Het informatieverzoek inzake de coördinator nationale aanpak overlast |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kunt u de reacties met de Kamer delen op de e-mail van J&V d.d. 11 oktober 2024 waarin staat dat er reeds contact is geweest met Snel Beveiliging Nodig B.V. (SBN) over de inzet vanstreetwise coacheswaarin wordt gesteld «het is wel zaak dat het rechtmatig gebeurt en daarom zoek ik iemand die kan aanhaken vwb eventuele aanbesteding/opdracht»? Als deze reacties niet schriftelijk zijn gegeven, kunt u hiervan een reconstructie maken?1
Voor de beantwoording ga ik er vanuit dat de vraagstelling doelt op de e-mail van 11 oktober 2022. Op de e-mail waar u naar verwijst is niet separaat gereageerd, maar over de opvolging ervan kan ik u als volgt informeren.
Op 18 oktober 2022 is door Snel Beveiliging Nodig B.V. een offerte ingediend voor de inzet van een mobiel toezichtsteam in Ter Apel.
Op 15 november 2022 is deze offerte goedgekeurd. Daarbij is de afweging gemaakt om geen aanbestedingsprocedure te volgen. Daarover heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 1 maart jl.2 Zoals bekend was in Ter Apel een directe noodoplossing noodzakelijk. Het lokaal gezag had een veiligheidsrisicogebied afgekondigd rondom de COA-locatie, en een noodverordening was uitgevaardigd omdat het probleem zich verplaatste naar het dorp. Doordat in oktober 2022 geen zicht was op een structurele oplossing om de overlast op korte termijn te verminderen en ook de opvangsituatie niet was verbeterd, is de opdracht niet aanbesteed en rechtstreeks verstrekt aan het bedrijf Snel Beveiliging Nodig (hierna SBN).
Waarom heeft u niet aan de Kamer gemeld dat u de aanbesteding heeft overgeslagen?
Over het afwijken van de aanbestedingsregels is uw Kamer niet terstond geïnformeerd, omdat het gebruikelijk is uw Kamer daarover te informeren bij de financiële verantwoording.
Klopt het dat in de stukken tweemaal de opdracht van verlenging van de opdracht van SBN zit, maar dat de originele opdracht uit 2022 niet met de Kamer is gedeeld? Wilt u deze alsnog delen inclusief communicatie over deze opdracht?
Dit document is per abuis niet meegestuurd met de Kamerbrief. Het document wordt als bijlage met deze beantwoording meegestuurd.
Op welke momenten is besloten tot het inzetten van SBN op andere plekken dan Ter Apel en hoe kunt u legitimeren dat ook daar de aanbesteding is overgeslagen?
Door de nijpende omstandigheden in een aantal andere gemeenten is besloten om de pilot uit te breiden. In maart 2023 is besloten een team in te zetten in de gemeente Cranendonck. Op 15 mei 2023 is besloten om een team in te zetten in Delfzijl. Per 26 juni 2023 is besloten een team in te zetten in de gemeente Weert, Zweeloo en Hardenberg. Per 10 april 2024 is ook een team ingezet in de gemeente Utrecht. De aanbesteding voor dit beleidsinstrument is inmiddels begonnen.
Waarom heeft uw ministerie tegen NRC gezegd dat het overslaan van de aanbesteding niet mocht, terwijl u in uw brief zegt dat het wél mocht?
Het totaalbedrag voor de opdracht van Snel Beveiliging Nodig B.V. overschrijdt de aanbestedingsgrens zoals vastgelegd in de Europese en Nederlandse wet- en regelgeving. Door het Ministerie van Justitie en Veiligheid is in eerdere berichtgeving hieromtrent erkend dat de geldende aanbestedingsregels niet zijn gevolgd. Bij brief van 1 maart jl.3 heb ik uw Kamer nader toegelicht waarom die afweging is gemaakt, waarbij doorslaggevend was dat er sprake was van dwingende spoed. Inmiddels is de aanbestedingsprocedure in gang gezet.
Klopt het dat de Kamer verkeerd is geïnformeerd, zoals lijkt uit de mail van 6 november 2022 over de vraag of de politie capaciteit zou leveren aan de pilot waarin J&V schrijft: «En nee is daarbij geen antwoord want met goedkeuring van KL is dus ook de Tweede Kamer al over dit project geïnformeerd»?
Vanaf de zomer van 2022, toen de opvangproblematiek van asielzoekers noopte tot aanvullende maatregelen op gebied van opvang, locaties, infrastructuur en handhaving en toezicht, hebben er positieve en constructieve gesprekken met de korpsleiding plaatsgevonden over oplossingen die de druk op Ter Apel, zowel wat betreft de behandeling van asielaanvragen als de toenemende overlast in de gemeente Westerwolde, konden verminderen. Daarover waren ook afspraken met het bevoegd gezag gemaakt. De zinsnede uit de door de vragenstellers aangehaalde e-mail moet in dat kader worden geplaatst. Op 24 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over de pilot procesoptimalisatie. In deze brief staat beschreven dat de IND, politie, COA en DT&V zich inzetten voor de pilot procesoptimalisatie in Ter Apel, binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving. Voorafgaand aan het versturen van deze brief heeft de korpsleiding in overleg met de bevoegde gezagen toegezegd om operationele inzet te leveren aan de pilot procesoptimalisatie.
Hoe rijmt u uw uitspraak dat er geen sprake was van druk op de politie met het citaat uit bovenstaande vraag waar de politie werd verteld dat «nee» geen antwoord kon zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn een projectplan en begroting van de coördinator overlast opgesteld, waarnaar J&V meermaals heeft gevraagd zoals in de stukken is te zien? Zo ja, wilt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 1 maart jl. heb ik met de bijgevoegde stukken u reeds het voorstel van de Coördinator Nationale Aanpak Overlast gestuurd, zoals opgesteld in augustus 2022 in aanloop naar de formele opdrachtverstrekking. In de opdrachtbrief voor de Coördinator Nationale Aanpak Overlast van 20 september 2022 is vervolgens met zoveel woorden aangegeven dat de precieze contouren van zijn opdracht gaandeweg worden uitgekristalliseerd. In essentie betrof de opdracht het ontwikkelen en uitvoeren van een aanpak gericht op het tegengaan van overlast en criminaliteit van asielzoekers en het versterken van de aansluiting tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen in de deze aanpak. De Coördinator heeft vervolgens vanuit drie verschillende actielijnen invulling gegeven aan zijn opdracht zoals toegelicht in de brief van 1 maart jl.4
In periodieke afstemming met het departement en de bewindspersonen zijn deze actielijnen door de Coördinator stapsgewijs uitgewerkt. De bijgevoegde stukken die ik op 1 maart jl. met uw Kamer heb gedeeld, maken dit proces inzichtelijk.
In aanvulling hierop hoefde door de Coördinator niet alsnog een afzonderlijk document te worden opgesteld in de vorm van een projectplan, omdat met voornoemde afstemming reeds voldoende richting en inzicht werd geboden bij de uitwerking van zijn aanpak.
Ten aanzien van de begroting geldt dat ik uw Kamer per brief van 1 maart jl. met de bijgevoegde stukken reeds heb geïnformeerd over de geschatte kosten door de Coördinator Nationale Aanpak Overlast (d.d. 5 oktober 2022).
Klopt het dat de coördinator volgens de beantwoording zelf opdracht aan iemand anders heeft gegeven om een projectvoorstel te schrijven voor de pilot en dat die persoon vervolgens ook de evaluatie maakte van diezelfde pilot?
Het klopt dat de Coördinator Nationale Aanpak Overlast de opdracht heeft gegeven tot het schrijven van zowel een voorstel voor de pilot procesoptimalisatie (aangeboden in december 2022) als de evaluatie pilot procesoptimalisatie (aangeboden in augustus 2023). De verstrekking van deze twee opdrachten zijn afgestemd met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ook door het ministerie bekostigd.
Bij de ontwikkeling van de pilot procesoptimalisatie werd vanuit de betrokken organisaties de behoefte geuit om inzichtelijk te maken wat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn om tot een gezamenlijke werkwijze te komen.
Om de werkmethode van de pilot te verfijnen en structureel te bestendigen, bestond er tevens aanleiding om de voortgang te evalueren.
Bij het verstrekken van de opdracht is meegewogen dat de werkzaamheden verricht zouden worden door een onafhankelijk onderzoeker die actief is op het gebied van veiligheid en criminaliteit.
Is het gebruikelijk dat het formuleren van de pilot en de evaluatie van de resultaten van diezelfde pilot binnen het departement aan dezelfde persoon wordt gegeven, zoals te lezen is in de stukken? Hoe wordt een zorgvuldige en objectieve evaluatie van de resultaten geborgd?
Zoals toegelicht in de vorige beantwoording was de evaluatie gericht op het verfijnen van de werkmethode en het bestendigen van de ketenbrede werkwijze.
Dat beide rapportages door dezelfde persoon zijn opgesteld, is geen aanleiding om de zorgvuldigheid en objectiviteit van de evaluatie in twijfel te trekken. De inhoud van het evaluatierapport geeft hiervoor evenmin aanleiding.
Beide rapportages zijn uiteindelijk behulpzaam geweest in de (voorbereiding op) de ambtelijke besluitvorming omtrent de pilot procesoptimalisatie. In de besluitvorming is de onderzoeker geen beslissende partij is geweest.
Kunt u naast de evaluatie van de pilot procesoptimalisatie ook de evaluatie van de toezichtteams naar de Kamer sturen? Wie was verantwoordelijk voor deze evaluatie?
Door de toezichtteams is middels dagrapportages verslag uitgebracht over de inzet van de toezichtteams aan de Coördinator Nationale Aanpak Overlast. Zowel uit deze dagrapportages als uit de bevindingen van de Coördinator, d.d. augustus 2023, die op 1 maart jl. met uw Kamer zijn gedeeld, blijkt dat de inzet van de toezichtteams effectief is. Voorts is gebleken dat lokale bestuurders en omwonenden de inzet van de mobiele toezichtteams positief waarderen. Deze positieve resultaten hebben aanleiding gegeven om de inzet van de mobiele toezichtteams te bestendigen.
Voorts is door de Coördinator Nationale Aanpak overlast voor het tussentijds evalueren van de toezichtteams een actie-onderzoeker aangetrokken. Voor zijn inzet is tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en GGD Amsterdam een detacheringsovereenkomst afgesloten, zoals op te maken uit de stukken die ik uw Kamer heb toegestuurd bij brief van 1 maart jl.5 In de relevante detacheringsovereenkomst zijn gegevens onleesbaar gemaakt in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en in het verlengde daarvan kan ik hier niet nader ingaan op persoonsgegevens. In dit traject heeft de onderzoeker in opdracht van de Coördinator een tussentijds verslag in concept opgesteld, maar dit heeft niet geresulteerd in een definitieve eindrapportage waarover ik uw Kamer kan informeren.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo snel mogelijk – maar in ieder geval binnen twee weken – beantwoorden?
Bij de beantwoording van uw vragen is gestreefd naar de meest spoedige en zorgvuldige beantwoording.
Het artikel 'Gemeenten bereiden zich voor op ‘paspoortpiek’, vacatures staan open en noodplannen liggen klaar' |
|
Joost Sneller (D66), Jan Paternotte (D66), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat er binnenkort een piek in het aantal aanvragen voor vervanging van paspoorten wordt verwacht en zo ja, hoe ziet deze prognose er uit?1
Ja. In de jaren 2024 tot en met 2028 zal de vraag naar paspoorten en identiteitskaarten twee à drie maal hoger zijn dan de afgelopen vijf jaar. Deze conjunctuur van hoge vraag en lage vraag is ontstaan toen in 2014 de paspoorten en identiteitskaarten 10 jaar geldig werden in plaats van vijf jaar. Daardoor is de vraag in de afgelopen vijf jaar lager geweest en komt de vraag nu weer op het oude niveau. Na 2028 zal de vraag weer minder worden.
Welke gevolgen heeft dit voor de afhandeling van aanvragen voor het vervangen van paspoorten vanuit het buitenland?
Dit jaar verwachten we een verdrievoudiging van het aantal aanvragen in het buitenland. Om de paspoortpiek zo goed mogelijk op te vangen zijn de balietijden op ambassades, consulaten en bij de externe dienstverlener (VFS)2 verruimd. Ook is er voor de verwerking en beslissing op de aanvragen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken meer capaciteit gecreëerd. Sinds de zomer van 2023 is er een voorlichtingscampagne voor Nederlanders in het buitenland over het tijdig verlengen van reisdocumenten. Ook is er een bericht gestuurd via de BZ-informatieservice naar Nederlanders in het buitenland die zich voor deze berichtenservice hebben geregistreerd. Tot slot zijn in de tweede helft van 2023 extra reizen met de zogenaamde MVA (mobiel vingerafdrukopnameapparaat) uitgevoerd om op locaties wereldwijd waar veel Nederlanders woonachtig zijn, paspoortaanvragen in te nemen.
De wachttijden voor een afspraak zijn als gevolg van de paspoortpiek hoger dan vorig jaar deze tijd. Het kan voorkomen dat aanvragers enkele weken moeten wachten op een afspraakmogelijkheid in het buitenland. Bij veel ambassades en consulaten wereldwijd kunnen aanvragers binnen een termijn van 4 weken een afspraak krijgen. Verwacht wordt dat deze termijn van 4 weken op veel plekken wereldwijd niet of nauwelijks overschreden zal worden. Het kan betekenen dat aanvragers moeten uitwijken naar een andere aanvraaglocatie in een land waar meerdere posten met een consulaire balie zijn, of naar een aanvraaglocatie van de externe dienstverlener (VFS) waar BZ mee samenwerkt. Nederlanders in het buitenland kunnen ook een paspoort aanvragen of vernieuwen bij een van de 12 daarvoor aangewezen gemeenten (grensgemeenten) wanneer zij naar Nederland reizen. Hier zijn ook wachttijden.
In noodgevallen kunnen Nederlanders in het buitenland zich melden bij de ambassades en consulaten voor een nooddocument (dat is een tijdelijk reisdocument).
Welke gevolgen kan dit hebben voor mensen die vanuit het buitenland willen stemmen tijdens de Europese Parlementsverkiezingen?
Om te kunnen stemmen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement dienen Nederlandse kiezers in het buitenland een kopie van hun identiteitsdocument bij de briefstem te voegen. Conform de Kieswet dient het identiteitsdocument geldig te zijn op 23 april 2024. De briefstemmen moeten uiterlijk op 6 juni 2024 ontvangen zijn door het briefstembureau in Den Haag. Als kiezers geen geldig identiteitsdocument hebben, dan hebben zij tot 31 mei om een (nieuw) document te tonen. Op dit moment heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat het om een significante groep kiezers zal gaan die niet tijdig een vernieuwd identiteitsdocument kunnen verkrijgen.
Op welke wijze wordt er rekening mee gehouden dat veel mensen in het buitenland rond dezelfde tijd hun paspoorten zullen moeten vernieuwen? Is er voldoende capaciteit om tijdig aan deze «piek» te voldoen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Op welke wijze worden mensen in het buitenland tijdig geïnformeerd dat zij hun paspoort moeten laten vernieuwen, in het bijzonder in relatie tot de benodigde registratie voor stemmen in het buitenland?
Vanwege de paspoortpiek roepen we Nederlanders in het buitenland al maanden op hun reisdocument tijdig te vernieuwen. Sinds augustus 2023 loopt er een social mediacampagne om Nederlanders erop te attenderen op tijd een afspraak te maken voor het vernieuwen van hun paspoort. Ook is er een bericht gestuurd via de BZ-informatieservice naar Nederlanders in het buitenland die zich voor deze berichtenservice hebben geregistreerd. In maart is er een nieuwe social mediacampagne van start gegaan.
Kiesgerechtigden die geregistreerd staan als kiezer bij de gemeente Den Haag hebben in de tweede week van februari een aankondiging voor de Europese Parlementsverkiezingen ontvangen van de gemeente Den Haag. Hierin staat ook vermeld dat kiezers de geldigheid van hun identiteitsdocument tijdig dienen te controleren.
Als hier nog geen actie op ondernemen is, bent u dan bereid om dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 5.
Is de verwachting dat de paspoortpiek periodiek zal terugkomen en zo ja, welke acties worden er ondernomen om de effecten hiervan op te vangen?
Er is een conjunctuur van vijf jaar met een hoge vraag en vijf jaar met een lage vraag. Naar verwachting zal deze conjunctuur vanaf nu nog 20 jaar duren maar wel afvlakken na verloop van tijd door demografische effecten (geboorte, sterfte, naturalisatie) en doordat mensen soms eerder een nieuw reisdocument nodig hebben (bijvoorbeeld na verlies). De effecten worden opgevangen door uitgevende instanties voor te lichten zodat ze tijdig zorgen dat ze zijn voorbereid op de periodiek hogere vraag. Ook wordt gezorgd dat er voldoende voorraden en productiecapaciteit zijn voor een tijdige levering.
Klopt het dat Frankrijk inmiddels gestart is met een experiment voor Fransen woonachtig in Canada en Portugal waarbij ze hun paspoort digitaal kunnen verlengen?
Op deze website3 van de Franse overheid is te lezen dat met ingang van 1 maart 2024 een experiment plaatsvindt in Canada en Portugal. Het betreft een experiment waarbij een Frans paspoort voor een specifieke doelgroep op afstand kan worden verlengd zonder dat naar een ambassade of consulaat gereisd hoeft te worden. We beschikken op dit moment niet over meer informatie rondom dit experiment, maar doen daarover navraag bij Frankrijk.
Is een dergelijk experiment ook een optie in Nederland om enerzijds de gemeenten te ontlasten, anderzijds digitale dienstverlening voor Nederlanders in het buitenland te vergemakkelijken, conform de eerder aangenomen motie van de leden Brekelmans en Sjoerdsma over nieuwe mogelijkheden voor digitalisering van producten en diensten voor Nederlanders in het buitenland (Kamerstuk 35 925 V, nr. 54)?
Meer gemak voor de burger en betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van het proces rondom het aanvragen van een reisdocument moeten hand in hand gaan; veiligheid is daarbij randvoorwaardelijk.
De huidige stand van de techniek, met name op het gebied van biometrie-afname, is op dit moment nog onvoldoende veilig en van onvoldoende kwalitatief niveau om van fysieke verschijning af te kunnen stappen. In 2023 heeft onderzoek hiernaar plaats gevonden en is de Kamer over de uitkomsten geïnformeerd4. Hoe het Franse experiment veilig de biometrische gegevens verzamelt en een betrouwbare identiteitscontrole garandeert is ons nu niet bekend, maar we doen daarover navraag bij Frankrijk.
Een herhaalaanvraag van een reisdocument lijkt een eenvoudiger proces, omdat de initiële identiteitsvaststelling al bij de eerste aanvraag plaats heeft gevonden. Desalniettemin blijft het essentieel om op betrouwbare wijze de biometrische gegevens voor het nieuwe paspoort af te nemen. Dat kan op dit moment niet digitaal op afstand.
Technologie blijft zich doorontwikkelen. BZK en BZ blijven alert op mogelijke nieuwe methoden die wel betrouwbaar genoeg zijn en die ook de vereiste kwaliteit kunnen garanderen bij afname van biometrische gegevens op afstand.
Het bericht dat een ME’er in Arnhem zijn taak niet wilde uitvoeren vanwege zijn religie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
In uw antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen over het bericht dat iemand van de Mobiele Eenheid (ME'er) in Arnhem zijn taak niet wilde uitvoeren vanwege zijn religie, verwijst u naar een mogelijke situatie waarin een medewerker van de politie een traumatische ervaring heeft opgelopen en om die reden bepaalde werkzaamheden/opdrachten in samenspraak met zijn of haar leidinggevenden niet zou hoeven uit te voeren; wat voor traumatische ervaringen worden hier bedoeld?1 2
Politiewerk is complex en weerbarstig. Politiemedewerkers kunnen tijdens het werk te maken krijgen met traumatiserende ervaringen, bijvoorbeeld levensbedreigende situaties waarbij (vuur)wapens worden gebruikt of anderszins emotioneel belastende incidenten, zoals het reanimeren van een kind of het vaststellen van een overlijden. Dergelijke incidenten kunnen sporen nalaten bij medewerkers. In overleg met de leidinggevende kunnen medewerkers ruimte krijgen voor herstel of tijdelijk andere werkzaamheden verrichten. Ook in reguliere functionerings- ontwikkel- en beoordelingsgesprekken tussen de medewerker en de leidinggevende wordt nadrukkelijk ruimte gelaten voor het bespreken van persoonlijke dilemma’s en specifieke behoeften. Indien nodig kan hierbij sociaalpsychologische kennis en expertise in het kader van Veilig en Gezond werken (VGW) worden ingewonnen.
Bent u het de stelling eens dat het volstrekt onacceptabel is als ME'ers hun taken benaderen als een soort lopend buffet en zelf kiezen welke opdracht zij wel of niet uitvoeren vanwege hun religie?
Zoals ik bij de beantwoording van eerder gestelde vragen heb aangegeven, geldt dat medewerkers hun taak uitvoeren onder leiding en verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Dit belangrijke principe geldt dus ook bij de inzet van de Mobiele Eenheid (ME)3.
Tegelijkertijd staat de politie als organisatie midden in veranderende samenleving. Dit kan dilemma’s opleveren die bij de leidinggevende kenbaar kunnen worden gemaakt. De leidinggevende voert met medewerkers het gesprek over dilemma’s en kan besluiten om de medewerker uit te roosteren. De beslissing van de leidinggevende kan ook betekenen dat de medewerker alsnog wordt opgedragen om de taak uit te voeren.
Hoe vaak komt het voor dat ME’ers dan wel politieagenten hun werk niet doen, of opdrachten niet uitvoeren vanwege hun religie?
Hierover zijn geen cijfers bekend. Over de inhoud van de gesprekken tussen medewerkers en leidinggevenden wordt namelijk, anders dan in het kader van het functioneren, ontwikkelen en het beoordelen van medewerkers, geen afzonderlijke registratie bijgehouden. Wel is door de politie aangegeven dat dit uitzonderlijk is.
De slechte beveiliging van gemeentelijke websites |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Duizenden «vergeten» gemeentelijke websites in ontluisterende staat»?1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat van de 10.000 gemeentelijke websites slechts 28 procent aan de voor overheden verplichte beveiligingsstandaarden voldoet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is onwenselijk dat gemeentelijke websites niet voldoen aan de voor de overheden verplichte beveiligingsstandaarden. Uit de meest recente Meting Informatieveiligheidstandaarden overheid van Forum Standaardisatie blijkt echter dat 54% procent van de gemeentelijke websites voldoen aan de veiligheidsstandaarden2. Overheden hebben de verantwoordelijkheid richting de burger om online overheidsinformatie en diensten transparant, toegankelijk, betrouwbaar en veilig aan te bieden. Overheden hebben daarbij een voorbeeldfunctie als het gaat om de informatiebeveiliging. Een veilige website is daar onderdeel van.
Daarbij hoort onder meer dat overheden alle websites beveiligen volgens de wettelijke verplichte standaarden (Wdo)3, en de informatieveiligheidsstandaarden van de «pas-toe-of-leg-uit»-lijst van het Forum Standaardisatie toepassen, zoals ook is toegelicht in de beantwoording op eerdere Kamervragen.4 Overheden hebben zichzelf met het gezamenlijke beveiligingsnormenkader voor de gehele overheid, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), verplicht hun informatiesystemen, waaronder websites, te beveiligen. In de BIO wordt benadrukt dat de overheid de standaarden volgt die op de «pas toe of leg uit»-lijst van het Forum Standaardisatie staan.
Deelt u de mening dat ook bij vergeten of niet meer gebruikte websites er wel degelijk een gevaar kan ontstaan dat in het geval die websites niet aan de verplichte veiligheidsstandaarden voldoen ze misbruikt kunnen worden om andere delen van een gemeentelijk netwerk binnen te dringen en daar schade te veroorzaken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, om websites veilig te houden moeten ze continu beheerd worden. Zodra websites niet meer beheerd worden ontstaat een grotere kans op misbruik van de website. Dat betekent dat een website bijvoorbeeld gebruikt kan worden door een kwaadwillende om zich voor te doen als een overheid, data te lekken of malware te verspreiden. Wat het exacte risico is bij het niet naleven van een standaard hangt af van de situatie en kan per website verschillen.
Deelt u de mening dat overheden een voorbeeldfunctie hebben ook als het gaat om de beveiliging van websites en het nakomen van regels dienaangaande? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten die voorbeeldfunctie gaan waarmaken? Zo nee, waarom niet?
Ja, overheden hebben een voorbeeldfunctie als het gaat om de beveiliging van websites en het volgen van de standaarden.
