De onrust na het dodelijke steekincident in Den Dolder |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Coenradie , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Na Anne Faber opnieuw een vrouw slachtoffer van een psychiatrisch patiënt: Den Dolder is «er klaar mee»»?1
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in 2017 in een openbare bijeenkomst met meer dan 200 Den Doldenaren heeft gedaan dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie?
We kunnen ons de zorgen van de Den Doldenaren goed voorstellen en begrijpen dat zij uitzien naar een spoedige verhuizing van de klinieken van Fivoor. Daarom hechten we waarde aan heldere communicatie over onze mogelijkheden en bevoegdheden in deze kwestie. Naar aanleiding van de toen verschenen rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en van de Inspectie voor Justitie en Veiligheid over Michael P. is de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming op 18 april 2019 op bezoek geweest in Den Dolder om te spreken met de inwoners. In tegenstelling tot wat in de vraag beschreven staat is er door de Minister voor Rechtsbescherming geen formele toezegging gedaan over een vertrekdatum voor de klinieken van Fivoor uit Den Dolder. Wel is door Altrecht, de eigenaar van het terrein, de intentie uitgesproken dat Fivoor in 2025 van het terrein vertrekt mits aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. Deze datum is daarop tijdens de bijeenkomst als uitgangspunt gehanteerd en herhaald door de Minister. Wij, als Staatssecretaris Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en ook de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming, hebben geen verantwoordelijkheid of bevoegdheid om een dergelijke toezegging te doen. Zo schreef de Minister voor Rechtsbescherming op 29 mei 2019 in een brief richting de Belangenvereniging Den Dolder het volgende:
Aanvullend willen wij erop wijzen dat Fivoor een particuliere zorgaanbieder is die zorg biedt aan forensische én reguliere cliënten. Waar het reguliere zorg betreft, kopen de zorgkantoren de zorg in. Vanuit onze positie en bevoegdheden hebben wij beiden geen zeggenschap over de verhuizing van Fivoor. Dit neemt niet weg dat we de zorgen van de inwoners van Den Dolder begrijpen en willen verkennen wat wij wél kunnen betekenen. Hierover zijn wij op 6 maart met hen in gesprek gegaan.
Waarom is deze belofte niet ingelost en eenzijdig verschoven naar 2027?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u eerdere uitspraken van Fivoor-bestuurder Erik Masthoff dat ook januari 2027 onhaalbaar is en dat de instelling zeker vijf jaar nodig heeft voor een verhuizing naar een nieuwe vestiging?2 Kunt u beloven dat de eenzijdige toezegging tot het vertrek van de inrichting uit Den Dolder voor 1 januari 2027 wel nagekomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat kunnen wij niet beloven. In de situatie rondom de verhuizing, is het niet aan de bewindspersonen van de Ministeries van Justitie en Veiligheid dan wel Volksgezondheid, Welzijn en Sport om zorgaanbieders te dwingen om locaties of klinieken te sluiten. Deze bevoegdheid heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkel in zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Op basis van de huidige informatie is hier geen sprake van. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan volgens de wet alleen met betrekking tot bepaalde verpleegden (tbs-dwang) aan het hoofd van de instelling bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen of het belang van de slachtoffers. Het is dus ook niet aan ons om een oordeel aan te meten over de haalbaarheid of onhaalbaarheid van plannen die zien op de aanpassing of verhuizing van zorglocaties.
Bent u op de hoogte van de angst en onrust bij de inwoners van Den Dolder nu voor de tweede keer iemand om het leven is gebracht door toedoen van een cliënt van Fivoor?
Ja, daarvan zijn wij op de hoogte. Hierover heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gesproken met de burgemeester van Zeist, de gemeente waaronder Den Dolder valt, en de betrokken wethouder en commissaris van de Koning. Wij kunnen ons alleen maar voorstellen hoe groot de impact moet zijn voor nabestaanden en naasten, de bewoners van Den Dolder, de werknemers van de kliniek en andere betrokkenen. Met name gezien de geschiedenis in Den Dolder realiseren wij ons dat dit voor veel onrust bij inwoners zorgt. Om te kijken wat wij kunnen betekenen rondom deze onveiligheidsgevoelens, zijn wij op 6 maart 2025 op uitnodiging van de burgemeester van Zeist in gesprek gegaan met bewoners.
Hoe weegt u het spanningsveld tussen de angst van bewoners voor incidenten enerzijds en de voordelen van behandeling in forensische klinieken zoals die in Den Dolder anderzijds, aangezien onderzoek uitwijst dat veroordeelden met een psychiatrische stoornis minder vaak een nieuw ernstig delict plegen als ze op dergelijke locaties worden voorbereid op terugkeer in de samenleving en deze terugkeer in veruit de meeste gevallen zonder grote problemen verloopt? Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende draagvlak blijft voor forensisch psychiatrische klinieken? Deelt u de zorgen van uw voorganger Weerwind over «toenemende not-in-my-backyard-gevoelens die de forensische zorg in de weg zitten»?
Het hebben van een forensisch zorgsysteem waarin cliënten worden voorbereid op terugkeer in de samenleving is van groot belang voor zowel cliënt als samenleving. Zoals u aangeeft blijkt uit onderzoek dat terugkeer in de samenleving in verreweg de meeste gevallen succesvol is. Daarbij kunnen incidenten helaas nooit volledig worden voorkomen. We proberen met elkaar te leren van deze incidenten en op basis daarvan behandeling te verbeteren en veiligheid van samenleving te bevorderen. Het is daarom goed dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzoekt doet, zodat we ook hier lessen kunnen trekken die ten goede komen aan de veiligheid van ons land en behandeling van cliënten.
Zoals aangegeven kunnen we ons de onrust onder inwoners goed voorstellen. Tegelijkertijd hebben het Rijk, de gemeenten en zorgaanbieders een gedeeld belang bij de beschikbaarheid van voldoende behandelaanbod. Zowel vanuit het oogpunt van behandeling van patiënten als vanuit het oogpunt van de veiligheid van de samenleving, zijn forensische klinieken bewezen erg effectief. Draagvlak voor deze zorgvorm is voor ons dus evident. Daarom zijn we van mening dat er nu en in de toekomst voldoende behandelaanbod moet zijn voor mensen die behoefte hebben aan (forensische) zorg.
Wij delen de zorgen over toenemende «not-in-my-backyard-gevoelens» in de huidige samenleving. De toename hiervan treft niet alleen de forensische zorg, maar speelt een rol in allerlei andere maatschappelijke opgaven. Voor de forensische en verplichte zorg betekent de toename van deze gevoelens dat het steeds moeilijker wordt om oplossingen te vinden voor onze capaciteitsvraagstukken. Daarom hechten we er belang aan dat de hierin betrokken partijen, lokaal, regionaal en landelijk, met elkaar in gesprek blijven en te leren van de manier waarop met dit fenomeen in vergelijkbare situaties wordt omgegaan.
Deelt u de mening dat mogelijke opheffing van de kliniek zeer nadelige gevolgen heeft omdat in Den Dolder patiënten worden ondergebracht die in reguliere GGZ-klinieken vanwege hun complexe problematiek niet terecht kunnen? Kunt u garanderen dat de instelling niet wordt opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Ja, uw mening delen wij. Als de betreffende klinieken zouden sluiten heeft dat inderdaad zeer nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van het (forensisch en regulier) behandelaanbod. Het gaat in dit geval echter om een verhuizing en er is op dit moment geen sprake van mogelijke opheffing of sluiting.
Bent u op zeer korte termijn bereid om met de burgemeester van Zeist in gesprek te gaan en te komen tot een uiterste inspanning voor verplaatsing of sluiting van de kliniek met inachtneming van het belang van de cliënten, zodat deze kunnen worden overgeplaatst naar andere klinieken?
Ja, dat zijn wij. Op 5 februari jl. heeft er een overleg plaatsgevonden met zowel de burgemeester en de betrokken wethouder van de gemeente Zeist als de commissaris van de Koning van de provincie Utrecht. Hierbij is onder meer besproken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd deze mogelijkheid te verkennen. Een verhuizing is niet vandaag of morgen geregeld. Ook het vinden van een geschikte locatie niet. Daarom kijken we ook naar wat er nu kan als het gaat om de veiligheid en leefbaarheid in het dorp. Er is niet expliciet gesproken over sluiting van de klinieken, waar wij zoals eerder genoemd geen bevoegdheid tot hebben in dit geval. Ons gesprek is tijdens het werkbezoek van 6 maart jl. voort gezet. Uiteraard zullen wij de Kamer informeren indien er specifieke actiepunten hieruit voortvloeien.
Het bericht 'Tieners veroordeeld voor groepsverkrachting dakloze vrouw in Helmond' |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS «Tieners veroordeeld voor groepsverkrachting dakloze vrouw in Helmond»?1
Ja.
Deelt u de mening dat strafbare feiten zoals deze dienen te leiden tot intrekking of stopzetting van de asielaanvraag?
Ik ben van mening dat als er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf, dit in beginsel zou moeten leiden tot afwijzing van de asielaanvraag of intrekking van de vergunning. Ik heb uw Kamer bij brief van 18 december 20242 ingelicht over een aanscherping van het beleid hierin. Of dit daadwerkelijk kan hangt uiteindelijk af van de individuele beoordeling van de zaken en de vraag of aan alle overige voorwaarden voor intrekking of afwijzing wordt voldaan.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie van het lid Van Zanten waarin de regering wordt verzocht strengere kaders te ontwikkelen om asielvergunningen eerder te weigeren of in te trekken wanneer er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd?2
Ook over de uitvoering van deze motie is uw Kamer geïnformeerd in bovengenoemde brief van 18 december 2024.
Kunt u toelichten welk straflengte van toepassing dient te zijn om asielvergunningen eerder te weigeren of in te trekken?
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 december 2024, heb ik besloten om, bij de beoordeling of een asielvergunning moet worden geweigerd of ingetrokken wegens een strafrechtelijke veroordeling, niet langer een minimum te stellen aan de strafoplegging. Dat betekent dat de beoordeling of er sprake is van een ernstig misdrijf of een bijzonder ernstig misdrijf nog sterker dan voorheen een afweging zal worden van de individuele merites van de zaak. Hierbij zullen onder andere moeten worden meegewogen het delict, de aard van de strafbedreiging, de strafmaat en de daadwerkelijk opgelegde straf. De ondergrens van de glijdende schaal van artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000 blijft wel van toepassing als het gaat om niet verlengen of intrekken van een asielvergunning.
Kunt u daarbij ook toelichten op welke termijn hier uitvoering aan gegeven gaat worden?
Ik wil hier vanzelfsprekend zo spoedig mogelijk mee aan de slag. Daarom heb ik aangekondigd dat ik de beleidsregels hiervoor binnen twee weken wil wijzigen.4 Inmiddels zijn de wijzigingen van de Vreemdelingencirculaire 2000 doorgevoerd. Deze zijn op 30 januari 2025 gepubliceerd in de Staatscourant.5
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid op 5 februari 2025?
Ja.
Het bericht 'Vandaag gestolen, morgen in Polen: ‘De hele polder wordt leeggeroofd' |
|
Mirjam Bikker (CU), Pieter Grinwis (CU) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Vandaag gestolen, morgen in Polen: «De hele polder wordt leeggeroofd»»?1
Diefstal van vaak kostbare landbouwvoertuigen en -apparatuur kan een grote impact hebben op agrarisch ondernemers. Naast de financiële schade, is het ook een inbreuk op de veiligheid. Ik deel de zorg die in het artikel wordt geuit en ondersteun de oproep voor een gerichte en gezamenlijke aanpak die in de onderstaande beantwoording nader wordt toegelicht.
Hoe groot is het probleem van de diefstal van trekkers en andere landbouwmachines? Kunt u hierbij aantallen en bedragen aangeven? Is er sprake van een stijgende trend?
Uit onderstaande cijfers van de politie blijkt geen stijgende trend van het stelen van trekkers en andere landbouwmachines. Een voertuig telt alleen mee als het hele voertuig als gestolen goed geregistreerd staat, niet als alleen een onderdeel is gestolen:
2021
2022
2023
2024
Eindtotaal
137
253
190
155
De politie heeft geen inzicht in de bedragen van de gestolen voertuigen.
Klopt het dat door verschillende politiesystemen deze vorm van criminaliteit per regio anders wordt geregistreerd, waardoor een gezamenlijke aanpak lastig is? Bent u bereid om in samenspraak met de politie deze registratiesystemen tegen het licht te houden en aan te passen, zodat er meer zicht komt op de omvang van het probleem en de aanpak effectiever kan worden?
De politie werkt met een landelijk systeem waar de aangiftes in worden verwerkt. Sinds enkele jaren moeten landbouwvoertuigen op de openbare weg ook zijn voorzien van een kenteken. Hierdoor is de diefstal van landbouwvoertuigen die zijn voorzien van een kenteken terug te vinden in de systemen. Momenteel werkt de politie aan een voorziening die trends en ontwikkelingen op dergelijke criminaliteitsfenomenen landelijk analyseert en hier een waarschuwing op nieuwe trends, zoals pieken van bepaalde criminaliteit en regio’s, kan geven.
Wat is de inzet vanuit uw ministeries om deze vormen van internationale, georganiseerde criminaliteit op het platteland tegen te gaan? Overweegt u hierbij ook onorthodoxe maatregelen? Is het bijvoorbeeld mogelijk de geïntensiveerde grenscontroles ook in te zetten voor de aanpak van deze internationale criminele bendes? Zo ja, benut u dit instrument? Zo nee, waarom niet?
Via de structurele financiering van de Platforms Veilig Ondernemen vinden, in samenwerking met gemeenten en brancheorganisaties, verschillende activiteiten plaats voor een veiliger buitengebied. Door de Platforms Veilig Ondernemen wordt voorlichting gegeven en handelingsperspectief geboden om deze criminaliteit te bemoeilijken, net als door brancheorganisaties.
De aanpak voor een veilig buitengebied en voor het tegengaan van mobiel banditisme maakt deel uit van het Actieprogramma Veilig Ondernemen, vastgesteld en gemonitord door het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing onder voorzitterschap van de Minister van Justitie en Veiligheid2. Het met partners opgestelde barrièremodel mobiele bendes geeft richting aan de gezamenlijke aanpak.
Een gecombineerd team van de politie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft recent een analyse gedaan naar internationale, georganiseerde vermogenscriminaliteit.3 Op basis hiervan wordt met publieke en private partners gewerkt aan een beschrijving van modus operandi in combinatie met een gericht handelingsperspectief en de implementatie van het opgeleverde barrièremodel GPS-diefstal van landbouwapparatuur. De politie onderzoekt hoe informatie op fenomeenniveau en operationeel niveau verzameld en ontsloten kan worden binnen de nieuwe Nationale Intelligence Voorziening. Het doel is om tot een informatievoorziening te komen waarbij (in publiek-privaat verband) informatie gedeeld kan worden. De strafvorderingsrichtlijn mobiel banditisme wordt doorlopend op passende momenten onder de aandacht gebracht door en binnen het Openbaar Ministerie.
Vanaf 1 januari 2025 geldt een kentekenplicht voor alle (land)bouwvoertuigen met een registratieplicht. Ervan uitgaande dat een kenteken enig preventief effect heeft tegen diefstal, kan dit mettertijd bijdragen aan het terugdringen van het aantal diefstallen.
Sinds 9 december 2024 heeft Nederland tijdelijk de binnengrenscontroles ingevoerd. Het doel van binnengrenscontroles is het voorkomen van irreguliere migratie en aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder migratiecriminaliteit zoals mensensmokkel of identiteitsfraude. De controles focussen zich op personen die Nederland inreizen. Bij de grenscontroles toetst de Koninklijke Marechaussee of personen voldoen aan de toegangsvoorwaarden voor Nederland. Het is bestaande praktijk dat de Koninklijke Marechaussee bij grenscontroles van personen, kan handelen als het op signalen stuit van (andere vormen van) criminaliteit, waaronder diefstal van goederen. Afhankelijk van het strafbare feit kan de Koninklijke Marechaussee dit zelf afhandelen of overdragen aan andere (rechtshandhavings)autoriteiten. De Koninklijke Marechaussee en politie wisselen tevens op een structurele wijze informatie uit, o.a. over grensoverschrijdende criminaliteit.
Welke prioriteit heeft de aanpak van georganiseerde criminaliteit op het platteland bij politie en justitie? Zijn er voldoende middelen en capaciteit beschikbaar om dit effectief aan te pakken?
De strijd tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit is een topprioriteit van dit kabinet en ook zeker van politie en justitie. Deze strekt zich zowel nationaal als internationaal uit en draait op het voorkomen, verstoren, bestraffen en beschermen van de georganiseerde criminaliteit. De Regionale Informatie- en Expertisecentra hebben dit onderwerp ook scherp op het vizier.
De politie werkt bovendien samen met brancheorganisaties om preventie te verbeteren. Ze nemen deel aan de werkgroep mobiel banditisme en er is samenwerking in het barrièremiddel GPS diefstallen waar in 2024 met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid aan is gewerkt. Ook werkt de politie aan een voorziening om toenemende criminaliteit sneller op te merken en hiernaar te handelen, al dan niet in samenwerking met de sector en gemeenten.
Ook op het platteland gaat de politie met de beschikbare middelen en capaciteit zo effectief mogelijk te werk. Zoals ook eerder in de halfjaarberichten politie aan uw Kamer gemeld, leidt op dit moment in álle politieregio’s de druk op politiecapaciteit tot knelpunten. Dit verschilt overigens wel van plek tot plek. Maar omdat de politiecapaciteit per definitie schaars is betekent dit dat er altijd keuzes moeten worden gemaakt over de inzet van de politiecapaciteit.
Vind u het in het licht van dit nieuws verantwoord om te bezuinigen op de vertrouwenspersonen voor veilige buitengebieden, waardoor het onzeker is of deze aanpak kan worden voortgezet? Bent u bereid om alsnog deze financiering (met het budget van 2024) te garanderen voor 2025 en de jaren daarna?
Het buitengebied is aantrekkelijk voor criminelen. Met name door een grote mate van anonimiteit, leegstaande stallen en boeren en tuinders in een kwetsbare positie. Onderzoek «Weerbare boeren in een kwetsbaar gebied (2020)»4 wees uit dat één op de vijf boeren weleens was benaderd voor criminele activiteiten. Bovendien kwam naar voren in het onderzoek dat de meldingsbereid in het buitengebied laag is. Hierom is sinds 2022 een vertrouwenspersoon voor ondernemers in het agrarische gebied actief. Deze vertrouwenspersoon helpt agrariërs en tuinders wanneer zij een vermoeden hebben van criminaliteit of onveiligheid ervaren. Naar aanleiding van de Motie Bikker van 24 mei 2023 over de landelijke uitrol van de Brabantse aanpak om boeren weerbaarder te maken tegen drugscriminaliteit5, zijn er twee vertrouwenspersonen bij drie brancheorganisaties aangesteld. Hiermee is er sprake van een landelijke dekking voor de agrarische sector.
De vertrouwenspersonen worden met incidentele middelen behorende bij het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023–2026 gefinancierd. Aan de financiering voor het opstarten van vertrouwenspersonen in de agrarische sector zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid op voorhand en in de subsidiebesluiten uitgangspunten geformuleerd en kenbaar gemaakt. Onderdeel hiervan is dat de functie van vertrouwenspersoon en de opbrengsten ervan door de (branche)organisaties geborgd worden, zodat de bijdrage aan de weerbaarheid van de branche tegen (ondermijnende) criminaliteit gecontinueerd wordt.
Verwacht u dat het plaatsen van meer camera’s met automatische nummerbordherkenning (ANPR) gaat helpen in de strijd tegen deze criminaliteit? Zo ja, bent u bereid om meer van deze camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Een van de doelstellingen van het regeerprogramma is het verhogen van de pakkans door te investeren in de opsporing, waarbij deze inzet ook een preventieve werking kan hebben. Het kabinet heeft structureel extra gelden beschikbaar gesteld voor technologisch hoogwaardige middelen, waaronder ANPR-camera’s. De definitieve toekenning van de extra gelden bevindt zich in een afrondende fase.
