Het bericht ‘Drugscriminelen mogen geld houden omdat justitie er zooitje van maakte’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drugscriminelen mogen geld houden omdat justitie er zooitje van maakte»?1
Ja.
Komt het vaker voor dat een dergelijke handelwijze van het Openbaar Ministerie (OM) ertoe leidt dat criminelen hun misdaadgeld mogen houden?
De conclusie van de journalist dat criminelen hun misdaadgeld mogen houden, is voorbarig. In het onderhavige geval heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. De vraag of door de rechtbank vaker is geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in zijn ontnemingsvordering in verband met het niet (kunnen) voldoen aan een bewijsopdracht, kan niet worden beantwoord omdat dit niet centraal wordt geregistreerd.
Het afpakken van crimineel geld is een speerpunt binnen het beleid van het Openbaar Ministerie. In dat kader wordt doorlopend bezien of er mogelijkheden zijn voor verbetering. Aangezien het in casu een vonnis betreft in eerste aanleg in een individuele ontnemingszaak, waartegen nog hoger beroep loopt, bestaat er geen aanleiding om extra maatregelen te overwegen.
Wat is de oorzaak van deze door de rechter genoemde nalatige en diffuse handelwijze? Indien niet bekend is hoe dit heeft kunnen gebeuren, zal dit dan onderzocht worden?
Het betreft hier een verschil van inzicht tussen de rechtbank en het Openbaar Ministerie over de mogelijkheden van aanvullend strafrechtelijk financieel onderzoek in een ontnemingszaak waarin de veroordeelden zelf geen inzage geven in hun inkomsten uit strafbare feiten. In deze ontnemingszaak is door het Openbaar Ministerie op verschillende manieren gerapporteerd over het wederrechtelijk verkregen vermogen van het criminele samenwerkingsverband en de manier waarop dit vermogen door de leden onderling is verdeeld. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie opgedragen om de rapportage over de verdeling van het wederrechtelijk verkregen vermogen met een zogenoemde uitgebreide kasopstelling uit te breiden. Het Openbaar Ministerie heeft onderbouwd aangevoerd niet aan deze bewijsopdracht te kunnen voldoen in verband met het feit dat de voor een dergelijke kasopstelling benodigde financiële gegevens van de veroordeelden in onvoldoende mate aanwezig zijn en ook door nieuw onderzoek niet kan worden verkregen. De rechtbank is hierop tot het eerder genoemde niet ontvankelijkheidsoordeel gekomen. Het Openbaar Ministerie heeft appèl ingesteld tegen deze beslissing.
Is er voldoende financiële expertise aanwezig bij het OM om dergelijke berekeningen te kunnen maken? Is er ook voldoende capaciteit om bij alle zaken die draaien om aanzienlijke geldbedragen ook daadwerkelijk over te gaan tot het maken van voordeelsberekeningen, om vervolgens het wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen?
De berekeningen voor ontnemingsvorderingen worden opgesteld door specialistische medewerkers bij de opsporingsdienst die het onderzoek – onder het gezag van het Openbaar Ministerie – uitvoert, in dit geval de FIOD. Bij het Functioneel Parket – het gespecialiseerde onderdeel van het Openbaar Ministerie dat deze ontnemingszaak voor de rechter bracht – is voldoende specifieke financiële expertise aanwezig om leiding te geven aan ontnemingszaken waarbij het gaat om aanzienlijke geldbedragen. Overigens is binnen het Openbaar Ministerie iedere officier van justitie belast met het afpakken van criminele winsten en wordt bij iedere zaak die zich daarvoor leent het financiële voordeel ontnomen.
Welke maatregelen zijn volgens u nodig om ervoor te zorgen dat onduidelijkheid over de exacte omvang van het crimineel verdiende geld er in ieder geval niet toe kan leiden dat er in het geheel geen misdaadgeld wordt afgepakt? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er effectiever crimineel geld zal worden ontnomen?
Zie antwoord vraag 2.
De werking van de Wet Damocles |
|
Attje Kuiken (PvdA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
|
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Angelique toch onschuldig na vondst drugs van ex»1 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2017?2
In hoeverre is deze uitspraak afwijkend van de bestaande jurisprudentie ten aanzien van de werking van artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles) met betrekking tot het sluiten van woningen?
Betekent deze uitspraak dat voortaan het aantreffen van drugs in een woning niet meer afdoende grond voor een burgemeester kan zijn om de betreffende woning te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de vrees dat als de aanwezigheid van drugs in een woning niet langer afdoende grond voor sluiting op grond van de Wet Damocles biedt, burgemeesters dan een belangrijk instrument gaan missen in de strijd tegen drugs? Zo ja, gaat u de wetgeving op dit punt aanpassen? Zo nee, waarom niet en hoe kunnen burgemeesters een dergelijk pand dan wel sluiten?
De werking van de Wet Damocles |
|
Attje Kuiken (PvdA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Angelique toch onschuldig na vondst drugs van ex»1 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2017?2
Ja.
In hoeverre is deze uitspraak afwijkend van de bestaande jurisprudentie ten aanzien van de werking van artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles) met betrekking tot het sluiten van woningen?
Deze uitspraak wijkt niet af van de bestaande jurisprudentie. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking indien de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik3. Bij de aanwezigheid van een grotere hoeveelheid drugs dan voor eigen gebruik is in beginsel aannemelijk dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken4. Dit laatste is in deze zaak blijkbaar aan de orde. In de uitspraak wijst de Afdeling op de «door de burgemeester niet weersproken toelichting van appellante op haar situatie gedurende de periode van het politieonderzoek». Kennelijk heeft betrokkene in deze zaak voldoende aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen drugs niet in de woning aanwezig waren ten behoeve van de verkoop, aflevering of verstrekking.
Betekent deze uitspraak dat voortaan het aantreffen van drugs in een woning niet meer afdoende grond voor een burgemeester kan zijn om de betreffende woning te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee. De burgemeester kan de bevoegdheid om een woning te sluiten op grond van 13b Opiumwet ontlenen aan de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een pand. De burgemeester hoeft daarvoor niet aan te tonen dat er daadwerkelijk handel heeft plaatsgevonden. De bewijslast voor het tegendeel ligt bij de betrokkene.
Deelt u de vrees dat als de aanwezigheid van drugs in een woning niet langer afdoende grond voor sluiting op grond van de Wet Damocles biedt, burgemeesters dan een belangrijk instrument gaan missen in de strijd tegen drugs? Zo ja, gaat u de wetgeving op dit punt aanpassen? Zo nee, waarom niet en hoe kunnen burgemeesters een dergelijk pand dan wel sluiten?
Nee, ik deel deze vrees niet. De uitspraak bevestigt slechts de bestaande jurisprudentie dat de sluitingsbevoegdheid niet kan worden toegepast als betrokkene aannemelijk maakt dat ondanks de aangetroffen hoeveelheid drugs, niet voldaan is aan het wettelijke criterium dat in het pand drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig waren.
Fraude op Schiphol |
|
Barbara Visser (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het NRC-artikel «Jij een klus op Schiphol, ik een nieuwe dakkapel» van 26 augustus 2017 (hierna NRC-artikel)?1
Ja
Herkent u zich in de stelling in het NRC-artikel dat de in het artikel genoemde fraudezaak geen incident is, maar het bijproduct van een informele bedrijfscultuur waar «voor-wat-hoort-wat» geldt, een ondoorzichtige administratie en tal van bouw- en onderhoudsproblemen die veelal hun oorsprong vinden bij de afdeling Schiphol Real Estate? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit nader onderbouwen? Zo ja, welke stappen heeft u genomen of gaat u nemen om deze problemen aan te pakken om herhaling in de toekomst te voorkomen?
Schiphol is primair verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en het integriteitsbeleid. Schiphol kent de risico’s van integriteitincidenten en voert een actief integriteitsbeleid. Als er een mogelijk incident wordt gemeld, wordt dit door Schiphol onderzocht. Dat is ook bij de in het NRC-artikel aangehaalde fraude-incident het geval geweest. Naar aanleiding van dit incident heeft Schiphol, naast het fraudeonderzoek, ook extern onderzoek laten verrichten naar hoe de risico’s op fraude en andere integriteitsrisico’s bij Schiphol Real Estate verminderd kunnen worden. Uit dit onderzoek bleek onder meer dat het fraude-incident moeilijk voorkomen had kunnen worden. Wel zijn er aanbevelingen gedaan om zowel «hard controls» en «soft controls» te verbeteren ten einde de risico’s op toekomstige fraudes te verminderen. Schiphol heeft de staat als aandeelhouder in het derde kwartaal van 2016 over dit fraudegeval geïnformeerd en over het feit dat Schiphol hier aangifte van had gedaan. Het FIOD-onderzoek naar dit incident is op dit moment in volle gang.
Schiphol rapporteert de grotere zaken waarbij aangifte wordt gedaan altijd in haar jaarverslag. Dat waren er twee in de afgelopen vijf jaar. Daarnaast worden er arbeidsrechtelijke sancties opgelegd in het geval van integriteitsschendingen, zoals bijvoorbeeld ontslag bij grote zaken en berisping of schorsing bij kleinere vergrijpen.
In 2014 is er intern een nieuw integriteitsprogramma gestart en zijn de regels voor integriteit aangescherpt. De gedragscodes zijn opnieuw vastgesteld en zowel intern als extern met haar leveranciers gecommuniceerd. Schiphol geeft aan hier aandacht aan te blijven schenken en dit zeer serieus te nemen. Schiphol hanteert een zero tolerance-beleid en zet in op preventie van en sanctie bij integriteitsschendingen. Er is onder andere een e-learningprogramma opgezet. Voorts is een dilemmaspel ontwikkeld om discussie in teams over dit onderwerp los te maken. Ik onderschrijf de aanpak van Schiphol.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de Schiphol Group over beheersing van de «asset»kosten, aangezien ruim 50% van de kosten van de luchthavenactiviteiten direct gerelateerd is aan de infrastructuur (de «assets») van Amsterdam Airport Schiphol?2 Kunt u deze afspraken ook doorvertalen naar het forse voorgenomen investeringsprogramma (onder andere de nieuwe pier), voor de komende jaren van Schiphol? Welke garanties heeft u dat deze werkzaamheden doelmatig en doeltreffend zullen worden uitgevoerd?
De staat bevraagt met regelmaat de directie en raad van commissarissen van Schiphol, net als andere staatsdeelnemingen, actief over onder meer het kostenniveau en de efficiëntie van de bedrijfsvoering, zowel in het kader van de reguliere bedrijfsvoering als ook bij het beoordelen van investeringsvoorstellen.
In dat kader heeft Schiphol reeds langer geleden de aandeelhouders bericht dat uit observaties blijkt dat er ruimte is voor verbetering op het gebied van asset- en contractmanagement. Vervolgens heeft Schiphol onafhankelijk onderzoek laten doen naar haar investerings- en aanbestedingsproces. Dit onderzoek van KPMG heeft bevestigd dat Schiphol marktconform inkoopt, maar gegeven de vaak bijzondere omstandigheden waaronder verbouw en nieuwbouw op de luchthaven plaatsvindt en de bijzondere vereisten ten aanzien van veiligheid, liggen prijzen hoger dan bij een gemiddeld (bouw)project. Schiphol is in 2013 gestart met het programma Asset Wise!, waar ook naar verwezen wordt in de kamerbrief van 1 juni 2015. Dit programma heeft ertoe geleid dat de aandacht voor kostenoptimalisatie verder is aangescherpt en noodzakelijke organisatieverbeteringen zijn ingevoerd. Zo wordt bij investeringsbeslissingen meer aandacht geschonken aan de kosten over de gehele levensduur van de investering («Total Cost of Ownership») en is de regie op contracten met aannemers (main contractors) verbeterd. In het kader van dit programma heeft Schiphol ook de aanwezige kennis op het vlak van kostenexpertise gebundeld en versterkt door de oprichting van het Cost Expertise Center (CEC). Uiteraard blijft er altijd ruimte voor verdere professionalisering en kwaliteit van de organisatie en de staat als aandeelhouder blijft hier, net als bij de andere staatsdeelnemingen, aandacht voor vragen.