In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties meet het Forum Standaardisatie halfjaarlijks de implementatie van de standaarden. Zoals ik in mijn Kamerbrief Digitalisering december 20235 heb toegelicht, blijkt uit de meest recente meting Informatieveiligheidstandaarden overheid medio 20236 dat 54% van de gemeten gemeentelijke websites voldoet aan de afgesproken websitestandaarden voor veilig en modern webverkeer (exclusief IPv6 en RPKI). Terwijl uit de meting blijkt dat gemeenten het beter doen dan in 2022 is er nog steeds een groep achterblijvers en volgt uit de meting dat er relatief slecht zicht is op domeinnamen van decentrale overheden.
In het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk, VNG, IPO en UvW om te sturen op de voortgang en knelpunten om zo per overheidsorganisatie de adoptie te versnellen. De voortgang zal twee keer per jaar geagendeerd worden in het OBDO.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zet zich ook in voor beter domeinportfoliobeheer. Portfoliobeheer draagt niet alleen bij aan de veiligheid van een website, maar ook bij aan het naleven van wet- en regelgeving voor digitoegankelijkheid en het voorkomen van online tracking.
In dit kader werkt het ministerie aan het Register Internetdomeinen Overheid (RIO). Vanaf eind 2023 zijn in het RIO de publieke internetdomeinen van de rijksoverheid geregistreerd. In 2024 krijgen medeoverheden de mogelijkheid hun (publieke) portfolio aan internetdomeinen op deze centrale plek vast te leggen. Het register kan gebruikt worden om te beoordelen of je te maken hebt met een overheidswebsite of niet.
Daarnaast steun ik het initiatief op basisbeveiliging.nl van de Internet Cleanup Foundation (ICF). Op deze website is met open data voor iedereen in te zien wat de stand is van de publiek meetbare digitale beveiliging van websites van overheidsorganisaties. Organisaties kunnen zich hieraan spiegelen en optrekken. ICF houdt ook regelmatig bijeenkomsten om te kijken welke websites van de overheid nog niet geïndexeerd zijn.
Om samen te werken aan een veiligere digitale samenleving vind ik het van belang dat beveiligingsonderzoekers kwetsbaarheden melden bij de desbetreffende overheidsorganisatie. Onbeheerde websites vallen daar ook onder. Onderzoekers kunnen de contactgegevens en afspraken vinden in een zogenaamde security.txt. Dit bestand moet verplicht publiek worden gepubliceerd. Daarnaast kunnen meldingen voor gemeenten ook direct gedaan worden via de Informatiebeveiligingsdienst (IBD).
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een van de redenen dat gemeenten laks omspringen met (de beveiliging van) vergeten of niet gebruikte websites is dat er niet gehandhaafd wordt op beveiligingseisen? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er gehandhaafd wordt? Zo nee, waarom niet?
Het is onwenselijk dat gemeenten nog niet voldoen aan de verplichte beveiligingseisen. Zeker wanneer overheidsorganisaties niet aan de wettelijke verplichte veiligheidstandaarden voldoen. Zoals aangegeven in beantwoording van vraag 7 zijn gemeentes bezig met het implementeren van de standaarden. Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt hierop gemonitord7 door een meting van het Forum Standaardisatie. In het kader van de Wet digitale overheid (Wdo) ben ik aan het verkennen hoe het toezicht op de wettelijke verplichte standaarden steviger kan worden ingericht. Door het niet toepassen van verplichte standaarden, lopen overheidsorganisaties een beveiligingsrisico.
Wat gaat de Network and Information Security Directive (NIS2) voor gemeenten betekenen als het om de beveiliging van hun websites gaat? Hoeveel gemeenten voldoen nu al aan die richtlijn? Hoe groot acht u de kans dat gemeenten eind 2024 nog niet voldoen aan de NIS2? En wat zijn de gevolgen daarvan?
In lijn met bestaande toepassing van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), gaat de NIS2-richtlijn uit van de verantwoordelijkheid van organisaties zelf, zoals gemeenten, om passende en evenredige maatregelen te nemen voor het beveiligen van netwerk- en informatiesystemen. Waar de BIO zelfregulering is, leidt de toekomstige Cybersecuritywet (de implementatiewet van NIS2) tot een wettelijk verplichte zorgplicht.
Overheden, waaronder gemeenten, worden met de Cybersecuritywet verplicht om significante incidenten te melden bij het CSIRT en de toezichthouder. Ook kunnen gemeenten op vrijwillige basis incidenten die niet kwalificeren als significant, bijna-incidenten en cyberdreigingen melden bij het CSIRT. Deze incidenten en dreigingen kunnen gerelateerd zijn aan websites.
Tevens verplicht de Cybersecuritywet onafhankelijk toezicht. Voor de sector overheid is stelseltoezicht op informatieveiligheid nieuw. Het gegeven dat er toezicht komt, geeft overheidsorganisaties een extra prikkel om informatieveiligheid procesmatig in te richten. De beoogde toezichthouder voor NIS2 bij de overheid is de Rijksinspectie voor Digitale Infrastructuur (RDI) en zal beschikken over handhavingsbevoegdheden.
Het is tot slot niet goed mogelijk om betekenis te geven aan de vraag in hoeverre gemeenten voldoen aan NIS2 en de kans dat gemeenten eind 20248 nog niet voldoen aan de NIS2. Gemeenten passen immers momenteel de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) toe binnen hun organisaties. Dit doen zij op basis van risicoafweging, passend bij hun eigen specifieke situatie, en kan dus verschillen per gemeente. In deze aanpak is informatiebeveiliging geen einddoel, maar een continu proces waarin risicoanalyses worden geactualiseerd en maatregelen worden bijgesteld. Informatiebeveiliging is en blijft een cyclisch proces.
Wat gaat u in overleg met gemeenten doen om ervoor te zorgen dat slecht beveiligde gemeentelijke websites die niet meer gebruikt worden uit de lucht worden genomen of beter beveiligd gaan worden? Kunt u de Kamer voor het komend zomerreces laten weten welke stappen er gezet zijn of gaan worden?
Samen met de VNG en IBD zorgen wij voor continue aandacht voor het goed beheren van websites. Zie ook de beantwoording op vraag 2 t/m 6 over de verschillende stappen die ik neem om overheidsorganisaties, waaronder ook gemeenten vallen, te ondersteunen in de toepassing van veiligheidstandaarden en het verbeteren van hun domeinportfoliobeheer.
Verder informeert de VNG-Informatiebeveiligingsdienst IBD gemeenten dagelijks over kwetsbaarheden en dreigingen en adviseert en ondersteunt op informatiebeveiligingsvraagstukken. De IBD monitort de websites en IT-infrastructuur van gemeenten en levert informatie over kwetsbaarheden direct, automatisch, door. Afhankelijk van de ernst neemt de IBD direct contact op met de gemeente. In april 2024 is de monitoringtool na een pilotfase uitgerold naar alle gemeenten.9 De gemeenten hebben zelf ook toegang tot het portaal in de tool. Deze dienstverlening van de IBD is een aanvulling op de interne logging, monitoring en detectie door gemeenten zelf. Gemeenten kunnen hierbij onder andere gebruik maken van de monitoring en response diensten uit de raamcontracten die door VNG zijn afgesloten met diverse aanbieders.10 Met de halfjaarlijkse Informatieveiligheidmeting van het Forum Standaardisatie worden de gemeenten periodiek extra geattendeerd, specifiek op websites, portalen en mailvoorzieningen.
Ik blijf uw Kamer ook informeren over deze stand van zaken. In de Verzamelbrief Waardengedreven Digitaliseren Q3 zal ik u informeren over de volgende halfjaarlijkse meting Informatieveiligheidstandaarden van het Forum Standaardisatie.
Het bekend zijn van uitspraken Poetin waarin hij dreigt met het (militair) binnenvallen van één of meer landen van de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Zijn er bij het kabinet uitspraken bekend, gedaan door president Poetin, waarin hij dreigt met het (militair) binnenvallen van één of meer landen van de Europese Unie?
Het kabinet is niet bekend met directe uitspraken van president Poetin, waarin gedreigd wordt met het militair binnenvallen van een of meer landen van de Europese Unie. Er is echter wel sprake van steeds agressievere retoriek van Russische overheidsvertegenwoordigers en van hybride acties richting landen van de Europese Unie.
De illegale, grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft bovendien laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken, ook al werd de intentie tot binnenvallen van Oekraïne tot op het laatste moment ontkend door de Russische autoriteiten.
Indien dit het geval is, kunt u de Kamer de exacte citaten hiervan doen toekomen inclusief bronverwijzing zodat de Kamer kan nagaan waar en wanneer precies president Poetin een dergelijk dreigement gericht tegen de Europese Unie zou hebben geuit?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kan u deze (feitelijke) vraag binnen uiterlijk drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Een conferentie door Hizb ut Tharir in Nederland |
|
Bente Becker (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat op 3 maart 2024 de organisatie Hizb-ut-Tharir een conferentie in Amsterdam organiseert onder de titel «Khilafa, project van de Oemma en redding voor de mensheid?»
Ja.
Wat is het karakter van dit evenement en deelt u de zorgen van de VVD fractie dat op dit evenement antisemitische, antiseculiere en radicaliserende boodschappen kunnen worden verkondigd? Hoe ziet het kabinet hier op toe?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte is voor extremistische of antisemitische uitingen. Uitingen, zoals haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld, zijn strafbaar, ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
Wanneer juridische grenzen in ons land worden overschreden, neemt het Openbaar Ministerie de beslissing of het opportuun is om over te gaan tot vervolging. Als blijkt dat tijdens dit evenement uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren kan hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het Openbaar Ministerie om de aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
In reactie op uw Kamervragen van 2021 is Hizb ut-Tahrir destijds getypeerd als een radicale pan-islamistische en anti-zionistische beweging.1 Gelet op het ontbreken van juridische grondslagen om organisatiegericht onderzoek te doen naar dergelijke organisaties is er zowel bij de NCTV als bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen actueel beeld over de organisatie Hizb ut-Tahrir. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) heeft in 2023 onderzoek gedaan naar welke dreiging uitging van Hizb ut-Tahrir. In het jaarverslag 2023 staat dat er een geringe dreiging uitging van deze beweging. De beweging propageert een extremistische boodschap, maar het is in Nederland een kleine groep zonder groot bereik.2
Herinnert u zich nog de antwoorden op onze Kamervragen uit 2021 over Hizb ut Tharir, waarin deze organisatie door u werd gekenschetst als een radicale pan-islamistische en antizionistische beweging die zou kunnen aanzetten tot radicalisering, maar in de Nederlandse samenleving nog weinig bereik en ontvankelijkheid zou ontmoeten? Wat is uw actuele beeld van deze organisatie?
Zie antwoord vraag 2.
Is het feit dat deze conferentie in Nederland wordt georganiseerd niet een teken dat het bereik en de ontvankelijkheid van en voor de organisatie Hizb ut Tharir is toegenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een vergunning afgegeven door de gemeente Amsterdam voor de conferentie en op welke gronden?
Deze conferentie valt onder de bestaande exploitatievergunning van de locatie. De gemeente Amsterdam heeft daarom geen specifieke vergunning voor de conferentie hoeven afgeven.
Is in het voortraject contact geweest met OM, politie en justitie en/of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de conferentie en zo ja, waarover specifiek?
Er is voorafgaand aan de bijeenkomst vanuit de gemeente Amsterdam geen contact geweest met het Openbaar Ministerie, de politie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over deze conferentie.
Is u bekend of er visa zijn verstrekt voor sprekers op het congres en zo ja voor welke personen en op welke gronden? Hadden deze geweigerd kunnen worden uit voorzorg om radicale boodschappers hier geen podium te geven en waarom is dat niet gebeurd?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat wanneer personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtegoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.3 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek.4
De IND heeft geen signalerende rol in de komst van (buitenlandse) extremistische sprekers naar Nederland. De IND is in het uitvoeren van bovengenoemde maatregel afhankelijk van informatie van derden (zoals gemeenten en politie).
Eerder gaf u aan dat, in tegenstelling tot in Duitsland, de organisatie niet verboden is in Nederland en het aan het Openbaar Ministerie (OM) is bepaalde activiteiten te verbieden. Bent u bereid dit standpunt te herzien nu artikel 2:20 van het burgerlijk wetboek u meer bevoegdheden geeft organisaties die ondermijnend zijn voor de vrije en democratische samenleving te verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bezien of er redenen zijn waarom een organisatie verboden moet worden. Het Openbaar Ministerie kan de rechter verzoeken een organisatie te verbieden en ontbinden op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek (of 10:122 Burgerlijk Wetboek voor internationale organisaties).
Sinds 1 januari 2022 is het wettelijk kader aangescherpt, waardoor de drempel voor het verbieden van een rechtspersoon is verlaagd. Op grond van het tot dan toe geldende artikel 2:20 lid 1 Burgerlijk Wetboek kon de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is was met de openbare orde, verbieden en ontbinden en een rechtspersoon waarvan enkel het doel in strijd was met de openbare orde ontbinden. Door bovengenoemde wetswijziging is hieraan toegevoegd dat een rechtspersoon niet alleen verboden wordt verklaard en wordt ontbonden indien de werkzaamheid van een rechtspersoon in strijd is met de openbare orde, maar ook als het doel van de rechtspersoon daarmee in strijd is. Daarbij biedt het nieuwe wettelijk kader een krachtiger instrumentarium, doordat een verbod steeds direct werkt vanaf de uitspraak en de rechter bij het verbod ook ordemaatregelen kan nemen voor de verdere duur van de procedure. De niet naleving van deze maatregelen levert een strafbaar feit op. De bestuurders van een verboden organisatie krijgen een civielrechtelijk bestuursverbod van tenminste drie jaar.
Ook na de wetswijziging is het aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet, om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om dergelijke verzoeken te doen.
Wat is de actuele status van uw aanpak op problematisch gedrag van dit type organisaties, nadat u eerder aangaf via een driesporen aanpak en de Taskforce ongewenst en problematisch gedrag informatie te kunnen delen en desgewenst te kunnen escaleren bij problematisch gedrag, maar later dit op een laag pitje heeft moeten zetten vanwege een gebrek aan grondslagen voor de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Wat is de actuele status van de aanpak problematisch gedrag onder de Minister voor Integratie?
Op 4 oktober 2023 heeft de Minister van SZW, mede namens mij, een brief aan uw kamer gestuurd aangaande de voortgang van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering (hierna: Taskforce).5 Zolang gedrag van burgers niet bij wet verboden is, kan er niet strafrechtelijk worden opgetreden.
Echter gedrag dat binnen de wet valt, kan wel zorgelijk en onwenselijk zijn, bijvoorbeeld als het gaat om het verspreiden van onverdraagzaam en antidemocratisch gedachtengoed. Dan past een preventieve aanpak. Zo zet de Minister van SZW in op de versterking van de veerkracht en weerbaarheid van mensen of groepen in de samenleving die mogelijk kwetsbaar zijn voor extremistisch gedachtegoed. Dit doet zij onder andere door gemeenten en professionals te ondersteunen met kennis van evidence based interventies en het beschikbaar stellen van middelen voor het versterken van beschermende factoren zoals digitale weerbaarheid, een gezonde identiteitsontwikkeling en sociale cohesie in de wijk. Deze factoren zorgen ervoor dat mensen beter bestand zijn tegen tegenslag en minder vatbaar voor radicalisering en ongewenste polarisatie.
Wanneer wel sprake is van strafbare feiten, zoals haatzaaien, discriminatie, opruiing, intimidatie of vandalisme dan is strafrechtelijk optreden in concrete gevallen mogelijk door de politie en het OM. Daarnaast kan de AIVD onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
Waar het gaat om signalen van radicalisering die uiteindelijk kunnen leiden of geleid hebben tot gewelddadig extremistische of terroristische activiteiten kunnen gemeenten multidisciplinaire casusoverleggen organiseren en gerichte interventies doen binnen de persoonsgerichte aanpak.
Wat doet de Taskforce van SZW in dit specifieke geval, hoe kan de gemeente optreden en op welke wijze kan de NCTV ondersteunen in de coördinatie nu de wettelijke grondslag geborgd is?
Individuele deelnemers van de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering handelingsperspectief vanuit hun eigen wettelijke kaders en bevoegdheden. Zo kan de politie vanuit haar wettelijke taak in overleg met het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Daarnaast kan de AIVD, op basis van de WiV 2017, onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Indien daar voldoende aanleiding voor is, kan de AIVD een ambtsbericht uitbrengen aan relevante ketenpartners.
De Taskforce zelf, onder voorzitterschap van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geen juridische entiteit en heeft als samenwerkingsverband geen eigen toezichts – of onderzoeksbevoegdheden. Individuele casuïstiek, in dit geval de conferentie van Hizb ut Tahrir, wordt niet in Taskforceverband behandeld. Dit redenen hiervoor zijn uiteengezet in de laatste voortgangsbrief over de Taskforce.6 Er bestaat geen juridische grondslag voor het behandelen van casuïstiek en het delen van (persoons)informatie over problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering tussen de partners van de Taskforce. Een dergelijk overleg is niet rechtmatig en vindt dan ook niet plaats.
Indien de gemeente op de hoogte is van een bijeenkomst en in het kader van de openbare orde zorgen heeft over sprekers of deelnemers, kan zij haar zorgen uitspreken richting de beheerder van de locatie. Daarnaast zal de lokale driehoek altijd alert zijn op eventuele wanordelijkheden.
De NCTV kan op verzoek van bijvoorbeeld een gemeente een fenomeenanalyse opstellen voor een beter begrip de ontwikkelingen van fenomenen die de nationale veiligheid raken en hoe dit kan doorwerken in de samenleving.
De Wet Coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid is nog niet in werking getreden, de algemene maatregel van bestuur is in internetconsultatie. De NCTV kan na inwerkingtreding, zoals weergegeven in de wet, onder duidelijke voorwaarden persoonsgegevens verwerken, ten behoeve van haar coördinatietaak in terrorismebestrijding en nationale veiligheid. De NCTV mag ook dan geen onderzoek doen gericht op personen en organisaties en geen duidingen verstrekken waardoor een persoon in verband wordt gebracht met een trend of fenomeen.
Bent u bereid deze vragen 1 voor 1 zo snel mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Uitbuiting van sekswerkers |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ruim 100 agencies gevonden die Oost-Europese sekswerkers proberen te lokken: «Groot risico op uitbuiting»»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat sekswerkers die op wervingsadvertenties ingaan een groot risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Sekswerk is in Nederland een legaal beroep voor meerderjarigen. Wanneer sprake is van een uitbuitingssituatie, spreken we van mensenhandel. Dit is expliciet strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Mensenhandel kan in verschillende vormen voorkomen en binnen verschillende sectoren plaatsvinden. In het artikel en de uitzending van Pointer wordt vermeld dat Oost-Europese burgers die er vrijwillig voor kiezen om te werken in het buitenland via louche wervingsadvertenties van tussenpersonen terecht kunnen komen in een (seksuele) uitbuitingsituatie. Pointer geeft aan dat personen die zijn ingegaan op de advertenties niet kunnen stoppen met het (seks)werk als zij hiertoe zouden besluiten en worden bedreigd. Ook geeft Pointer aan dat deze personen het inkomen en de woning zoals hen beloofd is, niet ontvangen. In dit geval is er sprake van seksuele uitbuiting (mensenhandel). Ik vind het beeld dat door Pointer geschetst wordt, waarbij Oost-Europese burgers onder valse voorwendselen worden gerekruteerd, verschrikkelijk.
Ik deel de mening dat de wervingsadvertenties van netwerken die er op uit zijn personen seksueel uit te buiten een groot risico vormen voor hun veiligheid. Wervingsadvertenties die zouden kunnen leiden tot mensenhandel vind ik in iedere sector een groot risico.
Is het u bekend hoeveel sekswerkers via deze advertenties naar Nederland worden gelokt?
In 2022 is het rapport «de Nederlandse seksbranche» gepubliceerd.2 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Uit het rapport blijkt dat het niet mogelijk is om harde cijfers over de omvang van de seksbranche in Nederland in aantallen werkzame sekswerkers te benoemen. Fluctuaties tussen seizoenen en mobiliteit tussen onderdelen van de branche maken het verzamelen van dergelijke cijfers ingewikkeld.3
De wervingsadvertenties waar Pointer onderzoek naar heeft gedaan, worden geplaatst op allerlei online (sociale) platforms. Omdat dit veel verschillende soorten platforms betreft, is het moeilijk te achterhalen waar deze advertenties precies geplaatst worden. Omdat het enerzijds complex is de seksbranche in aantallen sekswerkers te duiden en de wervingsadvertenties anderzijds zeer breed kunnen worden uitgezet, is niet bekend hoeveel personen via wervingsadvertenties worden gelokt om te werken in Nederland en hoeveel procent daarvan in een uitbuitingssituatie terecht komt.
Hoe en door wie wordt er gecontroleerd of deze sekswerkers slachtoffers van mensenhandel of andere vormen van onderdrukking zijn? Wat is de uitkomst van deze controles?
In Nederland voeren gemeenten de regie over toezicht en handhaving van de (vergunde) seksbranche. In het kader van deze gemeentelijke taak worden bestuurlijke controles uitgevoerd in zowel de vergunde als onvergunde prostitutiebranche. Tijdens deze controles wordt ook onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder de betreffende sekswerkers aan het werk zijn. Hierbij wordt onder meer gelet op mogelijke signalen van mensenhandel of andere misstanden. Hoewel dit soort prostitutiecontroles in eerste aanleg bestuurlijke controles zijn die veelal door en/of onder regie van gemeenten worden uitgevoerd, kan ook de politie hierbij een rol hebben. De politiemedewerkers van de Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (onderdeel van AVIM), richten zich met name op prostitutiecontroles waarbij sprake is of vermoedens zijn van signalen van mensenhandel.
Naast (signalen van) mensenhandel kan er ook andere problematiek spelen waardoor de inzet van politie bij dergelijke controles gewenst is. Denk hierbij aan signalen van ondermijning, illegaal verblijf of aanwijzingen met betrekking tot een veiligheidsrisico. De wijze waarop handhaving en toezicht is georganiseerd tussen gemeenten verschilt sterk en is aan ontwikkeling onderhevig. Dit is onder andere afhankelijk van de aard en omvang van zowel de vergunde als onvergunde seksbranche binnen een gemeente. Uit onderzoek blijkt dat in de vergunde branche bijna de helft van de gemeenten periodiek (1 tot 3 keer per jaar) controles plaatsvinden. Signalen van misstanden in de vergunde branche komen vooral binnen via de GGD. Daarnaast worden signalen gemeld via Prostitutie Maatschappelijk Werk organisaties, andere hulpverleningsorganisaties, sekswerkers zelf, buurtbewoners, exploitanten en klanten. In meer dan een derde van de gemeenten vinden controles (ook) plaats op basis van klachten van omwonenden. Ongeveer een vijfde van de gemeenten zegt de controles proactief (het hele jaar door) te doen.4
Deelt u de mening dat het probleem van mensenhandel in het algemeen en met deze advertenties in het bijzonder een grensoverschrijdend probleem is? Zo ja, wat wordt er in Europees verband gedaan om de risico’s die deze advertenties met zich meebrengen kleiner te maken of wat zou er in Europees verband nog moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat mensenhandel een ernstige misdaad is waartegen krachtig moet worden opgetreden. Het gebruik van advertenties waarin personen worden misleid, wat hen vervolgens extra kwetsbaar maakt om in een (seksuele) uitbuitingssituatie in Nederland terechtkomen, is onacceptabel. Het voorkomen van slachtoffers begint bij het creëren van bewustwording en het vergroten van de kennis van potentiële gevaren. Richtlijn 2011/36/EU5 inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers is een belangrijk instrument hierin (zie artikel 18). In deze Richtlijn is opgenomen dat Europese landen zich inzetten op preventieve maatregelen, waaronder bewustwording en kennisvergroting, om mensenhandel binnen de EU te voorkomen. Genoemde Richtlijn wordt op dit moment herzien en binnen de herziening is ook aandacht voor de online component.
Verder is er op Europees niveau sinds 17 februari 2024 de Digital Services Act (DSA) voor de lidstaten van de Europese Unie in werking getreden. Deze wetgeving stelt regels aan tussenhandeldiensten, zoals websites en online platformen, om een veilig en betrouwbaar internet te bevorderen. Zo zijn er in de Digital Services Act regels opgenomen over de omgang met illegale inhoud, waar illegale activiteit ook onder valt (artikel 3), is er voorzien in een kennisgevings- en actiemechanisme voor meldingen van illegale inhoud (artikel 16), en worden er nadere regels gesteld rondom het misbruik van diensten door afnemers (artikel 23) en reclame op onlineplatforms.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde zes organisaties die slachtofferhulp aanbieden dat het tussenpersonen moeilijk moet worden gemaakt om via misleidende advertenties sekswerkers te rekruteren? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Veelal Oost-Europese burgers worden door deze tussenpersonen gelokt via deze misleidende advertenties en onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald wat hen extra kwetsbaar maakt om slachtoffer te worden van uitbuiting. Dit is een kwalijke zaak waartegen moet worden opgetreden binnen de kaders die wij hebben.
