De Burgerdialoog over de rol van sociale media bij openbare ordeverstoringen |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de specifieke motivatie is geweest om een Burgerdialoog te organiseren?
Dit initiatief past binnen het voornemen van het kabinet zoals geuit in het regeerprogramma om burgers meer te betrekken bij de verschillende fasen van de beleidscyclus. De aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen leent zich voor het betrekken van burgers, omdat het een complex vraagstuk is dat ook grondrechten van burgers raakt. Het belichten van verschillende perspectieven levert een bijdrage aan de totstandkoming van gedragen oplossingen.
Kunt u aangeven hoe u toch een positief besluit heeft genomen ten aanzien van het organiseren van de Burgerdialoog, ondanks alle problematiek en waanzinnigheid bij het Burgerberaad Klimaat?
Het betrekken van het perspectief van burgers bij beleidsvorming is een voornemen uit het regeerprogramma. Door het organiseren van deze burgerdialoog wordt daar invulling aan gegeven. De insteek van deze burgerdialoog is om verschillende dilemma’s rondom het onderwerp te bespreken en input van deelnemers te ontvangen over mogelijke oplossingen. Ik baseer me bij dit vraagstuk niet alleen op de uitkomsten van de burgerdialoog. Er zijn daarnaast verschillende andere initiatieven opgestart, zoals bijeenkomsten met deskundigen en internationaal vergelijkend onderzoek, die helpen bij de verdere beleidsontwikkeling op dit onderwerp.
De burgerdialoog verschilt in belangrijke mate van het Nationaal Burgerberaad Klimaat. Het is in eerste instantie qua doel anders; de burgerdialoog is zoals aangegeven verkennend en gericht op het ophalen van perspectieven en mogelijke oplossingsrichtingen. Het is wat betreft (organisatorische) opzet dan ook een veel kleinschaliger initiatief en minder intensief en belastend voor zowel deelnemers, de ambtelijke organisatie als externe inhuur. Zowel het aantal deelnemers als het aantal bijeenkomsten ligt significant lager. Het benodigde budget voor de burgerdialoog ligt dan ook veel lager.
Kunt u een duidelijk beeld schetsen wie er achter de organisatie van de Burgerdialoog schuilgaat? Hoe bent u tot deze organisatie gekomen en welke competenties waren er vereist?
De burgerdialoog is geïnitieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en wordt begeleid door een bureau dat is gespecialiseerd in participatietrajecten. Dergelijke trajecten zijn nieuw voor het departement en daarom is gekozen om de benodigde expertise in te huren. Daarnaast is het voor de onafhankelijkheid van de burgerdialoog van belang dat er externe procesbegeleiding is.
Hoeveel kosten zijn er reeds gemaakt in de voorbereiding van de Burgerdialoog?
De verwachting is dat de uitvoering van de burgerdialoog in totaal ongeveer € 350.000 gaat kosten. De grootste kostenposten voor de uitvoering van burgerdialoog zijn de inhuur van een gespecialiseerd bureau, de locatiehuur met sobere catering en een gepaste deelnemersvergoeding. Het gaat vooralsnog om een inschatting, omdat er bijvoorbeeld nog enkele variabele kosten zijn, zoals de reiskostenvergoeding voor deelnemers. Als de Kamer wordt geïnformeerd over de opbrengst van de burgerdialoog kunnen ook de definitieve kosten geschetst worden.
Kunt u aangeven welke faciliteiten er voorzien zijn voor de bijeenkomsten?
De burgerdialoog bestaat uit drie fysieke bijeenkomsten en één online bijeenkomst. Tijdens de fysieke bijeenkomsten wordt gezorgd voor eten en drinken (water, koffie, thee en lunch).
Kunt u aangeven welke functieomschrijvingen alle medewerkers van het Burgerdialoog krijgen en over hoeveel functies we spreken?
Bij de uitvoering van dit traject zijn (naast de inzet vanuit het bureau) een projectleider en twee beleidsmedewerkers betrokken vanuit het departement. Zij werken hier parttime aan.
Kunt u aangeven waarom u de Kamer hierover niet geïnformeerd heeft?
De Kamer is op 14 mei 2024 door de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in een brief over de aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen geïnformeerd over de behoefte om het perspectief van burgers te betrekken bij de beleidsvorming.1 In de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over zowel de opbrengst van de burgerdialoog als de (verwachte) opbrengst van verschillende andere lopende en afgeronde initiatieven die plaatsvinden in het kader van de beleidsontwikkeling op dit onderwerp.
Hoeveel kosten zijn er beraamd voor de Burgerdialoog en hoe zijn deze kosten opgebouwd?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe het proces omtrent het selecteren van deelnemers vormgegeven wordt?
In totaal zijn er 100.000 uitnodigingsbrieven verstuurd naar willekeurige adressen in Nederland. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Dit is een database waar geen persoonsgebonden informatie in staat. Bewoners van de adressen die een brief hebben ontvangen kunnen zich aanmelden om deel te nemen. Tijdens de aanmelding geeft een geïnteresseerde enkele demografische gegevens op. Na aanmelding wordt een loting uitgevoerd om de deelnemers definitief te selecteren. In de loting wordt gezorgd voor een zo goed mogelijke afspiegeling wat betreft leeftijd, geslacht en geografische spreiding. Als deelnemer moet je 16 jaar of ouder zijn.
Welke experts zijn er voorzien en aan de hand van welke criteria zullen zij uitgekozen worden?
Het is belangrijk dat het vraagstuk tijdens de burgerdialoog vanuit verschillende perspectieven bekeken wordt. Daarom worden er (ervarings)deskundigen vanuit verschillende disciplines uitgenodigd om deze perspectieven toe te lichten. Dit kan bijvoorbeeld een internetprofessional, jurist of politieagent zijn.
Artiesten en concert-/festivalgangers met een beperking |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Karremans |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het manifest «Artiesten met een beperking aan zet»?1 Zo ja, wat vindt u van de constatering van de initiatiefnemers dat mensen met een beperking nauwelijks te zien zijn op podia?
Ja, ik ben bekend met het manifest «Artiesten met een beperking aan zet». Ook ik vind dat de positie en ontwikkeling van artiesten met een beperking meer aandacht en erkenning verdient.
Wat vindt u van opmerkingen van Nederlandse respondenten in het onderzoek Time to Act als «Again, we definitely look to programme disabled artists, but in The Netherlands it’s not even evident yet that disabled people are able to come to theatre in the first place. We’re definitely not there yet», waaruit blijkt dat er zowel voor bezoekers als artiesten en makers met een beperking nog een wereld te winnen is?2
Ook deze opmerkingen laten zien dat de cultuursector in Nederland nog niet toegankelijk en inclusief genoeg is voor mensen met een beperking om volwaardig mee te kunnen doen.
Trekt u zich deze signalen aan en vindt u dat u ook een verantwoordelijkheid heeft om cultuur en culturele evenementen toegankelijk te maken voor iedereen, inclusief mensen met een beperking?
Het ministerie neemt zijn verantwoordelijkheid door randvoorwaarden te stellen en kaders te scheppen. Wel is de culturele sector op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor een inclusieve en toegankelijke sector.
Deelt u de mening dat Nederland nog niet voldoet aan artikel 30 van het VN Verdrag Handicap, waarin expliciet staat dat mensen met een beperking het recht hebben om in de volle breedte van de samenleving mee te doen en toegang dienen te hebben tot hulp(middelen) om te kunnen deelnemen aan o.a. cultuur en sport, en kunt u toelichten of u van mening bent dat er in de afgelopen jaren genoeg voortgang is geboekt?
Afgelopen periode zijn er positieve ontwikkelingen geweest op het gebied van toegang en deelname aan sport en cultuur. In Nederland heeft de gehandicaptensport de afgelopen decennia aanzienlijke kwalitatieve vooruitgang geboekt, mede dankzij een groeiend bewustzijn van inclusiviteit en gelijke kansen voor mensen met een beperking. Er wordt bij ruim 7.000 sportclubs, ondernemers en locaties in de openbare ruimte gesport door mensen met een beperking. Ook op de Paralympische Spelen doet Nederland het goed. In de cultuursector is te zien dat ook steeds meer organisaties aan de slag zijn om hun instelling toegankelijker en inclusiever te maken, denk aan het rolstoeltoegankelijk maken van theaters of aan musea die speciale openstellingen en/of rondleidingen hebben voor doelgroepen met een bepaalde beperking. Er zijn goede initiatieven vanuit de sport sector die aandacht vragen voor meer zichtbaarheid en bewustwording voor mensen met een beperking, zoals het platform Uniek Sporten en het programma Play Unified van Special Olympics. In de cultuursector zijn de initiatiefnemers van het eerdergenoemde manifest, stichting Podium INC. een goed voorbeeld.
We zijn echter ondanks deze positieve ontwikkelingen nog niet waar we willen zijn. Voor de zomer zal de werkagenda VN-verdrag Handicap naar uw Kamer worden gezonden. Hier staat aanvullend beleid onder ander op het gebied van cultuur en sport.
Op welke onderdelen uit het manifest ziet u een concrete rol voor u als bewindspersoon?
De onderdelen die worden genoemd in het manifest zijn breder toepasbaar dan enkel voor mensen met een beperking. Ik wil daar dan ook breed op inzetten. Door kaders te stellen en de culturele en mediasector te ondersteunen op het gebied van toegankelijkheid werken wij samen met de sector aan een cultuursector die voor iedereen toegankelijk is, niet alleen voor mensen met een fysieke, danwel cognitieve beperking, maar voor alle burgers uit alle hoeken van de samenleving. Uiteraard met specifieke aandacht voor mensen met een beperking waar dit nodig is of wettelijk is bepaald.
Zo roept het manifest op dat er gelijke mogelijkheden moeten zijn tot kunstvakonderwijs. In Nederland vinden we het belangrijk dat alle (aspirant)studenten, die aan de wettelijke eisen voldoen, kunnen studeren op het mbo, de hogeschool of universiteit. Wettelijk gezien hebben onderwijsinstellingen de plicht om voorzieningen te treffen en maatwerk te bieden voor studenten die ondersteuning nodig hebben. Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO) ondersteunt onderwijsinstellingen hierbij en bevordert kennis en kunde hierover binnen de onderwijsinstellingen. Ook stimuleer ik eerlijke beloning van makers in de cultuursector door middel van de Fair Pay Code, die eist dat medewerkers eerlijk worden betaald. Bij het maken van beleid over toegankelijkheid pas ik het adagium «niets over ons, zonder ons» toe, waarbij eveneens in het kader van Fair Pay een eerlijke beloning tegenover de kennis van deze ervaringsdeskundigen moet staan. Het manifest vraagt ook aandacht financiële ondersteuning voor toegankelijkheidskosten. In dat kader ben ik aan het onderzoeken of hier ondersteuning voor mogelijk is.
Op welke manier heeft het programma «Onbeperkt Meedoen!» bijgedragen aan het wegnemen van drempels voor mensen met een beperking, zoals bij het bezoeken van een concert of festival?
Gedurende het programma «Onbeperkt meedoen» (2018–2021) is er met onder andere ervaringsdeskundigen, belangenorganisaties en brancheorganisaties samengewerkt aan het wegnemen van drempels. In de evaluatie van 2021 van het programma wordt de ambitie uitgesproken om een cultuursector te realiseren waar iedereen zich welkom voelt en die uitnodigend en toegankelijk is. Helaas is het nog steeds zo dat mensen met een beperking tijdens het bezoek van concerten en festivals tegen obstakels aanlopen. Zoals bijvoorbeeld de toegankelijkheid van het festivalterrein of dat er geen kijkplatform is. We zijn er nog niet. Er is echter wel de tendens dat concerten en festivals goede stappen zetten om toegankelijker te worden.
In de vervolgaanpak «Doe onbeperkt mee» wordt er gewerkt om de toegankelijkheid te vergroten. Zo is er gezamenlijk met het Ministerie van VWS en OCW subsidie verstrekt aan stichting HandicapNL om activiteiten te ontwikkelen om contact tussen mensen met en zonder beperking te stimuleren.
Het zogenaamde «Sitdown Café» is hieruit voortgekomen. Doel is om met het «Sitdown Café» bij te dragen aan het wegnemen van sociale drempels in het contact tussen mensen met en zonder beperking, zodat zij samen kunnen genieten van festivals. Hier zijn veel positieve reacties op gekomen van festivalgangers. Ook is er op sociale media aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de festivals.
Welke wezenlijke veranderingen hebben er plaatsgevonden sinds uw ambtsvoorganger in antwoord op Kamervragen in 2021 erkende dat nog niet alle festivals of evenementen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking?3
Ten aanzien van veranderingen waar de ministeries bij betrokken waren, was er al voor de beantwoording van de Kamervragen uit 2021 sprake van maatregelen van zowel het Ministerie van VWS als het Ministerie van OCW om de festival- en podiumsector te stimuleren om toegankelijker en inclusiever te worden. Sinds de beantwoording, zoals bij het antwoord op vraag 6 reeds genoemd is, is er vanuit beide ministeries subsidie verleend aan HandicapNL om het SitDown Café te ontwikkelen. Ook is er vanuit het Ministerie van OCW subsidie verleend aan de Coalitie voor Inclusie om de Routekaart Toegankelijke Festivals door te ontwikkelen.
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor slechthorende of dove mensen bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u ziet voor uzelf met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor dove of slechthorende mensen bij concerten en de beschikbaarheid van schrijftolken en gebarentolken bij voorstellingen en concerten?
Ik herken de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor slechthorende of dove mensen bij concerten en voorstellingen. Ik stimuleer de sector om met toegankelijkheid aan de slag te gaan door het Kennispunt Toegankelijke Cultuur dat momenteel in ontwikkeling is en culturele organisaties handvatten en informatie moet bieden op het gebied van toegankelijkheid. Echter, zoals ik al eerder schreef is de culturele sector zelf primair verantwoordelijk voor een inclusieve en toegankelijke culturele sector.
Kunt u aangeven hoeveel gebaren- en schrijftolken er momenteel werkzaam zijn in Nederland, hoeveel mensen momenteel een tolkopleiding volgen en welke concrete maatregelen u neemt om het volgen van een tolkopleiding te stimuleren?
In het Register Tolken Gebarentaal en Schrijftolken (RTGS), dat wordt beheerd door de Stichting RTGS, staan 724 tolken Nederlandse Gebarentaal (NGT) en schrijftolken geregistreerd. Bij de bacheloropleiding Leraar Nederlandse Gebarentaal (NGT)/Tolk NGT bij de Hogeschool Utrecht (HU) zijn momenteel 301 studenten ingeschreven, daarnaast volgen 33 studenten de Associate degree-opleiding schrijftolk aan de HU.
Voor het opleiden van nieuwe tolken geldt dat het de verantwoordelijkheid is van de onderwijsinstelling hoe de opleiding wordt ingericht. Instellingen kunnen de verkregen financiële middelen zelf verdelen over de doelen waaraan zij wettelijk moeten voldoen.
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u voor uzelf ziet met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen?
Ook dit signaal herken ik. Zie antwoord op vraag 8.
Wat is de status van de routekaart voor inclusieve festivals die in 2021 werd gepresenteerd en wordt deze overal gebruikt?4
De Routekaart voor Toegankelijke Festivals werd in 2019 gelanceerd door Coalitie voor Inclusie. Eind 2022 heeft mijn voorganger subsidie verleend aan de Coalitie voor Inclusie om deze routekaart door te ontwikkelen, te actualiseren en beter toegankelijk te maken. De routekaart is te vinden op de website van de Coalitie voor Inclusie. De Routekaart biedt handvatten voor festivals om inclusiever te zijn.
Zijn er richtlijnen voor evenementen over hoe om te gaan met mensen die ondersteuning nodig hebben, vanwege bijvoorbeeld medicatiegebruik, rolstoelgebruik of een audiovisuele beperking, en waar kunnen organisaties in de evenementenbranche aankloppen voor informatie, kennis en ondersteuning?
