom wordt daarmee een eerder verzoek van hogerop in de wind geslagen?
De aandachtsvestiging ten aanzien van de heer De Winter is op maandag 10 maart 2014 onmiddellijk verwijderd uit de hal van de Gemeenschappelijke Meldkamer te Utrecht. Binnen het korps is volledigheidshalve aan alle politie-eenheden opgedragen om eventuele aandachtsvestigingen hem aangaande te verwijderen en te vernietigen.
Bent u bereid actie te ondernemen en zeker te stellen dat de rechten van de heer De Winter per direct niet meer geschonden worden?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is beschreven, is zeker gesteld dat de rechten van de heer De Winter niet meer geschonden zullen worden.
Momenteel wordt een rijksbreed protocol ontwikkeld dat beschrijft welke gegevens wel en niet mogen worden verspreid in voorkomende situaties. Dit protocol zal ook de politie toepassen.
Het bericht “NPO vanaf dinsdag 'uitgekleed' in Belgische tijdschriften” |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NPO vanaf dinsdag «uitgekleed» in Belgische tijdschriften»?1
Ja.
Is het waar dat de drie Belgische tijdschriften van Magnet Media van voor 2014 gezamenlijk nog een kleine 15.000 euro per jaar betaalden en dat dit bedrag nu zou stijgen naar ongeveer driekwart miljoen euro per jaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht u dit een redelijke vergoeding?
Uit informatie van de NPO en Magnet Media blijkt het volgende.
Vóór de invoering van de wettelijke tarieven betaalde Magnet Media de NPO jaarlijks € 4.935,– voor de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen. Het bedrag dat de drie Belgische tijdschriften vervolgens aan Magnet Media betaalden is mij onbekend.
Na invoering van de wettelijke tarieven is – uit informatie van Magnet Media – gebleken dat het bedrag dat de drie Vlaamse dagbladen rechtstreeks zouden moeten betalen aan de NPO voor gebruik van de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen is gestegen tot € 743.141,31,– per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op de verkochte oplage van de titels «Het Laatste Nieuws», «De Morgen», «Dag Allemaal» en «TV Familie» inclusief de bijbehorende websites.
Hoe verhoudt de hogere vergoeding die wordt gevraagd door de NPO2 zich tot de letter, en tot de geest van het huidige artikel 2.139 van de Mediawet dat voor het laatst is gewijzigd door het amendement van de leden Van der Ham – Van Miltenburg (Kamerstuk 33 019, nr. 19), waarvan de toelichting vermeldt dat het «doel van het amendement is de programma-gegevens van de publieke omroep versneld vrij te geven tegen een realistische marktconforme vergoeding»?
Bij de totstandkoming van artikel 2.139 Mediawet 2008 is uitsluitend gedacht aan afnemers die zich richten op de Nederlandse markt. Het is nooit de bedoeling geweest de tarieven die genoemd worden in artikel 2.139, vijfde lid, Mediawet 2008 ook te laten gelden voor afnemers die zich richten op de buitenlandse markt.
Omdat dit momenteel onvoldoende uit de Mediawet 2008 blijkt, zal dit worden hersteld in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008.
Het Commissariaat voor de Media en de NPO zullen hiervan op de hoogte worden gesteld.
Wanneer verwacht u uitsluitsel te geven over het onderzoek naar de nieuwe tarieven dat thans wordt uitgevoerd door het Commissariaat van de Media? Is het mogelijk om deze informatie voor het zomerreces aan de Kamer te doen toekomen?
Het Commissariaat voor de Media heeft toegezegd dat deze informatie voor het zomerreces aan de Kamer zal kunnen worden toegezonden.
Is het mogelijk om de wet zo uit te leggen dat er enkel een vergoeding wordt betaald voor het gebruik maken van Nederlandse programmagegevens door Belgische media op de Nederlandse markt? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is bij de totstandkoming van artikel 2.139 Mediawet 2008 uitsluitend gedacht aan afnemers die zich richten op de Nederlandse markt. De onderzoeksopdracht voor het Commissariaat voor de Media die heeft geresulteerd in de tarieven in artikel 2.139, vijfde lid, Mediawet 2008 was dan ook afgebakend tot de Nederlandse markt. De toelichting op het amendement-Van Miltenburg/Van der Ham verwijst naar dit onderzoek. Zoals ik hiervoor in het antwoord op vraag 3 heb opgemerkt, zal de bedoeling van artikel 2.139 Mediawet 2008 in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 worden verduidelijkt.
Kunt u toelichten of alle afnemers van de programmagegevens, zowel commerciële als publieke media en omroepen, eenzelfde vergoeding betalen voor het gebruik maken van de programmagegevens van de NPO?
Uitsluitend de Nederlandse publieke omroepverenigingen hoeven niets te betalen voor het afnemen van hun eigen programmagegevens. Alle overige Nederlandse afnemers van de programmagegevens zijn gehouden aan de wettelijke tarieven.
Kunt u toelichten hoe deze tariefstelling en de gevraagde vergoeding voor de programmagegevens zich verhouden tot de Auteurswet en de recente afschaffing van de geschriftenbescherming?
De geschriftenbescherming op basis van de Auteurswet en de mediawettelijke regeling over programmagegevens zijn twee zaken die los van elkaar staan. De mediawettelijke regeling over programmagegevens bepaalt dat de gebruiker betaalt voor een (vroegtijdige) aanlevering van de programmagegevens en niet voor overname van door vrije nieuwsgaring verkregen gegevens. Deze mediawettelijke regeling is aldus gebaseerd op de feitelijke zeggenschap die publieke omroepen kunnen uitoefenen over de programmagegevens en niet op de auteursrechtelijke geschriftenbescherming.
Het wegvallen van geschriftenbescherming zou er wel toe kunnen leiden dat programmagegevens zonder vergoeding kunnen worden overgenomen indien zij door vrije nieuwsgaring zijn verkregen, tenzij de programmagegevens na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel alsnog auteursrechtelijk worden beschermd of overname daarvan op zichzelf een onrechtmatige daad op grond van het Burgerlijk Wetboek zou betreffen. Momenteel loopt hierover een rechtszaak tussen de NPO en een dagblad. Hoe de uitspraak in deze zaak ook zal luiden, het vervallen van auteursrechtelijke bescherming verplicht de omroepen nog niet om de programmagegevens actief beschikbaar te stellen. De regeling van de verplichte en tijdige beschikbaarstelling in de Mediawet 2008 heeft dan ook een zelfstandige functie, los van het al dan niet bestaan van auteursrechtelijke bescherming. Vervallen van de geschriftenbescherming zou eventueel wel van invloed kunnen zijn op de hoogte van de marktconforme prijs van de programmagegevens. In dat geval kan het Commissariaat voor de Media hiermee rekening houden bij zijn periodieke herberekening van de marktconforme waarde.
Kunt u toelichten hoeveel andere buitenlandse media (bijvoorbeeld uit Duitsland) meer moeten gaan betalen voor het gebruik mogen maken van de programmagegevens van de NPO? Kunt u daarbij tevens toelichten of naast de Belgische media andere buitenlandse media bezwaar hebben gemaakt tegen deze tariefverhoging?
Krachtens artikel 2.139 Mediawet 2008 hoeven buitenlandse afnemers niets meer te gaan betalen dan dat dat zij deden voor inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008. Dit artikel is immers niet op hen van toepassing. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 5. De verduidelijking van de bedoeling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zal zoals gezegd worden meegenomen in het eerstvolgende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008. Omdat de NPO en het Commissariaat voor de Media in de veronderstelling verkeerden dat deze tarieven wel golden voor buitenlandse afnemers heeft de NPO na inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008 een tariefverandering doorgevoerd.
Vóór invoering van de wettelijke tarieven rekende de NPO een vast jaarlijks tarief van € 1.645,– per NPO-zender aan buitenlandse afnemers voor de ontvangst van de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroepen. Alle buitenlandse afnemers betaalden aldus evenveel, zijnde een bedrag van € 4.935,– per jaar voor de programmagegevens van alle drie de zenders.
De wettelijke tarieven die per 1 januari 2013 zijn ingevoerd (en waarvan de NPO en het Commissariaat voor de Media veronderstelden dat deze ook golden voor buitenlandse afnemers) gaan uit van een andere berekeningssystematiek:
Ná inwerkingtreding van artikel 2.139 Mediawet 2008 heeft de NPO – met uitzondering van Belgische afnemers – uitsluitend overeenkomsten gesloten met buitenlandse afnemers over de programmagegevens voor de derde categorie «overige elektronische programmagidsen» en niet over de programmagegevens voor de eerste twee categorieën «gedrukte en elektronische programmagidsen». Geen van de buitenlandse afnemers heeft bezwaar ingediend tegen de gewijzigde tarieven.