Het gericht aanpakken van tussenpersonen achter deze misleidende advertenties is echter lastig. Er wordt onder meer vaak van nummer gewisseld en veelal gecommuniceerd via versleutelde apps zoals Telegram. Deze werkwijze maakt het lastig om de identiteit van deze groep te achterhalen en dus gericht aan te pakken. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn om het ze zo moeilijk mogelijk te maken, onder andere de politie speelt hier een rol in.
Continue wordt door de politie de samenwerking gezocht met landen buiten Europa, maar ook diverse landen in Oost-Europa waar slachtoffers van mensenhandel vaak vandaan komen. De politie heeft met vijf onderzoekscentra/universiteiten in Oost-Europa samenwerkingsovereenkomsten gesloten om de (internationale) informatiepositie ten aanzien van mensenhandel te verbeteren. De samenwerking met universiteiten in bronlanden is door de politie opgezet om een betere en bredere samenwerking met academische partners te krijgen, om zo meer en tijdiger zicht te krijgen op sociale en demografische ontwikkelingen op het gebied van mensenhandel. Hiermee kunnen op termijn betere informatiebeelden opgesteld worden die inzicht geven in trends, fenomenen, modus operandi, slachtofferschap en bijbehorende (risico) indicatoren en criminele samenwerkingsverbanden.
De politie werkt daarnaast met een landelijk coördinatiepunt voor signalen van online mensenhandel (LCOM), om de opsporing van mensenhandel in de online omgeving beter vorm te geven. Vanuit dit coördinatiepunt wordt onderzoek gedaan naar online wervingsplatformen en methodieken. Met een aantal aanbieders van online platformen wordt samengewerkt om misbruik van hun platform te voorkomen.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat er binnen de Europese Unie alleen nog sekswerkers mogen worden aangetrokken als herleidbaar wordt welke tussenpersoon er achter een advertentie zit? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven benoemd is het ontzettend lastig om de identiteit te achterhalen van de tussenpersonen van wervingsadvertenties. Een van de redenen hiervoor is dat de advertenties op allerlei online platforms kunnen worden geplaatst en gecommuniceerd wordt via versleutelde apps zoals Telegram. Het is nooit volledig te voorkomen dat dergelijke advertenties, waarbij de tussenpersoon niet herleidbaar is, worden geplaatst.
Hoewel een initiatief zoals genoemd in de vraag wenselijk kan worden geacht, is het gezien het bovenstaande zeer ingewikkeld om een dergelijk initiatief op te zetten. Zoals hierboven aangegeven wordt de Richtlijn 2011/36/EU op dit moment herzien en in deze richtlijn worden verschillende maatregelen benoemd hoe mensenhandel – ook binnen de seksbranche – kan worden voorkomen en aangepakt. In Europees verband wordt samengewerkt om deze richtlijn zo goed mogelijk te implementeren.
Bent u na deze berichtgeving nog steeds van mening dat er geen landelijk politieteam mensenhandel hoeft te komen? Zo ja, hoe denkt u dan dat deze internationale vorm van zware en mensonterende criminaliteit zonder een specialistisch politieteam wel effectief kan worden aangepakt? Zo nee, gaat u dan bevorderen dat dat politieteam er wel gaat komen?
Ik deel het beeld dat mensenhandel een mensonterende en zware vorm van criminaliteit die effectief en daadkrachtig moet worden aangepakt. Daarom is het goed te vermelden dat er bij politie al personen met specialistische kennis rond het delict mensenhandel werkzaam zijn binnen de zogenoemde Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (TMM) die vallen onder de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Bij de start en oprichting van de Nationale Politie is de opsporing van het delict mensenhandel bewust in elke eenheid onder de AVIM gebracht. Voor een effectieve en daadkrachtige aanpak van het delict mensenhandel is voor sommige verschijningsvormen van het delict mensenhandel eenheid overstijgende samenwerking benodigd. In dit kader is de politie een pilot gestart om (inter)nationale netwerken, die landelijk opereren, effectief en efficiënt aan te kunnen pakken. Binnen die pilot is een centraal coördinatiepunt ingericht waar alle regionale TMM's bij zijn aangesloten. Vanuit dit punt worden, onder landelijke regie, eenheid overstijgende opsporingsonderzoeken naar dergelijke criminele netwerken uitgevoerd. Een voordeel van deze landelijke werkwijze is dat er optimaal gebruik kan worden gemaakt van de lokale en regionale kennis en ketensamenwerking aangezien er vele partners betrokken zijn bij de aanpak van mensenhandel en de TMM's van de betreffende eenheden daar goed zicht op hebben. Hierdoor kunnen deze criminele netwerken effectief worden bestreden. Het landelijke coördinatiepunt fungeert binnen dergelijke onderzoeken tevens als contactpunt voor het buitenland zodat alles centraal binnenkomt en er makkelijker internationaal kan worden.
Ten aanzien van de internationale component van het delict mensenhandel is het goed te vermelden dat politie werkt aan het leggen van verbinding tussen internationale elementen van mensenhandel en het verbeteren van de samenwerking met de zogenoemde bronlanden van mensenhandel, bijvoorbeeld door het plaatsen van politieliaisons met taakaccent mensenhandel in een drietal landen. Middels de afspraken in de Veiligheidsagenda is afgesproken dat politie zorgdraagt voor een internationaal fenomeenbeeld, waarmee geprioriteerd kan worden op de meest effectieve interventies.
Tevens vindt er operationele samenwerking op Europees niveau plaats. Nederland is driver van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats – Trafficking in Human Beings (hierna EMPACT THB) dat ziet op de Europese operationele samenwerking van opsporingsdiensten en het OM in de aanpak / bestrijding van mensenhandel. Het is een permanent samenwerkingsverband waaraan 44 landen deelnemen en waarbij wordt samengewerkt met landen buiten dit samenwerkingsverband. EMPACT THB wordt permanent ondersteund door Europol, Eurojust, Cepol Frontex (vier EU-agentschappen) en Interpol. EMPACT THB bestaat uit 22 deelprogramma’s. Nederland speelt hierin een actieve rol en is niet alleen deelnemer aan alle 22 deelprogramma’s maar van vier projecten zelfs leader en van vijf projecten co-leader.
Er doen 29 landen en vier EU-agentschappen deel aan dit traject. Er is binnen het EMPACT-project aandacht voor de diverse vormen van mensenhandel, zoals seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en uitbuiting door middel van gedwongen criminaliteit. De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, de NLA, KMar en OM nauw samenwerken met de partijen binnen de EU.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de herziening van het mensenhandelartikel uit het wetboek van Strafrecht? Wordt daarin ook geregeld dat misleiding van sekswerkers via advertenties beter strafrechtelijk aan te pakken wordt? Zo nee, waarom niet?
De uitbreiding en modernisering van het wetsartikel waarin de strafbaarstelling van mensenhandel wordt geregeld (artikel 273f Wetboek van Strafrecht) is op 22 november 2023 voor advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling Advisering van de Raad van State. Het advies is op 7 februari 2024 vastgesteld en op 12 februari gepubliceerd. Op dit moment wordt het advies verwerkt. De verwachting is dat het nader rapport en het wetsvoorstel dit voorjaar aan uw Kamer wordt aangeboden.
Misleiding is in het huidige wetsartikel alsook in het nieuwe, expliciet opgenomen als een manier waarmee ten aanzien van mensen kan worden gehandeld en waarmee mensen, onder meer, tot sekswerk kunnen worden bewogen dan wel gedwongen. Voor zover mensen tot sekswerk zijn bewogen, onder meer door misleiding, is zulks dus al naar huidig recht strafbaar als mensenhandel.
De inval van overheidsdiensten bij een brievenbusfirma in Amersfoort en de frauderende praktijken van brievenbusfirma’s |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de artikelen van Follow the Money over de invallen die zijn gedaan bij een brievenbusfirma in Amersfoort waarbij sprake was van fraude?1 2
Ja.
Wist u dat er bij deze villa in Amersfoort maar liefst 374 bedrijven ingeschreven stonden terwijl dit bovendien niet eens een bedrijfspand was?
Zoals uw Kamer weet kan en zal ik niet ingaan op individuele casuïstiek. Wel zal ik bij de beantwoording van onderstaande vragen ingaan op de huidige regelgeving en het beleid.
Iedere onderneming en rechtspersoon in Nederland moet zich inschrijven in het Handelsregister. Dit is eerder toegelicht door de Minister van Financiën in de beantwoording van Kamervragen van het lid Inge van Dijk (CDA).3 Er kunnen meerdere rechtspersonen en ondernemingen op één adres worden ingeschreven, ook als het geen bedrijfspand is. De Kamer van Koophandel registreert op grond van de wet het bezoekadres. Het bezoekadres is volgens de rechtspraak het feitelijke adres waarop de onderneming fysiek bereikbaar is.4 Hiervoor is niet vereist dat sprake is van een bedrijfspand. Het kan ook gaan om een andersoortig gebouw. Een bezoekadres kan niet bestaan uit uitsluitend een postadres, zoals bijvoorbeeld een postbus.
De informatie in het Handelsregister is overwegend openbaar en in principe kan iedereen nagaan of en zo ja welke bedrijven op een bepaald adres gevestigd zijn.
Daarnaast hebben bepaalde overheidsautoriteiten ook toegang tot niet openbare data.5
Wist u dat dit pand in het bezit was van de Russische voormalig trustdirecteur Vadim Blaustein die al eerder is veroordeeld voor fraude en witwassen en rijke Russen aan arbeidscontracten in Nederland hielp?
Eigendom van onroerende zaken wordt bijgehouden in het Kadaster. Het Kadaster voorziet echter niet in informatie of een eigenaar eerder veroordeeld is geweest. Daarnaast wil ik opmerken dat een eerdere veroordeling niet betekent dat een persoon of rechtspersoon geen vastgoed in eigendom meer kan hebben.
Hoe is het volgens u mogelijk dat de inschrijvingen van de bedrijven op de adressen juist gebeurde nadat Blaustein was gearresteerd en er een beslag op de woning was gelegd?
Zoals aangegeven ga ik niet in op individuele casuïstiek of speculeren waarom de inschrijving van bedrijven op de adressen juist gebeurde na een arrestatie of beslaglegging.
Beslag op een woning heeft invloed op het eigendom en het gebruik van de woning, maar verandert niet de status van het adres zelf voor administratieve doeleinden, zoals inschrijvingen in het Handelsregister. Ook een arrestatie van een eigenaar van het pand betekent niet automatisch dat het pand niet gebruikt kan worden voor inschrijving van een rechtspersoon.
Bij inschrijving in het Handelsregister moet de juistheid van het opgegeven adres worden ondersteund door een geldige koop- of huurovereenkomst, of toestemmingsverklaring van de eigenaar of verhuurder. Als één van deze documenten beschikbaar is, heeft de Kamer van Koophandel in beginsel geen aanleiding om de inschrijving op het adres te weigeren. Wanneer het adres gelijk is aan het woonadres van de ondernemer en aan de Basis Registratie Personen is gekoppeld, is het overleggen van genoemde documenten niet nodig.
Hoewel verschillende toezichthoudende instanties verschillende mogelijkheden en instrumenten hebben om misstanden te voorkomen en aan te pakken, begrijpt het kabinet de zorgen van uw Kamer. Dit is aanleiding om een probleemverkenning uit te voeren naar het huidige stelsel. Dit ziet in het bijzonder op de samenwerking tussen instanties die nodig is om misbruik van rechtspersonen te voorkomen en te bestrijden. Ik licht dit nader toe in het antwoord op vraag 7 en 9.
Hoe is het mogelijk dat geen enkele instantie in de 14 jaar tijd dat dit pand was opgekocht door Blaustein niet doorhad dat dit adres werd gebruikt als brievenbusfirma?
Ik ga ervan uit dat met de term «brievenbusfirma» wordt gedoeld op de bedrijven die weinig tot geen reële activiteiten ontplooien op het adres waar ze administratief zijn gevestigd. In het spraakgebruik worden de termen «doorstroomvennootschappen», «brievenbusmaatschappijen», «postbusfirma’s», «letterbox companies» en andere soortgelijke begrippen door elkaar gebruikt. Het begrip «brievenbusfirma» kent geen wettelijke definitie en het gebruik van een postadres is niet verboden. Ook het enkele feit dat een adres wordt gebruikt door een of meerdere brievenbusfirma’s is geen grond voor een toezichthouder of het Openbaar Ministerie om een (strafrechtelijk) onderzoek te starten. Dit feit kan echter wel, en vooral in samenhang met andere signalen, als een indicator dienen voor risico’s op eventueel misbruik en/of strafbare feiten, en door de toezichthouders en/of opsporingsdiensten als zodanig worden meegewogen.
Vindt u het niet gek dat het Openbaar Ministerie (OM) al een inval heeft gedaan in 2016 maar dat de Kamer van Koophandel nooit is ingelicht over relevante informatie zoals dat dit mogelijk een brievenbusfirma had kunnen zijn?
Zoals eerder aangegeven kan ik niet ingaan op of speculeren over deze specifieke zaak. In zijn algemeenheid kan ik over informatiedeling zeggen dat het Openbaar Ministerie strafvorderlijke gegevens kan delen met andere partijen op basis van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Het is aan het Openbaar Ministerie om op basis van de geldende wet- en regelgeving deze beoordeling per geval te maken. Daarbij wordt onder andere gekeken of de ontvanger kan acteren op die informatie. De Kamer van Koophandel is verantwoordelijk voor de registratie van rechtspersonen in het Handelsregister en controleert de aangeleverde gegevens op juistheid en volledigheid, maar heeft verder geen (handhavings)bevoegdheden. Zoals toegelicht bij vraag 4 kan dit soort informatie in beginsel voor de Kamer van Koophandel niet dienen als grond voor weigering van inschrijving.
Wat vindt u ervan dat er bij deze casus, die typerend zal zijn voor meerdere gevallen in Nederland, instanties veelal naar elkaar wijzen en niemand echt de verantwoordelijkheid heeft genomen om te handelen hierin ondanks duidelijke signalen?
Er is niet sprake van één toezichthouder en/of opsporingsinstantie die het integrale toezicht houdt op ondernemingen en rechtspersonen. Doordat een brievenbusfirma een verzamelterm is voor verschillende soorten entiteiten, die voor diverse doelen zijn opgezet en in verschillende bedrijfstakken worden gebruikt, is er veelal sprake van controle en toezicht door verschillende toezichthouders en inspecties en op verschillende momenten.7 De vorm en primaire activiteiten van de rechtsvorm zijn bepalend voor het soort toezicht.
Er kunnen legitieme redenen zijn voor meerdere bedrijfsinschrijvingen op één adres. In de beantwoording van de Kamervragen van het lid van Eijk (VVD) over het bericht «Frauderisico bij brievenbus-bv’s «In Muiden 403 bedrijven op één adres»» is de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst ingegaan op de legitieme redenen voor registratie van meerdere bedrijven op hetzelfde adres.8 Zo is het denkbaar dat eenmansbedrijven of zzp’ers, om hun privacy en veiligheid te beschermen, liever niet hun thuisadres opgeven en gebruik maken en een ander (post)adres. Daarnaast kan sprake zijn van een bedrijfsverzamelgebouw waar daadwerkelijk een groot aantal bedrijven is gevestigd, of kan het gaan om het adres van een groot concern met meerdere dochterondernemingen, gevestigd op hetzelfde bezoekadres.
De verschillende toezichthoudende instanties hebben meerdere mogelijkheden en instrumenten om misstanden te voorkomen of aan te pakken. Desondanks deel ik uw vermoeden dat instanties mogelijk effectiever kunnen optreden en wil ik achterhalen of dit soort casuïstiek typerend is voor een breder probleem. Daarom zal ik een probleemverkenning uitvoeren naar het huidige stelsel en de samenwerking van instanties die nodig is om misbruik van rechtspersonen te voorkomen en te bestrijden. In dat kader zal ik in kaart brengen welke partijen een rol hebben in de aanpak, welke interventiemogelijkheden die partijen hebben en welke knelpunten er worden gesignaleerd. Aangezien instanties zoals de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst, de toezichthouders en poortwachters hier expertise en een rol in hebben, zal ik hier nadrukkelijk het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Financiën bij betrekken. Na afronding zal ik u naar verwachting medio 2025 over de uitkomsten informeren.
Vindt u, ondanks het feit dat het onder omstandigheden wettelijk legitiem is om een groot aantal bedrijfsadressen op een adres te hebben, het ook niet logisch om dit vervolgens wel scherp in de gaten te houden en veel strikter te controleren op mogelijke fraude?
Hoewel het vestigen van heel veel bedrijven op één adres legaal is, en er legitieme redenen kunnen bestaan, kan dit wel een indicatie zijn van frauduleuze activiteiten, zoals belastingontduiking, fraude en/of witwassen.6 Uiteraard dient dit te worden voorkomen en bestreden. Het kabinet heeft daar aandacht voor en in het antwoord op vraag 15, 16 en 18 zal ik nader ingaan op specifieke maatregelen.
Waarom is het mogelijk dat zoveel bedrijven zich op een adres vestigen zonder daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten en welke legitieme redenen kunnen hiervoor zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u deze legitieme redenen zwaarder wegen dan de grote nadelen die hieraan kleven?
Het is zaak onderscheid te maken tussen legitieme verzameladressen en verzameladressen waar mogelijk frauduleuze activiteiten achter schuilgaan. Het kabinet is zich ervan bewust dat er nadelen kunnen kleven aan de mogelijkheid dat meerdere bedrijven worden ingeschreven op hetzelfde adres. Brievenbusfirma’s kunnen, zoals de Commissie Doorstroomvennootschappen9 al eerder constateerde, misbruik maken van regelgeving om bijvoorbeeld belasting te ontwijken, of kunnen worden ingezet in lange ketens van lege entiteiten om crimineel geld te verhullen en uiteindelijk wit te wassen. Ook het Openbaar Ministerie ziet vanuit de strafrechtelijke aanpak van criminaliteit, zoals criminele geldstromen en fraude, zeer regelmatig methodieken waar internationale structuren, misbruik van rechtspersonen en brievenbusfirma's een rol spelen.10
Het kabinet onderkent dat er een zekere spanning kan bestaan tussen enerzijds een goed ondernemings- en vestigingsklimaat voor bonafide ondernemers en anderzijds een effectieve criminaliteitsbestrijding, als brievenbusfirma’s worden misbruikt voor verhulling en ontduiking. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 7 zijn er veel partijen die toezicht houden en instrumenten hebben om misstanden te voorkomen. Niettemin deel ik uw vermoeden dat het mogelijk effectiever kan, wat voor mij mede aanleiding is om een probleemverkenning uit te voeren zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 7 en 9.
Klopt het dat wat betreft massa-registraties op eenzelfde adres Nederland wereldwijd negende staat en in Europa op de vierde plaats, zoals onderzocht door Moody’s?3
Het klopt dat Moody’s in het genoemde onderzoek deze conclusie trekt. Nederland scoort in het onderzoek van Moody’s Analytics hoog wanneer het enkel gaat om de indicator hoeveel bedrijven er op één adres staan ingeschreven. De relatief hoge graad van massaregistratie impliceert dat er relatief veel bedrijven in Nederland zijn die naast het hebben van een bezoekadres weinig tot geen reële economische activiteiten in Nederland verrichten. Tegelijkertijd zijn er wel degelijk ook bedrijven in Nederland die substantiële bedrijfsactiviteiten uitvoeren, maar gevestigd zijn op het bezoekadres van een trustkantoor en/of domicilieverlener. Niettemin lijken de bevindingen van Moody’s aan te sluiten bij de constatering van de Commissie Doorstroomvennootschappen dat Nederland een relatief groot aantal doorstroomvennootschappen (brievenbusfirma’s) kent.13
Brievenbusfirma’s kunnen misbruikt worden om belasting te ontwijken, of om illegale activiteiten te verbergen, zoals fraude en witwassen. De afgelopen jaren zijn belangrijke maatregelen genomen die het misbruik van brievenbusfirma’s voor belastingontwijking bestrijden. De bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende landen, die per 2021 is ingevoerd en vanaf 2024 is uitgebreid naar dividenden, is daar een belangrijk voorbeeld van. De wetgeving die partijen die trustdiensten aanbieden (trustkantoren) reguleert (de Wet toezicht trustkantoren 2018: Wtt 2018) is ook steeds strenger: zo mogen trustkantoren zelf geen doorstroomvennootschappen meer oprichten voor cliënten en mogen er geen trustdiensten meer verleend worden aan cliënten gerelateerd aan derde-hoogrisicolanden, zoals vastgesteld door de Europese Commissie of van landen die op de lijst staan van non-coöperatieve landen op belastinggebied.
Ook degene die het adres of postadres ter beschikking stelt (domicilieverlener), kan een rol spelen bij eventuele illegale activiteiten. Momenteel vallen domicilieverleners niet onder de Wet toezicht trustkantoren 2018. Pas indien een partij domicilieverlening én minimaal een andere trustdienst aanbiedt (zoals het opmaken van een jaarrekening of het leveren van een bestuurder) is de wet van toepassing. Domicilieverleners vallen wel onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) wat betekent dat een domicilieverlener cliëntenonderzoek moet doen en eventuele ongebruikelijke transacties moet melden. In het omvangrijke Europese anti-witwaspakket14 dat op 19 juni 2024 is gepubliceerd en per 17 juli 2027 van toepassing is, is een registratieplicht opgenomen voor domicilieverleners. Trustkantoren dienen onder de Wet toezicht trustkantoren 2018 een vergunning te hebben voordat zij trustdiensten mogen aanbieden. Met het anti-witwaspakket wordt domicilieverlening dichter bij die vergunde trustdienstverlening gebracht, omdat zij na inwerkingtreding hiervan geregistreerd dienen te zijn. Dit maakt toezicht op domicilieverleners efficiënter en meer doelmatig kan plaatsvinden. Nederland heeft zich hard gemaakt voor deze registratieplicht in de onderhandelingen.
Nederland krijgt internationaal erkenning voor de goede aanpak. Zo doet de Europese Commissie sinds 2022 geen landspecifieke aanbevelingen meer aan Nederland op het terrein van anti-belastingontwijking. Ook het International Monetary Fund (IMF) geeft aan dat Nederland op dat vlak goede maatregelen heeft genomen.15 Tot slot betitelt de Financial Action Task Force (FATF) de Nederlandse aanpak van witwassen als een robuust systeem en beschouwt de binnenlandse samenwerking en coördinatie op zowel beleids- als operationeel niveau als kernkwaliteiten.16
Concluderend vindt het kabinet het dan ook onnodig om te spreken van een brievenbusparadijs. De term «paradijs» suggereert dat brievenbusfirma’s hun bestaan in Nederland onbezorgd kunnen genieten. Daar is gezien de verschillende getroffen maatregelen geen sprake van.
Vindt u op basis van deze feiten dat Nederland met recht kan worden omschreven als een brievenbusparadijs?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u reflecteren op het onderzoek dat door Moody’s is gedaan waarbij de conclusie ook is dat Nederland zeer hoog scoort als het gaat om massa-registraties van bedrijfsnamen op eenzelfde adres?4
Zie antwoord vraag 11.
Bent u het met fraude-expert Cees Schaap eens dat er een onderzoek moet komen op basis van de Wet toezicht trustkantoren omdat het hier niet alleen gaat om domicilieverlening, maar ook om secretariële dienstverlening?5
Het Ministerie van Financiën zal in 2026 de Wet toezicht trustkantoren 2018 evalueren en zal daarbij aandacht geven aan de reikwijdte van de wet.
Bent u het eens met de stelling dat het bijzonder is dat er geen alarmbellen gaan rinkelen om strikt te controleren bij praktijkvoorbeelden zoals dat er binnen negen dagen 403 bedrijven zijn geregistreerd, dat op één adres 4150 bedrijven ingeschreven staan, dat een bestuurder vijf jaar oud is, dat een bestuurder 108 jaar oud is en iemand 193 actieve bestuursfuncties heeft? 4)
De geschetste praktijkvoorbeelden zijn wettelijk niet verboden, maar kunnen wel worden gezien als een indicatie voor eventuele fraude en worden meegenomen in de controle, het toezicht, of de opsporing.