Er zijn geen landelijk vastgestelde richtlijnen voor evenementen op het gebied van toegankelijkheid. Wel staan in de Routekaart voor Toegankelijke Festivals richtlijnen die ook toepasbaar zijn in de evenementensector. Gemeenten en andere organisaties geven ook tips aan evenementorganisatoren hoe zij hun evenement zo toegankelijk mogelijk kunnen maken. Maar om te voldoen aan de behoefte om richtlijnen en handvatten te bundelen op één gezamenlijke plek werk ik aan een Kennispunt Toegankelijke Cultuur waar ook de evenementenbranche gebruik van kan maken. Als het Kennispunt Toegankelijke Cultuur gelanceerd is, is het de bedoeling om te verwijzen naar de Routekaart, zodat deze nog makkelijker vindbaar is voor festival – en evenementorganisatoren om zo informatie, kennis en ondersteuning te vinden voor vragen rondom toegankelijkheid.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest «Artiesten met een beperking aan zet» om festivals en evenementen toegankelijker te maken voor mensen met een beperking en de Kamer hierover te informeren, en kunt u ook op basis van deze gesprekken en de behoeften en mogelijkheden de Kamer informeren over welke rol u ziet om festivals en evenementen te ondersteunen op het gebied van toegankelijkheid voor iedereen?
Op 3 februari 2025 heeft er reeds een gesprek plaatsgevonden tussen het Ministerie van OCW, de initiatiefnemer van het Manifest, Stichting PodiumINC. en een aantal artiesten met een beperking, danwel organisaties die werken met artiesten met een beperking. De aanleiding voor dit gesprek was het aanbieden van het Manifest. Er heeft een goed gesprek plaatsgevonden over het toegankelijker maken van de podiumsector, en de cultuursector in zijn geheel, voor mensen met een beperking. Ik heb Stichting PodiumINC. ook betrokken bij de input voor de werkagenda voor de uitvoering van het VN-verdrag Handicap.
Zoals ik eerder in deze beantwoording heb aangegeven, is mijn rol vooral het ondersteunen van de cultuursector om haar verantwoordelijkheid ten opzichte van toegankelijkheid en inclusie zo goed mogelijk op te kunnen pakken. Dit doe ik o.a. door het verlenen van subsidies, zoals die aan de Coalitie voor Inclusie voor de Routekaart Toegankelijke Festivals, of door het ontwikkelen van een Kennispunt Toegankelijke Cultuur.
Het bericht “Lokale wielrenners balen van afgelast NK wielrennen” |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Karremans , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lokale wielrenners balen van afgelast Nederlands kampioenschap (NK) Wielrennen»?1
Ja.
Hoeveel (lokale) sportevenementen dreigen dit jaar niet door te gaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit?
De NAVO-top die op 24 en 25 juni 2025 in Den Haag plaatsvindt, vraagt om een grote politie-inzet en heeft daarom gevolgen voor de beschikbare politiecapaciteit voor evenementen. Het lokaal gezag bepaalt mede op basis van de beschikbare politiecapaciteit welke evenementen rondom de NAVO-top doorgang kunnen vinden. Er is geen overzicht van het aantal sportevenementen dat niet kan doorgaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit.
Hoe vaak is in 2023 en 2024 de politie en Mobiele Eenheid (ME) ingezet bij wedstrijden van betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s)?
Gezien dit onderdeel is van de reguliere politietaak en de afwegingen gemaakt worden op lokaal niveau houdt de politie hier geen aparte cijfers van bij.
Hoe vaak wordt bijstand verleend door politie-eenheden uit andere (omliggende) regio's voor voetbalwedstrijden?
Politie uit andere eenheden leveren soms bijstand bij voetbalwedstrijden, voornamelijk bestaand uit ME-inzet. Daarnaast reizen supportersbegeleiders mee met de uitsupporters. Politie vanuit de eenheid waar de uitspelende voetbalclub vandaan komt, gaat dan naar de eenheid waar de thuisspelende club gevestigd is. De politie heeft alleen de algemene jaarcijfers met betrekking tot bijstand. Hierin staat geen specifieke informatie over de aard van de inzet.
Heeft deze bijstand in de basisregio's van de dienstdoende agenten geleid tot onderbezetting? Zo ja, kunt u specificeren hoe vaak dit heeft plaatsgevonden?
Er zijn geen gevallen bekend waarin bijstand heeft geleid tot onderbezetting in de basisregio’s op het reguliere politiewerk zoals incidentenafhandeling en heterdaadopsporing. De bijstand voor de inzet bij voetbalwedstrijden gaat wel ten koste van andere activiteiten van de politie bijvoorbeeld inzet in de wijken.
Kunt u aangeven hoeveel sportevenementen, inclusief amateur- en breedtesport, in gemeenten in 2023 en 2024 negatief zijn geadviseerd door de politie vanwege capaciteitsgebrek?
Deze afwegingen worden op lokaal niveau gemaakt. Ik beschik derhalve niet over de gevraagde cijfers.
Hoe beoordeelt u het feit dat kleinschalige sportevenementen, die aansluiten bij het beleidsdoel om sportparticipatie en maatschappelijke cohesie te bevorderen, soms niet door kunnen gaan vanwege een gebrek aan politiecapaciteit?
Sportevenementen, groot en klein, kunnen worden ingezet voor verschillende (lokale) maatschappelijke doeleinden, waaronder het bevorderen van sportparticipatie en maatschappelijke cohesie. Ik snap de teleurstelling als deze evenementen geen doorgang kunnen vinden door beperkte beschikbare politiecapaciteit. Dit betekent natuurlijk ook iets voor het behalen van de verschillende (lokale) maatschappelijke beleidsdoelen.
De bevoegdheid om te beslissen over de doorgang van evenementen ligt bij het lokaal gezag. Hierbij houdt het lokaal gezag rekening met de benodigde en de beschikbare politiecapaciteit. Wanneer er te weinig politiecapaciteit is, kan een evenement door aanpassingen mogelijk evengoed doorgang vinden met minder politie-inzet. Ook kan lokaal worden besloten om het behalen van de eerder genoemde beleidsdoelen anders in te richten.
Een goed voorbeeld van het anders organiseren van evenementen komt uit de wielersport. Eerder bent u geïnformeerd2 over het voornemen van de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie (KNWU) om meer in te zetten op burgermotorverkeersregelaars bij professionele wedstrijden, zodat deze wedstrijden georganiseerd kunnen worden met minder politie-inzet. Met het amendement van het lid Inge van Dijk3 zijn middelen gereserveerd ter ondersteuning van het ontwikkelen van een landelijke richtlijn voor burgermotorverkeersregelaars. De subsidieaanvraag van de KNWU is momenteel in behandeling bij het Ministerie van VWS.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat kleinschalige sportevenementen in gemeenten beter ondersteund worden?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een gezamenlijk protocol op te stellen, samen met de relevante ministeries, waarin de politie-inzet bij kleinschalige sportevenementen gewaarborgd blijft, zodat dergelijke evenementen niet het slachtoffer worden van gebrek aan politiecapaciteit?
De afweging of en hoe evenementen doorgang vinden wordt door het lokaal gezag gemaakt. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik zien daarom geen aanleiding om een protocol op te stellen.
Hoe kan volgens u de samenwerking tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid versterkt worden om sport als middel voor inclusie, cohesie en preventie te ondersteunen?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben regelmatig contact over onderwerpen die invloed hebben op sport en de publieke veiligheid.
Een onderzoek naar misstanden bij NPO |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Raad van Toezicht van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) door tussenkomst van de ondernemingsraad de afgelopen twee jaar aanhoudend klachten over intimidatie en onveilig en onvoorspelbaar gedrag, verbaal geweld en het negeren van medewerkers heeft ontvangen?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Ja ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Heeft naar uw oordeel de Raad van Toezicht bijtijds en adequaat gehandeld op deze signalen?
Desgevraagd heeft de Raad van Toezicht mij laten weten dat er naar aanleiding van signalen gesprekken zijn gevoerd met de (centrale) ondernemingsraad. In algemene zin vind ik het belangrijk dat signalen over sociale veiligheid op een goede manier worden opgevolgd. Dit is in het belang van iedereen die werkzaam is bij de NPO. Dat is altijd in eerste instantie een zaak van de werkgever en daar past mij als Minister terughoudendheid.
Vindt u het handelen van de Raad van Toezicht passend bij de urgentie die zou moeten worden gevoeld bij de constatering van de onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (de onderzoekscommissie-Van Rijn) dat NPO-ers ontevredener over hun directie waren dan de andere ondervraagden?
Zie mijn antwoord op vraag 2. In algemene zin heb ik eerder aangegeven dat ik het van belang vind dat signalen worden opgevolgd en dat een veilige werkomgeving overal binnen de publieke omroep de norm zou moeten zijn. Bestuurders en toezichthouders dragen daar verantwoordelijkheid voor. Hiertoe zijn al verschillende zaken in gang gezet door de NPO, onder andere als onderdeel van het overkoepelende plan van aanpak voor de NPO en de omroepen. Zo is in het afgelopen jaar een nieuwe directeur HR en Cultuur gestart bij de NPO en is er gewerkt aan een gezamenlijke klachtenregeling voor ongewenste omgangsvormen. Dit laat onverlet dat er nog veel gedaan moet worden.
Had de Raad van Toezicht niet eerder kunnen en moeten besluiten tot een onderzoek naar de mogelijke misstanden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wanneer ontving uw departement voor het eerst signalen van een onveilig werkklimaat bij NPO?
Mijn departement heeft in oktober 2024 één signaal ontvangen over de bestuursstijl van de voormalig bestuursvoorzitter van de NPO. Het betrof een signaal in zeer algemene bewoordingen waardoor dit, na overleg met degene die het signaal had afgegeven, geen aanleiding gaf tot opvolging.
Wat waren de uitkomsten van uw gesprek(ken) met de Raad van Toezicht van de NPO?
Ik heb in mijn gesprek met de heer Joustra nadrukkelijk gewezen op zijn rol en zijn verantwoordelijkheid voor een sociaal veilige omgeving. Ik reken erop dat de Raad van Toezicht, samen met de Raad van Bestuur, reflecteert op gebeurtenissen en concrete stappen zet om daar duidelijke lessen uit te trekken en dat met het juiste gevoel voor urgentie doet. Zij hebben mij inmiddels laten weten steviger en met meer prioriteit dan eerder te zullen toezien op de sociale veiligheid en de uitvoering van het in 2024 opgestelde plan van aanpak. Daarnaast moet de focus van de Raad van Toezicht nu liggen op de continuïteit van het bestuur en de organisatie op de korte termijn. Ik blijf met de Raad van Toezicht in gesprek en zal hen blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid.
Wat is uw indruk van de wijze waarop de Raad van Toezicht gevolg heeft gegeven aan uw indringende gesprek?
De Raad van Toezicht heeft snel maatregelen getroffen om de continuïteit van het bestuur van de NPO te waarborgen. Zo is Lucien Brouwer aangesteld als interim-voorzitter. In mijn eerdere gesprek met de heer Joustra heb ik benadrukt dat het belangrijk is om de continuïteit van de NPO te waarborgen. Het is cruciaal dat er in overleg met de bestuurder snel verdere concrete stappen worden gezet om stabiliteit binnen de NPO te verzekeren. Ik heb afgesproken dat mijn ministerie en ik op de hoogte worden gehouden van de maatregelen die genomen worden. Als er signalen zijn dat een sociaal veilige omgeving in het geding is, vind ik het belangrijk dat duidelijk wordt wat er aan de hand is, wat ieders rol daarin is geweest en dat dit door bestuur en toezichthouder wordt aangepakt.
Welke lessen moeten de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van de NPO uit de recente gebeurtenissen trekken en welke concrete stappen zouden naar uw oordeel gezet moeten worden om snel te komen tot een veilig werkklimaat bij NPO?
Zoals ik eerder al aangaf verwacht ik dat de Raad van Toezicht een helder beeld heeft van de recente gebeurtenissen en ieders rol daarin. Dit is noodzakelijk voor een reflectie op het eigen handelen en een effectieve opvolging. Primair is nu van belang dat de bestuurlijke continuïteit binnen de NPO gewaarborgd wordt en daarin heeft de Raad van Toezicht in elk geval voorzien in de benoeming van een interim-bestuursvoorzitter. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 6 aangaf, gaat de Raad van Toezicht nadrukkelijker toezien op de uitvoering van het plan van aanpak sociale veiligheid.
Ik heb richting de heer Joustra herhaald dat ik van een goed functionerende Raad van Toezicht verwacht dat hij toeziet op de werkzaamheden van de raad van bestuur en de gang van zaken binnen de NPO en dat hij gepaste maatregelen neemt om de stabiliteit van de NPO te waarborgen. Een sociaal veilige werkomgeving is daar een belangrijk onderdeel van. Sociale veiligheid binnen de publieke omroep is van groot belang en ik verwacht van toezichthouders en bestuurders dat zij daar prioriteit aan geven.
In hoeverre gaat u bij de hervorming van de publieke omroep het realiseren van stabiliteit en structurele goede werkverhoudingen betrekken?
Goed bestuur en een goede governance zijn belangrijke uitgangspunten voor de hervorming van de publieke omroep die ik voorsta. Daarom werk ik aan voorstellen die daarin moeten voorzien. Ik ben doordrongen van de noodzaak de publieke omroep ook op dit punt te hervormen.
Helpt het daarbij dat de aangekondigde taakstellingen ten koste gaan van de programmering? Zo nee, waarom niet?
NPO en omroepen zijn aan zet om de taakstelling in te vullen. Die taakstelling gaat overigens al in vanaf 2027, terwijl de hervorming op zijn vroegst vanaf 2029 ingaat. Ik ben ervan doordrongen dat deze taakstelling tot moeilijke keuzes zal leiden, die ook de programmering gaan raken.
Komt er nog een onafhankelijk onderzoek naar deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Ik heb aangegeven het van belang te vinden dat duidelijk wordt wat er aan de hand is en wat ieders rol daarin is geweest. Het Commissariaat voor de Media kan nog besluiten tot onderzoek over te gaan. Ook de Raad van Toezicht kan daar eigenstandig toe besluiten.
Bent u bereid om deze vragen voorafgaande aan het Notaoverleg Media d.d. 14 april 2025 te beantwoorden?
Ja.
Berichten op de sociale media, die uit Nederland komen en oproepen tot haat, geweld en moord in Syrië |
|
Derk Boswijk (CDA), Pieter Omtzigt (NSC), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van een aantal schandelijke uitspraken op sociale media, waarin opgeroepen lijkt te worden om in Syrië groepen de vermoorden, zoals https://x.com/HaraldDoornbos/status/1898698085716386054?
Ja.
In welke mate hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voldoende zicht op dit soort uitingen van haat en oproepen tot geweld vanaf Nederlandse bodem? Hoe frequent komt dit zover u bekend voor?
Uit de systemen van de politie en het Openbaar Ministerie (OM) kan helaas niet worden gehaald hoe vaak dergelijke uitingen en oproepen zich voordoen en hoeveel meldingen, aangiften of strafrechtelijke onderzoeken er worden gedaan naar dergelijke oproepen.
Hebben politie en OM de prioriteit, focus en capaciteit om deze vormen van haat op te kunnen sporen en te vervolgen?
Zowel politie als Openbaar Ministerie (OM) geven prioriteit aan de opsporing en vervolging van haatgedreven delicten, waaronder uitingen en gedragingen met een discriminerend karakter en oproepen tot geweld. Wanneer er aangifte wordt gedaan en sprake is van een strafbaar feit dat bewijsbaar is, gaat het OM in principe tot vervolging over. Dit vormt een wezenlijk uitgangspunt bij de vervolging en onderstreept het belang van normstelling bij dergelijk ondermijnend of polariserend gedrag.