Is het beeld vergelijkbaar met onze buurlanden? Welke stappen onderneemt u samen met de buurlanden om deze internationale bendes aan te pakken?
Deze criminaliteit is geen typisch Nederlands probleem. Ook in België, Frankrijk en Duitsland wordt kostbare landbouwapparatuur gestolen. Mede om die reden is een samenwerking met Europol aangegaan. Deze samenwerking is in EU-verband ook een prioriteit vanuit het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT)6 via een aanpak die onder meer bestaat uit controles aan de buitengrenzen, publiek-private samenwerking, opleiding en preventie. De politie en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid zijn hierin actief.
De inwerkingtreding van het Benelux verdrag voor politiesamenwerking heeft de operationele samenwerking tussen de verdragspartijen verbeterd. Zo is de grensoverschrijdende uitoefening van bevoegdheden vereenvoudigd en verruimd, bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende achtervolging. Daarnaast biedt het verdrag, in aanvulling op het EU-recht, een aantal verdergaande mogelijkheden voor deling van politiegegevens. Zo worden tijdens gezamenlijke acties en in gemeenschappelijke politieposten direct politiedatabanken geraadpleegd. In een uitvoeringsovereenkomst worden voorwaarden vastgelegd waaronder politiediensten op basis van hit/no hit kunnen zien of andere politiediensten binnen de Benelux gegevens hebben over bepaalde personen.
Hoe wordt voorkomen dat gestolen materieel waarvan de locatie bekend is, toch in het buitenland bij de heler blijft? Welke stappen worden ondernomen om gestolen goederen weer terug naar Nederland te halen? Welke stappen worden ondernomen om naast daders ook helers aan te pakken?
Zodra een landbouwvoertuig dat voorzien is van een kenteken in Europa door de politie wordt aangetroffen zal deze in het systeem zien dat het om een gestolen voertuig gaat en de opdracht krijgen deze in beslag te nemen. Dit kan zowel op het kenteken als op het Voertuig identificatie nummer (VIN). Als het voertuig op een andere wijze is aangetroffen door de eigenaar zelf en deze dit bij de politie meldt, zal de politie een Europees onderzoeksbevel op moeten maken en verzenden naar de autoriteiten. Dit is een proces waar veel tijd in zit, en wat internationaal over veel schijven gaat. Vaak gaat het uiteindelijk goed, maar het komt ook voor dat er door werkdruk, andere prioriteiten of internationale regelgeving een verzoek niet opgemaakt wordt, of door het ontvangende land niet kan worden uitgevoerd.
Om de helers aan te pakken heeft Nederland in verschillende Europese landen het Nederlandse systeem rondom heling en het digitaal opkopersregister gepresenteerd. Dit is positief ontvangen en er zijn landen bezig met een soortgelijk systeem.
Het bericht ‘Te koop in Nederland: 7 Oktober, de game’ |
|
Claudia van Zanten (BBB), Ulysse Ellian (VVD) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Te koop in Nederland: 7 oktober, de game»?1
Ja, ik ben bekend met deze berichtgeving.
Deelt u de mening dat dit spel, genaamdFursan al-Aqsa: The Knights of the Al-Aqsa Mosque, in strijd is met diverse bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht? Zo ja/nee, waarom?
Daar waar sprake is van strafbare feiten, zoals uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld, discriminatie, opruiend zijn of (onnodig) beledigend, is strafrechtelijk optreden in concrete gevallen mogelijk door de politie en het Openbaar Ministerie. Het vervolgen van personen voor mogelijk strafbare feiten is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Het uiteindelijke oordeel is aan de strafrechter.
Deelt u de mening dat dit spel waarmee de pogrom van 7 oktober kan worden nagespeeld, volstrekt verwerpelijk is, pure Jodenhaat verspreid, en dus op geen enkele wijze beschikbaar zou moeten zijn? Zo ja/nee, waarom?
De game waarin wordt gezinspeeld op de verschrikkelijke gebeurtenissen in Israël, is absoluut verwerpelijk en polariserend. Ik maak mij grote zorgen over de beschikbaarheid van dergelijke content online en met name de jonge doelgroep die hiermee in aanraking komt. Daarom zet ik onder meer in op een Versterkte Aanpak Online2, waarvan de nadere uitwerking onlangs met uw Kamer is gedeeld.3 In deze aanpak is in het bijzonder aandacht voor de bescherming van jongeren tegen online extremisme en terrorisme. Ook de dialoog met de internetsector vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak. In de gesprekken met de platformen wijs ik hen op hun verantwoordelijkheden in het waarborgen van de online veiligheid van gebruikers. Daar waar platformen dit niet (zelf) doen, wordt ingezet op het laten verwijderen van terroristische content online. Ik heb deze game specifiek onder de aandacht gebracht van de Nederlandse ATKM om te bezien of deze verwijderd kan worden. De game is op donderdagochtend 5 december 2024 voor Europese lidstaten van het platform gehaald na een verwijderingsbevel vanuit de Franse counterpart van de ATKM. Zie voor een nadere toelichting de beantwoording op vraag 5.
Hoe kijkt u aan tegen een verbod, zoals Australië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben deze game, in Nederland?
Games waarin terroristische aanvallen nagespeeld kunnen worden, moeten wat mij betreft op geen enkele wijze beschikbaar zijn. Als er sprake is van online terroristische content, bijvoorbeeld op gaming- of gerelateerde platformen, kan de ATKM optreden. Op basis van de Europese Verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud kan de ATKM deze content laten verwijderen of ontoegankelijk laten maken. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie, als er sprake is van ernstige strafbare feiten, een verwijderingsbevel uitvaardigen na machtiging van de rechter-commissaris op basis van artikel 125p Sv. Het is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter om over de strafbaarheid van het materiaal te oordelen.
Bent u bereid zowel de betaalde als de gratis versie in Nederland te verbieden of in ieder geval te realiseren dat de game op geen enkele wijze beschikbaar is voor het publiek in Nederland? Zo ja, op welke termijn is dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels heeft de ATKM vastgesteld dat de game niet meer toegankelijk is via het platform Steam in diverse EU-lidstaten, waaronder Nederland. De game is op basis van de Europese Verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud op donderdagochtend 5 december 2024 voor Europese lidstaten van het platform gehaald na een verwijderingsbevel vanuit de Franse counterpart van de ATKM. Dit soort verwijderingsbevelen worden gestuurd op basis van de Europese Verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud en dienen binnen een uur opgevolgd worden, waarna in Europese lidstaten de content offline moet worden gehaald. Op deze manier wordt bijgedragen aan een veilig (grensoverschrijdend) internet. Specifiek ten aanzien van deze game heeft de ATKM mij laten weten de situatie te blijven monitoren.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Te koop in Nederland: 7 Oktober, de game’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Zsolt Szabó (VVD), David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat er in Nederland een game te koop is waarbij de gebeurtenissen van 7 oktober 2023 nagebootst worden?1
Ja, ik ben bekend met deze berichtgeving.
Wat is uw reactie op het bericht dat deze game voor iedereen verkrijgbaar is met het doel een zo realistisch mogelijke weergave te reconstrueren van de bloedige aanslag van Hamas?
De game waarin wordt gezinspeeld op de verschrikkelijke gebeurtenissen in Israël op 7 oktober 2023, is absoluut verwerpelijk. Ik kan mij voorstellen dat deze game het verdriet van nabestaanden of naaste familieleden van gijzelaars versterkt. Ook maak ik mij in het algemeen zorgen over de beschikbaarheid van dergelijke content online en met name de jonge doelgroep die hiermee in aanraking komt. Daarom zet ik onder meer in op een Versterkte Aanpak Online2, waarvan de nadere uitwerking onlangs met uw Kamer is gedeeld.3 In deze aanpak is in het bijzonder aandacht voor de bescherming van jongeren tegen online extremisme en terrorisme. Ook de dialoog met de internetsector vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak. In de gesprekken met de platformen wijs ik hen op hun verantwoordelijkheden in het waarborgen van de online veiligheid van gebruikers. Daar waar platformen dit niet (zelf) doen, wordt ingezet op het laten verwijderen van terroristische content online. Ik heb deze game specifiek onder de aandacht gebracht van de ATKM om te bezien of deze verwijderd kan worden. De game is op donderdagochtend 5 december 2024 voor Europese lidstaten van het platform gehaald na een verwijderingsbevel vanuit de Franse counterpart van de ATKM. Zie voor een nadere toelichting de beantwoording op vraag 7.
Deelt u de mening dat het ongepast en onacceptabel is dat met deze game de terroristische aanslag «Al Aqsa Flood» nagebootst wordt waarbij het doel is om zoveel mogelijk Israëli’s om te brengen en het mogelijk is om Israëli’s te gijzelen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen wat dit met nabestaanden of naaste familieleden van gijzelaars doet waarvan geliefden nog vastzitten in de tunnels van Hamas?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u het standpunt er in deze game sprake is van terreurverheerlijking?
Het kabinet vindt elke vorm van verheerlijking van terrorisme absoluut verwerpelijk. Daarom bereidt het kabinet ook wetgeving voor om het verheerlijken van terrorisme strafbaar te stellen met een hoog strafmaximum. Beoogd wordt om dit wetsvoorstel in het voorjaar van 2025 in consultatie te brengen. Daar waar sprake is van strafbare feiten, zoals uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld, discriminatie, opruiend zijn of (onnodig) beledigend, is strafrechtelijk optreden in concrete gevallen mogelijk door de politie en het Openbaar Ministerie. Het vervolgen van personen voor mogelijke strafbare feiten is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Het uiteindelijke oordeel is aan de strafrechter.
Deelt u de zorg dat deze game sympathie voor Hamas aanwakkert en dit voor verhoogde onveiligheid van de Joodse gemeenschap zorgt?
Ik kan mij de zorgen die nu leven binnen de Joodse gemeenschap heel goed voorstellen. Daarom zijn we extra alert en blijven we in nauw contact met de Joodse gemeenschap en met gemeenten. De verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen ligt bij de gemeenten als lokaal bevoegd gezag. Waar nodig nemen zij op basis van dreigingsinformatie extra beveiligingsmaatregelen, zowel zichtbaar als onzichtbaar. Dit is in voorkomende gevallen ook reeds gebeurd.
Op 22 november jl. heb ik namens het kabinet de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–20304 naar uw Kamer gestuurd. De strategie gaat ook in op maatregelen die zien op het vergroten van de veiligheid van de Joodse gemeenschap.
Bent u bereid om in navolging van Duitsland, Australië en het Verenigd Koninkrijk deze game zo snel mogelijk te verbieden in Nederland? Welke stappen onderneemt u hiertoe?
Games waarin terroristische aanvallen nagespeeld kunnen worden, zouden wat mij betreft op geen enkele wijze beschikbaar moeten zijn. Ik heb deze game daarom onder de aandacht gebracht van de ATKM. Inmiddels heeft de ATKM vastgesteld dat de game niet meer toegankelijk is via het platform Steam in diverse EU-lidstaten, waaronder Nederland. De game is op donderdagochtend 5 december 2024 voor Europese lidstaten van het platform gehaald na een verwijderingsbevel vanuit de Franse counterpart van de ATKM. Dit soort verwijderingsbevelen worden gestuurd op basis van de Europese Verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud en dienen binnen een uur opgevolgd worden, waarna in Europese lidstaten de content offline moet worden gehaald. Op deze manier wordt bijgedragen aan een veilig (grensoverschrijdend) internet. Specifiek ten aanzien van deze game heeft de ATKM mij laten weten de situatie te zullen blijven monitoren.
Daarnaast geldt in algemene zin dat het Openbaar Ministerie, als er sprake is van ernstige strafbare feiten, een verwijderingsbevel kan uitvaardigen na machtiging van de rechter-commissaris op basis van artikel 125p Sv. Het is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter om over de strafbaarheid van deze inhoud te oordelen.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat over terrorisme/extremisme op 17 december 2024 beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Op veel scholen wordt gehandeld in vuurwerk, inclusief cobra's en nitraten' |
|
Arend Kisteman (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Op veel scholen wordt gehandeld in vuurwerk, inclusief cobra's en nitraten»1?
Ja.
Deelt u de schok en verbazing over het nieuws dat op scholen zwaar en levensgevaarlijk illegaal vuurwerk wordt verhandeld? Betreft het hier alleen instellingen voor voortgezet onderwijs of ook andere onderwijsinstellingen?
Vuurwerk op school, zeker dit soort vuurwerk, bedreigt de veiligheid van andere leerlingen en onderwijspersoneel. Dat vind ik ernstig, want dat schaadt het recht dat leerlingen en personeel hebben op een veilige leeromgeving.
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft, naast signalen van vuurwerkgerelateerde incidenten in het voortgezet onderwijs, ook enkele signalen daarvan in het primair onderwijs.
Klopt het dat er nu geen landelijke uniforme richtlijnen zijn voor onderwijsinstellingen over hoe om te gaan met de handel in illegaal vuurwerk op en rondom hun terrein? Is een dergelijke landelijke richtlijn wat u betreft van toegevoegde waarde? Kunnen instellingen wat u betreft lessen trekken uit de aanpak van drugshandel op scholen?
Er zijn algemene landelijke richtlijnen. Er zijn in Nederland namelijk wettelijke regels ten aanzien van de handel in legaal en illegaal vuurwerk, opslag en verkoop. De vormen van vuurwerk (zoals cobra’s) uit dit artikel zijn illegaal en het bezit en afsteken hiervan is strafbaar. Er ligt een belangrijke taak voor ouders en verzorgers om te voorkomen dat jongeren illegaal vuurwerk in hun bezit krijgen, verhandelen of afsteken. Ook als ouder moet je een goed voorbeeld geven aan je kinderen. Het inkopen, verhandelen of afsteken van illegaal of zwaar vuurwerk is hier geen onderdeel van.
Daarnaast hebben scholen een zorgplicht voor de veiligheid op school. Wanneer er (illegaal) vuurwerk op school wordt verhandeld, dient de school actie te ondernemen. Waar nodig doet de school dit in samenwerking met ouders, politie, gemeente en andere lokale partners. Want ook deze partijen hebben een belangrijke rol in het voorkomen en oplossen van dergelijke incidenten. Dat zal echter niet voorkomen dat er nooit een veiligheidsincident plaatsvindt.
Om scholen te helpen bij het tegengaan van bezit van en handel in illegaal vuurwerk heeft Stichting School & Veiligheid een handreiking gepubliceerd waarin wordt ingegaan op de stappen die een school kan zetten.2 In 2025 zullen er daarnaast, naar aanleiding van een motie van het lid de Kort (VVD), gesprekken plaatsvinden met het onderwijsveld, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en Stichting School & Veiligheid over de mogelijkheden om het handelingsperspectief van scholen op het gebied van kluisjescontroles te vergroten.3 Ook voert Stichting School & Veiligheid, in opdracht van het Ministerie van OCW, een verkenning uit naar de ondersteuningsbehoefte van scholen op het gebied van agressie en criminaliteit.
Is bij u bekend of onderwijsinstellingen onderling best practices uitwisselen over de aanpak van handel van illegaal vuurwerk? Ziet u hier een effectieve aanpak die landelijk uitgerold zou kunnen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden tot het beter aanpakken van het bezit en de handel van illegaal vuurwerk op school ziet u in het wetsvoorstel Wet vrij en veilig onderwijs, dat binnenkort naar de Kamer komt?
Ik zie hier verschillende mogelijkheden toe. Het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs bevat maatregelen waarmee scholen en de inspectiescherper zicht krijgen op de veiligheid op school. Daaronder valt onder andere het introduceren van een monitoringsverplichting voor de veiligheid van het personeel, een incidentenregistratie voor veiligheidsincidenten en een meldplicht voor ernstige incidenten bij de inspectie. De handel of het afsteken van (zware en illegale vormen van) vuurwerk zal in de meeste gevallen geregistreerd worden en afhankelijk van het ernst ook gemeld worden bij de inspectie. Daardoor is er scherper zicht op school en heeft ook de inspectie sneller zicht op dit soort incidenten. Ook ziet het wetsvoorstel op een zorgvuldige jaarlijkse evaluatie van het veiligheidsbeleid waarbij lering kan worden getrokken uit veiligheidsincidenten die hebben plaatsgevonden. Het wetsvoorstel is recentelijk verzonden naar de Raad van State en zal naar verwachting in Q2 van 2025 naar uw Kamer gestuurd worden.
Hoe wordt bewustwording onder jongeren over de gevaren van illegaal vuurwerk op dit moment vormgegeven? Wordt daar ook stilgestaan bij de gevaren van het opslaan of verstoppen van dit vuurwerk?
Scholen besteden op verschillende manieren aandacht aan de gevaren van illegaal vuurwerk. Zo geeft Halt jaarlijks zo’n duizend voorlichtingen «Veilig oud en nieuw» op scholen. Daarbij wordt ingegaan op de gevolgen die het bezit van vuurwerk heeft op anderen en henzelf. Ook wordt door (wijk-)agenten of door de brandweer voorlichting gegeven. Daarnaast wordt er door VeiligheidNL een (gratis) lespakket aangeboden aan scholen (4vuurwerkveilig). Het lespakket maakt leerlingen van groep 7 en 8 bewust van de gevaren van vuurwerk en geeft vuurwerktips om veilig oud en nieuw te vieren. Ik vind het goed dat veel scholen hier, samen met partners, bewust mee bezig zijn. Scholen kunnen dit echter niet alleen. Ouders, politie, gemeente en media hebben samen met de school een rol in het voorlichten over en waar nodig handelen tegen het bezit, de handel of het gebruik van illegaal vuurwerk.
De berichten 'OM: Curaçaos Statenlid verdacht van drugshandel' en 'Achterstand innen belastingen op Curaçao loopt snel op' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «OM: Curaçaos Statenlid verdacht van drugshandel»1 en «Achterstand innen belastingen op Curaçao loopt snel op»?2
Ja.
Hoe kijkt u naar de berichtgeving dat een volksvertegenwoordiger op Curaçao wordt verdacht van criminele activiteiten, in dit geval drugshandel en witwassen, zeker nadat recent de Arubaanse Minister Croes is gearresteerd vanwege mogelijke betrokkenheid bij fraude bij verblijfs- en werkvergunningen en het recherchesamenwerkingsteam een huiszoeking heeft gedaan in het kantoor van de Minister van Justitie Newis op Sint Maarten, die wilde dat twee gedetineerden onder elektronisch toezicht in vrijheid zouden worden gesteld (waaronder (ex)politicus Heyliger, die veroordeeld is voor het aannemen van steekpenningen en witwassen)?
Corruptie, ondermijning en andere vormen van criminaliteit hebben geen plek in een rechtsstaat. Daarom zet ik samen met de Caribische landen van het Koninkrijk in op goed bestuur en het versterken van de rechtsstaat. Voor de rest van de vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Hoe kijkt u aan tegen dit bericht in het licht van de afgesproken nodige verbeteringen van goed bestuur op de eilanden? Hoe ziet u dit bericht in het licht van de afgesproken doelen in de landspakketten en welke gevolgen heeft het dat er blijkbaar weinig tot geen resultaat bereikt wordt?
De inspanningen op dit onderdeel van het Landspakket richten zich met name op het goed en efficiënt functioneren van de publieke sector. Dat werk verloopt gestaag en zal over enige tijd zijn vruchten afwerpen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan transparantie van processen en aan de afstand tussen ambtenarij en bestuur. Het voorkomen van integriteitskwesties ten aanzien van individuele politici valt buiten de grenzen van het landspakket.
Ook buiten de landspakketten werk ik samen met de landen aan verbeteringen van goed bestuur en aan een «agenda goed bestuur». Zie mijn antwoord op vraag 4 voor meer informatie.
Hoe gaat u invulling geven aan het verbeteren van goed bestuur en de aanpak van ondermijnende criminaliteit door bestuurders en volksvertegenwoordigers op de eilanden?
Deugdelijk bestuur en rechtszekerheid behoren tot mijn beleidsprioriteiten voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zoals ik onder meer heb aangekondigd in mijn brief aan uw Kamer van 18 oktober 20243 vind ik het wenselijk om de staat van integriteit in het Caribisch deel van het Koninkrijk te monitoren. Hierdoor kan er zicht worden verkregen op de integriteit en waar de verbeterpunten liggen. Ik ben in gesprek met de landen hoe we in gezamenlijkheid kunnen werken naar aansluiting bij bestaande indexen en monitors op het gebied van integriteit en goed bestuur.