Zo kan Justis bovengenoemde factoren in het kader van de Wet controle op rechtspersonen betrekken bij het bepalen van een verhoogd risico op misbruik van de rechtspersoon. Bij belangrijke veranderingen binnen een rechtspersoon, bijvoorbeeld een oprichting of bestuurswisseling, screent Justis de rechtspersoon en het netwerk van ondernemingen en functionarissen rondom de rechtspersoon. Dit doorlopende toezicht gebeurt automatisch met risicoprofielen, gevolgd door nader onderzoek door een analist. Justis analyseert gegevens uit verschillende bronnen.19 Op basis van de gegevens uit deze bronnen beoordeelt Justis of er risico bestaat op misbruik van de rechtspersoon. Dat kan bijvoorbeeld witwassen, mensenhandel of faillissementsfraude zijn. Ook factoren zoals «vele bedrijven op één adres», «ongebruikelijke leeftijd om een eigen onderneming te starten» en «afwijken van de functie van het vestigingsadres van de handelsactiviteiten» kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van dit risico. Justis stelt een risicomelding op en stuurt deze vervolgens naar een toezichthoudende, handhavende en/of opsporingsinstantie die verantwoordelijk is voor het aanpakken van dit risico, bijvoorbeeld de Belastingdienst, FIOD, Politie of DNB. De ontvanger kan bepalen of nader onderzoek of verscherpt toezicht nodig is of bepaalt welke interventie passend is.
Tevens weegt Bureau Toezicht Wwft van de Belastingdienst het aantal inschrijvingen van bedrijven op één adres mee in de beoordeling of een eventuele interventie noodzakelijk is. Bureau Toezicht Wwft van de Belastingdienst houdt toezicht op de naleving van de Wwft voor domicilieverleners en maakt daarbij gebruik van diverse bronnen (waaronder het Handelsregister en de Basisregistratie adressen en gebouwen) om te beoordelen of mogelijk sprake is van domicilieverlening en welke partij deze diensten verleent. Wanneer op één adres een groot aantal bedrijfsadressen staan geregistreerd, kan dit voor Bureau Toezicht Wwft van de Belastingdienst meewegen in de beslissing om een toezichtonderzoek in te stellen.
Het is van belang dat toezichthouders en opsporingsdiensten, zich bewust zijn dat signalen, zoals massaregistratie, eventueel kunnen duiden op fraude, en dat er vervolgens op dit soort signalen wordt geacteerd. Bij deze opsporingsinstanties en toezichthouders dringt het kabinet erop aan om dergelijke signalen mee te nemen in het toezicht en de opsporing. Een en ander is hier al voor in gang gezet en ik zal een aantal voorbeelden hieronder opsommen.
In het antwoord op vraag 11, 12 en 13 heb ik al aangegeven dat in het Europese anti-witwaspakket een registratieplicht van domicilieverleners is opgenomen, waardoor het toezicht op deze partijen wordt verbeterd.
Ook is de Belastingdienst zich aan het oriënteren of het mogelijk is om risicovolle adressen, waar veel ondernemingen ingeschreven staan, in beeld te brengen. Momenteel worden indicatoren ontwikkeld om zicht te kunnen krijgen op dit soort adressen. Het ontwikkelen van risico-indicatoren, waarbij alle AVG-waarborgen in acht worden genomen, is een zorgvuldig en langdurig proces.
Verder is door publieke partners in het Financieel Expertise centrum (FEC) in april 2024 een project Misbruik rechtspersonen gestart.20 Hierin worden de kernmerken van het misbruik in kaart gebracht en wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden om het probleem samen effectief aan te pakken. Met dit project wil het FEC in beeld brengen hoe we als overheid misbruik van rechtspersonen effectiever kunnen signaleren en aanpakken. De uitkomsten van dit traject zullen ook worden betrokken bij de probleemverkenning die in het antwoord op vraag 7 en 9 is aangekondigd.
Daarnaast zie ik een belangrijke rol weggelegd voor de Kamer van Koophandel. Deze is belast met inschrijving en mutatie van gegevens over ondernemingen en rechtspersonen in het Handelsregister. De Minister van Economische Zaken heeft uw Kamer in de Kamerbrief van 8 mei jl. geïnformeerd over de voornemens om de controlerende en poortwachtersrol van de Kamer van Koophandel te versterken.21 De versterking van de poortwachtersrol van de Kamer van Koophandel bestaat uit een reeks van maatregelen die gezamenlijk bijdragen aan rechtszekerheid, fraudeweerbaarheid en criminaliteitsbestrijding. In dit kader verkent de Minister het versterken van de controlerende rol bij het inschrijven van een nieuwe onderneming of bij het wijzigen van gegevens van een bestaande onderneming in het Handelsregister. Daarnaast verkent de Minister de mogelijkheid om de Kamer van Koophandel meer ruimte te geven om bij twijfel een inschrijving of mutatie in het Handelsregister voor nader onderzoek tijdelijk aan te houden en zo nodig te weigeren. Binnen de kabinetsbrede aanpak van ondermijnende criminaliteit is er veel aandacht voor het opwerpen van barrières om zo minder gelegenheid te geven voor georganiseerde criminaliteit. De poortwachtersrol van de Kamer van Koophandel is ook voor deze aanpak een aandachtspunt en wordt verder betrokken in het Actieprogramma Veilig Ondernemen. Ook worden alle bestuursorganen de komende jaren verplicht om mogelijk onjuiste gegevens in het Handelsregister terug te melden aan de Kamer van Koophandel. De terugmelding houdt in dat overheidsorganen die verplicht gebruik maken van het Handelsregister, ook verplicht worden om een melding te doen wanneer zij bij een authentiek gegeven in het Handelregister iets aantreffen dat niet in overeenstemming is met hun eigen informatie. Dat een gegeven «in onderzoek» is, wordt zichtbaar vermeld in het Handelsregister, zodat ook andere afnemers kunnen zien dat er twijfel is over de juistheid van een gegeven. Gegevens kunnen na een terugmelding op basis van onderzoek door de Kamer van Koophandel worden gecorrigeerd en bedrijven waarmee geen contact kan worden gemaakt, kunnen ambtshalve worden uitgeschreven. Over de uitkomsten van dit en andere onderzoeken informeert de Minister van Economische Zaken u in de volgende voortgangsbrief over de Datavisie Handelsregister.
Bent u het met ons eens dat er strenger moet worden gecontroleerd op duidelijke «red flags» zoals de hierboven genoemde voorbeelden en welke mogelijkheden ziet u om die controle en toezicht mogelijkheden uit te breiden?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bereid te onderzoeken hoeveel vaker dit soort excessieve gevallen in Nederland voorkomen waarbij zoveel bedrijven op één adres zijn gevestigd?
Dat onderzoek is verricht. Zo heeft de «Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit» (NSOC) een data-analyse uitgevoerd naar ondernemingen ingeschreven op risicovolle adressen zoals flexkantoren en virtuele kantoren die voor allerlei soorten criminaliteit worden gebruikt.22 Ook heb ik bij vraag 16 geantwoord dat de Belastingdienst beziet of het mogelijk is beter zicht te krijgen op risicovolle adressen. Verder zal in 2024 het verdiepend onderzoek naar verbetermaatregelen inzake de registratie van bezoek- en postadressen worden afgerond. Hierbij gaat het onder andere om de uitkomsten van een fieldlab van het Openbaar Ministerie (arrondissementsparketen Amsterdam en Zeeland-West-Brabant), Politie Amsterdam, Belastingdienst, Kamer van Koophandel, RIEC Amsterdam-Amstelland en Rabobank naar malafide praktijen rondom bedrijfsverzamelgebouwen en commerciële domicilieverleners. Over de uitkomsten informeert de Minister van Economische Zaken u in de volgende voortgangsbrief over de Datavisie Handelsregister.
Wat gaat u eraan doen om deze vormen van brievenbusfraude te bestrijden zodat dit in de toekomst niet meer zal voorkomen?
Brievenbusfraude is geen juridische term en is ook niet strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Ik ga ervanuit dat het lid van Nispen met «deze vormen van brievenbusfraude» bedoelt dat massaregistratie in Nederland gebruikt wordt als manier om bijvoorbeeld illegale activiteiten te verbergen en/of belasting te ontwijken. In bovenstaande antwoorden en in de eerdere beantwoording van 20 maart 2024 op de vragen van het Lid Van Eijk (VVD) is toegelicht dat massaregistratie daarvoor inderdaad kan worden gebruikt en welke stappen er concreet worden gezet om beter zicht te krijgen op deze bedrijven en de reden achter massaregistraties (vraag 4).
In de beantwoording van deze vragen heb ik meerdere maatregelen genoemd die zullen bijdragen aan het voorkomen van fraude en witwassen, zoals een mogelijke registratieplicht voor domicilieverleners, de verkenning van de versterking van de rol van de Kamer van Koophandel, de probleemverkenning naar het huidige stelsel, en het project Misbruik rechtspersonen van het FEC. Verder kan de rechter, op grond van artikel 106a Faillissementswet, op vordering van de curator of op verzoek van het Openbaar Ministerie, een (gewezen) bestuurder van een (failliete) rechtspersonen verbieden om voor de periode van maximaal vijf jaar bestuurder of commissaris van een rechtspersoon te zijn. Er moet sprake zijn van een faillissement en één van de vijf specifieke gronden voor een verbod, bijvoorbeeld vanwege doelbewuste benadeling van schuldeisers, de bestuurder of als een bestuurder geen informatie of medewerking verleent aan de curator. Het bestuursverbod beoogt (toekomstige) schade te voorkomen, doordat een frauderende of malafide handelende bestuurder niet opnieuw aan de slag kan gaan als bestuurder van een rechtspersoon om zijn activiteiten daarmee voort te zetten. Het Handelsregisterbesluit zal op korte termijn worden gewijzigd en zal naar verwachting per 1 oktober van kracht zijn, waardoor de bestuursverboden ook worden geregistreerd en gepubliceerd door de Kamer van Koophandel. Door de openbare registratie kunnen deze bestuurders zich niet meer onopgemerkt mengen in het handelsverkeer als feitelijk bestuurder.
Gewelddadigheden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. |
|
Isa Kahraman (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zeker vier agenten gewond bij rellen rond bijeenkomst Eritreeërs in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het gaat om zeer ernstige geweldplegingen, temeer daar politie en hulpdiensten zijn belaagd?
Ja. Wij verdelen iedere vorm van geweld, in het bijzonder wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Kunt u aangeven of de betrokken organisaties bij de geweldplegingen van zondag 18 februari jl. in beeld zijn bij de overheid? Zo ja, welke? Zo nee, wat gaat u op korte termijn doen om deze informatie te bemachtigen?
Als Minister doe ik geen uitspraak over welke groepen wél en welke groepen níet in beeld zijn bij de overheid. Het handhaven van de openbare orde is een taak van de politie, en wordt uitgevoerd onder gezag van de burgemeester. De politie en andere (landelijke) diensten hebben verschillende manieren om informatie te vergaren en hier een zo compleet mogelijk beeld op te baseren. De politie adviseert de driehoek op basis van het informatiebeeld.
In hoeverre is er bij het georganiseerde evenement sprake van een lange arm van (ongewenste beïnvloeding door) het Eritrese regime dat middels afpersing en bedreiging een rol speelt binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Vooralsnog hebben ons geen signalen bereikt dat er sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime.
Is er bij de gewelddadigheden sprake geweest van betrokkenheid van (leden van de) zogeheten Brigade Nhamedu, zoals aangegeven in een verklaring van de burgemeester van Den Haag?
Ik kan geen inhoudelijke mededelingen doen over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Bovendien wordt over de identiteit van verdachten – waaronder een eventueel lidmaatschap – geen uitspraken gedaan.
Wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om gewelddadige organisaties, zoals de Brigade Nhamedu, te verbieden? Zo nee, welke acties kunt u ondernemen om de betrokken organisaties alsnog te verbieden?
Er kunnen geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Daarnaast is het niet aan ons om deze afweging te maken. Artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Heeft de overheid in beeld hoeveel en welke personen lid zijn van de bij de gewelddadigheden betrokken organisaties?
Er wordt door politie altijd per casus gekeken naar beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven wat de verblijfsstatus is van de tot nu toe aangehouden mannen tussen de 19 en 36 jaar?
Over de identiteit van verdachten kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid bij ernstige gewelddadigheden zoals nu in Den Haag hebben plaatsgevonden gevolgen moet hebben voor het verkrijgen van een permanente verblijfstitel of de Nederlandse nationaliteit?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels die ik in het antwoord op vraag 10 nader toelicht. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Is betrokkenheid bij de gewelddadigheden en/of lidmaatschap van bij het geweld betrokken organisaties volgens u voldoende om een verblijfstitel in te trekken en een betreffend persoon terug te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Hoeveel asielprocedures van mensen uit Eritrea zijn er de afgelopen vijf jaar behandeld, zowel de nog lopende als de reeds afgehandelde procedures? Hoeveel asielaanvragen zijn toegekend en hoeveel zijn afgewezen in de afgelopen vijf jaar? Is hierbij een differentiatie te maken tussen aanhangers en tegenstanders van het huidige regime?
Tussen 2019 en 2023 zijn er in totaal ca. 3.480 eerste asielaanvragen behandeld, waarvan (afgerond) 36% is afgewezen, 62% is ingewilligd en 1% overig is afgedaan. Per december 2023 zaten er ca. 2.600 eerste asielaanvragen in de werkvoorraad van de IND.
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime.
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Deelt u de mening dat het vreemd is als aanhangers van het Eritrese regime een vluchtelingenstatus zouden krijgen, omdat juist zij geen vervolging in hun land zouden hoeven vrezen?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er signalen dat geweldplegingen binnen Eritrese groepen ook plaatsvinden in andere landen met substantiële Eritrese bevolkingsgroepen, zoals Duitsland en Zweden? Zijn er signalen dat bij dergelijke groepen over de landsgrenzen heen contacten bestaan? Zo ja, bent u bereid om deze problematiek op te brengen in een komende JBZ-Raad van EU-Ministers of deze problematiek anderszins te bespreken met uw EU-collega’s?
Ook in andere landen is geweld gebruikt rondom evenementen van de Eritrese diaspora, waaronder in Zweden, Duitsland, de Verenigde Staten en Israël. In het algemeen kan worden aangenomen dat onder Eritrese diasporagroeperingen onderling contact bestaat. Het kabinet beziet de komende periode met de genoemde lidstaten of agenderen in Europees verband opportuun is.
De rellen in Den Haag tussen groepen Eritreers |
|
Bente Becker (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «waarom voor- en tegenstanders van het Eritrese regime met elkaar botsen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat groepen Eritreeërs in Den Haag zoveel geweld hebben gebruikt dat vier agenten gewond raakten, meerdere auto's in brand gestoken werden en een zalencentrum beschadigd raakte?
Wij veroordelen elke vorm van geweld, temeer wanneer dit zich richt tegen onze hulpverleners. Politie en andere hulpverleners staan voor onze veiligheid. Zij moeten te allen tijde hun werk veilig kunnen doen. Tijdens de rellen in Den Haag was er sprake van excessief geweld. De feiten worden momenteel onderzocht door het Openbaar Ministerie. Voor snelle en strenge opsporing en vervolging na geweld tegen werknemers met een publieke taak bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken. Gezien de ernst van deze delicten is bij geweldplegers tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder hulpdiensten, bijvoorbeeld een strafeis van +200 procent van toepassing.
Welke actie is door de driehoek ondernomen om het geweld in Den Haag te stoppen, en welke stappen zet Justitie om de daders op te sporen en te bestraffen?
Er wordt een risico-inschatting gemaakt op basis van beschikbare informatie. Al eerder werden Eritrese bijeenkomsten in Nederland verstoord, ook hier gingen online oproepen aan vooraf. In de voorbereiding naar de bijeenkomst in Den Haag zijn de nodige maatregelen genomen. Er is extra politie, waaronder de Mobiele Eenheid (ME), ingezet gekomen om te voorkomen dat de veiligheid van personen in gevaar zou komen. Daarnaast was al een verdachte aangehouden wegens de verdenking van opruiing tot openlijke geweldpleging. Meer aanhoudingen werden op dat moment ook niet uitgesloten. Op basis van de aanwezige informatie en het verloop van eerdere bijeenkomsten van deze groep, werd rekening gehouden met een aanloop van enkele tientallen «tegenstanders» die een ongehinderd verloop van de bijeenkomst zouden proberen te voorkomen. Niemand had echter voorzien dat er dit keer zoveel relschoppers zouden opdagen en dat het geweld in zoveel hevigheid zou losbarsten.
Kort na de eerste ongeregeldheden is besloten tot de instelling van een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden, een bevelstructuur speciaal voor een (terroristische) crisis, (dreigende) rampen en calamiteiten. Vervolgens is de driehoek steeds geïnformeerd over de ontwikkelingen in het situationele beeld. Op basis van dat beeld heeft de driehoek overleg gevoerd. De burgemeester heeft op advies toestemming gegeven tot de inzet van traangas om de relschoppers uiteen te drijven, alsmede om bijstand van de ME uit andere eenheden. Ook heeft de burgemeester een noodbevel afgegeven voor de directe omgeving van het zalencentrum. Tot slot heeft de burgemeester met het oog op de veiligheid van de aanwezigen besloten het zalencentrum te ontruimen en de aanwezigen van de Eritrese bijeenkomst over te brengen naar een opvanglocatie. Het optreden van de politie is in de eerste plaats gericht geweest op het beëindigen van het geweld en het beschermen van de aanwezigen in het zalencentrum. De hoofdofficier van justitie heeft in de driehoek het belang benadrukt van het aanhouden van geweldplegers.
Het onderzoek naar de rellen is nog in volle gang. Inmiddels zijn in totaal 16 verdachten aangehouden wegens opruiing tot openlijke geweldpleging dan wel het plegen van openlijke geweldpleging. Meer aanhoudingen worden nog altijd niet uitgesloten. OM en politie hebben getuigen opgeroepen om beelden van de betreffende avond te delen met de politie om zo tot identificatie van andere verdachten te komen. Nu het nog een lopend onderzoek betreft kunnen geen nadere inhoudelijke mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat dit geweld stevig bestraft moet worden en niet slechts met een taakstraf? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het gevraagde taakstrafverbod voor personen die hulpverleners belagen?
Over de beoordeling van de zaken kunnen geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan, nu het onderzoek nog loopt. Op dit moment wordt het wetsvoorstel voor het taakstrafverbod ambtelijk voorbereid, waarbij ook wordt gekeken naar de precieze afbakening van het wetsvoorstel.
Welke gevolgen hebben dergelijke daden in algemene zin in het geval van een asielverzoek, een tijdelijke verblijfsvergunning, in het geval van een permanente verblijfsvergunning en in het geval van het nog niet in bezit zijn van het Nederlanderschap?
Overlastgevend en crimineel gedrag is absoluut onaanvaardbaar. Met landelijke en lokale maatregelen bundelen het Rijk en gemeenten hun krachten om overlast en criminaliteit effectief aan te pakken. Als er sprake is van een veroordeling wegens strafbare feiten kan een verblijfsvergunning worden geweigerd of ingetrokken. In het geval van intrekking van een verblijfsvergunning regulier is de glijdende schaal van toepassing (des te langer het verblijf, des te hoger de opgelegde straf moet zijn om verblijf te kunnen intrekken). Als het gaat om mensen die asielrechtelijke bescherming nodig hebben, gelden bovendien de normen die zijn neergelegd in Europese Kwalificatierichtlijn, die weer een uitwerking zijn van internationale verdragen en jurisprudentie. Ten aanzien van deze personen geldt immers, dat is vastgesteld dat zij bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Bij terugkeer naar het eigen land zouden zij ernstige problemen kunnen ondervinden. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken.
Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning alleen worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder ernstig misdrijf». Hiervan is in beginsel sprake als de rechter een onherroepelijke gevangenisstraf van ten minste 10 maanden heeft opgelegd. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als de vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van tenminste zes maanden gevangenisstraf. Een van de veroordelingen moet daarnaast betrekking hebben op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook is de aard van de misdrijven/gepleegde strafbare feiten van belang. In beide gevallen moet ook het Unierechtelijk openbare- orde criterium worden getoetst. Daarnaast moeten beide gevallen evenredig zijn aan de bedreiging die de betrokken derdelander vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
Deelt u de mening dat dit soort ernstige geweldplegingen gevolgen moeten hebben voor het kunnen krijgen van een permanente verblijfsvergunning dan wel het Nederlanderschap, en welke mogelijkheden heeft u om de glijdende schaal die hier op van toepassing is verder aan te scherpen?
Uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die (ernstige) misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Tegelijkertijd zijn de weigering en de intrekking van de verblijfsvergunning gebonden aan de regels waaraan in het antwoord op vraag 5 wordt gerefereerd. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt naar voren dat het Nederlandse beleid reeds scherp gesteld is.
Wat is uw beeld van de mate van ongewenste beïnvloeding vanuit het Eritrese regime, een van de meest onvrije in de wereld, in Nederland? Hoe houdt u hier momenteel toezicht op?
Zoals ook aangegeven in een brief aan uw Kamer in 2016 is het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig. Mogelijk vindt dit wisselende beeld zijn oorsprong voor een deel in een generatieverschil tussen personen die voor, dan wel na de onafhankelijkheid het land hebben verlaten. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van Eritrese afkomst. Ook de heffing van de 2% diasporabelasting door de Eritrese ambassade is een voorbeeld van het uitoefenen van invloed.
Sinds 2018 hanteert het kabinet een nationale aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging (OBI), waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd. Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal overleg waarbij de Ministeries van BZ, BZK, Defensie, JenV en SZW zijn aangesloten, alsmede de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien er signalen zijn die aanleiding geven tot het bespreken van ongewenste beïnvloeding vanuit de Eritrese overheid, kan dat in dit verband worden gedaan.
Kunt u een inschatting geven van het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime? Hoe houdt u toezicht op beïnvloeding en bedreiging van inwoners in Nederland via deze personen door het Eritrese regime?
In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime. In de praktijk zijn er echter geen recente gevallen bekend waarin Eritrese asielzoekers zich kenbaar maken als regeringsgezind of waarbij de IND aanwijzingen heeft dat zij regeringsgezind zouden zijn. Mede hierdoor kan de IND geen inschatting geven over het aantal Eritreeërs met een verblijfsvergunning dat aanhanger is van het Eritrese regime. Het is bovendien waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs niet afkomstig zijn uit de huidige asielinstroom, zoals ik in antwoord op vraag 9 nader toelicht.
Zoals in het antwoord op vraag 7 is gemeld kunnen dergelijke signalen in OBI-verband worden besproken en, indien nodig, van een passende respons worden voorzien. Indien sprake is van bedreiging kan te allen tijde aangifte worden gedaan bij de politie.
Hoe is het mogelijk dat iemand die aanhanger is van het Eritrese regime in Nederland een vluchtelingenstatus krijgt? Is de veronderstelling juist dat aanhangers van het regime aldaar ter plekke geen vervolging hoeven te vrezen en om ongegronde redenen hier asiel kunnen hebben aangevraagd?
Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een loyale aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Dit kan betekenen dat de aanvraag wordt afgewezen. Uit de meest recente ambtsberichten van de afgelopen jaren aangaande Eritrea blijkt immers, dat voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s gelden als voor andere Eritreeërs. Vrijwel alle Eritreeërs die recent gevlucht zijn uit het land, voeren echter aan dat zij vluchtten vanwege het zeer repressieve regime en de onbeperkte duur van de dienstplicht. Deze personen zijn vrijwel allemaal op illegale wijze vertrokken en lopen een reëel risico om bij terugkeer aan marteling te worden onderworpen.
Het is waarschijnlijker dat regeringsgezinde Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente en huidige asielinstroom. Een eerste golf Eritreeërs ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid van Eritrea en lid van de partij die evolueerde tot de huidige regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels de Nederlandse nationaliteit bezitten. Daarnaast zullen niet alle Eritreeërs in eerste instantie verblijfsrecht in Nederland hebben gekregen op basis van asiel, maar kunnen zij dit ook op reguliere gronden hebben verkregen.
Van de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt door personen op de vlucht voor het huidige regime.
Hoe houdt u toezicht op dit soort signalen die een contra-indicatie zijn voor het recht op verblijf om vervolgens een verblijfsvergunning in te trekken? Dus als blijkt dat een Eritreeër ongegrond asiel heeft gekregen. Hoe vaak is dat afgelopen vijf jaar gebeurd?
De IND is tijdens de hele asielprocedure alert op signalen die aan verlening van de asielvergunning in de weg staan. Iedere asielaanvraag wordt nauwkeurig en zorgvuldig beoordeeld op individuele gronden. Wanneer er na verlening van de verblijfsvergunning signalen binnenkomen waaruit blijkt dat iemand niet langer de bescherming van Nederland nodig heeft tegen de situatie of individuele omstandigheden in het land van herkomst, kan de IND, afhankelijk van de individuele omstandigheden, toetsen of de vreemdeling in het bezit kan blijven van een verblijfsvergunning asiel dan wel of de verblijfsvergunning asiel ingetrokken moet worden. Voor wat betreft strafrechtelijke veroordelingen in Nederland, ontvangt de IND de vonnissen van vreemdelingen met een verblijfsvergunning, zodat beoordeeld kan worden of op grond van openbare orde het verblijfsrecht moet worden ingetrokken.