Kunt u toelichten hoeveel Nederlandse media, en de NPO, betalen voor het gebruik mogen maken van de programmagegevens van de Vlaamse en Waalse publieke omroep, van de Duitse publieke omroep, van de Franse publieke omroep, en van de Britse publieke omroep?
Voor het antwoord op deze vraag heb ik informatie ingewonnen van Bindinc en enkele Nederlandse media. Daaruit blijkt dat niets hoeft te worden betaald voor het gebruik maken van deze buitenlandse programmagegevens, maar wel voor het verzamelen en bundelen daarvan.
Een jihadistische radiozender |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NCTV: «Radiozender predikt jihad»?1
Ja.
Klopt het dat de islamitische zender Radio Ghurabaa naast de verheerlijking van Al Qaida en de verkettering van het westen tevens een boodschap van geweld predikt?
De aard van de programmering wijst er op dat het hier gaat om een jihadistisch propagandakanaal. Het uitdragen van een antiwesterse ideologische opvatting kan op den duur individuen legitimering verschaffen voor het plegen van gewelddaden in en tegen het Westen.
Zijn er naast deze radiozender nog andere islamitische zenders die in Nederland oproepen tot geweld? Zo ja, welke?
Voor zover bekend zijn er geen islamitische (radio)zenders die in Nederland concreet oproepen tot geweld.
Wanneer zorgt u ervoor dat deze geweldszender uit de lucht wordt gehaald en de eigenaren worden vervolgd voor het oproepen tot geweld?
De NCTV attendeert door middel van een duiding Internet Service Providers op jihadistisch georiënteerde websites die op hun systemen draaien of waar zij diensten aan verlenen. Het verzoek aan deze providers of registrars is dan om zelf de inhoud van de website of samenwerking te toetsten aan de eigen gebruikersvoorwaarden. Hiermee doet de NCTV een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de providers om de verspreiding van ongewenste of schadelijke content op het internet tegen te gaan. De beslissing tot eventuele vervolging ligt bij het OM.
Erkent u inmiddels het gewelddadige karakter van de islam?
Nee. Er zijn evenwel groepen en personen die zich op selectieve wijze beroepen op islamitische begrippen om gebruik van terroristisch geweld te legitimeren. De dreiging die hiervan uitgaat, alsmede de onrust en onveiligheidsgevoelens die dit zowel buiten als binnen de moslimgemeenschap veroorzaakt, neem ik uiterst serieus.
Het bericht dat SBS een “gokzender” wil beginnen |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Wie staat er straks achter de roulettetafel?» en «Grote zorgen om gokzender»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de regering ook ten aanzien van het kansspelbeleid vooral het algemeen belang moet dienen en dat het voorkomen van gokverslaving daarbij de boventoon dient te voeren, naast het tegengaan van criminaliteit? Zo nee, waartoe dient uw kansspelbeleid dan wel?
De doelstelling van het kansspelbeleid is om kansspelverslaving te voorkomen, de consument te beschermen tegen misleiding en bedrog en om fraude en overige criminaliteit tegen te gaan.
Deelt u de mening dat het via een televisiekanaal aanbieden van gokspellen dan wel het doorgeleiden via een televisiekanaal naar een online goksite niet past in een gokbeleid dat bovenmatig gokgedrag dient te voorkomen? Zo ja, welke conclusies trekt u hieruit als het gaat om het op termijn verstrekken van vergunningen voor online gokken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De conclusie of het aanbieden van kansspelen op een dergelijke wijze risico’s tot bovenmatig gokgedrag met zich meebrengt, is afhankelijk van de wijze waarop het aanbod is ingericht, het spel dat wordt aangeboden, alsmede de voorwaarden die aan het aanbod en het spel zijn verbonden. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand geeft in beginsel ruimte voor de mogelijkheid kansspelen aan te bieden via televisie, maar richt zich in eerste instantie op kansspelen via internet omdat reeds honderdduizenden Nederlanders hieraan deelnemen. Welke media en welke spelvarianten precies zullen worden toegestaan, zal worden uitgewerkt in relatie tot de risico’s die daarmee samenhangen voor de speler.
Voor vergunninghouders is overigens nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen. Om invulling te geven aan het beperken van onmatige deelneming, in het bijzonder bij jongeren, is op 1 juli 2013 het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking getreden. Hierin is onder andere opgenomen dat zij tussen 06.00 en 19.00 uur geen reclame maken op televisie. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Deelt u de mening dat als er één schaap over de dam is, er mogelijk meer televisiezenders zullen komen die een gokkanaal willen uitbaten? Zo ja, is dat dan een reden te meer om deze ontwikkeling tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Uit de reacties op de consultatie van het wetsvoorstel kansspelen op afstand blijkt dat meerdere partijen, waaronder ook huidige vergunninghouders, interesse hebben in het aanbieden van kansspelen via televisie. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand is zoveel mogelijk techniek-flexibel opgezet om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen. Echter, gezien de doelstellingen van het beleid zal worden voorgeschreven via welke technische middelen en welke spelvarianten kansspelen wel of niet onder een vergunning kunnen worden aangeboden. Ik denk daarbij niet in eerste instantie aan kansspelen die worden aangeboden via televisie.
Staat artikel 4a van de Wet op de kansspelen en de bepalingen daarin ten aanzien van de plicht van vergunninghouders om gokverslaving te voorkomen en om terughoudend reclame voor gokken te maken, het maken van televisiereclame voor (online) gokken in de weg? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom wordt er voor gokken een andere afweging gemaakt dan voor andere verslavende producten zoals alcohol of tabak?
Nee. Voor vergunninghouders is nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen om de consument te wijzen op het legale aanbod van kansspelen en daarmee te voorkomen dat hij zich wendt tot illegaal aanbod.
Indien artikel 4a van de Wet op de Kansspelen of de daarin genoemde algemene maatregel van bestuur het reclame maken voor online gokken op televisie niet expliciet verbiedt, wilt u dan de regelgeving zodanig aanpassen dat dit wel verboden wordt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Gaat u in uw aangekondigde wet, waarmee online gokken legaal wordt, beperkingen aanbrengen ten aanzien van de aard van de aanvragers voor een vergunning, bijvoorbeeld door vergunningen aan televisiezenders te onthouden? Zo nee, waarom niet?
In de regulering van kansspelen op afstand zal worden voorgeschreven via welke technische middelen en welke spelvarianten kansspelen wel of niet onder een vergunning kunnen worden aangeboden.
Gaat u in uw aangekondigde wetsvoorstel het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum verbinden? Zo ja, aan welk aantal wordt gedacht? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot het regeringsbeleid ten aanzien van het voorkomen van bovenmatig gokgedrag?
Nee, de risico’s van kansspelen zullen worden beperkt door strikte voorwaarden te stellen aan de aanbieders. Om een hoge mate van kanalisatie te bereiken is van belang dat het aantal vergunninghouders niet op voorhand wordt beperkt. Hoewel dit vanuit de optiek van het voorkomen van kansspelverslaving aantrekkelijk kan lijken, leidt dit tot hogere kosten voor de consument in de vorm van een lager uitbetalingsratio, het ontbreken van de stimulans voor aanbieders om te innoveren en het risico dat Nederlandse spelers zich tot attractiever illegaal aanbod wenden. Daarnaast roept beperking van het aantal vergunningen ook vragen op over de criteria voor het vaststellen van dat aantal. Het is immers in een bewegende markt niet op voorhand precies vast te stellen hoeveel vergunninghouders noodzakelijk zijn voor een passend en attractief aanbod.
Het vertonen van kansspelen op televisie door SBS |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten «SBS begint gokzender, zender wil met kansspelen miljoenen binnenhalen»1 en «Grote zorgen om gokzender»?2 Vindt u hetgeen om deze berichten gemeld wordt een wenselijke ontwikkeling?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de reactie in de brief.
Welke plannen zijn er om de mogelijkheden om kansspelen op televisie toe te staan te verruimen? Welke aanpassingen in wetten en regels zijn hier precies voor nodig?