In het voorjaar van 2025 kom ik met mijn agenda Goed Bestuur voor zowel de landen als voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Hierbij zal in ieder geval aandacht zijn voor de monitoring, toezicht en handhaving op vergunningen, betere ondersteuning van melders en klokkenluiders en heldere procedures voor inkoop en aanbesteding.
Tot slot heeft uw Kamer de motie van het lid Mutluer aangenomen om het Justitieel Vierlandenoverleg (hierna: JVO) te laten onderzoeken hoe drugssmokkel van de eilanden naar Nederland gezamenlijk nog effectiever tegengegaan kan worden. Bij de uitvoering van deze motie zal betrokkenheid worden gezocht van de Ministeries van Justitie van de landen. Ook heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid tot en met 2025 gelden beschikbaar gesteld voor de oprichting van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Caribisch Nederland (RIEC CN) en loopt er een wetgevingstraject om de Wet Bibob in te voeren in Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Tevens heeft het Ministerie van JenV middelen vrijgemaakt om Bonaire, Saba en Sint Eustatius aan te laten sluiten bij de JVO-werkgroep bestuurlijke aanpak van ondermijning, waardoor alle eilanden betrokken zijn bij de aanpak.
Daarnaast werpt de reeds ingezette inzet op ondermijning zijn vruchten af. Waar het gaat om bestuurlijke integriteit werken Nederland en de landen samen aan de zogeheten bestuurlijke aanpak van ondermijning. Het Ministerie van BZK maakt hiervoor sinds 2021 jaarlijks EUR 1 miljoen vrij. Met deze aanpak worden bestuurlijke instrumenten ontwikkeld en geïmplementeerd die corruptie en ondermijning tegen moeten gaan. Anderzijds worden politici op de eilanden op deze manier weerbaarder gemaakt tegen corrumperende invloeden. Zo hebben de drie landen recent een campagne gelanceerd die publiek draagvlak moet creëren tegen (bestuurlijke) corruptie. Ook worden er wetgevingsjuristen aangetrokken om het vergunningsbeleid te stroomlijnen. Deze aanpak is gemodelleerd naar de succesvolle bestuurlijke aanpak van ondermijning in Nederlandse gemeenten, waarmee gemeentebestuurders in Europees Nederland met bestuurlijke middelen (preventief) kunnen ingrijpen als er vermoedens zijn van witwassen, drugshandel of mensenhandel. De burgemeester kan bijvoorbeeld vergunningen weigeren of intrekken of een pand sluiten. De resultaten worden gemonitord middels een JVO-werkgroep.
In het kader van de duurzame ondermijningsaanpak op Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden investeringen gedaan in het Recherche Samenwerkingsteam (RST), Openbare Ministeries en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Deze investeringen maken het mogelijk om strafrechtelijke onderzoeken te doen naar criminaliteit met een sterk financieel-economische component, waaronder belastingfraude, verduistering van overheidsgeld, valsheid in geschrifte en witwassen. Het RST waarnaar verwezen wordt in het artikel «OM: Curaçaos Statenlid verdacht van drugshandel» is een van de diensten in de rechtshandhavingsketen die met hulp van BZK werkt aan de aanpak van ondermijning. Ook investeer ik in de versterking van het grenstoezicht, wat mogelijk maakt dat de Koninklijke Marechaussee en de Douane ingezet kunnen worden in de landen.
Welke conclusie trekt u uit de recente incidenten voor de huidige aanpak voor verbetering van goed bestuur en de aanpak van corruptie, vriendjespolitiek en ondermijnende criminaliteit en wat zegt dit over de effectiviteit van de aanpak tot nu toe?
Een goed functionerende rechtsstaat is een randvoorwaarde voor een veilige en stabiele samenleving, positieve economische ontwikkeling en houdbare overheidsfinanciën. De recente gebeurtenissen laten enerzijds zien dat inzet aan de hand van mijn beleidsprioriteiten noodzakelijk is, evenals de staat van integriteit in het Caribisch deel van het Koninkrijk structureel te monitoren. Anderzijds getuigen deze ontwikkelingen van het functioneren van de aanpak van ondermijning zoals de diensten, de landen en Nederland die gezamenlijk uitvoeren.
Bent u het ermee eens dat er een strengere en stevigere aanpak nodig is van corruptie, vriendjespolitiek en ondermijnende criminaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen c.q. oppakken?
De aanpak van ondermijnende criminaliteit, vriendjespolitiek en corruptie is een autonome aangelegenheid van de landen. De strijd tegen deze vormen van criminaliteit vergt echter inzet van expertise en uitvoeringscapaciteit die beperkt aanwezig is in de landen. Nederland ondersteunt daarom blijvend Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij de gezamenlijke doelstelling om te werken aan een sterke rechtsstaat. Ik ben in gesprek met de landen om samen meer zicht te krijgen op de staat van de integriteit in het Koninkrijk. In dit kader heb ik ook contact met Transparency International en andere organisaties. Voor mijn inzet verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
De achterstand van het innen van belastingen is ondanks het verscheuren van de oude vorderingen in Curaçao opnieuw opgelopen (van 2,6 miljard gulden in januari 2024 naar 3,4 miljard gulden in juni 2024), hoe kijkt u aan tegen dit bericht in het licht van de afgesproken verbeteringen van de financiën in de landspakketten? Welke gevolgen heeft dit of gaat dit hebben voor de afspraken in de landspakketten?
In het landspakket is afgesproken dat de Belastingdienst geoptimaliseerd en gemoderniseerd wordt zodat Curaçao de belastinginning effectiever en efficiënter kan laten verlopen. In dit proces wordt voortgang geboekt. De inning van bestaande vorderingen vertoont een duidelijke stijgende lijn, er komt meer geld binnen. Omdat tegelijk hard wordt gewerkt aan verhoging van de compliance en het wegwerken van achterstanden in het opleggen van aanslagen, zullen er nog enige tijd nieuwe vorderingen bijkomen. Hierdoor kunnen achterstanden in de vorderingen tijdelijk weer oplopen. Dit heeft verder geen consequenties voor de afspraken in de Landspakketten.
Wat voor gevolgen heeft de traag verlopende hervorming van de Belastingdienst Curaçao, waardoor de belastingschulden oplopen, voor het landspakket? Wat gaat u hieraan doen? Welke consequenties heeft dit voor de financiële steun die Curaçao ontvangt? Als het geen consequenties heeft, waarom niet?
Zoals uit de derde Uitvoeringsrapportage Landspakket Curaçao 2024 blijkt,4 verloopt de uitvoering van de hervormingen gericht op de optimalisering en modernisering van de Belastingdienst op schema. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Wat gaat u doen om de Belastingdienst Curaçao conform de afspraken te hervormen, zodat deze goed gaat functioneren?
Het innen van belastingen en (de hervorming van) de Belastingdienst is een autonome aangelegenheid van de landen. In het kader van het Landspakket wordt Curaçao ondersteund bij het hervormen en moderniseren van de Belastingdienst. Deze ondersteuning vindt plaats in de vorm van expertise op het gebied van organisatorische positionering, aansturing en inrichting, personeelsinstrumenten, werkwijzen en automatisering. Dit moet resulteren in een belastingorganisatie die fiscale regelgeving volledig, integer en klantvriendelijk uitvoert. Over de voortgang van de uitvoering van het Landspakket wordt uw Kamer regelmatig geïnformeerd.
Het bericht ‘Criminelen ontdekken een nieuwe oplichtingstruc: phishing via QR-codes’ |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Criminelen ontdekken een nieuwe oplichtingstruc: phishing via QR-codes»?1
Ja.
Heeft u een beeld van de mate waarin phishing via QR-codes in Nederland plaatsvindt op dit moment?
Betrouwbare schattingen van de mate waarin phishing via QR-codes plaatsvindt zijn moeilijk te maken omdat deze gevallen niet apart worden geregistreerd door de politie of de Fraudehelpdesk.
De Fraudehelpdesk heeft tot op heden nog geen meldingen ontvangen over fraude door middel van QR-codes bij laadpalen, parkeerautomaten of restaurants, zoals genoemd in het artikel. De politie heeft het beeld dat de vormen van oplichting met QR-codes genoemd in het nieuwsbericht nog nauwelijks voorkomen in Nederland.
Misbruik van QR-codes in e-mails komt de politie wel vaker tegen. Het gaat hierbij vooral om bankhelpdeskfraude en andere vormen van fraude met bankgegevens, beleggingsfraude en creditcardfraude. Phishing (per e-mail of per post), telefonische fraude en online op handelssites waarbij de (ver)koper een QR-code moet scannen om de betaling te bevestigen, zijn de meest voorkomende fraudevormen waar QR-codes bij betrokken zijn. De Fraudehelpdesk ontving in 2024 ongeveer 20 meldingen van phishing met QR-codes, waarbij de schade geschat wordt op ongeveer € 160.000. Daarnaast ontvangt de Fraudehelpdesk jaarlijks ongeveer 600.000 e-mails via de geautomatiseerde e-mailcheck. De schatting van de Fraudehelpdesk is dat ongeveer 20% tot 25% van de ingestuurde valse mails een QR-code bevat. Het aantal registraties waarin sprake is van phishing via QR-codes per mail lijkt gestegen.
Heeft u een beeld sinds wanneer deze modus operandi door criminelen toegepast wordt?
De Fraudehelpdesk is sinds 2018 bekend met phishing via QR-codes. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft deze vorm van oplichting voor het eerst genoemd in de Fraudemonitor 2019 en 2020.2
Hoeveel gevallen van phishing via QR-codes zijn er het afgelopen jaar bij de politie gemeld?
De politie houdt geen aparte registraties bij van het aantal gevallen van phishing via QR-codes.
Besteedt de politie aandacht aan deze nieuwe vorm van oplichting? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Als er een aangifte van deze nieuwe vorm van oplichting wordt gedaan, wordt de zaak in behandeling genomen en geprioriteerd conform de daarvoor geldende kaders. De politie probeert altijd alert te zijn op nieuwe fenomenen.
Welke uitdagingen en belemmeringen ondervinden de politie en het Openbaar Ministerie (OM) bij de opsporing en vervolging van criminelen die deze vorm van oplichting inzetten?
Gedigitaliseerde criminaliteit in het algemeen heeft het vermogen om snel te veranderen en heeft vaak een internationale component. Een ander onderscheidend kenmerk is dat personen die zich bezighouden met deze vormen van criminaliteit zoveel mogelijk uit het zicht van de opsporing proberen te blijven door hun identiteit af te schermen.
Daarnaast is er sprake van een hefboomeffect waarmee een crimineel in korte tijd veel slachtoffers kan maken. De vrij openlijke handel in buitgemaakte gegevens op sociale media faciliteert deze online criminaliteit. Verder vloeit geld steeds vaker naar buitenlandse rekeningen waardoor interveniëren moeilijker wordt.
Welke maatregelen treft u om burgers te informeren over de risico’s van phishing via QR-codes?
Er worden vanuit verschillende publieke en private organisaties campagnes gevoerd gericht op de preventie van gedigitaliseerde criminaliteit als geheel en om te informeren over de risico’s van phishing met behulp van QR-codes. Het kabinet investeert in het vergroten van de digitale weerbaarheid van burgers en bedrijven en steunt voorlichtingscampagnes, die al dan niet in samenwerking met (private) partijen worden vormgegeven. Zo publiceert de Fraudehelpdesk op haar site dagelijks een selectie van de naar hen doorgestuurde valse e-mails, ook die met een QR-code. Bedrijven van wie de naam wordt misbruikt in de mails die door de Fraudehelpdesk worden gepubliceerd, worden hiervan op de hoogte gesteld. Op de website en op sociale media worden tevens regelmatig waarschuwingen voor nieuwe of toenemende fraudevormen gepubliceerd.
Daarnaast worden er op initiatief van de politie, de banken, de Fraudehelpdesk, veiliginternetten.nl, de Betaalvereniging Nederland, het Digital Trustcenter en de Consumentenbond ook regelmatig campagnes georganiseerd om burgers en bedrijven weerbaarder te maken tegen deze vorm van gedigitaliseerde criminaliteit. In oktober 2024 is de Nationale Cursus Digitale Weerbaarheid met financiële steun van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) gelanceerd. In de cursus is een module opgenomen over phishing, waarin phishing door middel van QR-codes ook aan bod komt. De website voorkomfraude.nl van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de initiatieven vanuit de integrale aanpak van online fraude spelen een belangrijke rol in het versterken van de digitale weerbaarheid van kwetsbare groepen. Gelet op de steeds veranderende modus operandi, zijn deze initiatieven blijvend van belang.
Heeft u contact met bedrijven wiens QR-codes door criminelen gespoofd worden en bent u in gesprek met deze bedrijven om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan?
Voor een gerichte en effectieve aanpak is het van groot belang dat bedrijven aangifte doen indien ze te maken krijgen met spoofing. Ze kunnen hier melding van doen bij de politie of dit (anoniem) melden bij Meld Misdaad Anoniem.
Mijn beleid is gericht op het bevorderen van weerbaarheid en op preventie. Het doel hiervan is om zoveel mogelijk schade en slachtoffers aan de voorkant te voorkomen.
Daarom faciliteer ik de voorlichting rondom deze vorm van criminaliteit door de mogelijkheden waarmee criminelen fraude kunnen plegen onder de aandacht te brengen bij zowel burgers als bedrijven. Vanuit mijn ministerie en de Rijksoverheid in den brede zijn er diverse activiteiten en trajecten om de (cyber-)weerbaarheid van zowel burgers als bedrijven te verhogen. Binnen de integrale aanpak van cybercrime worden ook door de deelnemende partners trends en fenomenen met elkaar uitgewisseld en waar nodig worden deze gedeeld met de getroffen branches. De strafrechtelijke aanpak van fraude is belegd bij opsporings- en vervolgingsinstanties.
Anticipeert u op nieuwe vormen van oplichting waarbij digitale technologieën worden ingezet? Zo ja, welke zijn dit?
Digitale technologieën worden vandaag de dag helaas veelvuldig ingezet door criminelen om strafbare feiten mee te plegen. In een steeds meer gedigitaliseerde maatschappij kan dus ook niet worden uitgesloten dat er (nieuwe) digitale technologieën worden ingezet voor criminele doeleinden zoals oplichting.
Daarom is het groot van belang om continu te anticiperen op nieuwe vormen van fraude. De Financial Intelligence Unit – Nederland (FIU-NL), het Financial Advanced Cyber Team (FACT) van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de Electronic Crimes Task Force (ECTF) zetten zich onder andere in om deze nieuwe fraudefenomenen op te sporen. Van welke aard nieuwe criminaliteitsvormen zullen zijn en welke werkwijze hiermee gepaard gaat, is niet altijd van tevoren te voorspellen. Op 23 mei jl. is uw Kamer bijvoorbeeld door de Minister van Financiën geïnformeerd over de mogelijkheden tot fraude met betaalproducten met behulp van deepfakes/kunstmatige intelligentie.3 Deze nieuwe vormen hebben dan ook de aandacht van het kabinet.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘China intimideert Nederlandse media en correspondenten’ |
|
Claire Martens-America (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «China intimideert Nederlandse media en correspondenten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Nederlandse journalisten in China of Nederlandse journalisten die schrijven over China gehinderd worden in hun werk en worden geïntimideerd?
Ja. Nederlandse journalisten moeten ongehinderd hun werk kunnen doen, in Nederland en daarbuiten.
Wat vindt u van de conclusie dat Nederland geen goed antwoord heeft op Chinese psychologische oorlogsvoering, met indirecte aanvallen zoals lastercampagnes, het delen van privégegevens en publieke aanvallen op journalisten door politici/diplomaten?
Sinds 2023 werkt de Rijksoverheid aan een intensivering van de aanpak Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI). Op 17 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van deze geïntensiveerde aanpak.2 Daarin staat o.a. dat de Rijksoverheid werkt aan het instellen van een centrale OBI-meldfunctie, het vergroten van de bewustwording rond OBI en de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionage. Zoals aangegeven in de Kamerbrief zal het kabinet in 2025 een evaluatie verrichten om te bezien of de beschreven intensivering van de aanpak heeft geleid tot een effectievere aanpak van OBI, en in hoeverre een eventuele verdere aanscherping van de maatregelen nodig is. De conclusies van het onderzoek van het China Kennisnetwerk naar de Chinese invloed en inmenging in het Nederlandse medialandschap leveren daarvoor een relevante bijdrage.
Daarnaast is sinds 1 januari 2024 wetgeving in werking is getreden die het gebruik van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (doxing) strafbaar stelt.
Op 6 december jl. ontving uw Kamer de Kabinetsreactie3 op het Adviesraad Internationale Vraagstukken-advies4 over Hybride Dreigingen en Weerbaarheid. Hier staat onder meer in dat het kabinet de aanbeveling van de AIV onderschrijft om te investeren in maatschappelijke weerbaarheid tegen hybride dreigingen.
Ziet u het grote belang van een sterke vrije westerse media in China die ongehinderd haar werk kan dan doen?
Ja.
In hoeverre ziet u een neerwaartse trend wat betreft de veiligheid van de Nederlandse media in China?
In het rapport van het China Kennisnetwerk beschrijven de onderzoekers de wijze waarop China zich richt op een uitputtingsslag van kritische stemmen over China. Dit past binnen het beeld dat China, door de inzet van uiteenlopende instrumenten en tactieken, het eigen narratief versterkt, zowel binnen de eigen landsgrenzen als daarbuiten. Hier krijgen ook Nederlandse media mee te maken, zowel in China als in Nederland.
Het kabinet staat voor de veiligheid en vrijheid van alle inwoners van Nederland. Elke vorm van inperking van de vrijheid van meningsuiting van Nederlandse media en correspondenten in China door middel van ongewenste inmenging, dreiging en intimidatie, is onacceptabel. De verschillende tactieken die worden belicht in het onderzoek van het China Kennisnetwerk naar de Chinese invloed en inmenging in het Nederlandse medialandschap baren het kabinet zorgen en bevestigen het beeld dat China steeds verder gaat in het inperken van de mediavrijheid in het land.
Hoe kijkt u naar de tactieken die China gebruikt om de Nederlandse media en correspondenten in China te intimideren?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manieren kunnen Nederlandse journalisten zich beter voorbereiden voor de intimidatie in China en welke rol kan de Nederlandse overheid hierin spelen?
Het beschermen van persveiligheid en persvrijheid is een gedeelde verantwoordelijkheid van de sector en de overheid. Dat betekent onder andere dat OCW financiële ondersteuning biedt aan PersVeilig. Recent is het project geëvalueerd en gaven geïnterviewde journalisten aan dat PersVeilig bijdraagt aan het kunnen uitoefenen van hun beroep5. Bovendien wordt het project door zowel Free Press Unlimited als het European Center for Press and Media Freedom aangemerkt als «best practice». Journalisten die te maken krijgen met vormen van intimidatie, hetzij uit China of andere landen, kunnen zich tot PersVeilig wenden.
Het kabinet raadt Nederlandse journalisten in China aan om in nauw contact te staan met onze ambassade in Beijing en gevallen van intimidatie daar te melden. Zie vraag 8 voor meer informatie over de rol van de ambassade.
Hoe kan de Nederlandse overheid helpen, zodat onze media in China ongehinderd haar werk kan blijven doen?
Onafhankelijke journalistiek bedrijven in China kent risico’s en de Nederlandse overheid kan niet garanderen dat journalisten hun werk ongehinderd kunnen doen. Wel onderhoudt de Nederlandse ambassade in Beijing regelmatig contact met de Nederlandse correspondenten in China over hun werkomstandigheden en moedigt hen aan om contact op te nemen wanneer zij dat nodig achten.
Is via bilaterale diplomatieke kanalen gesproken met China over de intimidatie van onze correspondenten en media in China? Zo ja, is hierin een krachtig diplomatiek signaal overgebracht?