Binnen het OM is de benodigde expertise aanwezig om deze zaken zorgvuldig en doelgericht te beoordelen en te behandelen. De politie beschikt over gespecialiseerde functionarissen en werkt nauw samen met ketenpartners om signalen van haat en discriminatie effectief op te sporen. Binnen de beschikbare capaciteit wordt gericht ingezet op deze vorm van criminaliteit.
Wil u in gesprek gaan met de politie en het OM hierover en terugkoppelen hoeveel zaken van mensen in Nederland die oproepen tot geweld in Syrië onderzocht en vervolgd worden? Kunt u de uitkomsten van de strafbeschikkingen of rechtszaken hierin geven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Het werkbezoek van de staatssecretaris van Defensie aan Microsoft en Amazon |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen wat het doel was van uw werkbezoek van 3 tot en met 5 maart 2025 aan Microsoft en Amazon in Seattle?1
Het doel van het werkbezoek was drieledig, namelijk: 1) Het krijgen van inzicht in de laatste technologische ontwikkelingen bij Microsoft en Amazon; 2) het bepalen van de impact die deze bedrijven hebben op het opereren van Defensie en 3) het ontwikkelen van meer inzicht op het gebied van autonomie en soevereiniteit op het gebied van data en informatie.
Kunt u het volledige programma van uw werkbezoek delen, met een overzicht van wie u heeft gesproken en wat het onderwerp van deze gesprekken was?
Vanwege privacy kunnen wij geen namen of functies geven, maar er is gesproken met beide bedrijven op het niveau van director & corporate vice president. Met deze vertegenwoordigers heb ik gesproken over oplossingen voor mobiele cloudomgevingen, verwerking en eigenaarschap van data, regelgeving en toepasbaarheid van de laatste technologische ontwikkelingen die relevant zijn voor Defensie.
Heeft u op dit werkbezoek concrete toezeggingen gedaan of afspraken gemaakt? Wat was uw boodschap richting de bedrijven?
Ik heb geen toezeggingen gedaan. Onze gevechtskracht is niet langer alleen afhankelijk van staal en vuur, maar ook van bits en bytes. Hierin biedt de expertise van techbedrijven zoals Microsoft en Amazon waardevolle inzichten. Mijn boodschap richting de bedrijven is om te onderzoeken hoe hun expertise en technologie bij kunnen dragen in operationele situaties, op een soevereine wijze.
Is de inhoud van het werkbezoek en uw inbreng bij de activiteiten afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken?
De inhoud van het werkbezoek is afgestemd met het Ministerie van Economische Zaken.
Deelt u de mening dat, in deze geopolitieke context, Nederland de afhankelijkheid van niet-Europese techbedrijven juist zou moeten verminderen?
Het kabinet heeft in 2023 de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) met uw Kamer gedeeld.2 Het Kabinet constateert in de Agenda DOSA dat, in deze veranderende context, we strategisch moeten gaan kijken naar digitale technologie, en in het bijzonder naar strategische afhankelijkheden met een hoog risico.
We hebben een langdurige trans-Atlantische relatie met de VS. De VS is en zal een cruciale partner voor Nederland blijven, met gedeelde veiligheids- en economische belangen, waaronder ook digitale aspecten vallen.
Nederland zal blijven werken aan een goede werkrelatie met de VS. Ontwikkelingen in de VS, ook ten aanzien van tech, volgen elkaar snel op. We houden deze ontwikkelingen op technologisch- en veiligheidsgebied in de VS nauwlettend in de gaten.
Een te grote afhankelijkheid van één marktpartij is echter ongewenst. In de afweging welke data wij in eigen beheer verwerken en wat in de public cloud, moeten risicovolle strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen. Daarbij wordt expliciet gekeken naar Europese tech-bedrijven.
Acht u de totale afhankelijkheid van clouddiensten van niet-Europese techbedrijven een mogelijk risico voor de Nederlandse en Europese autonomie en veiligheid?
Zoals ook door de Algemene Rekenkamer is geconstateerd, wordt er veelvoudig gebruik gemaakt van public clouddiensten, waarbij meer dan de helft van de materieel public clouddiensten3 bij «big tech» ingekocht wordt4. Er is hiermee echter nog geen sprake van een «totale afhankelijkheid». In de afweging welke data we in eigen beheer verwerken en wat in de public cloud moeten risicovolle strategische afhankelijkheden én marktconcentraties worden meegewogen.
Defensie gaat uit van een spreiding van risico’s door clouddiensten in de eigen datacentra en bij verschillende cloud aanbieders onder te brengen, zowel binnen als buiten Europa. Er zal dus geen sprake zijn van totale afhankelijkheid van niet-Europese techbedrijven. Defensie weegt per situatie af of een eventuele afhankelijkheid acceptabel is. Daarbij worden ook de aspecten autonomie en veiligheid per situatie beoordeeld.
Heeft het Ministerie van Defensie een strategie voor het terugdringen van strategische afhankelijkheden van niet-Europese techbedrijven? Zo ja, hoe gaat u deze afhankelijkheden verminderen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid deze strategie alsnog te ontwikkelen?
Het beleid van Defensie draagt op verschillende manieren bij aan het vergroten van onze strategische autonomie en het positioneren van onze Nederlandse kennis-, technologie- en industriebasis. Begin april 2025 wordt de nieuwe Strategie van Defensie naar uw Kamer gestuurd, waarin toegelicht zal worden hoe Defensie strategische afhankelijkheden wil verminderen door zelf te investeren in de kennis- en industriebasis. Hoe sterker Europa en Nederland zijn, hoe minder afhankelijkheid. Defensie neemt daarnaast ook verschillende beschermende maatregelen: bepaalde producten, onderdelen en/of capaciteiten zullen in Nederland behouden of ontwikkeld moeten worden om (cruciale) (wapen)systemen van de krijgsmacht – en haar bondgenoten – te kunnen produceren, op te kunnen schalen en te ondersteunen.
Welke strategische investeringen doet het Ministerie van Defensie op het gebied van autonomie in het digitale domein? Acht u het in het belang van de Nederlandse veiligheid om de capaciteit van de Nederlandse en Europese techsector te benutten en versterken door te investeren in hun diensten en deze af te nemen?
Om internationaal een speler van betekenis te blijven, mee te blijven lopen in de mondiale (technologische) ontwikkelingen en onze afhankelijkheid van anderen te beperken, is het verkrijgen en het behouden van leiderschap op strategische technologische punten voor Nederland en Defensie belangrijk. Nederland heeft een sterke en kennisintensieve technologische en industriële basis die hoogwaardige producten en diensten levert. De gewijzigde geopolitieke context en de snelle technologische ontwikkelingen maken dat investeringen in de Nederlandse Technologische en Industriële Basis (NLDTIB) nodig zijn. Een sterke krijgsmacht en een sterk Nederland, kan alleen als de NLDTIB en Europese Technologische Industriële Basis (EDTIB) versterkt worden. Het internationaal positioneren van Nederlandse en Europese technologiebedrijven is daarbij van belang. Begin april wordt de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) en de bijbehorende Strategische Actieagenda Industrie, Innovatie en Kennis – Defensie (STRAIIK-D) aangeboden aan de Kamer. Daarin zullen deze ambities en versterkingen toegelicht worden.
Welke acties onderneemt u om Nederlandse en Europese techbedrijven structureel meer te betrekken bij Defensie-aanbestedingen en strategische IT-infrastructuur?
Defensie werkt aan versterkte publiek-private samenwerking o.a. via Defport. Defport draagt bij aan het versnellen van de militaire materieelgereedheid door de afstand tussen Defensie en de private sector te verkleinen. Ook de regionale programmabureaus en de opbouw van regionale ecosystemen en uitbreiding van MINDBases dragen bij aan het verkleinen van de afstand tussen Defensie, kennisinstellingen en industrie. Het is voor de Europese strategische autonomie van groot belang dat er strategische samenwerking bestaat met Nederlandse en Europese techbedrijven. Defensie zet in op een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Specifiek voor IT heeft Defensie sinds enkele jaren verschillende dialoogtafels met IT-bedrijven die betrekking hebben op huidige en toekomstige ontwikkelingen, om samen op te trekken en vruchtbare partnerschappen te ontwikkelen voor de lange termijn zodat snel kan worden ingespeeld op de behoeften van Defensie. Deze maandelijkse dialoog-tafels stellen Defensie in staat om uitdagingen voor te leggen aan de markt, om te komen tot nieuwe samenwerkingen, oplossingen en versnelling.
Heeft u een plan om bestaande samenwerkingen met Nederlandse en Europese techbedrijven binnen Defensie op te schalen? Welke acties onderneemt u om dit te bereiken?
Ja, mede dankzij de Defensie IT-leveranciersdialoog is Defensie in staat geweest om strategische partnerschappen aan te gaan met diverse IT-bedrijven. Zoals in de Defensienota 2024 is aangekondigd zal Defensie eraan werken om nieuwe technologieën, nadrukkelijk afkomstig van de Nederlandse industrie, te integreren in militaire toepassingen.
Nationale samenwerking met andere departementen, kennispartners en het bedrijfsleven in Nederland leidt tot betere resultaten voor zowel de krijgsmacht als het Nederlandse verdienvermogen en de maatschappij. De samenwerking wordt ingericht via verschillende ecosystemen, per onderwerp en per regio. Defensie legt haar behoeften neer bij de industrie, de capability pull. Kennisinstellingen, start-ups, MKB’ers en Original Equipment Manufacturers (OEM’s) werken samen aan oplossingen die Defensie nodig heeft. Ook is er nadrukkelijk ruimte voor ideeën vanuit de industrie en civiele technologieën die betekenisvol kunnen zijn voor Defensie. Nederlandse en Europese (tech)bedrijven worden hiermee nauwer verbonden aan de opgaves van Defensie en gepositioneerd om vroegtijdig mee te werken aan uitdagingen.
Hoe stimuleert u Nederlandse en Europese partijen om mee te dingen naar aanbestedingen op het gebied van defensie en veiligheid? Welke drempels ervaren deze bedrijven momenteel en hoe gaat u die wegnemen?
Het eerste deel van deze vraag heb ik beantwoord in vraag 9. Betreffende het tweede deel: Eén van de knelpunten is toegang tot financiering. Met name start-ups, scale-ups en het MKB lopen tegen deze drempel aan. Uw Kamer is recent per brief geïnformeerd5 over deze financieringsknelpunten. In deze brief kondigt Defensie vier actielijnen aan om deze knelpunten op te lossen. Deze actielijnen zetten in op 1) het bieden van lange termijnvraag, 2) het mobiliseren van private investeringen en beter gebruik maken van bestaande instrumentaria 3) het optimaliseren van overheidsprocessen en 4) het versterken van de dialoog met de markt, bijvoorbeeld met het publiek-private platform Defport.
Heeft u, naast de samenwerking met niet-Europese techbedrijven, ook onderzocht welke Europese cloud- en technologiealternatieven beschikbaar zijn voor Defensie? Zo ja, welke Europese partijen heeft u hiervoor in beeld? Zo nee, waarom niet?
Ja, Defensie is een onderzoek gestart naar mogelijkheden om cloudomgevingen voor Defensie te ontwikkelen met Europese leveranciers. De gesprekken daarover verkeren nog in een commercieel vertrouwelijke fase.
Bent u bereid (alsnog) gesprekken te initiëren met Europese alternatieven zoals OVHcloud, Nextcloud, of het GAIA-X-initiatief?
Ja.
Wat bedoelt u precies met uw openbare uitspraak: «Met een slimme mix van eigen en commerciële cloudoplossingen vergroten we onze digitale slagkracht»?2
Defensie ontwikkelt eigen IT zoals commandovoeringssystemen en IT-infrastructuur zoals de private cloud binnen het programma GrIT. Daarnaast is er een wereldwijde zeer snelle en innovatieve technologie-ontwikkeling in de public cloud. Om militair relevant te blijven op het slagveld met digitale technologie zal Defensie deze technologieën moeten combineren. Het combineren hiervan is onderdeel van de multicloud strategie van Defensie. Dit is een cruciaal onderdeel van de digitale transformatie van Defensie.
Hoe worden de diensten van Microsoft en Amazon momenteel gebruikt in de Defensie-architectuur? Welke Defensie-onderdelen zijn afhankelijkheid van deze diensten?
In de architectuur staan de clouddiensten van Microsoft en Amazon als «onderlaag» die gebruikt wordt voor ongepubliceerde of laag-gerubriceerde informatiesystemen. Naast clouddiensten neemt Defensie bij Microsoft ondersteuningsdiensten af voor de inzet van diverse Microsoft producten die op diverse plekken in de generieke IT-infrastructuur van Defensie worden toegepast. Voor de daadwerkelijke inzet zijn er geen afhankelijkheden van deze diensten (wel van de producten). Voor de lange termijn continuïteit heeft heel Defensie afhankelijkheden. Een van de belangrijkste afhankelijkheden is de cybersecurity ondersteuning van de diverse Microsoft producten.
Welke gegevens worden door Defensie bewaard, verwerkt, of gedeeld via de clouddiensten van Microsoft en Amazon? Heeft de Verenigde Staten, onder de CLOUD Act, toegang tot deze (gevoelige) gegevens?
Defensie verwerkt en bewaart alleen ongerubriceerde of laag gerubriceerde gegevens in de clouddiensten van Microsoft en Amazon.
Het Nationaal Cyber Security Centrum heeft in augustus 2022 een onderzoeksrapport over de CLOUD Act gepubliceerd. In dit onderzoek stelt Greenberg Traurig dat het risico dat de Amerikaanse overheid toegang krijgt tot Europese (persoons)gegevens, specifiek op basis van de CLOUD-act, weliswaar voorstelbaar, maar in de praktijk ook (heel) klein is.
Defensie verwerkt geen hoog gerubriceerde informatie in cloud-diensten van Microsoft en Amazon. Om een goede afweging te maken over de risico’s en de baten, hanteert Defensie een cloud-afwegingskader.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Wegens de samenhang tussen vragen 9 en 11 is een gedeelte van deze beantwoording samengevoegd. Alle overige vragen zijn afzonderlijk van elkaar beantwoord.
Anti-emancipatoire beïnvloeding in Nederland |
|
Bente Becker (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
Nobel , David van Weel (minister ) , Mariëlle Paul (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amerikaanse christenen proberen Europa hun conservatieve agenda op te dringen, en dat gaat gepaard met veel geld»1 en het artikel «Door de radicaal-rechtse omwenteling krijgt deze Nederlandse lobbyist steeds meer macht op het wereldtoneel»?2
Herkent u de berichtgeving dat buitenlandse lobbyclubs, al dan niet gefinancierd of gemotiveerd door statelijke actoren, de maatschappelijke discussie en het politieke beleid in Nederland proberen te beïnvloeden? Kunt u toelichten wat het beeld vanuit het kabinet is?
Deelt u de mening dat deze pogingen om discriminatoir en haatdragend gedachtegoed te verspreiden zeer onwenselijk zijn? Zo ja, wat onderneemt u om dit tegen te gaan?
Herkent u het beeld uit het artikel in Trouw, waarin geschetst wordt dat er in de laatste zeven jaar zeker voor 58 miljoen dollar aan steun vanuit Amerikaanse «ultraconservatieve organisaties» naar Europa vloeit? Hoeveel steun hiervan vloeit naar Nederland? En hoeveel steun vloeit er uit Rusland en islamitische landen?
Welke inspanningen levert het kabinet momenteel om buitenlandse geldstromen die het Nederlandse politieke en maatschappelijke debat proberen te beïnvloeden in kaart te brengen? Welke rol gaat de voorgestelde Wet transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) hierin spelen?
Bent u bereid om de samenwerking van conservatieve Amerikaanse, Russische en islamitische organisaties om met discriminatoire en haatdragende ideeën Europa te beïnvloeden in Europees verband aan te kaarten?
In de artikelen wordt een verband gelegd tussen lobbyisten en organisaties die mogelijk betrokken waren bij het invoeren van de doodstraf op homoseksualiteit in Oeganda, hier zou ook financiering uit Rusland bij betrokken zijn; zijn deze organisaties ook actief in Nederland?