De wet biedt op dit moment geen mogelijkheid voor het gelegenheid geven tot deelname aan kansspelen via televisie. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand geeft in beginsel ruimte voor deze mogelijkheid, maar richt zich in eerste instantie op kansspelen via internet omdat reeds honderdduizenden Nederlanders hieraan deelnemen. Welke media en welke spelvarianten precies zullen worden toegestaan, zal worden uitgewerkt in relatie tot de risico’s die daarmee samenhangen voor de speler.
Wat vindt u er van dat de televisiekijker in de toekomst verleid zal worden om een gokje te wagen, waardoor een commerciële zender miljoenen euro’s probeert binnen te halen?
Het aanbieden van kansspelen is gereguleerd met een vergunningstelsel. De doelstelling van het wetsvoorstel kansspelen op afstand is om de vraag van spelers te kanaliseren naar gereguleerd aanbod en te voorkomen dat spelers zich wenden tot het illegale aanbod.
Deelt u de zorgen over de laagdrempeligheid van een gokzender, waardoor gokken zal toenemen? Vreest u ook een toename van verslavingsproblematiek? Zo nee, op basis waarvan verwacht u dit niet?
In de regulering van kansspelen op afstand worden strikte voorwaarden opgenomen om kansspelverslaving te voorkomen. De zwaarte van de voorwaarden kan variëren, afhankelijk van bijvoorbeeld de verslavingsgevoeligheid van spelvarianten.
Als het promoten van belspelletjes en andere kansspelen op televisie wordt toegestaan, welke beperkingen bent u dan van plan hieraan te stellen met het oog op het beperken van verslavingsrisico’s en de beschikbaarheid voor jongeren?
Voor vergunninghouders is nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen. Om invulling te geven aan het beperken van verslavingsrisico’s, in het bijzonder bij jongeren, is op 1 juli 2013 het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking getreden. Hierin is onder andere opgenomen dat zij tussen 06.00 en 19.00 uur geen reclame mogen maken op televisie. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Heeft u over de plannen over een gokzender reeds overlegd met SBS? Zo ja, wat was de inzet van uw gesprek en wat is daar uit gekomen? Zo nee, bent u voornemens dat gesprek alsnog aan te gaan en wat zal uw inzet van het gesprek zijn?
Nee. Op dit moment zie ik geen aanleiding een gesprek te voeren over de voornemens van SBS. Ten overvloede wijs ik u erop dat de kansspelautoriteit verantwoordelijk is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de kansspelregelgeving en eerste aanspreekpunt is voor partijen die interesse tonen in het aanbieden van kansspelen.
Het bericht dat NPO met een eigen betaaldienst komt |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Publieke Omroep werkt aan betaalde on-demand dienst»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat producties die mogelijk gemaakt zijn met publiek geld, achter een betaalmuur worden geplaatst?
Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden licht ik graag eerst het volgende toe. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) produceert jaarlijks vele verschillende programma’s. Deze programma’s worden vervolgens op allerlei manieren bij de kijker gebracht. Dat kan zowel lineair als non-lineair via de pakketaanbieders of via internet (op npo.nl, app’s, etc.). De programma’s die de NPO uitzendt worden op verschillende manieren geproduceerd. Een productie kan tot stand komen in eigen beheer, in coproductie of kan volledig door een buitenproducent worden gemaakt. De productiemethode alsmede het genre bepaalt in hoge mate of een programma beschikbaar is in Uitzending Gemist. Dit heeft namelijk met rechten en verdienmodellen te maken. Neem bijvoorbeeld het terugverdienmodel van de buitenproducent bij het maken van een dramaserie. Die verdiende vroeger met de inkomsten uit de DVD-verkopen. Deze inkomsten werden gedeeld met rechthebbenden, makers en producenten; zij hebben volgens het auteursrecht recht op een vergoeding. De moderne equivalent hiervan zijn de inkomsten uit het licenseren van content (programma’s) aan bijvoorbeeld streamingdiensten. Het is dus een misvatting dat een productie die met publiek geld is gefinancierd in het geheel is afbetaald voor wat betreft elke mogelijke toekomstige uitzending (zowel lineair als non-lineair) of exploitatie. Als de NPO ervoor zou kiezen om de rechten van de in het eerdere voorbeeld bedoelde dramaserie aan te kopen voor lineaire uitzending en één jaar on demand weergave dan hoort hier een andere prijs bij. Het is dus een financiële keuze afgewogen tegen de digitale beschikbaarheid van de programma’s. Ook voor coproducties geldt dat de producent in de oude situatie vaak een gedeelte van de kosten dekte uit de DVD-verkopen. Het is daarom redelijk dat er nu nieuwe afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten uit deze nieuwe dienst.
Om de kijkers de programma’s te bieden waarvan opname in een on demand dienst extra kosten met zich meebrengt (buitenproducent / buitenlands product), of waarbij afspraken moeten worden gemaakt over de verdeling van de inkomsten (coproductie) start de NPO een extra dienst, genaamd NPO Plus. Dit is een dienst waar de abonnees tegen een vast bedrag per maand in hoge beeldkwaliteit programma’s – zonder reclame – op elk gewenst moment kunnen bekijken. De opbrengsten gaan (na aftrek van kosten voor de dienst) naar de producenten en andere rechthebbenden.
Voor alle duidelijkheid. Er zijn natuurlijk heel erg veel programma’s nu gratis beschikbaar in Uitzending Gemist. Dat is en blijft mogelijk omdat de NPO de rechten over deze programma’s volledig zelf bezit (de eigen producties). Voor deze programma’s is het eenvoudiger om afspraken te maken over digitale beschikbaarheid.
In hoeverre past deze nieuwe betaaldienst van NPO binnen het kabinetsvoornemen om de publieke omroep steeds meer geld zelf te laten verdienen?
De nieuwe betaaldienst van de NPO beantwoordt inderdaad aan deze doelstelling. De dienst NPO Plus, die ook onderdeel gaat uitmaken van de nieuwe dienst «NLziet» welke samen met RTL Nederland en SBS Broadcasting wordt opgezet, geeft de televisiekijker toegang tot (bijna) al datgene dat tot 365 dagen geleden op de zenders van deze omroepen is uitgezonden. Dit is een innovatieve dienst, waarbij het een unicum is dat publieke en commerciële omroepen de handen ineenslaan. De kijker krijgt hiermee de volledige regie in handen omdat hij zelf kan bepalen waar en wanneer hij programma’s bekijkt. Deze dienst zorgt bovendien voor een additionele inkomstenbron voor producenten en rechthebbenden. Het beantwoordt tot slot aan de wettelijke opdracht die de NPO heeft om innovatie aan te jagen. Deze uitgebreide video on demand dienst versterkt hiermee de gehele waardeketen.
Hoe beoordeelt u het risico dat door het aanbieden van deze betaaldienst «NPO Plus», het toekomstige aanbod op de gratis «Uitzending Gemist» zal afnemen?
De NPO heeft mij ervan verzekerd dat het huidige «Uitzending Gemist» (straks NPO gemist) blijft. Wat er nu aan programma’s in Uitzending Gemist is opgenomen, zeker voor wat betreft de programma’s die de NPO geheel zelf produceert, is dat in de toekomst ook. Ik acht het risico op de door u geschetste ontwikkeling dan ook klein.
Hoe beschouwt u het dilemma van gratis versus betaald aanbieden door NPO? Bent u van mening dat NPO Plus een marktverstorende dienst kan worden, aangezien deze op het digitale domein concurreert met commerciële marktpartijen als «Netflix» en «Videoland»? Of bent u van mening dat NPO Plus juist een positief effect zal hebben, ook voor andere commerciële partijen, aangezien het zo normaler wordt om voor dit soort diensten te betalen? Kunt u een uitgebreid en goed beargumenteerd antwoord geven?
De NPO biedt een zeer divers palet aan programma’s aan. Deze programma’s worden via allerlei distributiemethoden verspreid en komen zo bij de kijker terecht. Naast lineaire uitzending zijn we in toenemende mate gewend geraakt aan het bekijken van programma’s via de verschillende «gemist diensten». De publieke omroep dient in mijn ogen daar te zijn waar de kijker kan worden bereikt, zeker nu het kijkgedrag van mensen aan het veranderen is. Dat betekent dus ook de niet lineaire kijker in het digitale domein. De kijker die ervoor kiest om niet om half negen voor de televisie te zitten heeft immers ook recht op de programma’s van de publieke omroep. Daarbij wijs ik graag op de ontwikkelingen bij de BBC en de VRT die ook flinke stappen zetten in het digitaal beschikbaar maken van hun programma’s. De BBC middels het uitbouwen van de BBC iPlayer en de VRT (ook samen met een aantal commerciële omroepen) met het nieuwe (betaalde) initiatief Stievie.