In 2019 werden circa 30 asielvergunningen van personen met de Eritrese nationaliteit ingetrokken. In 2020 waren er circa 20 intrekkingen, circa 20 in 2021, circa 30 in 2022 en circa 10 intrekkingen in 2023.
Kan Eritreeërs die jarenlang in Ethiopië, Soedan of een ander land in de regio hebben verbleven vaker een veilig alternatief worden tegengeworpen en op welke wijze?
Ingevolge artikel 38 van de EU-Procedurerichtlijn is voor de toepassing van het begrip «veilig derde land» vereist dat de bevoegde asielautoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een persoon die in Nederland om internationale bescherming verzoekt in het betrokken derde land overeenkomstig een aantal in het eerste lid opgesomde beginselen zal worden behandeld. In dit kader is allereerst van belang dat men in het derde land niet wordt geconfronteerd met vervolging of ernstige schade, dat het derde land het beginsel van non-refoulement naleeft en dat voor de vreemdeling de mogelijkheid bestaat om in het derde land om verlening van de vluchtelingenstatus te verzoeken en, als tot erkenning als vluchteling wordt overgegaan, om bescherming te krijgen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. Soedan en Ethiopië worden op dit moment niet aangemerkt als veilig derde land.
Als wel kan worden vastgesteld dat het land waar lange tijd is verbleven over het algemeen als veilig aangemerkt kan worden, wordt bepaald of de band van de vreemdeling met dat land zodanig is dat het voor hem redelijk is daarnaartoe te gaan en dat het aannemelijk is dat die vreemdeling in beginsel wordt toegelaten tot dat land. Het is daarbij aan de IND, die tegenwerpt dat een vreemdeling uit een veilig derde land komt, om dat aannemelijk te maken. Indien een vreemdeling jarenlang in een derde land heeft verbleven kan in de regel sneller tegengeworpen worden dat dit een veilig derde land betreft. De vreemdeling heeft dan sterke banden met het land opgebouwd. Wel moet in elk individueel geval voldaan worden aan de bovenstaande voorwaarden.
Herinnert u zich nog een toezegging van het kabinet uit 2016 dat meer toezicht gehouden zou worden op Eritreeërs die op vakantie gaan in eigen land (en daar dus veilig zijn), om vervolgens de verblijfsvergunning in te kunnen trekken? Hoe is gevolg gegeven aan deze toezegging en hoe vaak is daadwerkelijk tot intrekking overgegaan?
De asielvergunning is bedoeld om mensen te beschermen tegen een reëel gevaar in dat herkomstland. De IND werkt daarom samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat personen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, wordt onderzocht of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig is. Personen die al een Nederlands paspoort hebben of een asielvergunning van onbepaalde tijd, kunnen in beginsel zonder verblijfsrechtelijke gevolgen reizen naar hun herkomstland.
In 2016 vroeg uw Kamer aandacht voor signalen van Eritreeërs die op veilige wijze tussen Eritrea en Nederland hadden gereisd. Daarop werden, aanvullend op de reguliere controles, tijdelijk extra controles uitgevoerd op vluchten waarvan het vermoeden bestond dat er Eritreeërs met een asielvergunning aan boord waren. Bij deze controles werden geen terugreizende Eritreeërs aangetroffen. Dit leidde derhalve niet tot intrekkingen.
Hoe staat het met het toezicht op de Eritrese diasporabelasting en hoe vaak is door de Nederlandse overheid ingegrepen als geconstateerd is dat deze onder dwang in Nederland is geïnd?
Indien ons signalen bereiken wordt niet geschroomd stevig in te grijpen. Zo is in 2017 de Tijdelijk Zaakgelastigde van het ambassadekantoor in Den Haag persona non grata verklaard. In 2020 is daarnaast een lokale medewerker van het ambassadekantoor weggestuurd omdat hij zich voordeed als consul en geld ophaalde. Uw Kamer is destijds over deze zaken geïnformeerd.
Hoe vaak is door Eritrese politici geprobeerd hier campagne te voeren sinds er dankzij de VVD een verbod is gekomen op campagne voeren voor verkiezingen van buiten de EU? Hoe vaak heeft u hierop gehandhaafd?
Sinds het kabinet positie heeft genomen tegen het voeren van campagne door niet-Nederlandse burgers in het kader van verkiezingen in landen buiten de EU, heeft Buitenlandse Zaken geen melding ontvangen van Eritrese politici die campagne wilden voeren in NL.
Wat doen gemeenten, zoals de gemeente Den Haag, om zicht te houden op en contact te houden met de Eritrese gemeenschap?
Ik heb geen zicht op hoe individuele gemeenten contacten onderhouden met de Eritrese gemeenschap; dat is aan de gemeenten zelf om daar vorm aan te geven. Voor een specifiek antwoord naar de contacten van gemeente Den Haag met betrekking tot de Eritrese gemeenschap, verwijs ik uw Kamer naar de beantwoording van de feitelijke vragen n.a.v. de ongeregeldheden van 17 februari jl. door de burgemeester van Den Haag.2
Kunt u met de Kamer delen wat voor informatie u heeft over de Eritrese organisatie Brigade Nhamedu die mogelijk betrokken zou zijn geweest bij de rellen gisteren in Den Haag?
Zoals eerder door het Openbaar Ministerie in persberichten kenbaar is gemaakt zijn er meerdere verdachten aangehouden naar aanleiding van betrokkenheid bij de rellen. Het onderzoek richt zich daarbij op iedereen die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de rellen in Den Haag, inclusief voor het opruien daartoe, de opdrachtgevers en de geweldplegers. Nadere inhoudelijke informatie kan in het belang van het onderzoek niet worden gedeeld.
Er wordt door de politie altijd per casus gekeken naar de beschikbare informatie om een informatiebeeld te vormen. Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie.
Herkent u de betrokkenheid van deze organisatie bij de rellen?
Het Openbaar Ministerie heeft een Team Grootschalige Opsporing ingesteld om daders van de wanordelijkheden te vervolgen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Wat is dit voor organisatie, met hoeveel leden, en welke rechtsvorm en welke financieringsstuctuur heeft zij?
Er worden gezien de vertrouwelijkheid geen uitspraken gedaan over informatiebeelden van de politie en het actuele kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Is er contact vanuit de overheid met deze organisatie en zo ja, op welke wijze?
Voor zover bekend is er vanuit de Rijksoverheid geen contact deze organisatie.
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de activiteiten van deze organisatie en hoe deze zich verhouden tot artikel 22 van het Burgerlijk Wetboek?
Het lopende strafrechtelijke onderzoek richt zich op iedereen die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de rellen in Den Haag, inclusief voor het opruien daartoe, de opdrachtgevers en de geweldplegers. Nadere inhoudelijke informatie kan in het belang van het onderzoek niet worden gedeeld. Ervan uitgaande dat artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt bedoeld, kan ik slechts zeggen dat dit artikel voorschrijft dat het Openbaar Ministerie de rechtbank kan verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren of te ontbinden indien de werkzaamheid van deze rechtspersoon in strijd is met de openbare orde.
Bent u bereid de Eritrese ambassadeur aan te spreken op de rellen in Den Haag en op de rol van Eritrea in ongewenste buitenlandse beïnvloeding hier?
Het is tot op heden niet aangetoond dat er bij de rellen sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime. Op 22 februari jl vond op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een gesprek plaats met de Eritrese Ambassadeur. Daarbij is de Ambassadeur in heldere taal verzocht om de gewelddadigheden af te keuren en zich persoonlijk in te zetten voor de-escalatie van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. De Ambassadeur werd er in het gesprek ook op gewezen dat de Nederlandse overheid is gekant tegen ongewenste buitenlandse inmenging en daar – ook in diplomatiek verband – tegen op zal treden.
Hoe staat het met het meldpunt waar de VVD fractie om heeft gevraagd, waar leden van een diaspora die zich geïntimideerd en bedreigd voelen kunnen melden?
Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Becker die oproept tot het inrichten van een meldpunt voor slachtoffers van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. U wordt later dit jaar geïnformeerd over de voortgang van de geïntensiveerde aanpak van OBI, daar zal deze motie onderdeel van uitmaken.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden ruim voor het commissiedebat Inburgering en integratie?
De antwoorden zijn zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.
Het bericht 'Geweld tegen NS-medewerkers weer toegenomen, 'schokkend en onacceptabel'' |
|
Olger van Dijk (NSC), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Geweld tegen NS-medewerkers weer toegenomen, «schokkend en onacceptabel»»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Heeft u een verklaring waarom het aantal geweldsdelicten tegen NS-medewerkers is toegenomen?
Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op de veiligheid in de trein en op het station. Het is daarom van belang om de ontwikkelingen in de trein en op het station niet los te zien van deze bredere ontwikkelingen, zoals verharding in de samenleving. NS meldt dat zij daarnaast een toename ziet van het aantal dak- en thuislozen, verwarde personen en drank- en drugsgebruikers in de treinen en op de stations. Deze veroorzaken overlast en agressie en dragen bij aan de stijging van de cijfers.
In treinen ziet NS dat vooral de agressie tegen haar personeel is toegenomen, meestal naar aanleiding van de vervoersbewijscontrole.2 Ik keur dat ten zeerste af. Geweld en agressie tegen mensen die in het openbaar vervoer werken is verwerpelijk. Het openbaar vervoer moet veilig zijn. Zowel voor personeel als reizigers. Ik heb veel respect voor de mensen die ons openbaar vervoer draaiende houden en baal ervan dat zij te maken krijgen met meer geweldsincidenten.
Deelt u het gevoel van de leden dat het «Aanvalsplan veilig met de trein' hard nodig is, mede gelet op deze schrikbarende cijfers?
In de loop van 2022 kwamen de eerste signalen dat de eerdere positieve trend van een dalend aantal incidenten en een toenemend veiligheidsgevoel in het OV sinds de coronapandemie was omgeslagen. In reactie op deze signalen en onder andere de negatieve trend die de personeelsmonitor 2022 liet zien, heb ik samen met de vervoerders, decentrale overheden, ProRail, vakbonden, politie en het Ministerie van JenV een actieprogramma gestart onder leiding van een onafhankelijk voorzitter van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.3 Ik heb uw Kamer hier op 26 juli 2023 over geïnformeerd4. Ik onderschrijf daarbij uw gevoel dat vanuit de betrokken partijen extra inzet nodig is om de ontwikkelingen een halt toe te roepen. Het actieprogramma geeft daarbij invulling aan de wens voor een bijbehorend plan en hierin samen te werken met het Ministerie van JenV, zoals ik u in de verzamelbrief OV en Taxi op 8 maart jl. heb geïnformeerd.5
Hoe gaan andere landen om met geweld tegen treinmedewerkers en zijn er lessen die we hieruit kunnen trekken?
Nederlandse OV-bedrijven hebben met regelmaat contact met buitenlandse OV-bedrijven om uit te wisselen over de veiligheidssituatie in het OV en de maatregelen die ieder neemt. NS geeft aan dat ook enkele buitenlandse OV-bedrijven de laatste jaren een stijging ziet van geweld tegenover personeel. Dit betreft in sommige gevallen specifieke lijnen waar gericht wordt opgetreden op hotspots en hottimes. Deze informatie gestuurde aanpak past NS ook toe.
In sommige gevallen kunnen Nederlandse OV-bedrijven lessen trekken uit buitenlandse initiatieven. Dat wordt dan uiteraard ook gedaan; denk bijvoorbeeld aan het gebruik van bodycams die ook in verschillende andere landen gebruikt worden in het OV. In andere gevallen is het niet mogelijk om maatregelen over te nemen vanwege verschillen in het juridische landschap of een andere vorm van samenwerking met toezicht en handhaving in het OV. In Nederland zijn OV-boa’s (die werkzaam zijn bij OV-bedrijven) bijvoorbeeld het eerste aanspreekpunt bij overlast. Indien nodig kunnen zij de politie oproepen. In verschillende andere landen zijn er geen OV-boa’s, maar is er wel specifieke spoorweg- of transportpolitie met andere bevoegdheden en instrumenten.
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van de motie «Aanvalsplan veilig met de trein» en binnen welke termijn kan deze uitvoering worden verwacht?2
In 2023 zijn vervoerders, decentrale overheden, ProRail, vakbonden, politie en de ministeries van JenV en IenW voortvarend gestart met maatregelen om het OV veilig te maken voor reizigers en personeel, zoals ik ook bij het antwoord op vraag 3 heb toegelicht. De maatregelen in dit actieprogramma en de bijhorende samenwerking met de genoemde partijen zie ik als een invulling van de wens van uw Kamer om met een plan te komen en hierin samen op te trekken met het Ministerie van JenV. De uitvoering van deze motie loopt en voor een stand van zaken op de inhoudelijke acties verwijs ik naar de verzamelbrief OV en Taxi die uw Kamer heeft ontvangen op 8 maart. Verder blijf ik natuurlijk met alle betrokken partijen in gesprek om het actieprogramma verdere invulling te geven en te bepalen welke aanvullende afspraken nodig zijn. Tevens blijf ik uw Kamer periodiek informeren over de ontwikkelingen op het gebied van sociale veiligheid in het OV.
Hoe vorderen de gesprekken tussen uw ministerie, J&V en de vervoerders wat betreft de veiligheid?
Ik heb regelmatig bestuurlijke gesprekken met alle betrokken partijen, waaronder met JenV en de vervoerders. Deze waardevolle samenwerking is in 2020 ook vastgelegd met het Convenant Sociale Veiligheid in het OV 2020–20257. De samenwerking en de gesprekken zijn voor mij belangrijk zodat ik direct van de partners hoor welke maatregelen worden genomen en waar verbeteringen te behalen zijn. Zo is er in de bestuurlijke setting ook meermaals gesproken over het hierboven genoemde actieprogramma. Binnen die samenwerking zetten we goede stappen, zoals ik uw Kamer op 8 maart heb geïnformeerd.
Zijn de maatregelen die de NS extra neemt bij u bekend en hoe helpt u de NS bij het nemen van deze maatregelen?
De NS neemt enkele structurele maatregelen zoals (permanente) ingangscontroles, gericht cameratoezicht en de informatie-gestuurde inzet van veiligheidspersoneel. Ten eerste verhoogt NS tijdelijk de instroom van het aantal Veiligheid en Service-medewerkers met 8,8% om de toegenomen uitval als gevolg van de situatie op de arbeidsmarkt op te kunnen vangen. Daarnaast is NS in januari 2024 van start gegaan met een pilot met bodycams voor NS-hoofdconducteurs en servicemedewerkers. Hierbij meldt NS dat 120 NS-medewerkers vrijwillig aan deze proef meedoen, waarmee de NS het gebruik van de bodycam uitbreidt ten opzichte van de ruim 700 Veiligheid en Service-medewerkers die de bodycam reeds dragen. Nieuw treinmaterieel wordt door NS tevens standaard voorzien van cameratoezicht. NS werkt ten slotte aan het eerder en sneller uitreiken van reis- en stationsverboden. Deze verboden kunnen worden opgelegd aan (notoire) overtreders en worden door het OM strafrechtelijk gehandhaafd.
OV-bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor de sociale veiligheid in het OV en zijn vaak het beste in staat om de risico’s in te schatten binnen het gehele OV-netwerk. In een aantal gevallen hebben OV-bedrijven zoals de NS hulp nodig van de overheid, bijvoorbeeld om regelgeving aan te passen ter vergroting van het veiligheidsinstrumentarium van vervoerders. Waar mogelijk ondersteun ik de NS dan ook.
Verder heb ik in 2024, net als in voorgaande jaren, een subsidie van € 2 mln. verleend voor extra capaciteit van NS veiligheid- en servicemedewerkers. Deze capaciteit kan vervolgens worden ingezet op plekken met een verhoogd risico op onveiligheid op bepaalde tijdstippen. Daarnaast compenseer ik samen met het Ministerie van JenV eenmalig voor de fysieke- en beveiligingsmaatregelen die NS in 2023 heeft genomen om de veiligheid rondom station Maarheeze te waarborgen. NS wordt voor in totaal 2,3 miljoen euro gecompenseerd. Ik heb uw Kamer daarover op 8 maart geïnformeerd.
De NS heeft aangegeven graag bodycams in te willen zetten ter vergroting van de veiligheid; bent u het eens met de stelling dat deze bodycams een goede aanvulling zou zijn ter vergroting van de veiligheid van controleurs?
De ervaringen met bodycams in andere landen en bij de Nationale Politie zijn positief. NS heeft aangegeven dat een bodycam een de-escalerend effect kan hebben tijdens een onveilige situatie en dat het mogelijk ook het veiligheidsgevoel voor NS-personeel vergroot. Ook geven zij aan dat de beelden van de bodycams, in aanvulling op de reeds aanwezige camera’s in het OV, gebruikt kunnen worden voor opsporingsdoeleinden door justitie en politie. Ik vind het positief dat NS met deze proef voor hoofdconducteurs en servicemedewerkers verkent of ze de veiligheid voor het personeel kan verhogen.
Kunt u, mede gelet op de ernst van de situatie, deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ik doe uiteraard mijn best om uw vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het bericht 'Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort' |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanpak stalking schiet vijf jaar na moord op Hümeyra nog altijd te kort»?1
Ja.
Wat is de status van het integraal plan om femicide te beschrijven, zoals door u is toegezegd tijdens het debat over femicide? Wanneer in het voorjaar kunnen we dit plan verwachten?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik werken gezamenlijk aan het plan van aanpak om femicide tegen te gaan. Momenteel vinden er gesprekken plaats met de betrokken organisaties, zoals Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, vrouwenopvang en maatschappelijke organisaties. Ook wordt de input van nabestaanden en ervaringsdeskundigen (op het gebied van huiselijk geweld) meegenomen. Zoals toegezegd zal dit plan van aanpak naar verwachting in april 2024 aan uw Kamer worden voorgelegd.
Heeft u al een eenduidige definitie van de term femicide? Wordt deze definitie ook opgenomen in het integraal plan? Kunt u deze definitie al delen? Zo niet, waarom niet?
Femicide, ook wel bekend als vrouwenmoord, wordt door verschillende internationale instanties gedefinieerd als het doden van een vrouw of meisje vanwege haar geslacht of genderidentiteit en kan diverse vormen aannemen. In het conceptplan van aanpak tegen femicide wordt een definitie van de intieme vorm van femicide gehanteerd: Het om het leven brengen van een vrouw of meisje door een (ex-)partner of familielid.
Hoewel niet alle gevallen van femicide een vorm van huiselijk geweld zijn, vormt dit wel de grootste categorie: ongeveer 80% van de vermoorde vrouwen wordt namelijk gedood door een (ex-)partner of familielid2. Voor deze categorie is de mogelijkheid om dodelijk geweld te voorkomen het grootst, omdat gewelddadige patronen en risicofactoren in de privésfeer eerder kunnen worden opgemerkt. Een effectieve aanpak van huiselijk geweld3, waarbij goede signalering en herkenning van waarschuwingssignalen voor femicide centraal staan, vormt dan ook de basis voor het voorkomen van femicide.
Zou u een verkenning willen starten om, naar Spaans voorbeeld, een crisis comité op te zetten waar deskundigen op het gebied van huiselijk- en partnergeweld samenkomen om tot oplossingen te komen om femicide te bestrijden?2
De Spaanse Minister van Gelijkheid heeft aangekondigd dat het crisiscomité bijeenkomt om de zeven moorden die in januari 2024 in Spanje zijn gepleegd, gedetailleerd te analyseren en oplossingen te bedenken voor het geweld. Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd om te verkennen hoe we een dergelijke gestructureerde analyse van casussen standaard kunnen uitvoeren in Nederland bij (pogingen tot) dodelijk huiselijk geweld. Het doel hiervan is het beleid en de aanpak van de betrokken partijen voortdurend te verbeteren en zo een leerproces te bevorderen.
Voor het plan van aanpak tegen femicide dat uw Kamer naar verwachting in april zal ontvangen, heeft het kabinet net als Spanje professionals, ervaringsdeskundigen en wetenschappers op het gebied van huiselijk en partnergeweld geraadpleegd.
Kunt u al resultaten delen over het slachtofferdevice dat signaleert wanneer een stalker met zijn enkelband te dicht in buurt van een slachtoffer komt, zoals u heeft aangegeven in het commissiedebat femicide in september 2023?
Deze proef houdt in dat de reclassering een waarschuwingssein krijgt als de enkelband van de verdachte of veroordeelde te dicht in de buurt komt van het slachtoffer dat is uitgerust met een zogenaamd «slachtofferdevice» met GPS. In de regio Rotterdam-Rijnmond is de proef gestart en wordt het slachtofferdevice nu ruim een jaar ingezet bij hoog-risico stalkingscasuïstiek waarbij de verdachte of veroordeelde een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd met elektronische monitoring (een enkelband).
Na een proefperiode van zes maanden is de inzet geëvalueerd waarbij de betreffende vijf slachtoffers aangaven dat het device hen een veilig en minder onrustig gevoel geeft, dat ze weer naar plekken gaan waar ze eerder niet durfden te komen en dat het device hun leefwereld vergroot. In de volledige periode van ruim een jaar zijn twaalf slachtofferdevices uitgereikt.
In de proefperiode waren veruit de meeste meldingen van «slachtoffernabijheid» niet dreigend omdat de afstand binnen enkele minuten weer was vergroot. De reclassering heeft zeven keer telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer om haar te informeren over nabijheid van de verdachte of veroordeelde en haar te helpen om de afstand weer te vergroten. Twee keer is de politie ingeschakeld vanwege een potentieel dreigende situatie. Eén keer heeft de politie het slachtoffer geholpen om zichzelf in veiligheid te brengen en de andere keer bleek politie-inzet uiteindelijk niet nodig omdat de verdachte/veroordeelde uit zichzelf de afstand weer vergrootte.
Het kabinet ondersteunt de verdere ontwikkeling van dit instrument door middelen beschikbaar te stellen voor een verbreding van de proef. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor de tijdelijke inzet van het slachtofferdevice in de regio's Hart van Brabant en Noord-Nederland. De verwachting is dat beide regio's medio 2024 kunnen starten met de inzet van het device. Ook in de regio Rotterdam-Rijnmond wordt de inzet van het slachtofferdevice voortgezet. In de tweede helft van 2025 wordt de proef geëvalueerd ten behoeve van inzichten en aanbevelingen voor een eventuele landelijke inzet van deze werkwijze.
Kan de Kamer de vragenlijst waarmee de ernst van een zaak kan worden bepaald ontvangen vóór 19 februari 2024?
De politie maakt gebruik van de SASH bij stalking: Screening Assessment for Stalking and Harassment. De SASH is een wetenschappelijk onderbouwd instrument, waarmee de urgentie van de zaak wordt ingeschat. Er rust een copyright op de SASH waardoor ik deze niet via deze brief kan delen. Bij de auteurs van het instrument kan de lijst opgevraagd worden.5
De SASH bestaat uit 13 vragen die op alle stalkingzaken van toepassing zijn. Vervolgens zijn er drie extra vragen die alleen worden ingevuld als er sprake is van ex-partner stalking. Bij iedere vraag wordt aangegeven of die factor aanwezig, afwezig of onbekend is en vervolgens geeft de beoordelaar aan de hand van het aantal en de ernst van de aanwezige risicofactoren een eindoordeel: een laag, gemiddeld of hoog niveau van ongerustheid. Heel belangrijke indicatoren zijn:
Als dit aan de orde is, dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen en moet er actie worden ondernomen, het niveau van ongerustheid komt bij een positief antwoord op een van deze twee vragen namelijk automatisch uit op hoog.
Zou u een verkenning willen starten of het mogelijk is om zaken waarbij het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties via het snelrecht te behandelen? Bent u het eens met de stelling dat waarschijnlijk een deel van het leed van slachtoffers kan worden bespaard als de dader sneller wordt berecht en de juiste zorg krijgt? Herkent u het beeld wat slachtoffers schetsen dat als daders bij aangifte een zorgtraject ingaan dat dit de drempel om aangifte te doen voor slachtoffers verlaagd?
