Omstreden leveringen van ‘dual use’ goederen |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «Imtech zat fout in Iran» en «Lijst met foute landen»?1
Klopt het dat Imtech en in het bijzonder het onderdeel Radio Holland communicatie- en navigatieapparatuur heeft geleverd aan landen als Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan? Klopt het dat daarbij gaat om zogeheten «dual use» goederen die ook voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt?
Heeft u (destijds) contact gehad met Imtech over de leveringen waarnaar het bedrijf zelf onderzoek heeft laten doen, waaruit blijkt dat tenminste 51 leveringen aan «denied entities or persons» hebben plaatsgevonden en het partijen betreft die (in ieder geval) op de zwarte lijst staan van het Amerikaanse Ministerie van Financiën?
De RH Marine Group (RH Marine (voorheen Imtech Marine) en Radio Holland) heeft in Nederland geen vergunningen aangevraagd voor de uitvoer van dual-use goederen naar Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan, zoals genoemd in berichtgeving in De Telegraaf d.d. 8 december jl.
Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken wel contact gezocht met de RH Marine Group. Onderwerp van gesprek was het onderzoek dat Imtech destijds heeft verricht ten behoeve van de Amerikaanse autoriteiten. Tijdens het overleg is dat onderzoek ingezien door medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Na inzage is de douane gevraagd een onderzoek in te stellen.
Tot die tijd zullen vergunningaanvragen van de RH Marine Group worden aangehouden. Na afronding van dat onderzoek zullen ook de vragen 1, 2, 4, 5 en 6 worden beantwoord.
Kunt u toelichten in hoeverre de gedane leveringen van deze «dual use» goederen aan bedrijven in landen als Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan in strijd zijn met internationaal geldende sancties en zwarte lijsten die Nederland dan wel Europa hanteren ten aanzien van leveringen naar deze landen? Kunt u tevens aangeven in hoeverre de leveringen door Imtech strafbaar zijn?
Waren de door Radio Holland geleverde goederen op enigerlei wijze vergunningsplichtig in Nederland? Zo ja, zijn hiervoor vergunningen afgegeven voor zover de goederen vanuit Nederland werden geleverd? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze gaat u er voor zorgen dat zulke leveringen in de toekomst worden voorkomen?
De relatie met Ethiopië |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u een appreciatie geven van het artikel «Ethiopië, het regenseizoen bestaat niet meer»?1
Het artikel is gebaseerd is op een bezoek aan twee gebieden in Ethiopië. De bezochte gebieden, de Centrale Riftvallei en de vallei van de Omo-rivier, zijn beide getroffen door droogte, net zoals andere traditioneel door droogte getroffen gebieden, zoals noordoost Amhara. Zoals gesteld in het artikel klopt het dat de regenval in het zuiden van het land de laatste jaren is verminderd en ook onregelmatiger is geworden. De droogte heeft daarentegen in het dicht bevolkte westelijke hoogland van Ethiopië minder hard toegeslagen. De Ethiopische regering verwacht dat de trend van stijgende groei in de landbouwsector zich ook dit jaar zal voortzetten, zij het iets verminderd.
Uit het artikel wordt duidelijk dat de problematiek in de twee gebieden niet alleen een kwestie is van klimaatverandering maar verweven is met andere ontwikkelingen, zoals toenemende bevolkingsdruk, armoede, vervuiling en overexploitatie van de natuurlijke hulpbronnen land en water.
Over welke «klimaatslimme» oplossingen hebben Fanatahun Gezsie en Desalegn Tebratu van het Ministerie van Milieu van Ethiopië het? Speelt Nederland hierbij een rol? Zo ja, welke?
Klimaatslimme oplossingen in Ethiopië worden gezocht in alle sectoren van de economie. Volgens het in oktober jl. gepresenteerde tweede vijfjarenplan van de Ethiopische regering, het Growth and Transformation Plan II, zal meer dan 50% van de maatregelen om broeikasgassen uit de atmosfeer te verwijderen en/of de uitstoot van broeikasgassen te verminderen in de landbouwsector genomen moeten worden. Daarbij wordt onder meer gedacht aan biologische bodembeschermingsmaatregelen in het kader van stroomgebiedsbeheer. In de veehouderij probeert men door het vergroten van efficiency in de keten, verbetering van weidegronden en verbetering van veterinaire diensten hieraan bij te dragen. Ook verwacht men een grote rol van landbouwmechanisatie in het terugbrengen van uitstoot van broeikasgassen.
Nederland draagt op verschillende manieren bij aan het vinden van klimaatslimme oplossingen. Het gaat om zowel oplossingen die de uitstoot van broeikasgassen helpen verminderen als maatregelen gericht op aanpassingen aan klimaatverandering. Nederland doet dit door bij te dragen aan grote overheidsprogramma’s op het gebied van landbouwontwikkeling (zoals een bijdrage van het Agricultural Growth Programme – AGP), maar ook door projecten van ngo’s en onderzoekinstellingen, veelal in partnerschap met het bedrijfsleven.
Is er in Ethiopië wel geleerd van de kennis die in Kenia door de jaren is opgebouwd over ecologische kwetsbaarheid van het Rift Valley gebied? Zo ja, hoe?
De Keniase en Ethiopische delen van de Centrale Riftvallei hebben op het gebied van ecologische kwetsbaarheid en socio-economische basis veel gemeen, waardoor er veel potentie is om van elkaar te leren.
Hierbij is het door Nederland ondersteunde «Horn of Africa Regional Environment Centre and Network» (HoA-REC&N) instrumenteel. Het HoA-REC&N is een samenwerkingsverband van verschillende milieugeoriënteerde ngo's en kennisinstellingen in de Hoorn van Afrika, waaronder Ethiopië en Kenia.
Tevens is het door Nederland ondersteunde «Initiative for Sustainable Landscapes» van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) actief in de Ethiopische Centrale Rift Vallei. Dit programma behelst het oprichten van een platform van bedrijven die in de Rift Vallei zijn gevestigd om uitdagingen gerelateerd aan waterschaarste, waterkwaliteit en bodemdegradatie te helpen adresseren.
Kan een uitsplitsing van de projecten worden gegeven die optellen naar de 33,7 miljoen euro bestemd voor de toename van voedselzekerheid in Ethiopië?2 Wat zijn bij ieder project de te behalen doelen voor de Nederlandse overheid? Hoe worden lokale kleinschalige boeren en boerinnen en maatschappelijke organisaties betrokken in de ontwikkeling én uitvoering van projecten?
Zie de tabel in bijlage 13, waarin informatie is opgenomen over onder andere de te behalen doelen voor de Nederlandse overheid en de betrokkenheid van lokale kleinschalige boeren, boerinnen en maatschappelijke organisaties in de ontwikkeling en uitvoering van projecten. Voor kwantitatieve doelen en indicatoren van de activiteiten waar Nederland aan bijdraagt, zie de volgende link naar de website van de Nederlandse ambassade: http://ethiopia.nlembassy.org/binaries/content/assets/postenweb/e/ethiopie/netherlands-embassy-in-addis-ababa/services/list-of-food-security-projects-funded-by-ekn-with-budget-2016.pdf.
Hoe zien de voorgestelde projecten op het terrein van waterbeheer eruit, waar in het artikel aan gerefereerd wordt? Wat zijn doelen en middelen en hoe weten we of het effectief zal zijn? Is het project vooral voor Nederlandse bedrijven opgezet of ook voor de lokale bevolking?
Het project in de Centrale Rift Vallei waar het artikel naar verwijst en waarin goed waterbeheer een centrale rol speelt, is het Gambella en CRV Landscape management project van HoA-REC&N. Dit project past een landschapsbenadering toe, wat inhoudt dat alle stakeholders betrokken worden bij duurzame planning, beheer en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het gebied. Er wordt gewerkt aan een effectief systeem van beheer dat de verschillende partijen (boeren en boerinnen, bedrijven, lokale overheden, ngo’s en onderzoeksinstellingen) bij elkaar brengt. Gemeenschappen dragen onder andere bij door geërodeerde gebieden tijdelijk af te sluiten voor begrazing en houtkap waardoor de vegetatie zich kan herstellen. Daarna wordt een gebruiksplan opgesteld en gehandhaafd. Lokale en internationale kennisinstellingen spelen vooral een rol in de monitoring van waterkwaliteit en -kwantiteit. Het onlangs gestarte project van het Initiatief Duurzame Handel (zie vraag 3) zal in het gebied opererende private sector spelers actiever betrekken bij activiteiten gericht op duurzaam landschapsbeheer.
Wat wordt de specifieke bijdrage aan de verwachte voedselhulp van de VN aan Ethiopië die is gevraagd door de Ethiopische regering?
Nederland geeft een bijdrage van 5 miljoen euro aan het Common Humanitarian Relief Fund (CHF) van OCHA in Ethiopië. Dit op verzoek van de VN die hierin nauw samenwerkt met de Ethiopische overheid. Tevens heeft Nederland een verzoek van de Dutch Relief Alliance (DRA) ingewilligd om de ergste nood te lenigen. Hiermee is een bedrag gemoeid van 8,63 miljoen euro dat besteed wordt via 11 Nederlandse ngo’s actief in Ethiopië. Deze bijdrage is afgestemd met de VN in Ethiopië. Verder heeft de Nederlandse ambassade ruim 9 miljoen euro voor het Productive Safety Net Programme (PSNP) van de Ethiopische overheid van 2016 naar 2015 geschoven om vroegtijdig in te kunnen spelen op de mogelijke gevolgen van de droogte. De overheid heeft deze Nederlandse bijdrage inmiddels besteed.
Welke projecten hebben mede als doel om een structurele oplossing te bieden aan het mogelijk voorkomen van toekomstige hongersnoden?
Alle projecten in bijlage 14 onder Pillar 2: increase agricultural productivity and market access en Pillar 3: Increase competitiveness of agribusiness, income and employment moeten bijdragen aan het voorkomen van hongersnoden. Zij dragen bij aan een duurzame verhoging van landbouwproductie, versterking van marktmechanismen en een grotere afzetmarkt voor voedselproducten. Daarnaast wordt versterking van economische kansen en vergroting van werkgelegenheid nagestreefd, wat zowel een verbeterde voedselproductie als een grotere weerbaarheid van de bevolking tot gevolg heeft. Ook het RESET programma onder Pillar 1: Reduce household vulnerability dat zich specifiek op weerbaarheid richt zal aan een structurele oplossing bijdragen.
Kinderarbeid en lage lonen bij Nederlandse en in Nederland actieve zaadbedrijven die in India actief zijn |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Soiled Seeds – Child Labour and Underpayment of Women in Vegetable Seed Production in India» van de Landelijke India Werkgroep?1
Ja.
Wat is uw reactie op de bevindingen van het rapport dat een toenemend aantal kinderen – naar schatting 156.000 – in de Indiase groentezaadteelt werkt, dat vrouwen meestal ver onder het officiële minimumloon worden betaald en dat een aantal Nederlandse en in Nederland actieve zaadbedrijven daarbij zijn betrokken?
Dit vind ik een zeer zorgelijk gegeven. Het probleem van kinderarbeid is breder dan alleen de groentezaadteelt. Volgens de meest recente cijfers van de ILO (2013) zijn er wereldwijd nog steeds 168 miljoen kinderen bij betrokken. Hoewel dit betekent dat kinderarbeid sinds 2000 met een derde is gedaald, moet er nog veel gebeuren. De brede inzet van het kabinet tegen kinderarbeid is verwoord in de recente kamerbrieven naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Van Laar (Kamerstuk 33 963, nrs. 5 en 7).
Bovendien is tijdens de behandeling van de BHOS-begroting voor 2016 per amendement van het lid Van Laar een nieuw kinderarbeidfonds van € 5 miljoen in het leven geroepen. Dit fonds is bedoeld om nieuwe multi-stakeholderinitiatieven tegen kinderarbeid te financieren. Uit het fonds kunnen bijdragen van het bedrijfsleven worden verdubbeld, bijvoorbeeld voor projecten specifiek tegen kinderarbeid in de zaadteelt.
Wat vindt u van het feit dat minstens 19 leden van de brancheorganisatie Plantum in India actief zijn, waarvan er slechts 10 een vorm van controle op kinderarbeid onder de 14 jaar hebben, en dat van de meeste bedrijven niet bekend is of zij ook meewerken aan oplossingen om deze kinderen naar onderwijs te begeleiden?2
Van Nederlandse bedrijven verwacht ik dat zij ondernemen volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Dat betekent dat zij risico’s in hun productieketen in kaart moeten brengen deze aan moeten pakken. Als kinderarbeid in de zadensector als een risico naar voren komt, dan wordt van bedrijven in die sector verwacht dat ze maatregelen nemen.
Branchevereniging Plantum heeft na verschijnen van eerdere rapporten over kinderarbeid in de zadensector eind 2014 geïnventariseerd welke leden in India actief zijn. Met hen is Plantum in gesprek om dit probleem onder de aandacht te brengen en ze bewust te maken van het feit dat hier actie op ondernomen dient te worden. Gezien de urgentie heeft een deel van deze bedrijven beleid ten aanzien van kinderarbeid en een ander deel is dit al aan het ontwikkelen. Plantum ondersteunt haar leden door bijvoorbeeld het organiseren van een bijeenkomst over het invoeren van controle door lokale partijen op het naleven van afspraken met lokale boeren over het uitsluiten van kinderarbeid. Deze maatregelen worden ook genoemd in het rapport «Soiled Seeds – Child Labour and Underpayment of Women in Vegetable Seed Production in India».
De branchevereniging doet het komend jaar een nieuwe inventarisatie van de stand van zaken van de aanpak van kinderarbeid door leden die in India actief zijn.
Om verder invulling te geven aan IMVO wordt met behulp van MVO Nederland in de eerste helft van 2016 een IMVO-risicoanalyse uitgevoerd op grond waarvan bekeken wordt wat verdere maatregelen zouden kunnen zijn. Deze kunnen gaan over loonbetaling en gevaarlijke arbeid door kinderen tussen 14 en 18 jaar en begeleiding naar onderwijs. Hierover wordt onder meer met de Landelijke India Werkgroep contact onderhouden.
Bent u van mening dat Nederlandse zaadbedrijven, die nu in strijd met Conventie 182 van de International Labour Organization (ILO) niets of weinig doen tegen gevaarlijke arbeid van 14 tot 18-jarigen en zodanige prijzen aan boeren betalen dat deze boeren geneigd zijn vrouwen ver onder het minimumloon te betalen, ook deze kwesties actief moeten oppakken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid bedrijven en de brancheorganisatie Plantum aan te spreken op bovengenoemde kwesties? Vindt u een convenant met de brancheorganisatie, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid een geschikt middel om daarover nadere afspraken te maken?
Het ministerie is met brancheorganisatie Plantum hierover al in gesprek, ook in relatie tot het traject om te komen tot IMVO-sectorconvenanten. Een sectorconvenant met de zadensector en direct betrokkenen acht ik een geschikt middel om goed om te gaan met kwesties waar het rapport aandacht voor vraagt. De IMVO-convenanten bieden bedrijven in sectorverband de kans om samen met de overheid en andere partijen, zoals ngo’s en vakbonden, kwesties als kinderarbeid en leefbaar loon structureel aan te pakken en daarmee hun invloed (leverage) te vergroten.
Bent u bereid om Indiase organisaties of nieuwe gezamenlijke initiatieven te steunen waarvan gebleken of te verwachten is dat zij een bijdrage kunnen leveren aan het effectief aanpakken van kinderarbeid in de groentezaadteelt en aan het werken aan tenminste het officiële minimumloon, toewerkend naar een leefbaar loon?