Tot slot biedt de herziene regelgeving met betrekking tot de tariefregulering van de luchthaven Schiphol een prikkel voor Schiphol om investeringen binnen budget uit te voeren. Deze regelgeving, die per 1 juli 2017 in werking is getreden, bevat onder meer een efficiencyprikkel. Deze prikkel houdt onder andere in dat eventuele overschrijdingen van (grote) investeringen tijdelijk ten laste van Schiphol komen en daarmee voor een bepaalde periode niet worden doorbelast in de luchthaventarieven. Hiermee heeft de overheid Schiphol een prikkel gegeven werkzaamheden doelmatig en doeltreffend uit te voeren.
Deelt u de conclusie uit het KPMG-rapport uit 2013 dat Schiphol de bouwkosten slecht onder controle heeft en verbouwingen vaak duurder uitvallen dan gemiddeld? Zo nee, kunt u dat nader onderbouwen? Kunt u zich hierbij de eerdere berichtgeving uit de Telegraaf van 8 mei 2017 «Schiphol verkwist miljoenen in de bouw» herinneren?3 Welke maatregelen zijn sindsdien genomen? Tot welke resultaten heeft het programma AssetWise concreet geleid?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u zich in de kritiek in het NRC-artikel dat de meerjarenonderhoudsbegroting een rommeltje is en te weinig technische kennis aanwezig is bij Schiphol Real Estate? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen en welke stappen gaat u nemen om deze problemen aan te pakken om herhaling in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2011 worden alle gebouwen van Schiphol Real Estate (SRE) minimaal één keer per jaar geïnspecteerd conform de in de markt algemeen geaccepteerde norm voor de conditiemeting van de technische staat van een gebouw (NEN2767) door zowel een gecertificeerde inspecteur van de technisch beheerder alsmede de door SRE ingeschakelde bouwbedrijven. De meerjaren onderhoudsbegroting wordt daarmee op objectieve en professionele wijze per object vastgesteld en dient voor Schiphol Real Estate onder meer als basis voor het jaarlijks uit te voeren planmatig onderhoud aan de gebouwenportefeuille. Schiphol geeft aan over voldoende technische kennis te beschikken zowel via eigen medewerkers als via externe inhuur. Het proces dat Schiphol voert verschilt niet wezenlijk met andere vastgoedondernemingen.
Herkent u zich in de kritiek in het NRC-artikel dat de kwaliteit van de bouwwerken op Schiphol te wensen over laat? Zo nee, waarom niet?
Voor het benodigde dagelijks onderhoud, preventief onderhoud en de verplichte keuringen zijn door Schiphol Real Estate onderhoudscontracten met bouwbedrijven afgesloten. De minimale conditiescore volgens de gehanteerde norm (NEN2767) is daarin als prestatie eis vastgelegd voor alle bouw- en installatiedelen waarvoor Schiphol Real Estate binnen de gebouwen verantwoordelijk is. De conditiescores en het uitgevoerde preventief onderhoud worden periodiek gecontroleerd door een gecertificeerde inspecteur van een extern gecontracteerde technisch beheerder. Wanneer zaken niet naar tevredenheid worden opgeleverd dan wordt hier via duidelijke afspraken actie op genomen.
Schiphol heeft bericht dat er geen andere gebouwen dan het Hilton gebouw zijn met gebreken van een dergelijke omvang. Daarbij geeft Schiphol aan dat een externe expert heeft bevestigd dat de brandveiligheid van het Hilton gebouw te allen tijde gewaarborgd was en de veiligheid van gasten en werknemers nooit in geding is geweest. Er is vanzelfsprekend wel sprake van gebruikelijk onderhoud aan gebouwen als gevolg van veroudering en normaal gebruik. Schiphol geeft aan dat er geen huurders in panden zijn getrokken die niet aan de veiligheidseisen voldoen.
Hoe verhoudt de kritiek uit het NRC-artikel zich tot de uitkomsten van het onderzoek naar het investerings- en aanbestedingsproces, waar Schiphol opdracht toe heeft gegeven, waar u in uw brief van 1 juni 2015 aan de Kamer aan refereert?4
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat de luchthaven er de afgelopen jaren achter gekomen is dat diverse gebouwen serieuze gebreken vertonen, zoals het recente voorbeeld van het Hilton hotel? Is het waar dat in sommige panden huurders ingetrokken zijn, voordat aan alle eisen was voldaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de omvang hiervan en wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u zich in het geschetste beeld, door onder andere diverse aanschrijvingen en lasten onder dwangsom van de brandweer en de gemeente Haarlemmermeer, dat er tenminste vragen te stellen zijn over de technische problemen van de Schiphol-panden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hebben hierover inmiddels gesprekken met Schiphol plaatsgevonden? Zijn hierbij de technische problemen en brandveiligheid aan de orde gekomen en welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Het uitgangspunt is uiteraard dat de objecten in eigendom van Schiphol voldoen aan wet- en regelgeving, ook op het gebied van brandveiligheid. Daarnaast hanteert Schiphol voor sommige gebouwen een hoger veiligheidsniveau dan wettelijk vereist in verband met het waarborgen van de continuïteit van het luchthavenproces. Schiphol controleert regelmatig of het gebruik en de inrichting van het vastgoed in lijn is met het beoogde veiligheidsniveau en niet strijdig is met wet- en regelgeving. Indien uit deze inspecties blijkt dat er gebreken zijn worden deze in nauw overleg met het bevoegd gezag verholpen.
Het bevoegd gezag voert tevens inspecties uit om de brandveiligheid te borgen. Indien tijdens deze inspecties onverhoopt blijkt dat eventuele gebreken niet (tijdig) zijn verholpen of dat het gebruik in strijd is met een vergunning ontvangt Schiphol en/of de huurder een formele aanschrijving. Als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving, veroudering van het vastgoed en wijzigingen in inrichting en/of gebruik door huurders krijgt Schiphol en/of haar huurders nu en dan aanschrijvingen vanuit het bevoegd gezag. Op basis van een dergelijke aanschrijving treedt Schiphol en/of de huurder in overleg met het bevoegd gezag om tot een oplossing te komen binnen een gestelde termijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Luchtvaart op 13 september 2017?
Het is helaas niet gelukt om de antwoorden voor het algemeen overleg Luchtvaart naar de Kamer te sturen.
Het bericht ‘Fraudejagers ministerie neuzen honderden keren in ov-chipkaarten studenten’ |
|
Zihni Özdil (GL) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Fraudejagers ministerie neuzen honderden keren in ov-chipkaarten studenten»?1 en eerder dit jaar «Rechter: fraudetoets studiefinanciering door zzp'er of payroller mag niet»?2
Ja.
Hoe toetst de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) de middelen die hij inzet bij de opsporing van fraude? Voldoet DUO bijvoorbeeld al aan de nieuwe privacywetgeving (Algemene verordening gegevensbescherming)?
DUO toetst de middelen die zij inzet bij de opsporing van fraude op basis van de geldende wet- en regelgeving. Meer specifiek de Wet studiefinanciering 2000, de Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarin wordt geregeld dat iedere burger recht heeft op eerbiediging van het privéleven (EVRM). Op basis hiervan dient de inzet van middelen altijd proportioneel te zijn. Het garandeert de burger dat gegevens die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer niet gebruikt mogen worden voor andere doeleinden dan waarvoor ze geregistreerd zijn. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is alleen geoorloofd indien er sprake is van een gerechtvaardigd, zwaarwegender belang, in dit geval het tegengaan en bestrijden van misbruik van overheidsgelden.
Sinds de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) per 25 mei 2016 is DUO, net als andere overheidsorganisaties, bezig met de invoering daarvan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de twee jaar die daarvoor gegeven is, zodat DUO op 25 mei 2018, bij het van toepassing zijn van de AVG, daaraan voldoet.
Met verwijzing naar het eerste artikel waarin staat dat DUO risicoprofielen hanteert om in te schatten welke studenten mogelijk frauderen, welke criteria heeft DUO om te bepalen welke studenten in dit risicoprofiel vallen?
Op basis van het risicoprofiel is DUO in staat om op efficiënte wijze de woonsituatie van studenten te controleren. Hierbij gaat het om een (on-)logische combinatie van het adres van de studerende, het adres van de ouder(s) en de vestigingsplaats van de onderwijsinstelling, gecombineerd met objectieve kenmerken van de student zoals leeftijd, onderwijssoort en woonsituatie.
Hoe waarborgt u dat huisbezoeken op basis van risicoprofielen redelijk en billijk gebeuren (bijvoorbeeld, een student die net verhuisd is maar er nog niet aan toe gekomen is om al zijn/haar spullen mee te verhuizen, kan anders in de problemen komen)?
Huisbezoeken worden uitsluitend gepland als het risicoprofiel daar aanleiding toe geeft. Voor de huisbezoeken heeft DUO een protocol opgesteld waarin is aangegeven hoe de huisbezoeken ter plekke moeten worden uitgevoerd en waar de controleur zich aan te houden heeft. Bij de selectie van de te controleren gevallen wordt rekening gehouden met het feit of de student recent is verhuisd. Tijdens het huisbezoek wordt de situatie ter plekke beoordeeld en wordt informatie ingewonnen bij betrokkene. Van iedere controle wordt een gedetailleerde rapportage opgesteld. Dit wordt ter beoordeling aan de medewerkers gezonden die vaststellen of sprake is van fraude. Deze medewerkers stellen uiteindelijk op grond van alle beschikbare informatie vast of wel of niet sprake is van fraude. Bij de beschikking of het voornemen tot het opleggen van een boete, wordt het rapport altijd meegezonden. De student kan vervolgens bezwaar aantekenen tegen dit besluit. Ik ben van mening dat met deze werkwijze sprake is van een redelijke en billijke procedure waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de student.
Hoe beoordeelt u het onwettelijk gebruik van de OV-kaartgegevens van studenten voor controles? Wat zijn alternatieve methodes om fraude op te sporen?
De rechtbank Den Haag heeft op 8 mei jl. uitsproken dat er onvoldoende juridische grondslag is voor het gebruiken van reisgegevens van een student en dat dit in strijd is met artikel 8 EVRM. Tegen deze uitspraak is hoger beroep aangetekend bij de Centrale Raad van Beroep. Aangezien deze zaak onder de rechter is, kan ik hierover op dit moment geen nadere uitspraken doen.
Hoe kwalificeert u het feit dat dit de tweede keer in korte tijd is dat DUO de fout is ingegaan bij opsporingsactiviteiten? Deelt u de mening dat dit een teken aan de wand is?
De twee casussen genoemd in vraag 1, hebben inhoudelijk geen relatie met elkaar. Ik heb alle vertrouwen dat DUO de handhaving en fraudeafhandeling zorgvuldig voorbereidt en uitvoert. Onderdeel hiervan is dat studerenden bezwaar mogen aantekenen als zij vraagtekens plaatsen bij de rechtsgeldigheid van de uitvoering. Het is voorstelbaar dat door nieuwe inzichten het beleid en de uitvoering aangepast moeten worden. Dit draagt dan bij aan de verdere verbetering en versterking van het studiefinancieringsstelsel.