Ik benadruk het belang van het snel handelen in huiselijk geweldzaken. Het is belangrijk dat de situatie goed wordt geanalyseerd en dat de juiste interventies om veiligheid in een gezin of huishouden te creëren zo tijdig en goed mogelijk worden genomen. Hiervoor kunnen zowel vrijwillige, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke als strafrechtelijke interventies worden ingezet, gericht op zowel het slachtoffer als de pleger. Denk aan het tijdelijk huisverbod, een gedragsaanwijzing voor de pleger voor het volgen van een gedragstraining en aan interventies voor bescherming van het slachtoffer. Het is cruciaal dat er maatwerk wordt geleverd bij de aanpak van huiselijk geweld, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het slachtoffer, de pleger en de maatschappij. Vanwege de eisen die gepaard gaan met snelrecht, zoals bewijstechnische eenvoud waarbij geen verder onderzoek nodig is, beschouw ik dit niet als een geschikte weg voor huiselijk geweldzaken. Via de ZSM-werkwijze (het Zorgvuldig, Snel en op Maat reageren op criminaliteit) na aanhouding van verdachten is het namelijk ook mogelijk om snel te reageren op huiselijk geweldzaken. Op een ZSM-locatie kan de officier van justitie, met informatie van andere organisaties zoals Veilig Thuis in geval van huiselijk geweld, snel beslissen over de afhandeling van de strafzaak. Gelijktijdig kan Veilig Thuis een hulpverleningstraject starten om structurele verandering in bestaande (gewelds)patronen te bewerkstelligen. Dit betekent echter niet dat het snel voor de rechter brengen van een huiselijk geweldzaak gegarandeerd is. Dit blijft in algemene zin een aandachtspunt.
Ik ben niet bekend met het beeld dat het drempelverlagend zou zijn voor slachtoffers als plegers van huiselijk geweld bij aangifte een zorgtraject ingaan.6 Ik acht het van groot belang dat de juiste zorg voor zowel slachtoffers als daders van huiselijk geweld beschikbaar en laagdrempelig zijn. Om deze reden zet het kabinet niet alleen in op het verbeteren van de bescherming van slachtoffers, maar ook op het verbeteren van het aanbod voor plegers, zowel binnen het strafrechtelijk als het vrijwillig kader. Het doel hiervan is om (herhaald) plegergedrag en bestaande patronen effectiever te voorkomen en te doorbreken.
De banden tussen de Mocro Mafia en het Iraanse regime |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «El hermano del sicario de Vidal-Quadras participa en un clan de la Mocro Maffia que mató a disidentes iraníes» en «La Mocro Maffia contrató al sicario «lapidador» para matar a Alejo Vidal Quadras»?1 2
Naar aanleiding van uw vragen heb ik kennisgenomen van deze berichten.
Herkent u de link die door de Spaanse opsporingsautoriteiten gelegd wordt tussen de uitvoerder van de aanslag op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra en de Mocro Maffia en zijn de Nederlandse opsporingsautoriteiten ook betrokken bij het onderzoek naar de aanslag? Zo ja of nee, waarom niet?
De Nederlandse opsporingsautoriteiten zijn niet betrokken bij het onderzoek naar de aanslag op de Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadra. Wat de onderzoeksrichtingen binnen het Spaanse onderzoek zijn, is de Nederlandse opsporingsautoriteiten dan ook niet bekend.
Overigens geldt hier in het algemeen dat, in een geval er over en weer rechtshulpverzoeken zouden zijn uitgegaan, het mij als Minister niet past om informatie te verstrekken uit een lopend onderzoek van een ander land. Dit zou namelijk een lopend onderzoek in binnen- of buitenland kunnen schaden.
In hoeverre wordt door de Nederlandse opsporingsautoriteiten en veiligheidsdiensten nog actief ingezet op de banden tussen de Mocro Maffia en het Iraanse regime?
De Nederlandse opsporingsautoriteiten houden zich niet actief bezig met banden tussen de groepering in Nederland waarnaar wordt verwezen in de berichten en het Iraanse regime.
Voor zover de vraag ziet op een mogelijk onderzoek van de veiligheidsdiensten, wijs ik u op het feit dat het kabinet daarover nooit mededelingen doet in het openbaar.
Ziet u de urgentie van het onderzoeken van de banden tussen de Mocro Maffia en het Iraanse regime, juist vanwege de discussie over het plaatsen van de Iraanse Revolutionaire Garde op de terreurlijst? Zo ja of nee, waarom?
Zoals uw Kamer bekend, is het kabinet voorstander van het plaatsen van de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU terrorisme-sanctielijst. Zowel ikzelf als mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken hebben hiervoor gepleit in (bilaterale) gesprekken in Europees verband. Dit staat wat het kabinet betreft los van de mogelijke banden tussen de groepering waarnaar wordt verwezen in de berichten en het Iraanse regime. Op dit moment ontbreken echter zowel de benodigde juridische basis als de consensus binnen de EU om de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU terrorisme-sanctielijst te plaatsen. Het kabinet blijft zoeken naar juridische mogelijkheden hiervoor. Daarnaast onderzoekt het kabinet conform motie Brekelmans3 of de juridische procedure voor de EU terrorisme-sanctielijst eventueel herzien kan worden. Inzet van een dergelijke herziening van de huidige juridische procedure is dat het gemakkelijker wordt organisaties en/of personen op de EU terrorismelijst te plaatsen. Naast de juridische overwegingen kijkt het kabinet hierbij ook naar het draagvlak binnen de EU, aangezien besluitvorming hierover geschiedt met unanimiteit.
De acuut onveilige Vlamovenflat in Delfzijl |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de situatie rondom de flat aan de Vlamoven in Delfzijl waarbij acute onveiligheid is vastgesteld?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bewoners moeten leven in een flat waar bakstenen uit de muren vallen en er grote scheuren zitten in de muren?2
Ik vind het uitermate vervelend dat deze bewoners geconfronteerd zijn met deze onveilige situatie en de daaruit voortvloeiende zorgen. Ik begrijp de bezorgdheid van de bewoners. Het is belangrijk dat zij zich gehoord en serieus genomen voelen door alle betrokken instanties en bovenal dat de veiligheid van deze bewoners is en blijft gewaarborgd.
Is de veiligheid van de bewoners gegarandeerd?
De veiligheid van de bewoners heeft absoluut de hoogste prioriteit. Op het moment dat iemand zich onveilig voelt in zijn of haar woning of een ander gebouw door schade door aardbevingen, kan er een melding voor een acuut onveilige situatie worden gedaan. Het IMG beoordeelt dan binnen 48 uur of het gebouw veilig is en neemt, indien nodig, maatregelen om het gebouw veilig te stellen. Daarbij wordt niet gekeken of de situatie is ontstaan door aardbevingsschade, maar naar of de situatie veilig is of niet.
Bij de flat aan de Vlamoven is geconstateerd dat er sprake is van een acuut onveilige situatie, vanwege vallende steendelen en voegen. Kort na de melding is het pand, in overleg met de eigenaar, veiliggesteld door middel van hekken aan de voorzijde en zijkanten van het gebouw. Ook is de luifel van de entree van de flat verlengd. De inspecteur heeft geen constructieve problemen geconstateerd, waardoor met deze tijdelijk genomen maatregelen de acute onveilige situatie is wegenomen.
De maatregelen zijn tijdelijk, totdat de schade permanent wordt hersteld. De precieze omvang van de schade aan de flat wordt door middel van een schade-opname vastgesteld. Vervolgens wordt gekeken hoe de schade aan de flat aan de Vlamoven hersteld kan worden. Tot dat herstel monitort IMG de situatie en tijdelijk genomen maatregelen. De gemeente Eemsdelta is door het IMG geïnformeerd over de acuut onveilige situatie.
Wat zijn de bevindingen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met betrekking tot de veiligheid van het gebouw en welke directe maatregelen zijn er genomen om de veiligheid van de bewoners te waarborgen? Welke maatregelen gaat IMG op korte termijn nog meer nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt de uitspraak dat het tot 15 maanden kan duren voor IMG een rapport over de schade klaar heeft en pas daarna het herstel kan beginnen? Zo nee, kunt u aangeven wat de verwachte tijdlijn dan is voor het opstellen van een rapport over de schade door het IMG, en hoe lang het naar verwachting zal duren voordat het herstel daadwerkelijk kan plaatsvinden?3
Doordat er sprake was van een acuut onveilige situatie, wordt het verzoek tot schadevergoeding met prioriteit behandeld door het IMG. Dat betekent dat de behandeling van dit dossier voorrang heeft op reguliere dossiers.
Vanwege de omvang van de schade is in overleg met de eigenaar van het pand gekeken hoe de schade van het pand en de appartementen het best in kaart kan worden gebracht, zodat deze in totaliteit gemeld kan worden bij het IMG.
Hiervoor wordt door de eigenaar afgestemd met bewoners om de schadeopnames in de appartementen van de huurders en het pand als geheel te plannen.
Gezien de omvang van het pand (de buitenzijde en dertig appartementen) verwacht het IMG dat de schadeopname meerdere dagen in beslag zal nemen.
Het IMG kan op dit moment nog geen uitspraken doen over de precieze doorlooptijd van de schademelding. Het is ook nog niet duidelijk hoelang het zal duren voordat de schade daadwerkelijk is hersteld, aangezien dat afhangt van de afstemming met de eigenaar en de maatregelen die nodig zijn.
Klopt het dat er al een jaar geleden een schademelding voor deze flat is gedaan bij IMG? Zijn er eerdere schademeldingen gedaan? Zijn deze gehonoreerd? Is de schade ook daadwerkelijk hersteld?
Voordat begin februari 2024 de melding is gedaan van een acuut onveilige situatie is er een schademelding gedaan. In de zomer van 2023 is er voor het eerst contact geweest over de flat aan de Vlamoven tussen de eigenaar en het IMG over een schade in een appartement. Eind november werd meer duidelijk over de omvang (aantal schademeldingen binnen het complex). Vanwege de mogelijk grotere omvang van de schade is toen in overleg met de eigenaar van het pand gekeken hoe de schade van het pand en de appartementen het best in kaart kan worden gebracht, zodat deze in totaliteit gemeld kan worden bij het IMG. Onlangs is gebleken dat er ook sprake is van een acuut onveilige situatie, daarom wordt de schademelding nu met prioriteit behandeld door het IMG.
Is deze flat onderdeel van de versterkingsoperatie? Zo ja, wat is de stand van zaken met betrekking tot de opname, beoordeling en planning van maatregelen? Zo nee, bent u bereid om spoedig onderzoek te laten uitvoeren naar de staat van het flatgebouw aan de Vlamoven, om zo de veiligheid van de bewoners te garanderen?
Het versterkingsproces voor de Vlamovenflat is in juli 2023 afgerond. Uit de beoordeling is gebleken dat het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Deze acuut onveilige situatie wordt veroorzaakt door de schade aan het gebouw, maar niet door de algehele constructie. Er is dus geen twijfel over de vraag of dit gebouw voldoende aardbevingsbestendig is; dat is het geval.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de bewoners, waarin zij aangeven zich niet gehoord en serieus genomen te voelen door de betrokken instanties?
Dat vind ik uitermate vervelend. Het is belangrijk dat bewoners zich gehoord en serieus genomen voelen door alle betrokken instanties. Omdat het contact over de schade via de eigenaar van de flat verloopt, kan ik me voorstellen dat dit anders ervaren wordt. Inmiddels heeft de eigenaar in overleg met het IMG bewoners verder geïnformeerd. De bewoners kunnen, als zij daar behoefte aan hebben, steun krijgen van professionals. Dit kan door contact op te nemen met het IMG, de organisatie Stut-en-Steun of de inwonersondersteuners van de gemeente Eemsdelta.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de bewoners van de flat aan de Vlamoven tijdens deze periode van onzekerheid en gevaarlijke omstandigheden passende ondersteuning en indien gewenst huisvesting krijgen?
Het pand is geheel veiliggesteld door het IMG. Er is geen sprake van constructieve onveiligheid. De bewoners kunnen veilig in hun woning verblijven. De situatie en tijdelijk genomen maatregelen worden bovendien gemonitord, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Hoe wordt er gecommuniceerd met huurders over achterstallig onderhoud? Klopt het dat (vrije sector) huurders niet betrokken worden in de communicatie tussen huisbazen en Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en IMG?
Wanneer door de NCG onderzocht wordt of een gebouw (on)veilig is en mogelijk versterkt dient te worden, verloopt de communicatie altijd via de eigenaar van het gebouw. Via de eigenaar wordt de bewoner van het gebouw geïnformeerd en kunnen eventuele vragen worden geadresseerd. Dat heeft de eigenaar nu ook gedaan. Hetzelfde geldt voor de afhandeling van schade aan het gebouw.
Daarnaast is er via de websites van de NCG en het IMG actuele informatie beschikbaar voor bewoners van een huurwoning en zijn ook andere instanties zoals Stut-en-steun en de betrokken gemeente bereikbaar voor eventuele vragen, een luisterend oor of steun.
Het reguliere onderhoud aan gebouwen is een verantwoordelijkheid van de woningcorporatie c.q. de particuliere verhuurder. Bij vragen daarover kan de huurder contact opnemen met de verhuurder. De NCG en het IMG spelen daarin geen rol.
Hoe beoordeelt u de klachten van bewoners over de slechte telefonische bereikbaarheid van de eigenaar en het gebrek aan onderhoud in de flat, en welke stappen gaat u ondernemen om deze kwesties aan te pakken?
Ik begrijp dat bewoners vragen hebben over de situatie. Het is vervelend als de verhuurder deze niet of niet tijdig beantwoordt. Echter, de flat is ondanks de schade wel veilig om in te wonen. Bewoners die klachten hebben over de bereikbaarheid van de verhuurder of het onderhoud van de flat en er niet uitkomen met de verhuurder, kunnen zich wenden tot de Huurcommissie.
Herkent u dat deze situatie tot stress, onzekerheid, woede en verdriet leidt bij bewoners? herkent u dat deze bewoners vaak vrij hoge huren betalen voor een gebouw dat zich in slechte staat bevindt?
Ja, ik snap dat deze situatie bij bewoners leidt tot stress, onzekerheid, woede en verdriet. De persoonlijke verhalen raken mij. De angst voor het wonen in een onveilig huis, zeker als je wat ouder bent of juist jonge kinderen hebt, doet veel met mensen. Ik ben daarom blij dat het IMG ervoor heeft gezorgd dat de situatie nu veilig is en dat de aanwezige schade met de nodige prioriteit wordt behandeld.
Bewoners die klachten hebben over de huurprijzen of het onderhoud van de flat en er niet uitkomen met de verhuurder, kunnen zich wenden tot de Huurcommissie.
Wat vindt u van het verhaal van bewoonster Lennie van Vulpen die met haar ouders eerst jaren in een kapot en onveilig huis en daarna in tijdelijke containers woonde en had gehoopt dat nooit meer te hoeven meemaken? Snapt u haar angst dat zij nu opnieuw lange tijd in een kapot onveilig huis te moeten zitten?
Dit zijn natuurlijk zeer verdrietige verhalen. Het raakt me diep dat bewoners, volwassenen en kinderen, zich door aardbevingen onveilig voelen in hun eigen huis. Als je dat voor de tweede keer meemaakt, zoals Lennie van Vulpen, kan ik me de angst en zorgen over de toekomst goed voorstellen.
Ook het lezen van de machteloosheid die Judith Reintsema voelt om haar zoon te beschermen, doet me oprecht pijn.
Ik ga graag met deze bewoners in gesprek.
Wat vindt u van het verhaal van Judith Reintsema die zegt «mijn jongste zoon van 7 leest ook de borden en voelt zich nadat deze hekken en borden zijn geplaatst niet veilig in ons huis, zijn slaapkamer zit vol scheuren, hij is bang dat ons huis instort»? Snapt u dat de kinderen in de flat last hebben van de situatie en bijvoorbeeld slecht slapen, prikkelbaar zijn en slechter presteren op school? Snapt u dat Judith Reintsema zich machteloos voelt omdat ze haar zoon wil beschermen maar ze zelf ook niet weet hoe het verder gaat en waar ze heen moeten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om op korte termijn met deze bewoners in gesprek te gaan?
Zie antwoord vraag 13.
Exposegroepen en doxing op Telegram |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duizenden kinderen in Telegram-exposegroepen: «Ouders cruciaal in aanpak»»1?
Ja.
Ziet u, net als de indiener, dat het probleem van exposing en doxing toeneemt in openbare en besloten groepen op Telegram?
Vanzelfsprekend ben ik, met de indiener, van mening dat exposing en doxing in Telegram-groepen een zeer kwalijk probleem is. In de eerste plaats voor de slachtoffers wiens foto’s en contactgegevens gedeeld worden. Maar ook omdat Telegram zelf dit probleem niet tegengaat, zoals andere grote platforms vaak wel doen. Ik verwijs hierbij ook naar mijn eerdere antwoorden over dit onderwerp.2
Het is moeilijk te zeggen of het probleem toeneemt; daarvoor ontbreken duidelijke gegevens. Daarnaast is het hebben van een overzicht van besloten groepen lastig omdat deze groepen per definitie niet openbaar zijn. Exposing wordt niet als zodanig door de politie geregistreerd omdat het kan gaan om verschillende strafbare feiten. Hierbij valt onder andere te denken aan misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 139h Sr), kinderpornografie (artikel 240b Sr) en sinds 1 januari 2024 ook aan het gebruik van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden, ook wel strafbare doxing (artikel 285d Sr) genoemd. Het aantal gevallen van doxing van vóór die datum is niet vast te stellen, omdat de politie meldingen en aangiften over gedragingen die sindsdien strafbaar zijn, niet als zodanig registreerde. Er wordt inderdaad aangifte gedaan van doxing op Telegram, maar ook van doxing op verschillende andere platformen.
Bent u van mening dat dit soort groepen op Telegram aangepakt moeten worden en verwijderd dienen te worden? Wat is daarin uw rol als Minister?
Ik ben van mening dat alle online inhoud die strafbaar dan wel onrechtmatig is verwijderd zou moeten worden. In eerste instantie is dat de verantwoordelijkheid van de online platformen, zoals Telegram, zelf. Als het platform weet van de aanwezigheid van groepen die actief zijn met het doel om illegale content met elkaar te delen dan moet het platform daartegen optreden.
Via de publiek-private samenwerking online content moderatie ben ik in constante dialoog met verschillende departementen, OM, politie en de verschillende soorten aanbieders in de internetsector over illegale inhoud en illegale activiteiten op het openbare internet. Ik keur het af dat partijen als X (voorheen Twitter) en Telegram besloten hebben hier niet bij aanwezig te zijn.
De afgelopen jaren heeft het kabinet de inspanningen verhoogd om deze partijen op hun verantwoordelijkheden te wijzen, deels op grond van de Verordening Terroristische Online Inhoud en de Digital Services Act3. Dit zijn twee nieuwe wetgevingsinstrumenten die de toezicht en handhaving van illegale inhoud op het internet moeten verbeteren. De Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal houdt toezicht op de Verordening Terroristische Online Inhoud. De Europese Commissie – en in Nederland de Autoriteit Consument en Markt – houden toezicht op de Digital Services Act.
Indien geen gehoor wordt gegeven aan verzoeken tot verwijdering van online illegale content kan de officier van justitie met een machtiging van de rechter-commissaris, die enkel wordt afgegeven ingeval van verdenking van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv, een platform bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken als dit noodzakelijk is voor de beëindiging van een strafbaar feit of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten (artikel 125p Sv).
Zijn u andere platforms bekend waar relatief veel doxing en exposing plaatsvindt? Zo ja, welke platforms zijn dat en welke maatregelen neemt u om doxing en exposing daarop tegen te gaan?
Ik beschik niet over een dekkend overzicht van platforms waarop exposing en doxing zich relatief veel voordoen ten opzichte van andere platforms. De gedragingen doen zich voor op diverse platforms, zoals bijvoorbeeld op Telegram. Een aantal platforms voert een actief beleid tegen illegaal en ongewenst gedrag, zoals Meta, TikTok en Snapchat. Met deze partijen vindt regelmatig overleg plaats en zij werken ook goed samen met mijn ministerie, openbaar ministerie en de politie.
Hoe veel gevallen van doxing zijn er sinds de strafbaarstelling daarvan op 1 januari jl. gesignaleerd en aangepakt op Telegram? Hoe veel van deze gevallen vonden plaats in exposegroepen die daar specifiek voor opgericht zijn?
In januari 2024 zijn 21 incidenten rond doxing gemeld bij de politie. In 13 gevallen is er aangifte gedaan. In drie van die gevallen is de verdachte geïdentificeerd. Het onderzoek naar deze incidenten loopt nog. Over lopende zaken kan ik verder geen uitspraken doen.
Specifiek voor Telegram zijn er bij de politie op dit moment drie registraties van doxing bekend die kunnen worden geduid als exposing – het zonder instemming verspreiden van intiem beeldmateriaal met een negatief doel, bijvoorbeeld om iemand te beledigen of af te persen. Of de gebruikte Telegramgroepen specifiek voor dergelijke exposing zijn opgericht kan ik niet vaststellen.
Wat is de wettelijke definitie van «exposing»? Onder welke voorwaarden is dit strafbaar? Vallen ook niet-naakte beelden, die toch zonder toestemming zijn verzameld en / of verspreid, onder deze definitie? Zo ja, hoe wordt bepaald of materiaal geldt als exposing?
Exposing kan strafbaar zijn als sprake is van strafbare doxing (artikel 285d Sr), kinderpornografie (artikel 240b Sr) of misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 139h Sr). Strafbare doxing (artikel 285 Sr) doet zich voor in de gevallen waarin persoonsgegevens van een ander worden verspreid om die ander vrees aan te jagen of ernstige overlast aan te doen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het adres of een (naakt of niet-naakt) foto van het slachtoffer op grond waarvan de identiteit van het slachtoffer kan worden vastgesteld. In het geval dat beeldmateriaal van seksuele aard, zoals naaktfoto’s, wordt verspreid kan onderscheid worden gemaakt tussen beeldmateriaal van minderjarigen en van meerderjarigen. Beeldmateriaal van seksuele aard van minderjarigen betreft kinderpornografisch materiaal waarvan de verspreiding in alle gevallen strafbaar is (artikel 240b Sr). Is de afgebeelde persoon een volwassene, dan is de openbaarmaking van seksueel beeldmateriaal van de afgebeelde strafbaar wanneer degene die dit doet weet dat die openbaarmaking nadelig kan zijn voor de afgebeelde (artikel 139h, tweede lid, onder b, Sr). Hetzelfde geldt voor de openbaarmaking van seksueel beeldmateriaal van een ander terwijl degene die dit doet weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit materiaal opzettelijk en wederrechtelijk is vervaardigd (artikel 139h, tweede lid, onder a, Sr).
Bent u van mening dat de Digital Services Act (DSA) voldoende handvaten biedt om doxing- en exposegroepen aan te pakken? Zo ja, welke handvatten bent u van plan in te zetten?
Als het openbare chatgroepen betreft, biedt de Digital Services Act zeker handvatten om hiertegen op te treden. Ik wijs in dit verband met name op de verplichtingen neergelegd in artikel 16 (dat voorziet in kennisgevings-en actiemechanismen voor illegale inhoud), artikel 18 (op grond waarvan vermoedens van strafbare feiten waarbij het leven of de veiligheid van een persoon of personen worden bedreigd moeten worden gemeld bij de bevoegde instanties), artikel 22 (over meldingen ingediend door betrouwbare flaggers), artikel 23 (op grond waarvan gebruikers die frequent illegale inhoud plaatsen geschorst moeten worden) en artikel 28 (de verplichting voor online platforms om minderjarigen te beschermen).
De positie van Telegram onder de Digital Services Act is nog niet geheel duidelijk. Het is waarschijnlijk dat de openbare chatgroepen op Telegram voldoen aan de definitie van online platform onder de Digital Services Act, terwijl besloten (groeps)gesprekken erbuiten vallen, maar de praktijk moet dit uitwijzen.4 Opgemerkt zij wel dat Telegram niet in Nederland gevestigd is en geen wettelijke vertegenwoordiger in Nederland heeft aangewezen. Dit beperkt de mogelijkheden om Telegram aan te spreken op naleving van de Digital Services Act, omdat Telegram niet onder de Nederlandse rechtsmacht valt. Het is aan de toezichthouder in de lidstaat waar Telegram besluit een wettelijk vertegenwoordiger aan te wijzen, in dit geval België, om toezicht te houden op de naleving van deze eisen. Mocht Telegram zich niet aan de eisen van de Digital Services Act houden, dan kan de ACM als Nederlandse toezichthouder gebruik maken van de mogelijkheden die de DSA biedt om de Belgische toezichthouder te verzoeken om onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen (artikel 58 DSA).
Welke gevolgen heeft het voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en uw ministerie dat de DSA nog niet nationaal is geïmplementeerd? Bemoeilijkt dit het nemen van maatregelen tegen platforms die niet voldoen aan de verplichtingen? Wanneer verwacht u dat de uitvoeringswet aan de Kamer wordt voorgelegd?