Uiteraard ben ik bereid nieuwe initiatieven op hun merites te beoordelen en per geval na te gaan of steun van het ministerie zinvol en mogelijk is. Het nieuwe Kinderarbeidfonds, dat tijdens de BHOS-begrotingsbehandeling in het leven geroepen is, kan hierbij ingezet worden.
Zijn u en uw collega’s bereid om deze kwestie in de bilaterale contacten met India, inclusief in het kader van het Memorandum of Understanding over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), aan te orde te stellen en indien mogelijk samen bij te dragen aan oplossingen?
Ja, ik ben bereid deze kwestie in de daartoe geschikte fora en bilaterale contacten naar voren te brengen.
Ondersteunt u de aanbeveling in het rapport dat bedrijven en brancheorganisaties een effectief klachtenmechanisme zouden moeten hebben om zowel individuele als structurele misstanden actief te kunnen aanpakken en oplossen?
Ja, ik steun de aanbevelingen, die partijen onder meer oproepen te voldoen aan de UNGP’s.
Specifiek wat betreft aanbeveling 7, over leefbaar loon, kan gesteld worden dat opdrachtgevers hun inkooppraktijk zo moeten inrichten dat hun producenten in staat zijn leefbare lonen te betalen aan hun werknemers. Het kunnen betalen van de wettelijke minimumlonen is wel het minste. Als de prijsconcurrentie er nu toe leidt dat boeren een prijs vragen die hen niet in staat stelt de wet na te leven, heeft de opdrachtgever de verantwoordelijkheid de inkooppraktijk zo in te richten dat die wetten wel nageleefd kunnen worden. Een tweede stap is na te gaan of het wettelijk minimumloon op de hoogte ligt van een leefbaar loon en in multi-stakeholderverband stappen te nemen in de richting van een leefbaar loon. Het traject om te komen tot IMVO-convenanten biedt de mogelijkheid om, via brancheorganisatie Plantum, afspraken te maken met de Nederlandse zaadsector over het voldoen aan de UNGP’s.
Onderschrijft u ook de andere aanbevelingen van het rapport en welke mogelijkheden ziet u om aan de uitvoering daarvan bij te dragen?
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) voorzien op 3 december 2015 te beantwoorden?
Per brief van 1 december jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 958) heb ik u geïnformeerd over de redenen waarom ik deze vragen niet voor het AO van 3 december jl. heb beantwoord.
Kinderarbeid bij goudwinning voor de elektronicasector |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het rapport «Gold from Children’s Hands – Use of child-mined gold by the electronics sector» van SOMO dat gemaakt is in opdracht van de coalitie Stop Kinderarbeid?
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) minstens 1 miljoen kinderen wereldwijd in de mijnbouw werken, dat het in Mali om circa 200.000 kinderen in de goudmijnbouw gaat en dat het aantal kindarbeiders in de goudmijnbouw in Mali en andere landen aanzienlijk groeit? Wat bent u van plan te doen tegen deze misstanden?
Dit vind ik een zeer zorgelijk gegeven. Het probleem van kinderarbeid is breder dan alleen de (goud)mijnbouwsector. Volgens de meest recente cijfers van de ILO (2013) zijn er wereldwijd nog steeds 168 miljoen kinderen bij betrokken1. De inzet van het kabinet tegen kinderarbeid is verwoord in de recente kamerbrieven naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Van Laar (Kamerstuk 33 963 nrs. 5 en 7).
Stemt u in met de aanbeveling van het rapport om de verantwoordelijkheid van de elektronicasector voor het bestrijden van kinderarbeid uit te breiden naar landen die goud exporteren dat bij de vervaardiging van producten als mobiele telefoons, laptops en computers wordt gebruikt, naast «conflict-affected areas»? Hoe bent u van plan dit te bevorderen?
Stemt u ook in met de aanbeveling dat de inspanningen voor due diligence door bedrijven bij conflictmineralen versterkt moeten worden, dat smelterijen daarin een actieve rol moeten spelen, dat kinderarbeid en andere arbeidsrechten moeten worden opgenomen in het «conflict free smelters program» en dat daarbij de OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas moet worden toegepast? Hoe bent u van plan dit te bevorderen?
De inzet voor conflictvrije mineralen heeft tot de ontwikkeling van verschillende initiatieven geleid, zoals het Conflict Free Smelters Program (CFSP). Ik ben bereid om dit onderwerp in gesprekken met de leden van het CFSP op te brengen en hen te vragen hoe zij omgaan met kinderarbeid en of zij meerwaarde zien in het verbreden van CFSP en kinderarbeid middels dit initiatief aan te pakken. Dat kinderarbeid niet uitgebreid terugkomt in CFSP, wil niet zeggen dat CFSP-leden individueel of binnen andere initiatieven niets tegen kinderarbeid doen.
Bent u van plan om zowel individuele bedrijven als bedrijven in georganiseerd verband aan te spreken op de noodzaak om kinderarbeid in de goudmijnbouw te bestrijden, meer openheid te geven over de herkomst van het goud en andere grondstoffen en mee te werken aan lokale oplossingen die kinderen naar school helpen?
In het traject om te komen tot een IMVO-convenant voor de goudsector is het ministerie in nauw overleg met onder meer enkele bedrijven uit de elektronicasector. Deze bedrijven zijn zich bewust van de uitdagingen op onder meer het gebied van kinderarbeid en hebben toegezegd mogelijke stappen om tot verbetering te komen te gaan inventariseren. Deze stappen worden vastgelegd in het IMVO-sectorconvenant Goud, dat voor de zomer 2016 getekend zou moeten zijn. De genoemde transparantie, het vergroten van keteninzicht en wat partijen gezamenlijk kunnen doen aan het verbeteren van lokale omstandigheden zijn zeker onderwerp van gesprek tussen betrokkenen.
Bent u bereid om in het kader van het EU-voorzitterschap een actieve rol te spelen in het betrekken van andere EU-lidstaten bij het bestrijden van kinderarbeid? Bent u van plan om dit onderwerp op de door uw ministerie georganiseerde conferentie EU and Global Value Chains zowel plenair als in het desbetreffende panel aan de orde te stellen en de Europese Commissie en de lidstaten op te roepen tot gezamenlijke actie?
Ja. Nederland zet in op aanname van EU-Raadsconclusies over kinderarbeid tijdens het Nederlandse voorzitterschap. 2016 is hiervoor een logisch moment, omdat dit jaartal de deadline is die in The Hague Roadmap for Eliminating the Worst Forms of Child Labour is gesteld. Raadsconclusies zijn een goede manier om zowel andere EU-lidstaten als de EU-instellingen te betrekken bij de aanpak van kinderarbeid. De conclusies zouden onder andere kunnen dienen om best practicesuit te dragen, zoals het door Nederland ondersteunde programma voor Child Labour Free Zonesvan de Coalitie Stop Kinderarbeid.
De conferentie die in Amsterdam op 7 december 2015 wordt georganiseerd, richt zich op wat de EU kan doen – met name in haar handels- en ontwikkelingssamenwerkingbeleid – om mondiale waardeketens te verduurzamen. De ergste mensenrechten- en milieuschendingen vinden vooral in productielanden plaats. Kinderarbeid is hiervan een voorbeeld. De conferentie draagt praktijkvoorbeelden aan (zoals IMVO-sectorconvenanten en initiatieven om de private sector te ontwikkelen) die dergelijke mensenrechten- en milieuschendingen aanpakken in specifieke mondiale waardeketens. Als goede praktijkvoorbeelden van IMVO en private sector ontwikkeling naar EU niveau worden opgeschaald en worden gestimuleerd in (onder andere) het EU hulp- en handelsbeleid, zorgt dat voor een evenwichtiger speelveld voor koplopersbedrijven en meer invloed op de verduurzaming van mondiale waardeketens. Hiermee zijn mogelijke oplossingen voor misstanden in de keten, zoals kinderarbeid, onderdeel van de conferentie.
Bent u bereid met de Organisatie voor Economische Samenwerking in Europa (OESO) te bespreken of zij een grotere rol kan spelen bij het bestrijden van kinderarbeid via de haar ter beschikking staande middelen, programma’s en contacten?
De OESO maakt al veel werk van standaarden en hulpmiddelen voor bedrijven in de bestrijding van kinderarbeid. De verantwoordelijkheid van bedrijven om bij te dragen aan de uitbanning van kinderarbeid is onderdeel van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen2 en specifiek voor de delfstoffensector de OESO Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas.3 Hiermee biedt de OESO handvatten voor het bedrijfsleven om de ergste vormen van kinderarbeid in mijnbouw tegen te gaan. Nederland zal de OESO in een volgende bijeenkomst van de Working Party on Responsible Business Conductaanmoedigen dit waardevolle werk voort te zetten in de vorm van due diligence guidancevoor sectoren waarin kinderarbeid een probleem vormt.
Bent u bereid om in het kader van de ontwikkelingssamenwerking met partnerland Mali bij te dragen aan programma’s van maatschappelijke organisaties en/of de overheid om kinderarbeid in gebieden met goudmijnbouw terug te dringen en het onderwijs te verbeteren?
Het huidige Meerjarig Strategisch Plan (MJSP) voor Mali ligt vast tot en met 2017 en investeert in drie thematische sectoren: veiligheid en justitie, water en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Over de resultaten is uw Kamer vorige maand per brief geinformeerd (kst 33 625 nr. 183).
Naast de reguliere inzet op gebied van ontwikkelingssamenwerking in partnerland Mali besteedt Nederland aandacht aan het thema kinderarbeid. Vanuit het mensenrechtenfonds levert Nederland een bijdrage aan de bestrijding van kinderarbeid in de goudmijnbouwsector in Mali, namelijk via het programma Child Labour Free Zonesvan de Coalitie Stop Kinderarbeid.
Bent u van plan om over kinderarbeid en arbeidsomstandigheden bij de (artisanale) goudwinning ook het gesprek aan te gaan met de regeringen van andere landen waar veel kinderen in de goudmijnbouw werken zoals Burkina Faso, Ghana, Tanzania, de Democratische Republiek Congo, Soedan, Oeganda, Zimbabwe en Peru en zo mogelijk afspraken te maken over oplossingen en ondersteuning van programma’s?
Tijdens mijn bezoeken zal ik dit onderwerp zeker aandacht geven. Ook de ambassades zullen er in voorkomende gevallen over spreken met de autoriteiten. Waar mogelijk zal ik ook bijdragen aan oplossingen.
Gaat u zich inzetten om de onderhavige kwestie ook onderdeel te laten zijn van een mogelijk convenant met betrekking tot Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) in de goudmijnbouw en de elektronicasector?
Ja. Branchevereniging Federatie Goud en Zilver (FGZ), individuele bedrijven (waaronder bedrijven uit de sieraden en juwelensector, de financiële sector, en de elektronicasector), maatschappelijke organisaties, de vakbeweging en de overheid verkennen momenteel wat de mogelijkheden zijn om een IMVO-convenant voor de goudsector af te sluiten.
Als belangrijke stap in het proces om tot dat convenant te komen zullen betrokken partijen naar verwachting op 4 december 2015 het zogenaamde «contourenconvenant Goud» ondertekenen. Ondertekenaars van dit contourenconvenant streven ernaar om voor de zomer van 2016 tot een IMVO-sectorconvenant Goud te komen dat voldoet aan het SER advies IMVO-convenanten en waarmee partijen in gezamenlijkheid afspraken maken over het oplossen van problemen in de goudketen.
Bent u bereid om in het nieuwe beleid voor duurzaam inkopen een actieve aanpak te eisen van kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden bij de productie van goud en andere grondstoffen in de elektronicasector?
Het plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen dat op 11 september jl. aan de Tweede Kamer is aangeboden is gericht op de overheid. Een structurelere toepassing van de Internationale Sociale Voorwaarden bij de inkoop maakt onderdeel uit van het plan. Ik hoop dat dit plan zowel opdrachtgevers (overheid) als opdrachtnemers (bedrijfsleven) bewuster worden van de risico’s in (internationale) productieketens, zoals kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden. Zo is bijvoorbeeld de MVO Risico Checker van MVO Nederland aangepast voor overheidsinkopers.
Bent u bereid deze vragen vóór het Algemeen overleg IMVO van 3 december 2015 te beantwoorden?
Ja.
Een blokkade die goederen van India naar Nepal tegenhoudt |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat er sprake is van een blokkade van India naar Nepal?1
Ja.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van de tekorten die volgens de berichten ontstaan onder meer aan brandstof, gas en medicijnen in Nepal?2
Het is mij bekend dat er sinds eind september 2015 een blokkade is bij een aantal grensovergangen tussen India en Nepal.
Klopt het NOS bericht van 1 oktober jl. dat meldt dat uw ministerie eerder dit jaar om bijstand is gevraagd door een particuliere hulporganisatie, die met ingezamelde goederen voor Nepal de grens niet over konden? Zo ja, wat was uw reactie op dit verzoek? Zijn er ook andere hulporganisaties getroffen door de problemen op de grens?
Het is ons bekend dat een particuliere hulporganisatie – die humanitaire goederen had ingezameld ten behoeve van de slachtoffers van de aardbevingen in Nepal – problemen ondervond bij de inklaring van deze goederen in de haven van Kolkata, India. De NOS heeft op 1 oktober jl. over deze kwestie bericht. De problemen bleken veroorzaakt te worden doordat de door de Indiase autoriteiten gevraagde papieren voor inklaring niet volledig en/of juist bleken te zijn. De kosten voor de opslag van de lading in Kolkata liepen door het oponthoud op. De Nederlandse honorair consul in Kolkata en de Nederlandse ambassadeur in New Delhi hebben geïntervenieerd in deze kwestie. Betrokken partijen zijn tot een oplossing gekomen in deze kwestie. Er hebben zich verder geen andere hulporganisaties gemeld met concrete problemen met inklaring van goederen in India.
Hoe bestempelt u de onlangs uitgesproken woorden van de Nepalese premier Oli dat hij de blokkade ziet als een tegenreactie op de nieuwe Nepalese Grondwet die volgens India de Mashesi, een etnische minderheid in Nepal met een Indiase oorsprong, discrimineert?
De nieuwe Nepalese Grondwet is met een grote meerderheid goedgekeurd door de Constituerende Assemblee. Van de 598 vertegenwoordigers stemden 507 voor de nieuwe Grondwet, onder wie een groot aantal Madhesi vertegenwoordigers. Daarmee werd de nieuwe Grondwet op 20 september 2015 een feit. Op 21 september beklaagde India zich over het gebrek aan inclusiviteit in de nieuwe Nepalese Grondwet. Een dag later gaf India aan zich zorgen te maken over de veiligheid van grenstransporten. De facto zijn de blokkades op een aantal grensovergangen tussen India en Nepal eind september 2015 begonnen, volgens India omdat zij vrezen voor de veiligheid van hun chauffeurs.
Hoe beschouwt u de redenering van de Indiase overheid dat de vrachtwagens bij de grens van Nepal niet stilstaan vanwege een vermeende blokkade, maar omdat chauffeurs bang zijn om slachtoffer te worden van geweld in Nepal, en dat diezelfde overheid van mening is dat Nepal in dialoog moet gaan met de Madhesi?
De dialoog tussen de Nepalese regeringspartijen en de Madhesi
vertegenwoordigers (Samyukta Loktantrik Madhesi Morcha) is al enige tijd aan de gang, maar heeft vooralsnog niet tot overeenstemming geleid. De problemen aan de Indiaas-Nepalese grens duren voort. Op basis van de beschikbare informatie kan ik de redenering van de Indiase overheid dat vrachtwagens bij de grens van Nepal stilstaan vanwege de angst van chauffeurs om slachtoffer te worden van geweld in Nepal ontkennen noch bevestigen.