Bent u bereid om DUO tot de orde te roepen en duidelijke opsporingsrichtlijnen te geven die de privacy van burgers in acht nemen?
De standaard opdracht aan DUO is de geldende handhavings- en opsporingsbeginselen voor een bestuursorgaan te volgen. DUO is een professionele organisatie die haar verantwoordelijkheid neemt voor het rechtmatig uitvoeren van de wet- en regelgeving. Tegen de uitspraak over de aanpak «misbruik met de uitwonendenbeurs» is hoger beroep aangetekend. Met DUO wacht ik die behandeling af.
Het bericht “Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit” |
|
Mona Keijzer (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit»?1
Ja
Klopt het dat het aantal Albanese verdachten verdubbeld is in 2016?
Uit de vertrouwelijke rapportage van de politie en het RIEC Amsterdam over de aard en omvang van criminaliteit gepleegd door personen met de Albanese nationaliteit blijkt dat er in 2016 ongeveer 700 verdachten met de Albanese nationaliteit zijn aangehouden, in 2015 waren dat er 330. Deze rapportage leg ik tot het einde van het jaar ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer.2
Klopt het dat er alleen al in Amsterdam 36 onderzoeken zijn tegen Albanees sprekenden?
Ja, dat klopt. Sinds 2016 zijn er in Amsterdam 36 onderzoeken verricht. Een deel van deze onderzoeken is inmiddels afgesloten.
Kunt u een beschrijving geven van de problematiek van de Albanese criminaliteit in Nederland en hoe die zich de afgelopen jaren ontwikkeld heeft?
Het aantal incidenten met personen met de Albanese nationaliteit is in absolute en relatieve aantallen laag. Daarbinnen geldt wel dat het aandeel zware delicten met een georganiseerd karakter relatief hoog is. De problematiek concentreert zich in Rotterdam en Amsterdam. Hierbij gaat het zowel om criminele activiteiten als drugshandel, alsmede om de problematiek rondom de Albanese inklimmers in Hoek van Holland en andere ferryterreinen.
Alhoewel dit kabinet geen specifiek doelgroepenbeleid voert, heeft de problematiek rondom personen met de Albanese nationaliteit de volle aandacht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, alsmede de politie, het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee (KMar). Daarbij wordt actief ingezet op de integrale bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Bij het aanpakken van de problematiek rondom de inklimmers wordt er actief door de KMar en zeehavenpolitie opgetreden.
Bent u bereid om de suggestie van officier van justitie te volgen en opnieuw een visumplicht in te voeren? Bent u ervan op de hoogte dat onder verordening 2017/371, die op 1 maart 2017 is ingegaan, een land een melding kan doen als in een periode van twee maanden een toegenomen risico voor of een onmiddellijke bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, met name een wezenlijke toename van ernstige strafbare feiten verband houdend met onderdanen van dat derde land en gestaafd door objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten zich heeft voorgedaan?2
Het kabinet is bekend met de door u aangehaalde verordening. Hierin zijn afspraken opgenomen over de monitoring van visumvrije landen door de Europese Commissie. In dit kader heeft de Europese Commissie een monitor aangekondigd voor de Westelijke Balkan, waaronder Albanië. Deze monitor wordt aan het einde van dit jaar verwacht. Het kabinet wil de uitkomsten van deze rapportage met daarin objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten eerst ontvangen alvorens het kabinet tot een afweging komt om een beroep te doen op de noodremprocedure.
Het kabinet wil hierbij opmerken dat de samenwerking met Albanië op de terreinen van het tegengaan van illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terugkeer goed is, en de wil tot samenwerking groot. Daarbij blijven we het gesprek aangaan met Albanië, zowel bilateraal als op EU-niveau, ten aanzien van gewenste aanvullende stappen.
Bent u ervan op de hoogte dat u op basis van die kennisgeving een onderzoek dient in te stellen, dat onderzoek naar de Raad en het parlement dient op te sturen en de vrijstelling van de visumplicht kan worden opgeschort?
Na een eventuele notificatie door een lidstaat, is het aan de Europese Commissie om onderzoek te doen en vervolgens per uitvoeringshandeling te besluiten om de visumvrijstelling al dan niet op te schorten. De Europese Commissie weegt daarbij de geconstateerde problemen tegen de bredere belangen van de EU af. De lidstaten wordt gevraagd hier akkoord op te verlenen. Indien na negen maanden geen verbetering heeft opgetreden, kan de opschorting worden verlengd door een besluit per gedelegeerde handeling. Zowel de Raad als het Europees parlement kunnen bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie.
Bent u bereid die kennisgeving binnen twee weken te doen? Zo nee, onder welke omstandigheden zou u deze kennisgeving dan wel willen doen?
Zie hiertoe mijn beantwoording van vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat de National Crime Agency in het Verenigd Koninkrijk in haar National Strategic Assesment on organanized crime concludeerde dat «Albanian crime groups have established a high profile influence within UK organised crime, and have considerable control across the UK drug trafficking market, with particular impact and high level influence on the cocaine market» en «The threat faced from Albanian crime groups is significant. London is their primary hub, but they are established across the UK.»?3
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat de Franse politie constateert dat «En progression constante depuis 2010, la criminalité organisée albanophone est une menace réelle pour la sécurité intérieure de l'espace Schengen»?4
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het Italiaanse anti-maffia agentschap rapporteert dat Albanezen de grootste groep buitenlanders vormen die opgepakt worden voor misdrijven, gerelateerd aan maffia, verdovende middelen en smokkel?5
Ja.
Hoe beoordeelt u, mede gelet op de huidige situatie, de status van kandidaat-lid van de Europese Unie, voor Albanië, terwijl het land niet voldoet aan de voorwaarden?
De Raad is bij het verlenen van de kandidaat-lidstatus aan Albanië niet over één nacht ijs gegaan. In het uitbreidingspakket van 10 oktober 2012 deed de Commissie de aanbeveling aan de Raad om aan Albanië de status van kandidaat-lid te verlenen, onder de voorwaarde dat Albanië de komende periode een aantal nog openstaande voorwaarden vervult7. De Raad van 11 december 2012 noch de Raad van 17 december 2013 konden met deze aanbeveling instemmen8. De Raad besloot op 24 juni 2014 dat het tussentijdse voortgangsrapport van de Commissie van 4 juni 2014 voldoende voortgang liet zien met betrekking tot de in december 2013 door de Raad geïdentificeerde punten en kende Albanië kandidaat-lidstatus toe9. De hervorming van de justitiële sector en het verder werken aan het opbouwen van een solide track record in het onderzoeken, vervolgen en veroordelen van corruptie en georganiseerde misdaad op alle niveaus zijn twee van de vijf voorwaarden voor verdere stappen in het toetredingsproces.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Wij hebben er naar gestreefd de antwoorden zo snel mogelijk te beantwoorden, maar dit is helaas niet binnen twee weken gelukt.
Was u bekend met de achterstanden bij de Belastingdienst omdat vermogende particulieren een fonds voor gemene rekening aanvragen?1
In de jaren tot 2015 werden er jaarlijks enkele tientallen open fondsen voor gemene rekening bij de Belastingdienst aangemeld ter registratie. In 2015 waren dit er circa 200 en in 2016 circa 300. In 2017 zijn er tot medio augustus ongeveer 550 aanmeldingen ontvangen. De Belastingdienst beoordeelt of deze aanmeldingen voldoen aan de voorwaarden om te kwalificeren als een open fonds voor gemene rekening. Doordat tot op heden ruim 25% van de aangemelde fondsen niet voldoet aan de voorwaarden, is het aantal nieuwe open fondsen voor gemene rekeningen lager dan het aantal aanmeldingen.
Kortom er zijn duidelijk meer aanmeldingen, al blijft het in absolute aantallen relatief beperkt ten opzichte van het totaal aantal belastingplichtigen in box 3. De Belastingdienst zal deze ontwikkeling goed blijven volgen, en uw Kamer zal – in lijn met de Motie Bashir/Grashoff2 – daarover geïnformeerd worden. Op dit moment vind ik het, ook gegeven de demissionaire status van het kabinet, niet opportuun om wettelijke maatregelen te treffen.
Met welke reden is het fonds voor gemene rekening gecreëerd? Is dit bedoeld als manier om belasting op vermogen te omzeilen alsmede de belanghebbende van vermogen toch weer te anonimiseren?
Een fonds voor gemene rekening is een samenwerkingsverband tussen participanten (hierna wordt uitgegaan van natuurlijke personen) ter verkrijging van voordelen voor de participanten door het voor gemene rekening beleggen van gelden. Een fonds voor gemene rekening heeft geen specifieke rechtsvorm en komt tot stand bij overeenkomst, waarbij geen notariële akte vereist is.
In het spraakgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen «open» en «besloten» fondsen voor gemene rekening. Een besloten fonds voor gemene rekening is fiscaal transparant. Dat wil zeggen dat het fonds als zodanig niet zelfstandig belastingplichtig is, maar de participanten in het fonds wel. De participanten zijn dan over het algemeen belastingplichtig in box 3.
De fondsen zoals hier aan de orde betreffen zogenoemde «open» fondsen voor gemene rekening. Open fondsen voor gemene rekening missen weliswaar rechtspersoonlijkheid maar onderscheiden zich in financieel-economisch opzicht niet wezenlijk van naamloze vennootschappen die het beleggen van gelden in effecten of vastgoed ten doel hebben.3 De open fondsen voor gemene rekening zijn dan ook vanwege de beoogde neutraliteit van belastingheffing ten opzichte van beleggingsmaatschappijen (die wel rechtspersoonlijkheid bezitten) al sinds 1969 belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Sinds de invoering van de Wet op de vennootschapsbelasting in 1969 is de behandeling van het fonds voor gemene rekening niet inhoudelijk gewijzigd. De participanten in een open fonds voor gemene rekening met belangen van 5% of meer zijn belastingplichtig in box 2.4
Er is sprake van een open fonds voor gemene rekening als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden die worden gesteld in wet- en regelgeving5:
Een fonds meldt zich bij de Belastingdienst voor het verkrijgen van een fiscaal nummer. De Belastingdienst toetst dan of materieel aan voorstaande voorwaarden wordt voldaan. Alleen als aan de eerste vier voorwaarden wordt voldaan is sprake van een fonds voor gemene rekening en indien wordt voldaan aan de laatste voorwaarde (de bewijzen van deelgerechtigdheid zijn vrij verhandelbaar), is sprake van een open fonds voor gemene rekening. Het open fonds voor gemene rekening wordt dan geregistreerd en krijgt een fiscaal nummer toegekend. Indien de bewijzen van deelgerechtigdheid niet vrij verhandelbaar zijn, is er sprake van een besloten fonds voor gemene rekening.
Vindt u het legitiem dat eigendomsconstructies niet terug te vinden zijn in het openbare Handelsregister met het fonds voor gemene rekening? Zo nee, hoe gaat u hier een einde aan maken? Zo ja, hoe verhoudt dit fonds voor gemene rekening zich tot het (internationale) beleid dat de uiteindelijk belanghebbende (ultimate benficial owner – UBO) van vermogen altijd bekend moet zijn?