Bij de aankondiging van de nieuwe dienst «NLziet» heeft Bert Habets, CEO van RTL Nederland, in reactie op vragen van de Volkskrant gezegd dat de nieuwe dienst juist geen concurrent wordt van Netflix of Videoland.2 Het gaat om een dienst die alle programma’s die in de afgelopen 365 dagen op Nederlandse zenders zijn uitgezonden op afroep beschikbaar maakt. De opname van een programma in deze dienst is dus nauw verbonden met de lineaire uitzending ervan op een van de aangesloten zenders. Netflix richt zich daarentegen voornamelijk op series, films en documentaires en biedt hier volledige seizoenen van aan. Ik deel daarom de mening dat een unieke dienst zoals NLziet een positieve invloed heeft op de adoptie van betaalde streamingdiensten.
Hoe wilt u marktverstoring op het steeds belangrijkere digitale domein in de toekomst gaan beperken?
Ik vind dat de publieke omroep zich in het digitale domein kan en moet begeven, juist om het publiek te binden. Het feit dat de NPO een gezamenlijke dienst met de grootste commerciële omroepen opzet geeft aan dat men uitgaat van elkaars kracht om het Nederlandse digitale aanbod vorm te geven. Dat is in een sterk globaliserend medialandschap een positieve ontwikkeling. Daarnaast is er bij de ontwikkeling van de dienst contact geweest tussen de omroepen en de ACM. Daarbij komt dat het platform open is, ook andere omroepen kunnen zich aanmelden.
Welke voorwaarden stelt u om deze nieuwe betaaldienst wel of niet toe te laten? Welke uitkomsten verwacht u van de pilot om hierover een beslissing te kunnen nemen in 2015? Bent u bereid in ieder geval scherp te toetsen op de aspecten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring»?
NPO Plus zal begin 2014 starten als experiment.3 Indien de publieke omroep tot de conclusie komt dat NPO Plus kan bijdragen aan de publieke taak kan hij – conform de wettelijke systematiek – om goedkeuring vragen om NPO Plus als permanent kanaal aan de publieke taak toe te voegen.
Op dat moment start de instemmingsprocedure. De procedure waarborgt dat de aard en omvang van de taak van de publieke omroep op transparante wijze wordt vastgesteld in overeenstemming met de Europeesrechtelijke kaders voor staatssteun en de toepassing daarvan op de financiering van de publieke omroep.
Het inhoudelijke beoordelingskader voor aanbodkanalen ligt besloten in de publieke taak zoals omschreven in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Er zijn geen specifieke voorwaarden van toepassing op dit experiment. De beoordeling van nieuwe aanbodkanalen vindt altijd plaats in het kader van het aanbod van de publieke omroep in zijn totaliteit.
Vanzelfsprekend zal bij de behandeling van de aanvraag tot goedkeuring scherp getoetst worden op de door u genoemde punten «(financiële) gevolgen voor de belastingbetaler» en «marktverstoring».
Mede op basis van adviezen van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur wordt een ontwerpbesluit opgesteld. Het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende relevante stukken worden openbaar gemaakt door deze ter inzage te leggen via plaatsing op de website van het Rijk. Daaraan voorafgaand wordt van het ontwerpbesluit kennis gegeven in de Staatscourant.
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na ter inzage legging schriftelijk of mondeling een onderbouwde zienswijze geven over het ontwerpbesluit. Daarna wordt een definitief besluit genomen waarbij de door belanghebbenden ingediende onderbouwde zienswijzen op zorgvuldige en evenwichtige wijze mee wegen. Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit kunnen binnen zes weken na de ter inzage legging rechtstreeks beroep instellen bij de bestuursrechter.
Door de toepassing van bovenstaande procedure4 ben ik van mening dat er een goede afweging van belangen plaats zal vinden op het moment dat de goedkeuring van het voortzetten van NPO Plus wordt gevraagd.
Bent u bereid deze vragen voor het Wetgevingsoverleg Media op 25 november aanstaande te beantwoorden?
Ja.
Seks in school tv week journaal |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het item «dr. Corrie» tijdens het Schooltv Weekjournaal?
Ja
Wisten basisschool docenten van te voren dat het item «dr. Corrie» in het Schooltv Weekjournaal opgenomen zou worden? Zo ja, op welke wijze zijn ze hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Via onderwijsbladen en de website (www.schooltv.nl/weekjournaal ) heeft Schooltv-Weekjournaal gecommuniceerd over het nieuwe onderdeel in het programma. Elke week kunnen leraren zich daarnaast via de nieuwsbrieven van Schooltv-Weekjournaal vooraf op de hoogte stellen van de onderwerpen die behandeld worden bij Dr. Corrie. Een leerkracht kan zich op deze manier voorbereiden en het item gebruiken als opmaat naar een les seksuele voorlichting.
Recentelijk heeft Schooltv ook de mogelijkheid geboden aan leraren om vooraf de items van dr. Corrie via de website integraal te bekijken. Zo kunnen leerkrachten zich naast de informatie van de nieuwsbrief nog beter voorbereiden op het item.
Bent u ervan op de hoogte dat veel ouders zich niet kunnen vinden in het item?
Het is een bekend gegeven dat seksualiteit voor ouders een lastig onderwerp kan zijn om met hun kinderen te bespreken. Hoeveel ouders moeite hebben met het item is lastig te bepalen. Het Schooltv-Weekjournaal bereikt bijna 80% van de basisscholen en er komen bij het Schooltv-Weekjournaal ook veel positieve reacties binnen van ouders, leerkrachten en andere voorlichters die het materiaal graag willen verkrijgen.
Waarom is er door Schooltv Weekjournaal voor deze manier van voorlichting gekozen?
De NTR heeft mij laten weten dat Schooltv met Dr. Corrie leerkrachten een handvat wil bieden om een gesprek te beginnen in de klas. Er is voor gekozen om daarbij humor in te zetten om zo een meer ontspannen sfeer te creëren om dit gevoelig onderwerp wat makkelijker bespreekbaar te maken. Daarnaast vertellen bekende nederlanders Dr. Corrie over hun eigen ervaringen met seksualiteit tijdens de puberteit. Op deze manier denkt Schooltv bij te dragen aan het openlijk bespreken van puberonderwerpen als zoenen, verkering en ongesteldheid.
Deelt u de mening dat docenten in staat gesteld moeten worden tot het geven van relationele en seksuele vorming op een manier die aansluit bij lesmethodes die door de scholen zelf zijn uitgekozen?
Ja.
Op welke manier wilt u scholen de ruimte geven om zelf invulling te geven aan lesmethoden over seksuele diversiteit?
Er is al voorzien in die ruimte voor scholen. Scholen mogen namelijk zelf bepalen hoe zij het onderwijs inrichten en vormgeven en welke methoden en leermiddelen zij daarbij willen gebruiken. Dit geldt ook voor het onderwerp seksualiteit en seksuele diversiteit.
Deelt u de mening dat het van belang is dat seksuele voorlichting primair behandeld moet worden in het licht van relaties en genegenheid tussen mensen?
Scholen zijn vrij om te bepalen op welke wijze zij aan de kerndoelen uitvoering geven en welk lesmateriaal zij daarbij hanteren. Dit geldt ook voor het kerndoel voor het basisonderwijs «De leerlingen leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit».
Zo kunnen scholen bij de vormgeving van dit kerndoel bijvoorbeeld gebruik maken van websites als www.schoolenveiligheid.nl , www.seksuelevorming.nl en www.langlevedeliefde.nl . Hierop staan overzichten van instrumenten en lesmaterialen voor het basis- en voortgezet onderwijs die de school in kan zetten om invulling te geven aan dit kerndoel.
Deelt u de mening dat het veel beter zou zijn als filmpjes online verschijnen en elke docent het filmpje kan bekijken op het moment dat het de docent schikt en er tijd is om erover door te praten?
Het staat elke docent vrij om het Schooltv-Weekjournaal op ieder moment van de dag te bekijken.