Welke gevolgen hebben de problemen aan de grens voor de bestrijding van de gevolgen van de aardbevingen in Nepal in april 2015? Worden dezelfde mensen nu twee keer slachtoffer van een gebeurtenis waar zij geen controle over hebben?
Door de grensblokkade wordt de aanpak van de gevolgen van de aardbeving zeer bemoeilijkt. Wegens het tekort aan medicijnen sluiten verschillende Nepalese ziekenhuizen hun deuren. Ook bereikt als gevolg van de blokkade slechts een deel van de noodzakelijke hulpgoederen Nepal. De problemen hebben derhalve gevolgen voor het openbare leven en voor de verstrekking van humanitaire hulp, die nog steeds nodig is.
Welke stappen gaat u, via organisaties en/of in internationaal verband, ondernemen om er zorg voor te dragen dat de inwoners van Nepal zo snel mogelijk kunnen beschikken over brandstoffen, gas, medicijnen en hulpgoederen?
Nederland zal waar mogelijk deze kwestie aan de orde stellen, in EU-verband en in samenspraak met gelijkgezinde landen. De Nederlandse ambassade in New Delhi probeert bij concrete problemen rondom Nederlandse hulpgoederen te faciliteren. De secretaris-generaal van de VN Ban Ki Moon heeft op 11 november jl. alle partijen opgeroepen de grensblokkade onmiddellijk op te heffen. Hij onderstreepte het recht van Nepal op vrije doorgang van goederen, een land-locked country,wegens humanitaire redenen en riep alle partijen op de belemmeringen zo spoedig mogelijk op te heffen.
Het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met berichtgeving over het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Vindt u dat de EU en de VS voldoende samen optrekken in dit verband? Zo ja, hoe verklaart u het verschil in de gehanteerde termijnen (vier versus zes maanden)?1
Nederland heeft als lid van de Europese Unie ingestemd met de gelijktijdige verlenging en gedeeltelijke opschorting van de sancties tegen Wit-Rusland voor een periode van vier maanden. Met deze gedeeltelijke opschorting reageert de EU op de vrijlating van de politieke gevangenen van afgelopen zomer en de constructieve opstelling van Wit-Rusland in het conflict in Oekraïne, en wil de EU het land stimuleren om verder te gaan op het pad naar een democratische rechtsstaat. Door het gebruik van een gedeeltelijke opschorting blijft het sanctieregime bestaan en heeft de EU de mogelijkheid sancties opnieuw van kracht te laten worden mocht de situatie daar aanleiding toe geven. Daarnaast blijft het wapenembargo wel van kracht.
Sancties zijn over het algemeen het meest effectief als ze in breed internationaal verband worden opgelegd. De praktische invulling van de sanctiemaatregelen kan uiteenlopen als gevolg van verschillende juridische kaders en afstemmingsprocessen. Het Kabinet vindt het daarbij bovenal belangrijk dat zowel de EU als de VS een eenduidige politieke boodschap afgeeft aan de Wit-Russische autoriteiten, namelijk dat er met de vrijlating van de gevangenen in augustus jl. een stap in de juiste richting is gezet op de weg naar rechtsstatelijkheid, maar dat we de mensenrechtensituatie kritisch zullen blijven volgen.
Deelt u de zorgen dat de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, ondanks de vrijlating van zes politieke gevangenen, nog altijd zeer precair is, bijvoorbeeld kijkend naar de beperkte politieke en journalistieke vrijheden? Klopt het dat nieuwe wetgeving de vrijgelaten politieke gevangenen verhindert om zich kandidaat te stellen voor een politieke functie, terwijl hun deelname aan ongeautoriseerde bijeenkomsten zelfs kan leiden tot hernieuwde gevangenneming?
Nederland is onverminderd kritisch op de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, door de beperkingen op de vrijheid van verzameling, de vrijheid van organisatie, en de vrijheid van meningsuiting. In het bijzonder maakt Nederland zich zorgen over de substantiële beperkingen op de persvrijheid, de repressie van vrijwel het gehele maatschappelijk middenveld, en het feit dat de vrijlating van de politieke gevangenen gepaard gaat met ernstige belemmeringen op hun burgerlijke en politieke vrijheden. Als gevolg van al langer bestaande Wit-Russische wetgeving kan eenieder die deelneemt aan ongeautoriseerde bijeenkomsten strafrechtelijk vervolgd worden.
Naast juridische middelen, gebruiken de Wit-Russische autoriteiten ook administratieve maatregelen om oppositiekandidaten uit te sluiten van het politiek proces, onder meer door arbitraire administratieve sancties en door de controle over de kiescommissie. Het Kabinet onderschrijft de zorgen zoals geuit in de voorlopige conclusies van de OVSE verkiezingswaarnemingsmissie over de beperkingen op de fundamentele politieke rechten in Wit-Rusland dan ook volledig. Naar oordeel van het Kabinet waren de verkiezingen van vorige maand in het geheel niet vrij en eerlijk.
Deelt u de bevindingen van de waarnemingsmissie van het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar aanleiding van de presidentsverkiezingen van 11 oktober jl., waarin o.a. gewezen wordt op «significant problems, particularly during the counting and tabulation, (that) undermined the integrity of the election»? Deelt u tevens de zorg die de OVSE/ODIHR-missie uit over «legal shortcomings [that] limit the free expression of the will of the voters», «existing provisions and laws (that) limit fundamental freedoms of association, assembly and expression» en «the restrictive media environment»?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het in het licht van bovengenoemde zorgen en bevindingen verstandig en gepast om – binnen enkele weken na de verkiezingen die Lukashenko aan een vijfde termijn als president hebben geholpen – over te gaan tot het opschorten van sancties? Welk signaal wordt hiermee afgegeven, in het bijzonder in de richting van de politieke oppositie en mensenrechtenverdedigers?
Zoals gesteld bij vraag 1 zijn de sancties opgeschort in reactie op de vrijlating van de politieke gevangenen en de constructieve opstelling in het Oekraïne-conflict. Samen met onze EU-partners wil Nederland Wit-Rusland geleidelijk engageren om de mensenrechtensituatie te verbeteren. De verlichting van het sanctieregime moet in deze context worden bezien. Het Kabinet is van mening dat er meer kan worden bereikt met kritisch engagement dan door een verdere isolatie van Wit-Rusland. Nederland blijft zich hierbij onverminderd uitspreken over de zorgen over de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Daarnaast staat Nederland voortdurend in contact met mensenrechtenverdedigers en de oppositie in Wit-Rusland, om hun oordeel te horen over de ontwikkelingen van de mensenrechtensituatie ter plaatse en om te beoordelen in hoeverre de Wit-Russische regering ook daadwerkelijk de mensenrechten beter respecteert.
Deelt u de opvatting van de VS dat Wit-Rusland voortgang moet maken «to improve its record with respect to human rights and democracy»? Zo ja, wat zijn volgens u de concrete voorwaarden die de EU hanteert bij besluitvorming over eventuele blijvende verlichting van sancties en op welke wijze zal deze besluitvorming plaatsvinden?
De sancties ten aanzien van Wit-Rusland zijn formeel verlengd t/m 29 februari 2016 en voor dezelfde periode gedeeltelijk opgeschort. Besluitvorming over sanctieregimes gebeurt volgens het Lissabon-verdrag op basis van unanimiteit in de Raad. De Raad Buitenlandse Zaken zal daarom mogelijk in februari opnieuw besluiten over een eventuele verlenging of aanpassing van het sanctieregime ten aanzien van Wit-Rusland. Opschorting van de implementatie van de sancties kan per Raadsbesluit worden teruggedraaid.
Het bestendigen van de mensenrechten is een van de hoofdpijlers van het Nederlandse buitenlandbeleid. Nederland zal zich blijven inzetten voor een verbetering van de mensenrechten in Wit-Rusland. In de komende discussies over het sanctiepakket zal Nederland aandacht blijven vragen voor het belang van verdergaande verbeteringen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Het Kabinet acht het echter niet nuttig om op voorhand criteria uit te werken waaraan Wit-Rusland zou moeten voldoen voor verdere verlichting of opheffing van het sanctieregime. Dit zou de druk op de Wit-Russische autoriteiten beperken om te blijven werken aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie zodra aan deze criteria voldaan zou zijn.
Op welke wijze bent u voornemens bilateraal en in internationaal verband druk te houden op de Wit-Russische autoriteiten om de mensenrechtensituatie te verbeteren? Op welke wijze bent u voornemens om op te komen voor de positie van oppositiepartijen, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten? Welke rol voorziet u hierbij voor de nieuwe Nederlandse diplomatieke aanwezigheid in Wit-Rusland in de vorm van een Tijdelijk Zaakgelastigde?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Warschau het Wit-Russische maatschappelijk middenveld met middelen uit het Matra programma en het Mensenrechtenfonds. Daarnaast blijft Nederland aandacht vragen voor de precaire mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, zowel in multilateraal verband als in de bilaterale contacten met de Wit-Russische autoriteiten. Nederland draagt actief bij aan het debat binnen de Europese Unie over de politieke koers ten aanzien van Wit-Rusland, en benadrukt hierbij het belang van de versterking van mensenrechten voor de verdere ontwikkeling van de bilaterale relatie tussen de EU en Wit-Rusland. Ook via andere multilaterale fora blijft Nederland de Wit-Russische autoriteiten wijzen op de internationaalrechtelijke verplichtingen die zij hebben op het gebied van mensenrechten, waaronder via de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad, en de gesprekken in de OVSE over de zogenaamde «human dimension».
De focus van de werkzaamheden van de Tijdelijk Zaakgelastigde zal onder andere liggen op binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Wit-Rusland en het bijdragen aan de discussies over het te voeren EU-beleid. Juist door de aanwezigheid van de Tijdelijk Zaakgelastigde is Nederland nog beter in staat voortdurend in contact te staan met politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s ter plaatse, ontwikkelingen ter plekke op hun waarde te beoordelen en bij te dragen aan de discussies in EU-kader ter plaatse. De ambassade in Warschau zal overigens actief betrokken blijven bij de ontwikkelingen in Wit-Rusland, onder andere via bezoeken van de Ambassadeur en de uitvoering van het Matra- en Mensenrechtenfonds-programma.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken voor 2016 (voorzien in de week van 16 november)?
Ja.
De door de Europese Commissie voorgestelde nieuwe handelsstrategie voor Europa |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de door de Europese Commissie voorgestelde handelsstrategie voor Europa «Trade for All: Towards a more responsible trade and investment policy»?1
Ja.
Wat wordt er volgens u bedoeld met de wens tot «modernisering van bestaande verdragen met Turkije, Mexico, Chili» uit de strategie?
Alle drie de genoemde verdragen bestaan al 12 jaar of langer. De bedoeling van de modernisering van deze verdragen is om het ambitieniveau te verhogen waardoor de economische potentie beter benut kan worden. Onderwerpen waarover in de huidige akkoorden nog onvoldoende of zelfs geen afspraken zijn gemaakt, zoals duurzame ontwikkeling, diensten, aanbestedingen en investeringen, zouden dan onderdeel uitmaken van de vernieuwde verdragen.
Hoe verhoudt volgens u het doel om meer handelsverdragen te sluiten met Latijns-Amerika en het Aziatisch-Pacifisch gebied zich tot het voornemen om duurzame ontwikkeling te bevorderen?
Deze doelstellingen versterken elkaar. Door handelsverdragen niet alleen bilateraal maar ook in een regionale context af te sluiten, wordt regionale integratie bevorderd. Regionale integratie bevordert stabiliteit en versterkt de economische structuur in een regio. De afspraken in het hoofdstuk over handel en duurzaamheid in de handels- en investeringsverdragen zullen hieraan bijdragen.
Hebben de versoepelde regels van herkomst in de «Generalised Scheme of Preferences» (GSP) volgens u invloed op de wijze waarop de EU omgaat met producten uit gebieden die in strijd met het internationaal recht bezet worden gehouden?
Nee. De versoepeling van regels van oorsprong in het Algemeen Preferentieel Stelsel heeft ten doel ontwikkelingslanden betere toegang tot de EU-markt te bieden. Op grond van Verordening (EU) nr. 978/2012 vallen momenteel 89 landen onder het Algemeen Preferentieel Systeem (APS). De lijst van APS-landen kan onder meer worden geraadpleegd op de website van de Douane in de rubriek «douane voor bedrijven».
Worden afspraken omtrent duurzame ontwikkeling, eerlijke handel en mensenrechten uit vrijhandelsakkoorden en het «Generalised Scheme of Preferences» (GSP) geïmplementeerd in het Nederlandse handelsbeleid? Zo ja, hoe gebeurt dit?
Nederland zet zich binnen Europa in om afspraken te maken over duurzame ontwikkeling, eerlijke handel en mensenrechten. Vrijhandels- en politieke akkoorden zijn daartoe een belangrijk middel. Afspraken over handel en duurzaamheid in handelsakkoorden betreffen veelal afspraken over samenwerking tussen de Europese Commissie en de partij waarmee het akkoord wordt afgesloten. Met de nieuwe handelsstrategie heeft de Commissie de ambitie neergezet om lidstaten meer te betrekken bij de implementatie van deze afspraken. Hoe deze verbeterde implementatie er uit gaat zien, is nog niet duidelijk. De Commissie werkt momenteel aan een plan van aanpak. Dit geldt ook voor afspraken over eerlijke handel.
Afspraken over duurzame ontwikkeling in vrijhandelsakkoorden bevatten doorgaans ook een bekrachtiging van de fundamentele arbeidsconventies van de ILO. Nederland ondersteunt deze afspraken door ook in bilaterale contacten met andere landen aan te dringen op ratificatie en implementatie van deze conventies. Hetzelfde geldt voor de mensenrechtenverdragen die onderdeel zijn van APS+.
Hoe gaat het voornemen uit de strategie om mensenrechten in het kader van handel te waarborgen wat u betreft invulling krijgen?
De invloed van handels- en investeringsakkoorden op mensenrechten zou moeten worden meegenomen in de impact assessments van deze akkoorden. Voor geïdentificeerde risico’s moeten geschikte maatregelen worden genomen. Deze maatregelen moeten in overleg met de EU lidstaten worden vastgesteld en zullen per handelsakkoord verschillend zijn.
Een belangrijk onderdeel van de duurzaamheidsafspraken die doorgaans in EU-handelsakkoorden worden opgenomen is het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de monitoring, een praktijk die in de betreffende landen niet altijd gemeengoed is. Op het gebied van ASP+ is het voornemen van de EU (vastgelegd in het EU-actieplan voor Mensenrechten en Democratie2) om meer samen te gaan werken met internationale organisaties als de ILO voor implementatie en handhaving van de verdragen in kwestie. In hetzelfde plan is vastgelegd dat afspraken over duurzaamheid en MVO ook een plek moeten krijgen in investeringsovereenkomsten die door de EU worden onderhandeld of herzien.
Krijgen de voornemens tot beantwoording van de publieke verwachtingen over regulering en investering, en het beschermen van Europese standaarden omtrent consument, milieu en sociale rechten, concrete invulling in het Nederlandse handelsbeleid? Zo ja, hoe?
In de mededeling benadrukt de Commissie dat lidstaten eigen beleidsruimte blijven houden en dat handelsakkoorden niet zullen leiden tot een verlaging van standaarden op het gebied van consumentenbescherming, milieu en arbeidsvoorwaarden. Een wijziging in het beschermingsniveau in verband met een handelsakkoord kan volgens de Commissie alleen maar een bijstelling naar boven zijn. De Commissie zal zich inspannen om handel en andere beleidsterreinen, waarop handel van invloed kan zijn, zoals mensenrechten en sociale- en milieustandaarden, beter te integreren.