Uit de media en uit informatie op websites van belastingadviseurs valt op te maken dat het UBO-register mogelijk aanleiding kan vormen om een fonds voor gemene rekening op te richten. Daarbij lijken met name privacyoverwegingen een rol te kunnen spelen. Zoals ook hiervoor is toegelicht, wordt momenteel onderzocht of de verplichting tot het registreren van UBO-informatie ook moet gaan gelden voor fondsen voor gemene rekening.
Het streven is dat in de zomer van 2018 het Nederlandse UBO-register operationeel is. Een concept wetsvoorstel voor de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden is recent geconsulteerd. Op dit moment worden alle consultatiereacties zorgvuldig bestudeerd en verwerkt. Verwacht wordt dat het UBO-wetsvoorstel begin 2018 aan de Tweede Kamer kan worden toegezonden.
De verplichting tot het registreren van informatie over uiteindelijk belanghebbenden in een centraal register vloeit voort uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. De implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn heeft in verschillende lidstaten, waaronder Nederland, vertraging opgelopen, waardoor de implementatietermijn van 26 juni 2017 niet is gehaald. De invoering van het UBO-register is een omvangrijk project – met een grote ICT-component – dat de nodige tijd kost. Hierbij zij opgemerkt dat in het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie dat strekt tot wijziging van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn onder meer is voorgesteld om de bepalingen met betrekking tot het UBO-register te herzien. In de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel, die zich in de zogenoemde triloogfase bevinden, wordt ook gesproken over een langere implementatietermijn ten aanzien van de verplichting om informatie over uiteindelijk belanghebbenden te registreren.6
Ziet u in het opkomen en gebruiken van het fonds voor gemene rekening een ongewenst gevolg van de regelgeving om transparantie te krijgen over wie de uiteindelijke eigenaar is van vermogen? Ziet u mogelijkheden om ook met gebruik van een fonds voor gemene rekening de uiteindelijk belanghebbende altijd bekend te laten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u, mede in het licht van het belang van het UBO-register ter bestrijding van witwassen, terrorismefinanciering en het tegengaan van belastingontwijking, dat het aanprijzen van een fonds voor gemene rekening door fiscale adviseurs aantoont dat moraliteit ver te zoeken is en dat duidelijke en strenge wetgeving onvermijdelijk is omdat deze adviseurs altijd hun klanten zullen blijven begeleiden naar ongewenste en/of onvoorziene sluipmogelijkheden in de wet?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer zijn welke wijzigingen omtrent het fonds voor gemene rekening gedaan en welke hebben geleid tot belastingontwijking?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel aanvragen voor een nummer bij de Belastingdienst zijn inmiddels gedaan? Betreft dit particulieren of bedrijven? Welke nationaliteiten of vestigingslanden hebben deze particulieren en/of bedrijven? Kunt u de Kamer infomeren over de aard van de aanvragen?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er particulieren of bedrijven die een fonds aanvragen die bekend zijn bij de Belastingdienst vanwege verhullende (buitenlandse) constructies in het verleden? Zo ja, hoeveel? Kunt u de Kamer hiervan een overzicht sturen?
Particulieren die een fiscaal nummer voor een open fonds voor gemene rekening aanvragen en gaan participeren in dat nieuw opgerichte fonds, zijn op reguliere wijze bekend bij de Belastingdienst. Vermogende particulieren die een fonds voor gemene rekening gebruiken doen dit niet om het vermogen buiten het zicht van de Belastingdienst te brengen, maar veelal uit privacyoverwegingen. De Belastingdienst blijft wel bij een dergelijke anonimiseringsstructuur zicht houden op de participanten in deze fondsen voor gemene rekening en hun vermogen.
Acht u het wenselijk dat door middel van fondsen voor gemene rekeningen mensen wiens inkomen bestaat uit rendement op vermogen dankzij deze fiscale constructies eerder recht op zorg- en/of huurtoeslag kunnen krijgen? Zo nee, welke maatregelen bent u bereid op dit vlak te nemen? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zoals hiervoor ook aangegeven, is het fiscale voordeel dat kan worden behaald met het onderbrengen van vermogen in een fonds voor gemene rekening afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Naast het fiscale voor- of nadeel kan het onderbrengen van vermogen in een fonds voor gemene rekening ook gevolgen hebben voor toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Voor toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen wordt gebruikgemaakt van het verzamelinkomen en een eventuele vermogenstoets of vermogensinkomensbijtelling. In het verzamelinkomen is het inkomen opgenomen uit box 1, box 2 en box 3. Overheveling van vermogen naar een andere box kan invloed hebben op de wijze waarop het inkomen wordt bepaald (daadwerkelijk genoten inkomen/rendement versus fictief rendement), maar in alle gevallen blijft het vastgestelde inkomen deel uitmaken van het verzamelinkomen. Als in een regeling een vermogenstoets is opgenomen, wordt in het algemeen aangesloten bij de grondslag van box 3 (sparen en beleggen). Wordt vermogen uit box 3 gehaald, bijvoorbeeld door aankopen of schenkingen te doen of bijvoorbeeld een (duurdere) eigen woning aan te schaffen, dan vermindert hierdoor de grondslag van box 3. Ook het onderbrengen van vermogen in een open fonds voor gemene rekening kan leiden tot een vermindering van de box 3-grondslag. Dit werkt in theorie door naar de vermogenstoets van de huur- en zorgtoeslag en de vermogensinkomensbijtelling. In de praktijk acht ik de kans dat dit grote budgettaire effecten met zich brengt op het vlak van toeslagen echter niet zo groot. Mijn verwachting is dat vermogende particulieren in het algemeen een dusdanig inkomen hebben dat zij op basis daarvan niet of slechts in beperkte mate in aanmerking komen voor zorg- of huurtoeslag. Ook is het waarschijnlijk dat het overgrote deel van deze groep een eigen woning heeft en om die reden geen aanspraak heeft op huurtoeslag. Kans op enig budgettair effect is mogelijk wel aanwezig waar het gaat om de hoogte van de eigen bijdrage voor mensen die intramurale zorg ontvangen (Wet langdurige zorg). Iemand die in een intramurale Wlz-instelling woont, die een vermogen heeft dat meer bedraagt dan de vrijstelling in box 3 en die dat vermogen onderbrengt in een open fonds voor gemene rekening of een andere rechtsvorm in box 2, betaalt dan een lagere eigen bijdrage.
Hoe ver bent u gevorderd met het formuleren van Nederlandse wetgeving en regels over de bekendheid van de UBO? Is het juist dat Nederland te laat is met het implementeren van de Europese afspraken op dit terrein? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘We horen niets meer van OM’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «We horen niets meer van OM»?1 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wat is de reden dat het op 2 april 2017 mishandelde homostel uit Arnhem, dat door meerdere jongens aangevallen is met een betonschaar, nog steeds niets heeft gehoord van het Openbaar Ministerie (OM) met betrekking tot het verloop van het strafproces?
Sinds het voorval op 2 april 2017 zijn de slachtoffers een aantal malen geïnformeerd over de stand van zaken in het onderzoek. Aanvullend technisch onderzoek was noodzakelijk. Een dergelijk onderzoek kost uiteraard tijd. Het definitieve proces-verbaal is op 11 augustus jl. ingezonden naar het OM en inmiddels ook verstrekt aan betrokken raadslieden. In overleg met alle procespartijen wordt momenteel een zittingsdatum gepland. Ook is er na de berichtgeving in de media nog contact geweest met de advocaat van de slachtoffers.
Kent u de VVD-slogan «Slachtoffers verdienen de aandacht, niet de dader»?2 Zo ja, waarom handelt u daar niet naar en welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het OM slachtoffers, zoals het op 2 april 2017 mishandelde homostel, niet in de kou laat staan?
Slachtoffers verdienen de aandacht. Ik heb met het OM afspraken gemaakt over een goede bejegening en informatievoorziening aan slachtoffers. Deze afspraken komen deels voort uit de op 1 april 2017 aangenomen Wet minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en de bescherming van slachtoffers. Het OM moet het slachtoffer op de hoogte houden over de voortgang van zijn zaak indien het slachtoffer dit wenst. Daarnaast kan het slachtoffer de officier van justitie gedurende het strafproces en de fase van de tenuitvoerlegging te allen tijde verzoeken om hem te informeren over de voortgang van de zaak en andere informatie die relevant is voor het slachtoffer. In deze zaak zijn er diverse momenten geweest waarop de slachtoffers zijn geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de belangen van deze slachtoffers zwaarder moeten wegen dan de belangen van de daders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom geeft het OM dan aan terughoudend te zijn met informatie omdat de verdachten allemaal minderjarig zijn, aangezien ze wel een volwassen daad hebben begaan?
Slachtofferbelangen wegen zwaar mee. In elke zaak worden de belangen tegen elkaar afgewogen. Wanneer het gaat om minderjarige verdachten, zoals in de onderhavige casus, is het standaard beleid om terughoudend te zijn met het delen van inhoudelijke informatie in verband met privacybelangen van de verdachten. Ook wordt bij minderjarigen in beginsel, in lijn met verdragen waarbij Nederland partij is, terughoudendheid betracht in vordering c.q. toepassing van voorlopige hechtenis. In de onderhavige zaak zijn alle verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris. Deze heeft besloten de vordering bewaring af te wijzen.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers dat deze verdachten niet vastzitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit zo snel mogelijk te veranderen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat ook minderjarige daders van gruwelijk geweld zwaar gestraft moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Elk delict verdient een passende reactie. Wat passend is kan per casus verschillen. Het uitgangspunt van het jeugdstrafrecht is dat het gedrag van minderjarigen door begeleiding, behandeling en heropvoeding bijgestuurd kan worden.
Wanneer komt u tot het heldere inzicht dat het invoeren van minimumstraffen de enige manier is om ervoor te zorgen dat daders van gruwelijk geweld, zoals in dit geval het toeslaan met een betonschaar, daadwerkelijk zwaar gestraft worden?
Bij brief van 12 februari 20133 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Kamer geïnformeerd over de intrekking van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven). Deze intrekking was onderdeel van de uitvoering van het huidige Regeerakkoord. In lijn hiermee acht ik de invoering van minimumstraffen in het algemeen niet wenselijk. Dit delict, dat ik ten zeerste betreur, brengt mij niet tot een ander standpunt.
De samenwerking tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst om criminelen in hun portemonnee te raken |
|
Michiel van Nispen , Renske Leijten (SP) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de stelling dat criminelen veel harder in hun portemonnee kunnen worden geraakt als de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie (OM) nauwer gaan samenwerken, en dat de fiscus nu tientallen miljoenen euro’s misloopt?1
Een goede samenwerking tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst, zoals die in de huidige situatie overigens al bestaat, leidt tot effectief en efficiënt overheidsoptreden als het gaat om het afpakken van wederrechtelijk verkregen vermogen. Zie ook het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke hoofdredenen zijn voor het feit het wederrechtelijk verkregen vermogen dat langs strafrechtelijke weg wordt afgepakt (en daadwerkelijk wordt geïnd) doorgaans slechts een deel is van het gevorderde bedrag?
Dat kan gebeuren vanwege verschillende redenen. Zo kan de rechter de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel anders beoordelen dan het Openbaar Ministerie zodat een ontnemingsvordering niet of slechts gedeeltelijk wordt toegewezen. Ook blijkt in de praktijk dat niet alle vorderingen kunnen worden geïnd. Als in het kader van het onderzoek beslag is gelegd, bestaat er voor de inning van dat deel van de ontnemingsvordering geen incasso-risico. In het strafrechtelijk onderzoek wordt dan ook waar mogelijk de nadruk gelegd op het vroegtijdig traceren en het onder beslag krijgen van die vermogensbestanddelen waarvan het strafrechtelijk vermoeden bestaat dat deze door crimineel handelen zijn verkregen.