Wilt u in gesprek gaan met Schooltv Weekjournaal en Rutgers WPF om tot een wijze van presentatie te komen die op meer draagvlak kan rekenen? Zo ja, wanneer wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor wat omroepen uitzenden ligt bij omroepen zelf. De overheid heeft geen voorafgaand toezicht of invloed op de inhoud of vorm van een televisie-uitzending (art. 7 van de Grondwet). Het past dan ook niet dat de overheid over de presentatiewijze van een programma met een (publieke) omroep in gesprek gaat. Rutgers WPF is niet verantwoordelijk voor de presentatie, vormgeving en inhoud van het programma via Schooltv. Zij heeft wel inhoudelijke deskundigheid en op basis daarvan advies gegeven.
Is er door het invoeren van «dr. Corrie» in het Schooltv Weekjournaal nog ruimte voor diversiteit van onderwijs filosofieën?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Persoonsgegevens bij digitale televisie en Netflix |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de blijdschap dat Netflix eindelijk in Nederland actief is geworden en dat het legale betaalde aanbod van audiovisuele diensten een impuls krijgt?
De komst van Netflix in Nederland heeft ervoor gezorgd dat geïnteresseerden eenvoudig en legaal toegang kunnen krijgen tot een grote collectie aan films, series en documentaires voor een vast bedrag per maand. Netflix is hiermee de eerste speler die in Nederland een dergelijk groot aanbod beschikbaar maakt. Gezien de recente aankondiging van RTL Nederland met de overname van Videoland zijn er meer partijen die zich opmaken om een «all you can watch» abonnement aan te gaan bieden.
Heeft u kennisgenomen van de privacyvoorwaarden van Netflix?1
Ja.
Klopt het dat deze voorwaarden omschreven zouden kunnen worden als voorwaarden Amerikaanse stijl, dat wil zeggen dat in plaats van persoonsdataminimalisatie meer gebruik wordt gemaakt van een contract waarbij alle gegevens worden overgedragen en een definitie van persoonsgegevens die enkel direct tot de persoon herleidbare gegevens omvat?
Het klopt dat de «definitie van persoonsgegevens» in de privacyvoorwaarden van Netflix alleen direct tot de persoon herleidbare gegevens omvat.
Klopt het dat in Nederland ook andere gegevens onder persoonsgegevens vallen?
Ja. Volgens artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt onder een «persoonsgegeven» verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Een persoon is identificeerbaar indien hij/zij direct of indirect kan worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld aan de hand van een identificatienummer. Bepalend is of iemands identiteit – direct of via nadere stappen – redelijkerwijs, dat wil zeggen zonder onevenredige inspanning, kan worden vastgesteld.
Hoe zou u gegevens over kijkgedrag kwalificeren waar misschien religieuze en seksuele voorkeuren uit vallen af te leiden?
Het gaat hier om bijzondere (gevoelige) persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wbp. Aan het verwerken van deze gegevens stelt de Wbp extra hoge eisen. Er geldt een strengere toestemmingseis dan bij gewone persoonsgegevens in die zin dat deuitdrukkelijke toestemming van betrokkene is vereist. Voor interactieve diensten betekent dit dat uitdrukkelijke toestemming pas aanwezig mag worden geacht als de betrokkene zijn verzoek voor een specifieke dienst nog eens middels een aparte klik heeft bevestigd (aldus blz. 67 van de Memorie van Toelichting op de Wbp).
Deelt u de mening dat persoonsgegevens ook een waarde hebben en dat door het opgeven van deze gegevens de echte kosten van deze dienst hoger liggen dan de aangeboden prijs?
Persoonsgegevens vertegenwoordigen inderdaad in het commerciële verkeer een zekere waarde. Het hangt echter van het specifieke geval en omstandigheden af welke waarde daaraan kan worden toegekend.
Klopt het dat Netflix dit enkel kan doen tot de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt gehandhaafd? Klopt het voorts dat er tot die tijd sprake is van een concurrentievoordeel ten opzichte van andere partijen zolang Netflix de ruimte krijgt om meer dan andere partijen in Nederland persoonsgegevens te verzamelen en door te verkopen?
De Wbp is niet van toepassing aangezien Netflix geen vestiging in Nederland heeft. Het Cbp heeft dus geen bevoegdheid om ten aanzien van Netflix handhavend op te treden. Deze onderneming valt onder de Luxemburgse privacywetgeving. De EU-privacyrichtlijn geeft een geharmoniseerd hoog niveau van gegevensbescherming. De Luxemburgse wetgeving is net als de Nederlandse Wbp een implementatie van die richtlijn. De Luxemburgse wetgeving en Nederlandse wetgeving worden geacht hetzelfde niveau van privacy te garanderen.
Maakt het voor het handhaven van de Wbp nog uit dat Netflix vanuit Luxemburg opereert?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het artikel waaruit blijkt dat de stichting Kijkonderzoek meer wil weten van kijkers?2
Ja.
Klopt de bewering dat Ziggo persoonsgegevens, zoals het kijkgedrag, mag doorverkopen aan derde partijen? Volstaat hier een opt-out regeling of zou hier formeel sprake moeten zijn van een opt-in regeling?
Volgens de Algemene Voorwaarden van Ziggo verstrekt dit bedrijf persoonsgegevens in beginsel niet aan derden, tenzij er een wettelijke verplichting of gerechtelijk bevel is, dit noodzakelijk is voor de dienstverlening van Ziggo of uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Ziggo houdt geen identificeerbare persoonlijke informatie bij over het kijkgedrag, tenzij strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de overeenkomst (zoals levering van de «On Demand» of «TV op Bestelling» diensten en facturering daarvan) of na uitdrukkelijke toestemming van de klant (opt-in). Wel gebruikt Ziggo deze informatie in anonieme of geaggregeerde vorm om te kunnen inventariseren en analyseren hoe en in welke mate de verschillende diensten en content worden gebruikt om dienstverlening te verbeteren.
Hoe verhoudt al het bovenstaande zich tot de recente uitspraak van het College bescherming persoonsgegevens inzake persoonsgegevens in smart tv’s?
De uitspraak van het Cbp onderstreept het belang van het naleven van de verplichtingen van de Wbp bij het verzamelen en bewaren van persoonsgegevens over online kijkgedrag. Gebruikers dienen heldere informatie te krijgen over het doel van de verwerking van hun persoonsgegevens en wat daar verder mee wordt gedaan. In het geval van cookies waarmee het kijkgedrag wordt vastgelegd, dient de gebruiker bovendien ondubbelzinnige toestemming te geven. Wil er sprake zijn van rechtsgeldige toestemming, dan dient er sprake te zijn van een vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
De financiële problemen van lokale omroepen |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een op drie lokale omroepen in financiële problemen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat bij bijna een derde van de lokale media-instellingen de financiële situatie zorgelijk is?
Het Commissariaat concludeert dat bij één derde van de lokale omroepen in 20112 de financiële situatie zorgelijk is. Het Commissariaat bepaalt aan de hand van een drietal indicatoren of de financiële situatie van een lokale publieke media-instelling «zorgelijk» is. Bij 31,5% van de omroepen is daar nu sprake van. Dat vind ik een te hoog percentage.
Hoe beoordeelt u het feit dat veel gemeenten bezuinigen op hun wettelijke plicht om lokale omroepen in stand te houden maar bedragen toekennen die onder het richtsnoerbedrag liggen waardoor de continuïteit van het niveau van de bekostiging niet lijkt gegarandeerd?
Uit het rapport van het Commissariaat kan ook worden opgemaakt dat het bekostigingsartikel bijgedragen heeft aan een betere bekostiging van de lokale omroepen door de gemeenten. In 2009 kreeg 31,7% het richtsnoerbedrag van destijds € 1,26 per woonruimte. Na invoering van het bekostigingsartikel in 2010 is dit aantal toegenomen tot 41,2% in 2012. Dat vind ik bemoedigend. Het proces van financiering van de lokale omroepen moest van ver komen. Wel dient te worden opgemerkt dat de stijgende meerjarentrend is afgezwakt.
Maar het cijfer impliceert ook dat in 2012 circa 59% van de omroepen een lager bedrag krijgt dan het richtsnoerbedrag. Dat is een hoog percentage. Daarbij constateert het Commissariaat inderdaad ook dat de gemeenten de lokale media-instellingen niet ontzien bij het doorvoeren van bezuinigingen. Het Commissariaat schrijft dat de gemeenten het argument hanteren dat de VNG-richtlijn (het richtsnoerbedrag) niet bindend is waardoor de mogelijkheid bestaat een lager bekostigingsbedrag vast te stellen. Zolang er dus een onderbouwing wordt gegeven kunnen gemeenten afwijken van het richtsnoerbedrag.