Het Nederlandse kabinet vraagt ook consequent aandacht voor het handhaven van het niveau van standaarden in handelsakkoorden. Er mag wat Nederland betreft niet ingeboet worden op EU-normen. Tevens wil het kabinet de beleidsvrijheid blijven behouden om wetgeving op te stellen op het gebied van veiligheid en bescherming van mens, dier, plant en milieu.
Wat betekent de genoemde waarde «transparantie» concreet voor het verdere onderhandelingsproces van TTIP en onderhandelingen van handelsverdragen in de toekomst?
Het kabinet is voorstander van maximale transparantie van onderhandelingen over handels- en investeringsakkoorden. Het is daarom positief dat de Commissie dit als belangrijke waarde heeft benoemd in de handelsstrategie. De Europese Commissie publiceert al veel informatie. Bij de onderhandelingen over TTIP worden EU-tekstvoorstellen online gepubliceerd, nadat een eerste versie met de VS is gedeeld. Ook is er voor elk hoofdstuk een toelichting van de inhoud en inzet van de EU en zijn er verschillende factsheets met verdere verdieping. Ook bij andere onderhandelingen laat de Commissie zien al invulling te geven aan het verzoek om meer transparantie. Zo staan voor de onderhandelingen over het plurilaterale dienstenakkoord (TiSA) het mandaat en de EU-tekstvoorstellen online en zijn de teksten voor de Economische Partnerschapsakkoorden met Westelijk, Zuidelijk en Oostelijk Afrika gepubliceerd. Deze transparantie wordt ook doorgezet in toekomstige onderhandelingen. Wel dient te worden bedacht dat iedere vorm van onderhandeling, of dit nu handelsakkoorden of cao-onderhandelingen betreft, gepaard gaat met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces.
Deelt u de mening dat de opname van geheime-arbitragevoorzieningen voor buitenlandse investeerders in door Nederland getekende of te tekenen handelsverdragen op gespannen voet staat met de verklaarde wens tot transparantie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wil het mechanisme van investeringsbescherming, waaronder de procedures voor beslechting van investeringsgeschillen, moderniseren. Een belangrijk onderdeel van die modernisering is het vergroten van transparantie in de geschillenbeslechtingsprocedure. In EU-kader is gewerkt aan een nieuwe standaard voor investeringsbescherming. Zoals u bekend, heeft Nederland hieraan een substantiële bijdrage geleverd. De bestaande bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) van Nederland, die nog niet voorzien in die vergrote transparantie, zullen herzien worden in lijn met de nieuwe EU-standaard.
Wat zijn de vorderingen in het herzien van het model-IBO dat Nederland omtrent handel hanteert? Wanneer verwacht u deze te presenteren?
Naar aanleiding van de uitkomsten van het huidige debat over de herziening van het beleid ten aanzien van investeringsbescherming en geschillenbeslechting in investeringsbeschermingsovereenkomsten zal Nederland de modeltekst voor dergelijke akkoorden aanpassen. Dit zal in overleg gaan met alle stakeholders. Hierbij wordt aangesloten op de EU-standaard. Zo zal Nederland onder meer bedrijven zonder substantiële bedrijfsactiviteiten uitsluiten.
Kunt u deze vragen vóór 23 november a.s. beantwoorden?
Ja.
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de blokkade tegen Jemen acute tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof en andere noodzakelijkheden heeft veroorzaakt?2 Zo nee, waarom niet?
De blokkade heeft de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof vergroot. Naast de blokkade zijn vooral de aanhoudende gevechten op de grond en de bombardementen vanuit de lucht alsmede de beschadigingen aan de infrastructuur er de oorzaak van dat (hulp)goederen niet hun eindbestemming bereiken.
Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen bijdragen aan de blokkade van Jemen? Zo ja, waarop baseert u dat?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Dijk over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine, is bekend dat de Egyptische marine sinds maart 2015 betrokken is bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Op welke wijze heeft u opheldering gevraagd of Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en of waarschuwingsschoten zijn afgevuurd richting Iraanse marineschepen? Wat werd geantwoord op uw navragen? Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd?
Nederland heeft zowel open als vertrouwelijke bronnen geconsulteerd, onder meer via de ambassade in Caïro, naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. De mediaberichten konden niet bevestigd worden.
Deelt u de opvatting dat het handhaven van een wapenembargo er niet toe mag leiden en dat het ook niet nodig is dat essentiële humanitaire hulp Jemen niet bereikt?
Het kabinet blijft bezorgd over de (humanitaire) gevolgen van de blokkade in Jemen en hecht er groot belang aan dat essentiële humanitaire hulp de burgers in Jemen bereikt. Tegelijkertijd is het handhaven van het wapenembargo van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen, wat een verdere verslechtering van de humanitaire situatie tot gevolg zou kunnen hebben.
Wat is uw reactie op de berichten dat de humanitaire situatie in Jemen blijft verslechteren, dat hulp voor Jemen wordt vertraagd door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en dat Jemen slechts 1 procent van de commerciële brandstofbehoeften heeft kunnen importeren in de maand september?3 Deelt u deze analyse van de situatie? Zo nee, waarom niet?
De humanitaire situatie in Jemen is uitermate zorgwekkend. Er zijn inmiddels meer dan 5.000 doden en meer dan 26.000 gewonden (WHO) te betreuren en het einde van de gevechten is nog altijd niet in zicht. De humanitaire situatie in Jemen is de afgelopen maanden snel verslechterd. Sinds de intensivering van de gevechten in maart is het aantal hulpbehoevenden met 33 procent gestegen van 15.9 miljoen naar 21.1 miljoen mensen (80 procent van de bevolking). Vooral in de kuststroken met hoge bevolkingsconcentraties is sprake van een noodsituatie. Humanitaire hulporganisaties breiden hun hulpoperaties uit, maar moeten opereren in extreem uitdagende omstandigheden.
Kunt u toelichten wat in de praktijk het effect is van de overeenkomst over een verificatiemechanisme voor commerciële import?
Het VN verificatie- en inspectiemechanisme houdt in dat de controle van binnenkomende schepen op wapens niet langer wordt uitgevoerd door de coalitie, maar door de VN. De verwachting is dat door invoering van het mechanisme schepen sneller kunnen worden gelost in de Jemenitische havens. Dat geldt zeker voor schepen met hulpgoederen, aangezien deze onder het mechanisme van inspectie zijn uitgezonderd. Het mechanisme is echter nog niet volledig operationeel. Bovendien is door de oorlogshandelingen een van de grootste havens van Jemen, de haven van Hudeidah, ernstig beschadigd geraakt. Aan het herstel van de infrastructuur en de capaciteit van de haven wordt hard gewerkt. De haven van Hudeidah gaat nu geleidelijk weer open.
Staat u nog altijd achter uw besluit om de vergunningen voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eqypte heeft een legitieme veiligheidsbehoefte voor wat betreft het bewaken van de zeegrenzen. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan de maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van deze vaarroutes is ook voor Nederland en de EU van belang. Een Nederlands radarsysteem kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzien in deze veiligheidsbehoeften. Het kabinet ziet geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Egypte op dit punt te wijzigen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg over Jemen dat gepland staat voor 4 november?
Ja.
Bosbranden voor palmolie in Indonesië. |
|
Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Indonesië brandt voor palmolie»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stappen die de overheid van Indonesië volgens de auteurs zet tegen het branden van bos en regenwoud voor palmolieplantages?
De omvang van het probleem met de branden is nog steeds enorm. Het is bemoedigend dat de overheid van Indonesië duidelijk stappen zet om het probleem aan te pakken, zoals ook uit het artikel blijkt. Indonesië heeft een eigen standaard in het leven geroepen voor duurzame productie op de palmolieplantages in de vorm van de Indonesian Sustainable Palm Oil (ISPO) criteria. Dit is vastgelegd in regelgeving en geeft de overheid een basis om op te treden.
Het is een positieve ontwikkeling dat grote spelers in de private sector zich op het gebied van palmolie committeren aan duurzame productie en grondstoffen voorziening, die ook verder gaat dan de ISPO criteria vereisen. We sporen de Indonesische autoriteiten aan, bijvoorbeeld in een gesprek met de Inspecteur-Generaal Landbouw op 12 oktober j.l., deze ruimte te gebruiken om sneller grotere stappen te zetten in het terugdringen van de bosbranden.
Kunt u aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen wat het Nederlandse beleid en een bedrijf als Unilever hebben bijgedragen aan deze «kentering», zoals de krant het recente optreden van de Indonesische overheid noemt?
Al in 2013 heb ik met mijn Indonesische collega van Handel een seminar in Jakarta georganiseerd rond ketenverduurzaming. Nederland ondersteunt via IDH en maatschappelijke organisaties als Solidaridad de verduurzaming van de productie van palmolie in Indonesië, inclusief die van kleine boeren. Ook is Nederland betrokken bij de kennisontwikkeling rond de productie op veengronden (grote boosdoeners bij de branden). Dit draagt bij aan een betere planning van het landgebruik, maar heeft ook de interesse gewekt van een groot concessie bedrijf om kwetsbare gebieden te kunnen ontzien bij de exploitatie. Daarnaast zet Nederland in op ondersteuning van de markttransformatie naar import van duurzame palmolie binnen de EU, o.a. via een conferentie rond de EU en Mondiale Waardenketens in december in Amsterdam, en bevorderen we kennisuitwisseling op dit thema met Chinese importeurs in China. China is wereldwijd de derde grootste importeur na India en Europa.
Een bedrijf als Unilever is van groot belang als voorloper en trend-setter bij de ketenverduurzaming van palmolie. Unilever heeft zich al vroeg gecommitteerd aan duurzame palmolie en dat is internationaal opgevallen, gezien de omvang van haar belang in de keten. Ook heeft Unilever zich ingezet om de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO) functioneel en internationaal geaccepteerd te krijgen. RSPO is een initiatief van bedrijven en maatschappelijk organisaties dat mondiaal de criteria bepaalt voor duurzame palmolie. Inmiddels voldoet 20% van de wereldproductie aan die norm. Unilever werkt, ook in Indonesië, aan het volledig in kaart brengen van de supply chain om op die manier de herkomst van palmolie als grondstof te kennen en vervolgens te kunnen monitoren. Dat wordt verder ondersteund door de samenwerking tussen Unilever en het World Resources Institute bij het programma Global Forest Watch, dat real-time informatie geeft over ontbossing en bosbranden.
Wat zijn de belangrijkste «lessons learned» van wat er vooraf ging aan de in vraag 3 genoemde «kentering»? En wat zijn de vervolgstappen om de levensgevaarlijke aswolken boven Borneo, Sumatra en in de verdere regio in de toekomst te voorkomen?
Het is zoals gezegd goed dat er regelgeving tot stand is gekomen in 2011 onder ISPO. Maar het is ook Indonesië bekend dat iedere regelgeving uiteraard betekenisloos is zonder handhaving.
Verder wordt 80% van de productie geëxporteerd. Het zal Indonesië niet ontgaan zijn dat in ieder geval in Europa en Noord-Amerika de marktvraag naar duurzaam geproduceerde palmolie is toegenomen. Grote bedrijven in verwerking en retail reageren daarop met de eisen die zij stellen aan hun grondstoffenleveranciers.
Niet onbelangrijk bovendien is dat er lokaal aanzienlijke gezondheidsschade optreedt door de aswolken, niet alleen in buurlanden, maar zeker ook voor de bevolking van Sumatra en Kalimantan zelf.
Om dergelijke aswolken in de toekomst te voorkomen zijn er, naast handhaving van de regelgeving, twee zaken van belang. Indonesië schat dat er 5 miljoen kleinschalige boeren betrokken zijn bij de productie van palmolie. De Indonesische autoriteiten moeten deze boeren helpen organiseren en betrekken in duurzame productie ketens via intensivering van die productie en vernieuwing van oude aanplant. Hun productie kan vaak meer dan verdubbeld worden op bestaand areaal. Dat is goed voor het inkomen van deze boeren en goed voor het milieu.
Ten tweede moedig ik de Indonesische autoriteiten aan open te staan voor de internationale marktontwikkelingen en bedrijven die zich verplichten aan duurzaamheidsmaatregelen en standaarden, nationaal (zoals de Indonesian Palm Oil Pledge, IPOP) en internationaal (zoals RSPO), de ruimte te geven deze ook in praktijk te brengen en daarin de kleinschalige boerenbedrijven te betrekken.
Hoe beoordeelt u de ambities van Unilever op het gebied van duurzame palmolie?
Ik beoordeel die ambities als positief.
Deelt u de mening dat deze aanpak ook in andere landen en sectoren kan worden ingezet? Bent u bereid om daar internationaal bondgenoten voor te zoeken? Zo ja, aan wie of wat denkt u concreet?
Het samenspel tussen publieke en private partijen, inclusief maatschappelijke organisaties, wordt al ingezet voor de verduurzaming van ketens in andere landen en sectoren. Voorbeelden zijn textiel in Bangladesh en Pakistan, cacao in Ghana en ook in Indonesië en soja in Brazilië. Nederland steunt ook de Tropical Forest Alliance (TFA2020), als initiatief van het World Economic Forum en het Consumer Goods Forum (grote multinationale ondernemingen), dat een push moet geven om in 2020 keten-gedreven ontbossing te stoppen. Met het Wereldnatuurfonds, IUCN, Solidaridad en UTZ worden vanaf volgend jaar nieuwe strategische partnerschappen uitgevoerd, die capaciteit bij lokale maatschappelijke organisaties voor ketenverduurzaming helpen versterken. Nederland zal samenwerking van partijen in verschillende ketens verder proactief promoten in voorbereiding op het Nederlandse EU voorzitterschap, o.a. via een high-level conferentie «EU and Global Value Chains» op 7 december in Amsterdam. Nederland verwelkomt meer EU beleidscoherentie tussen handel- en OS-beleid met een focus op IMVO.
Hoe verhouden de Nederlandse inspanningen zoals in Indonesië zich met overig beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, zoals de IMVO-convenanten?
Het beleid om te komen tot IMVO-convenanten heeft tot doel dat bedrijfssectoren en hun stakeholders tot concrete afspraken komen over de wijze waarop risico’s op schending van mensenrechten en milieu structureel worden weggenomen. Deze afspraken worden bij voorkeur vastgelegd in IMVO-convenanten en dragen daarmee bij aan de verdere verduurzaming van waardenketens. Bij het afsluiten van IMVO-convenanten wordt er rekening gehouden met en aangesloten op bestaande duurzaamheidsinitiatieven in sectoren. In de voedingsmiddelensector hebben de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en Centrum Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) het initiatief genomen om in dialoog met relevante stakeholders en in aanvulling op bestaande duurzaamheidsinitiatieven, zoals de Taskforce Duurzame Palmolie, een overkoepelend IMVO-convenant voedsel (waaronder palmolie) op te stellen waarin belangrijke sociale en ecologische thema’s worden uitgewerkt. Het gaat dan vooral om de uitvoering van due diligence en ketenverantwoordelijkheid volgens de OESO-richtlijnen verder te concretiseren en te stimuleren.
Het bericht “Roemenië voelt TTIP nu al” |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat het Canadese bedrijf Gabriel Resources haar gederfde winst wil verhalen op de Roemeense overheid, nadat Roemenië het besluit om goud te winnen annuleerde?1
Het idee van een rechtsstaat is dat iedereen zich mag verweren tegen overheidsbesluiten. Buitenlandse investeerders kunnen dat vaak zowel via de reguliere rechtsgang als via arbitrage doen. Of de claim slaagt, ligt nu ter beslissing voor aan een arbitrage tribunaal. Dat is toegestaan.
Deelt u de mening dat een dergelijke claim, die mogelijk op kan lopen tot 4 miljard euro, een enorme impact heeft op de Roemeense Rijksbegroting?