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden Becker en De Kort waarin u stelt dat de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) geen juridische grondslag heeft om te onderzoeken of en welke organisaties contact leggen met gemeenten en/of organisaties om het maatschappelijke en politieke debat te beïnvloeden?3 Is hier gezien de toenemende berichtgeving over ongewenste buitenlandse beïnvloeding inmiddels voortgang in gemaakt? Wat is de rol van de ESS nu? Bent u bereid de rol uit te breiden?
Bent u bekend met het bericht «Verbijstering over keuze voor Zoë Tauran, S10 en Rondé als Vrijheidsambassadeurs: «Agressieve uitlatingen over Israël»» uit De Telegraaf? Deelt u deze verbijstering? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb het artikel in de Telegraaf gelezen. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelf hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Bij de wijze waarop de bevrijding en vrijheid op 5 mei worden gevierd probeert het Nationaal Comité 4 en 5 mei een zeker evenwicht te vinden tussen alle verschillende opvattingen die daarover bestaan. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
Deelt u de mening dat het Comité 4 en 5 Mei opnieuw provoceert door artiesten uit te nodigen die bekendstaan om uitgesproken anti-Israëlische standpunten en zelf zijn beschuldigd van antisemitisme, ondanks eerdere controverses rondom eerdere ambassadeurs?2
Ik heb begrepen van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat aan de benoeming van de ambassadeurs van de vrijheid een zorgvuldig proces vooraf is gegaan. De ambassadeurs van de vrijheid zijn door het NC benoemd om het belang van vrijheid te benadrukken.
Klopt het dat een van de benoemde ambassadeurs van dit jaar heeft opgetreden tijdens een inzamelingsactie voor de antisemitische organisatie Plant een Olijfboom? Deelt u in dat geval de mening dat diegene zich hierdoor heeft gediskwalificeerd als Ambassadeur van de Vrijheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?3 4
Het Rijk heeft het Nationaal Comité 4 en 5 mei ingesteld om op een onafhankelijke wijze invulling te geven aan de Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is derhalve onafhankelijk en bepaalt zelfstandig wie er benoemd worden tot ambassadeur van de vrijheid. Als Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport ben ik daar niet bij betrokken.
Gezien de sterke toename van antisemitisme in Nederland, deelt u de mening dat het tachtig jaar na de bevrijding des te belangrijker is om hier extra aandacht aan te besteden tijdens de herdenking en viering van 4 en 5 mei? Vindt u dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei in dit licht voldoende aandacht besteedt aan antisemitisme? Zou de keuze voor een spreker die dit thema nadrukkelijk adresseert, bijvoorbeeld uit de Joodse gemeenschap, passend zijn? Zo ja, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei?5
De toename van antisemitisme in Nederland is zorgelijk en de bestrijding daarvan is een prioriteit van het kabinet. Om deze reden is de «Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030» opgesteld en op 22 november 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.6
In Nederland kennen we een herdenkings- en herinneringscultuur die door maatschappelijke organisaties wordt vormgegeven. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is daarbij verantwoordelijk gesteld voor de vormgeving van de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei om dit besluit /deze benoemingen per direct terug te draaien, de situatie in de toekomst te voorkomen dat opnieuw sprekers en ambassadeurs worden gekozen die beschuldigd zijn van antisemitisme? Zo ja, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is onafhankelijk en bepaalt zelfstandig hoe de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei worden vormgegeven. Ik respecteer de keuzes die het Nationaal Comité 4 en 5 mei daarbij maakt.
De emancipatie van lhbtqia+ personen en vrouwen in Nederland |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat alle verschillende onderzoeken en monitoren naar onder meer acceptatie, pesten en geweld tegen lhbtqia+ personen, zowel internationaal als in eigen land, een zeer zorgwekkende tendens laten zien en hoe ziet u in dit licht uw rol als coördinerend bewindspersoon op emancipatiebeleid?
Als coördinerend bewindspersoon beschouw ik het als mijn taak mij elke dag in te spannen voor de gelijkwaardigheid, veiligheid en acceptatie van eenieder in Nederland, ongeacht diens achtergrond, geslacht of seksuele gerichtheid. Iedereen moet de vrijheid en veiligheid voelen om zich te kunnen uiten en zichzelf te zijn. Gelijke behandeling en gelijkwaardige kansen voor iedereen zijn daarvoor essentieel. Voor discriminatie en intolerantie is geen plek in Nederland. Ik stimuleer en faciliteer initiatieven vanuit de samenleving, bevorder samenwerking, normeer bij misstanden en zorg voor samenhang in het emancipatiebeleid van dit kabinet.
Onderzoeken en monitoren geven een gemengd beeld van de acceptatie van lhbtiq+ personen. Elke indicatie van achteruitgang of stagnatie vind ik zorgelijk. Uit de onderzoeken blijkt dat er nog veel stappen te zetten zijn. Denk bijvoorbeeld aan de toename van online haat en discriminatie en de kwetsbare situatie van transgenderpersonen en lhbtiq+ personen van kleur. Toch zijn er ook hoopvolle ontwikkelingen. Zo stemmen de cijfers uit de meest recente lhbtiqa+- monitor mij optimistisch.1 Hieruit blijkt dat een overgroot deel van de samenleving een positieve houding heeft tegenover lhbtiq+ personen en de acceptatie van intersekse personen groeit.
Deelt u de mening dat de toename van (online) haat, geweld, pesterijen en uitsluiting van lhbtqia+ personen vragen om politieke steun en daadkracht in het belang van de acceptatie en veiligheid van lhbtqia+ personen en vindt u ook dat recente uitspraken van de president van de Verenigde Staten dit belang onderstrepen?
Het kabinet zet zich in voor de veiligheid, gelijkwaardigheid en acceptatie van eenieder. Lhbtiq+ personen hebben onevenredig vaak te maken met discriminatie, haat, geweld, pesterijen en uitsluiting. Dit is onacceptabel en het kabinet pakt dit hard aan. In de Emancipatienota zal ik aangeven op welke wijze wij dit concreet vormgeven.
Internationale ontwikkelingen die indruisen tegen de acceptatie en veiligheid van lhbtiq+ personen moeten we uiteraard adresseren. Middels het buitenlandbeleid zet het kabinet in op de versterking van hun positie.
Zo ja, kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat er bezuinigd wordt op onder andere organisaties die zich inzetten voor de rechten van vrouwen en lhbtiq+ personen terwijl het aantal meldingen van discriminatie toeneemt en deelt u de mening dat deze bezuinigingen op dit moment zeer onwenselijk zijn en niet te rijmen vallen met de grote zorgen omtrent toenemende discriminatie?
Het kabinet zet zich in voor het bevorderen van de veiligheid van lhbtiq+ personen. Daarvoor is het van belang dat meldingen op een zorgvuldige manier worden behandeld en opgevolgd. Keuzes die het kabinet maakt in het kader van gezonde overheidsfinanciën en andere maatschappelijke opgaven doen niets af aan deze ambitie. Zo werken wij aan een Actieplan Veiligheid lhbtiq+ personen en financieren we het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie Politie. Binnen de politie is veel aandacht voor dit onderwerp. Men zet in op expertise, acceptatie en bewustwording, bijvoorbeeld met het netwerk Roze in Blauw. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt aan verhoging van de meldingsbereidheid het versterken van de antidiscriminatievoorzieningen, bijvoorbeeld door te werken aan één centrale organisatie waar discriminatie kan worden gemeld. Voor verdere details verwijs ik naar de Kamerbrief die uw Kamer hierover heeft ontvangen.2
Uit de toename van het aantal meldingen kan overigens niet de conclusie getrokken worden dat discriminatie daadwerkelijk toeneemt, mede omdat wordt ingezet op verhoging van de meldingsbereidheid en het verbeteren van de meldstructuur. Uit de veiligheidsmonitor van het CBS blijkt bijvoorbeeld dat de ervaren discriminatie in 2023 vergelijkbaar is met die in 2021.3
Kunt u nader toelichten welke organisaties geraakt worden door de subsidietaakstelling op emancipatie in de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en welke organisaties zijn dit precies, waar wordt op bezuinigd en welke consequenties heeft dit?
Het kabinet heeft in de uitwerking van het regeerprogramma weloverwogen keuzes gemaakt ten aanzien van de bezuinigingen. Zodoende willen wij onze maatschappelijke ambities realiseren en daarbij de overheidsfinanciën gezond houden. Ik realiseer mij dat bezuinigingen mensen en organisaties raken. Ik zal dit dan ook op zorgvuldige wijze uitvoeren. De subsidietaakstelling voor de directie Emancipatie binnen de begroting van OCW loopt in de komende jaren op tot een structureel jaarlijks bedrag van € 151.000 in 2029. Dit raakt niet aan de lopende subsidies. De instellingssubsidies zijn tot 2027 gegarandeerd en er zal niet worden gekort op lopende projectsubsidies. Binnen de nieuwe financiële realiteit zal worden bezien hoe het emancipatiebeleid zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden vormgegeven en welke subsidieverzoeken gehonoreerd kunnen worden. De Kamerbrief Emancipatie4 en de Emancipatienota -die uw Kamer in Q2 2025 ontvangt- vormen de leidraad voor de prioriteiten van dit kabinet en de keuzes die worden gemaakt.
Bent u ook bereid om de voorgenomen bezuinigingen terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke onderwerpen ziet u zelf als beleidsprioriteit en welke doelen heeft u en hoe gaat u die bereiken?
In de Kamerbrief Emancipatie van 18 november jongstleden5 heb ik toegelicht wat mijn doelen en beleidsprioriteiten zijn. De kern is dat iedereen in Nederland veilig moet zijn en volwaardig mee kan doen in de samenleving. Dat er gelijkwaardige kansen zijn voor iedereen om diens leven zelfstandig vorm te geven zoals die dat wil. Zeker voor vrouwen en lhbtiq+ personen moeten we nog flinke stappen zetten om dit te bereiken. In de Emancipatienota zal ik mijn ambities en bijbehorende maatregelen verder concretiseren.
Wat gaat u doen om non-consensuele en niet-noodzakelijke medische handelingen bij intersekse kinderen wettelijk te verbieden en kunt u ook een helder tijdsplan leveren voor de uitvoering van deze motie?1
De regulering van non-consensuele en niet-noodzakelijke medische behandelingen bij intersekse kinderen is een complex en gevoelig onderwerp. Ik hecht dan ook veel waarde aan een zorgvuldig proces waarbij belanghebbenden en specialisten goed worden betrokken. Onderdeel hiervan was het rondetafelgesprek, waarvan ik het verslag op 14 november 2024 met uw Kamer heb gedeeld.7 Ik zal op korte termijn een brief aan uw Kamer sturen waarin ik u informeer over het vervolgproces en bijbehorend tijdspad.
Hoe staat het met de wettelijke regeling voor meerouderschap en meeroudergezag, in lijn met het advies van de staatscommissie Herijking ouderschap?
Voor de laatste stand van zaken en vervolgstappen rondom meerouderschap en -gezag verwijs ik naar de Kamerbrief van 10 maart jongstleden. 9
Wat is er gebeurd sinds de kabinetsbrief van oktober 2024 en kunt u nader toelichten welke concrete maatregelen er tot nu toe zijn genomen en kunt u een helder tijdsplan geven met concrete vervolgstappen?2
Zie antwoord vraag 8.
Welke concrete maatregelen neemt u om de (sociale) veiligheid van lhbtqia+ vluchtelingen te verbeteren en op welke termijn, gelet op de signalen over discriminatie en onveilige situaties in opvangcentra?3
Signalen van discriminatie en onveilige situaties van lhbtiq+ personen neemt het kabinet heel serieus. Waar nodig neemt het kabinet maatregelen. Samen met het COA zet het kabinet zich in voor de veiligheid van lhbtiq+ asielzoekers middels preventie, begeleiding en het aanpakken van incidenten. Hierbij twee voorbeelden:
Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid inventariseer ik momenteel wat werkt om de veiligheid van lhbtiq+ personen verder te bevorderen. Daarbij is ook specifiek aandacht voor de positie van lhbtiq+ asielzoekers en situaties in opvanglocaties. De uitkomsten van de inventarisatie verwachten wij voor het eind van 2025 met uw Kamer te kunnen delen. Mede op basis van deze uitkomsten zullen wij onze vervolginzet bepalen.
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om, mede in lijn met het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) om het verlofstelsel te transformeren, ook transitieverlof voor transgenderpersonen wettelijk te verankeren? Zo ja, wordt dit meegenomen in het traject naar een beter verlofstelsel?4
Het kabinet werkt aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel, zoals ook is aangekondigd in het regeerprogramma. Het verlofstelsel wordt ingedeeld in drie clusters, namelijk:12 verlof rond de zorg voor kinderen;13 verlof rond de zorg voor naasten en;14 persoonlijk verlof. Dit is in lijn met de indeling die de SER voorstelt in het advies Balans in maatschappelijk verlof.15
Welke concrete stappen zet u om het verkrijgen van een X in het paspoort toegankelijker te maken en per wanneer verwacht u dat dit proces (financieel) toegankelijk is, ook voor mensen zonder de middelen voor een gang naar de rechter?
Voormalig Kamerlid Van Ginneken (D66) heeft op 27 oktober 2023 het initiatiefwetsontwerp Wet vereenvoudiging non-binaire geslachtsvermelding in consultatie gebracht. Ter ondersteuning van dit initiatiefvoorstel is op 7 juli 2023 de Kamerbrief inventarisatie geslachtsvermelding «X» naar uw Kamer verzonden.16 Het is nu aan de initiatiefnemer om eventueel vervolgstappen te nemen.
Welke concrete maatregelen neemt u om de rechten van transpersonen en vrouwen beter te beschermen tegen organisaties die deze rechten onder druk zetten en kunt u concreet aangeven wat u heeft geleerd van de situatie in de VS, waarbij deze organisaties de maatschappelijke dialoog en het politiek discours verregaand beïnvloeden?
Rechten voor vrouwen en transpersonen zijn fundamentele mensenrechten. Het kabinet staat pal voor deze rechten. Organisaties en individuen hebben de vrijheid om binnen de kaders van de wet hun mening te uiten. Wel vind ik het van belang dat er wordt opgetreden tegen intimidatie en desinformatie. Daarom ondersteun ik organisaties om weerbaarder te worden. Zo leren leerlingen in het onderwijs goed om te gaan met bronnen en informatie en neemt het kabinet maatregelen onder coördinatie van het Ministerie van BZK binnen de Rijksbrede strategie effectieve aanpak desinformatie.
Ook internationaal staat het kabinet voor deze rechten. Samen met MBZ en in samenwerking met gelijkgestemde landen voer ik een proactieve inzet, onder andere in EU- en VN verband, om de rechten van vrouwen en lhbtiq+ personen te beschermen. Zo verdedigen we internationale afspraken op relevante thema’s, ondersteunen we mensenrechtenverdedigers en Europese lhbtiq+ koepelorganisaties en steunen we de Europese Commissie in haar rol als hoedster van de Europese verdragen. Dit vraagt om internationale samenwerking en dialoog en daar zet ik mij voor in. Zo was ik op 10 en 11 maart aanwezig bij de 69e zitting van de Commission of the Status of Women bij de Verenigde Naties in New York. Daar sprak ik met collega-bewindspersonen over mogelijkheden voor verdere samenwerking op het gebied van vrouwenrechten en gender- en lhbtiq+ gelijkheid. Op 16 april neem ik deel aan de Informele EU-Raad voor Gelijkheid, waarbij ik ook specifiek met EU-collega’s deze thema’s zal bespreken.
Bent u het ermee eens dat Regenboogsteden en -provincies een essentiële rol spelen in de bevordering van het lhbtqia+ emancipatie en dat u er alles aan doet om ervoor te zorgen dat de financiële middelen hiervoor niet sneuvelen bij bezuinigingen?