De Digital Services Act is een verordening en behoeft geen implementatie, maar uitvoering. Als verordening werkt de Digital Services Act rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde. Sinds 17 februari 2024 geldt de Digital Services Act dan ook door de gehele Europese Unie. Tussenhandeldiensten zijn verplicht om de Digital Services Act na te leven en gebruikers kunnen zich jegens hen beroepen op de rechten die zij door de Digital Services Act krijgen. Dat de ontwerp Uitvoeringswet in Nederland nog niet tot wet is verheven betekent niet dat diensten niet aan de Digital Services Act hoeven te voldoen. Het betekent enkel dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) nog niet in staat is om toezicht te houden op naleving van de Digital Services Act door tussenhandeldiensten die in Nederland zijn gevestigd of een wettelijk vertegenwoordiger hebben, zoals Bol.com, Marktplaats, of Snap. Voor het toezicht op de zeer grote online platformen en zoekmachines, zoals Instagram, X, Amazon, of TikTok is de Europese Commissie de primaire toezichthouder. Dat de ACM nog niet bevoegd is om in Nederland toezicht te houden op naleving van de Digital Services Act betekent dan ook niet dat er nog geen toezicht is op deze diensten.
Voor wat betreft de verwachte planning rondom de Uitvoeringswet DSA, is de Minister van Economische Zaken bezig om het advies van de Raad van State dat op 8 februari jl. ontvangen is, te verwerken. Daarna zal het ontwerpwetsvoorstel worden voorgelegd aan de ministerraad. Na diens goedkeuring kan het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden verzonden. Dit zal naar verwachting eind maart zijn.
Verwacht u dat Telegram zich aan de eisen die de DSA aan het platform stelt gaat houden? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, aan welke eisen verwacht u dat Telegram niet zal voldoen?
Zoals toegelicht is de positie van Telegram onder de Digital Services Act nog niet geheel duidelijk. Het is waarschijnlijk dat de openbare chatgroepen op Telegram voldoen aan de definitie van online platform onder de Digital Services Act, terwijl besloten (groeps)gesprekken er buiten vallen, maar de praktijk moet dit uitwijzen. Ondertussen staat wel vast dat de Digital Services Act voor meer transparantie en dus verbetering van het gedrag door Telegram zou moeten leiden. Ik heb op dit moment geen indicaties dat Telegram niet van plan is om de Digital Services Act na te gaan leven. Telegram heeft een wettelijk vertegenwoordiger aangewezen in België; dat betekent dat de Belgische toezichthouder zal gaan handhaven op de verplichtingen uit de Digital Services Act. Dat laat onverlet dat politie en justitie actief zullen blijven om illegale inhoud van Telegram te weren.
Welke escalatieladder schrijft de DSA voor indien Telegram niet meewerkt? Op welke momenten worden welke sancties opgelegd als het platform niet voldoet aan de eisen?
Het toezicht op de naleving van de Digital Services Act is aan de bevoegde onafhankelijke toezichthouders. Het is aan hen om te bepalen hoe zij de handhaving eventueel vormgeven. De Digital Services Act bevat in ieder geval voldoende instrumenten hiervoor, zoals de mogelijkheid om de stopzetting van inbreuken te bevelen, een last onder dwangsom en/of een geldboete op te leggen.
Welke tekortkomingen ziet u in de DSA die het doeltreffend aanpakken van exposegroepen op Telegram nog bemoeilijken?
Ik zie niet direct tekortkomingen in de Digital Services Act. Het aanpakken van exposegroepen zou eventueel bemoeilijkt kunnen worden indien het gaat om besloten groepen, aangezien de Digital Services Act daarop (vermoedelijk) niet van toepassing is. Omwille van het beschermen van onder meer de privacy en veiligheid gelden er voor dergelijke communicatie andere regels dan de Digital Services Act. De bestrijding van exposegroepen en de verspreiding van illegale inhoud in besloten groepen botsen al snel met grondrechten en andere belangen. De Digital Services Act staat er niet aan in de weg dat iemand die weet dat hij- of zijzelf of een ander slachtoffer wordt van deze exposegroepen dit meldt bij de aanbieders, aangifte doet bij de politie of naar de civiele rechter stapt.
Welke andere instrumenten en bevoegdheden heeft u, buiten de DSA om, om exposegroepen aan te pakken? Wanneer zet u deze in?
In situaties waarin gegevens niet worden verwijderd door platforms zoals Telegram kan de officier van justitie met een machtiging van de rechter-commissaris bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken op grond van artikel 125p Sv (zie ook beantwoording van vraag 3).
Vaak worden exposes op sociale media en in appgroepen via anonieme accounts gedaan of door accounts waarbij de gebruikersnaam niet overeenkomt met de identiteitsgegevens van de accounthouder. Opsporingsonderzoeken kunnen hierdoor veel tijd in beslag nemen. Wanneer nader onderzoek plaatsvindt, zal de politie trachten te achterhalen welke gebruikersgegevens zijn opgegeven bij het aanmaken van het account (welk e-mailadres en telefoonnummer aan het account zijn gekoppeld), welk IP-adres is gebruikt bij het aanmaken van het account, welk IP-adres is gebruikt bij het plaatsen van de illegale content en welke IP-adressen het laatst door dit account zijn gebruikt. Daartoe kan de politie een vordering (al dan niet door middel van een internationaal rechtshulpverzoek) indienen bij sociale media platforms om de identiteit van de accounthouder te achterhalen (artikel 126naSv). Over het algemeen gaat de samenwerking tussen de politie en sociale mediabedrijven goed en werken ze mee aan de vorderingen tot het verstrekken van gegevens, maar dat is niet altijd het geval, bijvoorbeeld bij een partij als Telegram. Indien de identiteit van de feitelijke verzender van het bericht waarmee een strafbaar feit is gepleegd kan worden vastgesteld zal in beginsel tot vervolging worden overgegaan.
De verspreiding van beeldmateriaal van seksuele aard van minderjarigen is zoals gezegd in alle gevallen strafbaar (artikel 240b Sr). Om de handhaving op het verwijderen van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik te verstevigen heb ik de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) opgericht. De wet die de bestuursrechtelijke bevoegdheid regelt die de ATKM zal verkrijgen voor handhaving op kinderpornografisch materiaal ligt momenteel voor in uw Kamer.
Behoort een verbod op het aanbieden van de app Telegram in Nederland tot de mogelijkheden? Zo ja, overweegt u een dergelijk verbod? Zo nee, waarom niet?
Ik zie een verbod op de app Telegram in Nederland niet als een manier om exposegroepen aan te pakken; het is immers niet het enige platform waar dit soort activiteiten plaatsvindt. Online platforms zijn vrij om hun eigen gebruikersvoorwaarden op te stellen op basis van de vrijheid van onderneming en contractsvrijheid, mits deze niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Het is aan Telegram om te zorgen dat het gebruik van de app niet leidt tot illegale inhoud of illegale activiteiten.
Vanuit de DSA volgt dat Telegram een Europese vertegenwoordiger moet aanwijzen. Bent u bereid zo snel mogelijk met de vertegenwoordiger in gesprek te gaan over deze problematiek en de Kamer over de uitkomsten te informeren?
Telegram heeft inderdaad een wettelijk vertegenwoordiger in de Unie aangewezen; dat is in dit geval in België. Het gaat hierbij om dezelfde vertegenwoordiger die ook aanspreekpunt is voor de Verordening Terroristische Online Inhoud. Het is nu van belang om vertrouwen te stellen in de onafhankelijk toezichthouders in België en hen niet bij voorbaat voor de voeten te lopen.
Bent u bereid samen op te trekken met de verantwoordelijke Minister in België om de wettelijke vertegenwoordiging van Telegram in Brussel tot actie te dwingen?
Nee, op dit moment zie ik daar geen aanleiding toe. Het is nu aan de onafhankelijk toezichthouders om te onderzoeken of Telegram de Digital Services Act naleeft en zo nodig handhavend op te treden om Telegram tot actie te dwingen.
Heeft u de bevoegdheid om contact met Telegram af te dwingen, mocht de Europese vertegenwoordiging ook onbereikbaar blijken?
Nee, deze bevoegdheid heb ik niet zolang Telegram niet in Nederland gevestigd of vertegenwoordigd is.
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja.
De toepassing van de meldbriefprocedure en ondertoezichtstellingen |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de rapportage over de jeugdbescherming uit 2022, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeeft dat er van de in totaal 32.000 lopende kinderbeschermingsmaatregelen op 31 december 2021 sprake was van 2855 ondertoezichtstellingen?1
Ja, met de jaarlijkse rapportages van het CBS ben ik bekend. Volgens de rapportage van 2021 waren er op 31 december 2021 in totaal 32.005 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 21.855 kinderen met een ondertoezichtstelling. In de rapportage van 2022 waren er op 31 december 2022 in totaal 29.070 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 19.390 kinderen met een ondertoezichtstelling.
Kunt u aangeven hoeveel ondertoezichtstellingen zijn uitgesproken of verlengd in 2022 en 2023?
Uit de rapportage van het CBS over 2022 blijkt dat er 6.500 maatregelen voor ondertoezichtstelling zijn uitgesproken en 1.370 maatregelen voor voorlopige ondertoezichtstelling. Zie kolom instroom in onderstaande tabel. Het CBS beschikt niet over gegevens van het aantal verlengingen. Door het CBS wordt wel bijgehouden hoelang een maatregel gemiddeld duurt. Een maatregel voor ondertoezichtstelling duurt gemiddeld 2,4 jaar in 2022. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Beginstand
(1-1-2022)
Instroom
Uitstroom
Eindstand
(31-12-2022
Ondertoezichtstelling
21.890
6.500
9.000
19.390
Voorlopige ondertoezichtstelling
330
1.370
1.345
355
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS beschikbaar tot 31 december 2021, naar voren komt dat een kwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp heeft gekregen?
Ja, deze cijfers van het CBS zijn mij bekend. Deze cijfers geven aan of kinderen die in 2021 een maatregel voor ondertoezichtstelling hadden, op enig moment in dat jaar ook jeugdhulp hebben gekregen. Uit deze cijfers komt naar voren dat ongeveer een kwart van die kinderen (22%) in 2021 geen jeugdhulp heeft gekregen. Dit hoeft niet te betekenen dat het kind of gezin helemaal geen hulp heeft ontvangen. Een kinderbeschermingsmaatregel is bedoeld om een ernstige ontwikkelingsbedreiging van een kind weg te nemen. Een belangrijke grond voor de ondertoezichtstelling is dat de zorg die in verband met het wegnemen van die bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Met de «noodzakelijke zorg» wordt niet direct op jeugdhulp gedoeld, «noodzakelijke zorg» kan ook bestaan uit hulp van buiten het jeugddomein, zoals hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Zorgverzekeringswet, schuldhulpverlening, etc.
Kunt u uitleggen waarom in 2021 in een kwart van de gevallen geen jeugdhulp wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel jongeren die onder toezicht staan in 2022 en 2023 geen jeugdhulp hebben gekregen?
In 2022 heeft 21% van de kinderen met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp gekregen. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Kan op grond van de wet een ondertoezichtstelling worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet?
Ja, een ondertoezichtstelling kan worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet, omdat de «noodzakelijke zorg» zoals eerder omschreven in antwoord op vraag 4, niet altijd over jeugdhulp hoeft te gaan, maar ook over andere vormen van hulp. Dus aan de gronden voor een verlenging van een ondertoezichtstelling kan nog steeds zijn voldaan bij geen inzet van jeugdhulp.
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS blijkt dat gemiddeld genomen in de provincies Friesland en Groningen de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen?
Uit de cijfers van het CBS over het eerste halfjaar van 2023 blijkt dat het aantal jongeren met jeugdbescherming in Friesland relatief het hoogst is. Gevolgd door de regio’s Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg en Zuid-Limburg. In de cijfers van het CBS over 2022 komen beide provincies wel voor in de top 5.
Is het u voorts bekend dat de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen al geruime tijd geleden de meldbriefprocedure heeft afgeschaft?
Ja, daarmee ben ik bekend. De rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen heeft de meldbriefprocedure afgeschaft per 20 juni 2023.
Kunt u aangeven of het niet meer gebruik maken van de meldbrief invloed heeft gehad op het totale aantal ondertoezichtstellingen op de locatie Groningen van deze rechtbank?
Bij de locatie Groningen is een afname te zien van het aantal verzoeken tot ondertoezichtstelling dat is ingediend. Dat het afschaffen van de meldbriefprocedure hierop van invloed is geweest staat niet vast. Ook op landelijk niveau, dus bij de rechtbanken die de meldbriefprocedure nog wel gebruiken, is deze trend van afname van het aantal verzoeken zichtbaar.
Heeft de locatie Groningen hetzelfde aantal ondertoezichtstellingen behouden of is dat totale aantal afgenomen over de periode 2019 tot en met nu?
Het aantal verzoeken tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling op de locatie Groningen is gedaald van ongeveer 640 in de jaren 2020 en 2021 naar 540 in 2022 tot 440 in 2023.
Zijn er andere rechtbanken die inmiddels de meldbriefprocedure hebben afgeschaft? Zo ja, is daar het aantal ondertoezichtstellingen gelijk gebleven of afgenomen in de vorenbedoelde periode?
Op dit moment is de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen de enige rechtbank die de meldbriefprocedure heeft afgeschaft. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Dat betekent dat alle verlengingen van ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen op zitting worden gepland. Ouders of opvoeders worden voor de zitting opgeroepen met een aangetekende brief. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
Is het juist dat de Raad voor de Rechtspraak al in de tweede helft van 2022 wist dat de meldbriefprocedure niet wettelijk zou worden verankerd?
In mei 2022 heeft mijn ministerie de Raad voor de Rechtspraak geïnformeerd dat geen wettelijke grondslag zou worden geïntroduceerd voor de meldbriefprocedure in het Wetboek voor Rechtsvordering.
Op welke wijze is binnen de Rechtspraak gecommuniceerd dat de meldbriefprocedure een buitenwettelijke procedure betreft dieniet wettelijk zal worden verankerd?
Over het wetsvoorstel waar de meldbriefprocedure oorspronkelijk in was opgenomen is gecommuniceerd via een mailbericht en een nieuwsbrief, gericht aan het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVF) (rechtbanken en Hoven), en de leden van de Expertgroep Jeugdrechters. Inhoud van dit mailbericht was de boodschap dat per 1 juli 2023 het wetsvoorstel Huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen (waarvan de meldbriefprocedure er oorspronkelijk een was) in werking was getreden. Hierbij is aangegeven dat de aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen wettelijke basis voor de meldbriefprocedure uit het wetsvoorstel was geschrapt.
Welke inspanningen zijn er geweest binnen het ministerie en de Raad voor de Rechtspraak om de meldbriefprocedure af te schaffen, nadat bekend was geworden dat de wettelijke verankering daarvan niet doorgaat?
De meldbriefprocedure is sinds 2006 geregeld in het procesreglement Civiel jeugdrecht. Met het schrappen van de wettelijke grondslag werd niet beoogd de meldbriefprocedure af te schaffen (zie ook Kamerstukken 36 123, nr. 3 Memorie van Toelichting onder punt 4).
In het reflectierapport van de familie- en jeugdrechters dat in februari 2023 verscheen naar aanleiding van de toeslagenaffaire werd de meldbriefprocedure als onwenselijk bestempeld. Het LOVF heeft in april 2023 ingestemd met het voorstel om het afschaffen/aanpassen van de werkwijze van de meldbrief prioriteit te geven. Het projectteam dat belast is met de implementatie van de aanbevelingen uit het reflectierapport heeft gewerkt aan de afschaffing van de meldbriefprocedure. Dat moest zorgvuldig gebeuren gezien de gevolgen die het afschaffen van de meldbriefprocedure heeft voor de administraties, het rooster van rechters en gerechtsjuristen en de extra zittingen die nodig zijn om deze zaken mondeling te kunnen behandelen.
Het projectteam heeft een aantal mogelijke manieren van afschaffen voorgelegd aan het LOVF. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
De nieuwe corruptie-index van Transparency International |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de nieuwe corruptie-index van Transparency International en van de berichtgeving naar aanleiding van de nieuwe index?1 2
Ja.
Maakt u zich zorgen over de verdere daling en daarmee een dalende trend van Nederland op deze index? Zo nee, waarom niet?
Nederland staat op nummer acht van de ranglijst van Transparency International. In vergelijking met andere landen doet Nederland het dus nog steeds goed. Nederland is echter wel in punten op de ranglijst gezakt. Dit is wat mij betreft een belangrijk signaal dat we onze aandacht voor het tegengaan van corruptie in Nederland en het beschermen van onze instituties niet moeten laten verslappen. Overigens is het relevant om te benadrukken dat de index niet daadwerkelijke corruptie meet, maar de perceptie daarvan.
Deelt u de analyse dat Nederland gevoeliger is geworden voor corruptie doordat er steeds vaker/meer sprake is van ondermijning van instituties van de rechtsstaat door georganiseerde criminaliteit? Zo nee, wat is uw analyse van de daling van Nederland op de corruptie-index?
De duiding van experts is dat de ondermijning van onze democratische instituties door de georganiseerde criminaliteit mede verklaart waarom Nederland een punt gedaald is op de ranglijst. Vanuit de georganiseerde criminaliteit wordt steeds vaker geprobeerd het handelen van rechters, officieren van justitie, advocaten, journalisten en bestuurders te beïnvloeden door deze te bedreigen, intimideren en agressief te benaderen. Dit is onacceptabel. Om te voorkomen dat de personen die deze functies vervullen gedwongen worden hun persoonlijke veiligheid te verkiezen boven het belang van onze democratische instituties, blijf ik mij samen met mijn collega van JenV onverminderd inzetten voor het weerbaar houden van deze instituties tegen de ondermijning van criminelen. Samen hebben wij de urgentie van het onderwerp onder de aandacht gebracht in de Ministeriële Commissie Aanpak Ondermijning van 4 juli 2023. In de Commissie is commitment uitgesproken voor het uitvoeren van een rijksbrede risico-inventarisatie op corruptie- en integriteitsrisico’s, die vorig jaar van start is gegaan. De uitvraag van de risico-inventarisatie gebeurt in fases. Eerst werden departementen bevraagd. Deze gespreksronde is inmiddels afgerond en heeft al de nodige eerste bevindingen opgeleverd. Nu maken wij de volgende stap naar een geselecteerd aantal uitvoeringsorganisaties en agentschappen. Als laatste segment wordt de uitvraag ook gedaan richting decentrale overheden.
Op welke wijze gaat het kabinet zorgen dat de druk die de rechterlijke macht, het bestuur, de vrije pers en andere relevante instituties in de democratische-rechtsstaat af zal nemen?
De rechtspraak, de vrije pers, het openbaar bestuur en de wetenschap staan onder druk, onder andere vanuit de hoek van de georganiseerde criminaliteit, maar ook vanwege maatschappelijk ongenoegen dat soms ontaardt in bedreigingen of zelfs agressie. Om onze democratische rechtsorde te schragen, is het van groot belang dat we deze instituties weerbaarder maken en houden. Dit blijft voor het kabinet een prioriteit. Het gaat daarbij zowel om preventieve als om repressieve maatregelen, zoals het zo nodig ter beschikking stellen van beveiliging. Het is essentieel dat mensen vrij van oneigenlijke beïnvloeding hun ambt of functie kunnen uitoefenen. Diverse instanties, zoals de Douane en Belastingdienst, hebben reeds de nodige verbetermaatregelen getroffen. Deze good case practices dienen tevens als adviezen voor andere partijen.
Wat moet er volgens u concreet extra gebeuren om het tij te keren en Nederland minder gevoelig te laten zijn voor het ondermijnen van de instituties van de rechtsstaat?
De instituties van de rechtsstaat kunnen vanuit verschillende kanten worden ondermijnd. De aard van de dreiging bepaalt hoe deze het best kan worden aangepakt. Ondermijning vanuit georganiseerde criminaliteit wordt zoveel mogelijk voorkomen, door middel van inzet op preventie en het vergroten van weerbaarheid. Middels eerder genoemde rijksbrede risico-inventarisatie wordt vanuit JenV gewerkt aan het verkrijgen van meer inzicht in de risico’s die de overheid loopt. Op basis van de uitkomsten hiervan kunnen maatregelen worden getroffen om de risico’s te beperken. Daar waar het noodzakelijk is, moet vanuit de strafrechtketen effectief en slagwaardig worden opgetreden.
In het geval van ondermijning door gefrustreerde inwoners die politieke ambtsdragers bedreigen, is het belangrijk dat er paal en perk wordt gesteld aan het agressieve gedrag. Door als overheid responsief te zijn kunnen we agressief gedrag van gefrustreerde of verwarde inwoners voorkomen en hen de hulp bieden die ze nodig hebben. Naast vervolging van strafbare uitingen is dus ook preventie en bewustwording aan de kant van overheidsorganisaties van belang.
Deelt u de zorgen dat er geen substantiële verbetering te zien is in de verwevenheid van politiek en het lobbybedrijf? Zo nee, waarom niet?
Er zijn wel degelijk verbeteringen doorgevoerd om belangenvertegenwoordiging transparanter te laten plaatsvinden. Ik hecht eraan te benadrukken dat belangenvertegenwoordiging een essentieel onderdeel van democratische besluitvorming uitmaakt. Het is belangrijk dat belanghebbenden zich kunnen organiseren om beleidsvorming te beïnvloeden en dat hun inbreng op een transparante wijze wordt afgewogen door het openbaar bestuur. Om deze transparantie te bevorderen en ook de weging van verschillende belangen in het besluitvormingsproces te verantwoorden, zijn er verschillende verbeteringen doorgevoerd. Zo is de «Uitvoeringsrichtlijn transparantie agenda’s bewindslieden» aangescherpt in lijn met de motie Van Baarle-Dassen (Kamerstuk 28 844, nr. 261). Voorts is in overeenstemming met artikel 4.44 van de «Aanwijzingen voor de regelgeving» het belang van gedegen lobbyparagrafen in memories van toelichting opnieuw bij de ministeries onder de aandacht gebracht. In het «Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging» van prof. dr. Braun en dr. Fraussen worden de openbaarmaking van agenda’s en de lobbyparagrafen in memories van toelichting uitgelicht als instrumenten om transparantie en verantwoording te bevorderen. De toepassing hiervan wordt op dit moment extern geëvalueerd door voornoemde wetenschappers.
Hoe komt het dat, ondanks de goede voornemens om de lobby transparanter te maken, de verwevenheid tussen politiek en lobbybedrijven nog steeds een van de zwakke punten van Nederland is?
Dat veel partijen en organisaties in Nederland invloed kunnen uitoefenen op de politiek is een kracht van ons democratisch bestel. Dit moet echter wel legitiem en transparant gebeuren. Hierbij is het onder andere van belang dat mijn collega-ministers en ik, om belangenbehartiging transparanter te maken, onze agenda’s goed bijhouden. Onderzoek wijst uit dat er hier nog ruimte is voor verbetering. De gedragscode integriteit bewindspersonen besteedt ook aandacht aan transparantie van contacten tussen bewindspersonen en externen. Voorts geldt een lobbyverbod voor ambtenaren en oud-bewindspersonen voor een periode van twee jaar na het aftreden van de betreffende bewindspersoon. Dit lobbyverbod wordt gecodificeerd in het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen. Ik ben voornemens dat wetsvoorstel nog voor aanstaande zomer bij de Tweede Kamer in te dienen. Ook op decentraal niveau worden er diverse inspanningen verricht om het risico op een oneigenlijke toegang tot het bestuur te verkleinen. Zo worden binnen alle provincies, gemeenten en waterschappen gedragscodes integriteit vastgesteld. Deze codes bevatten, in aanvulling op diverse wettelijke regels, gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers vergroot. Daarnaast werk ik aan het wetsvoorstel bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur tweede tranche. Hiermee wordt onder andere een risicoanalyse integriteit voor wethouders en gedeputeerden verplicht gesteld. Met een risicoanalyse wordt aan de voorkant inzicht geboden in eventuele kwetsbaarheden – bijvoorbeeld ten aanzien van lobby – en het bewustzijn over de bestuurlijke integriteit (verder) vergroot.
Welke maatregelen zijn er volgens u de komende tijd nodig om de verwevenheid van politiek en het lobby te verminderen?
Het is belangrijk om de transparantie van belangenvertegenwoordiging te bevorderen, zoals ik ook in mijn antwoorden op vraag 6 en 7 benadruk. Momenteel voeren prof. dr. Braun en dr. Fraussen een evaluatieonderzoek uit naar de verbetering van de openbaarmaking van agenda’s van bewindspersonen en lobbyparagrafen in memories van toelichting. De resultaten van deze evaluatie verwacht ik aanstaande zomer te ontvangen en met uw Kamer te delen. Aan de hand van deze evaluatie kunnen we zo nodig extra stappen zetten om de belangenbehartiging ten overstaande van bewindspersonen inzichtelijker te maken.