In bilaterale contacten met de Chinese autoriteiten benadrukt Nederland regelmatig het belang van mediavrijheid in het algemeen en de werkomstandigheden van (buitenlandse) journalisten in China in het bijzonder. Hierin worden onze ernstige zorgen overgebracht over de intimidatie van journalisten in China. De Nederlandse ambassade in Beijing is altijd bereid om namens – en in overleg met – Nederlandse correspondenten bezwaar te maken bij de Chinese autoriteiten naar aanleiding van specifieke incidenten.
Hoe zal de kennis wat betreft China in de Nederlandse overheid en media worden vergroot?
Naar aanleiding van de Chinanotitie van 2019 is het China Kennisnetwerk opgericht. Via dit netwerk helpen China-experts vanuit verschillende invalshoeken de Rijksoverheid om China’s motieven, beleid en visie beter te begrijpen om zo effectiever beleid te ontwikkelen, en ook maatschappelijke partners beter te kunnen adviseren. Het netwerk levert op deze manier een belangrijke bijdrage aan het formuleren en beantwoorden van kennisvragen over China binnen de Rijksoverheid. Dit doel wordt nagestreefd door het uitvoeren van onderzoeken, kennisevenementen, netwerkbijeenkomsten en cursussen over China. Het China Knowledge Network (CKN)wordt in 2025 voortgezet en heeft inmiddels een onderzoeksportfolio van 28 afgeronde onderzoeken en 17 lopende onderzoeken.
In hoeverre wordt met andere Europese en Westerse overheden samengewerkt om de vrije Westerse media in China te beschermen?
De ambassade in Beijing staat in nauw contact met gelijkgezinde landen binnen en buiten de EU over de werkomstandigheden van journalisten en de mediavrijheid in China in het algemeen. Vanuit deze verbanden kan worden besloten om gezamenlijk op te trekken bij het aankaarten van zorgen over deze zaken. Daarnaast onderhoudt de ambassade goede contacten met de Foreign Correspondents’ Club of China (FCCC), die onder andere de werkomstandigheden van buitenlandse correspondenten in China volgt en hierover jaarlijks een «Media Freedoms Report» publiceert. Ook faciliteert de ambassade regelmatig de FCCC door het bieden van een veilige ruimte om samen te komen en evenementen te organiseren in de kanselarij of residentie.
Bent u bekend met het rapport «Chinese invloed en inmenging in het Nederlandse medialandschap» van het China Kennisnetwerk van de Universiteit Leiden?2
Ja
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het belangrijk is om als land via formele kanalen steeds de beïnvloeding resoluut te veroordelen en deelt u de mening dat dit nog effectiever wordt wanneer (Westerse) landen gezamenlijk optreden? Zo ja, met welke landen bent u van plan hierover gezamenlijk op te trekken?
Ja. Nederland zet zich in de EU, NAVO en G7 in voor een stevigere, effectievere en meer gecoördineerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging en beïnvloeding. Op deze manier vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen en worden geleerde lessen over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden gedeeld. Zie voor onze inzet ook de eerder genoemde Kamerbrief over de aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging7.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het creëren van «een hub» voor onafhankelijke Chinese journalisten in Nederland belangrijk is, zoals reeds al het geval is van Russische media in Amsterdam? Wat kunt u voor deze groep journalisten doen en hoe staat u deze groep bij?
De betreffende Russische onafhankelijke media voelden zich genoodzaakt door de agressieoorlog van Rusland in Oekraïne hun werk elders in ballingschap voort te zetten. Ze hebben toen zelf besloten zich in Amsterdam te vestigen. Een dergelijk besluit tot vereniging en vestiging is er nog niet vanuit onafhankelijke Chinese journalisten in Nederland. Het voortzetten van onafhankelijke journalistiek, ook door onafhankelijke Chinese journalisten, is erg belangrijk, zowel voor onafhankelijke informatievoorziening als voor het tegenwicht bieden aan propaganda.
De Nederlandse overheid staat in contact met Chinese diasporagemeenschappen in Nederland. Zo kunnen zij incidenten van intimidatie melden en kunnen zaken, in overleg met de betreffende persoon, opgebracht worden bij de Chinese ambassade.
Hoe staat u tegenover de aanbeveling van de onderzoekers om het mandaat van het meldpunt PersVeilig uit te breiden naar ook sociale en psychologische veiligheid en weerbaarheid? Deelt u deze mening?
Van deze aanbeveling heb ik kennisgenomen. PersVeilig is een gezamenlijk initiatief van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, de Politie en het Openbaar Ministerie en heeft tot doel de positie van journalisten te versterken tegen geweld en agressie op straat, op sociale media en tegen juridische claims. Sociale en psychologische veiligheid horen op dit moment bij de diensten die PersVeilig biedt. Aandacht voor de psychologische en sociale impact en weerbaarheid maakt onderdeel uit van trainingen voor journalisten en werkgevers. Daarnaast is er aandacht voor deze impact bij het adviseren bij een melding. PersVeilig werkt structureel samen met een psycholoog.
Onderschrijft u alle andere aanbevelingen van het rapport en zo ja, hoe gaat dit kabinet aan de slag met de implementatie hiervan? Zo nee, waarom niet?
Het rapport doet een aantal aanbevelingen, zowel voor de Nederlandse overheid, redacties en belangenorganisaties. Het kabinet neemt alle relevante aanbevelingen serieus en zal deze de komende tijd verder bestuderen. Ze vormen een belangrijke bijdrage aan de discussie om de veiligheid en onafhankelijkheid van Nederlandse journalisten wereldwijd te beschermen. Implementatie vergt een brede aanpak van de betrokken ministeries, vooral OCW, JenV en BZ.
Van welke landen is nog meer bekend dat soortgelijke praktijken en tactieken worden gebruikt?
Er zijn meer landen die binnen en buiten de landsgrenzen journalisten en burgers intimideren en daarmee de mediavrijheid en vrijheid van meningsuiting inperken. In de Fenomeenanalyse Statelijke Inmenging van de AIVD en de NCTV van 17 oktober jl. wordt dieper in gegaan op hoe algemene intimidatie van buitenlandse diasporagemeenschappen zich voordoet in Nederland.8 Freedom House publiceerde in december 2023 een rapport over journalistiek in ballingschap en transnationale repressie van journalisten.9
Procesafspraken met grote criminelen |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten, zowel in de media als van de rechtspraak zelf, over de gemaakte procesafspraken met Gregory F., Boris P. en Edin G.?
Ja.
Wat vindt u ervan dat grote internationale drugshandelaren in plaats van de maximale gevangenisstraf van 12 jaar, nu 9 jaar (Gregory F.), 8 jaar (Boris P.) en 7 jaar (Edin G.) opgelegd hebben gekregen?
Criminele kopstukken moeten worden aangepakt. Daarom spant het Openbaar Ministerie zich tot het uiterste in om dit zo effectief mogelijk te blijven doen. Het Openbaar Ministerie heeft het in deze zaken wenselijk geacht om met de verdachten procesafspraken te maken. Het past mij niet om gemaakte keuzes omtrent strafvervolging en strafoplegging in individuele zaken te becommentariëren. Wel kan ik – onder verwijzing naar eerdere antwoorden van mijn ambtsvoorganger op Kamervragen over dit onderwerp1 – in algemene zin opmerken dat procesafspraken een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces, met name in omvangrijke of complexe zaken. Daarnaast kunnen procesafspraken bevorderen dat de procespartijen afzien van het instellen van hoger beroep, zodat de desbetreffende zaak versneld wordt afgedaan. Een en ander kan bijdragen aan een verkorting van doorlooptijden, de werklast en capaciteitsinzet in omvangrijke of complexe strafzaken beperken en bij een veroordeling de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf vergemakkelijken. Deze zwaarwegende factoren maken het dat het Openbaar Ministerie een afweging maakt – afhankelijk van onder meer de aard en omvang van de zaak en de ernst van de ten laste te leggen strafbare feiten – hoe de verdachte het meest effectief kan worden vervolgd. Door de mogelijkheid om strafzaken door middel van procesafspraken af te doen blijft ook meer capaciteit beschikbaar om andere strafzaken op te pakken en wordt bovendien de kans op strafvermindering op grond van lange doorlooptijden in strafzaken kleiner.
Tegen die achtergrond acht het kabinet het van belang om een wettelijk kader voor procesafspraken in te voeren. In de Eerste Aanvullingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is dit wettelijk kader opgesteld voor de toepassing van procesafspraken in strafzaken, uitgaande van de kaders die de Hoge Raad hiervoor heeft gesteld. Momenteel worden de consultatieadviezen verwerkt. Daarna zal de Raad van State om advies worden gevraagd, waarna het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Wat vindt u ervan dat met drie belangrijke contacten van het crimineel samenwerkingsverband van Ridouan Taghi procesafspraken zijn gemaakt?
Op individuele zaken kan ik niet ingaan. In algemene zin geldt dat het aan het Openbaar Ministerie is om te beslissen op welke manier een strafzaak het meest effectief kan worden afgedaan. Bij het maken van procesafspraken neemt het Openbaar Ministerie altijd de aard en ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte mee.
Wat vindt u ervan dat zowel Boris P. en Edin G. een «boete» hebben moeten betalen van respectievelijk 200.000 euro en 1 miljoen euro?
Ik sta achter de inspanning van het Openbaar Ministerie om criminele kopstukken zo effectief mogelijk aan te pakken. Procesafspraken kunnen daarbij een goed middel zijn om doorlooptijden, werklast en strafvermindering te beperken. In concrete gevallen is het aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen welke strafeis passend is en aan de rechter om uiteindelijk, op basis van de concrete omstandigheden van het geval, een passende straf op te leggen voor de bewezenverklaarde feiten. De rechter kan een hogere straf opleggen dan in de procesafspraken is voorgesteld, afhankelijk van de ernst van de strafbare feiten. Het past mij niet om te oordelen over de meest passende straf in individuele zaken.
In hoeverre herkent u dat de schijn ontstaat dat grote internationale drugshandelaren een lagere gevangenisstraf kunnen «kopen» omdat zij bij uitstek over meer dan genoeg geld beschikken?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het wenselijk dat internationale drugshandelaren een kortere straf zullen uitzitten, terwijl bij het maken van procesafspraken zij de ten laste gelegde feiten niet hoeven te bekennen en ook geen relevante informatie aan de opsporing hoeven te verschaffen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kunnen procesafspraken een wezenlijke bijdrage leveren aan de effectiviteit en voortvarendheid van het strafproces, met name in omvangrijke of complexe zaken. Er bestaat op dit moment geen specifieke wettelijke regeling van procesafspraken. De praktijk wordt nader genormeerd via door de Hoge Raad gegeven kaders (ECLI:NL:HR:2022:1252) en de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het College van Procureurs-Generaal. Binnen die grenzen kunnen procesafspraken worden gemaakt. Met het oog op het nieuwe Wetboek van Strafvordering bevat de Eerste aanvullingswet een regeling van procesafspraken. Zo’n specifieke wettelijke regeling geeft de wetgever de mogelijkheid om principiële vragen die samenhangen met procesafspraken van een antwoord te voorzien, waaronder de vraag of de mate van strafkorting die in verband staat met gemaakte procesafspraken wettelijk moet worden gemaximeerd en of de mogelijkheid om procesafspraken te maken bij bepaalde strafbare feiten moet worden uitgesloten. Op dit moment worden de consultatieadviezen over dit wetsvoorstel verwerkt.
Wat vindt u ervan dat internationale drugshandelaren een beduidend kortere gevangenisstraf krijgen door het maken van procesafspraken, terwijl het kabinet een wetsvoorstel in consultatie heeft gebracht waarmee de maximale gevangenisstraf op de in- en uitvoer van harddrugs verhoogd wordt naar 16 jaar gevangenisstraf?
De mogelijkheid om procesafspraken te maken draagt bij aan een voortvarend strafproces (zie ook het antwoord op vraag 2). Dat geldt ook voor strafzaken waarin grootschalige drugsdelicten ten laste zijn gelegd.
In hoeverre zou tijdwinst een rol moeten spelen in strafaken waarin voldoende PGP-bewijs voorhanden is?
Het is aan het Openbaar Ministerie om af te wegen in hoeverre er sprake is van voldoende bewijs en, zo ja, of procesafspraken aan de orde zijn. Tijdwinst is een factor die het OM in zijn belangenafweging meeneemt, ook in grootschalige strafzaken waarbij grote hoeveelheden bewijsmateriaal ten grondslag liggen aan de veroordeling.
Vindt u dat het risico op voortgezet crimineel handelen altijd een onderdeel zou moeten zijn bij de beoordeling of procesafspraken gemaakt kunnen worden?
Het kabinet hecht groot belang aan het voorkomen van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. De totstandkoming van procesafspraken en van het vonnis staan momenteel los van de tenuitvoerlegging van straffen. Bij het maken van procesafspraken is het toepasselijke detentieregime geen onderwerp van gesprek. Zo is dat ook opgenomen in de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken van het Openbaar Ministerie. Als er voorafgaand aan het maken van procesafspraken signalen zijn van mogelijk voortgezet crimineel handelen in detentie, worden deze signalen wel betrokken bij de beslissing over het al dan niet maken van procesafspraken.
Zijn procesafspraken met grote criminelen zoals internationale drugshandelaren volgens u gepast? Zo ja, op welke wijze worden procesafspraken met grote criminelen zoals internationale drugshandelaren wettelijk ingekaderd? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat procesafspraken voorlopig niet meer op deze manier gemaakt worden?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op vragen 2 en 6.
Bent u bekend met de berichten over zware criminelen die de zorgsector binnendringen, zoals beschreven in de artikelen van RTL Nieuws en NRC?1 2
Ja.
Welke concrete stappen onderneemt u momenteel om te voorkomen dat zware criminelen toegang krijgen tot de zorgsector?
Er zijn verschillende stappen gezet om malafide zorgaanbieders beter te kunnen weren. Ten eerste is per 1 januari 2025 de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) in werking getreden. Hiermee wordt onder andere mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar voor frauderende zorgaanbieders, waaronder diens bestuurders en leidinggevenden, kunnen waarschuwen. Daarmee kan worden tegengaan dat zij hun activiteiten elders voortzetten of anderszins opnieuw beginnen.
Ten tweede is de doelgroep voor de vergunningplicht Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) per 1 januari 2025 uitgebreid. Dit betekent dat alle zorginstellingen die zorg verlenen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurig zorg (Wlz) moeten beschikken over een toelatingsvergunning. Ook de kleinere zorginstellingen met 10 of minder zorgverleners.
Ten derde zal begin 2025 het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Met dit wetsvoorstel worden de weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning uitgebreid en kunnen zorgaanbieders waarvan niet aannemelijk is dat ze aan de voorwaarden voor het verlenen van goede en rechtsmatige zorg gaan voldoen, beter worden geweerd of gestopt.
Mede in dat kader wordt ook bezien welke van de interventies tot verbetering van screening van zorgaanbieders aan de voorkant, zoals die naar voren zijn gekomen tijdens de in september 2023 afgeronde pilot met zorgverzekeraar DSW, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het CIBG, eraan kunnen bijdragen het net verder te sluiten.
De voormalig Minister van OCW, heeft met de brief van 6 november 2024 mbo-instellingen verzocht om tot nader order voor een aantal opleidingscodes terughoudend te zijn met het in behandeling nemen van ervaringscertificaten (EVC) van EVC-aanbieders. Instellingen moeten er zeker van te zijn dat het EVC-ervaringscertificaat deugdelijk is onderbouwd. De examencommissies zijn gewezen op hun wettelijke taak om zorgvuldig om te gaan met het verlenen van vrijstellingen.3
Hoe werkt u samen met de verschillende zorginstellingen om de screening en beveiliging van personeel te verbeteren?
De screening van het personeel is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen. Deze instellingen hebben een vergewisplicht. Dat houdt in dat zorginstellingen zich ervan moeten vergewissen dat de wijze waarop zorgverleners in het verleden hebben gefunctioneerd, niet in de weg staat bij het verlenen van zorg nu. Indien het om een BIG-geregistreerde zorgverlener gaat, kan gekeken worden of de zorgverlener is ingeschreven in het BIG-register. Daarbij kan ook een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) worden verlangd van de (potentiële) werknemer. Bij de VOG-beoordeling wordt beoordeeld of het justitiële verleden van iemand een bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving.
Hoe zorgt u ervoor dat informatie over criminele activiteiten binnen de zorgsector snel en effectief wordt gedeeld tussen zorginstellingen en opsporingsdiensten?
Zorginstellingen die een rechtspersoon (Besloten Vennootschap (B.V.), Naamloze Vennootschap (N.V.), stichtingen, verenigingen en coöperaties) zijn, vallen onder de Wet controle op rechtspersonen (Wcr). Bij belangrijke veranderingen binnen een rechtspersoon, bijvoorbeeld een oprichting of bestuurswisseling, screent Justis de rechtspersoon en het netwerk van ondernemingen en functionarissen rondom de rechtspersoon. Dit doorlopende toezicht gebeurt automatisch met risicoprofielen, gevolgd door nader onderzoek door een analist. Justis stelt een risicomelding op en stuurt deze vervolgens naar een toezichthoudende, handhavende en/of opsporingsinstantie die verantwoordelijk is voor het aanpakken van dit risico, bijvoorbeeld de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), de Belastingdienst, FIOD, Politie of Openbaar Ministerie. De ontvanger kan bepalen of nader onderzoek of verscherpt toezicht nodig is of bepaalt welke interventie passend is. Voor de toevoeging van de NZa en de IGJ aan de kring van ontvangers van risicomeldingen wordt het Besluit controle op rechtspersonen (Bcr) aangepast. Dit besluit is voorgelegd voor consultatie.
Welke stappen worden er ondernomen om ervoor te zorgen dat criminele elementen die al in de zorgsector werkzaam zijn, snel worden geïdentificeerd en verwijderd?
Het bestrijden van zorgfraude en ondermijning in de zorg vraagt om een integrale aanpak. Een belangrijke voorwaarde voor een effectieve bestrijding van zorgfraude is fraudebestendige wet- en regelgeving. Er zijn verbeterde wettelijke kaders nodig om informatie-uitwisseling tussen ketenpartners mogelijk te maken. Verder is regelgeving essentieel die zorgaanbieders verplicht transparant te zijn over wie binnen een complexe organisatiestructuur daadwerkelijk zorg verleent. Complexe structuren – zoals bijvoorbeeld onder-aanneming -bemoeilijken controle, toezicht en strafrechtelijke opsporing van mogelijk malafide zorgaanbieders. In de Jaarbrief TIZ, die de Minister van VWS op 18 oktober 2024 aan uw Kamer heeft gestuurd, hebben de samenwerkingspartners in de Taskforce Integriteit Zorgfraude (TIZ)4 hierover een signaal afgegeven aan de Minister van VWS.5 Een inhoudelijke reactie van VWS op de jaarbrief TIZ volgt begin 2025.
De aanpak van ondermijning in de zorg (zorgcriminaliteit) vraagt ook om maatregelen voor een integere en weerbare economie en maatschappij. Conform de in eerder genoemde Kamerbrief aan uw Kamer gedane toezegging, wordt u op korte termijn nader geïnformeerd over vervolgacties. Daar wordt aan gewerkt op basis van een brede integrale benadering en in samenwerking met onder andere de betrokken ministeries, gemeenten, toezichthouders, opsporingsdiensten, zorgkantoren, opleiders en zorgverzekeraars. Het doel van de aanpak is om het zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor criminelen om nog in het zorgdomein actief te zijn en om de zorgsector weerbaarder te maken tegen criminelen.
Bent u bereid om wet- en regelgeving aan te passen om de screening en beveiliging in de zorgsector te versterken? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hier concrete voorstellen voor verwachten?
Zoals ik bij vraag 2 heb aangegeven is per 1 januari 2025 de doelgroep voor de vergunningplicht Wtza uitgebreid. Ook trad op 1 januari 2025 de Wbsrz in werking. In het eerste kwartaal 2025 zal ik de Wibz aan de TK aanbieden.
Bent u bereid het onderzoek van politie midden-Nederland met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Het betreft een intern signaaldocument opgesteld door één politie-eenheid. Dit schetst dus geen representatief landelijk beeld zoals een fenomeenanalyse. Het document is daarnaast opgesteld voor interne opvolging en de informatie ziet daar dus ook specifiek op. Het signaaldocument is daarom niet geschikt om te delen met de Kamer.