Ja.
Begrijpt u dat de bevolking ernstige bezwaren heeft tegen het plan omdat «inwoners moeten wijken voor een meer vol gif» terwijl «de mijn over 15 jaar leeg is en de natuur verwoest»?
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke claims de kans op «regulatory chill» versterken (c.q. dat overheden terughoudend worden om nieuwe regels te maken vanwege het risico van een rechtszaak)?
Nee. In investeringsverdragen worden afspraken gemaakt over een minimum bescherming. Bijvoorbeeld dat onteigening is toegestaan, mits dit gebeurt in het publieke belang, met rechtswaarborgen omkleed, zonder discriminatie wordt toepast en een redelijke schadevergoeding wordt betaald. Dit is niet anders in het Nederlands recht. Het doel daarvan is investeerders te beschermen tegen ongerechtvaardigd en willekeurig overheidshandelen. Het gaat dus niet om wat het onderwerp van overheidsingrijpen is, maar om hoe deze wordt ingevoerd. De beste garantie tegen ongerechtvaardigde claims is juist het voeren van zorgvuldig overheidsbeleid.
Hoe oordeelt u over het feit dat het bedrijf Gabriel Resources gebruik maakt van een handelsverdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Roemenië via een dochterbedrijf op Jersey om de Roemeense staat aan te klagen? Is dit een vorm van treaty shopping volgens u? Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke praktijk is? Welke waarborgen zijn er opgenomen in de vrijhandelsverdragen van de EU met Canada (CETA) en de VS (TTIP) om treaty shopping te voorkomen?
De bedrijfsstructuur van dit bedrijf is mij niet bekend. Het is de wens van het kabinet om bedrijven zonder substantiële bedrijfsactiviteiten uit te sluiten van investeringsbescherming. Dit is onder andere aangegeven in de Kamerbrief van 25 juni 2014 in reactie op de motie Van Ojik en in reactie op uw Kamervragen met het kenmerk 2015Z11781. In CETA is de definitie van investeerder in art. X.3 opgenomen en in TTIP zal dit ook worden gedaan.
Bent u ervan op de hoogte dat er diverse voorbeelden zijn van West-Europese bedrijven die Oost-Europese staten op een vergelijkbare manier aanklagen? Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke praktijk is? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan, zowel op nationaal als Europees niveau?2
Het kabinet vindt dat het een cruciaal onderdeel van de rechtsstaat is dat iedereen zich mag en kan verweren tegen een overheidsbesluit, in Nederland en daarbuiten.
Kunt u een overzicht geven van lopende arbitragezaken binnen Europa, en daarbij onderscheid maken tussen Europese en buiten Europa gevestigde bedrijven die een zaak aanspannen? Kunt u daarbij aangeven of het moeder- of dochterbedrijven betreft, en van welke handelsverdragen daarbij gebruik wordt gemaakt?
Alle bekende informatie is verwerkt in de studies van het CPB en de UNCTAD, die zijn bijgevoegd bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Thieme met het kenmerk 2015Z05826.
Welke parallellen ziet u tussen de Roemeense casus en de scenario’s die zich kunnen voordoen onder TTIP en CETA? Kan een zaak als deze met de ISDS-clausule in CETA op dezelfde wijze worden aangespannen? Indien nee, wat zijn de verschillen? Welke les trekt u uit deze casus?
Het doel van investeringsbescherming blijft hetzelfde: bescherming tegen ongerechtvaardigd overheidsgrijpen. Er moet de garantie zijn dat overheden legitiem beleid kunnen maken om publieke belangen te beschermen. Maar overheden moeten op een behoorlijke en betrouwbare manier besturen.
In de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voor investeringsbescherming in TTIP wordt de beleidsvrijheid voor overheden expliciet vastgelegd in een verdragsartikel. Daarnaast kunnen alleen bedrijven met een substantiële bedrijfsactiviteit gebruik maken van de geboden investeringsbescherming. Ook wordt een investeringshof voorgesteld. Dat betekent o.a. dat de zaak zal worden toegewezen aan onafhankelijke rechters en de verliezende partij in beroep kan gaan.
Deze casus bevestigt de Nederlandse inzet om het traditionele regime van investeringsbescherming te verbeteren en te vernieuwen. We presenteren nu een nieuw model dat de belangen van staten en investeerders in evenwicht brengt.
Deelt u de opvatting «Met het huidige systeem houden we een too-big-to-fail systeem voor multinationals»? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de kabinetsreactie op het AIV-rapport (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1516) wordt een historisch overzicht van de investeringsverdragen gegeven. Investeringsverdragen zijn juist in het belang van het MKB. Voordat deze verdragen werden afgesloten, waren investeerders afhankelijk van diplomatieke bescherming of van nationale procedures, die helaas niet overal onpartijdig zijn.
Waarom verkiest u arbitrage via ISDS of een Investeringshof in plaats van te kiezen voor de reguliere rechtsgang? Acht u het in het kader van de slimme overheid niet veel zinniger als staten zelf de expertise in huis halen om de nationale rechtsgang te bevorderen indien een bedrijf een zaak wil aanspannen tegen een land?
Het kabinet verkiest investeringsarbitrage of een investeringshof niet boven de reguliere rechtsgang. Integendeel, in principe zouden investeringsverdragen overbodig moeten zijn omdat nationale rechtssystemen overal voldoende waarborgen bieden aan nationale en buitenlandse investeerders. Helaas is dit niet de realiteit.
Gebrekkige transparantie rond het TTIP-verdrag |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Streit über Freihandelsabkommen: USA verweigern deutschen Abgeordneten Zugang zu TTIP-Dokumenten»?1
Het artikel beschrijft dat er binnen het Duitse parlement aandacht is voor de noodzaak van transparantie over de TTIP-onderhandelingen. Dat standpunt delen het Nederlandse kabinet en het parlement ook. Het is goed dat dit artikel daar nogmaals aandacht voor vraagt.
Klopt het dat de Duitse ambtenaren wel, maar de Duitse parlementsleden geen toegang hebben tot de Amerikaanse TTIP-onderhandelingsteksten? Geldt hetzelfde voor Nederlandse ambtenaren?
Nee, dat is onjuist. De Amerikaanse onderhandelingsteksten zijn alleen toegankelijk voor de Europese Commissie. Ambtenaren van lidstaten hebben geen toegang tot deze teksten. De terughoudendheid van de Amerikanen is een zorgpunt dat het kabinet al eerder heeft benoemd (Kamerstuk 2015Z15084; Kamerstuk 21 501-02, nr. 1507).
Het artikel doelt op de geconsolideerde teksten van hoofdstukken waarvoor zowel de EU als de VS een tekstvoorstel hebben gedaan. Die tekstvoorstellen zijn in te zien voor ambtenaren van lidstaten en voor leden van het comité voor internationale handel (INTA) in het Europees parlement, te weten de voorzitter, de vicevoorzitters en de coördinatoren van alle politieke fracties. Voorzitters en rapporteurs van andere Comités kunnen de geconsolideerde tekstvoorstellen inzien als het voor hen relevante onderwerpen betreft.
Wat vindt u ervan dat de voorzitter van de Bundestag (dhr. Norbert Lammert), voorzitter van de Europese Commissie Juncker op het matje roept en zich inspant om Duitse parlementariërs voortaan inzage te geven in de geconsolideerde onderhandelingsteksten? Gaat u dat ook bepleiten?
Het is goed dat de Bundestag zelf het initiatief neemt om met de Europese Commissie in gesprek te gaan. Uw Kamer kan een soortgelijk initiatief ontplooien. Zelf bepleit ik het belang van transparantie ook steeds bij de Europese Commissie.
Herinnert u zich uw uitspraak over een TTIP-document van de Europese Commissie dat slechts in de Brusselse beveiligde leeskamer te lezen was: «De Kamerleden hebben helemaal gelijk. We voeren hier gezamenlijk oppositie tegen de Commissie»? Is die uitspraak ook van toepassing op de geconsolideerde onderhandelingsteksten waarvan het Duitse parlement stelt dat ze openbaar moeten worden gemaakt?2
Het kabinet is van mening dat nationale parlementariërs inzage moeten kunnen krijgen in de geconsolideerde onderhandelingsteksten.
Mijn uitspraak betrof de beperking van de toegang tot het verslag van de 10e onderhandelingsronde. Die beperking is onwerkbaar, zoals ook toegelicht in de de beantwoording van Kamervragen (Kamerstuk 2015Z15084) die op 18 september 2015 aan uw Kamer is gestuurd. De toegang is daarmee ook voor uw Kamer bemoeilijkt, aangezien het genoemde verslag nu alleen nog maar in Brussel in de leesruimte in te zien is. Wel is het positief dat ook nationale parlementariërs het genoemde verslag in deze leesruimte kunnen inzien, en ik heb begrepen dat vanuit uw Kamer al gebruik is gemaakt van deze mogelijkheid.
Deelt u de mening dat nationale parlementen en regeringen gezamenlijk moeten optrekken om meer openheid over de TTIP-onderhandelingen te krijgen bij de Europese Commissie? Bent u bereid om hierin gezamenlijk op te trekken met uw Duitse collega’s?
Het kabinet voelt zich in het afgelopen jaar zeer gesteund door uw Kamer bij het bepleiten van meer transparantie. Ook Duitsland heeft hier met Nederland en andere lidstaten voor gepleit. Het is daarom positief dat de Europese Commissie gehoor heeft gegeven aan deze oproep en veel meer onderhandelingsdocumenten heeft gepubliceerd.
Wat vindt u ervan dat parlementsleden naar een geheime leeskamer in Brussel moeten gaan om inzage te krijgen in de onderhandelingsteksten? Deelt u de mening dat dit bijdraagt aan de schimmigheid rond de TTIP-onderhandelingen?
Het gaat hier om het inzien van het verslag van de 10e onderhandelingsronde. De overige vertrouwelijke documenten die met lidstaten gedeeld worden, kunnen Kamerleden op verzoek vertrouwelijk inzien, zoals herhaald in de beantwoording van Kamervragen op 18 september jl. (Kamerstuk 2015Z15084). Overigens zijn de meeste onderhandelingsdocumenten van de EU-zijde online beschikbaar.3
Wat onderneemt u tegen de gebrekkige transparantie rond de TTIP-onderhandelingen?
Gedurende het verloop van de onderhandelingen is mede door druk van Nederland de transparantie vanuit de Europese Commissie enorm toegenomen. Dit wordt ook bevestigd door het Europees parlement. De Europese volksvertegenwoordigers noemen de TTIP-onderhandelingen de meest transparante onderhandelingen ooit4 (referentienummer: 20150224BKG25024).
Zoals in antwoord op vraag 4 gesteld, steunt het kabinet de lijn dat nationale parlementsleden ook vertrouwelijk toegang moeten krijgen tot de leesruimtes voor de geconsolideerde onderhandelingsteksten.
Steunt u de internationale actiedag tegen TTIP op 10 oktober a.s. in Amsterdam? Zo nee, waarom niet?3
Het is belangrijk dat het maatschappelijk debat over deze onderhandelingen plaatsvindt. Ik vind een gesprek daarover een beter middel dan een demonstratie.
De misstanden op en rondom Indiase theeplantages |
|
Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de schrijnende conclusies uit het onderzoek «The bitter stories behind the UK national drink», die door het Britse BBC News en Radio 4’s File on Four op 8 september jl. zijn gepubliceerd?1 2
Ja.
Bent u op de hoogte van de misstanden op en rondom de theeplantages in het noordoosten van India, waar onder andere Unilever inkoopt? Zo ja, sinds wanneer?
Ja, sinds de publicatie van verschillende artikelen over het bovengenoemde onderzoek.
Wat is uw oordeel over de reactie van Unilever op het onderzoek, dat ondanks de door Unilever doorgevoerde verbeteringen er nog veel moet gebeuren?
Unilever erkent de problemen en het feit dat het langdurige processen zijn om, in nauwe samenwerking met haar partners in de keten, verbeteringen door te voeren en te laten beklijven. Unilever heeft laten zien met toewijding en lange adem te werken aan het tegengaan van misstanden in hun toeleveringsketen. Dit soort onderzoeken houdt Unilever en andere bedrijven scherp. Certificering door vrijwillige duurzaamheidsstandaarden zoals Rain Forest Alliance, kan echter geen 100% zekerheid bieden voor uitsluiting van misstanden. Binnen ISEAL-verband werken keurmerken zoals Rain Forest Alliance aan continue verbetering van hun standaard en verificatie. Het feit dat onlangs een groot keurmerk de certificering van een aantal grote Indiase plantages heeft ingetrokken laat zien dat dit zelfcorrigerende mechanisme werkt.
Op welke wijze kunt u met multinationals als Unilever dergelijke mensonterende misstanden, waaronder kinderarbeid, gebrek aan hygiëne en het ontbreken van een leefbaar loon, aanpakken? Kunt u daarbij, zoals uw beleid voorschrijft aan de hand van de OESO-richtlijnen, toelichten waar volgens u de verantwoordelijkheid van het bedrijf en die van de Nederlandse overheid elkaar raken?
Ondernemingen en overheden hebben verschillende verantwoordelijkheden op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Wanneer een onderneming een risico op het veroorzaken van een ongunstig effect in de context van haar toeleveringsketen identificeert behoort zij de noodzakelijke stappen te ondernemen om dat effect af te wenden of te voorkomen. Overheden hebben de verantwoordelijkheid bescherming te bieden tegen mensenrechtenschendingen door derde partijen binnen het eigen territorium en jurisdictie. De Nederlandse overheid kan andere overheden op deze verantwoordelijkheid aanspreken.
Om misstanden in internationale productieketens aan te pakken streeft de Nederlandse overheid naar IMVO-convenanten binnen de Nederlandse sectoren met grote IMVO-risico’s in de productieketen. De voedingsmiddelensector is één van deze sectoren. Deze sector zet momenteel de eerste stappen om, aanvullend op bestaande duurzaamheidsinitiatieven in de sector, in samenwerking met IDH en in dialoog met relevante stakeholders, een overkoepelend convenant op te stellen waarin belangrijke sociale en ecologische thema’s worden uitgewerkt.
De structurele problemen in de Indiase theesector hebben verschillende oorzaken. Om deze problemen effectief te kunnen aanpakken is samenwerking tussen alle relevante partijen, te weten de Indiase overheid, theeproducenten, het (internationale) bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, vereist. Het IMVO-convenant van de voedingsmiddelensector kan daaraan mogelijk bijdragen.
Welke rol en verantwoordelijkheid hebben lokale spelers, waaronder de Indiase overheid wiens wet volgens het onderzoek wordt ondermijnd?
Lokale spelers hebben vanzelfsprekend een grote rol. Zo hebben lokale werkgevers de plicht te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden voor hun werknemers en heeft de lokale overheid de plicht te zorgen voor een goede naleving van wetgeving op dit terrein. In de praktijk ontbreekt het echter vaak aan voldoende implementatie en naleving van wetgeving.
Vindt u dat de Nederlandse overheid afdoende zicht heeft op de mate waarin Nederlandse multinationals de OESO-richtlijnen naleven in hun productieketens? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om daar meer inzicht in te krijgen?
Nederlandse multinationals kunnen nog stappen zetten ten aanzien van transparantie over de naleving van de OESO-richtlijnen. Vanuit de overheid wordt dit via verschillende maatregelen gestimuleerd. De overheid zet zich in voor de eerder genoemde IMVO-convenanten. Binnen deze convenanten maken bedrijfssectoren in multi-stakeholderverband afspraken over hoe IMVO-risico’s aangepakt en voorkomen kunnen worden. Hierbij wordt het SER advies «IMVO-convenanten» gevolgd, dit advies stelt dat transparantie één van de kernelementen is voor een effectief IMVO-convenant.