Overigens is er geen verband tussen de mate waarin een lokale omroep het richtsnoerbedrag krijgt en de financiële situatie: ook lokale omroepen die dit bedrag wel ontvangen verkeren in financieel zwaar weer.
Op welke manier wilt u er aan gaan bijdragen dat gemeenten wel lokale omroepen in stand houden en dat de continuïteit van de bekostiging wordt gegarandeerd, mede met het oog op het feit dat er een dalende trend is in ontvangen reclame-inkomsten en bijdragen van derden waardoor de lokale media-instellingen verder onder druk komen te staan?
De rol van de rijksoverheid bestaat uit het stellen van de kaders voor de lokale omroepen, zoals de bekostiging door de gemeenten en de taken van de omroep aan de hand van de ICE-norm (Informatie, Cultuur en Educatie). De (rijks)overheid bemoeit zich niet met de inhoud van de lokale omroepen, het aantal lokale omroepen in Nederland of op welke distributieplatforms de lokale omroep aanwezig is. Ook niet met de hoogte van de financiering door gemeenten.
De verantwoordelijkheid voor de financiering ligt bij gemeenten. Met de VNG is afgesproken dat in een ledenbrief duidelijk verwijzen wordt naar de financiële richtsnoer van € 1,30 per woonruimte. De OLON en de VNG hebben verder afgesproken dat zij hun bestaande gezamenlijke beleidsinstrumenten (modellen voor begrotingen, beleidsplannen, bekostigingsafspraken, dienstverleningsovereenkomsten e.d.) nog eens tegen het licht houden.
Daarbij zijn dalende reclame-inkomsten en bijdragen van derden – hoewel zorgelijk – autonome ontwikkelingen waar de overheid geen rol in speelt. Het is aan de besturen van de lokale omroepen en aan betrokken gemeenten om goed met deze autonome ontwikkelingen om te gaan.
Daarom is de OLON (Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland, koepelorganisatie van de lokale omroepen) sinds 2012 actief bezig met de professionalisering van de lokale omroepen. De OLON-ledenvergadering heeft zich in september 2013 opnieuw uitgesproken vóór het vernieuwingsproces. Dit initiatief komt vanuit de omroepen zelf. En dat is ook waar het moet plaatsvinden.
Om dit proces verder te ondersteunen zie ik vooral mogelijkheden op centraal niveau, dus daar waar de ondersteuning de gehele sector raakt. Daarom heb ik ter ondersteuning van dit proces de OLON voor deze professionalisering een extra financiële bijdrage verleend van € 287.000. Dit bedrag komt bovenop de reeds bestaande, wettelijke financiering van de OLON. Van dit aanvullende bedrag wordt onder andere het programmamanagement van de professionalisering, onderzoek naar de bestuurlijke inrichting van lokale omroepen en een bijdrage voor de ondersteuning van samenwerking tussen lokale omroepen in de regio gefinancierd.
Hoe beoordeelt u het advies van het Commissariaat van de Media en de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) om tot meer samenwerking te komen tussen lokale omroepen?
Dat vind ik positief. Het streven naar een grotere professionaliteit en verdergaande samenwerking op lokaal niveau onderschrijf ik. De lokale omroep draagt bij aan lokale democratie en als dat kan worden verbeterd, is dat alleen maar goed.
Verwacht u dat de financiële problemen van de lokale omroepen ook hun weerslag zullen hebben op de regionale nieuwsvoorziening, waardoor er een spiraal van verschraling wordt ingezet die uiteindelijk ook invloed zal hebben op de landelijke media en nieuwsvoorziening? Zo nee, waarom niet?
De bedragen die omgaan binnen de lokale omroepen (in totaal ontvangen lokale omroepen ongeveer € 10 miljoen subsidie van de gemeenten) zijn van een te kleine orde van grootte om significant negatieve invloed te kunnen hebben op de regionale nieuwsvoorziening, enkele gevallen uitgezonderd. Dit staat natuurlijk los van het feit dat deze verschraling wel zorgelijk is.
Gezien de sterke relatie tussen de lokale en regionale media op veel plekken in Nederland, is de zorgelijke financiële situatie van bijna een derde van de lokale media-instellingen voor u reden om de aangekondigde bezuiniging op de regionale omroep te heroverwegen om op die manier kaalslag te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van het Commissariaat concludeert onder andere dat bijna een derde van de lokale media-instellingen in een zorgelijke financiële situatie verkeert. Dit is echter wel een vraagstuk op zich en kent ook een geheel andere achtergrond dan de financiële situatie bij de regionale omroepen.
Over de bezuiniging op de regionale omroep is inmiddels in uw Kamer gedebatteerd naar aanleiding van de in het «begrotingsakkoord» afgesproken intensivering op de rijksmediabegroting per 1 januari 2016 met € 50 miljoen. Over de verdeling van deze verlaging van de bezuiniging is een motie aangenomen. Ik ben bezig met de verdere uitwerking van deze motie.
Bent u bereid om de zorgelijke financiële situatie van bijna een derde van de lokale media-instellingen en het effect daarvan op de regionale, en daarmee ook de landelijke media, mee te nemen in de toekomstverkenning van het publieke mediabestel? Zo nee, waarom niet?
De afbakening van de reikwijdte van de toekomstverkenning is helder: landelijke en regionale omroep. In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur heb ik dat als volgt omschreven: «Het medialandschap als geheel te bezien en te betrekken bij de advisering over dat deel waar het Rijk verantwoordelijk voor is». Het Rijk is niet verantwoordelijk voor de lokale omroepen, dat zijn en blijven de gemeenten. Daarbij dienen de OLON en de lokale omroepen eerst concrete invulling te geven aan hun eigen ambitie om verdergaand te professionaliseren. De Raad voor Cultuur zal wel ingaan op de situatie met betrekking tot de «regionale nieuwsvoorziening».
Het bericht “minister wil maatregelen tegen sensatiejournalistiek’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Minister wil maatregelen tegen sensatiejournalistiek»?1
Ja
In hoeverre klopt het dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van Sint Maarten de persvrijheid wil inperken door het invoeren van een gefaseerd media-accreditatiebeleid?
De persvrijheid is een zeer hoog goed. Iedere inperking van journalistieke vrijheden is daarom aan regels gebonden, niet alleen aan de Staatsregeling, maar ook aan verdragsbepalingen. De naleving van grondrechten is een landsaangelegenheid. De regering van Sint Maarten legt daarover aan de Staten van Sint Maarten verantwoording af.
Klopt het dat een journalist die zich niet aan deze code zal houden, geen accreditatie krijgt en dus beperkt wordt in zijn werk?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre past het voorstel van de minister van Sint Maarten binnen artikel 10 lid 1 van de staatsregeling over de vrijheid van meningsuiting?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het inperken van journalistieke vrijheden in strijd is met deze staatsregeling en een ernstige aantasting van de democratie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in contact te treden met de regering van Sint Maarten om haar te wijzen op het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting en het belang daarvan in een democratie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De persvrijheid in het Verenigd Koninkrijk |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «David Miranda, schedule 7 and the danger that all reporters now face»?1
Ja.
Klopt het dat er verscheidene malen contact is gezocht vanuit Britse regeringskringen richting The Guardian zoals in het artikel wordt beschreven? Klopt het dat meermalen dreigend is verzocht over bepaalde documenten niet te publiceren? Klopt het dat er uiteindelijk is verordonneerd om computers te vernietigen in een poging documenten te laten verdwijnen? Klopt het dat een partner van een journalist 7 uur is vastgehouden op een Brits vliegveld en dat spullen zijn afgenomen op verdenking van terrorisme?
Ja, uit statement van Vice MP Clegg blijkt dat een hoge Britse functionaris contact heeft gehad met The Guardian en dat The Guardian vervolgens informatie heeft vernietigd. Een partner van een journalist van The Guardian is inderdaad ondervraagd op een Brits vliegveld.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de regering van ons buurland in het kader van de persvrijheid?
De democratische controlemechanismen functioneren in het Britse systeem. De handelwijze van de Britse politie en het gebruik van de anti-terrorismewetgeving zullen onderzocht worden door de Independent Reviewer of Terrorism Legislation. Ook het parlement heeft een onderzoek aangekondigd. Zij zullen een oordeel vellen over de rechtmatigheid van het politieoptreden.