Hoe werkt u samen met Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om de controle van diploma's en certificaten te verbeteren en te intensiveren?
DUO beschikt over meer dan 10 miljoen diplomagegevens van diploma's die zijn behaald aan een door OCW erkende opleiding. Via Mijn diploma's kan de diplomahouder zelf gratis een digitaal uittreksel downloaden en dit overleggen aan een werkgever als deze om bewijs van een diploma of certificaat vraagt.6
DUO levert de volgende bijdrage om de controle van diploma's en certificaten te verbeteren en te intensiveren:
Wat doet u om malafide uitzendbureaus, die personeel leveren aan zorginstellingen, op te sporen en te sluiten?
De aanpak van malafide uitzendbureaus valt onder de beleidsportefeuille van de Minister van Sociale Zaken. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voortgang en planning van de aanpak die gericht is op het weren van malafide uitzendbureaus.7 Voor de screening van personeel, ook als zij via een uitzendbureau werkzaam worden voor zorginstellingen, is het mogelijk om de VOG aan te vragen. Zie ook mijn antwoord bij vraag 3.
De berichten dat criminelen op grote schaal actief zijn in de zorg |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister ) , Fleur Agema (minister ) (PVV), Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Onderwijsminister waarschuwt opleidingen voor fraude met zorgcertificaten»?1
Misstanden in de zorg waarbij sprake is van slechte kwaliteit van zorg, zorgfraude of zorgcriminaliteit zijn ernstig en moeten koste wat kost worden tegengegaan. Vanwege de financiële gevolgen en vooral ook vanwege de maatschappelijke gevolgen, bijvoorbeeld dat patiënten dan vaak niet de zorg krijgen die zij nodig hebben of in een extra kwetsbare positie terechtkomen. De verwevenheid met zware criminaliteit maakt dit zorgelijker.
Zoals in eerdere Kamerbrieven aangegeven, zijn verschillende partijen, zoals de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), het Openbaar Ministerie (OM) en de betrokken ministeries, daarom gezamenlijk aan de slag om paal en perk te stellen aan misstanden in de zorg.2
De Minister van OCW heeft met zijn brief van 6 november 2024 mbo-instellingen verzocht om tot nader order voor een aantal opleidingscodes terughoudend te zijn met het in behandeling nemen van ervaringscertificaten (EVC) van EVC-aanbieders. Instellingen moeten er zeker van zijn dat het EVC-ervaringscertificaat deugdelijk is onderbouwd. De examencommissies zijn gewezen op hun wettelijke taak om zorgvuldig om te gaan met het verlenen van vrijstellingen. Op deze manier kunnen kwaadwillenden minder gemakkelijk via EVC aan een zorgdiploma komen.3 De Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) heeft op 8 november 2024 besloten om tijdelijk alle registratieaanvragen met een EVC-certificaat op te schorten om de betrouwbaarheid en kwaliteit van het register te waarborgen. Tegelijkertijd worden de registratieaanvragen nader onderzocht, worden de dossiers van eerdere registraties bekeken en wordt het proces rondom de registratie tegen het licht gehouden.
De relevantie hiervan wordt met de bevindingen, zoals aan de orde komen in de artikelen die u noemt, onderstreept. Het probleem vraagt ook om maatregelen ten behoeve van een integere en weerbare economie en maatschappij, zoals de zorgsector. Conform de in eerdergenoemde Kamerbrieven aan uw Kamer gedane toezegging, wordt u op korte termijn nader geïnformeerd over vervolgacties. Daar wordt op dit moment aan gewerkt op basis van een brede integrale benadering en in samenwerking met onder andere de betrokken ministeries, gemeenten, toezichthouders, opsporingsdiensten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en opleiders. Het doel van de aanpak is om het zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor criminelen om nog in het zorgdomein actief te zijn en om de zorgsector weerbaarder te maken tegen criminelen. Er wordt op drie speerpunten ingezet om dit doel te bereiken. Het gaat om (1) het opwerpen van barrières, (2) het vergroten van de weerbaarheid en (3) het verstevigen van toezicht, handhaving en opsporing.
Wat is uw reactie op het bericht ««Drugshandelaren en plofkrakers op grote schaal» actief in de zorg, kwetsbare patiënten in gevaar»?2
Conform de in eerdergenoemde Kamerbrieven aan uw Kamer gedane toezegging, wordt u op korte termijn nader geïnformeerd over vervolgacties van onder andere de betrokken ministeries om gezamenlijk paal en perk te stellen aan de geschetste misstanden in de zorg.
Hoe kan het dat er van de 100 meldingen van diplomafraude die in 2023 door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) werden gedaan, geen enkele is opgepakt door de politie?
In de afweging of een aangifte wordt opgepakt door de politie worden onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie verschillende aspecten afgewogen, waaronder de vraag of voldoende bewijs voorhanden is of de vraag hoe schaarse capaciteit binnen de opsporing het beste kan worden ingezet. In 2023 werden de meldingen van DUO die lokaal werden gedaan, nog niet gezien in het licht van de latere analyse van ondermijning in de zorg en de schakel die diplomafraude daarin blijkt te vormen.
Hoe kan het dat er van de 900 risicomeldingen die in twee jaar tijd door de Kamer van Koophandel (KvK) werden gedaan, geen enkele heeft geleid tot vervolging?
Het bestrijden van een maatschappelijk probleem als zorgcriminaliteit en zorgfraude vraagt om een ketenbrede inspanning. Het strafrecht moet worden gezien als ultimum remedium, naast de inzet van civiel- en bestuursrechtelijk toezicht en handhaving.
Het is van veel factoren afhankelijk of een risicomelding van de Kamer van Koophandel (KvK) leidt tot een onderzoek van een toezichthouder in de zorg of een opsporingsdienst en vervolgens tot vervolging. Zo weegt bijvoorbeeld mee of er al andere (onderzoeks)informatie of meldingen bekend zijn. In het algemeen geldt dat gelet op het moment van inschrijving bij de KvK en het dan gesignaleerde risico, er nog onvoldoende bekend is voor een toezichtsonderzoek dan wel het starten van een strafrechtelijk onderzoek of vervolging. In het traject verbeteren van screening aan de voorkant van zorgaanbieders, wordt het hele proces van inschrijving van een zorgonderneming tot aan het daadwerkelijke leveren van zorg onder de loep gehouden. Dat betekent dat ook wordt gekeken naar de werkwijze van KvK en de partijen die deze risicomeldingen ontvangen en de verbeteringen die daarin mogelijk zijn.
Bent u van plan om ervoor te zorgen dat de meldingen die worden gedaan van (mogelijke) zorgfraude daadwerkelijk worden opgepakt door de verantwoordelijke instanties en hier voldoende capaciteit voor vrij te maken?
Op de wijze waarop toezichthouders in het zorgdomein invulling geven aan hun taak en capaciteitsinzet, voeren zij eigenstandig beleid. Het Ministerie van VWS en de toezichthouders voeren structureel overleg om hen in staat te stellen hun taak zo optimaal mogelijk uit te oefenen. Opsporingsdiensten maken afspraken met het OM in de vorm van handhavingsarrangementen over de prioritering en capaciteit. Ook voor zorgfraude is er een handhavingsarrangement.
Beseft u dat het afbraakbeleid dat de afgelopen jaren op de zorg is gevoerd, via bezuinigingen, marktwerking en achtergebleven lonen en zeggenschap voor zorgverleners, de zorg tot een ideale prooi voor criminelen maakt, doordat zij misbruik kunnen maken van personeelstekorten en een enorm gebrek aan effectief toezicht op een zeer complex zorgsysteem? Zo ja, bent u bereid om te stoppen met dit afbraakbeleid?
Criminaliteit en fraude zijn strafbaar, maar ook van alle tijden. De aanpak van zorgfraude is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is dus een prioriteit van dit kabinet. Er gaat dit jaar 109 miljard euro om in de zorg en dat trekt ook mensen met verkeerde bedoelingen aan. De problematiek van ondermijning en zware criminaliteit gaat verder dan het zorgdomein. Daarom pakt dit kabinet dit breed en in samenhang aan.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat mensen die afhankelijk zijn van zorg niet langer ten prooi vallen aan zorgcowboys?
In het zorgdomein zijn toetredingsdrempels opgeworpen met bijvoorbeeld de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en lokale regelgeving van gemeenten. Er kan zowel wat betreft kwaliteit, rechtmatigheid als integriteit naar (het verleden van) bestuurders en zorgverleners worden gekeken, onder andere door het CIBG, de IGJ, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en gemeenten.
De doelgroep voor de vergunningplicht Wtza is per 1 januari 2025 uitgebreid. Vanaf dat moment moeten alle zorginstellingen die zorg verlenen op grond van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg beschikken over een toelatingsvergunning, ook de kleinere zorginstellingen met 10 of minder zorgverleners. Dat vergroot bijvoorbeeld de groep zorginstellingen van wie in het kader van de vergunningplicht een VOG verlangd kan worden en ten aanzien van wie een integriteitsbeoordeling op grond van de Wet Bibob kan worden uitgevoerd.
Het is aan inkopers van zorg om met inkoopbeleid, contractvoorwaarden en beheersmaatregelen in waarborgen te voorzien en zorgvuldig te zijn in met wie een contract wordt aangegaan of verlengd. Daarbij kan per 1 januari 2025 gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) biedt. Er is onder andere mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar voor frauderende zorgaanbieders, waaronder diens bestuurders en leidinggevenden, kunnen waarschuwen. Daarmee kan worden tegengegaan dat zij hun activiteiten elders voortzetten of anderszins opnieuw beginnen.
In aanvulling op het beleid dat gericht is op de zorginstellingen, geldt dat per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is opgeheven. Dit betekent dat weer volledig gehandhaafd gaat worden op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffing. De verwachting is dat hierdoor bij diverse instellingen minder zzp’ers en daarmee meer vaste gezichten op groepen met kwetsbare patiënten ingezet zullen worden. Gelet op de signalen dat sprake is van een toename van het aantal criminele zzp’ers in de zorg, kan voornoemde maatregel ook bijdragen aan veilige en goede zorg.
De Minister van VWS wil in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) aan uw Kamer aanbieden. Met dat wetsvoorstel worden de weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning uitgebreid en kunnen zorgaanbieders waarvan niet aannemelijk is dat ze aan de voorwaarden voor het verlenen van goede en rechtsmatige zorg gaan voldoen, beter worden geweerd of gestopt.
Zoals bij vraag 1 aangegeven, heeft de Minister van OCW onderwijsinstellingen opgeroepen om terughoudend te zijn met het in behandeling nemen van EVC-certificaten voor een aantal opleidingen. Op deze manier wordt voorkomen dat te gemakkelijk vrijstellingen voor de gehele of een deel van een mbo-opleiding wordt gegeven op basis van een ondeugdelijk EVC-certificaat. Ook de SKJ heeft besloten om tijdelijk alle registratieaanvragen met een EVC-certificaat op te schorten om de betrouwbaarheid en kwaliteit van het register te waarborgen. Daarnaast voert de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) gericht kwaliteitsbezoeken uit bij leerbedrijven in de zorg om sneller in te kunnen grijpen bij malafide stagebedrijven in de zorg.
De Minister van JenV wijst erop dat werkgevers in de zorgsector bovendien kunnen vragen om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Werknemers en ondernemers kunnen met een VOG worden onderzocht op hun justitiële verleden.
Het bericht 'Veel schade bij basisschool na brand begint nu wel een patroon te worden' |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht in het AD, getiteld «Veel schade bij basisschool na brand begint nu wel een patroon te worden»1?
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Zijn er volgens u concrete aanwijzingen dat de veiligheid van de leerlingen en het personeel op deze basisschool momenteel in gevaar is?
Die signalen heb ik niet.
Kunt u bevestigen dat er bij deze basisschool eerder sprake is geweest van vernielingen en brandstichting?
Vernieling en brandstichting zijn strafbare feiten. Als hiervan sprak is, zal aangifte moeten worden gedaan bij de politie. De politie zal zich dan inzetten voor opsporing van de daders. Ik heb geen overzicht van aangiften die bevestigen dat dergelijke incidenten zich eerder hebben voorgedaan, omdat dit niet onder de verantwoordelijkheid van mijn ministerie valt. Navraag bij de gemeente Zoetermeer leert dat ook zij deze informatie niet bijhouden. De politie verstrekt geen informatie over individuele zaken.
Erkent u dat er een zorgwekkend patroon zichtbaar is in de vernieling en brandstichting bij deze onderwijsinstelling? Welke oorzaken kunnen volgens u aan dit patroon ten grondslag liggen?
Brandstichting en vernieling bij onderwijsinstellingen zijn altijd verwerpelijk en hebben een diep ontwrichtend effect op het personeel van de school, de leerlingen en hun ouders. Elk incident van deze aard vind ik dan ook zorgwekkend, ongeacht waar het plaatsvindt. Over het al dan niet aanwezig zijn van opzet, een patroon en mogelijke oorzaken van een dergelijk patroon kan ik niks zeggen.
Ik heb geen kennis omtrent de daders en hun motieven omdat het opsporen en straffen van deze daders taken van de politie en het Openbaar Ministerie zijn.
Worden incidenten, zoals deze brandstichting, meegenomen in het dreigingsbeeld ten aanzien van veiligheid binnen islamitische gemeenschappen in Nederland?
Dreigingsbeelden ten aanzien van veiligheid jegens welke gemeenschap dan ook worden niet door het Ministerie van OCW gevormd. Ik verwijs u voor informatie ten aanzien van dreigingsbeelden door naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid en/of de NCTV.
Hoe beoordeelt u de brandstichting bij Yunus Emre, een basisschool die gebaseerd is op islamitische principes? Beschouwt u dit als een specifiek signaal van bedreiging richting islamitische instellingen?
Het is helder dat brandstichting bij en vernieling van scholen altijd afschuwelijk is. Indien uit onderzoek mocht blijken dat deze zeer ernstige strafbare feiten worden ingezet als dreigmiddel jegens specifieke bevolkingsgroepen, vind ik dat verwerpelijk. Het is altijd belangrijk dat de daders opgepakt zullen worden, en hun straf niet zullen ontlopen. Ook als er geen sprake is van het oogmerk op bedreiging maar van bijvoorbeeld «jeugdige baldadigheid» en kattenkwaad met ernstige gevolgen.
Heeft u concrete aanwijzingen of signalen ontvangen van verhoogde dreiging richting islamitische instellingen, waaronder scholen? Zo ja, welke specifieke maatregelen worden genomen om de veiligheid van deze instellingen te waarborgen?
Ik heb dergelijke aanwijzingen of signalen niet ontvangen. Het waarborgen van de fysieke veiligheid op scholen is een taak die ligt bij o.a. het bevoegd gezag op de school, de gemeentes, de politie, het OM, veiligheidsregio’s, en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Zij werken samen om veiligheidsrisico’s te identificeren en te mitigeren, en waar nodig beveiligingsmaatregelen te treffen. De inspectie van het onderwijs houdt toezicht op de wijze waarop het bevoegd gezag de veiligheid op school waarborgt.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle gevallen van dreiging, intimidatie en aanvallen op islamitische basisscholen en middelbare scholen in de afgelopen vijf jaar?
Een dergelijk overzicht wordt niet door het Ministerie van OCW bijgehouden. De Inspectie van het Onderwijs houdt eveneens geen overzichten bij van bedreigingen jegens onderwijsinstellingen. Er bestaat voor scholen ook geen verplichting daarvan melding te doen. De inspectie geeft in reactie op deze vraag aan in elk geval bekend te zijn met twee situaties waar in de afgelopen jaren sprake was van dergelijke voorvallen richting een school. Het betreft een situatie waarbij een school schriftelijke beledigingen ontving en een situatie waarbij geregeld vernielingen zijn bij een (ook door anderen gebruikt) gebouw. De inspectie adviseert scholen bij dreiging contact op te nemen met de politie en daarvan aangifte te doen. De politie verstrekt geen informatie over individuele zaken.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de opsporing en vervolging van de daders van deze brandstichting?
Opsporing en vervolging van daders van strafbare feiten zijn taken van de politie en het Openbaar Ministerie. Voor informatie hieromtrent moet ik u naar hen verwijzen.
Welke aanvullende preventieve maatregelen neemt u om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen bij deze en andere islamitische onderwijsinstellingen die te maken hebben met verhoogde dreiging?
Het waarborgen van de fysieke veiligheid op scholen is een taak die ligt bij onder andere het bevoegd gezag op de school, de gemeentes, de politie, het OM, veiligheidsregio’s en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Zij werken samen om veiligheidsrisico’s te identificeren en te mitigeren, en waar nodig beveiligingsmaatregelen te treffen. De inspectie van het onderwijs houdt toezicht op de wijze waarop het bevoegd gezag de veiligheid op school waarborgt.
De wrede jacht op kangoeroes en de Nederlandse betrokkenheid daarbij |
|
Marieke Koekkoek (D66), Jan Paternotte (D66), Joost Eerdmans (EénNL), Sarah Dobbe (SP), Dion Graus (PVV), Daniëlle Hirsch (GL), Ines Kostić (PvdD), Dennis Ram (PVV) |
|
Femke Wiersma (minister ) (BBB), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het recente bezoek van een Australische delegatie aan de Tweede Kamer, waarbij aandacht is gevraagd voor de wrede jacht op kangoeroes en de rol die Nederland hierbij speelt als één van de grootste importeurs van kangoeroevlees en -leer?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bezoek.
Heeft u kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlands parlement, waarmee zij oproept om actie te ondernemen tegen de jacht op kangoeroes (Kamerstuknummer 2024Z15518/2024D37625)?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlandse parlement. Conform het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 9 oktober jl. ontvangt u separaat mijn reactie op de brief van Purcell (kenmerk 2024Z14473/2024D37625).
Heeft u de Australische documentaire «Kangaroo – A love-hate story» bekeken, waarin de gruwelijkheden in beeld zijn gebracht die verscholen gaan achter de jacht op kangoeroes, zoals het doodslaan of hulpeloos achterlaten van jonge kangoeroes na het doodschieten van hun moeder en het gewond achterlaten van kangoeroes die niet in het hoofd maar elders in het lichaam geraakt zijn, omdat hun vlees niet geschikt wordt geacht voor humane consumptie?1 Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ja. Omdat ik hecht aan dierenwelzijn heb ik zorgen over de schrijnende onderdelen uit de documentaire. Daarbij wil ik opmerken dat door de Australische autoriteiten in 2018 al is aangegeven dat de beelden uit de genoemde film waarschijnlijk afkomstig zijn van de niet-commerciële, recreatieve jacht en niet representatief zijn voor de commerciële jacht.2
Kunt u bevestigen dat de EU wereldwijd de grootste importeur is van kangoeroeproducten, verantwoordelijk voor ongeveer 65% van de handel?
Het is mij niet bekend hoeveel kangoeroeproducten uit Australië er in andere Europese landen wordt geïmporteerd, en of de EU daarmee wereldwijd de grootste importeur van kangoeroeproducten is.
Kunt u bevestigen dat Nederland jaarlijks zo’n honderdduizenden kilo’s aan kangoeroevlees importeert en daarmee binnen de EU de op twee na grootste importeur van kangoeroevlees is?
In 2022 en 2023 is er 246 ton (15 zendingen) respectievelijk 203 ton (15 zendingen) kangoeroevlees geïmporteerd in Nederland, binnengekomen via Nederlandse grenscontroleposten. In 2024 ging het – tot 22 oktober – om 145 ton (9 zendingen).
Heeft u er kennis van genomen dat ruim vijftig Nederlandse bedrijven al zijn gestopt met de verkoop en de promotie van kangoeroeproducten, nadat zij zijn geïnformeerd over de wreedheid van de jacht?
Een aantal Nederlandse bedrijven is inderdaad op vrijwillige basis gestopt met de verkoop van kangoeroeproducten. Hierbij wil ik aangeven dat het aan bedrijven zelf is om – binnen de wettelijke kaders – keuzes te maken met betrekking tot hun bedrijfsvoering. Het staat bedrijven vrij daarbij de keuze te maken om bepaalde producten niet (meer) aan te bieden. Dat dierenwelzijn – in algemene zin – een rol speelt bij de keuze van een aantal bedrijven om bepaalde producten niet aan te bieden steun ik.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2022 de regering heeft verzocht om bij de Europese Commissie de problematiek rond de toegang van omstreden producten als kangoeroevlees en kangoeroeproducten tot de Europese markt aan te kaarten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1376)?