Verder stimuleert de overheid transparantie over MVO met de Transparantiebenchmark. Deze meet jaarlijks de transparantie in (maatschappelijke) verslaggeving van circa 500 van de grootste in Nederland actieve bedrijven. Hieraan is de Kristalprijs gekoppeld, die in samenwerking met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) wordt uitgereikt voor het beste verslag. Uit de evaluatie (2013) is gebleken dat de Transparantiebenchmark een effectief en kostenefficiënt instrument is dat bijdraagt aan een toename van de transparantie in maatschappelijk verslaglegging en bij de helft van de onderzochte bedrijven bijdraagt aan een beter MVO-beleid.
Tot slot zal de EU-richtlijn over de bekendmaking van niet-financiële informatie (richtlijn 2014/95/EU) grote organisaties van openbaar belang (beursvennootschappen, banken en verzekeraars) met meer dan 500 werknemers verplichten (volgens het pas toe of leg uit principe) te rapporteren over hun beleid ten aanzien van milieu, mensenrechten, sociaal beleid, corruptie en omkoping. Zij kunnen hierbij gebruik maken van de OESO-richtlijnen. Uiterlijk 6 december 2016 moet deze EU-richtlijn zijn uitgewerkt in nationale regelgeving. Naar schatting zullen circa 115 Nederlandse organisaties onder deze verplichting vallen.
Daarnaast heeft de Nederlandse overheid overeenkomstig de OESO-richtlijnen een Nationaal Contactpunt (NCP) ingesteld waar personen, maatschappelijke organisaties of bedrijven terecht kunnen met meldingen over de toepassing van deze richtlijnen. Wanneer een melding ontvankelijk wordt verklaard, helpt het NCP bij het vinden van een oplossing. De uitkomst van een procedure wordt openbaar gemaakt. Op die manier wordt ook via dit kanaal bijgedragen aan inzicht over naleving van de OESO-richtlijnen.
ISDS in het CETA-verdrag met Canada |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Malmström weigert verdrag met Canada aan te passen»?1
Hoe oordeelt u over het feit dat Eurocommissaris Malmström niet van plan is om de verouderde ISDS-clausule in het CETA-verdrag met Canada te moderniseren?
Hoe rijmt u dit met het feit dat de ISDS-clausule in het TTIP-verdrag met de VS wel wordt hervormd? Is het niet vreemd om ISDS wel in TTIP, maar niet in CETA te hervormen?
Erkent u dat het risico bestaat dat Amerikaanse bedrijven met filialen in Canada alsnog gebruik kunnen maken van de omstreden ISDS-clausule in CETA? Wat onderneemt u om dit te voorkomen?
Nee, alleen bedrijven met substantiële bedrijfsactiviteiten kunnen gebruik maken van de in het CETA-verdrag geboden bescherming.
Klopt het dat Eurocommissaris Malmström het CETA-verdrag mogelijk alsnog wil aanpassen als het verdrag eenmaal in werking is getreden, dus na ratificatie? Erkent u dat de kans van slagen daarop uiterst ongewis is?
Nu het verdrag is uit onderhandeld, vindt er juridische revisie plaats. In deze fase is het mogelijk beperkte technische aanpassingen voor te stellen, waardoor het investeringshoofdstuk verder afgestemd kan worden in lijn met de recente ontwikkelingen in het TTIP-debat. Dit is overeenkomstig de antwoorden van Commissaris Malmström in reactie op schriftelijke vragen van Europarlementariër Da Masi2 en met mijn antwoorden op voornoemde schriftelijke vragen van de leden Jan Vos en Kerstens.
Waarom is het proces van «legal scrubbing» van het CETA-verdrag niet reeds afgerond in juli, zoals eerder aangekondigd? Wanneer verwacht u dat het verdrag aan het Europees parlement wordt gezonden?2
Zoals aangeven in het antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Ojik over het opnemen van een investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme in CETA (Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 1331), is de ondertekening van het CETA-verdrag voorlopig uitgesteld tot de tweede helft van 2016. Voor die tijd vindt juridische revisie plaats, waarbij de mogelijkheid bestaat om technische aanpassingen voor te stellen om het investeringshoofdstuk in CETA in lijn te brengen met ontwikkelingen in TTIP. Beide verdragspartijen zullen hiermee moeten instemmen. Er is nog geen uniform EU-standpunt in TTIP ingenomen en dit is de reden waarom de juridische revisie van CETA meer tijd vergt. Zodra de juridische revisie is afgerond, zal het akkoord vertaald worden in alle officiële talen en zal de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit nemen tot ondertekening. Daarna zal het akkoord ter goedkeuring aan het Europees parlement worden aangeboden.
Wordt het CETA-verdrag ook aan de nationale parlementen voorgelegd? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie heeft het Hof van Justitie gevraagd uitspraak te doen over de aard van het EU-Singapore verdrag. De uitspraak van het Hof van Justitie over dit verdrag is ook van belang bij het bepalen van het karakter van het CETA-verdrag. Nederland en veel andere lidstaten zijn van mening dat het EU-Singapore verdrag en het CETA-verdrag gemengde akkoorden zijn. Dat betekent dat de verdragen na ondertekening door alle verdragspartijen ter goedkeuring zullen worden voorgelegd aan de nationale parlementen. Op initiatief van uw Kamer hebben de parlementen op 25 juni 2014 dit verzoek ook voorgelegd aan de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat het CETA-verdrag – net als TTIP – maximale democratische inspraak verdient? Op welke manier gaat u hiervoor zorgen?
Ja, zoals uiteen gezet in de Kamerbrief 31 985, nr. 23 zal er met uw Kamer worden gedebatteerd over ondertekening en voorlopige toepassing van het akkoord voordat het kabinet hierover beslist. Na de ondertekening door alle verdragspartijen zal de regering het verdrag op de gebruikelijke wijze aan het parlement ter goedkeuring voorleggen.
Het niet aanpassen van de ISDS-clausule in het handelsverdrag met Canada, genaamd CETA |
|
John Kerstens (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Eurocommissaris Cecilia Malmström niet bereid is de ISDS-clausule in het CETA-verdrag met Canada aan te passen?1
Ik heb kennisgenomen van de artikelen waarin beweerd wordt dat de Eurocommissaris dit gezegd zou hebben.
Wat is uw oordeel over de opvatting van de Eurocommissaris?
Deze berichtgeving is gebaseerd op de beantwoording van de schriftelijke vragen van Europarlementariër Da Masi.2 Daarin geeft Eurocommissaris Malmström aan dat in CETA de nieuwe aanpak van investeringsbescherming en het daarbij horende geschillenmechanisme is opgenomen. Zij geeft aan de CETA onderhandelingen niet meer te willen heropenen, maar in overleg met de Canadezen het investeringshoofdstuk verder af te willen stemmen in lijn met de recente ontwikkelingen in het TTIP debat, bijvoorbeeld via technische aanpassingen. Dit is in lijn met het eerdere standpunt hierover van de Commissie en wordt gesteund door Nederland.
Meent u dat het brede EU-debat over ISDS, waarover u schrijft in uw antwoorden op eerdere vragen, voldoende wordt gevoerd? Zo nee, welke verbeterpunten ziet u?2
Ik constateer dat in Nederland en andere landen een kritisch, breed-maatschappelijk debat over investeringsbescherming wordt gevoerd door vele stakeholders en verwelkom dit debat. Op 4 mei jl. heeft Eurocommissaris Malmström haar voorstellen voor modernisering van het investeringshoofdstuk in TTIP gepresenteerd, gebaseerd op eerdere voorstellen van Nederland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Zweden en Denemarken. Zoals ik heb aangegeven in de aanbiedingsbrief met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel (RBZ) van 7 mei 2015 met het kenmerk 2015.238263, sluiten deze voorstellen nauw aan op het Nederlandse standpunt en geven een goed en evenwichtig beeld van het debat waarbij goed is geluisterd naar de zorgen die spelen. In reactie op de resolutie van het Europees parlement over een nieuw systeem dat het traditionele private arbitragesysteem moet vervangen (A8–0175/2015), heeft de Eurocommissaris ook aangegeven dat hiernaar geluisterd zal worden. Uit het op 16 september gepresenteerde voorstel voor een Investment Court System blijkt dat de Europese Commissie vergaande verbetervoorstellen doet,4 waarbij er een permanent tribunaal en beroepsmechanisme met benoemde rechters ingesteld zal worden en het recht op beleidsvrijheid van lidstaten wordt gegarandeerd. Deze voorstellen zijn in lijn met de Nederlandse inzet, zoals ik in de brief van 25 juni 2014 in reactie op de motie van Ojik (Kamerstuk 21 501-02-1397) heb aangegeven en voldoen aan de resolutie van het Europees parlement.
Hoe oordeelt u over het voornemen van de Commissie om CETA in 2016 in werking te laten treden met de huidige ISDS-clausule, terwijl er momenteel hard wordt gewerkt aan een alternatief voor ISDS binnen het handelsverdrag met de VS (TTIP)?
De voorstellen die Nederland met een aantal EU-lidstaten hebben gedaan voor vernieuwing van het mechanisme voor investeringsbescherming in TTIP zijn van belang voor alle verdragen die afspraken over investeringsbescherming bevatten, dus ook voor CETA.
CETA bevat al vernieuwingen. Zo zijn er specifieke bepalingen opgenomen over transparantie in arbitrageprocedures, worden oneigenlijke (frivole) claims uitgesloten, wordt voorzien in een vaste lijst van arbiters en een gedragscode en zullen verdragspartijen de mogelijkheid van een beroepsprocedure nader uitwerken. Verder wordt de beleidsruimte van overheden gegarandeerd.
Zoals hierboven (zie vraag 1) aangegeven geeft de Europese Commissie aan de CETA-onderhandelingen niet te willen heropenen, maar in overleg met Canada het investeringshoofdstuk verder af te stemmen in lijn met de recente ontwikkelingen in het TTIP-debat. Dit vereist niet dat de onderhandelingen heropend worden, maar kan via technische aanpassingen in de juridische revisie gedaan worden. Deze aanpak is in lijn met het eerdere standpunt hierover van de Commissie. Nederland steunt deze aanpak. Als het proces van juridische revisie is afgesloten, zal het akkoord ter goedkeuring en ondertekening worden voorgelegd aan de
Raad en zal het ook moeten worden goedgekeurd door het Europees parlement.
Bent u bereid de Commissie te verzoeken de CETA-onderhandelingen aangaande ISDS te heropenen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Indien het huidige CETA-verdrag doorgang vindt in het Europees parlement, wat betekent dit dan volgens u voor de onderhandelingen over TTIP? Zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de inzet van de Europese Commissie om ISDS aan te pakken sterk in geloofwaardigheid afneemt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit te voorkomen?
De voorstellen van de Europese Commissie beogen een nieuwe standaard te zetten voor alle lopende en toekomstige EU-investeringsonderhandelingen. Voordat CETA ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Europees parlement, is er ruimte om het investeringshoofdstuk verder af te stemmen. De Canadese regering weet dat het debat over ratificatie door het Europees parlement nog plaats moet vinden en dat gekeken zal worden welke elementen in dat proces geïncorporeerd kunnen worden in de tekst. Ik kan me overigens niet voorstellen dat Canada niet open staat voor verdere verbeteringen.
De mogelijke gevolgen van het Trans-Atlantic Trade and Investment Partnerschip (TTIP) voor het beleid rond medicijnen en medische hulpmiddelen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het position paper van de Europese overkoepelende organisatie van consumentenorganisaties (BEUC) over het TTIP en gezondheidszorg?1
Ja.
Deelt u de mening van de BEUC dat Europese nationale overheden volledige autonomie moeten behouden met betrekking tot het in het publieke belang nemen van besluiten rond prijs en vergoeding van genees- en hulpmiddelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe staat u tegenover de wens vanuit de farmaceutische industrie om de transparantie over onderzoek naar medicijnen te begrenzen (12 jaar gegevensexclusiviteit voor biologicals), zoals uit de uitgelekte wensenlijst van de farmaceutische industrie zou blijken?2 3
TTIP is een belangrijke overeenkomst voor Nederland voor wat betreft de internationale handel. Ten aanzien van de intellectuele eigendomsrechten (waaronder het octrooirecht dat over de verlening van patenten gaat) zijn er nog geen concept onderhandelingsteksten beschikbaar. In het onderhandelingsmandaat4 dat de Commissie van de lidstaten heeft gekregen worden op het vlak van intellectuele eigendomsrechten alleen de geografische aanduidingen expliciet genoemd. De Commissie heeft aangegeven op de andere onderdelen van intellectueel eigendom zeer terughoudend te zijn. Bij consultaties met lidstaten zal Nederland, net als andere lidstaten, erop aandringen dat de Commissie binnen haar mandaat blijft.
Deelt u de mening van de BEUC dat door het beleid van de European Medicines Agency (EMA) rond de publicatie van en toegang tot klinische onderzoeksgegevens, Europa voorop loopt met betrekking tot transparantie? Deelt u de mening dat afspraken in het kader van het TTIP deze hoge standaard niet mogen schaden?
Ja, Nederland is voorstander van grotere transparantie ten aanzien van onderzoeksgegevens en registraties in plaats van beperking daarvan.
Hoe staat u tegenover de wens van de farmaceutische industrie om in het handelsverdrag afspraken op te nemen over intellectueel eigendom, waardoor generieke medicijnen in verdragslanden niet toegestaan zijn, zolang er nog discussie is over patenten, zoals blijkt uit uitgelekte conceptteksten rond het TTIP?4
De uitgelekte teksten waarnaar u verwijst, gaan niet over TTIP. De website Politico claimt dat dit een hoofdstuk is uit de onderhandelingen van het handelsverdrag tussen de VS en 11 andere landen, het Trans-Pacific Partnership. Voor de inzet in TTIP wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat het uitbreiden van de bescherming van intellectueel eigendom, waardoor patenten verlengd worden, en generieke medicijnen minder snel op de markt komen, tot aanzienlijk hogere kosten voor geneesmiddelen kan leiden? Op welke wijze zal bijvoorbeeld het preferentiebeleid hieronder te lijden hebben?5
Met bescherming van intellectueel eigendom wordt beoogd een evenwicht te vinden tussen beloning voor gedane onderzoeksinvesteringen en het beschikbaar komen van de resultaten daarvan voor anderen. Zowel een te grote beperking als een te ruime bescherming van intellectueel eigendom kan nadelig zijn voor dat evenwicht en voor de beschikbaarheid van medicijnen. In zijn algemeenheid geldt dat een ruime beschikbaarheid van generieke geneesmiddelen een prijsdrukkend effect heeft.
Deelt u de mening van de BEUC dat het TTIP geen uitbreiding van de bescherming van intellectueel eigendom voor farmaceuten mag inhouden? Zo nee, waarom niet?
Voor dat antwoord wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze zet u zich in om er voor te zorgen dat er geen afspraken in het TTIP zullen worden gemaakt, waardoor het moeilijker wordt generieke geneesmiddelen op de Europese markt te brengen? Bent u bereid hierover in contact te treden met de Europese Commissie? Op welke wijze houdt u de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen?
Nederland is, net als andere lidstaten, nauw betrokken bij de onderhandelingen die de Europese Commissie voert. Als er nieuwe EU-tekstvoorstellen komen, dan worden die met de lidstaten besproken.
Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven, dringt Nederland aan op terughoudendheid als het gaat om afspraken over intellectueel eigendom.
Er zijn echter nog geen tekstvoorstellen over dit onderwerp gedaan. Wel heeft de Europese Commissie in een openbaar factsheet7 aangegeven dat er geen afspraken gemaakt worden die de bestaande balans tussen de belangen van bedrijven en burgers kan verstoren.