Hoe vaak lukt het de Belastingdienst alsnog via fiscale naheffingen geld terug te halen bij criminelen als het strafrechtelijke afpaktraject (deels) mislukt? Klopt het dat de termijnen voor navordering dusdanig zijn dat er voor de fiscus dan vaak niets meer te halen is, waardoor de crimineel zijn geld kan houden?
Het aantal gevallen waarin de Belastingdienst als nog via fiscale navordering en naheffing geld terug haalt bij criminelen als het strafrechtelijke afpaktraject (deels) mislukt, wordt niet bijgehouden en cijfers zijn dan ook niet voorhanden.
De reguliere termijn voor navorderen en naheffen is vijf jaar. De navorderingstermijn is maximaal twaalf jaar als te weinig belasting is geheven over een belastbaar bestanddeel dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. Het kan voorkomen dat er na de navorderingstermijn voor de fiscus niets meer te halen is. Behoudens uitzonderingen ligt dat echter niet aan de termijnen die voor navordering zijn vastgesteld, maar kan dit bijvoorbeeld liggen aan het feit dat er geen verhaalsmogelijkheden (meer) voorhanden zijn. Op het moment dat er wel weer verhaalsmogelijkheden zijn worden de verschuldigde bedragen geïnd.
Hoe vaak komt het voor dat bij het opsporen van vermogen gestuit wordt op bedrijfsconstructies in het buitenland die wijzen op het versluieren van vermogen? Hoe wordt daar op dit moment mee omgegaan?
Het versluieren van vermogen – al dan niet via bedrijfsconstructies (binnen- en buitenland) – komt voor. Kwantificering hiervan is niet mogelijk. Dergelijke gevallen worden namelijk niet apart geregistreerd. Ik wil daarbij benadrukken dat er in internationale gremia aandacht is voor dit onderwerp. Zo worden in OESO-verband maatregelen genomen, die het versluieren van vermogen via constructies moeilijker dan wel onmogelijk zouden moeten maken.
Indien bestaande nationale en/of internationale wet- en regelgeving mogelijkheden bieden om in opsporingsonderzoeken crimineel vermogen te beslaan en af te pakken, dan wordt daartoe actie ondernomen. Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan in dergelijke gevallen strafrechtelijk worden opgetreden op grond van fiscale wetgeving, maar ook op grond van bijvoorbeeld de witwasbepalingen in het Wetboek van Strafrecht.
Welke verbeteringen zijn er sinds de eerdere Kamervragen over dit onderwerp ingevoerd en welke concrete resultaten van intensievere samenwerking tussen de Belastingdienst en het OM zijn er nu te melden?2
Het afpakken van crimineel geld is een speerpunt in het beleid van het Openbaar Ministerie waarbij doorlopend wordt gekeken naar manieren waarop het afpakken van crimineel geld – door nauwere samenwerking, maar ook in bredere zin – kan worden verbeterd. De Belastingdienst en het Openbaar Ministerie voeren (zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerder door Kamerlid Van Nispen gestelde Kamervragen3) – zowel op landelijk als regionaal niveau – periodiek overleg met elkaar om enerzijds concrete zaken te bespreken alsmede de gemaakte afspraken te evalueren en waar nodig aan te scherpen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
In welke type strafzaken vindt tegenwoordig ook echt vroegtijdig afstemmingsoverleg plaats tussen het OM en de Belastingdienst om de inspanningen met betrekking tot het strafrechtelijk afpakken en fiscaal vorderen op elkaar af te stemmen?
Of er wel of geen vroegtijdig afstemmingsoverleg plaatsvindt tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst wordt niet bepaald aan de hand van het type delict. Op basis van de beschikbare en/of te achterhalen gegevens, de beschikbare capaciteit en de juridische mogelijkheden wordt in afstemming met de ketenpartners gekozen voor de afpakmogelijkheid (of de combinatie van afpakmogelijkheden) die het grootste maatschappelijk effect lijkt te hebben. Afstemming dient om te voorkomen dat bepaalde afpakmogelijkheden achteraf niet meer mogelijk zouden zijn, maar ook om cumulatie van sancties te voorkomen. Met het oog hierop wordt het voornemen om een ontnemingsschikking van meer dan € 5.000 te sluiten of om een transactie met ontnemingscomponent van meer dan € 5.000 aan te bieden aan de Belastingdienst gemeld. Bij een voorgenomen transactie met ontnemingscomponent of schikking van € 100.000 of meer treedt de officier van justitie expliciet in overleg met de contactambtenaar van de Belastingdienst teneinde tot afstemming te komen over het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel alsmede de fiscale consequenties van de ontneming.
Wat is uw reactie op het voorstel om multidisciplinaire afpakteams in te voeren, met daarin vertegenwoordigers van de politie, het OM, de Belastingdienst en de gemeente, bij iedere politie-eenheid in Nederland?
Zoals gemeld in de beantwoording van de door de leden Van Nispen en Gesthuizen gestelde Kamervragen4 wordt in RIEC-verband door de genoemde overheidspartners nauw samengewerkt om een zo effectief mogelijke aanpak van ondermijning te realiseren. Het integraal afpakken van crimineel vermogen is hiervan een vast onderdeel. Over de resultaten van deze samenwerking informeer ik uw Kamer jaarlijks door toezending van het Jaarverslag LIEC-RIEC.
Aangezien de overheidspartners in alle regio’s en op landelijk niveau reeds samenwerken bij het afpakken van crimineel vermogen, zie ik geen noodzaak tot een centraal gedicteerde landelijke uitrol van multidisciplinaire afpakteams. Het staat de samenwerkende organisaties vrij om, indien zij daartoe een noodzaak zien, dergelijke teams in te richten. Vanuit de rijksoverheid wil ik er echter juist op sturen dat de samenwerking binnen bestaande structuren, zoals in RIEC-verband, plaatsvindt en – indien de problematiek daarom vraagt – wordt geïntensiveerd.
Erkent u dat de capaciteit om crimineel vermogen op te sporen bij verschillende diensten krap is? Bent u bereid te onderzoeken of een investering in meer capaciteit voor financieel opsporingsonderzoek op termijn veel op zou kunnen leveren, nog los van het principe dat misdaad niet mag lonen?
Het afpakken van crimineel vermogen is als prioriteit voor Openbaar Ministerie en politie benoemd in de Veiligheidsagenda 2015–2018. Daaraan is een jaarlijks oplopende incassodoelstelling gekoppeld. In 2016 is een bedrag van 416,5 miljoen euro, dat voor een groot deel afkomstig is uit grote transacties met bedrijven, afgepakt. De Belastingdienst zet een proportioneel deel van de beschikbare capaciteit in voor de samenwerking met andere overheden, waaronder met het Openbaar Ministerie.
Afpakken is aldus een belangrijke taak van de handhavingsorganisaties en mijn departement (Ministerie van Veiligheid en Justitie) heeft hier de afgelopen jaren ook flink in geïnvesteerd. Zo is recent nog bezien of meer capaciteit voor financieel opsporingsonderzoek de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen zou kunnen versterken. Dit heeft er toe geleid dat per begroting 2016 een bedrag van 5 miljoen euro oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2018 wordt geïnvesteerd in de FIOD en het Openbaar Ministerie ter versterking van de aanpak van witwassen, corruptie en het afpakken van crimineel vermogen. Voorts investeert mijn departement (Ministerie van Veiligheid en Justitie) sinds 2016 jaarlijks een bedrag van 3 miljoen euro in het afpakken van crimineel vermogen in Zuid-Nederland en Rotterdam. Voor 2018 is 30 miljoen gereserveerd op de Aanvullende Post voor een investering in de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen. Hiertoe wordt nog een plan van aanpak uitgewerkt.
Hoe gaat u er voor zorgen dat criminelen harder geraakt worden in hun portemonnee om te voorkomen dat zij hun door misdaad verkregen geld kunnen houden?
Het Openbaar Ministerie kan via ontnemingszaken criminele winsten afpakken, maar kan om een crimineel in de portemonnee te raken ook een geldboete, verbeurdverklaring of een schadevergoedingsmaatregel eisen. Soms is het effectiever criminele winsten via andere wegen dan het strafrecht af te nemen, bijvoorbeeld via de fiscus of – na faillissement van een crimineel of zijn onderneming – via de curator. Zoals eerder aangegeven zijn de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie voortdurend met elkaar in gesprek om het proces te versterken. Er is blijvende aandacht voor verbeteringen. Zo wordt de samenwerking tussen Openbaar Ministerie en Belastingdienst periodiek geëvalueerd en waar verbeteringen mogelijk zijn, worden deze aangebracht.
Het bericht ’Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband (en een locatie- en gebiedsverbod) deze verdachte er niet van hoeft te weerhouden wederom een kettingzaag op de keel van zijn kinderen te zetten? Zo nee, waarom niet?
Met een enkelband kan, zoals ik uw Kamer eerder berichtte2, een opgelegd locatieverbod of -gebod effectief worden gecontroleerd. In deze zaak wordt betrokkene verdacht van ontucht, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn kinderen. Het gaat om verdenking van ernstige feiten waarvoor iemand preventief kan worden gehecht, maar van een veroordeling is nog geen sprake. Onlangs heeft de rechtbank, rekening houdend met alle omstandigheden in deze individuele zaak, besloten de preventieve hechtenis te schorsen onder een aantal voorwaarden waaronder een locatieverbod dat wordt gecontroleerd met een enkelband en een contactverbod.
De rechter oordeelde dat verdachte zijn rechtszaak in vrijheid mag afwachten, omdat er geen onderzoeksbelang meer was om de man langer vast te houden. Daarnaast kan volgens de rechter het risico op herhaling voldoende worden ingeperkt door de strenge voorwaarden die aan hem zijn opgelegd. Met de voorwaarden wordt strafbaar gedrag bemoeilijkt, doordat betrokkene geen contact mag opnemen met de slachtoffers en niet in hun omgeving mag komen.
Staat u aan de kant van de slachtoffers of aan de kant van de dader?
Ik sta voor een sterke positie van slachtoffers binnen een zorgvuldig en eerlijk strafproces.
Deelt u de mening dat de veiligheid van de slachtoffers van deze terreurvader alleen kan worden gegarandeerd als deze man zijn proces in de gevangenis afwacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen zodat in de toekomst dit soort levensgevaarlijke personen gewoon in de cel hun proces moeten afwachten?
De verdachte staat terecht en wordt door de rechter al dan niet veroordeeld voor hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Ook in de periode voorafgaand aan een strafzaak moet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid worden voldaan. Indien een rechter van oordeel is dat geen grond meer aanwezig is om iemands vrijheid te benemen, bijvoorbeeld omdat het recidivegevaar genoeg kan worden afgewend met voorwaarden, dient betrokkene in vrijheid te worden gesteld.
De onafhankelijke rechter, en dus niet de regering, beslist in Nederland of verdachten hun berechting in de cel moeten afwachten. De rechter maakt hierbij een afweging van de betrokken belangen, inclusief die van de slachtoffers.
Aan schorsingen kunnen voorwaarden worden verbonden. Voorwaarden en een goede controle op het naleven hiervan dragen door hun vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende karakter bij aan het verkleinen van de kans op recidive. Bij niet-naleving van voorwaarden wordt direct gehandeld om enerzijds slachtoffers te beschermen en anderzijds de verdachte te sanctioneren. Door deze werkwijze verlopen de meeste schorsingen zonder problemen.