Ja, Regenboogsteden en -provincies leveren een belangrijke bijdrage aan de veiligheid en emancipatie van lhbtiq+ personen. Het huidige programma met 56 Regenboogsteden en met de Regenboogprovincies loopt van 2023 tot en met 2026. Om de opbrengsten van het huidige programma in beeld te brengen, start ik nog dit jaar met een evaluatie naar de opbrengsten van deze samenwerking.
Klopt het dat de Minister van Justitie en Veiligheid niet van plan is de evaluatie van de pilot voor discriminatierechercheurs met de Kamer te delen en is het kabinet bereid de bevindingen alsnog met de Kamer te delen, zodat de Kamer geïnformeerd en weloverwogen kan beslissen over de uitbreiding van het aantal discriminatierechercheurs?
Het kabinet zal deze evaluatie met uw Kamer delen. De Minister van Justitie en Veiligheid zal dit meenemen in de brief Halfjaarbericht politie 2025, die is voorzien voor juni 2025.
Overbodige regels waardoor vrijwilligers voor carnavalsoptochten dreigen af te haken |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat bouwers van carnavalswagens steeds meer worstelen met alle voorwaarden waaraan ze moeten voldoen, waardoor vrijwilligers afhaken en het de vraag is of er in de toekomst überhaupt nog optochten mogelijk zijn?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat wet- en regelgeving de carnavalcultuur zo min mogelijk in de weg zou moeten zitten, zeker nu het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland vorig jaar bevestigd heeft dat de carnavalcultuur aan de criteria voor immaterieel erfgoed voldoet zoals gesteld in het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed?2
Ja, die mening deel ik. Aan het 2003 Unesco Immaterieel Erfgoed Verdrag kunnen geen juridische consequenties verbonden worden. Als iets in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland staat, biedt dat geen wettelijke bescherming.
Nederland is met de ratificatie van het UNESCO Verdrag inzake de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed wel de verplichting aangegaan zich in te zetten voor het immaterieel erfgoed binnen de landsgrenzen. Eén van de manieren om dat te doen, is om een gunstig klimaat te creëren waarin immaterieel erfgoed beoefend kan worden. Zo min mogelijk belemmeringen door wet- en regelgeving past goed in deze gedachte en hierin worden stappen gezet. Zo is één van de doelen van de Bestuurlijke Afspraken Cultuurbeoefening 2025–20283 om te verkennen hoe overheden met de sector structurele knelpunten en uitdagingen kunnen aanpakken.
Deelt u de mening dat carnavalsoptochten, en de bouw van carnavalswagens daarvoor, een groot maatschappelijk belang hebben, mede omdat het allerlei mensen van jong tot oud bij elkaar brengt?
Ja, deze mening deel ik. Immaterieel erfgoed, zoals carnaval (inclusief de voorbereidende activiteiten zoals de bouw van de wagens en de optocht met wagens) heeft een grote maatschappelijke waarde. Niet alleen verbindt het generaties, maar is het ook een plek voor creativiteit en talentonwikkeling. Daarnaast draagt kennis en zichtbaarheid rondom immaterieel erfgoed (zoals carnaval) bij aan meer respect voor elkaars cultuur, tradities en rituelen.
Deelt u de mening dat vrijwilligers die hun tijd en energie steken in het bouwen van carnavalswagens zo min mogelijk moeten worden geconfronteerd met nutteloze regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik vind het belangrijk dat vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen zo min mogelijk worden gehinderd door onnodige regels. Daarom heb ik uw Kamer ook geïnformeerd over een aanpak regeldruk op dit gebied. In de brief4 zijn geen specifieke acties aangekondigd op het gebied van carnavalswagens.
Desondanks ben ik van mening dat onnodige regeldruk voor vrijwilligers zich, waar het kan, tot het minimum moet beperken. De wettelijke verplichtingen die in het nieuwsartikel worden genoemd zijn echter bedoeld om deelnemers en derden (waaronder toeschouwers) te beschermen en de verkeersveiligheid te vergroten. Dit maakt het keuren en verzekeren van carnavalswagens nuttig en noodzakelijk.
Kunt u aangeven welke omstandigheden volgens u veranderd zijn waardoor het keuren en verzekeren van carnavalswagens nu moeilijker zou zijn dan voorheen?
Carnavalswagens vormen geen aparte voertuigcategorie, maar vallen onder verschillende bestaande voertuigcategorieën5 met elk (deels) andere regels. Zo kan een carnavalswagen gebouwd worden op een aanhangwagen voor snelverkeer (O), op een omgebouwde personenauto (M1), een bedrijfsauto (N), bus (m2, m3) of een landbouwaanhangwagen (R). Al deze voertuigen hebben een goedkeurings- en een kentekenplicht en hiervoor gelden in bepaalde gevallen ook voertuigverplichtingen. Verzekeraars of wegbeheerders stellen daarnaast soms nog aanvullende eisen aan carnavalswagens.
Voertuigen die zelf gebouwd worden, dienen een individuele goedkeuring te verkrijgen om te bepalen onder welke bestaande voertuigcategorie zij vallen voor toegang tot de openbare weg. Dit is een bestaande procedure. Carnavalswagens die voorzien zijn van een motor (zelfbouw/rijdend) zijn voor de regelgeving al motorrijtuigen. Deze moeten voldoen aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994 en onderliggende regelgeving. Aan deze eisen en regelgeving is de afgelopen jaren niets gewijzigd.
Hoe is afgelopen jaren omgegaan met de apk-plicht voor zelfrijdende wagens gebouwd rond een onderstel van bijvoorbeeld een oude vrachtwagen of busje? Is hier recent iets in veranderd?
Voor zover dit in het artikel wordt benoemd, lijken de zorgen over de regelgeving te gaan over de Algemene Periodieke Keuring (APK)-, registratie- en kentekenplicht voor landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines. Deze regelgeving is reeds ingegaan per 1 januari 2021. Volgens deze regelgeving moeten sinds 1 januari 2022 alle landbouw- of bosbouwtrekkers en bepaalde motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en getrokken voertuigen, een eigen kentekenbewijs hebben.
De enige wijziging die per 1 januari 2025 is ingegaan met betrekking tot bovenstaande regeling, is de kentekenplaatplicht voor de voertuigen die al een kentekenbewijs hebben sinds 1 januari 2022. Verder moeten land- en bosbouwvoertuigen met een datum van eerste toelating na 1 januari 2021 na vier jaar voor het eerst een APK ondergaan. Deze regels vloeien voort uit een Europese richtlijn (2014/45/EU) en zijn onder andere gemaakt om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Er wordt in het nieuwsartikel verder gesproken over een verzekeringsplicht. Motorrijtuigen moeten verzekerd zijn op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verzekeringsplicht geldt sinds 1965, met als doel om derden (waaronder toeschouwers) te beschermen. Voor aanhangers geldt geen aparte verzekeringsplicht; aanhangers die zijn gekoppeld aan een motorrijtuig, vallen onder de verzekering van het trekkende motorrijtuig. Het hangt van de verzekeringsovereenkomst af welke voorwaarden gelden. Hierbij is het mogelijk om een collectieve verzekering af te sluiten. Ook hier zijn per 1 januari geen wijzigingen doorgevoerd.
Is het mogelijk om een uitzondering te maken voor de apk-plicht voor zelfrijdende carnavalswagens, waardoor deze aan minder regels hoeven te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn al uitzonderingen op de APK- en kentekenplicht die van toepassing kunnen zijn op carnavalswagens, namelijk:
De kentekenplicht geldt niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/u én in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. De kentekenplaat van de landbouw- of bosbouwtrekker krijgt dan een witte kentekenplaat met hetzelfde kenteken;
Landbouw- of bosbouwtrekkers met een maximumconstructiesnelheid lager dan 40 km/h zijn niet APK-plichtig.
Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven hoe de ontwikkeling van de hoogte van verzekeringspremies voor carnavalswagens afgelopen jaren is geweest en hoeveel verzekeraars daadwerkelijk aan schade hebben moeten uitkeren?
Er is op landelijk niveau geen data beschikbaar over de ontwikkeling van de hoogte van verzekeringspremies voor carnavalswagens en het aantal verzekeraars dat schade heeft moeten uitkeren. Daardoor is het niet mogelijk om hierover inzicht te geven en is het niet vast te stellen óf en op hoeveel voertuigeigenaren dit impact heeft.
Bent u bereid in de ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties bij de toepassing van wet- en regelgeving die u voor eind van dit jaar heeft aangekondigd in reactie op het onderzoek «Regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen» ook op te nemen hoe vrijwilligers het best kunnen omgaan met plichten zoals rond de keuring en verzekering van carnavalswagens? Zo nee, waarom niet?
Ja, hiertoe ben ik bereid aangezien dit verzoek binnen de reikwijdte van mijn aanpak past. Ik vind vrijwilligers van groot belang voor de samenleving en zie het mijn als mijn rol om vrijwilligers te ondersteunen bij dit belangrijke werk. Daarom ga ik met de Staatssecretaris van Rechtsbescherming, gemeenten en andere relevante partijen in gesprek om dit knelpunt een passende plek te geven in de aanpak. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten. Zoals opgenomen in de Kamerbrief van 28 november 2024 hebben vrijwilligers zich te houden aan wettelijke verplichtingen van de wetgever. Het is van belang dat deze verplichtingen proportioneel zijn en vrijwilligers hun kerntaken kunnen blijven uitvoeren. Daarnaast is de top 10 aan knelpunten zoals opgenomen in de aanpak regeldruk vrijwillige inzet en filantropische instellingen leidend en zullen de genoemde knelpunten met carnavalswagens een plek krijgen.
Bent u, als bewindspersoon die verantwoordelijk is met het bevorderen van vrijwilligerswerk, bereid zich in te zetten voor minder regelgeving voor de bouwers van carnavalswagens? Zo ja, op welke wijze kunt u aan minder regelgeving voor deze vrijwilligers bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben ben bereid om in het licht van de genoemde maatregelen in gesprek te gaan met met de betrokken partijen om te verkennen wat de precieze knelpunten zijn en hoe deze een passende plek krijgen in de aanpak. Hierbij gelden, zoals bij het vorige antwoord ook al aangegeven, de uitgangspunten zoals genoemd in de brief die ik op 28 november 2024 aan uw Kamer heb aangeboden.
Het bericht ‘Nieuwe trend bij online pesten: ‘Het is ongelooflijk triest gedrag’’ |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe trend bij online pesten: «Het is ongelooflijk triest gedrag»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat consistent pestgedrag buitengewoon invasief is voor het slachtoffer en schadelijk voor de geestelijke gezondheid?
Ja. Consistent (online) pestgedrag kan een buitengewoon invasieve en schadelijke impact hebben op de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Het kan leiden tot ernstige emotionele en psychologische problemen, zoals angst, depressie en een verminderd zelfbeeld. Het is belangrijk dat we deze problematiek serieus nemen.
Bent u bereid om pestgedrag op te nemen in de voorgenomen Wet strafbaarstelling psychisch geweld?
Pestgedrag kan een grote impact hebben op degene die gepest wordt en zijn directe omgeving. Zoals in het aangehaalde krantenbericht ook wordt aangegeven, biedt het huidige strafrechtelijk kader mogelijkheden om specifieke gedragingen of uitingsvormen van pesten aan te pakken, bijvoorbeeld door vervolging wegens bedreiging, smaad, laster, mishandeling of belaging (stalking). Momenteel worden onder regie van de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gesprekken gevoerd met verschillende organisaties en deskundigen over de contouren van een wetsvoorstel dat strekt tot een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de reikwijdte en aard van gedragingen die onder een dergelijke strafbepaling zouden kunnen vallen. Uw Kamer wordt voor de zomer 2025 geïnformeerd over de contouren van dit wetsvoorstel.
Bent u bereid om het voor scholen mogelijk te maken, pesters door te verwijzen naar bureau-HALT, wanneer de school kan aantonen dat het pestgedrag dermate ernstig is?
Als sprake is van strafbaar gedrag kan er aangifte worden gedaan en kan de zaak, indien deze bewijsbaar is, naar Halt worden verwezen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om te beoordelen of een verdachte voor deze interventie in aanmerking komt.
Als er geen aangifte wordt gedaan of geen sprake is van strafbare gedragingen, dan is er een preventieve Halt-interventie mogelijk die gericht is op het grensoverschrijdende gedrag. Hiervoor moet dan wel een gemeentelijke subsidieopdracht aan Halt zijn verleend. Indien er sprake is van een subsidieafspraak kan de betrokken jongere naar het spreekuur worden verwezen waarin een medewerker een gesprek met hem of haar voert en eventueel een opdracht mee kan geven. Ook kan een herstelgesprek met een slachtoffer worden opgezet. Naast individuele interventies biedt Halt ook groepsgerichte interventies, zoals voorlichtingen op verschillende thema’s (https://www.halt.nl/voorlichtingen), kunnen klassendialogen worden ingezet en zijn onlangs zogenoemde herstelcirkels ontwikkeld.
Het bericht 'Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: Herstel van historisch onrecht' |
|
Chris Stoffer (SGP), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: «Herstel van historisch onrecht»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland 113 beelden teruggeeft aan de Nigeriaanse overheid, maar dat onbekend is waar de kunst naartoe gaat? Kunt u uitleggen waarom er bij zulke kostbare kunstobjecten niet meer door u gestuurd wordt op de bestemming van deze objecten?
Het klopt dat vanuit de Rijkscollectie 113 objecten zijn teruggegeven aan de Federale Republiek van Nigeria. Deze objecten zijn door Britse militairen geroofd tijdens de plundering van Benin City in 1897, vervolgens verkocht en onderdeel van de Rijkscollectie geworden. Conform het eerder met de Kamer gedeelde beleidskader en het advies van de Adviescommissie teruggave cultuurgoederen uit koloniale context (Commissie Koloniale Collecties) worden geroofde objecten onvoorwaardelijk teruggeven. Het is aan de Nigeriaanse overheid om te besluiten waar deze objecten na de fysieke overdracht zullen worden bewaard en tentoongesteld.
De Nigeriaanse overheid heeft aangegeven dat de objecten onder beheer van de National Commission for Museums and Monuments (NCMM) zullen worden bewaard in een nieuw collectiedepot en dat het voornemen bestaat de objecten tentoon te stellen. De NCMM is een federale organisatie onder het Nigeriaanse Ministerie van Kunst, Cultuur, Toerisme en Creatieve Economie en beheert onder meer 52 musea door het hele land.
Klopt het dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index?2 In hoeverre vindt u het verantwoord om kunst, zonder te weten wat de exacte bestemming is, terug te geven aan een regering met die reputatie?
Het klopt dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index van 2024. Zoals hierboven aangegeven acht ik het, in lijn met het beleidskader en het specifieke advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties, niet passend om voorwaarden te stellen bij de teruggave van objecten die geroofd zijn. Bij de teruggave van deze objecten is het herstel van historisch onrecht het uitgangspunt.
In hoeverre houdt het beleidskader «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» bij een teruggaveverzoek rekening met de manier waarop de kunst correct wordt geconserveerd of dat er sprake is van een stabiel landsbestuur?
In de «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën.
In het geval van geroofde of anderszins onvrijwillig verloren objecten is onvoorwaardelijke teruggave het uitgangspunt. Door het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, is de bevolking van koloniale gebieden onrecht aangedaan. Met het oog op het herstel van dit historisch onrecht is bij deze objecten het afwegen van belangen en het stellen van voorwaarden bij teruggave niet passend. Dit is vergelijkbaar met het beoordelingskader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog. Ook in dit kader is het uitgangspunt neergelegd dat op de vaststelling van onvrijwillig bezitsverlies onvoorwaardelijke teruggave moet volgen. Wel kan in het beleid rond koloniale collecties in gesprekken met landen van herkomst het belang van brede toegankelijkheid en duurzaam beheer en behoud van de cultuurgoederen worden benadrukt. In dit gesprek kan ook worden bekeken hoe Nederland en het land van herkomst op dit terrein kunnen samenwerken, zoals dat ook nu vaak al gebeurt. Het Wereldmuseum heeft aangegeven de samenwerking met de NCMM rond collectieonderzoek en -beheer ook na teruggave voort te zetten.