Bent u van mening dat de Britse regering het recht op persvrijheid van de journalisten heeft geschonden? Zo ja, bent u bereid de regering van ons buurland hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Persvrijheid in Turkije en de verklaring van de Unie van Turkse Journalisten (TGS) |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het rapport van «Reporters without borders», waarin Turkije gedaald is tot plaats 154 op de wereldranglijst van persvrijheid (World Press Freedom Index 2013) en de grootste gevangenis ter wereld voor journalisten genoemd wordt?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van de verklaring van zondag 21 juli jl. van de Unie van Turkse Journalisten (TGS), dat 22 journalisten ontslagen zijn en dat verder nog 37 journalisten gedwongen zijn hun ontslag te nemen, naar aanleiding van de protesten?
Ja.
Hoeveel journalisten zitten er op dit moment in de gevangenis en kunt u dat vergelijken met het aantal journalisten dat in China of Iran in de gevangenis zit?
Volgens het «Committee to Protect Journalists» zit in Turkije momenteel het grootste aantal journalisten ter wereld gevangen. De ontwikkelingen op het gebied van persvrijheid onderstrepen de zorgen over de waarborging van grondrechten in Turkije, waaronder de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid. De ontwikkelingen op dit vlak tonen dat de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid beter verankerd dienen te worden.
Hoeveel demonstranten zijn naar aanleiding van de demonstraties in Turkije opgepakt en hoeveel zitten er nog altijd in de gevangenis? Indien u het antwoord niet weet, wilt u dit dan via de Nederlandse en Europese diplomatieke kanalen achterhalen?
Er is sprake van ruim 3.600 aanhoudingen, waarbij geldt dat het overgrote deel binnen 48 uur weer worden vrijgelaten. Voorts is er sprake van dat rond de 160 demonstranten zijn gearresteerd op instructie van de officier van justitie. Er is voor zover bekend geen tenlastelegging op grond van de anti-terrorismewetgeving.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de minister van Europese zaken, Egemen Bagış, de demonstranten als terroristen ziet?
Ja.
Hoeveel mensen, die demonstreerden of op de sociale media actief waren in de protesten, zitten vast onder de anti-terrorisme-wetgeving, waardoor ze heel lang zonder aanklacht vastgehouden kunnen worden? Wat vindt u van het feit dat anti-terrorismewetgeving gebruikt wordt tegen demonstranten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel mensen zijn gedood, permanent gehandicapt en gewond geraakt? Hoeveel van deze mensen hebben excuses van de regering e/of overheid ontvangen en bij hoeveel van deze incidenten is iemand vervolgd en/of gestraft voor het veroorzaken van letsel?
Het dodental als gevolg ervan de demonstraties is opgelopen tot vijf. Er zijn rond de 180 zwaargewonden. Er zijn verder enkele duizenden lichtgewonden te betreuren. Er is door EU-lidstaten, het EP, de Raad van Europa en door HV Ashton en Commissaris Füle aangedrongen op gedegen onderzoek naar het gebruik van excessief geweld van politie tegen demonstranten. Er is nog geen helder beeld van de voortgang en/of uitkomsten van dergelijke onderzoeken, waaronder dat van de Turkse Nationale Ombudsman.
Op 25 juni schreef2 u aan de Kamer dat minister Davutoğlu heeft aangegeven dat een onderzoek naar het gebruik van excessief geweld zal plaatsvinden. Hoe staat het met dat onderzoek? Bent u, of lady Ashton, geïnformeerd over de voortgang en/of de uitkomsten van dit onderzoek? Zo ja, kunt u die informatie met ons delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De nieuwe publicatieregeling voor freelance journalisten van uitgever Sanoma Media |
|
Mei Li Vos (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Tweedehands stuk te koop» en «Sanoma wijzigt regeling over doorverkoop niet»?1 2
Ja, ik ben met de berichtgeving hierover bekend.
Is het u bekend dat Sanoma Media, de grootste tijdschriftenuitgever in Nederland, per 1 juni 2013 een nieuwe regeling heeft voor het gebruik van auteursrechtelijk materiaal van freelance (foto)journalisten, inhoudende dat de freelance (foto)journalist aan Sanoma een licentie verstrekt voor de doorverkoop van artikelen aan derden en dat deze licentie exclusief is voor een periode van negen maanden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat, indien en voor zover de derde een vergoeding voor het materiaal betaalt aan Sanoma, slechts 30% hiervan aan de freelance (foto)journalist toekomt?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het vervolgens dat Sanoma een overeenkomst hanteert waarin de maker een exclusieve licentie geeft aan Sanoma voor het sublicentiëren van het geleverde auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder dat daar een billijke vergoeding voor de maker tegenover staat en de overeenkomst onredelijk bezwarende bepalingen bevat die de positie van de freelance (foto)journalist aantast?
Indien een partij meent dat een overeengekomen contractsbepaling dusdanig in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkander in acht dienen te nemen dat de bepaling op grond van artikel 6:2, 6:248 en andere artikelen uit het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing gelaten zouden moeten worden, kan hij zich tot de rechter wenden. Wij kunnen geen oordeel vellen dat de partijen bindt. Het is ook niet aan ons om ons uit te spreken over een bepaling in een specifieke privaatrechtelijke rechtsverhouding.
Deelt u de mening dat Sanoma Media misbruik maakt van haar positie als marktmacht? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de positie van de freelancers te versterken?
Misbruik van een economische machtspositie is verboden op grond van de Mededingingswet. Of in casu sprake is van misbruik van machtspositie, staat ter beoordeling van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM). De ACM kan optreden als er sprake is van overtreding van de Mededingingswet. Indien partijen vinden dat hier sprake is van overtreding van de Mededingingswet, kunnen zij een klacht indienen bij de ACM. Naar ik heb begrepen is dit inmiddels ook gebeurd. De ACM kan op basis van de klacht besluiten om een onderzoek in te stellen en afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek handhavend optreden.
Om de onderhandelingspositie van makers te versterken, is het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht ingediend. Het auteurscontractenrecht heeft tot doel de contractuele positie van makers (en daarmee ook freelance-journalisten) ten opzichte van de exploitanten van hun werken te verstevigen. Het wetsvoorstel geeft makers recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid. Verder kan de maker aanspraak maken op een aanvullende vergoeding indien de aanvankelijk overeengekomen vergoeding ernstig disproportioneel is aan opbrengst van de exploitatie van zijn werk.
Vindt u het wenselijk dat grote marktpartijen nu nog dergelijke exclusieve licenties eisen van auteursrechthebbenden, terwijl het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht (Kamerstukken 33 308), dat de in Tweede Kamer ter behandeling ligt, vanwege het ontbreken van terugwerkende kracht van artikel 25c, eerste lid (billijke vergoeding) geen betrekking heeft op reeds lopende overeenkomsten? Zo nee, bent u bereid het wetsvoorstel op dit punt aan te passen?
Centraal in het overeenkomstenrecht staan de beginselen van contractsvrijheid en partijautonomie. Contractsvrijheid betekent dat partijen de vrijheid hebben om bij een overeenkomst hun relaties te regelen op de in hun ogen best denkbare wijze. Partijautonomie betekent dat het natuurlijke personen en rechtspersonen vrij staat al dan niet een overeenkomst te sluiten, met wie en waarover. Het is juist dat het wetsvoorstel geen onmiddellijke werking toekent aan artikel 25b, de bepaling inzake de billijke vergoeding. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verdient het de voorkeur nieuw recht alleen van toepassing te laten zijn op overeenkomsten die na inwerkingtreding van een wetswijziging worden gesloten zodat partijen zich daarop bij de inrichting van hun contractuele relatie kunnen richten. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Die achten wij aanwezig bij een ernstige onevenredigheid tussen de aanvankelijk overeengekomen vergoeding en de opbrengst van de exploitatie van het werk (artikel 25d Aw). Dit artikel is dan ook van toepassing op overeenkomsten die zijn aangegaan voor inwerkingtreding van de wet auteurscontractenrecht. Voor artikel 25b achten wij dergelijke bijzondere omstandigheden niet aanwezig. Dit neemt niet weg dat een maker zich in voorkomende gevallen – ook bij reeds ten tijde van inwerkingtreding van het auteurscontractenrecht bestaande overeenkomsten – kan beroepen op het algemene overeenkomstenrecht (zie het antwoord op vraag3.