Ja, ik ben bekend met deze motie van het lid Wassenberg (PvdD). Naar aanleiding van deze motie is er met de Europese Commissie gesproken over kangoeroeproducten die op de EU-markt geplaatst worden vanuit Australië. De Commissie heeft toen aangegeven reeds in gesprek te zijn over de import van kangoeroeproducten uit Australië met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Van Nederlandse zijde is daarbij gewezen op het belang van hoge dierenwelzijnsnormen. Over deze uitvoering van de motie Wassenberg is de Kamer in juni 2022 geïnformeerd.3 Daarbij is ook aangegeven dat het uiteindelijk aan de Australische overheid is op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2023 de regering heeft verzocht om met een plan te komen om producten waarin onder andere kangoeroeleer is verwerkt, uit de Nederlandse winkels te weren (Kamerstuk 36 254, nr. 16)?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat meer dan 70% van Nederlanders wil dat de jacht op kangoeroes stop en dat ze een importverbod willen op kangoeroeproducten?2
Ik ben bekend met resultaten van een onderzoek van Pureprofile uit 2024, waar ook onderzoek onder Nederlandse respondenten is verricht.5
Heeft u gezien dat er vervolgens door de Europese Commissie is ingezet op dierenwelzijnsstandaarden? Zo ja, heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Australische delegatie in het bezoek aan de Tweede Kamer (21 oktober 2024) – tevens verwoord in een wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties3 – dat deze industrie niet gereguleerd kan worden, o.a. omdat Australië groot is en omdat de jacht ’s nachts en zonder toezicht plaatsvindt en dat een importverbod de enige optie is om dit dierenleed te stoppen?
Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.7
Heeft u de wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties (ondersteund door wetenschappers), waaronder de Nederlandse Dierenbescherming, over de kangoeroejacht als een dierenwelzijnscrisis gelezen, waarin ook een oproep wordt gedaan aan overheden?4 5 Wat is uw reactie daarop?
Ik ben bekend met de verklaring. Allereerst, ik vind dierenwelzijn belangrijk. Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.10 Met betrekking tot de oproep aan nationale overheden het volgende. Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Import van een product verbieden dat uit een land komt van buiten de Europese Unie, in dit geval Australië, kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Bent u bereid om u volgens de wens van de Tweede Kamer op Europees niveau actief in te zetten voor verbod op de import van kangoeroevlees en -producten, naar voorbeeld van o.a. zeehondenproducten? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk importverbod kan alleen worden ingesteld als het verbod in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is. Omdat de Commissie eerder heeft aangegeven geen juridische basis te zien om deze producten op basis van dierenwelzijn te weren, zie ik geen aanleiding om voor een importverbod te pleiten. Het kabinet zal er zorg voor dragen dat de door uw Kamer aangedragen zorgpunten worden overgebracht aan de Europese Commissie.
Bent u bereid om met een plan te komen om kangoeroevlees en -producten van de Nederlandse markt te weren? Zo nee, waarom niet?
Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Een eventueel importverbod van kangoeroeproducten kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Momenteel werkt het kabinet aan de invulling van de motie van voormalig lid Van Esch (PvdD).11 De motie vraagt om met een plan te komen om producten waarin bont, dons van levend geplukte dieren, angorawol of kangoeroeleer is verwerkt uit Nederlandse winkels te weren.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden, voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken Handel en de Landbouw- en Visserijraad?
Helaas heeft de beantwoording van de vragen vertraging opgelopen vanwege interdepartementale afstemming.
De jaarcijfers Mensenhandel 2023 |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Kent met de onlangs gepubliceerde jaarcijfers over mensenhandel in 2023 van de Nationaal Rapporteur Mensenhanden en Seksueel Geweld tegen Kinderen?1
Ja.
Deelt u de mening van de Nationaal Rapporteur dat de toename van het aantal slachtoffers in de thuisprostitutie zorgelijk is, omdat deze sector minder zichtbaar is voor de handhavende instanties? Zo ja, deel u dan ook de mening dat dit om aanpassing van opsporingsmiddelen en mogelijkheden voor digitale opsporing vraagt en hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
De toename van het aantal meldingen van slachtoffers van seksuele uitbuiting in de thuisprostitutie is zorgelijk. Tegelijkertijd kan de toename (deels) het effect zijn van de inzet om de meldingsbereidheid onder slachtoffers te verhogen. Het is voor slachtoffers in de sekswerkbranche niet makkelijk om een melding te doen. Zij zijn vaak bang voor repercussies waardoor er geen melding of aangifte wordt gedaan en zorgelijke situaties blijven voortbestaan. Het landelijk beleid is er dan ook op gericht om de meldingsbereidheid onder slachtoffers te verhogen.
Los daarvan moet seksuele uitbuiting, juist ook in de thuisprostitutie, kunnen worden aangepakt. Binnen dat kader zijn signalen die voortkomen vanuit het toezicht op de sekswerkbranche van groot belang voor het opstarten en uitvoeren van opsporingsonderzoeken naar mensenhandel. In beginsel is het de taak van de gemeente om toezicht te houden op de sekswerkbranche. Om het zicht op slachtoffers van mensenhandel binnen deze sector te verbeteren, wordt er gezamenlijk tussen de VNG, de politie, maatschappelijk werk organisaties, ervaringsdeskundigen en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) aan een handelingskader gewerkt ten aanzien van het uitvoeren van de controles op de sekswerkbranche. De acties onder actielijn 5 uit het Actieplan programma Samen tegen Mensenhandel voor het verbeteren van de gegevensverwerking en informatiedeling dragen ook bij aan een verbeterd zicht op slachtoffers van mensenhandel, doordat signalen van misstanden eenvoudiger tussen de bij de aanpak van mensenhandel betrokken partijen kunnen worden gedeeld.
Daarnaast is het uiteraard van belang dat de opsporingsdiensten zich door blijven ontwikkelen als het gaat om (online) opsporing om mensenhandel op een passende wijze aan te kunnen (blijven) pakken. Door de politie wordt onder andere met de kwalitatieve afspraken in de Veiligheidsagenda op deze doorontwikkeling ingezet. Zo werkt de politie aan de versterking van samenwerking met partners bij het signaleren van uitbuiting die online plaatsvindt en heeft de politie een online opsporingsstrategie opgezet die gericht is op mensenhandel. Uw Kamer is in de Kamerbrief over toezeggingen op het dossier mensenhandel nader geïnformeerd over de online opsporingsstrategie.2
Wanneer wordt het wetsvoorstel regulering sekswerk in consultatie naar de Kamer gestuurd?
Ter uitvoering van het vorige coalitieakkoord is een nota van wijziging bij het wetsvoorstel regulering sekswerk opgesteld. De nota van wijziging is in consultatie gegaan, maar door de val van het vorige kabinet niet verder gebracht. De Kamer wordt begin 2025 geïnformeerd over de visie op sekswerk. Daarin wordt ingegaan op de invoering van de minimumleeftijd voor prostitutie van 21 jaar zoals afgesproken in het regeerprogramma en de relatie die deze invoering heeft met het wetsvoorstel voor de wet regulering sekswerk. De wijze waarop de minimumleeftijd van 21 jaar voor prostitutie in wetgeving wordt geregeld is namelijk ook afhankelijk van de bredere visie op sekswerk en de regels opgenomen in het nu in de Kamer aanhangige wetsvoorstel regulering sekswerk.
Hoe komt het dat het aantal verdachten dat in 2023 in beeld kwam bij de politie gedaald is terwijl het aantal meldingen van mensenhandel bij diverse instanties licht is gestegen? Hoe verhoudt zich dat tot een van de doelen van uw programma Samen tegen mensenhandel om «daders te frustreren en zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk aan te pakken»?2
Het melden van slachtoffers van mensenhandel bij het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha) is niet voorbehouden aan de politie. Iedereen die zicht heeft op een mogelijk slachtoffer kan hierover melding doen bij CoMensha. Hoewel het voor het opstarten van een onderzoek zeer wenselijk is dat deze signalen ook worden doorgezet aan de politie, komt het voor dat slachtoffers (nog) niet willen dat hun gegevens worden gedeeld met de politie en/of dat zij (nog) geen verklaring willen afleggen, waardoor dit slachtoffer en mogelijk ook de verdachte niet bij politie in beeld komen. Daarnaast biedt niet iedere verklaring of aangifte van een slachtoffer voldoende aanknopingspunten om tot een succesvolle aanhouding en vervolging van een dader te komen. Deze aspecten gezamenlijk zorgen ervoor dat een stijging van het aantal meldingen niet automatisch een stijging van het aantal verdachten dat in beeld is bij de politie betekent. Daarbij komt dat de politie niet de enige opsporingsinstantie is die betrokken is bij de aanpak van mensenhandel en aldus niet als enige partij zicht heeft op verdachten.
Het versterkt Actieplan programma Samen tegen mensenhandel is op 17 juni jl. naar uw Kamer gestuurd.4 Momenteel wordt gewerkt aan de uitvoering van het Actieplan. De jaarcijfers mensenhandel gaan over 2023, maar blijven relevant voor de uitvoering van de acties over daders. De acties uit het Actieplan dienen ook ter verbetering van de aanpak van daders. Zo zijn er acties die zich richten op het voorkomen van herhaald daderschap. Daarnaast wordt ingezet op het vergroten van de aangiftebereidheid en meldingsbereidheid van slachtoffers en op het verbeteren van de (boven) regionale samenwerking om zo ook meer zicht op daders van mensenhandel te krijgen en hen aan te kunnen pakken.
Hoe komt het dat het percentage zaken dat door het Openbaar Ministerie geseponeerd al jaren stijgt en dat daardoor het jaarlijkse aantal zaken waarin de rechter uitspraak doet daalt?
De officier van justitie kan onder meer op gronden aan het algemeen belang ontleend beslissen om niet of niet verder te vervolgen. De zaak wordt dan geseponeerd. Indien op grond van het onderzoek geconcludeerd moet worden dat niet vervolgd kan worden of een veroordeling niet haalbaar is wegens onvoldoende bewijs, dan wordt geseponeerd met een «technisch sepot». In het geval van mensenhandel is onvoldoende bewijs de meest voorkomende reden voor een sepot.
Specifieke redenen voor de lichte stijging van het aantal sepots in de afgelopen jaren zijn niet bekend. In algemene zin zijn er verschillende factoren die bij strafrechtelijke onderzoeken naar mensenhandel kunnen bijdragen aan een sepot.
Zo schrijft de Aanwijzing Mensenhandel voor dat opsporingsdiensten worden geacht in alle gevallen signalen van mensenhandel op te pakken. Als er voldoende relevante aanknopingspunten voor opsporing zijn, dienen deze in overleg met de officier van justitie te worden onderzocht. Bij mensenhandel wordt de benodigde bewijsdrempel relatief vaak niet gehaald. Dit hangt samen met de aard van het delict. De uitbuiting is vaak het gevolg van geweld, dwang of een afhankelijkheidsrelatie, en hierdoor is de aangiftebereidheid laag. Als er geen of onvoldoende ondersteunend bewijs voor handen is, kan niet worden overgegaan tot vervolging. In gevallen waarbij wordt besloten niet te vervolgen voor mensenhandel, zal in sommige gevallen worden gedagvaard voor andere strafbare feiten die bij mensenhandel kunnen spelen, zoals mensensmokkel of voor het verschaffen van wederrechtelijk verblijf als de slachtoffers van buiten de EU zijn.
Is het waar dat in een aanzienlijk deel van bovengenoemde zaken ondanks indicaties van arbeidsuitbuiting, waaronder de kwetsbare situatie waarin slachtoffers verkeren en het misbruik daarvan, er toch geen vervolging voor mensenhandel plaatsvond? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dit door de Nationaal Rapporteur gestelde?
De Nationaal Rapporteur stelt dat de opsporing en strafrechtelijke vervolging van arbeidsuitbuiting in Nederland al beperkt was en in 2023 nog verder in omvang is afgenomen. Zij stelt dat het aantal gestarte opsporingsonderzoeken naar arbeidsuitbuiting afnam van 15 in 2022 naar 8 in 2023. In dezelfde periode zou het aantal zaken van arbeidsuitbuiting dat is ingeschreven bij het Openbaar Ministerie afgenomen zijn van 31 tot 18, en het aantal door de rechter afgedane zaken van arbeidsuitbuiting nam af van 8 in 2022 tot 2 in 2023.
Niet alle zaken met een indicatie van arbeidsuitbuiting leiden tot vervolging. De Opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie beoordeelt alle meldingen van mogelijke arbeidsuitbuiting en pakt deze zo nodig op, zoals bepaald in de Aanwijzing mensenhandel. De Opsporingsdienst beziet of er voldoende aanknopingspunten zijn om op te treden, zoals de benadering van een mogelijk slachtoffer of de inzet van opsporingsmiddelen tegen een specifieke verdachte. Dit blijkt bij veel meldingen niet het geval.
Daarnaast leidt niet elk strafrechtelijk onderzoek tot vervolging door het Openbaar Ministerie, omdat vaak onvoldoende bewijs kan worden gevonden. Overigens wordt in deze zaken ook bekeken of vervolging voor andere strafbare feiten mogelijk is, bijvoorbeeld voor mensensmokkel of valsheid in geschrifte. Bovendien kunnen misstanden in de arbeidssfeer bestuursrechtelijk worden aangepakt.
Met het wetsvoorstel Modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel kan arbeidsuitbuiting (art. 273f Wetboek van Strafrecht) naar verwachting effectiever worden aangepakt. Dit wetsvoorstel is 25 april jl. bij de Tweede Kamer ingediend. Het doel van dit wetsvoorstel is om de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel – inclusief arbeidsuitbuiting – effectiever te maken en de vervolging van daders en de bescherming van slachtoffers te verbeteren. Daarnaast wordt ernstige benadeling als zelfstandig delict strafbaar gesteld, waarmee wordt beoogd dat substantiële onderbetaling en slechte huisvestingsomstandigheden, zoals geschetst in het wetsartikel, effectiever aangepakt kunnen worden.
Overigens is na de publicatie van deze jaarcijfers over het aantal gestarte opsporingsonderzoeken onder meer gebleken dat de Arbeidsinspectie sommige onderzoeken naar arbeidsuitbuiting abusievelijk op een andere wijze had geregistreerd. De Arbeidsinspectie komt tot de conclusie dat zij in 2022 28 en in 2023 21 opsporingsonderzoeken naar arbeidsuitbuiting is gestart.
Geven de cijfers naar uw mening aanleiding om het toezicht op arbeidsuitbuiting in sectoren die daarvoor gevoelig zijn te verscherpen? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
De Opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de opsporing van arbeidsuitbuiting. Zoals hiervoor is aangegeven wordt elke melding over mogelijke arbeidsuitbuiting door de Opsporingsdienst opgepakt, ongeacht de sector waar de melding betrekking op heeft.
Deel u de mening van de Nationaal Rapporteur dat «de cijfers laten zien dat blijvende aandacht voor de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel noodzakelijk is»? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening van de Nationaal Rapporteur dat er blijvende aandacht nodig is voor de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel. Daarom is de aanpak van mensenhandel een van de centrale thema’s in de Veiligheidsagenda 2023–2026 en zijn er in het kader hiervan kwalitatieve en kwantitatieve afspraken gemaakt. Via de Jaarverantwoording Politie, die jaarlijks middels het Jaarverslag JenV met uw Kamer wordt gedeeld, wordt uw Kamer op de hoogte gehouden over de uitvoering van de veiligheidsagenda.5 Ook wordt er op dit moment gewerkt aan het moderniseren en uitbreiden van het artikel waarin mensenhandel strafbaar wordt gesteld (art. 273f Sr). Het aangepaste artikel moet de aanpak van mensenhandel, en dan met name misstanden in de arbeidssfeer door hoofdzakelijk de Nederlandse Arbeidsinspectie, verbeteren. Zoals gezegd bij het antwoord onder vraag 4, zijn er daarnaast ook in het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel acties die moeten bijdragen aan de aanpak van daders.
Wanneer wordt het wetsvoorstel dat voorziet in de modernisering en uitbreiding van de strafbaarstelling van mensenhandel (artikel 273f Sr) naar de Kamer gestuurd?
Het wetsvoorstel is reeds op 29 april bij uw Kamer ingediend en uw Kamer heeft daarover op 13 juni verslag uitgebracht. De nota naar aanleiding van dit verslag is 23 oktober jl. aan uw Kamer aangeboden.6
Gaat u naar aanleiding van de door de Nationaal Rapporteur gemelde cijfers en de observaties die zij daaraan verbindt het Actieplan van het programma Samen tegen mensenhandel aanpassen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De cijfers die zijn gepubliceerd passen in een trend van de afgelopen jaren waarin het zicht op slachtoffers slecht is. Dit is onderkend in de probleemanalyse van het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel. De komende jaren worden verschillende acties binnen het Actieplan uitgevoerd die het zicht op het aantal slachtoffers vergroten, zodat slachtoffers eerder en beter kunnen worden geholpen.
Het bericht 'Oplichting door nepagenten stijgt explosief, dit jaar al 3500 incidenten' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oplichting door nepagenten stijgt explosief, dit jaar al 3500 incidenten»?1
Ja.
Wat is volgens u de reden dat er dit jaar al in september meer mensen zijn aangehouden die ervan worden verdacht zich voor te doen als nepagenten ten opzichte van vorig jaar?
Oplichting door middel van nepagenten is inderdaad dit jaar gestegen. De politie geeft hier ook expliciet aandacht aan door te waarschuwen voor deze vorm van criminaliteit en hierbij de wijze van opereren van deze criminelen te communiceren, bijvoorbeeld in de media. Daarbij geeft de politie nadrukkelijk aan dat de slachtoffers vooral melding en aangifte moeten doen.
De slachtoffers zijn grotendeels ouder dan 70 jaar. De daders van deze vorm van babbeltrucs doen dit zogenaamd uit naam van de politie. Hierbij staat voor de politie ook de eigen reputatie en het vertrouwen op het spel. De politie heeft mede daarom veel zaken van deze vorm van criminaliteit in onderzoek. Er is een landelijk gecoördineerde informatievoorziening en dit levert aanhoudingen op. De eerste verdachten zijn al voor de rechter gebracht.
Bent u het met de stelling eens dat het ongelofelijk laf is dat criminelen zich voordoen als nepagenten en doelbewust kwetsbare mensen proberen om te praten?
Ja. Dat is mede de reden dat babbeltrucs onder de zogenaamde high impact crimes worden geschaard.
Zo ja, welke preventieve maatregelen kunt u nemen om deze kwetsbare personen weerbaarder te maken tegen babbeltrucs van nepagenten?
Er is een brochure met handelingsperspectief voor het voorkomen van deze delicten. In samenwerking met zowel publieke en private partners organiseert het Ministerie van Justitie en Veiligheid jaarlijks in april een aantal informatieve bijeenkomsten voor senioren waarbij de werkwijze van criminelen en het handelingsperspectief uitgebreid aan de orde komen. Ook worden de campagnemiddelen weer onder de aandacht gebracht en beschikbaar gesteld aan gemeenten en ouderenorganisaties. De maand april staat jaarlijks speciaal in het teken van senioren en veiligheid waarbij wordt ingezet op het vergroten van het versterken van de weerbaarheid, alertheid en veiligheid van senioren. Voor deze doelgroep zijn diverse communicatiemiddelen beschikbaar. Zo zijn er informatiefilmpjes over de veelvoorkomende delicten waar senioren vaak slachtoffer van worden, waaronder babbeltrucs.
Daarnaast werkt de politie samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan een podcast over dit onderwerp. Deze podcast, waarin een dochter van een slachtoffer aan het woord komt die haar verhaal vertelt, biedt handelingsperspectief voor de (klein)kinderen van (kwetsbare) senioren. Zo richt de politie zich, samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, ook op de persoonlijke omgeving van senioren. Deze podcast is beschikbaar op verschillende platforms.