In het geval van objecten die niet geroofd zijn maar waarover op basis van een belangenafweging toch is besloten tot teruggave, kunnen eventueel wel voorwaarden aan de teruggave worden verbonden. Gezien de roof van de Benin Bronzen is dat hier niet aan de orde.
Welke garanties tot goede conservering van deze kunstobjecten heeft Nederland gekregen alvorens te besluiten tot restitutie? In hoeverre klopt het dat andere landen restitutie in toenemende mate weigeren op grond van slechte tot geen garanties tot goede conservering?
Garanties over het beheer van de objecten hebben geen rol gespeeld in de besluitvorming over de teruggave.
Er is een internationale beweging richting teruggave van objecten die zijn geroofd in de koloniale periode. Landen maken verschillende afwegingen over de omgang met geroofde objecten in de museale collecties in die landen. Voor de Rijkscollectie draag ik verantwoordelijkheid. Ik sta daarbij voor een rechtvaardige omgang met deze collectie. Daarnaast stimuleer ik de museale samenwerking en kennisuitwisseling tussen instellingen in landen van herkomst en Nederland op het terrein van behoud en beheer.
Klopt het dat Nederland internationaal voorop loopt in het teruggeven van kunstobjecten, terwijl andere landen zoals Engeland daar veel behoudender in optreden? Kunt u uitleggen waarom Nederland daarin volgens u een gidsland zou moeten zijn?
Nederland loopt in de pas met een lange internationale ontwikkeling. In de ministeriële verklaring van Mondiacult 2022, de UNESCO World Conference on Cultural Policies and Sustainable Development, is opgeroepen tot een open en inclusieve internationale dialoog over de teruggave en restitutie van cultureel erfgoed. Musea kijken in toenemende mate kritisch naar de herkomst van de collecties en voeren herkomstonderzoek uit. Veel landen, zoals Duitsland, Frankrijk en België, en instellingen wereldwijd hebben reeds objecten teruggegeven of hebben beleid geformuleerd op dit terrein. Het Verenigd Koninkrijk is hierin tot nu toe inderdaad behoudender.
Ten aanzien van de Benin Bronzen bestaat al bijna twee decennia internationaal overleg en samenwerking tussen vertegenwoordigers uit Nigeria en Europese musea, de zogenaamde Benin Dialogue Group. Nederland is niet het eerste land dat Benin Bronzen teruggeeft aan Nigeria. Zo heeft Duitsland in 2022 reeds besloten tot teruggave van 1130 objecten aan Nigeria en waren er teruggaven door verschillende Britse instellingen, zoals 72 objecten van het Horniman Museum and Gardensin Londen, en 116 objecten van het Cambridge Museum of Archaeology and Anthropology.
In welke mate wijkt uw beleid af of is het een continuering van het restitutiebeleid van uw voorgangers? Klopt het dat de Kamer onder uw voorgangers actief werd geïnformeerd dan wel om instemming werd gevraagd bij restitutie van kunstobjecten? Kunt u aangeven waarom u daar nu van afwijkt?
Het beleid over de omgang met koloniale collecties in Nederland en het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog is ingezet door mijn voorgangers en heb ik ongewijzigd voortgezet.
De Kamer is en wordt geïnformeerd over het beleid en wijzigingen daarvan. Bij besluiten over specifieke casuïstiek in het kader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog of het teruggavebeleid koloniale collecties is het niet gangbaar de Kamer hierover te informeren. Deze besluiten betreffen immers specifieke casuïstiek binnen de vastgestelde beleidskaders. Mijn voorganger Staatssecretaris cultuur en media Gunay Uslu heeft de Kamer op 6 juli 2023 daarentegen wel geïnformeerd over het besluit tot teruggave van objecten aan Indonesië en Sri Lanka, om, zoals is aangegeven in deze brief, de eerste teruggave binnen het nieuwe beleid op basis van de eerste adviezen van de nieuwe ingestelde Commissie Koloniale Collecties te markeren (Kamerstukken II 22–23, 32 820, nr. 509). Bij hiernavolgende teruggaven van objecten uit een koloniale context is, net als bij de teruggave van objecten die zijn geroofd in de Tweede Wereldoorlog, de Kamer niet geïnformeerd, omdat dit uitvoering binnen de met de Kamer gedeelde beleidskaders betrof. Wel zijn de besluiten tot vervreemding gepubliceerd in de Staatscourant.
Kunt u aangeven welke restituties op dit moment op de planning staan? Kunt u de Kamer in de toekomst actief informeren over voornemens tot restitutie? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment behandelt de Commissie Koloniale Collecties verzoeken tot teruggave van Indonesië, Sri Lanka en India. Of deze verzoeken leiden tot teruggave van objecten, hangt af van de advisering van de Commissie Koloniale Collecties. Daarnaast loopt de behandeling van meerdere verzoeken tot teruggave van objecten in de context van de het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog door de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog.
Ik heb niet het voornemen de Kamer te informeren over voornemens tot restitutie bij de behandeling van specifieke casuïstiek. Een besluit tot teruggave is gebaseerd op zorgvuldige en onafhankelijke expertadviezen van de Commissie Koloniale Collecties en de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog op basis van de met uw Kamer gedeelde beleidskaders. De vervreemding van objecten uit de Rijkscollectie wordt conform de Erfgoedwet gepubliceerd in de Staatscourant. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren in het geval van wijzigingen van het beleid omtrent restitutie.
Mogelijke beïnvloeding van Nederlandse media, NGO’s en onderzoeksinstituten |
|
Ralf Dekker (FVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van enige financiering door het United States Agency for International Development (USAID) aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte, mediabedrijven of NGO’s? Zo ja, bent u bereid de Kamer inzicht te verschaffen in de desbetreffende organisaties en de bedragen die zij van USAID ontvangen?
Er is momenteel vanuit de overheid geen zicht op financiering vanuit USAID aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte mediabedrijven of NGO’s.
Heeft u inzicht in de voorwaarden die USAID stelt aan de financiering van Nederlandse organisaties en kunt u garanderen dat deze financiering niet gepaard gaat met inhoudelijke richtlijnen of politieke verwachtingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen inzage in de specifieke voorwaarden die USAID stelt aan de eventuele financiering van Nederlandse organisaties.
Ontvangen Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID? Zo ja, zijn er richtlijnen om de onafhankelijkheid van academisch onderzoek te waarborgen?
Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten zijn niet verplicht om aan het Ministerie van OCW te melden dat zij geld ontvangen van USAID. Navraag leert dat ook de koepelorganisaties NFU en UNL geen zicht hebben op of dan wel welke Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID ontvangen.
De onafhankelijkheid van academisch onderzoek wordt op verschillende manieren geborgd. Allereerst geeft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) principes, richtlijnen en normen voor goede en integere wetenschapsbeoefening. De code baseert zich op de principes eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. De code ondersteunt de zelfregulering van onderzoekers en onderzoeksinstellingen en heeft een belangrijke didactische en preventieve functie. Ook biedt de NGWI een toetsingskader waarmee vermeende schendingen van wetenschappelijke integriteit worden beoordeeld en, indien nodig, gesanctioneerd kunnen worden.1
De zelfregulering van het veld uit zich ook in de peer review-procedures die zien op wetenschappelijke resultaten en publicaties. Daarnaast stellen wetenschappelijke tijdschriften als voorwaarde voor publicatie dat subsidies altijd vermeld moeten worden. Ook zijn er richtlijnen voor de interne kwaliteitszorg van universiteiten die toezien op o.a. de kwaliteit van onderzoek. In het kader van de kwaliteitszorg worden onderzoekseenheden elke zes jaar geëvalueerd door externe commissies conform het Strategy Evaluation Protocol (SEP). Eén van de hoofdcriteria van de evaluaties is wetenschappelijke kwaliteit, daaronder valt ook onafhankelijkheid en wetenschappelijke integriteit. De resultaten van de evaluaties worden meegenomen in de interne kwaliteitszorgcycli.
Zijn er afspraken of convenanten tussen de Nederlandse overheid en USAID over de financiering van onderzoeksprogramma’s en zo ja, welke waarborgen bestaan er tegen buitenlandse politieke beïnvloeding?
Nee, die zijn ons niet bekend.
Zijn er Nederlandse mediabedrijven of journalisten die direct of indirect steun ontvangen van het Organized Crime and Corruption Reporting Project (OCCRP), ‘s werelds grootste journalistieke onderzoeksorganisatie die voor meer dan de helft wordt gefinancierd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat deze financiering geen invloed heeft op journalistieke onafhankelijkheid?
Journalisten zijn in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Persvrijheid betekent onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd. Dit betekent ook dat het kabinet geen uitspraken doet over journalistieke onafhankelijkheid of de manier waarop die in het geding zou zijn. De journalistieke sector bepaalt zelf de journalistieke normen en hoe de sector zich daaraan houdt. De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek is daarvoor belangrijk. Daarin staat onder meer het volgende opgenomen:
«Goede journalistiek is waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig en fair, controleerbaar en integer. Zij laat zich toetsen en gaat op open wijze om met opmerkingen, reacties en klachten. Zelfregulering is de beste manier om daar vorm en inhoud aan te geven en die verantwoordelijkheid te nemen.»2
Hoe beoordeelt u de geclaimde onafhankelijkheid van Nederlandse onderzoeksjournalisten die samenwerken met een organisatie die zich, volgens de Amerikaanse Foreign Assistance Act, moet conformeren aan het Amerikaanse buitenlandse beleid?
Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven, zijn journalisten in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen.
Vormt het feit dat OCCRP-gelden door de Amerikaanse overheid worden geoormerkt voor onderzoek naar specifieke landen zoals Rusland en Venezuela, terwijl misstanden binnen de VS en andere door de VS gesteunde landen buiten beschouwing blijven, volgens u een risico op eenzijdige berichtgeving in Nederland?
Het kabinet beoordeelt niet of berichtgeving eenzijdig is.
Hoe beoordeelt u in deze context het risico van buitenlandse invloed op de Nederlandse publieke opinievorming via media of academische instellingen?
Voor een goed functionerende democratie en een open samenleving zijn een onafhankelijke journalistiek en wetenschap essentieel. Als Minister van OCW sta ik hier pal voor.
Een open samenleving is echter ook kwetsbaar en statelijke actoren proberen via beïnvloedingscampagnes onze open samenleving te ondermijnen. Daarbij richten zij zich ook op het medialandschap. In samenwerking met onafhankelijke onderzoeksinstellingen onderzoekt de Nederlandse overheid deze inmenging.3
Het is bekend dat statelijke actoren proberen zich te mengen in of te bemoeien met de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging valt elke activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen door een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid. Die kunnen ook gericht zijn op het hoger onderwijs en de wetenschap. Ik acht het aannemelijke dat statelijke actoren een poging doen om de publieke opinievorming te beïnvloeden via academische instellingen.
Het kabinet vindt alle vormen van statelijke inmenging volstrekt onacceptabel. Het is essentieel dat we onze open samenleving behouden en tegelijkertijd de weerbaarheid van verschillende doelgroepen tegen statelijke inmenging verhogen. Bewustwording van ongewenste beïnvloeding van onderwijs en onderzoek en ongewenste overdracht van kennis en technologie door statelijke actoren op academische instellingen is een eerste belangrijke stap richting verhoogde weerbaarheid. Daarom voer ik een constante dialoog met kennisinstellingen hierover en ondersteun de instellingen, bijvoorbeeld met het Loket Kennisveiligheid en de Nationale Leidraad.
Verder onderzoek ik hoe ongewenste buitenlandse beïnvloeding (OBI) gericht op kennisinstellingen verder kan worden opgenomen in de kabinetsbrede aanpak. Over de uitkomsten ga ik in gesprek met de kennisinstellingen.
Erkent u in deze context het gevaar van beïnvloeding op Nederlandse politieke besluitvorming, met mogelijk grote (geopolitieke) consequenties tot gevolg?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u toelichten in hoeverre de Nederlandse regering de invloed van Westerse buitenlandse inmenging, zoals financiering door USAID van protesten in landen als Oekraïne, Roemenië en Georgië meeweegt in haar beoordeling van de legitimiteit van regeringen en oppositiebewegingen in deze (en mogelijk andere) landen? Zou deze inmenging aanleiding moeten zijn om kritisch te heroverwegen hoe Nederland zich opstelt ten opzichte van dergelijke bewegingen en regeringen?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen van dergelijke Westerse buitenlandse inmenging.
Kunt u aangeven of de regering aanwijzingen heeft dat USAID enige betrokkenheid heeft gehad bij de gebeurtenissen rondom de omverwerping van de Oekraïense regering in 2014 en in hoeverre dit is onderzocht?
Het kabinet heeft hiervoor geen aanwijzingen.
Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van DPG Media nu blijkt dat het bedrijf honderden miljoenen euro’s ontvangt van de Europese Investeringsbank (EIB), een instelling die eigendom is van alle EU-lidstaten?
U refereert hier aan een lening die is verschaft aan DPG Media waarmee het bedrijf verder digitaliseert en innoveert. Het is aan de EIB om een verzoek te beoordelen. Als Minister van OCW beoordeel ik dit niet.
In hoeverre acht u het wenselijk dat een commercieel mediabedrijf dat een dominante positie heeft in Nederland en België, financieel afhankelijk is van een Europese instelling met politieke en beleidsmatige doelstellingen?
Zie het antwoord op vraag 12.
Op welke manier wordt in Nederland gecontroleerd of mediabedrijven die financiering ontvangen van de EIB of andere EU-instellingen hun redactionele onafhankelijkheid behouden?
Dit wordt niet gecontroleerd. Met het oog op de grondwettelijk geregelde persvrijheid acht het kabinet het ook niet wenselijk daarop controle uit te oefenen.
Bent u van mening dat mediabedrijven die staatssteun of leningen van overheden ontvangen, verplicht moeten worden hierover transparant te rapporteren aan hun lezers en kijkers? Zo nee, waarom niet?
Nee. In Nederland is er sprake van zelfregulering. Dat betekent dat het aan de sector zelf is om hierover afspraken te maken en die na te leven.
Hoe beoordeelt u het risico dat DPG Media, door de financiële steun van de EIB, minder kritisch zal berichten over EU-beleid of specifieke Europese beleidsdoelstellingen zoals de Digital Decade-strategie?
Dit beoordeel ik niet. Als Minister van OCW houd ik mij niet bezig met de inhoud van berichtgeving van welk medium dan ook. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Hoe kunt u garanderen dat Europese financiering van mediabedrijven geen invloed heeft op de pluriformiteit en objectiviteit van de journalistiek in Nederland?
Het is niet aan mij, als Minister van OCW, om daar uitspraken over te doen of garanties te geven. Dit is onder andere geregeld in de Europese Verordening Mediavrijheid. Ziet u hiervoor artikel 4 lid 1 en 2 van de verordening.
Erkent u dat de Nederlandse media, indien zij gefinancierd worden door externe partijen, mogelijk als gevolg daarvan met eenzijdige, niet-objectieve en misleidende berichtgeving indirect invloed hebben op de verkiezingsuitslagen en erkent u dat dergelijke financieringsstructuren een risico vormen voor de integriteit van het verkiezingsproces en derhalve ongewenst zijn?
Het kabinet acht van belang dat informatie over het verkiezingsproces duidelijk en correct is. Het kabinet verstrekt daarom bij iedere verkiezing proactief informatie over het verkiezingsproces via www.elkestemtelt.nl. Wanneer onjuiste berichtgeving het verkiezingsproces mogelijk kan beïnvloeden (bijvoorbeeld valse informatie over hoe te stemmen), spreekt het kabinet dit actief tegen via de eigen communicatiekanalen.