Risico’s voor willekeurige arrestaties in Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Turkije bepaalt zelf wel wie het gevangen zet»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken in dat bericht dat vooral buitenlandse journalisten en mensenrechtenactivisten het risico lopen (willekeurig) te worden gearresteerd, onder andere wanneer zij bepaalde uitlatingen hebben gedaan buiten Turkije en/of in verband worden gebracht met zogenaamd terrorisme en «complotten tegen Turkije»?
Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
In hoeverre is een dergelijke actieve monitoring van uitlatingen die gedaan worden in het buitenland, maar mogelijk gevolgen hebben in Turkije, volgens u een risico voor Nederlanders (al dan niet met een Turkse achtergrond) die naar Turkije afreizen? Zijn daarbij paralellen te trekken met andere landen waar dergelijke monitoring plaatsvindt, zoals Thailand waar bijvoorbeeld in 2011 een Amerikaan werd gearresteerd voor het beledigen van de Thaise Koning op internet?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. In een aparte passage in de reisadviezen worden Nederlanders gewaarschuwd voor wetten, regels en gebruiken die anders zijn dan in Nederland. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen actief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitter kanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Ook in andere BZ reisadviezen wordt indien relevant nader ingegaan op lokale wetten, regels en gebruiken. Zo wordt in het reisadvies voor Thailand gewezen op het verbod op het beledigen van het Thaise Koningshuis.
Op welke wijze worden die risico’s momenteel verwerkt in reisadviezen van de regering voor de landen waar deze risico’s aan de orde zijn? Is de actuele berichtgeving hierover mogelijk een reden om dit aspect nadrukkelijker te benadrukken en/of aan te scherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan de orde te stellen tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken en de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. Nederland zal de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader en de Kamer hierover op de gebruikelijke wijze op de hoogte houden. Nederland trekt samen met andere EU-lidstaten op, met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
De arrestatie van een Nederlander in Turkije |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nederlander mag Turkije niet uit na «beledigen» Erdogan»?1
Nederland is extra alert, actief en kritisch op de Turkse uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft uiteraard meerdere malen mondeling en schriftelijk de situatie van Nederlanders met een Turks uitreisverbod, waaronder de situatie van de hier bedoelde persoon, actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. De Nederlandse ambassade zal dit blijven doen, ook ten aanzien van toekomstige gevallen, opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Welke consulaire ondersteuning en assistentie krijgt deze Nederlander van de Nederlandse ambassade in Turkije?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de precieze gronden op basis waarvan deze Nederlander een uitreisverbod is opgelegd?
Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen informatie verstrekken over individuele zaken.
Bent u van mening dat het uitreisverbod legitiem is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Turkse wetgeving voorziet in verscheidene mogelijkheden van vrijheid beperkende maatregelen, waaronder ook uitreisverboden. Een oordeel over de legitimiteit van het uitreisverbod is in de eerste plaats aan de Turkse rechter. Nederland maakt zich echter wel grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft daarom sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Daarbij is aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. Nederland zal dit voor deze – en toekomstige – gevallen blijven doen.
Hebt u reeds protest aangetekend bij uw Turkse ambtsgenoot tegen deze eenzijdige actie van de Turkse overheid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
De Nederlandse ambassade in Ankara heeft meerdere malen mondeling en schriftelijk de gevoelige en moeilijke situatie van Nederlanders die een Turks uitreisverbod hebben gekregen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten en aandacht gevraagd voor een spoedige rechtsgang en opheffing van uitreisverboden. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade proactief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod. Van zeven andere personen die een uitreisverbod hadden is bekend dat zij inmiddels Turkije hebben kunnen verlaten.
Ook als deze kwestie in beginsel een nationale verantwoordelijkheid is, trekt Nederland samen met andere EU-lidstaten op. Dat doet Nederland met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
Welke acties onderneemt u om het uitreisverbod voor de Nederlander opgeheven te krijgen, zodat hij weer van zijn vrijheid kan genieten en naar Nederland kan terugkeren?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel andere Nederlandse staatsburgers in Turkije hebben op dit moment een uitreisverbod, en op basis van welke reden(en)? Wat heeft u ondernomen voor deze Nederlanders sinds deze kwestie is besproken tijdens het mondeling vragenuur op 11 april jl.? Wat heeft het «like-minded» overleg hierover met Duitsland, Frankrijk, België, Oostenrijk, Zweden en Denemarken opgeleverd?2
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel Nederlanders die in april jl. nog vastzaten in Turkije, zoals besproken tijdens het mondeling vragenuur, hebben sindsdien Turkije kunnen verlaten? Hoeveel niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan het dat er geen gezamenlijke, officiële Europese positie is ten aanzien van het opleggen van uitreisverboden aan individuen door Turkije? Wat gaat u doen om wel tot een dergelijke gezamenlijke Europese actie te komen?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u naar aanleiding van deze arrestatie reden om uw besluit van vorige week, om de uitlevering van verdachten aan Turkije te hervatten3, te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uitlevering van verdachten aan Turkije wordt door zowel de rechter als de Minister van Veiligheid en Justitie per geval getoetst. Ik verwijs u voor de verdere beantwoording van deze vraag naar de beantwoording, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op de schriftelijke vragen van het lid Karabulut over uitreisverboden voor Nederlanders in Turkije (2017Z10629).
Ziet u naar aanleiding van deze recente arrestatie reden om het reisadvies voor Turkije aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Het bericht ‘Nederlander vast na kritiek op Erdogan’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in Trouw «Nederlander vast na kritiek op Erdogan»?1
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlands paspoort mogen op dit moment van de Turkse autoriteiten Turkije niet verlaten? Om welke redenen mogen zij het land niet verlaten en kunt u daar een overzicht van geven?
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden en die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod. Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen informatie verstrekken over de achtergronden bij deze zaken.
Zijn er Turkse Nederlanders die bij de Nederlandse overheid aangegeven hebben dat zij problemen hebben met de Turkse overheid, bijvoorbeeld omdat de Turkse overheid hun paspoort heeft ingenomen, weigert hun paspoort te verlengen of weigert om het proces om afstand te doen van de Turkse nationaliteit te beginnen of te voltooien?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reisadvies voor Turkse Nederlanders (met twee paspoorten) alsook Nederlanders (met alleen een Nederlands paspoort) die op internet kritiek geuit hebben op president Erdogan en die naar Turkije willen reizen voor vakantie? Bent u voornemens het reisadvies aan te passen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Belangrijk uitgangspunt bij de BZ reisadviezen is dat deze relevant zijn voor alle Nederlanders die naar een bepaald land af willen reizen. In de reisadviezen wordt naast informatie die relevant is voor alle reizigers evenwel ook ingegaan op specifieke risico’s waar niet elke Nederlander bloot aan staat maar waarvoor het ministerie het noodzakelijk acht de Nederlander op te wijzen met het oog op de veiligheid. Nederlanders bepalen uiteindelijk zelf voordat zij afreizen of zij de risico’s in een land acceptabel vinden.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
In reactie op concrete hulpvragen van Nederlanders die zich in Turkije bevinden verleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van consulaire bijstand individuele hulp en advies.
Heeft de Nederlandse regering bepaalde mensen ontraden om naar Turkije af te reizen? Zo ja, hoeveel mensen en om welke redenen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat adviseert u de (Turkse) Nederlanders die op dit moment in Turkije zijn en kritiek hebben geuit op president Erdogan?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bent u van plan te doen voor de Turkse Nederlanders die op dit moment belemmerd worden om Turkije te verlaten?
Nederland is hier extra alert, actief en kritisch op en heeft reeds geruime tijd contact met de Turkse autoriteiten over Nederlanders met uitreisverboden. Daarbij heeft de Nederlandse ambassade in Ankara sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp uiteraard meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Er is specifiek aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. De Nederlandse ambassade heeft daarbij ook de verschillende gevallen benoemd, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade actief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en uiterlijk volgende week beantwoorden gezien de grote groep (Turkse) Nederlanders die nog met vakantie naar Turkije zullen gaan?
Ja.
Camping Fort Oranje |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rotterdamse Narda (79) moet paleisje op Fort Oranje verlaten»?1
Ja.
Bent u van mening dat het bijzonder treurig is dat Nederlandse bewoners zoals de 79-jarige mevrouw De Jong op Fort Oranje de dupe zijn geworden van criminelen uit het oostblok en andere ellende op de camping en nu hun caravan moeten verlaten? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Zundert heeft geconcludeerd dat er sprake was van een niet langer houdbare situatie door de veelheid aan structurele problemen en overtredingen op het terrein van openbare orde, sociale veiligheid en leefbaarheid en heeft tevens geconstateerd dat er sprake was van (zware) criminaliteit.
De gemeente heeft aangegeven een langdurig en zorgvuldig traject van controles en aanschrijven te hebben uitgevoerd en onder meer een «wijkagent» te hebben aangewezen om te zorgen voor verbetering van de situatie op de camping. Dit heeft volgens de gemeente Zundert echter tot onvoldoende verbeteringen geleid, waarna is overgegaan tot sluiting van de camping en overname van het beheer.
Het is niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om verder op het beleid van de gemeente Zundert in te gaan, hierover legt de gemeente verantwoording af aan de gemeenteraad.
Bent u van mening dat het nooit zo ver was gekomen wanneer de camping louter uit klaverjassende, levensgenietende bewoners op leeftijd had bestaan? Erkent u dat de oostblokcriminaliteit (diefstal, prostitutie en illegaliteit) en het feit dat hier onvoldoende tegen is opgetreden, Fort Oranje de nek heeft omgedraaid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat tijdig en keihard optreden tegen de criminelen op Fort Oranje de sluiting van de camping had kunnen voorkomen? Bent u van mening dat hierin (door de gemeente) tekort is geschoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel vertrouwen heeft u erin dat de gemeente Zundert «momenteel naar een oplossing zoekt», en wat verwacht u ervan? Wat hebt u gedupeerde Nederlandse bewoners, zoals mevrouw De Jong, te bieden?
Met de overname van het beheer van de camping heeft de gemeente Zundert in kaart kunnen brengen wie er op de camping verblijven en wie zorg en ondersteuning behoeven. De gemeente heeft daarbij aangegeven op individueel niveau te bezien welke oplossingen passend zijn.
Het bericht "Nederland tweede op lijst online illegale wapenhandel" |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag van donderdag 20 juli 2017 «Nederland tweede op lijst online illegale wapenhandel»?1
Ja.
Uit internationaal onderzoek van onderzoeksinstituut Rand Europe2 blijkt dat Nederland wereldwijd een belangrijke speler is in de online wapenhandel en zelfs op de tweede plaats (wereldwijd) qua omzet staat; in hoeverre heeft u zicht op deze handel, wat bent u voornemens hiertegen te doen en kunt u uitleggen hoe het kan dat uitgerekend Nederland internationaal deze positie inneemt?
Ik ben met u van mening dat elke vorm van illegale handel, zo ook wapenhandel, onwenselijk is. De bevindingen van RAND Europe sluiten aan bij de beelden uit het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit dat ik onlangs aan uw Kamer stuurde, namelijk dat het internet in toenemende mate een rol speelt in de handel in illegale wapens.3 Het rapport van RAND Europe bevat aanwijzingen dat Nederland een belangrijke positie inneemt als land van waaruit wapens worden verstuurd, maar de opstellers benadrukken dat het gezien de beperkingen van hun onderzoek niet mogelijk is om harde conclusies te trekken ten aanzien van de locatie van kopers en verkopers van illegale wapens via het internet. De onderzoekers stellen verder dat het aandeel illegale wapenhandel op het zogeheten darkweb, ten opzichte van andere aangeboden illegale producten, vermoedelijk marginaal is.