Tenslotte wordt gewerkt met boegbeelden uit de politie voor de woordvoering. Specifiek voor babbeltrucs, en in dit geval die met nepagenten, wordt het boegbeeld van het landelijke coördinatieteam High Impact Crimes van de politie ingezet in de landelijke, regionale en plaatselijke media om de preventieboodschap naar voren te brengen.
Klopt het dat slachtoffers zich soms schamen om aangifte te doen tegen nepagenten, en zo ja, hoe kan de aangiftebereidheid worden vergroot?
Ja, het is bekend dat de schaamte onder de slachtoffers vaak groot is. Met de slogan «Je bent een held als je het vertelt» besteden de politie en het ministerie tijdens de bijeenkomsten én in de podcast uitgebreid aandacht aan het schaamtegevoel en het belang van het doen van aangifte. Ook in de media wordt deze slogan door de politie gebruikt en het belang van aangifte benadrukt.
Deelt u de constatering van de politie dat hoe meer mensen op de hoogte zijn van de werkwijze van deze criminelen, hoe weerbaarder we mensen kunnen maken en zo ja, hoe gaat u dit doen?
Ja, ik deel deze mening. Daarom zal de politie zich blijven inzetten om op verschillende manieren voorlichting te geven en handelingsperspectief te bieden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Wanneer een nepagent is aangehouden en in bezit is van een uniform, wordt dan automatisch onderzocht hoe deze persoon aan een politie-uniform is gekomen?
In het Wetboek van Strafrecht is onder artikel 196 opgenomen dat «Hij die opzettelijk onderscheidingstekens draagt of een daad verricht behorende tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarin hij geschorst is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.» Het dragen van een namaak-uniform bij bijvoorbeeld carnaval is op zichzelf niet strafbaar, maar bovenstaande betekent wel dat wie zich in een sterk gelijkend uniform als politieagent gedraagt wél kan worden bestraft omdat dit tot verwarring leidt bij burgers bij noodhulp en handhaving. Daarbij is het politielogo geregistreerd en mag dit ook niet worden gebruikt op nagemaakte kleding.
De aanschaf van een politie-uniform kan strafbaar zijn als voorbereidingshandeling van een strafbaar feit, mits op dit strafbare feit een minimale maximum gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (artikel 46 Sr). De maximale gevangenisstraf voor oplichting is vier jaar. De aanschaf van een politie-uniform ter voorbereiding van oplichting is op grond van het Wetboek van Strafrecht dus niet strafbaar.
De politie zal bij het aantreffen van een uniform van politie bij een niet-bevoegd persoon en gebruik van het politielogo onder gezag van het Openbaar Ministerie onderzoek verrichten. De politie handhaaft zoveel mogelijk op schendingen van het modelrecht op het politie-uniform en van het merkrecht op het politielogo, onder meer door aanbiedingen van namaakuniformen en namaakpolitielogo’s van internet te laten verwijderen.
De strijd tegen namaak-uniformen vindt ook buiten Europa plaats. Chinese bedrijven zijn vaak bereid om inbreukmakende advertenties snel te verwijderen, omdat ze geen problemen willen met de politie. Helaas komt er dan soms vrij snel weer een nieuwe aanbieder. De politie blijft dit aankaarten om ervoor te zorgen dat een dergelijke advertentie snel weer verwijderd wordt. Ten slotte zijn op 7 november jl. aanvragen voor optreden door de douane (grensbewaking) ingediend bij de General Administration of Customs (GACC) in China. Normaliter doet het GACC er zo'n 30 dagen over om aanvragen goed te keuren. Daarna kan ook langs die weg eventuele illegale handel in nepuniformen worden bestreden.
Bent u ervan op de hoogte dat online gemakkelijk politie-uniformen gekocht kunnen worden die sterk lijken op echte politie-uniformen?
Zie antwoord vraag 7.
Is het op dit moment toegestaan om een politie-uniform, dat erg veel lijkt op het officiële uniform, online aan te schaffen en in bezit te hebben?
Zie antwoord vraag 7.
Wat kan de politie op dit moment doen wanneer een melding wordt gedaan van online illegaal aanbiedingen van politie-uniformen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u maatregelen nemen tegen websites die sterk lijkende politie-uniformen aanbieden?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Klant betaalde seks vaak vrijuit» en «Zonder klanten geen seksuele uitbuiting» waarin wordt teruggeblikt op de aanpak van deze klanten tien jaar na de Valkenburgse zedenzaak?1
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van het Openbaar Ministerie (OM) Limburg dat aangeeft de beperkte opsporingscapaciteit niet in te willen zetten voor het opsporen van deze klanten? Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik heb kennis genomen van het standpunt van het Arrondissementsparket Limburg van het Openbaar Ministerie (OM). Omdat de opsporings- en vervolgingscapaciteit per definitie schaars is, zullen er altijd keuzes moeten worden gemaakt over de inzet van deze capaciteit. Binnen deze keuzes en afwegingen die dagelijks rond de opsporing en vervolging van mensenhandel worden gemaakt speelt mee dat de opsporingsdiensten op basis van het doorlaatverbod uit artikel 126ff Wetboek van Strafvordering het delict mensenhandel, wanneer zij wetenschap hebben van het plaatsgevonden delict, deze situatie niet mogen laten voortduren. Hierdoor zal er eerder capaciteit worden ingezet op het beëindigen van de situatie.
In alle onderzoeken naar seksuele uitbuiting bekijken het OM en de politie altijd of er voldoende aanknopingspunten zijn voor de opsporing van klanten. Aan de hand daarvan zal de afweging worden gemaakt om wel of niet over te gaan tot het opsporen van klanten. Er is geen besluit dat er sowieso geen capaciteit wordt ingezet voor de opsporing van klanten van mensenhandel. De afweging is in specifieke gevallen aan het OM, ik kan niet in dit besluit treden.
Kunt u aangeven of het tevens landelijk beleid is van het OM om opsporingscapaciteit niet langer in te zetten voor deze klanten? Bent u het eens met de analyse dat deze keuze van het OM onwenselijk, maar begrijpelijk is gezien de lage straffen die sinds de Valkenburgse zedenzaak worden opgelegd aan klanten die seks kopen van minderjarigen, namelijk doorgaans één dag cel en een taakstraf, zoals ook is gebleken uit het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM)-onderzoek «Op de koop toe»? Wanneer kan de Kamer de kabinetsreactie op dit rapport verwachten?
Klanten die willens en wetens seks kopen van minderjarigen moeten worden aangepakt. Zoals ook vermeld in de beantwoording van vragen 2 en 4, is het geen landelijk beleid van het OM om opsporingscapaciteit niet in te zetten voor de opsporing van klanten van slachtoffers van mensenhandel. Ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord op vraag 4, waar is aangegeven dat, indien het OM een opsporingsonderzoek naar seksuele uitbuiting start, ook wordt geïnvesteerd in het opsporen en vervolgen van klanten. Dit is landelijk beleid en is ongewijzigd. Over de aard en omvang van dergelijke opsporingsonderzoeken heeft de politie altijd overleg met de officier van justitie, waarbij in iedere zaak verschillende belangen worden afgewogen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan over het al dan niet beschikbaar zijn van voldoende opsporingsinformatie.
De lagere straffen waar in het CKM-rapport naar wordt verwezen hebben betrekking op het verschil tussen de door het OM geëiste straf en de door de rechter opgelegde straffen. Deze vallen volgens het onderzoek lager uit dan door het OM geëist. Dit wordt met name gezien bij seksueel misbruik van minderjarigen. In deze categorie zitten grote verschillen tussen de strafzaken wat betreft onder meer het delict zelf, de geëiste strafmaat, aard van de seksuele handelingen, eventuele recidive en het leeftijdsverschil tussen slachtoffer en dader. Naast deze verschillen die bij kunnen dragen aan de lagere straffen die worden geëist, kan strafoplegging ook verschillende doeleinden dienen. Het leveren van maatwerk en het daarmee in sommige gevallen afwijken van de strafeis van het OM, is noodzakelijk om recht te doen aan alle omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Uw Kamer zal voor het kerstreces een beleidsreactie van het CKM-rapport «Op de koop toe» ontvangen.
In hoeverre verwacht u dat de verhoging van de maximale strafbedreiging voor deze klanten, die met de Wet seksuele misdrijven per 1 juli van dit jaar is ingegaan, bijdraagt aan een hogere strafmaat? Deelt u tevens de mening dat deze wetwijziging onvoldoende effect zal sorteren wanneer de opsporingscapaciteit niet op orde is?
Of de wettelijke verhoging van de maximale strafbedreiging voor klanten die betaalde seks hebben met kinderen in individuele strafzaken zal leiden tot een hogere strafeis en strafoplegging, zal uit de praktijk moeten blijken. Het OM is bij het bepalen van de strafeis in dit soort zaken gebonden aan de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen.2 In de richtlijn is bij de strafmaten aansluiting gezocht bij de door de wetgever doorgevoerde verhogingen van de wettelijke maximale straffen. De wettelijke maximale straf voor verkrachting van kinderen beneden de 12 jaar is bijvoorbeeld verhoogd van 12 naar 15 jaar. Mede gelet op die verhoging bevat de richtlijn sinds de invoering van de Wet seksuele misdrijven een hogere strafmaat voor verkrachting van kinderen beneden de 12 jaar.
De rechtbanken hebben als uitgangspunt voor de straftoemeting de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS).3 In de LOVS oriëntatiepunten is de strafmaat voor klanten die betaalde seks hebben met kinderen van 16 tot 18 jaar ongewijzigd gebleven. Voor betaalde seks met kinderen van 12 tot 16 jaar en beneden de 12 jaar is geen oriëntatiepunt opgenomen. Bij het bepalen van de strafmaat spelen ook andere factoren dan de strafmaxima een rol, zoals de omstandigheden waaronder het feit wordt gepleegd en de persoon van de verdachte.
Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de wetswijziging onvoldoende effect zal sorteren vanwege gebrek aan capaciteit bij het OM. Er worden al langere tijd inspanningen verricht om de aanpak van zedenzaken én de capaciteit van de strafrechtketen, waaronder van het OM, te versterken. Het OM is in 2022 gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Dit is bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie. De officieren worden geworven als «allround» officier van justitie. Een deel hiervan zal naar verwachting worden ingezet voor de aanpak van seksuele delicten. Hoeveel officieren van justitie op de aanpak van seksuele delicten worden ingezet wordt deels bepaald door de parketten zelf. Dit is afhankelijk van de instroom van zaken en kan fluctueren. In aanvulling hierop zijn aan het OM extra middelen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven. Het betreft een bedrag van ruim 1,5 miljoen euro structureel vanaf 2024.
Bent u bereid in gesprek te treden met het OM en de politie om te bezien wat er nodig is voor effectief opsporingsbeleid van zowel mensenhandelaren als klanten? Bent u ook bereid om extra te investeren in capaciteit voor een dergelijk opsporingsbeleid bij het OM als de politie?
De afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in de opsporing en vervolging van mensenhandel, onder andere aan de zijde van de politie en het OM (zie voor meer toelichting op de investeringen bij het OM het antwoord op vraag4. Zo zijn alle eerstelijns politiemedewerkers getraind op het herkennen van signalen van mensenhandel, zijn er naar aanleiding van de motie Segers/Asschers nieuwe medewerkers geworven ten behoeve van de versterking van de aanpak op mensenhandel en is mensenhandel wederom als landelijke beleidsdoelstelling voor de politie opgenomen in de Veiligheidsagenda. In de Veiligheidsagenda zijn zowel kwantitatieve als kwalitatieve afspraken gemaakt. Er wordt onder andere ingezet op de doorontwikkeling van de online opsporing en het vergroten van de eenheidsoverstijgende samenwerking. Over deze ontwikkelingen is nauw contact tussen het departement, de politie en het OM.
De politie en het OM hebben mijn departement bericht dat de sterkte voor de aanpak en de opsporing van mensenhandel voldoende op orde is. Omdat politiecapaciteit per definitie schaars is, is het van belang ook in te zetten op alternatieve interventies en andere aspecten binnen de aanpak van mensenhandel. Zo dragen de acties uit het Actieplan programma Samen tegen Mensenhandel, zoals de acties rond het verbeteren van de meldingsbereidheid en het delen van gegevens, bij aan het beter in zicht krijgen van slachtoffers en daders mensenhandel. Dit dient ook de opsporing en vervolging van mensenhandel ten goede te komen.
Is het de ambitie van dit kabinet om ervoor zorg te dragen dat klanten die seks kopen van minderjarigen niet langer de dans ontspringen? Bent u van mening dat de kabinetsaanpak Samen tegen Mensenhandel bijdraagt aan deze ambitie?
Het seksueel uitbuiten van minderjarigen is verwerpelijk. Het is in het belang van slachtoffers om te voorkomen dat klanten zich schuldig maken aan dit misdrijf. Klanten die zich hier willens en wetens schuldig aan maken dienen hard te worden aangepakt. Het voorkomen van dit misdrijf en het aanpakken van de groep klanten die zich hier schuldig aan maakt, heeft zeker mijn aandacht. Er zijn voldoende beleidsmatige en strafrechtelijke instrumenten voor de aanpak.
Het is sinds 1 januari 2022 mogelijk om klanten te vervolgen op basis van artikel 273g Wetboek van Strafrecht (Sr), voor het afnemen van een seksuele dienst van een sekswerker van wie ze weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat er sprake is van dwang, uitbuiting of mensenhandel. Dit artikel is ter aanvulling op het artikel 248b Sr. Op grond van dit artikel kunnen klanten die seksuele diensten van een minderjarige afnemen strafbaar worden gesteld. Sinds 1 januari 2022 zijn op grond van artikel 273f Sr 4 verdachten ingeschreven bij het OM voor vervolging, daarvan zijn er inmiddels 3 vervolgd. Voor 248b Sr geldt dat er sinds 1 januari 2022 31 verdachten bij het OM zijn ingeschreven voor vervolging, waarvan er 22 zijn vervolgd.
Het versterkte Actieplan programma Samen tegen mensenhandel, dat met uw Kamer is gedeeld op 17 juni jl., draagt bij aan de ambitie van het kabinet om de specifieke groep klanten van slachtoffers van seksuele uitbuiting aan te pakken. In het Actieplan, dat tot stand is gekomen met het brede werkveld, wordt onder Actielijn 1 ingezet op het creëren van brede bewustwording. Een aantal van deze acties is gericht op de aanpak van klanten. Een belangrijk onderdeel hiervan is het opzetten van een Mensenhandel Fieldlab Klanten. In dit Fieldlab worden professionals in multidisciplinaire teams getraind en gecoacht om tot nieuwe interventies te komen ten behoeve van een verbeterde aanpak van klanten. Ook zullen, eveneens onder Actielijn 1, de politie en het OM jaarlijks minimaal één landelijke actiedag organiseren in het kader van de aanpak van klanten, waarbij preventief gehandeld kan worden door klanten te waarschuwen dat ze strafbaar zijn. Indien de actiedag voldoende opsporingsindicaties oplevert, kan worden ingezet op strafrechtelijke vervolging. Inmiddels heeft al een eerste actiedag plaatsgevonden. Een andere actie uit het Actieplan is dat het OM bij het vervolgen van klanten van minderjarige seksuele diensten of seksuele uitbuiting vaker in de media zal uitleggen waarom een klant-dader wordt vervolgd om naast bewustwording ook een afschrikkende werking hiervan te laten uitgaan.
Klopt het dat veel klanten die betaalde seks hebben met minderjarigen via legale seksadvertentiewebsites in contact zijn gekomen met deze minderjarige slachtoffers zoals eerder ook is aangekaart door de OM fieldlab Tulpafslag? Bent u bereid om, in lijn met de aangenomen motie Ceder/Six Dijkstra (Kamerstuk 36 531, nr. 20) over online leeftijdsverificatie wettelijk te borgen voor gok en pornowebsites, ook zorg te dragen voor een wettelijke borging van leeftijdsverificatie van seksadvertentiesplaforms? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat uit het Fieldlab Tulpafslag de conclusie kan worden getrokken dat er klanten in contact zijn gekomen met minderjarigen via legale seksadvertentiewebsites. Sekswerk is een legaal beroep in Nederland. De seksadvertentiewebsites voorzien in de mogelijkheid voor sekswerkers om hun diensten aan te bieden. Het is verontrustend dat een groep klanten misbruik maakt van deze advertentieplatforms en bewust zoekt naar minderjarigen die zich aanbieden voor seks tegen betaling. Daarom zal mijn ministerie, zoals toegezegd in de beantwoording op de Kamervragen van de leden Boomsma en Bikker, in gesprek gaan met zowel de betrokken partijen bij het Fieldlab Tulpafslag als de advertentieplatforms zelf om te bezien hoe het aanbieden van minderjarige slachtoffers kan worden tegengegaan.
Leeftijdsverificatie dient op een veilige en privacy vriendelijke manier vorm te krijgen. Hiervoor dienen eerst duidelijke breed gedragen Europese kaders te worden opgesteld. Op dit moment werkt de Europese Commissie samen met lidstaten, waaronder Nederland, en de AVG- en DSA-toezichthouders aan een kader dat kan helpen technische tools te ontwikkelen waarmee leeftijdsverificatie kan plaatsvinden binnen de Europese wettelijke kaders. Het kabinet houdt deze ontwikkelingen en de ontwikkelingen in andere landen in de gaten.
Het bericht dat de aanpak van witteboordencriminaliteit faalt en is verslechterd de afgelopen jaren |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van het Financieel Dagblad over de haperende aanpak betreffende witteboordencriminaliteit?1
Ja.
Kunt u reageren op de conclusies dat het aantal verdachten in fraudezaken dat wegkwam zonder straf of boete in de afgelopen tien jaar is verdubbeld, witteboordencriminelen die wel in aanmerking komen voor een straf vaker wegkomen met een taakstraf of boete en een te kleine focus bij Justitie en de politiek op witteboordencriminaliteit?
Het is onduidelijk op welke gegevens de conclusies uit het artikel van het Financieel Dagblad zijn gebaseerd. Witteboordencriminaliteit kent geen duidelijk afgebakende definitie. Op witteboordencriminaliteit vindt dan ook geen afzonderlijke registratie plaats bij het Openbaar Ministerie (OM). Witteboordencriminaliteit zie ik als een verzamelbegrip voor veel verschillende criminaliteitsfenomenen zoals fraude, belastingontduiking, witwassen en corruptie.
Uw Kamer is op 7 december 2023 geïnformeerd over de strafrechtelijke prestaties in de bestrijding van fraude.2 De fraudemonitor ziet op zowel verticale fraude, waarbij de overheid wordt benadeeld, als op horizontale fraude, waarbij burgers en bedrijven worden benadeeld. Uit de Fraudemonitor blijkt dat het aantal bij het OM aangeleverde zaken van horizontale fraude in 2021 en 2022 is gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Kijken we terug naar de fraudemonitor over 2015, dan is er bijna sprake van een verdubbeling.3 Nagenoeg alle cijfers (ook het aantal vrijspraken én het aantal strafopleggingen) laten in absolute aantallen toenames zien. Daarbij werden er in 2021 en 2022 meer zaken afgedaan dan dat er instroomden in die jaren. Het aantal OM-strafbeschikkingen is wel iets toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Bij horizontale fraudezaken lag het onvoorwaardelijke sepotpercentage in 2021 respectievelijk 2022 op 45% c.q. 40%. Dit was in 2019 en 2020 respectievelijk 38% en 44%. Het OM merkt in de fraudemonitor op dat de ervaring leert dat bij fraudezaken het sepotpercentage gemiddeld hoger is dan bij commune delicten, omdat het zaken betreft die zich op het grensvlak van een civielrechtelijk geschil en een al dan niet voldoende bewijsbaar strafbaar feit bevinden. Mijns inziens valt dit dus niet te wijten aan een te kleine focus op witteboordencriminaliteit.
Is de aanpak van witteboordencriminaliteit een prioriteit bij uw ministerie en zo ja, waaruit blijkt dit?