Zoals aangegeven in antwoord 5 betekent persvrijheid onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd en zijn journalisten vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Dit geldt ook voor berichtgeving over verkiezingen. Het kabinet zet zich verder in voor mediawijsheid, zodat burgers kritisch kunnen reflecteren op media.
Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de Europese financiering van DPG Media en de Amerikaanse overheidsfinanciering van media via USAID, gezien de kritiek op laatstgenoemde dat dit de journalistieke onafhankelijkheid aantast?
Het kabinet is niet bekend met deze kritiek.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de invloed van buitenlandse financiering op de Nederlandse journalistieke sector en publieke opinievorming en, in het verlengde daarvan, politieke besluitvorming? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ziet het kabinet daarvoor geen aanleiding.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De Kamer is per brief4 geïnformeerd dat de beantwoording van de vragen niet mogelijk was binnen de gestelde termijn van drie weken en meer tijd vergde.
Adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister ) , Marjolein Faber (minister ) (PVV), Judith Uitermark (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt?1
Ik heb ervan kennisgenomen dat in de media berichten zijn verschenen over de veronderstelde strekking van de adviezen.
Klopt het dat het zeer uitzonderlijk is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken voordat ze formeel openbaar worden gemaakt? Zo nee, welke voorbeelden kent u?
Blijkens het artikel zouden er (mondelinge) mededelingen zijn gedaan over het dictum en onderdelen van het advies. Dat is voor zover mij bekend niet gebruikelijk.
Klopt het dat alleen het betrokken ministerie c.q. de betrokken ministeries de stukken van de Afdeling advisering heeft/hebben ontvangen?
Dat is mij niet bekend. Mij is bekend dat de beide adviezen op donderdag 6 februari door de Afdeling advisering van de Raad van State aan het Ministerie van Asiel en Migratie zijn verstuurd. Vervolgens zijn zij door de Afdeling advisering conform de wettelijke plicht daartoe openbaar gemaakt, zoals gebruikelijk door publicatie op de website van de Raad van State. Dat gebeurde op maandag 10 februari 2025.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk en strafbaar is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onwenselijk wanneer mededelingen worden gedaan over adviezen van de Raad van State, voordat deze openbaar zijn gemaakt door de Raad van State. Het is niet aan mij te kwalificeren of in een dergelijk geval sprake is van strafbaar handelen.
Gaat u aangifte doen van het lekken van deze stukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daarvoor heb ik thans onvoldoende aanknopingspunten.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 13 februari beantwoorden?
Dit is ondanks de inspanningen helaas niet gelukt.
Het ledencriterium van omroepen en de onduidelijkheid daarover |
|
Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Herinnert u zich de door u gedane uitspraken in het wetgevingsoverleg Media van 2 december 2024, waarin u aangaf het belang van het bieden van rust rondom de gevolgen van het niet halen van het ledencriterium van samenwerkingsomroepen te delen?
Ja.
Herrinert u zich uw eigen antwoord op de vraag, waarin u aangaf dat negatieve conseqenties van het niet halen van de juiste ledenaantallen bij samenwerkingsomroepen onwenselijk zou zijn, en u hier op terug zou komen?
Ja.
Herinnert u zich voorts de door u in datzelfde wetgevingsoverleg geuite ambitie om op de kortst mogelijke termijn inzicht te geven in de vraag of omroepen rekening moeten houden met een peildatum en als gevolg daarvan moeten beginnen met het werven van leden?
Ja.
Klopt het dat die peildatum is vastgesteld op 28 februari 2026?
Ja.
Klopt het voorts dat het voor omroepen nog niet duidelijk is of zij zich na de hervormingen van het stelsel moeten baseren op meer criteria dan een ledencriterium, waardoor zij zich genoodzaakt voelen zich voor te bereiden op het werven van leden?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat omroepen nu gaan investeren in campagnes en marketing om leden te werven zonder dat duidelijk is of dit criterium blijft staan en dat zij die middelen beter elders zouden kunnen gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat omroepen investeren in het werven van leden om het ledencriterium te halen?
Ik heb bij uw Kamer een wetsvoorstel ingediend om de huidige concessie- en erkenningsperiode met twee jaar te verlengen. Daarmee is er tijd om de hervorming van de publieke omroep te realiseren per 1 januari 2029. Omroepen weten dan ruim van tevoren hoe het bestel eruit komt te zien en of het ledencriterium nog een rol speelt. Maar zolang de concessie- en erkenningsperiode niet verlengd is, gelden de huidige wettelijke regels. Hierover heb ik uw Kamer onder andere geïnformeerd in de Mediabegrotingsbrief van 20 november jongstleden, en ik heb dit eerder ook met de NPO en de omroepen gedeeld.1 Indien het wetsvoorstel tot verlenging niet wordt aangenomen, gaat dus op 1 januari 2027 een nieuwe concessie- en erkenningsperiode in. Een hervorming van het bestel is dan echter nog niet gerealiseerd. Dat betekent dat in dat geval het verlenen van erkenningen nogmaals volgens de huidige wettelijke procedure zal moeten plaatsvinden. Om op dat scenario voorbereid te zijn (en omdat dit de huidige wettelijke situatie is), heb ik een peildatum voor de ledentelling moeten vaststellen. Deze datum heb ik later in de tijd gezet dan ik normaal gesproken zou doen, om zoveel mogelijk tijd te gunnen aan de omroepen. Dit scenario heeft nadrukkelijk niet mijn voorkeur. Met een snelle behandeling van het wetsvoorstel voor de verlenging van de huidige concessie- en erkenningsperiode kan de door u en de omroepen en NPO gewenste duidelijkheid spoedig geboden worden.
Met het vaststellen van de peildatum heb ik overigens geen onomkeerbare stappen genomen, ook niet in het licht van de bredere hervorming. Zodra het wetsvoorstel tot verlenging tot wet is verheven, zal ik de peildatum en de overige termijnen die van toepassing zijn aanpassen, afhankelijk van de vraag of het ledencriterium überhaupt gehandhaafd blijft.
Die duidelijkheid kan ik verschaffen zodra beide Kamers zich hebben uitgesproken over het wetsvoorstel om de huidige concessie- en erkenningsperiode te verlengen.
Welke duidelijkheid kunt u de omroepen bieden voorafgaand aan de hervormingen van de Mediawet en op welke termijn kunt u die duidelijkheid verschaffen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór de aanvang van het Voorjaarsreces, beantwoorden?
Ja.
Hoe blikt u terug op de herdenking, die naar aanleiding van de bevrijding van Auschwitz precies tachtig jaar geleden werd gehouden, waar zes dagen en vijf nachten lang de namen van de meer dan 100.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust werden voorgelezen in voormalig Kamp Westerbork?
Ik heb zelf tijdens deze herdenking namen voorgelezen, ik vond dit indrukwekkend en emotioneel. Ik vind het van groot belang dat de namen van de oorlogsslachtoffers niet worden vergeten en wij blijvend herinnerd worden waartoe discriminatie, uitsluiting en antisemitisme kunnen leiden.
Deelt u de mening dat in een tijd waarin polarisatie, antisemitisme en racisme toenemen, terwijl de kennis over de Holocaust zorgwekkend afneemt, het van belang is de kennis en geschiedenis over wat zich heeft afgespeeld in Kamp Westerbork over te dragen aan nieuwe generaties?
Ja, ik deel deze mening. Het is van groot belang dat de geschiedenis zoals deze zich heeft afgespeeld op de tastbare plekken waar nu de Nationale Herinneringscentra gevestigd zijn, zoals Kamp Westerbork, wordt overgedragen aan huidige en toekomstige generaties.
Wat is uw reactie op de financiële tekorten waarmee Herinneringscentrum Kamp Westerbork al jaren wordt geconfronteerd waardoor er groot achterstallig onderhoud is ontstaan?
De afgelopen jaren zijn er vanuit het Ministerie van VWS structureel extra middelen beschikbaar gekomen voor onder meer groot onderhoud en educatie. Tevens heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS toegezegd- in reactie op de motie Bikker c.s1 – dat ik samen met de herinneringscentra een solide toekomstplan uit zal werken. Vooruitlopend op dit plan heb ik voor 2025 eenmalig extra middelen gereserveerd voor de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde herinneringscentra, waaronder ook een bedrag voor Kamp Westerbork. Ik zal u middels een reguliere brief over de stand van zaken rond het beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (OHW) informeren over de versterking van de herinneringscentra. Deze brief zal ik naar verwachting rond de zomer van 2025 naar de Kamer versturen.
Deelt u de mening dat, in lijn met het kabinet dat veel waarde hecht aan holocausteducatie, het noodzakelijk is om Herinneringscentrum Kamp Westerbork toekomstbestendig te maken? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u een reactie geven op het plan voor de toekomst dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork zelf heeft voorgesteld?
Op 30 januari jl. heeft Kamp Westerbork een financieringsplan voor de vernieuwing met het Ministerie van VWS gedeeld. Ik ben dit plan aan het bestuderen en bekijken welke rol de Rijksoverheid daarin kan spelen.
Vindt u ook dat het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich moet kunnen ontwikkelen om aan de stijgende vraag te voldoen naar informatie over de rol van Kamp Westerbork tijdens de Tweede Wereldoorlog maar ook daarna, onder andere ten aanzien van de Molukse geschiedenis?
Ik vind het van belang dat – nu en in de toekomst – zoveel mogelijk mensen een bezoek kunnen brengen aan Kamp Westerbork. Dit opdat iedereen kennis kan nemen van de rol van het kamp in de geschiedenis, inclusief de Molukse geschiedenis.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het voeren van gesprekken met herinneringscentra en specifiek Herinneringscentrum Kamp Westerbork over het toekomstbestendig maken?1
De afgelopen periode zijn vanuit het Ministerie van VWS gesprekken gevoerd met de herinneringscentra over de financiële situatie en toekomstbestendigheid. Op basis hiervan bepaal ik verdere vervolgstappen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 informeer ik de Kamer hierover via de stand van zaken brief OHW.
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Bent u op de hoogte van het bericht over de afgelasting van de shows van de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder bij Boom Chicago1?
Ja.
Vindt u dat Boom Chicago niet had moeten annuleren bij bedreigingen, maar in plaats daarvan aangifte had moeten doen en had moeten samenwerken met de politie en gemeente om de veiligheid van Joodse artiesten te waarborgen?
Ja. Het is zeer te betreuren dat het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden als gevolg van intimiderende reacties en bedreiging. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van dhr. Sponder. De vrijheid van expressie is essentieel en mag niet onder druk komen te staan. Het is daarom belangrijk dat culturele instellingen goed voorbereid zijn op het moment dat er signalen van verstoring zijn.
Vindt u niet dat het schokkend en antisemitisch is dat deze Joodse artiest door de directeur van Boom Chicago wordt verwezen naar een «Joodse locatie of clublocatie»?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren. Er lopen gesprekken om het optreden van de heer Sponder alsnog mogelijk te maken en wat daarvoor nodig is.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederland een veilige omgeving blijft voor Joodse artiesten, gezien incidenten zoals de afgelasting bij Boom Chicago, de verstoring van het concert van Lenny Kuhr, het weren van Joodse artiesten door Theater De Generator en de annulering van optredens van Yemen Blues, en welke maatregelen neemt u om antisemitische druk en intimidatie in de culturele sector te voorkomen?
Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden. Ik constateer dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Er zijn verder gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om de toegang tot de lokale driehoek te waarborgen. Daarnaast is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Het bericht 'Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de vereniging De Hollandsche Molen de noodklok luidt?
Molens zijn onlosmakelijk verbonden met onze Nederlandse identiteit en een prachtig voorbeeld van erfgoed dat veel Nederlanders aanspreekt. De instandhouding hiervan is in het belang van ons allemaal. Vereniging De Hollandsche Molen speelt hierbij als koepelorganisatie voor de molens een belangrijke rol. Ik neem daarom graag kennis van hun observaties.
Heeft u kennisgenomen van de inventarisatie van de vereniging De Hollandsche Molen over het extra geld dat volgens hen nodig is en wat vindt u hiervan?
Ja. Zoals ik in mijn brief over de uitkomsten van de Verkenning financiering monumentenzorg van 20 juni 2024 heb aangegeven is er grote druk op de middelen voor regulier onderhoud in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en de restauratieregelingen van de provincies.2 Dit merken ook de moleneigenaren.
Op 21 november 2023 is een wijziging van de Sim gepubliceerd waarin het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens op basis van loon- en prijsontwikkelingen is verhoogd van € 10.000 naar ongeveer € 12.000 per jaar. Om zoveel mogelijk eigenaren subsidie te kunnen verstrekken is daarnaast het subsidiepercentage in de Sim verlaagd van 60% naar 50% voor eigenaren van gebouwde en groene rijksmonumenten. Omdat het subsidiepercentage voor molens is gekoppeld aan het absolute maximumbedrag van € 12.000 leidt deze verlaging voor molens tot een relatief grotere daling van het maximale subsidiebedrag dan bij de andere categorieën rijksmonumenten waar de subsidiabele kosten worden bepaald op basis van een percentage van de herbouwwaarde van maximaal 0,5 procent per jaar. De herbouwwaarde ontwikkelt zich immers mee met het niveau van lonen en prijzen.
Reden om de subsidie aan moleneigenaren op andere wijze te bepalen, is dat 0,5 procent herbouwwaarde te weinig zou zijn om molens te kunnen onderhouden vanwege de snellere slijtage van bewegende delen. Deze gehanteerde methodiek brengt ook mee dat voor geen enkele andere monumentencategorie in de Sim de zekerheid op subsidie zo groot is als bij molens. Uit de gegevens van de RCE blijkt dat nagenoeg alle eigenaren van de 1.148 rijksmonumentale molens afgelopen jaren Sim-subsidie hebben ontvangen.
Wat betreft de opgave voor groot onderhoud en restauratie is vorig jaar als onderdeel van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg de restauratieopgave voor niet-woonhuisrijksmonumenten in beeld gebracht.3 Uit dit onderzoek volgt dat er om de restauratieachterstand terug te brengen naar de doelstelling van maximaal 10 procent rijksmonumenten in matige of slechte onderhoudsstaat er € 1,22 miljard nodig is. Uit het onderzoek komt naar voren dat ook rijksmonumentale molens een substantieel onderdeel uitmaken van deze opgave.
Ik heb toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de verdere stappen die ik wil zetten met betrekking tot de financieringsproblematiek van (grote) monumenten. Daarbinnen heeft ook de problematiek van de molens mijn aandacht.
Is bekend hoeveel van de 1.200 molens in Nederland inmiddels een zogenaamde «grote renovatie» nodig heeft?
Vereniging De Hollandsche Molen geeft aan dat molens eens in de 10–15 jaar groot onderhoud nodig hebben. De restauratiecyclus bedraagt gemiddeld één keer per 30 jaar. Deze cycli zijn voor molens korter dan bij andere rijksmonumenten, omdat er sneller slijtage plaatsvindt door bewegende onderdelen. Elk jaar hebben er dus zo’n 80 tot 120 molens groot onderhoud of restauratie nodig. Volgens De Hollandsche Molen blijft dat aantal over de jaren heen stabiel.
Is bekend of het aantal molens dat een grote renovatie nodig heeft de afgelopen 5 jaar is gestegen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u betekenen voor alle vrijwilligers die helpen bij het in stand houden van molens?
Een belangrijk onderdeel van de instandhoudingsopgave van molens is het inwerking houden van de molen. Daarvoor is van belang dat vrijwilligers een opleiding kunnen volgen tot molenaar. De overheid ondersteunt het Gilde van Molenaars dan ook financieel en geeft subsidie voor de opleidingen en het examineren van de molenaars. Het is positief te constateren dat de interesse voor het molenaarsambacht in de lift zit. Op 1 februari jl. heeft een recordaantal van 110 nieuwe molenaars hun getuigschrift in ontvangst mogen nemen.
Daarnaast heeft Nederland in januari 2024 het Verdrag van Faro ondertekend. Kern van het verdrag is de maatschappelijke, verbindende waarde van cultureel erfgoed.