De Tweede Kamer vergadert vier keer per jaar over buitenlandse handel in de Algemene Overleggen (AO’s) voorafgaand aan elke (informele) Raad Buitenlandse Zaken over Handel in Brussel. Er is de afgelopen twee jaar in deze AO’s steeds over TTIP gesproken. De laatste overleggen vonden plaats op 11 maart, 9 april en 30 april. Op 30 september 2014 is een AO geheel gewijd aan TTIP en op 7 oktober jongstleden is ook een AO over TTIP in de Tweede Kamer gehouden. Door middel van moties geeft de Kamer een oordeel over de beleidsinzet van het kabinet.
Kunt u uw toezegging tijdens het Algemeen overleg EU-Gezondheidsraad van 17 juni jl. bevestigen dat in de TTIP-onderhandelingen het Nederlandse gemengde stelsel (privaat stelsel met publieke randvoorwaarden) op dezelfde wijze behandeld wordt als de zorgstelsels die publiek zijn, en dus uitgesloten wordt van de onderhandelingen?
In TTIP komt, zoals in alle EU vrijhandelsverdragen, een algemene bepaling die publieke diensten uitzondert van nieuwe verplichtingen in het vrijhandelsverdrag. Het staat de EU en lidstaten vrij om zelf te bepalen welke diensten zij als «publiek» beschouwen en zij hebben de vrijheid deze diensten in te richten zoals zij zelf willen, ook in de toekomst.
Daarnaast heeft de Commissie in Annex II van het voorstel voor het dienstenhoofdstuk een additionele uitzonderingsbepaling opgenomen. Het gaat daarbij om «alle gezondheidsdiensten die publieke financiering of enige vorm van ondersteuning van de Staat ontvangen».
Het kabinet bestudeert nog of het noodzakelijk is meer bepalingen op te nemen, zodat het Nederlandse zorgstelsel op gelijke wijze wordt uitgezonderd als geheel publieke zorgstelsels. Mocht dit het geval zijn, dan zullen we dat ook in de tekst opgenomen willen zien. In lijn met het antwoord op vraag 8 zal de Kamer op de hoogte worden gehouden van nieuwe ontwikkelingen.
Op welke wijze heeft u de zorgen die de Kamer tijdens het Algemeen overleg EU-Gezondheidsraad van 17 juni jl. overgebracht aan de mensen die betrokken zijn bij het TTIP en de onderhandelingen?
De Nederlandse inbreng voor de TTIP-onderhandelingen wordt in de Raad Buitenlandse Zaken Handel overgebracht aan de Europese Commissie en de andere lidstaten. Daarnaast is er op ambtelijk niveau continu contact met de Europese Commissie over de verschillende zorgen en belangen die Nederland in TTIP heeft.
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de brief over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van ruim 34 miljoen euro voor de uitvoer via Frankrijk van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Kunt u aangeven welke rol de Egyptische marine specifiek speelt met betrekking tot het conflict in Jemen en daarbij aangeven of het waar is dat de Egyptische marine betrokken is bij de maritieme blokkade van Jemen? Klopt het dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en dat waarschuwingsschoten zijn gevuurd richting Iraanse marineschepen?2
Sinds maart 2015 is de Egyptische marine betrokken bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Nederland heeft via verschillende kanalen navraag gedaan naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. Op basis van de hieruit opgedane informatie kan het kabinet niet opmaken dat vanaf Egyptische schepen doelen in of voor de kust van Jemen zijn beschoten.
Deelt u de grote zorgen van onder meer hulporganisaties betreffende de ernstige gevolgen van de blokkade van Jemen door de coalitielanden onder leiding van Saudi-Arabië? Zo nee, waarom niet?3
Het kabinet deelt de zorgen over de gevolgen van de blokkade voor de humanitaire situatie in Jemen. Los van de blokkade is de humanitaire situatie in Jemen zeer ernstig. Tegelijkertijd speelt deze blokkade een belangrijke rol om het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen te handhaven (VNVR resolutie 2216 van 14 april 2015). Het handhaven van dit wapenembargo is belangrijk om te voorkomen dat nog meer wapens het land in komen. Dit moet wel op proportionele wijze gebeuren.
Het kabinet verwelkomt daarom de overeenkomst die de VN en de Jemenitische regering hebben bereikt over een verificatiemechanisme voor commerciële import. Dit mechanisme vergemakkelijkt de controle op schepen, zodat humanitaire hulpgoederen sneller het land in kunnen komen. Als het mechanisme eind september geïmplementeerd is, worden alleen nog verdachte schepen gecontroleerd.
Ziet u naar aanleiding van het hierboven gevraagde reden de afgegeven vergunning voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het kabinet blijft bezorgd over de gevolgen van de blokkade in Jemen, waaraan de Egyptische marine deelneemt, maar het handhaven van het wapenembargo is van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen. Daarnaast voorziet de Egyptische marine in een legitieme veiligheidsbehoefte: zij bewaakt de grenzen en draagt bij aan maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van de vaarroutes is ook voor de EU en Nederland van belang. Een Nederlands radarsysteem kan daarbij bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen.
De Egyptische veiligheidsbehoefte bleek opnieuw toen op 16 juli jl. een Egyptisch marinefregat aangevallen werd door een militante organisatie gelieerd aan ISIS. Verschillende mariniers raakten gewond toen het schip in brand vloog. Dit soort aanvallen van terroristen op Egyptische marineschepen zijn zorgwekkend en tonen de noodzaak aan van een goed beveiligde Middellandse Zee en terreurbestrijding in de Sinaï.
Het achterhouden van TTIP-documenten |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Tweede Kamer geen toegang meer tot TTIP-documenten»?1
Eind juli heeft de Europese Commissie besloten om het verslag van de laatste onderhandelingsronde van TTIP niet meer op vertrouwelijke basis met de lidstaten te delen. Eerder deelde de Commissie nog een hard copy van dit verslag met de verantwoordelijke ministeries in de verschillende lidstaten.
De Commissie heeft dit besluit genomen nadat eerdere vertrouwelijke onderhandelingsdocumenten uitgelekt waren. Eurocommissaris Malmström heeft toegezegd de beperking weer op te heffen, zodra lidstaten voldoende maatregelen hebben genomen om toekomstige lekken te voorkomen.
Het kabinet heeft zich uitgesproken tegen de huidige beperking in de toegang tot het laatste onderhandelingsverslag en heeft dit, evenals andere lidstaten, op diverse manieren kenbaar gemaakt aan de Commissie. Het is noodzakelijk dat lidstaten zo volledig mogelijk op de hoogte zijn van de onderhandelingen en experts bij de verschillende ministeries kunnen betrekken.
De Commissie heeft tegelijk aangekondigd dat de publieke verslagen van de onderhandelingsrondes uitgebreider gaan worden en in alle EU-talen beschikbaar komen. Tevens beziet de Commissie de mogelijkheid om de geconsolideerde teksten vertrouwelijk ter inzage te leggen op de verantwoordelijk departementen in de lidstaten. Dit zijn positieve stappen naar meer transparantie.
Klopt het dat de Tweede Kamer bepaalde onderhandelingsdocumenten inzake het TTIP-verdrag niet meer ontvangt? Zo ja, om welke documenten gaat het?
In Nederland wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de onderhandelingen via debatten en Kamerbrieven. Zo vindt voor elke Raad Buitenlandse Zaken Handel een Algemeen Overleg plaats met de Tweede Kamer, waarvoor apart een geannoteerde agenda wordt opgesteld. Hierin is sinds het begin van de onderhandelingen altijd gesproken over TTIP. In de Kamerbrief over TTIP van 22 april 2014 (Kamerstuk 21501-02, nr. 1372) heeft het kabinet daarnaast geschreven dat, indien gewenst, de Kamer voor elke nieuwe ronde vertrouwelijk inzage kan krijgen in de onderhandelingsdocumenten van de EU.
Is het waar dat er sinds juli tenminste één document in de geheime leeskamer in Brussel ligt, onder andere over «interne discussies en tactische overwegingen»?2
In Brussel is een leeskamer, de zogenaamde «reading room», waarin het verslag van de laatste onderhandelingsronde is in te zien voor Europarlementariërs. Dat is het document waar Eurocommissaris Malmström naar verwijst in het artikel.
Deelt u de mening dat dit grote ergernis oproept bij nationale parlementariërs, omdat zij op deze manier buiten de discussie over het TTIP-verdrag worden gehouden?
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, wordt de Tweede Kamer volop betrokken bij de discussie over TTIP. Sinds het begin van de onderhandelingen zijn er meer dan 15 debatten in de Tweede Kamer geweest over handelspolitiek, waar TTIP altijd een belangrijk onderwerp van gesprek was. Daarnaast zijn er meer dan 25 Kamerbrieven geweest over TTIP, waaronder geannoteerde agenda’s voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel, beantwoording Kamervragen en andere Kamerbrieven over TTIP.
Betreurt u deze werkwijze? Wat onderneemt u om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat slechts enkele Europarlementariërs in de geheime leeskamer inzage krijgen in beperkte delen van de onderhandelingsdocumenten die ook nog vaak verouderd zijn?
Alle Europarlementariërs hebben toegang tot de leeskamer in Brussel. Welke documenten Europarlementariërs in kunnen zien, is afhankelijk van het comité waarin zij zitten. Wat betreft het comité voor internationale handel (INTA) hebben de voorzitter, vicevoorzitter, coördinatoren van alle politieke partijen en rapporteurs toegang tot dezelfde documenten als lidstaten. Daarnaast kunnen per onderwerp ook andere Europarlementariërs van andere comités toegang krijgen als het een onderwerp betreft dat hen aangaat.
Deelt u de mening dat alle onderhandelingsdocumenten openbaar moeten worden zodat een volwaardig democratisch debat gevoerd kan worden over dit ingrijpende verdrag?
Het kabinet is voorstander van maximale transparantie van de onderhandelingen. De Europese Commissie publiceert al veel informatie. Zo worden alle EU-tekstvoorstellen online gepubliceerd, nadat een eerste versie met de VS is gedeeld. Ook is er voor elk hoofdstuk een toelichting van de inhoud en inzet van de EU en zijn er verschillende factsheets met verdere verdieping. Wel dient te worden bedacht dat iedere vorm van onderhandeling, of dit nu handelsakkoorden betreft of cao-onderhandelingen, gepaard gaat met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces. TTIP is daarin niet anders.
Het kabinet heeft in de Kamerbrief van 8 juni jl. toegelicht welke initiatieven al genomen zijn om het brede publiek te betrekken bij de onderhandelingen. Naast de regelmatige discussies in de Tweede Kamer, wordt het brede publiek geïnformeerd en geconsulteerd onder meer via de uitgebreide informatie op de website van de rijksoverheid en deelname aan publieke bijeenkomsten.
Klopt het dat ook de VS terughoudend zijn in het delen van documenten? Van welke Amerikaanse documenten bent u van mening dat zij openbaar moeten worden?3
De VS is terughoudend met het delen van documenten. Vorig jaar is op dit vlak een belangrijke stap gezet. Van hoofdstukken uit TTIP waar beide partijen een voorstel voor hebben gedaan, zijn in de reading room in Brussel geconsolideerde versies beschikbaar voor de eerder genoemde Europarlementariërs en experts van EU-lidstaten. Daarnaast is er in 2015 in de Amerikaanse ambassades in EU-hoofdsteden een reading room geopend, waar experts van overheden toegang tot hebben.
Bent u het er mee eens dat alle documenten over TTIP openbaar moeten worden omdat het een ingrijpend verdrag betreft met grote gevolgen voor de inwoners van de EU? Zo nee, hoe voorkomt u dat het TTIP-verdrag in de achterkamers wordt bedisseld?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het debat over TTIP nu in zijn volle omvang moet worden gevoerd en niet pas als de onderhandelingen zijn afgerond, omdat de kans op wijziging dan minimaal is?
Zie antwoord vraag 7.
De douane van Turkije |
|
Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de EU (één van haar rechtsvoorgangers, de EEG) en de republiek Turkije in 1963 een associatieverdrag getekend hebben dat voorziet in de invoering van een volledige douane-unie?
Ja.
Klopt het dat de definitieve fase van deze douane-unie in werking getreden is op 31 december 1995, vanaf welke datum BESLUIT Nr. 1/95 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (96/142/EG) van kracht was?
Ja.
Klopt het dat de douane-unie van toepassing is op zowel goederen die in de Gemeenschap of Turkije zijn voortgebracht, met inbegrip van goederen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit produkten uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden, als op goederen uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden (artikel 3 van BESLUIT Nr. 1/95 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE)?
Ja. De douane-unie voorziet in vrij verkeer van goederen en een gemeenschappelijk douanetarief, maar beperkt zich tot industriële producten en verwerkte landbouwproducten. Er gelden bijzondere bepalingen voor niet-verwerkte landbouwproducten.
Klopt het dat artikel 4 van dit besluit bepaalt dat «...de Gemeenschap en Turkije zich vanaf die datum onthouden van nieuwe in- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking in te voeren. Deze bepalingen gelden eveneens voor de douanerechten van fiscale aard»?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat sinds het begin van dit jaar Turkije is begonnen met het rekenen van importheffingen, waardoor de export van produkten als schoenen, kleding, medicijnen en vleeswaren duurder is geworden?1
Een volledige lijst met nieuwe additionele douaneheffingen is bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij gaat het om additionele invoerrechten op schoeisel, ijzer en staal, handgereedschap, tapijten, meubels, lampen, bepaalde huishoudelijke apparaten, handtassen en koffers. De lijst is bijgevoegd in Annex I. De Turkse Minister van Economische Zaken heeft ook aangekondigd dat er nieuwe maatregelen genomen zullen worden voor andere producten, waaronder elektronische apparaten en chemicaliën.
Deze additionele invoerrechten gelden alleen voor producten die hun oorsprong in derde landen hebben en niet voor producten met hun oorsprong in de EU, of landen waarmee Turkije een vrijhandelsakkoord heeft. De Turkse maatregelen leiden ertoe dat Nederlandse bedrijven die hun producten invoeren uit derde landen en naar Turkije exporteren, extra tarieven betalen. Naast additionele douaneheffingen is het zeer aannemelijk dat Europese exporteurs worden geconfronteerd met extra grensformaliteiten. Daarmee wordt de Europese en Nederlandse export geraakt.
Voor zover bekend worden er geen additionele heffingen geheven op medicijnen en vleeswaren. Landbouwproducten, waaronder vlees en groentezaden en polymeren vallen buiten de douane-unie, waardoor Turkije importheffingen mag toepassen.
De Europese Unie is exclusief bevoegd op het gebied van de douane-unie. De Europese Commissie onderzoekt de door Turkije ingevoerde maatregelen en heeft in verschillende fora haar zorgen hierover geuit.
Heeft u precies inzicht in de nieuwe douaneheffingen van Turkije en is Turkije in overtreding van bepalingen van de douane-unie? Kunt u dit inzicht met de Kamer delen? Kunt u daarin precies ingaan op de problemen die exporteurs van de eerder genoemde producten, maar ook van groentezaden en polymeren hebben vanwege extra belemmerende administratieve procedures?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in overleg te treden met Nederlandse transporteurs om inzage te krijgen in de omvang van het probleem?
Ik vind het belangrijk om inzage te krijgen in de omvang van het probleem en treed graag in overleg met de Nederlandse transporteurs.
Welke stappen (zoals aankaarten bij de associatieraad en arbitrage) zult u ondernemen bij een gevonden overtreding? Of klopt het dat het verdrag een zeer groot hiaat bevat?2
De Nederlandse ambassade in Ankara heeft de toenemende heffingen aangekaart in een gesprek op 10 juli bij het Turkse Ministerie van Economische Zaken.