Deelt u de mening van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) dat Sanoma, door nu nog snel langlopende exclusieve licenties van haar freelance (foto)journalisten te eisen, het (wetsvoorstel) Auteurscontractenrecht omzeilt? Zo ja, bent u bereid te overwegen om terugwerkende kracht toe te kennen aan artikel 25c, eerste lid, van het wetsvoorstel?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de werkwijze van Sanoma mogelijk in strijd is met de Mededingingswet die bedoeld is te grote machtsconcentraties tegen te gaan en vrije concurrentie te bevorderen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5.
Is het u bekend dat de Mededingingswet volgens de Autoriteit Consument en Markt (ACM) beroepsorganisaties verbiedt om prijsafspraken te maken of zelfs maar adviestarieven te publiceren? Is het daarmee niet onredelijk dat Sanoma zo wordt beschermd tegen een gezamenlijk front van freelancers, terwijl de ACM andersom freelancers niet beschermt tegen de gedwongen winkelnering en de wurgcontracten van Sanoma? Zo ja, welke maatregelen treft u om deze ongepaste situatie te veranderen?
Enerzijds verbiedt de Mededingingswet het om prijsafspraken te maken. Anderzijds bepaalt de Mededingingswet daarnaast dat het voor ondernemingen verboden is misbruik te maken van een economische machtspositie. De Mededingingswet werkt dan ook beide kanten op.
Daarnaast kunnen freelancers gebruik maken van de bagatelvrijstelling. Op grond van de bagatelvrijstelling is het kartelverbod (het verbod om onder andere prijsafspraken te maken) niet van toepassing op afspraken van samenwerkende (foto-)journalisten die samen niet meer dan 10% marktaandeel hebben en de afspraak de handel tussen lidstaten van de Europese Unie niet op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden. Dit betekent dat freelancers die aan deze voorwaarden voldoen, onderling afspraken mogen maken. Freelancers kunnen deze bepaling dan ook gebruiken om tegenwicht te bieden tegen een eventuele machtspositie van Sanoma.
Hoe beoordeelt u dat Sanoma, ondanks hevig protest van freelancers en beroepsorganisaties als de NVJ, vasthoudt aan haar wurgcontract en dat zij nauwelijks ontvankelijk is voor argumenten van haar freelancers?
Ik verwijs u naar het antwoord gegeven op de vragen 4 en 5.
De petitie “Burundi: Stop Silencing the Media!” |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de petitie «Burundi: Stop Silencing the Media!»?1
Wij achten het belangrijk dat maatschappelijke organisaties hun stem laten horen en steun mobiliseren voor hun standpunten wanneer de persvrijheid wordt beperkt. Ruim twaalfduizend mensen in Burundi hebben ondertussen soortgelijke petities ondertekend tegen de nieuwe perswet, die op 4 juni jl. is bekrachtigd door de president.
Deelt u de mening van de directeur van de African Public Radio dat deze wet een aanval op de vrijheid van meningsuiting is en dientengevolge ook een directe aanval op de democratie in Burundi? Zo neen, waarom niet?
Ja. De nieuwe wet betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting in Burundi. De ruimte voor journalisten om onbevangen over gevoelige onderwerpen te kunnen rapporteren neemt af. Dat kan gevolgen hebben voor het nog fragiele democratische proces in Burundi. Dit is zorgelijk.
Bent u bereid om – net zoals onder meer Amnesty International, Human Rights Watch, Reporters Without Borders en de Committee to Protect Journalists – deze wet publiekelijk te veroordelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer wilt u dit gaan doen?
Nederland heeft meermalen zijn ongenoegen kenbaar gemaakt bij de Burundese autoriteiten. Tijdens het bezoek van minister Ploumen aan Burundi afgelopen februari heeft zij de Burundese minister van Buitenlandse Zaken gewaarschuwd voor de teruggang in democratische vrijheden indien het wetsvoorstel zou worden aangenomen. Mede op Nederlands initiatief heeft ook de EU zich ingezet voor verbetering van het wetsvoorstel. Aan de vooravond van bespreking in de Senaat brachten de vier EU-ambassadeurs in Burundi bij de voorzitter van de Senaat hun kritiek, ook die van Nederland, uitvoerig voor het voetlicht. Dat leidde tot een aantal verbeteringen in het wetsvoorstel, maar die gingen niet ver genoeg.
Op 7 juni jl. hebben op voorspraak van onder andere Nederland, de EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de EU commissaris Piebalgs de Burundese autoriteiten publiekelijk laten weten dat ze ondertekening van de wet betreuren.
Nederland laat het hier niet bij. De Nederlandse ambassadeur in Burundi spreekt de Burundese autoriteiten hierop aan. Verder brengt Nederland in de lokale Burundese media de bezwaren tegen deze wet expliciet onder de aandacht. Daarnaast ondersteunt onze ambassade mogelijke juridische stappen om na te gaan of de nieuwe wet strijdig is met de grondwet.
De aantasting van de persvrijheid vormt als zodanig geen onderdeel van het Memorandum of Understanding dat gaat over de hervorming van de veiligheidssector en is daarom niet het meeste geëigende middel om deze zaak bij de Burundese autoriteiten aan te kaarten.
Vormt aantasting van de persvrijheid onderdeel van het «Memorandum of Understanding» met de Burundese regering? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u in dit verband om druk uit te oefenen op de Burundese president om deze wet van tafel te vegen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke overige mogelijkheden ziet u om druk uit te oefenen op de Burundese regering om deze wet van tafel te vegen?
Zie antwoord vraag 3.
Het initiatief Second love |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het initiatief Second love, dat ook in diverse media adverteert?
Ja
Onderkent u dat het voor de vitaliteit en draagkracht van de samenleving van cruciaal belang is dat burgers werken aan sterke relaties en gezinnen? Welke initiateven onderneemt u om het versterken van relaties juist te bevorderen?
Het oordeel dat Second love een bom legt onder relaties laat ik voor uw rekening.
Relaties en relatievorming maken naar het oordeel van het kabinet deel uit van het privédomein van individuele burgers. Het nemen van verantwoordelijkheid hiervoor kan door de overheid niet worden «opgelegd». Dit laat onverlet dat burgers die behoefte hebben aan relatieondersteuning adequaat geholpen worden.
De verantwoordelijkheid voor het realiseren van relatieondersteunend hulpaanbod is neergelegd bij gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin. Gemeenten hebben een belangrijke rol als het gaat om het beschikbaar stellen van lichtere vormen van hulpverlening en (in toenemende mate) de algemene regie op een goed op elkaar aansluitend pakket van beschikbare hulpverlening. Dit geldt ook voor hulpaanbod op het gebied van relatieondersteuning. De rol van gemeenten zal na de decentralisatie van de zorg voor jeugd op dit laatste terrein nog veel belangrijker worden.
Om gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin te ondersteunen bij het vormgeven van relatieondersteunend aanbod, is de handreiking «Relatieondersteunend aanbod voor (aanstaande) ouders» ontwikkeld. In deze handreiking is het in Nederland beschikbare hulpaanbod op het gebied van relatieondersteuning beschreven. Op de website www.voordejeugd.nl is de handreiking via de link http://www.voordejeugd.nl/actueel/nieuws/288-relatieondersteunend-aanbod-voor-aanstaande-ouders te downloaden.
Wat is uw visie op het feit dat Second love door middel van reclames een bom legt onder relaties, zelfs wanneer het goede huwelijken betreft? Bent u van mening dat dergelijke initiatieven onwenselijk zijn, mede in het licht van de eigen kracht van sociale verbanden, die in het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg juist sterk wordt benadrukt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat de publieke omroep wordt benut om actief relaties te ondergraven? Zo nee, waarom niet?
De overheid heeft geen inhoudelijke bemoeienis met en ook geen oordeel over reclame-uitingen. Dit om de vrijheid van meningsuiting en expressie te waarborgen. Adverteerders zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van hun reclame-uitingen.
Reclame-uitingen worden beoordeeld door de Reclame Code Commissie. Deze toetst aan de hand van de Nederlandse Reclame Code of reclame strijdig is met het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden. Het is aan een ieder die van mening is dat een reclame daarmee in strijd is, klachten in te dienen om de mogelijke overtreding vast te laten stellen.
Op grond van de Mediawet is de STER bij de Nederlandse Reclame Code aangesloten. De STER houdt zich strikt aan de normen van de Reclame Code Commissie.
Welke invulling moet in dit verband worden gegeven aan de verantwoordelijkheid die media volgens de wet hebben?
Zie antwoord vraag 4.