Deelt u de zorgen van Transparancy International over de Nederlandse gevoeligheid voor vriendjespolitiek binnen een bestuurlijke in-crowd? Zo nee, waarom niet?
Het beeld van vriendjespolitiek binnen een bestuurlijke in-crowd herken ik niet. Wel is het goed om hierop alert te blijven en transparant te zijn in contacten en procedures. Dat geldt overigens niet alleen voor bewindspersonen maar ook voor Kamerleden en voor decentrale politieke ambtsdragers. In het antwoord op vraag 7 heb ik aangegeven welke inspanningen daartoe op decentraal niveau worden verricht. Volgens Transparency International is de zogeheten «draaideur» slecht voor het vertrouwen in onze instituties. Zoals ik ook aangeef in mijn antwoord op vraag 7, ben ik voornemens om nog voor aanstaande zomer het wetsvoorstel gewezen bewindspersonen bij de Tweede Kamer in te dienen. Dit wetsvoorstel bevat voor een periode van twee jaar na aftreden verplichte advisering over mogelijke vervolgfuncties van (oud-)bewindspersonen, een draaideurverbod en een lobbyverbod. Deze wetgeving zou tegemoetkomen aan de zorgen van Transparency International over de verwevenheid van de politiek en het lobbybedrijf. Ook geven we hierdoor gevolg aan de aanbeveling van de Groep van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO) op dit onderwerp.
Heeft u een beeld van de bijdragen aan corruptie van Nederlanders en Nederlandse bedrijven in het buitenland?
Ons zicht op buitenlandse omkoping wordt met name bepaald door zaken de het strafrecht bereiken. Zoals op 8 januari 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid met de Tweede Kamer is gedeeld3, zijn sinds november 2020 drie buitenlandse omkopingszaken (met meerdere verdachte natuurlijke en rechtspersonen) buitengerechtelijk afgedaan. Verder waren er in augustus 2023 achttien lopende zaken (waaronder een zaak in hoger beroep). Tot slot zijn sinds november 2020 dertien onderzoeken naar buitenlandse omkoping afgesloten zonder strafoplegging voor buitenlandse omkoping (in vier zaken zijn wel straffen voor andere strafbare feiten opgelegd).
Als onderdeel van het lidmaatschap van de Anti-omkopingswerkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rapporteert Nederland periodiek over de handhaving van buitenlandse omkoping. De hiervoor benodigde cijfers worden aangeleverd door het Openbaar Ministerie. In oktober 2025 zal Nederland wederom over de handhaving van buitenlandse omkoping rapporteren. Deze cijfers zullen ook met de Tweede Kamer worden gedeeld.
Het zicht op buitenlandse corruptie kan worden vergroot, indien bedrijven bij het detecteren van corruptie dit sneller zelf melden aan het OM. In dit kader heeft JenV het WODC onderzoek laten uitvoeren naar zelfonderzoek naar en zelfmelden van financieel economische criminaliteit. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Minister van Justitie en Veiligheid in de kamerbrief «Wenselijkheid zelfonderzoek en zelfmelden door bedrijven bij financieel-economische criminaliteit» nadere regulering van zelfonderzoek en zelfmelden van financieel economische criminaliteit aangekondigd.4
Deelt u de mening dat Nederland als democratische-rechtsstaat – met een in het internationaal perspectief goede reputatie – de verplichting heeft om ook de corruptie van Nederlanders en Nederlandse bedrijven in het buitenland tegen te gaan en hier actief een bijdrage aan moet leveren, zodat Nederland corruptieproblemen in andere landen helpt tegen te gaan, in plaats van groter te maken? Zo nee, waarom niet? Kunt u bij dit antwoord ook de internationale afspraken en verplichtingen die hiervoor gelden betrekken?
Ik ben het met u eens dat Nederland een bijdrage moet leveren aan het tegengaan van corruptie van Nederlandse bedrijven in het buitenland. Nederland spant zich dan ook actief in voor internationale samenwerking om corruptie tegen te gaan, van Nederlandse bedrijven in het buitenland, en in algemene zin. De belangrijkste manier waarop we ons hiervoor inspannen is middels het ratificeren en implementeren van het Anti-omkopingsverdrag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarop wordt toegezien door de Werkgroep tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren in internationale zakelijke transacties. Middels dit verdrag worden landen bijvoorbeeld verplicht om omkoping strafbaar te stellen, sanctioneren, en vervolgen (art. 1, 3, 5). De aanbevelingen van de Werkgroep leiden bovendien ook tot concrete maatregelen, zoals het actualiseren van de brochure «Eerlijk zakendoen, zonder corruptie» die door de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat is opgesteld.5 Daarnaast heeft Nederland het Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie (UNCAC) geratificeerd, het eerste bijna universele juridisch bindende instrument tegen corruptie. Nederland spant zich ook in via de GRECO van de Raad van Europa. Daarnaast is Nederland dit jaar wederom uitgenodigd voor de G20 anti-corruptiewerkgroep, ditmaal onder Braziliaans voorzitterschap.
Daarnaast verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij internationaal zakendoen in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Deze richtlijnen bieden handvatten hoe met kwesties als ketenverantwoordelijkheid, mensenrechten en milieu om te gaan. Het tegengaan van corruptie is ook onderdeel van de OESO-richtlijnen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Bestuurlijke organisatie en democratie op 13 maart 2024?
Vanwege de gevergde interdepartementale afstemming vereiste de beantwoording meer tijd.
Het artikel ‘Aantal tbs’ers wéér gestegen, maar geen plek in klinieken: krijgen enorme bedragen uitgekeerd.’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Aantal tbs’ers wéér gestegen, maar geen plek in klinieken: krijgen enorme bedragen uitgekeerd»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Kunt u concreet aangegeven hoe groot het tekort van gekwalificeerd personeel in alle Nederlandse terbeschikkingstelling (tbs)-klinieken is?
Het totale tekort bij tbs-klinieken, die op twee na allemaal particulier zijn, is lastig in beeld te brengen. Hoe groot het tekort aan personeel is wisselt namelijk sterk per kliniek, per periode en per functiegroep. Bovendien hanteren de instellingen verschillende methoden om dit tekort te meten (bijvoorbeeld verschillende peilmomenten of verschillende functiegroepen). Wel is de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met alle instellingen in gesprek over de tekorten, hoe zij aan de slag zijn om deze tekorten op te vullen en wat de consequenties van deze tekorten zijn.
Bij krapte van personeel kunnen er aangepaste programma’s gedraaid worden waarbij tbs-gestelden bijvoorbeeld langer worden ingesloten. Ook kan in het uiterste geval een afdeling gesloten worden. Door dergelijke maatregelen blijft er voldoende personeel beschikbaar om op een veilige manier begeleiding en zorg aan te bieden en zo de veiligheid in de kliniek te waarborgen. Op dit moment is daar gelukkig geen sprake van.
Personeelskrapte is geen exclusief probleem voor de tbs-sector, maar een breder maatschappelijk fenomeen, waar de gehele zorg mee kampt. We zien bovendien dat de doelgroep in de forensische zorg complexer wordt en dat het aantal tbs-gestelden sterk toeneemt. Dat maakt de zoektocht naar ervaren en gekwalificeerd personeel ingewikkeld. Ik verwacht daarom niet dat de personeelskrapte in de tbs-sector op korte termijn is opgelost.
Kunt u concreet aangeven hoeveel tbs-veroordeelden er de afgelopen jaren buiten de termijn van plaatsing in een tbs-kliniek zijn gevallen?
De termijn begint op de dag dat iemand in een tbs-kliniek geplaatst moet worden om aan de tbs-maatregel te beginnen. Tijdens die wachttijd verblijven veroordeelden tot tbs-dwang in het gevangeniswezen. Na vier maanden wachten in het gevangeniswezen (>120 dagen) heeft een tbs-passant recht op een vergoeding.
Onderstaande tabel toont het aantal tbs-gestelden dat langer dan vier maanden (120 dagen) op definitieve plaatsing in een tbs-kliniek heeft moeten wachten na aanvang van de termijn (artikel 6.3 eerste lid Wet forensische zorg).
48
49
62
127
124
Bron: Monitoring Informatiesysteem Terbeschikking Stelling (MITS)
Uit de tabel is op te maken dat van alle tbs-gestelden die in 2019 definitief in een tbs-kliniek zijn geplaatst, 48 daar langer dan 120 dagen op hebben moeten wachten. In 2023 is dat aantal 124. Van de personen die op 31-12-2023 nog binnen het gevangeniswezen als tbs-passant waren ingesloten (in totaal 151), waren er 89 die op dat moment langer dan 120 dagen wachtten op plaatsing in een tbs-kliniek.
Kunt u concreet aangeven hoeveel tbs-veroordeelden er de afgelopen jaren geld van de overheid hebben ontvangen?
In onderstaande tabel is weergegeven welke bedragen in totaal aan hoeveel individuele personen zijn uitgekeerd aan schadevergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek. Ook het gemiddelde bedrag per persoon en het hoogste bedrag per betaling zijn in de tabel opgenomen.
24
64
501
€ 25.150,–
€ 100.300,–
€ 81.475,–
€ 1.048,–
€ 1.567,–
€ 1.630,–
€ 4.725,–
€ 6.900,–
€ 6.050,–
De aantallen unieke personen in deze tabel wijken af van het aantal uit de tabel bij vraag drie. Dat komt doordat het uitkeren van de vergoeding in een ander jaar kan vallen dan het jaar waarin iemand als tbs-passant met recht op een vergoeding wordt geteld. Daar zijn verschillende redenen voor. Zo kan sprake zijn van een lange totale wachttijd of een late aanvraag door de tbs-gestelde. Ook kost het beoordelen van de aanvraag de nodige tijd. Tot slot vragen niet alle tbs-gestelden de vergoeding aan.
De werkwijze is als volgt. Een tbs-gestelde moet de vergoeding zelf aanvragen. Dat kan na definitieve plaatsing in een tbs-kliniek. Pas dan is de totale wachttijd namelijk bekend en kan de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld worden. DJI beoordeelt vervolgens de aanvraag.
Hoeveel kosten zijn er de afgelopen jaren gemaakt door de overheid, omdat tbs-veroordeelden niet in een tbs-kliniek geplaats konden worden, waardoor zij noodgedwongen in een gevangenis zijn geplaatst?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre vindt u het uit te leggen aan de samenleving, en in het bijzonder slachtoffers, dat veroordeelde tbs’ers geld van de staat uitgekeerd krijgen?
Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vloeit voort dat enige wachttijd voordat een tbs-gestelde in een tbs-kliniek geplaatst wordt acceptabel is, vanuit het oogpunt van een doelmatige besteding van publieke middelen.2 Het Europees Hof heeft ook gesteld dat deze wachttijd niet te lang mag zijn. Een andere opvatting zou volgens het Europees Hof een serieuze uitholling zijn van het recht op vrijheid (artikel 5, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).
De Hoge Raad heeft, met inachtneming van dit arrest van het Europees Hof, bij arrest van 21 december 2007 geoordeeld dat «een termijn van drie maanden die nog met enkele weken tot in totaal vier maanden mag worden verlengd» toelaatbaar is. Deze norm is later in de wet verankerd in artikel 6.3 Wet forensische zorg. Daarin is vastgelegd dat plaatsing van een tbs-gestelde in een instelling binnen een termijn van vier maanden na aanvang van de termijn van de tbs moet geschieden. Indien dat niet lukt kan de tbs-gestelde aanspraak maken op een passantenvergoeding. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming stelt de hoogte van de vergoeding vast.3
In hoeverre bestaat er het risico dat veroordeelde tbs’ers psychisch nog verder achteruitgaan, wanneer zij niet tijdig in een tbs-kliniek worden behandeld omdat zij voor onbepaalde tijd in een reguliere gevangenis worden geplaatst?
Gedetineerden, waaronder tbs-passanten, kunnen in penitentiaire inrichtingen psychiatrische zorg krijgen. Indien nodig, worden zij op speciale afdelingen geplaatst. De meest intensieve psychiatrische zorg in het gevangeniswezen wordt geleverd in de Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC’s), waarvan er vier zijn in Nederland. Ongeveer twee derde van de tbs-passanten verblijft hier. De behandeling van (afgestrafte) gedetineerden in een PPC is erop gericht om hen te stabiliseren en om het recidiverisico te verlagen. De zorg die in de PPC’s geleverd wordt moet voldoen aan het Kwaliteitskader Forensische Zorg. De tbs-behandeling zelf, inclusief verloven wanneer dat verantwoord is, start pas in de tbs-kliniek.
Er bestaat te weinig wetenschappelijk inzicht in het effect van een (langdurige) gevangenisstraf op de behandeling van een tbs-gestelde. Ik heb daarom het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gevraagd hier een onderzoek naar uit te voeren.4
Kunt u aangeven in hoeverre de behandeling van een tbs’er bemoeilijkt wordt wanneer een tbs-veroordeelde noodgedwongen in een reguliere gevangenis wordt geplaatst?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u concreet aangeven of tbs-veroordeelden die in een reguliere gevangenis zijn geplaatst voor incidenten en overlast hebben gezorgd binnen de gevangenismuren?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over incidenten en overlast specifiek door tbs-veroordeelden die in het gevangeniswezen verblijven.
Hoe vindt u het uit te leggen dat u in een Kamerbrief2 aangeeft dat de tekorten mogelijk nog groter worden de komende jaren, waardoor er mogelijk nog meer tbs’ers in reguliere gevangenissen worden geplaatst, waardoor de overheid mogelijk nog meer geld moet uitkeren aan veroordeelde tbs’ers?
De huidige situatie is onwenselijk en daarom zijn mijn inspanningen er op gericht om zo goed mogelijk om te gaan met de capaciteitsdruk op het hoogste beveiligingsniveau. Daarbij wil ik uw Kamer een realistisch beeld geven van de resultaten die ik haalbaar acht. Het is een feit dat een snellere uitbreiding van plaatsen in de huidige omstandigheden niet mogelijk is.
Kunt u aangeven, wellicht in samenspraak met de Raad voor de Rechtspraak, of rechters vanwege overvolle tbs-klinieken minder vaak een tbs-veroordeling opleggen?
De Raad voor de Rechtspraak laat desgevraagd weten dat rechters in een concrete zaak een straf en/of maatregel opleggen die passend is en zich daarbij niet laten leiden door capaciteitsproblematiek. Het niet opleggen van tbs – met als reden de overvolle tbs-klinieken – terwijl dat in een concrete zaak wel passend is, is dan ook niet aan de orde.
Kunt u aangeven in hoeverre u, gezien het feit dat u op eerdere Kamervragen3 heeft aangegeven dat misdadigers die tot maximaal een jaar cel zijn veroordeeld vanwege capaciteitsgebrek in gevangenissen mogelijk geen gevangenisstraf hoeven uit te zitten, het eens bent met de stelling dat de onwenselijke situatie van het tekort aan tbs-plaatsen druk legt op de gevangenissen, waardoor veroordeelde misdadigers tot een jaar cel, mogelijk hun celstraf niet uit hoeven te zitten?
Het klopt dat er een extra beroep op het gevangeniswezen gedaan wordt doordat de tbs-capaciteit ontoereikend is. De druk op het gevangeniswezen kent echter meerdere oorzaken, waarvan de belangrijkste de personeelskrapte is. Verder heeft DJI te maken met renovaties van vastgoed, waardoor capaciteit tijdelijk niet beschikbaar is.7 Ook zonder tbs-passanten is er druk op het gevangeniswezen en zijn maatregelen noodzakelijk.
Hoe is het mogelijk dat in een ontwikkeld land als Nederland, geen capaciteit is om veroordeelde criminelen en tbs’ers op te sluiten op de plek waar de rechter dat nodig acht?
In de voortgangsbrief forensische zorg die ik 31 januari 2023 aan uw Kamer heb verzonden ben ik ingegaan op de oorzaken van de capaciteitsdruk in de tbs.8 Zo is er sprake van een stijgende instroom, een stokkende door- en uitstroom, een verdichting van de zwaardere populatie en zijn er knelpunten bij uitbreidingen. In het algemeen stel ik vast dat de behoefte aan tbs-zorg door de jaren heen fluctueert en het momenteel niet lukt om de capaciteit in hetzelfde tempo mee te laten ontwikkelen. Het is dus zaak dat we het stelsel versterken om op de lange termijn beter met een fluctuerende behoefte om te kunnen gaan. In mijn laatste voortgangsbrief geef ik aan op welke manier ik daar aan werk.9 De belangrijkste maatregelen voor de lange termijn die ik verken zijn het meer financieren van forensisch psychiatrische centra (FPC) op basis van beschikbaarheid en het maken van een garantieregeling voor FPC’s. Met deze maatregelen wil ik belemmeringen voor capaciteitsuitbreidingen verminderen.
Voor wat betreft het gevangeniswezen is de voornaamste oorzaak van het capaciteitskort van personele aard: DJI kampt met een groot aantal vacatures. Ook heeft DJI te maken met renovaties van vastgoed en worden ook andere doelgroepen in detentie geplaatst. Naast de tbs-passanten gaat het om jongvolwassenen in voorlopige hechtenis waarbij de officier van justitie toepassing van het adolescentenstrafrecht wil eisen. In beginsel ondergaat een persoon die door de rechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf altijd daadwerkelijk detentie.10
Het nieuws dat er miljoenen euro’s extra nodig zijn om de brandweer in Noord-Holland Noord overeind te houden |
|
Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het nieuws dat de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord de noodklok luidt omdat het werk gedaan moet worden met te weinig middelen?1
Ja.
Bent u bekend met de vraag vanuit deze Veiligheidsregio dat er 6 miljoen euro extra nodig is voor het kunnen leveren van adequate capaciteit?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat er zonder de extra investeringen een goede kans is dat posten moeten sluiten omdat er anders niet genoeg middelen overblijven om de rest van de wettelijke taken uit te voeren?
Mijn uitgangspunt is dat de Veiligheidsregio Noord Holland Noord binnen de wettelijke kaders brandweerzorg blijft leveren. De veiligheidsregio’s ontvangen van mijn ministerie ten behoeve van hun taken door het verstrekken van een financiële lumpsum bijdrage (Brede Doeluitkering Rampenbestrijding). Deze bedraagt circa 15% van het totaalbudget, de overige ca. 85% wordt gefinancierd door de gemeenten. Het bestuur van de veiligheidsregio is vrij deze middelen naar eigen inzicht te besteden mits aan vigerende regelgeving wordt voldaan. Het bestuur van de veiligheidsregio legt over de besteding van de middelen middels een jaarrekening en jaarverslag verantwoording af aan de betreffende gemeenteraden.
Binnen de wettelijke kaders van de Wet Veiligheidsregio’s bepalen de besturen van de veiligheidsregio’s de ambities en het kwaliteitsniveau van de veiligheidsregio, zoals vastgelegd in het regionale beleidsplan. Voorafgaand aan de vaststelling van het regionale beleidsplan, legt de veiligheidsregio het beleidsplan voor aan de gemeentebesturen. Ook stelt het bestuur van de veiligheidsregio de (meerjaren)begroting van de regio vast. Dat betekent dat het aan dat bestuur is om te bepalen, rekening houdend met de regionale situatie, op welke wijze gelden worden besteed. De deelnemende gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de benodigde middelen om de gewenste prestaties te kunnen realiseren.
Bent u bekend met de signalen dat het momenteel al niet lukt om de bezetting volledig te garanderen en dit al tot een aantal nijpende situaties heeft geleid vorige zomer?
Ja, ik ben bekend met deze signalen. Voldoende bezetting is van groot belang voor de veiligheid van brandweermensen en het leveren van goede brandweerzorg. De veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft mij laten weten dat de bezetting op dit moment verantwoord is, maar dat deze wel onder druk staat. In het nieuwe regionaal beleidsplan dat momenteel wordt ontwikkeld, wordt hier expliciet rekening mee gehouden om de brandweerzorg in de toekomst te borgen.
Bent u het eens met de stelling dat het niet kunnen garanderen van voldoende bezetting heel erg gevaarlijk is en dat hier snel iets aan moet gebeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u de huidige bezetting van de brandweer in de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord nog verantwoord?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de helpende hand te bieden voor het werven van vrijwillige brandweerlieden in deze regio?
Het werven van vrijwillige brandweerlieden is primair de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Het Veiligheidsberaad is in 2018 in samenwerking met mijn ministerie gestart met het programma Vrijwilligheid. Het werven van vrijwilligers staat in meerdere regio’s onder druk en via dit programma worden onder meer ervaringen uitgewisseld over het aantrekken van vrijwilligers, het omgaan met vrijwilligheid in andere sectoren en het vergelijken met de situatie in andere landen. Het programma is in 2023 afgerond en heeft concrete handvatten en handreikingen opgeleverd voor de veiligheidsregio’s bij het behouden en werven van vrijwilligers. In 2024 zal er nog een landelijke campagne van start gaan met aandacht voor het werven het behouden van brandweervrijwilligers.
In het kader van dit programma zijn er verschillende onderzoeken3 uitgevoerd. Uit onderzoek van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (verder: NIPV) blijkt dat het behouden en werven van vrijwilligers geen generiek ervaren probleem is. Of een brandweerpost een knelpunt rondom vrijwilligers ervaart en zo ja welk, verschilt per post en moment. Het NIPV heeft verschillende aanbevelingen opgesteld, bijvoorbeeld om de verbinding tussen brandweervrijwilligers en de veiligheidsregio’s te versterken. Het is aan de veiligheidsregio’s om verder te gaan met de bevindingen en aanbevelingen uit de onderzoeken op een manier die aansluit bij de specifieke omstandigheden in hun veiligheidsregio.
Zijn er, voor zover bij u bekend, soortgelijke zorgen en problemen ook in andere regio’s? Bent u bereid dit actief na te gaan?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de brandweer voldoende ruimte krijgt om de vrijwillige brandweer te trainen voor nieuwe ontwikkelingen zoals brandende elektrische auto’s en steeds vaker voorkomende natuurbranden?
Het is niet aan mij als Minister, maar aan de besturen van de veiligheidsregio’s om te bepalen wat het oefenprogramma van de brandweer is op basis van het opgestelde risicoprofiel. Bij het opstellen van het risicoprofiel wordt er rekening gehouden met de lokale omstandigheden. Ook nieuwe ontwikkelingen, zoals elektrische auto’s zullen de veiligheidsregio’s opnemen in het oefenprogramma.
Wat kunt u vanuit uw rol betekenen om er voor te zorgen dat de kwaliteit en veiligheid gegarandeerd worden, ook in deze regio?
De slagkracht van een veiligheidsregio wordt door de besturen van de veiligheidsregio’s binnen het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) vastgesteld. Regio-specifieke omstandigheden en afwegingen spelen een rol bij de inrichting van de brandweerzorg. Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om daarbij binnen de wettelijke kaders te bepalen wat er nodig is.
De berichtgeving 'Aboutaleb wil minder communicatie over geweldsexplosie Rotterdam' |
|
Marjolein Faber (PVV), Marco Deen (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aboutaleb wil minder communicatie over geweldsexplosie Rotterdam»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de burgemeester, door in dit geval niet actief te communiceren, de veiligheid van zijn eigen burgers in gevaar brengt?
Het is aan de lokale gezagen om via de gebruikelijke kanalen van de gemeente en politie informatie te verstrekken die relevant is voor de veiligheid van burgers. Daarin spelen ook de landelijke en lokale media een rol.
De burgemeester legt verantwoording af aan de gemeenteraad over de inzet van zijn bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad van Rotterdam is derhalve de aangewezen plek voor het debat over communicatie over incidenten met explosieven.
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om te treden in (mogelijke) besluitvorming van de lokale driehoek. Ik ga er daarnaast van uit dat de driehoek weloverwogen besluiten neemt die de veiligheid in Rotterdam ten goede komen.
Deelt u de mening dat de burgers in het algemeen en die van Rotterdam in het bijzonder recht hebben om te weten wat in hun (directe) omgeving afspeelt zodat zij ook legale passende maatregelen kunnen treffen voor hun eigen veiligheid?
Zie antwoord vraag 2.
Verzaakt de burgemeester niet zijn taak als burgervader nu hij overweegt niet actief te communiceren, aangezien hij zorg moet dragen voor de veiligheid in zijn gemeente en communicatie in dit geval juist cruciaal is?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in te grijpen op het moment dat de burgemeester zijn voornemen om af te zien van actieve communicatie betreffende geweldsincidenten doorzet?
Communicatie rondom geweldsincidenten is een thema dat ik met enige regelmaat bespreek met diverse partners in het veiligheidsdomein, waaronder ook met de lokale gezagen en de politie. Mocht er aanleiding zijn, dan treden we hierover altijd in goed overleg.