Ook andere vormen van illegale handel bedienen zich van de voordelen van versleutelde communicatie (encryptie) zoals via het darkweb. Steeds meer vormen van criminaliteit profiteren van deze afschermingsmogelijkheid, die een groeiende uitdaging voor de opsporing vormt. Mede gezien de hierboven genoemde snelheid van de ontwikkelingen blijft het kabinet de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen. De aanpak wordt met de inzet van de versterkte opsporings- en digitale expertise en het opzetten van publiek-private samenwerkingsverbanden met post- en pakketdiensten geïntensiveerd. Bij de Landelijke Eenheid van de politie zijn sinds vorig jaar gespecialiseerde teams actief die zich specifiek richten op de illegale handel op het darkweb en op de illegale handel via postpakketten. Onderzoeken hebben geleid tot aanhoudingen van verdachten.
Daarnaast is het Nederlandse Openbaar Ministerie onderdeel van een structureel Europees netwerk van justitiële autoriteiten op dit gebied, naar aanleiding van een door Nederland geleid internationaal project tegen illegale handel op online markten.
Welke interventiestrategie hanteert u op dit moment om deze specifieke online wapenhandel adequaat het hoofd te bieden en vormen de vorenbedoelde onderzoeksresultaten aanleiding om deze strategie te herzien?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat online illegale wapenhandel, zoals bedoeld in vorengenoemd onderzoek, in de strijd tegen onder andere de georganiseerde criminaliteit en het internationale terrorisme absoluut onwenselijk is? Deelt u de mening dat alles op alles moet worden gezet om deze handel onmiddellijk een halt toe te roepen en de verkopers op te sporen en te vervolgen?
Zie antwoord vraag 2.
Vormen de onderzoeksresultaten aanleiding het strafrechtelijk instrumentarium op dit punt tegen het licht te houden en waar nodig te herzien? Welke positie neemt de materieelstrafrechtelijke antiterrorismewetgeving volgens u in ten aanzien van kopers en verkopers van de hier bedoelde online aangeschafte illegale wapens?
Het fenomeen van illegale handel via het darkweb, waaronder de illegale handel in wapens, heeft al langer de aandacht van het kabinet. In het kader van dit onderwerp van gedigitaliseerde modus operandi is ook wetgeving nodig om het instrumentarium van de opsporing gelijke tred te laten houden met de technologische ontwikkelingen. Het wetsvoorstel Computercriminaliteit III, dat in de Eerste Kamer ligt, bevat de bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten. De inzet van deze bevoegdheid is gebonden aan strikte voorwaarden en waarborgen. Zoals ik uw Kamer in mijn reactie op het onderzoek «Internet Facilitated Drugs Trade» van hetzelfde onderzoeksbureau RAND schreef4, is deze bevoegdheid onder meer van belang voor de opsporing van illegale marktplaatsen op internet. Beheerders en gebruikers van dergelijke marktplaatsen bedienen zich veelal van geavanceerde anonimiseringstechnieken om uit handen van de opsporing te blijven. De bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk maakt het in veel meer gevallen mogelijk het geautomatiseerd werk, de beheerder en/of de gebruikers te identificeren, wat cruciaal is voor de effectiviteit van het opsporingsonderzoek.
Het bericht dat criminele vreemdelingen zelden worden uitgezet |
|
Gidi Markuszower (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe kan het dat criminele vreemdelingen hun verblijfsvergunning vaak kunnen behouden? Hoe vaak gebeurt dit precies? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld en waarom heeft u daar niks aan gedaan?1
Als een vreemdeling een strafbaar feit heeft gepleegd, wordt beoordeeld of dit consequenties heeft voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Mogelijke maatregelen hierbij zijn het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken. Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning wordt de intrekking mede beoordeeld aan de hand van de «glijdende schaal». Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. In deze beoordeling worden ook de individuele omstandigheden van het geval getoetst aan Europese regelgeving en internationale verdragen, zoals het recht op gezinsleven en het recht op privéleven.
Voor het intrekken of weigeren van een asielvergunning geldt het sinds begin 2016 aangescherpte openbare orde beleid asiel.
Op basis van de bij de IND beschikbare gegevens is niet aan te geven in hoeveel gevallen een opgelegde straf onvoldoende is om over te gaan tot intrekking van een verblijfsvergunning.
Realiseert u zich dat Nederland op deze manier inmiddels een vrijhaven is voor criminele vreemdelingen? Wat gaat u nu eindelijk doen om alle criminele vreemdelingen na het uitzitten van hun straf onmiddellijk uit ons land te verwijderen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u eindelijk bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen, mede teneinde ons land te behoeden voor de import van nog meer aanhangers van de gewelddadige en criminele ideologie genaamd islam? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
De bestrijding van synthetische drugscriminaliteit |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Grootschalige veegactie naar drugs wegens succes voortijdig gestaakt» van Omroep Brabant, van 7 juli 2017?1
Ja.
Wat betekent het feit dat de actie voortijdig moest worden beëindigd vanwege het grote aantal vondsten, voor de omvang van de productie van synthetische drugs in Brabant?
Het voortijdig beëindigen van de actie zegt niets over de omvang van de productie van synthetische drugs in Brabant, maar wel iets over het succes van de veegweek. De actie is zorgvuldig voorbereid door de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Belastingdienst en gemeenten op basis van onder meer Meld Misdaad Anoniem-meldingen (MMA-meldingen) die bij de politie waren binnengekomen, maar te summier waren om direct (strafrechtelijk) op te pakken.
De resultaten van de veegweek laten zien dat deze manier van integraal (samen)werken bijzonder succesvol is.
Hoe beoordeelt u het succes van deze zogenaamde «veegweek synthetische drugs»? Welke lessen trekt u hieruit voor de toekomst?
Gelet op de resultaten, was de veegweek succesvol. Begin september 2017 zal de evaluatie van de veegweek gereed zijn. Op dat moment zal worden bezien welke lessen kunnen worden getrokken uit deze week.
Is er in Brabant voldoende capaciteit voor het oppakken van meldingen van burgers, Meld Misdaad Anoniem-meldingen (MMA-meldingen) en andere politie-informatie?
Hoe de opsporingscapaciteit wordt ingezet, wordt bepaald in de lokale driehoek (burgemeester, OM en politie). Verantwoording over die inzet wordt op lokaal niveau afgelegd, door de burgemeester in de gemeenteraad. Over deze specifieke casus doe ik dan ook geen uitspraken.
Worden meldingen van burgers (waaronder MMA-meldingen) altijd serieus onderzocht? Zo ja, binnen welke termijn?
De politie stelt zich op het standpunt dat iedere melding serieuze aandacht verdient. Dit laat onverlet dat er prioriteiten moeten worden gesteld om de beschikbare politiecapaciteit zo adequaat mogelijk in te zetten. Bij die prioritering wordt de ernst van de zaak, het hebben van concrete aanknopingspunten voor de opsporing maar ook de maatschappelijke impact van de zaak meegewogen. Binnen welke termijn dit gebeurt is afhankelijk van de aard van de concrete casus en derhalve niet eenduidig te beantwoorden.
In de afgelopen jaren heeft de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) een verdubbeling van capaciteit gekregen; heeft de LFO momenteel voldoende capaciteit om de problematiek van synthetische drugs aan te kunnen?
De LFO verricht hoog specialistische werkzaamheden op het terrein van het ontmantelen van drugslaboratoria.
In het antwoord op Kamervragen heeft de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie aangegeven dat de capaciteit van het LFO is verdubbeld van 4 naar 8 fte.2 Momenteel zijn er echter vacatures onder meer als gevolg van personele wisselingen. De openstaande vacatures zijn naar verwachting in het najaar van 2017 ingevuld en daarmee is de bezetting van de LFO op orde.
Vooralsnog lijkt de capaciteit van de LFO (8 fte) toereikend. Ook omdat er aanvullende maatregelen zijn genomen die erop zien dat de LFO gericht wordt ingezet. Zo gaat het team alleen naar de plaats delict wanneer dit in het belang is van de opsporing, er ernstige milieuschade is of als er sprake is van gevaar voor de gezondheid van mensen. Daarnaast werkt de LFO nauw samen met de brandweer. De korpschef zal de ontwikkelingen nauwlettend volgen en indien nodig verder bijsturen. Gelet op de ontwikkelingen is het zeker niet uit te sluiten dat de capaciteit verder moet worden uitgebreid.
Uit diverse berichten blijkt dat in 2017 veel drugslaboratoria zijn gevonden; is de capaciteit van het LFO, gelet daarop, toereikend?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat er de laatste tijd meer afval afkomstig uit synthetische drugslaboratoria wordt gedumpt in (het zuiden van) de provincie Gelderland? Is de provincie Gelderland voldoende voorbereid op een eventuele verschuiving van deze problematiek vanuit Brabant naar Gelderland? Worden opgedane kennis en aanwezige informatie uitgewisseld door opsporingsdiensten en lokale overheden?
Dat er een lichte toename waarneembaar is herken ik uit de politiecijfers die mij bekend zijn. Hierover heb ik u geïnformeerd in de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Dik-Faber en Segers (beiden ChristenUnie) over dumping van drugsafval in Gelderland3, de vragen van de leden Cegerek en Volp (beiden PvdA) over de verschuiving van drugsdumpingen van Noord-Brabant naar Gelderland4 en vragen van de leden Geurts en Van Toorenburg (beiden CDA) over drugsdumpingen en waterkwaliteit5.
Zoals aangegeven in het antwoord op Kamervragen van de leden Cegerek en Volp (beiden PvdA) over de dumpingen van drugs en ander (gevaarlijk) afval in Gelderland6 worden in de regio Gelderland afspraken gemaakt over samenwerking tussen diverse partijen, publiek en privaat, zoals gemeente, brandweer, de politie, het OM, de Land- en Tuinbouw Organisatie en het waterschap in het kader van een project Veilig Buitengebied. Die samenwerking bestrijkt een heel breed terrein, waaronder brand- en verkeersveiligheid en, wanneer daar aanleiding toe bestaat, ook voorkoming van drugsdumpingen. Doel hiervan is om bewoners van het buitengebied bewust(er) te maken van wat zij zelf kunnen doen, bijvoorbeeld camera’s ophangen, deuren van loodsen/schuren/stallen e.d. afsluiten en bij het verhuren van leegstaande loodsen e.d. alert zijn op de omstandigheden waaronder de verhuur plaatsvindt (contante betalingen, uitsluitend mondelinge afspraken, onbekende huurders, etc.). Hierbij wordt opgedane kennis en aanwezige informatie uitgewisseld. Daarnaast kunnen de ontwikkelde initiatieven van de Provincie Brabant, waaronder projectgroep «Samen Tegen Dumpen» en Provincie Limburg eventueel tot voorbeeld genomen worden.
Hoeveel drugsafvaldumpingen in het buitengebied zijn er in 2017 geweest? Kunt u deze cijfers vergelijken met die over 2016? Kunt u per provincie aangeven hoeveel dumpingen er zijn geregistreerd?