Als onderdeel van de concrete invulling van dit verdrag ondersteun ik de inzet van erfgoedparticipatiecoaches. Zij bieden coaching rondom verschillende knelpunten die erfgoedvrijwilligers, vrijwillige besturen of burgerinitiatieven ervaren. Hier kunnen ook vrijwilligers die helpen molens in stand te houden gebruik van maken. Deze coaches werken vanuit de twaalf provinciale erfgoedhuizen.
Zijn er afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over het verstrekken van aanvullende subsidies om molens te onderhouden en hierdoor te behouden?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 verloopt de verdeling van de restauratiesubsidies voor niet-woonhuisrijksmonumenten, waaronder molens, via de provincies. OCW heeft hiervoor structureel € 20 miljoen in het Provinciefonds gestort. De afspraak die met de provincies is gemaakt, is dat zij dit bedrag matchen. Provincies bepalen zelf op basis van welke criteria zij de middelen verdelen en welke percentages ze hierbij hanteren.
Herkent u het probleem dat molens ook bedreigd worden omdat oprukkende bebouwing en hoge bomen steeds meer wind wegnemen?
Ja, deze problematiek herken ik. Ook gemeenten, provincies en waterschappen zijn hiermee bekend. Gemeenten hebben de opdracht om in het omgevingsplan rekening te houden met het cultureel erfgoed in hun gemeente en daarmee ook met de windvang en watertoevoer van de molen (de molenbiotoop). Sommige provincies hebben regels voor de molenbiotoop in hun provinciale verordening opgenomen. De RCE heeft in samenwerking met het erfgoedveld voorbeeldregels over het functioneren van de molen (draaien en malen) beschikbaar voor gemeenten.4 De RCE brengt het onderwerp ook geregeld bij gemeenten, provincies en waterschappen onder de aandacht. In de belangenafweging kunnen gemeenten en provincies anders besluiten. Via IPO en VNG zal ik deze problematiek nogmaals onder de aandacht brengen.
Denkt u dat dit probleem voldoende bekend is bij gemeenten en provincies? Zo nee, kunt u dit onder de aandacht brengen van gemeenten en provincies?
Zie antwoord vraag 8.
Sollicitatiegegevens die met Google gedeeld worden |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat als men via de website werkenvoornederland.nl solliciteert bij de AIVD of MIVD hierover informatie gedeeld wordt met Google via het gebruik van Google Analytics? Zo ja, welke gegevens worden precies verzameld en verwerkt? Zo nee, kunt u een onderbouwing geven waarom dit volgens u niet het geval is?1
Nee, er worden geen gegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD gedeeld met Google via het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl. De sollicitatieprocessen van de AIVD en MIVD zijn volledig gescheiden van dit platform en worden afgehandeld via de eigen, beveiligde systemen van de AIVD en MIVD.
Google Analytics 4 (GA4) is op werkenvoornederland.nl geconfigureerd met de strengste privacy-instellingen, waarbij alle identificerende gegevens zijn uitgeschakeld en het IP-adres is geanonimiseerd tot op het niveau van het land. Hierdoor is het niet mogelijk om individuele gebruikers te identificeren a.d.h.v. de verzamelde data. De betrokken privacy en security officer binnen mijn organisatie bevestigt dat het gebruik van GA4 op deze manier voldoet aan de geldende privacywetgeving en is betrokken geweest bij de inrichting en de implementatie.
Om te garanderen dat werkenvoornederland.nl ook in de toekomst voldoet aan de gestelde privacystandaarden evalueert mijn organisatie de configuratie van Google Analytics 4 regelmatig en past deze aan waar nodig. Deze aanpak zorgt voor een optimale balans tussen het verkrijgen van inzicht in het gebruik van deze website en de bescherming van de privacy van website bezoekers.
In hoeverre zijn de gegevens over bezoekers en gebruikers van werkenvoornederland.nl die worden doorgegeven aan Google Analytics mogelijk herleidbaar tot individuen? Kunt u hierin ook het IP-adres betrekken, en hoeveel huishoudens jarenlang hetzelfde IP-adres houden, en daarmee herleidbaar zijn?
De gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl zijn niet herleidbaar tot individuele personen. Het IP-adres wordt geanonimiseerd tot op het niveau van het land, waardoor het onmogelijk is om specifieke bezoekers of huishoudens te identificeren.
Het is waar dat sommige huishoudens gedurende langere tijd hetzelfde IP-adres kunnen hebben. Echter, door het toepassen van geavanceerde anonimiseringstechnieken en het vermijden van het verzamelen van direct identificeerbare informatie zoals namen of e-mailadressen, wordt het risico op herleidbaarheid tot een minimum beperkt.
GA4 is geconfigureerd met strenge privacy-instellingen om te voldoen aan de AVG. Daarnaast voert men met regelmaat controle uit inzake de data en applicatie om de effectiviteit van de privacymaatregelen te garanderen.
Als gegevens van Google Analytics mogelijk herleidbaar zijn tot individuen, klopt het dat op deze wijze de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD feitelijk met Google wordt gedeeld?
Het is onmogelijk dat de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD via Google Analytics wordt gedeeld. Hier zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is er een scheiding van sollicitatieprocessen. Werkenvoornederland.nl dient enkel en alleen als promotieplatform voor vacatures. De daadwerkelijke sollicitatieprocessen bij de AIVD en MIVD vinden plaats via hun eigen, beveiligde systemen. Er is géén directe koppeling tussen deze systemen en GA4. Ten tweede hanteren we strikte privacy-instellingen. GA4 is op werkenvoornederland.nl geconfigureerd met de strengste privacy-instellingen. Dit betekent dat er geen gegevens worden verzameld die herleidbaar zijn tot individuele personen. Zo zijn gebruikersidentificatie, demografische gegevens en het volledige IP-adres uitgeschakeld. In plaats daarvan wordt het IP-adres geanonimiseerd tot op het niveau van het land. Ten derde evalueren we regelmatig. Om te garanderen dat ook in de toekomst wordt voldaan aan de hoogste privacystandaarden, wordt de configuratie van Google Analytics 4 met regelmaat geëvalueerd en aangepast waar nodig.
Door deze combinatie van technische maatregelen en strikte privacy-instellingen kan met zekerheid worden gesteld dat de gegevens die via GA4 worden verzameld, in geen geval kunnen worden gebruikt om de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD te achterhalen.
Klopt het dat in de nieuwste versie van Google Analytics, Google geen IP-adressen van bezoekers meer kan zien? Of kan Google het IP-adres nog steeds zien en belooft men alleen maar er niets mee te doen? Maakt werkenvoornederland.nl gebruik van de nieuwste versie van Google Analytics?
GA4 anonimiseert IP-adressen automatisch tot op het niveau van het land, waardoor het onmogelijk is om individuele gebruikers te identificeren. Dit betekent dat Google geen toegang heeft tot de volledige IP-adressen en deze ook niet opslaat. Deze maatregel is een essentieel onderdeel van de ingebouwde privacybescherming in GA4.
Werkenvoornederland.nl maakt inderdaad gebruik van de nieuwste versie van Google Analytics, namelijk Google Analytics 4 (GA4). Door gebruik te maken van deze versie zijn we in staat om aan de strengste privacy-eisen te voldoen. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen getroffen om de privacy van website bezoekers te beschermen, zoals bijvoorbeeld het uitschakelen van gebruikersidentificatie en het beperken van de dataretentie. Google kan in GA4 geen volledige IP-adressen zien, en werkenvoornederland.nl heeft alle mogelijke maatregelen getroffen om de privacy van bezoekers te waarborgen.
Klopt het dat Google van de Amerikaanse wet op verzoek dit soort data moet doorgeven, ongeacht wat een Nederlands contract hierover zegt? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?2
De Amerikaanse Cloud Act verleent Amerikaanse autoriteiten inderdaad het recht om gegevens op te vragen van bedrijven die in de Verenigde Staten gevestigd zijn, zoals Google. Dit geldt ook voor gegevens die op servers buiten de Verenigde Staten zijn opgeslagen. Echter, de specifieke gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl vallen buiten het bereik van deze wetgeving.
De strenge anonimisering van de gegevens, met name van IP-adressen, en het ontbreken van direct identificeerbare informatie zorgen ervoor dat de gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl geen waarde hebben voor identificatiedoeleinden. Zelfs als de Amerikaanse Cloud Act zou worden aangepast of uitgebreid, zouden deze gegevens niet kunnen worden gebruikt om individuen te identificeren en zouden ze daarom buiten het bereik vallen van eventuele dataverzoeken.
Het is in deze context belangrijk te benadrukken dat de Cloud Act primair gericht is op het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor strafrechtelijke onderzoeken. Gegevens die geen enkel verband houden met criminele activiteiten, zoals de geanonimiseerde data die we verzamelen, vallen buiten de reikwijdte van deze wetgeving.
Deelt u de mening dat het ongewenst is als gegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD worden gedeeld met Google, en in het verlengde daarmee mogelijk met een buitenlandse regering? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het ongewenst is dat persoonsgegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD worden gedeeld met externe partijen, zoals Google, of in het verlengde daarvan met buitenlandse overheden. Om deze reden heeft mijn organisatie ervoor gekozen om GA4 dusdanig te configureren dat er geen persoonsgegevens worden verzameld of gedeeld. De verzamelde data zijn volledig geanonimiseerd, waardoor het onmogelijk is om individuele personen, waaronder sollicitanten, te identificeren.
Het delen van persoonsgegevens van sollicitanten, en in het bijzonder bij gevoelige diensten als de AIVD en MIVD, zou niet alleen een inbreuk zijn op de privacy van de kandidaten, maar zou ook een veiligheidsrisico kunnen vormen.
Klopt het dat er inmiddels steeds meer alternatieven zijn voor het gebruik van Google Analytics, en dat de Nederlandse overheid ook een eigen statistieken-faciliteit heeft waarbij informatie niet met het buitenland wordt gedeeld?
Het klopt dat er steeds meer alternatieven voor Google Analytics beschikbaar zijn, waaronder open-source oplossingen zoals Matomo en Piwik PRO (van origine Franse bedrijven). Deze alternatieven bieden vaak meer controle over de data en kunnen beter aansluiten bij specifieke privacy-eisen.
De Nederlandse overheid heeft inderdaad initiatieven genomen om eigen statistieken-faciliteiten te ontwikkelen. Het doel hiervan is om de afhankelijkheid van externe aanbieders te verminderen en de controle over gevoelige data te vergroten. Echter, de implementatie van dergelijke oplossingen vereist aanzienlijke investeringen in tijd, geld en expertise.
In het geval van werkenvoornederland.nl is GA4 momenteel de gekozen oplossing vanwege de uitgebreide functionaliteit en de lagere kosten in vergelijking met sommige alternatieven zoals Matomo. Bij de keuze voor GA4 zijn, zoals eerder aangegeven, de privacy-instellingen zorgvuldig geconfigureerd om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
Het is belangrijk op te merken dat de keuze voor een analytics-tool een afweging is tussen verschillende factoren, waaronder functionaliteit, kosten, privacy en technische expertise. De keuze voor GA4 is gebaseerd op een zorgvuldige afweging van deze factoren in de context van werkenvoornederland.nl.
Bij toekomstige vernieuwingen van werkenvoornederland.nl zullen opnieuw alle beschikbare opties tegen het licht worden houden, waarbij de ontwikkelingen op het gebied van privacy, databeveiliging en cyberweerbaarheid een belangrijke rol spelen.
Kunt u aangeven waarom de website werkenvoornederland.nl per se met Google Analytics moet werken? Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van Europese alternatieven of een eigen faciliteit van de rijksoverheid?
De keuze voor GA4 voor werkenvoornederland.nl is in eerste instantie gemaakt vanwege de uitgebreide functionaliteiten en de relatief lage kosten. Het platform biedt een schat aan data over websitebezoek, waardoor we inzicht krijgen in de gebruikerservaring en onze dienstverlening kunnen optimaliseren. Echter, ik ben me bewust van de discussie rondom de privacy-implicaties van het gebruik van Amerikaanse analytics-tools en de beschikbaarheid van Europese alternatieven.
Bij de keuze voor een analytics-tool wegen we verschillende factoren mee, waaronder:
Hoewel een Europees alternatief een optie lijkt, zijn er nog enkele uitdagingen te overwinnen, zoals de hogere kosten en de noodzaak om de bestaande data-infrastructuur aan te passen. De keuze voor een alternatief voor Google Analytics vraagt een zorgvuldige afweging.
Hoe staat het met het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar het gebruik van Google Analytics en het mogelijke verbod op het gebruik hiervan?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft in 2022 onderzoek gedaan naar het gebruik van Google Analytics en de mogelijke inbreuk op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit onderzoek werd geïnspireerd door vergelijkbare onderzoeken in andere Europese landen, die concludeerden dat het doorgeven van persoonsgegevens aan servers in de Verenigde Staten in strijd kan zijn met de AVG.
Dit onderzoek heb ik met grote belangstelling gevolgd en de ontwikkelingen hou ik nauwlettend in de gaten. Hoewel de AP nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan, is het duidelijk dat er zorgen zijn over de privacy-implicaties van het gebruik van Google Analytics. Mocht de AP besluiten dat het gebruik van Google Analytics in de huidige vorm niet langer is toegestaan, dan zal ik hier uiteraard gevolg aan geven.
Er zijn, zoals eerder aangegeven, verschillende alternatieven en zij houden rekening met vernieuwingsvraagstukken waarin een scenario wordt beschreven om eventueel over te stappen.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de privacy van werkenvoornederland.nl bezoekers zeer serieus wordt genomen. Ik zet me volledig in om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en om een veilige en vertrouwde online omgeving te bieden.
Kunt u aangeven welke andere Europese landen gebruik maken van Google Analytics op de sollicitatiepagina van de geheime diensten?
Het is niet eenvoudig een eenduidig antwoord te geven op de vraag welke Europese landen gebruik maken van Google Analytics op de sollicitatiepagina's van hun geheime diensten.
Geheime diensten opereren doorgaans in een omgeving van strikte vertrouwelijkheid. Dit betekent dat informatie over de gebruikte technologieën, waaronder analytics-tools, vaak niet openbaar gemaakt wordt. Daarnaast verschillen de privacywetgevingen en -praktijken tussen de verschillende Europese landen, waardoor er geen eenduidige aanpak is voor het gebruik van analytics-tools binnen de overheid.
Redenen waarom deze informatie moeilijk te achterhalen is:
Hoewel ik geen concrete gegevens kan verstrekken over het gebruik van Google Analytics door specifieke Europese geheime diensten, kan ik wel stellen dat het gebruik van analytics-tools binnen overheidsorganisaties in het algemeen steeds vaker onder de loep wordt genomen. De discussie over privacy en databeveiliging is de afgelopen jaren sterk toegenomen, en dit heeft ook terechte gevolgen voor de keuze van softwaretools.
Bent u bereid te stoppen met het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl of het solliciteren bij de geheime diensten op een andere manier te regelen? Zo nee, waarom niet?
De privacy van bezoekers aan werkenvoornederland.nl is van groot belang. Daarom sta ik open voor het evalueren van alternatieven voor Google Analytics. Ik volg de ontwikkelingen op het gebied van privacywetgeving en (nieuwe) technologieën nauwlettend en pas de werkwijze daarop aan om daarmee te voldoen aan de verwachtingen van gebruikers en afnemers.
Wat betreft het solliciteren bij de AIVD en MIVD is het voor mij van belang om te benadrukken dat Google Analytics hierbij géén rol speelt. Sollicitaties verlopen volledig via de eigen, beveiligde systemen van deze organisaties en worden niet via werkenvoornederland.nl afgehandeld.
Mocht blijken dat het gebruik van Google Analytics niet langer in lijn is met de geldende privacywetgeving, dan zal ik overstappen op een alternatief dat voldoet aan de hoogste privacy en security standaarden. Hierbij zal er rekening worden gehouden met factoren als functionaliteit, kosten en technische haalbaarheid.