Ook de Europese Commissie heeft de situatie aangekaart bij de Turkse autoriteiten in het Gemengd Comité van de douane-unie. Dit Comité dient als overlegorgaan voor de goede werking van de douane-unie. Daarnaast is er door de Europese Commissie en het Turkse Ministerie van Economische Zaken een hoog ambtelijke werkgroep opgezet om te verkennen hoe de handelsrelatie tussen EU en Turkije verbeterd kan worden. Naar aanleiding van een rapport van deze werkgroep willen de Europese Commissie en Turkije een proces starten om de huidige douane-unie te moderniseren. Deze heffingen zullen daarbij ook worden aangekaart. De modernisering beoogt het functioneren van de douane-unie te verbreden en verdiepen.
De berichtgeving inzake de certificering van Maleisisch hout |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ruzie over tropisch hout ontspoort in Kamer»?1
Ja.
Welke reden heeft u om aan de bedoelingen van milieuorganisaties zoals Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds te twijfelen? Is het waar dat deze organisaties zelf geen belang bij het Forest Stewardship Council (FSC)-keurmerk hebben?
In de Kamerbrief van 13 juli jl.2 is gewezen op belangenverstrengelingen die zich voordoen in de lobby rondom houtkeurmerken. Zo worden bestuursfuncties bij FSC bekleed door dezelfde mensen die óók sleutelposities bij de non gouvernementele organisaties (ngo’s) hebben.
Tijdens het bezoek aan Maleisië in juli is door enkele ngo’s gemeld dat het nadrukkelijk beleid is om uitsluitend FSC te ondersteunen.
Hoe oordeelt u over de genoemde voorbeelden in het artikel «Weinig duurzaams aan Maleisisch hardhout», waaruit blijkt dat de Maleisische overheid het niet zo nauw neemt met de certificering?2
Het opinie-artikel geeft de persoonlijke mening van de auteur weer. Het is niet duidelijk in hoeverre de beweringen in het artikel op feiten berusten.
Een groot deel van het artikel gaat over het vermeende handelen van de Maleisische overheid. Het is in dit kader goed te benadrukken dat in het Nederlandse houtinkoopbeleid niet het overheidsbeleid wordt beoordeeld, maar het functioneren van een onafhankelijk certificatiesysteem. Bij veel van de voorbeelden in het opinieartikel is niet duidelijk of deze betrekking hebben op Malaysian Timber Certification Scheme (MTCS)-gecertificeerd bos of op gebieden daarbuiten.
Dat er in Maleisië nog steeds ontbossing plaatsvindt, is bekend. Dit betreft over het algemeen gebieden waar geen certificering is. Van de bossen in Maleisië was in 2013 32% gecertificeerd.
Om vast te kunnen stellen of de eerder geïdentificeerde punten bij MTCS zijn opgelost wordt de Toetsingcommissie Inkoop Hout (TPAC) gevraagd een laatste check te doen.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Toetsingscommissie Inkoop Hout stelt dat het Maleisisch keurmerk de standaard nog steeds niet haalt?
In augustus 2013 heeft TPAC beoordeeld dat het MTCS keurmerk op dat moment nog niet volledig voldeed aan de Nederlandse TPAS-inkoopcriteria. Tijdens het bezoek aan Maleisië in juli jl. heeft Staatssecretaris Dijksma kunnen constateren dat er verbeteringen zijn doorgevoerd. Er lijken geen belemmeringen meer te zijn om MTCS te erkennen in het duurzaam inkoopbeleid voor hout. TPAC wordt gevraagd een laatste check te doen.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de voorzitter van de grootste organisatie van inheemse volken in Maleisië JOAS, die stelt dat de inheemse volken helemaal niet tevreden zijn met het gevoerde systeem, dit in tegenstelling tot wat vertegenwoordigers ter plaatse volgens u beweerden?3
Tijdens het bezoek aan Maleisië afgelopen juli is gesproken met meerdere belangengroepen, waaronder Jaringan Orang Asal SeMalaysia (JOAS). Alle belangengroepen hebben zich tijdens deze gesprekken positief uitgesproken over het keurmerk MTCS en de verbeteringen die in de afgelopen jaren tot stand zijn gebracht.
Met de recente brief neemt JOAS afstand van het MTCS-keurmerk. De punten die zij in de brief aanvoeren komen niet overeen met het beeld dat zij tijdens het bezoek hebben geschetst.
Kunt u toelichten waarom u, ondanks genoemde voorbeelden die op het tegendeel lijken te wijzen, er het volste vertrouwen in blijft houden dat de Maleisische overheid wel aan de voorwaarden ten aanzien van de certificering voldoet?
Met het recente bezoek aan Maleisië heeft de Nederlandse regering zich op de hoogte gesteld van de vorderingen die gemaakt zijn in het MTCS-systeem ten aanzien van de eerder, op aangeven van de ngo’s, geconstateerde tekortkomingen. Het beeld dat deze punten succesvol zijn opgepakt door de keurmerkorganisatie en de gecertificeerde bosbeheerders is tijdens dat bezoek bevestigd.
Kunt u, los van de goede bilaterale contacten, aangeven waarom de Maleisische overheid gebruikmaakt van een PR-bureau om haar positie met betrekking tot houtexport in Nederland te vertegenwoordigen? Weet u zeker dat u zich geen zand in de ogen laat strooien, zoals wel vaker gebeurt wanneer natuur en biodiversiteit moeten opboksen tegen economisch gewin?
De Maleisische overheid laat zich in Nederland vertegenwoordigen door de Maleisische ambassade.
Uit de discussie blijkt dat vele belangen gemoeid zijn met de acceptatie van MTCS in het inkoopbeleid. Net als ngo’s lobbyt de houthandel om hun visie op de problematiek voor het voetlicht te brengen.
Uiteindelijk is het aan de Staatssecretaris van IenM om te besluiten over acceptatie van certificatiesystemen als bewijs voor duurzaam hout. Om tot een zorgvuldig oordeel te komen is met een breed scala aan betrokkenen gesproken en laat de Staatssecretaris zich adviseren door toetsingscommissie TPAC.
Kunt u de klacht ingediend bij de Europese Commissie over het FSC-only beleid van Nederlandse gemeenten toelichten? Wat is volgens u de waarde van een duurzaamheidskeurmerk wanneer omwille van economische belangen moet worden afgezien van inkoop van hout met dit gecertificeerd keurmerk?
Veel gemeenten kopen al duurzaam hout in. Dit is een positieve ontwikkeling waarmee ze duurzaam bosbeheer wereldwijd stimuleren.
Gemeenten lijken hierbij niet altijd voldoende oog te hebben voor de juridische kaders die gelden bij de inkoop van duurzaam hout. Het vragen om een specifiek houtkeurmerk is in strijd met de aanbestedingsregels. Er is over het FSC only-beleid bij Nederlandse gemeenten een klacht ingediend bij de Europese Commissie. Dit betreft dus niet het inkopen van hout met het FSC keurmerk als zodanig, maar over het uitsluiten van andere keurmerken dan het FSC keurmerk.
In hoeverre worden de kwetsbare veengebieden in Zuidoost-Azië inmiddels ontzien bij de commerciële houtkap?
Bij duurzaam gecertificeerd bosbeheer vindt geen houtkap plaats in kwetsbare veengebieden. Onder zowel FSC als MTCS wordt in bosgebieden met zogenaamde high conservation values, zoals kwetsbare veengebieden, niet gekapt. Certificering biedt dus bescherming voor deze veengebieden.
De acties van Franse boeren |
|
Helma Lodders (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de volgende berichten: «Dijksma noemt leeghalen vrachtwagens Frankrijk onacceptabel»1, «Kabinet hekelt agressieve acties Franse boeren»2, «Alle kritiek ten spijt blijft Frankrijk vierkant achter zijn boeren staan»3 en «Franse boeren kondigen nieuwe acties voor morgen aan»4?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Franse boeren ook deze week weer wegen blokkeren en daarmee het (vracht)verkeer ernstige schade doen toekomen?
Wij keuren deze acties af. Net als de Spaanse regering heeft ook Nederland geprotesteerd. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft al op 29 juli jl. een brief gestuurd aan de Franse Minister van Landbouw. Ook bij de Europese Commissie zijn onze zorgen met een afschrift van die brief onder de aandacht gebracht. In de brief is aangegeven dat er weliswaar begrip is voor het ongenoegen van de Franse boeren, maar dat acties die het vrije verkeer van personen en goederen ondermijnen, hard moeten worden aangepakt. Daarnaast staat in de brief dat Nederland ervan uitgaat dat de Franse overheid er alles aan doet om dat soort acties te voorkomen.
Ook de Europese Commissie heeft de Franse overheid gewezen op haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat het vrije verkeer van goederen op het Franse grondgebied gewaarborgd wordt. De wijze waarop waarborging plaatsvindt, is een interne aangelegenheid van Frankrijk.
Tijdens de extra Landbouwraad van 7 september a.s. zal de marktsituatie besproken worden. Nederland zal daar zeker ook de negatieve effecten van de acties van de Franse boeren aan de orde stellen.
Welke mogelijkheden zijn er, met het oog op het feit dat er voor de komende weken verdere acties zijn aangekondigd, om uw Franse collegae aan te spreken op de hinder van het vrije Europese verkeer, het saboteren en beroven van Nederlandse vervoerders en chauffeurs, het totaal onnodig treffen van Nederlandse automobilisten op weg naar hun vakantiebestemming en de daarmee ontstane schadepost voor chauffeurs en vervoerders? Bent u bereid om het voorbeeld van de Spaanse regering te volgen, die officieel tegen de plundering heeft geprotesteerd bij de Franse autoriteiten en de Europese Commissie om opheldering heeft gevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de schrijnende voorbeelden van Nederlandse ondernemers waarvan de voertuigen worden geblokkeerd, doorzocht, gesaboteerd en leeggeroofd? Bent u bekend met de voorbeelden van chauffeurs die enkele honderden meters voor de plaats van bestemming hun vrachtwagens leeggetrokken zien worden en het kostbare vlees op de weg zien belanden? Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat de Franse politie in deze gevallen toekijkt en niet in actie komt? Vindt u het acceptabel dat het erop lijkt dat de Franse politie dit niet lijkt te willen aanmerken als strafbare feiten? Gaat u uw Franse ambtsgenoten hierop aanspreken?
Onze ambassade in Parijs heeft hierover voortdurend contact met Transport en Logistiek Nederland. Tot nu toe zijn er twee meldingen van ernstige voorvallen waarbij lading uit vrachtwagens is gehaald. In beide gevallen is proces-verbaal opgemaakt door de Franse politie. Zie verder het antwoord op vragen 2, 3 en 5.
Klopt het dat u tijdens de extra vergadering van de Landbouw- en Visserijraad in Brussel op 7 september aandacht zal vragen voor de staking en acties van de Franse boeren?5 Vindt u het verdedigbaar om dit pas in september aan de orde te stellen? Welke stappen heeft u inmiddels richting de Franse overheid en Brussel gezet en welke stappen gaat u de komende weken zetten om een einde te maken aan de stakingen en acties die het Nederlandse bedrijfsleven schade berokkenen?
Zie antwoord vraag 2.
Is inmiddels bekend hoeveel schade er door deze onverteerbare sabotageacties voor Nederlandse chauffeurs, vervoerders en landbouwproducenten is ontstaan? Bent u bereid om de schade die voor het Nederlandse bedrijfsleven is ontstaan tijdens de extra vergadering op 7 september in te brengen en/of de ontstane schadepost in de vorm van een rekening neer te leggen bij de Franse regering? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoeveel schade tot nog toe precies is ontstaan. Naast de schade in de gevallen die aangeduid zijn bij vraag 4, ontstaat ook schade door vertragingen. Voor gedupeerden staat de civielrechtelijke weg open om schade te verhalen. Daar is in het verleden ook gebruik van gemaakt. De Nederlandse overheid is hierin geen partij.
Wat vindt u van de houding van de Franse boeren, die jarenlang geprofiteerd te hebben van de interne markt in Europa en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, maar nu het tegenzit hun eigen eisen stellen zoals een vorm van boycot van Europese goederen en het maken van prijsafspraken? Past dit volgens u binnen de Europese afspraken over een interne markt? Zo nee, welke stappen gaat u zetten?
De regering heeft protest aangetekend tegen de consequenties van de acties van de Franse boeren. Wel is het begrijpelijk dat er zorgen leven bij de boeren over de huidige marktomstandigheden. In de zuivelsector bijvoorbeeld, is er na een aantal gunstige jaren nu als gevolg van een achterblijvende vraag en toegenomen productie sprake van tegenvallende prijsontwikkelingen op de Europese en internationale zuivelmarkt. De verwachtingen voor de lange termijn zijn echter nog steeds positief. Het afschaffen van het systeem van melkquotering past bij het streven naar deregulering en meer marktwerking. De zuivelsector zal daarop moeten inspelen, zowel in Frankrijk als in heel Europa. Het terugvallen op oude instrumenten zal de sector niet helpen om concurrerender te worden.
Kunt u aangeven in hoeverre er, bij de door de Franse overheid voorgestelde maatregelen, sprake is van staatssteun, die leidt tot oneerlijke concurrentie? Indien daar sprake van is, welke stappen gaat u zetten? In hoeverre is er sprake van marktverstoring? Indien daar sprake van is, welke stappen gaat u zetten?
Op dit moment wordt door de Europese Commissie bekeken of de door de Franse overheid voorgestelde maatregelen niet op gespannen voet staan met de EU-regels voor staatssteun. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om op te treden indien sprake is van marktverstoring.
Wat vindt u van de oproep van de Franse regering om de voorkeur te geven aan Frans vlees? Gaat u hier actie op ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn van mening dat regeringen geen oproepen moeten doen die het principe van het vrije verkeer van goederen en de werking van de interne markt in de weg staan. Met betrekking tot de Nederlandse opstelling in de Landbouwraad van 7 september a.s. verwijzen wij naar de geannoteerde agenda van deze Raad die uw Kamer nog zal ontvangen.
Bent u bereid om, gelet op deze onverantwoorde, onbezonnen acties, om redenen waar de Nederlandse transportsector niets mee te maken heeft, uw Europese collegae op te roepen om binnen de Europese verordening inzake rij- en rusttijden ruimte te bieden om af te wijken van de normale regels inzake rij- en rusttijden? Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat chauffeurs, vervoerders en landbouwproducenten nog meer gedupeerd raken door onnodige boetes door een conflict waar ze part nog deel aan hebben? Gaat u dit onder de aandacht brengen van de inspecties van de verschillende Europese lidstaten?
De Europese verordening biedt ruimte voor uitzonderlijke situaties, waarbij kan worden afgeweken van de normale rij- en rusttijden. Onverwachte situaties zoals een (onverwachte) staking kunnen gezien worden als zo’n uitzonderlijke situatie. Het kabinet acht het van belang dat de inspecties van de verschillende landen daar oog voor hebben. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft over deze mogelijkheid om af te wijken van de normale rij- en rusttijden al contact gehad met de Europese Commissie en met haar Franse collega.
Bent u bekend met het bericht «Ook Belgische boeren gaan de barricaden op», waaruit blijkt dat inmiddels een Vlaamse vakbond van melkveehouders ook harde acties heeft aangekondigd, zoals wegblokkades, vergelijkbaar met die van de Franse boeren, als er geen kostendekkende minimumprijzen worden afgesproken?6 Zo ja, bent u bereid om ook hier tegen actie te ondernemen?
Ja. Mochten zich in België situaties voordoen zoals in Frankrijk, dan zullen wij overeenkomstig reageren.