Bij het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat witteboordencriminaliteit geen afgebakende definitie kent en een verzamelbegrip is voor verschillende criminaliteitsfenomenen. De rode draad is dat criminelen hun zaken via legale constructies en dienstverleners laten verlopen en dit als een verdienmodel gebruiken. Deze vormen van financieel-economische criminaliteit hebben mijn voortdurende aandacht. Het intensiveren van de aanpak van corruptie en het intensiveren van de anti-witwasaanpak zijn als speerpunten in het regeerprogramma opgenomen. Om zowel ambtelijke als niet-ambtelijke corruptie te bestrijden, komt er een rijksbreed anti-corruptiebeleid in samenhang met het integriteitsbeleid. Daarnaast wordt via bijvoorbeeld het anti-omkopingsverdrag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de in ontwikkeling zijnde EU Anti-Corruptierichtlijn ook in internationaal verband gewerkt aan de aanpak van (grensoverschrijdende) corruptie. Over de aanpak van georganiseerde criminaliteit tegen en via bedrijven, evenals de aanpak van criminele geldstromen en verdienmodellen heb ik u in de voortgangsbrief aanpak ondermijning van juni jl. geïnformeerd.4 Dit kabinet intensiveert de anti-witwas aanpak door de grootste witwasrisico’s, zoals ondergronds bankieren, aan te pakken. Het voorkomen van witwassen wordt verder verbeterd door de implementatie en uitvoering van het Europese anti-witwaspakket. Hierin is ook aandacht voor het voorkomen en bestrijden van crimineel handelen van witteboordencriminelen.
Witteboordencriminaliteit is gericht op financieel gewin. Geld is dan ook de spil van deze vormen van criminaliteit. Het OM zet in op het afpakken van crimineel vermogen en het verstoren van criminele verdienmodellen. Het OM heeft hiervoor recent een strategisch programma criminele geldstromen 2024–2028 vastgesteld voor de opsporing en vervolging.5
Om een adequate opsporing en vervolging van onder andere financieel-economische criminaliteit te garanderen, vind ik het van belang dat de gehele opsporingsketen voldoende is toegerust. Er is door het vorige kabinet al veel extra geld geïnvesteerd in de strafrechtketen: circa € 550 miljoen structureel en incidenteel € 450 miljoen ten behoeve van de modernisering van het wetboek van strafvordering. Dit bedrag komt boven op de extra middelen die door voorgaande kabinetten zijn vrijgemaakt voor de politie en zedenwetgeving via de motie Hermans en voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Op basis van deze extra investeringen is een belangrijke impuls gegeven aan het functioneren van de organisaties in de strafrechtketen.
Daarnaast investeert het huidige kabinet nog € 300 miljoen extra in nationale veiligheid waarvan een groot deel bestemd is voor de organisaties in de strafrechtketen ten behoeve van o.a. de aanpak van cybercrime en digitale criminaliteit en andere versterkingen van de strafrechtketen. Bij de miljoenennota is daar nog eens € 100 miljoen bovenop gekomen. Naast deze investeringen zijn er de afgelopen jaren extra middelen beschikbaar gesteld aan de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) en de Belastingdienst in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit en specifiek witwassen. Bij de Voorjaarsnota 2019 is daartoe € 29 miljoen aan de FIOD en de Belastingdienst beschikbaar gesteld.6 De FIOD en de Belastingdienst hebben daarmee capaciteit uitgebreid om fraude, witwassen en georganiseerde ondermijnende criminaliteit en daarmee ook witteboordencriminaliteit aan te pakken.
Hoeveel geld gaat er volgens u om in deze vormen van criminaliteit?
Het exacte bedrag dat wereldwijd of specifiek in Nederland omgaat in fraude, witwassen en corruptie is moeilijk te bepalen. De geregistreerde statistieken geven ons wel een beeld van de omvang, maar er blijft sprake van een dark number.Dit wil zeggen dat naar alle waarschijnlijkheid een aanzienlijk deel van de misdrijven niet wordt ontdekt of gerapporteerd, waardoor de werkelijke omvang moeilijk vast te stellen is. Dit heeft te maken met de verborgen aard van de misdrijven, internationale dimensie, alsook de bereidheid tot aangifte.
Wel zijn er schattingen en onderzoeken die een indicatie geven van de omvang. Uit het jaaroverzicht 2023 van de Financial Intelligence Unit – Nederland (FIU-NL) blijkt dat de door de FIU-NL verdacht verklaarde transacties in 2023 ruim 25 miljard euro bedroeg. FIU-NL registreert bij elk dossier met verdachte transacties dat zij opstelt de criminaliteitsvorm. De meeste dossiers zagen op de mogelijke delictsvormen witwassen, fraude en drugs.7 Ook de afpakresultaten van het OM geven enig inzicht in de geldstromen. De gezamenlijke inspanningen van het OM en ketenpartners resulteerden in 2023 een beslagopbrengst van € 363,5 miljoen.8 Dit is echter niet uit te splitsen naar fenomenen en specifiek witteboordencriminaliteit.
Wat is naar uw schatting de maatschappelijke schade?
In het antwoord op vraag 4 heb ik reeds aangegeven dat er geen volledig beeld is bij de geldstromen die verband houden met witteboordencriminaliteit. Concrete schattingen met betrekking tot de schade die voortkomt uit witteboordencriminaliteit ontbreken en zijn ook lastig te maken gelet op het dark number.
Mijn inschatting is evenwel dat de maatschappelijke schade van witteboordencriminaliteit aanzienlijk is en niet enkel van financiële aard. Witteboordencriminaliteit schaadt het vertrouwen in instellingen en het handelsverkeer. Dit is onwenselijk voor bonafide ondernemers en schaadt de concurrentiepositie van Nederland in de wereld. Daarnaast worden andere (traditionele) vormen van criminaliteit mogelijk gemaakt en gefaciliteerd door het handelen van witteboordencriminelen. Daarmee heeft wittenboordencriminaliteit een ondermijnende werking.
Bent u het met mij eens dat een goede fraude aanpak op witteboordencriminaliteit zichzelf meermaals zal terugverdienen en dat een verslapping van de aanpak de samenleving juist heel veel geld kan kosten?
Ja, ik ben het met u eens dat een goede fraudeaanpak op witteboordencriminaliteit zichzelf terugverdient. Het effectief opsporen en handhaven van (witteboorden)criminaliteit zorgt voor een afschrikwekkende werking en voorkomt financiële en maatschappelijke schade. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van deze vragen is het kabinet zich ervan bewust dat financieel-economische criminaliteit zo veel mogelijk moet worden voorkomen en bestreden.
Is de reden volgens u dat Justitie minder bezig is met deze zaken vanwege capaciteitsproblemen bij de rechtbanken en toegenomen complexiteit van zaken?
Onderzoeken naar witteboordencriminaliteit vergen vaak diepgaand onderzoek en specifieke expertise, en worden gekenmerkt door internationale structuren. Dit maakt de behandeling van deze zaken complex en tijdsintensief. Ook de schaarse capaciteit van de strafrechtketen is een bekend gegeven en dat maakt dat er keuzes gemaakt moeten worden over de inzet van het strafrecht. De complexiteit van zaken en schaarse capaciteit van strafrechtketen zijn dus factoren die worden meegewogen, maar dit is niet anders dan voor veel andere vormen van criminaliteit.
Hoe kan het volgens u dat er vaker een strafbeschikking op wordt gelegd?
Verschillende omstandigheden, zoals de complexiteit en omvang van een strafrechtelijk onderzoek, zijn van invloed op het soort afdoening. Het OM kan besluiten tot de afdoening met een strafbeschikking. De officier kan met de strafbeschikking verschillende soorten straffen opleggen, zoals een geldboete, een taakstraf of een schadevergoeding. Strafbare feiten waarvoor een gevangenisstraf gepast is worden aan de rechter voorgelegd. Het voordeel van toepassing van de strafbeschikking is dat hiermee de rechtspraak wordt ontlast en doorlooptijden worden verkort. De capaciteit van de rechtbanken kan een rol spelen bij de vraag of een strafbeschikking wordt opgelegd. Dit geldt overigens niet alleen bij fraude.
Wat gaat u eraan doen de komende periode om de aanpak van witteboordencriminaliteit weer prioriteit te laten worden?
Zoals eerder toegelicht in de beantwoording van bovenstaande vragen is witteboordencriminaliteit een verzamelbegrip van verschillende strafbare feiten. Verschillende fenomenen zoals witwassen en corruptie vormen, net als de aanpak van criminele geldstromen, een onderdeel van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, dat een prioriteit is van het kabinet. De aanpak van deze fenomenen is ook gericht op en behulpzaam bij het voorkomen en bestrijden van crimineel handelen van witteboordencriminelen.
Het bericht 'AI fraude neemt snel toe in de financiële sector' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «AI fraude neemt snel toe in de financiele sector»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling is?
Ja. De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (in het Engels: Artificial Intelligence (AI)) brengt kansen met zich mee, maar ook risico’s. Een daarvan is dat de techniek kan worden misbruikt door criminelen. Zoals ook staat in het rapport van Signicat, dat wordt aangehaald in het artikel, wordt kunstmatige intelligentie in toenemende mate ingezet bij het plegen van fraude. Dit is een zorgelijke ontwikkeling.
Welke stappen onderneemt u om AI-fraude in de financiële sector tegen te gaan?
In de Werkgroep Veiligheid van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) spreekt mijn ministerie met vertegenwoordigers van verschillende betrokkenen, zoals banken, betaalinstellingen, consumentenorganisaties, politie, Openbaar Ministerie en De Nederlandsche Bank over veiligheid in het betalingsverkeer. Fraude in het betalingsverkeer is hier een belangrijk onderdeel van.
Ook heeft dit onderwerp de aandacht binnen de Integrale aanpak online fraude, waar onder coördinatie van de Minister van Justitie en Veiligheid door de Minister van Economische Zaken en mijzelf aan wordt gewerkt.
Het is belangrijk dat bedrijven zelf adequate maatregelen nemen om klanten te beschermen tegen verschillende vormen van fraude en in te spelen op actuele ontwikkelingen, waaronder kunstmatige intelligentie. Tegelijkertijd is het probleem van online fraude een breder maatschappelijk probleem, waar publieke en private partijen samen moeten optrekken om burgers te beschermen.
Op welke manier worden bedrijven gestimuleerd om maatregelen te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Veel financiële instellingen geven aan niet over de middelen en expertise te beschikken om deze bedreiging aan te pakken. Gaat u met hen in gesprek over wat er nodig is om dit op orde te krijgen?
Fraude is een zeer actueel onderwerp en daarom ben ik regelmatig in gesprek met financiële instellingen om de nieuwe ontwikkelingen te bespreken. Van banken verneem ik dat zij continu zichtbare en onzichtbare maatregelen nemen om fraude en oplichting te voorkomen. Het is vandaag de dag onderdeel van hun dagelijkse werkzaamheden om in te spelen op de nieuwe technieken die criminelen inzetten om te frauderen, waaronder kunstmatige intelligentie. Ik heb tot nu toe geen signalen ontvangen dat de financiële sector in Nederland op dit moment niet over de middelen en expertise beschikt om deze bedreiging aan te pakken.
Is het mogelijk om de bescherming van klanten middels biometrische controles en essentiele informatie documenten (Eid’s) te verbeteren?
Momenteel maken banken al gebruik van biometrische controles voor de bescherming van klanten. Banken passen onder andere sterke klantauthenticatie (SCA) of ook wel tweefactorauthorisatie toe. Dit is een veiligheidsvereiste die voortkomt uit de herziene Richtlijn Betaaldiensten (PSD2) en waarbij een betaling of aanpassing in de online bankomgeving wordt goedgekeurd door middel van twee verschillende elementen waar alleen de rechtmatige pashouder of rekeninghouder over beschikt. Dit kan bijvoorbeeld een wachtwoord zijn, maar ook biometrische elementen zoals een vingerafdruk of gezichtsverificatie.
In de vraag wordt verwezen naar essentiële informatie documenten, maar waarschijnlijk wordt gedoeld op elektronische identificatiemiddelen (eID). De financiële sector maakt al gebruik van elektronische identificatiemiddelen. Een voorbeeld is iDIN.
Winkelverboden aan criminele overlastgevende asielzoekers |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
David van Weel (minister ) , Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Hoeveel winkelverboden zijn er de afgelopen jaren opgelegd vanaf 2020?
In onderstaande tabel staan de aantallen van zowel de individuele winkelverboden als de collectieve winkelverboden. Onderstaande cijfers zijn afkomstig uit de registratie collectieve winkelverboden van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).
Deze cijfers geven geen compleet beeld van het aantal individuele winkelverboden, omdat hier geen landelijke registratie voor wordt bijgehouden. Het betreft hier het aantal individuele winkelverboden dat is opgelegd in winkelgebieden die zijn aangesloten bij de systematiek voor het collectief winkelverbod. Bij een collectief winkelverbod wordt een persoon toegang ontzegd tot een winkelgebied met meerdere winkels.
310
160
420
150
660
230
950
270
980
250
Peildatum: 23 oktober 2024. De cijfers zijn afgerond op tientallen.
Klopt het dat ondernemers die gebruik willen maken van een winkelverbod voor criminele overlastgevende asielzoekers, dat winkelverbod zelf aan de asielzoeker moeten uitreiken?
Ja, (collectieve) winkelverboden moeten door de ondernemer in persoon aan de verdachte worden uitgereikt. Het winkelverbod wordt in drievoud opgemaakt, waarvan één exemplaar wordt uitgereikt aan de verdachte, één exemplaar naar de politie wordt verstuurd en één exemplaar bedoeld is voor de eigen administratie.
Als de verdachte meewerkt, volstaat deze afhandeling. Als de verdachte niet meewerkt, is het van belang dat de ondernemer aangifte doet waarbij ondersteuning van de politie is vereist om bijvoorbeeld de NAW-gegevens van verdachte te controleren.
Klopt het dat ondernemers sinds kort ook worden verplicht om alle winkelverboden die ze willen opleggen niet alleen zelf moeten uitreiken, maar ook worden verplicht vertalingen aan te bieden in het Engels, Arabisch, Russisch en/of een aantal andere talen, omdat de asielzoeker anders het winkelverbod niet zou kunnen begrijpen en het winkelverbod daardoor juridisch mogelijk geen stand zou houden?
Er bestaat geen wettelijke bepaling die verplicht tot het uitreiken van een winkelverbod in de (moeder)taal van de betrokkene/verdachte. Een vereiste waar de rechter wel aan toetst is dat het bij betrokkene/verdachte kenbaar is geweest dat hij geen toestemming had voor toegang tot de winkel, zo blijkt uit jurisprudentie.
De politie raadt aan om een afschrift van het winkelverbod naar het plaatselijke politiebureau te versturen. Als een strafdossier namelijk geen ontvangstbewijs noch enig ander bewijsmiddel zit waaruit blijkt dat het winkelverbod betrokkene/verdachte heeft bereikt, dan zal de rechter hoogstwaarschijnlijk overgaan tot vrijspraak. Maar zoals gezegd is hier niet expliciet een verplichting tot vertaling van het winkelverbod in de taal van betrokkene aan gekoppeld.
Op het moment dat er strafbare feiten worden gepleegd, of als er aangifte wordt gedaan van lokaalvredebreuk vanwege overtreding van het uitgereikte winkelverbod, dan heeft iemand wel het recht om kennis te nemen van hetgeen hem wordt aangerekend (denk aan tolk of tolkentelefoon bij politieverhoor, of vertaling van dagvaarding).
Met de inwerkingtreding per 1 oktober 2013 van de Wet tot implementatie van richtlijn 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures is namelijk ook de bijstand van tolken en vertalers in de opsporingsfase wettelijk geregeld. Een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt bij het politieverhoor bijgestaan door een tolk; zie hiervoor de Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers in de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Als er wordt gewerkt met de systematiek van de Collectieve Winkelontzeggingen conform het modelprotocol van het CCV, dan is de ondernemer verplicht de formulieren te gebruiken die ten behoeve hiervan zijn ontwikkeld. Deze zijn door de Autoriteit Persoonsgegevens beoordeeld en goedgekeurd. Op de achterzijde van de formulieren voor het opleggen van een winkelverbod die worden verstrekt, staat in meerdere talen vermeld wat de aanzegging inhoudt.
Kunt u bevestigen dat het Openbaar Ministerie (OM) en de politie juist zoveel mogelijk hun best moeten doen om de drempel om aangifte te doen te verlagen, bij winkeldiefstal en bij overtreden van winkelverboden? Zo ja, hoe wordt dat in de praktijk gebracht?
De politie werkt doorlopend aan het verbeteren en verduidelijken van de mogelijkheden voor burgers en bedrijven om contact op te nemen met politie. Op die manier wordt de contactbereidheid van burgers en bedrijven bevorderd, ook voor het doen van aangifte. Zo wordt de voorziening voor bedrijven om online aangifte te doen doorontwikkeld en is binnen de nieuw ontwikkelde politie-applicatie RAPP (Registratieve Applicatie Politie Processen) een mogelijkheid gemaakt om met een paar klikken ter plaatse een aangifte terzake winkeldiefstal op te maken.
Klopt het dat een aantal opgelegde winkelverboden niet rechtsgeldig zijn omdat het volgens het OM onduidelijk zou zijn of de criminele overlastgevende asielzoeker de inhoud van het winkelverbod begrijpt?
De rechtsgeldigheid van het winkelverbod wordt beheerst door het civiele recht. Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het overtreden van een winkelverbod is onder meer vereist dat de verdachte bekend is met de wederrechtelijkheid van zijn gedraging. Voor alle verdachten geldt dan ook dat een winkelverbod moet zijn uitgereikt dan wel – indien een verdachte weigert het verbod in ontvangst te nemen – dat de betekenis daarvan is uitgelegd op een voor de verdachte begrijpelijke wijze. Indien dit niet duidelijk blijkt uit het strafdossier, volgt vrijspraak. Dit laat de rechtsgeldigheid van het winkelverbod op grond van het civiel recht onverlet.
Welke maatregelen treft u nog meer in het kader van de aanpak voor overlastgevende asielzoekers om de aangiftebereidheid van winkeliers en omwonenden te verhogen?
Het is van belang dat er van strafbare feiten, zoals diefstal, geweld (verbaal of fysiek) of bedreiging, altijd aangifte wordt gedaan door het slachtoffer. In de ketensamenwerking is dit een permanent aandachtspunt, dat ook actief wordt uitgedragen door de ketenmariniers en de ketenorganisaties. Alleen als er aangifte wordt gedaan van strafbare feiten, kan er een dossier worden opgebouwd en kan er een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld hetgeen kan leiden tot een veroordeling. Het opbouwen van (strafrechtelijke) dossier is van belang omdat dit gevolgen kan hebben voor de strafvervolging en de afhandeling van de asielaanvraag. Zo kan uit het dossier blijken dat een asielzoeker veelvuldig wordt verdacht van veelvoorkomende criminaliteit als (winkel)diefstal, vernieling of zakkenrollerij of daarvoor reeds is veroordeeld. Dit is van belang voor de strafrechtelijke aanpak door het Openbaar Ministerie.
Wanneer er geen sprake is van een strafbaar feit, maar wel van overlastgevend gedrag, is het alsnog van belang dit te melden bij de politie. De politie registreert bij meldingen een incident. Deze informatie kan bruikbaar zijn voor een nieuwe zaak.
Bent u het met de stelling eens dat in de «Toolbox aanpak overlastgevende en/of criminele asielzoekers» kan worden geëxpliciteerd dat winkeliers niet zelf verantwoordelijk zijn om een aantal vertalingen aan te bieden bij het uitreiken van een winkelverbod aan een overlastgevende asielzoeker? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Om gemeentes op weg te helpen in een lokale aanpak, is in de Toolbox1 een groot aantal maatregelen verzameld die gemeenten in kunnen zetten. In de huidige Toolbox wordt benoemd dat ondernemers een (collectief) winkelverbod kunnen invoeren. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) kan ondernemers hierbij ondersteunen. In de Toolbox wordt daarom verwezen naar de protocollen van het CVV. Deze verwijzing volstaat en het is daarom niet noodzakelijk om de tekst in de Toolbox aan te passen. De inhoud van de protocollen waarnaar wordt verwezen, kan indien nodig door het CCV worden aangepast of gespecificeerd.