Er zijn nog geen volledige cijfers bekend over de eerste helft van 2017. Een vergelijking met de cijfers over 2016, waarin 177 dumpingen geregistreerd door de politie hebben plaatsgevonden, is daarom nog niet te maken. Wel is een vergelijking te maken over de jaren 2014 tot en met 2016. Het is hierbij echter niet mogelijk om aan te geven of een dumping in het buitengebied heeft plaatsgevonden, omdat deze aanduiding niet in de registratiesystemen van de politie en OM voorkomt.
In aanvulling op de antwoorden op Kamervragen van de leden Geurts en Van Toorenburg (beiden CDA) over drugsdumpingen en waterkwaliteit7, is de uitsplitsing van het aantal dumpingen van synthetisch drugsafval per provincie (zoals geregistreerd bij de politie) als volgt.
Provincie
2014
2015
2016
Noord Brabant
77
47
101
Limburg
48
68
38
Gelderland
9
16
26
Zeeland
1
1
2
Utrecht
4
5
1
Zuid-Holland
5
8
4
Noord-Holland
4
8
2
Flevoland
4
2
2
Overijssel
1
1
1
Drenthe
6
2
0
Groningen
0
1
0
Friesland
0
1
0
Totaal
159
160
177
Opgemerkt moet worden dat de aantallen geregistreerde dumpingen bij de politie lager zijn dan het werkelijke aantal, omdat niet alle aangetroffen dumpingen worden gemeld bij de politie. Daarnaast is er een ontwikkeling te zien naar alternatieve manieren van dumpen, waarover eerdere Kamervragen zijn beantwoord.8 Deze dumpingen komen veel minder vaak aan het licht.
Wat zijn de geschatte kosten voor het verwijderen van gedumpt drugsafval? Wie draait op voor de kosten van deze verwijdering?
In antwoord op vragen van de leden Segers en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) over het bericht «Criminelen wijken uit naar Gelderland voor dumpen drugsafval»9, heb ik uw Kamer laten weten dat uit een evaluatie naar de doelmatigheid van het convenant «Uitvoering amendement cofinanciering opruiming drugsafval» (Adviesbureau Ambient, 26 augustus 2016) blijkt dat er over 2015 voor 105 drugsafvaldumpingen cofinanciering is aangevraagd met gemiddeld ca. € 4.200,– aan opruimkosten per dumping. Bij de meeste aanvragen voor vergoeding lagen de kosten tussen € 1.000,– tot € 2.000,–. In 11% van de aanvragen ging het om bedragen groter dan € 10.000,–.
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen van het lid Rebel (PvdA) over het verhalen van de kosten van het opruimen van drugsafval op de daders10 heb gemeld, ben ik van oordeel dat de schade als gevolg van het dumpen van drugsafval ten laste dient te komen van de dader. Indien het OM een verdachte strafrechtelijk vervolgt voor het dumpen van drugsafval kan een gemeente of grondeigenaar zich voegen in het strafgeding als benadeelde partij om zodoende de kosten van het opruimen, die direct door de dumping zijn veroorzaakt, vergoed te krijgen.
Daarnaast geeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu momenteel uitvoering aan het amendement Cegerek-Dijkstra11 op basis van een «Convenant uitwerking amendement cofinanciering opruiming drugsafvaldumpingen», waarbij overheidsinstanties en particulieren of particuliere organisaties een bijdrage aan de opruimkosten van gedumpt drugsafval kunnen ontvangen. In de antwoorden op vragen van leden Van Oosten en Remco Dijkstra (beiden VVD) over «Oostenrijk hekelt Nederlandse aanpak drugsproducenten»12 heeft uw Kamer nadere informatie ontvangen over de uitvoering van dit amendement.
De beveiliging door de Marechaussee op Schiphol |
|
Albert van den Bosch (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Burgers bewaken grens op Schiphol»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat onervaren marechaussees de grens bij Schiphol controleren? Zijn dit actieve reservisten die door periodieke trainingen al een bepaald werkniveau hebben bereikt en (tijdelijk) deze rol krijgen toebedeeld of zijn het burgers die nog niet eerder een actieve rol als militair hebben gehad? Klopt het dat zij ongewapend zijn en een veel kortere dan de reguliere opleiding hebben gevolgd? Welke onderdelen van de reguliere training volgen zij niet of een stuk minder? Graag een toelichting.
De Koninklijke Marechaussee heeft ongeveer 200 volledig opgeleide en gecertificeerde reservisten. Het overgrote deel van deze reservisten zijn oud-marechaussees; daarnaast betreft het enkele oud-politiemensen en oud-militairen die omgeschoold zijn en dus volledig bevoegd. Er loopt een pilot met één reservist die een beperkt aantal opleidingen heeft gehad voor grensbewaker. Deze reservist is militair, niet bewapend maar beschikt wel over de basiskennis voor de uitvoering van de grensbewakingstaak. Deze reservist kan alleen worden ingezet voor de paspoortcontrole en zit altijd samen met een ervaren gewapende collega. Na evaluatie van de pilot met deze ene reservist wordt beslist of de Koninklijke Marechaussee hiermee doorgaat.
Voorop staat dat er geen concessies worden gedaan aan de veiligheid.
Welke risico’s ontstaan door deze nieuwe aanpak met burgers/reservisten bij de controle van paspoorten en de veiligheid van het personeel bij het uitvoeren van die taken? Op welke wijze worden die risico’s afgedicht? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het in dit stadium nog om een proef gaat? Zo ja, wanneer worden de resultaten van die proef geëvalueerd? Bent u bereid de Kamer over de resultaten en het vervolg van dit traject te informeren? Op welke termijn is dat mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk dat deze nieuwe aanpak een structureel en grootschaliger karakter krijgt in de toekomst? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht bericht 'Twaalf verboden relaties medewerkers en patiënten in tbs-klinieken' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Twaalf verboden relaties medewerkers en patiënten in tbs-klinieken»?1
Ja.
Erkent u dat dit probleem nu al jaren speelt? Kan men daarom zeggen dat u niet de Staatssecretaris van tbs-klinieken bent, maar eerder politiek verantwoordelijk bent voor seksklinieken?
Ik erken dat dit soort relaties voorkomt en niet iets nieuws is. Het is wel zeer onwenselijk en daarom ook ontoelaatbaar. Het door u gestelde kan men vanzelfsprekend zeggen, maar men zou zichzelf daarmee wel belachelijk maken.
Klopt het dat medewerkers van tbs-klinieken vooral relatief jonge onervaren meisjes zijn, die vaak belangrijke beslissingen moeten nemen over gestoorde criminelen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Tbs-klinieken beschikken over een zo gevarieerd mogelijk personeelsbestand. Daarnaast worden belangrijke beslissingen over het verloop van de behandeling van de patiënt altijd in een multidisciplinair overleg genomen. Hierbij zijn het hoofd behandeling, het afdelingshoofd, een psycholoog en de behandelend psychiater betrokken. Het is dus nooit zo dat dergelijke beslissingen door één personeelslid worden genomen.
Hebben de personeelsleden die relaties hebben met tbs'ers ook de bevoegdheid om beslissingen te nemen over o.a. verlof? Zo ja, beseft u dat dit levensgevaarlijke gevolgen kan hebben voor de maatschappij? Kunt u aangeven hoeveel verlofdagen in 2014, 2015 en 2016 door de medewerkers, die een seksuele relatie hadden met tbs-criminelen, zijn afgegeven?
Zoals ook in het antwoord op eerdere Kamervragen2 is aangegeven, is verlof tijdens de tbs-behandeling alleen mogelijk na uitvoerige beoordeling door verschillende partijen, waaronder de gedragsdeskundigen van de kliniek en het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT). Ook wordt voor iedere verlofmachtiging een gevalideerd risicotaxatie-instrument afgenomen. Deze procedure is erop gericht een zorgvuldige beslissing te nemen over de verlofmachtiging van de tbs-gestelde.
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven is niemand individueel bevoegd om te beslissen over belangrijke aspecten van de behandeling, waaronder het verlof.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat (jong en onervaren) tbs-personeel geen relaties aangaan met tbs'ers? Zijn inmiddels alle medewerkers die relaties met de gestoorde tbs-criminelen hadden ontslagen? Zo nee waarom niet?
Het aangaan van (seksuele) relaties tussen medewerkers en patiënten is ontoelaatbaar en in strijd met de gedragscode. In vier gevallen ging het om een relatie tussen een medewerker en een patiënt met tbs-dwangverpleging. Bij deze vier medewerkers is het dienstverband beëindigd.
Kent u het boek (uit 2013) «ervaring niet vereist» van Leonie Holtes? Zo ja, wat is er sindsdien veranderd in de tbs-klinieken?
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de reactie van mijn ambtsvoorganger3.
Het bericht dat de Duitse recherche de zogenaamde Panama Papers heeft gekocht |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Duitse Federale Recherche de zogenaamde Panama Papers heeft gekocht?1
Ja.
Is het waar dat de Duitse recherche bereid is om deze stukken te delen met de juridische en/of fiscale autoriteiten van andere landen?
Het Bundeskriminalamt (BKA) heeft kenbaar gemaakt dat het bereid is de stukken te delen met de bevoegde autoriteiten van andere landen.
Bent u bereid zo snel als mogelijk contact op te nemen met de Duitse recherche of andere Duitse autoriteiten en uw uiterste best te doen om te verzekeren dat de fiscus, de FIOD en het Openbaar Ministerie toegang krijgen tot deze stukken?
Inmiddels heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met het BKA. Momenteel wordt onderzocht of, op welke wijze en onder welke voorwaarden de stukken kunnen worden gedeeld. Wij verzekeren u dat wij ons uiterste best doen de voor Nederland relevante informatie te (doen) verkrijgen.
Bent u vervolgens ook bereid om de Tweede Kamer op een geaggregeerd niveau te informeren over de voor Nederland relevante informatie uit deze stukken en bijvoorbeeld aan te geven hoeveel zaken – waarin mogelijk sprake is van belastingontduiking en/of maatschappelijk onbetamelijk belastingontwijking – gediend zijn met informatie uit de Panama Papers dan wel op basis van deze papers nieuw zullen worden opgestart?
Zoals afgesproken bij het verschijnen van de Panama Papers in 2016 wordt in de halfjaarsrapportages van de Belastingdienst uw Kamer verslag gedaan van de voortgang van het proces van behandeling van deze informatie door de Belastingdienst en de daarmee bereikte resultaten, zonder uiteraard in te gaan op individuele gevallen.2
Verwacht u dat de Duitse autoriteiten op termijn zouden kunnen besluiten om alle informatie uit de Panama Papers openbaar te maken? Zou u dat een goede zaak vinden?
Zie het antwoord op vraag 3. Wij kunnen hierover in dit stadium nog geen uitspraken doen.
Overweegt u – nadat u directe toegang tot de Panama Papers hebt verkregen – om te zijner tijd en nadat u uw voordeel hebt kunnen doen met de bruikbare informatie uit deze papers, deze papers zelf publiek toegankelijk te maken?
Ook daarover kunnen wij in dit stadium nog geen uitspraak doen. Een en ander hangt o.a. af van de voorwaarden die mogelijk van Duitse zijde worden gesteld bij het verstrekken van de gegevens, de inhoud van de informatie en daarnaast zijn wij uiteraard gebonden aan het bepaalde in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De Duitse federale recherche heeft de zogeheten Panama Papers aangekocht. Het gaat om miljoenen documenten uit de interne administratie van de Panamese zakelijke dienstverlener Mossack Fonseca, bevestigen bronnen rond de Duitse regering dinsdag.