| Ingediend | 1 oktober 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 6 november 2025 (na 36 dagen) |
| Indiener | Christine Teunissen (PvdD) |
| Beantwoord door | Rummenie , Tieman , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
| Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking natuur en milieu water |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z18311.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-355.html |
Deze berichten zijn bekend. Inmiddels is het vereiste aantal van 60 aanvaardingen bereikt voor inwerkingtreding van de op 19 juni 2023 te New York tot stand gekomen «Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht» (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; hierna: BBNJ-overeenkomst), waardoor deze op 17 januari 2026 in werking zal treden. Op het moment van sturen van deze brief is de BBNJ-overeenkomst door 74 landen en de Europese Unie (EU) aanvaard.1
Veel van de landen die de BBNJ-overeenkomst al hebben aanvaard, hoeven pas na de aanvaarding uitvoeringswetgeving op te stellen. Dat betekent in praktische zin dat niet ieder land dat een overeenkomst aanvaardt ook al klaar is om invulling te geven aan de doelen van de betreffende overeenkomst. In Nederland moet deze uitvoeringswetgeving gereed zijn vóór de aanvaarding om meteen klaar te zijn voor de effectieve uitvoering. Momenteel wordt hard gewerkt om de uitvoeringswetgeving zo snel mogelijk af te ronden zoals toegelicht in de Kamerbrief Voortgang goedkeuringstraject BBNJ-overeenkomst van 16 juli jl.2
Nee. Nederland hecht veel waarde aan de BBNJ-overeenkomst en was mede daarom sinds de start van de onderhandelingen in 2004 nauw betrokken bij deze overeenkomst. Ook na afronding van de onderhandelingen blijft Nederland actief bijdragen aan de internationale processen die de effectieve implementatie van de overeenkomst voorbereiden.
Tegelijkertijd draagt Nederland ook bij aan de effectieve implementatie van diverse verdragen die toezien op bescherming en herstel van het mariene milieu en de mariene biodiversiteit. Bijvoorbeeld het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD)3, de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren4, de Arctische Raad, en het Londenverdrag en -protocol.5
Ook blijft Nederland bijdragen aan het realiseren van het doel om uiterlijk in 2030 ten minste 30 procent van de zeeën en oceaan te beschermen («30-by-30»-doel). De nadere invulling die Nederland geeft aan het Kunming Montreal Global Biodiversity Framework (KM GBF) van de CBD, waaronder dit doel, staat in het eerste Nationaal Biodiversiteit Strategie & Actieplan Nederland 2025–2030, dat op 25 maart jl. naar de Tweede Kamer is gezonden.6 Voor de zeegebieden binnen de nationale rechtsmacht van Nederland wordt deze doelstelling gehaald.
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, staat het aanvaarden van een overeenkomst niet gelijk aan het effectief (kunnen) uitvoeren daarvan. De overeenkomst moet voor de uitvoering ook effectief en zorgvuldig worden geïmplementeerd, waarvoor nationale regels en procedures nodig zijn. In sommige landen kan een overeenkomst direct aanvaard worden en hoeven pas daarna nationale regels en procedures opgesteld te worden. In Nederland moet de uitvoeringswetgeving gereed zijn voordat een overeenkomst kan worden aanvaard. Dat is aan de voorkant een langer proces, maar het betekent in het geval van de BBNJ-overeenkomst ook dat Nederland op het moment van aanvaarding direct klaar is voor de effectieve uitvoering ervan. Verder zet Nederland zich al lange tijd in voor een gezond marien milieu en mariene biodiversiteit en zal dit blijven doen, zie ook het antwoord bij vraag 2.
In 2024 heeft Nederland het convenant met «The Ocean Cleanup» herzien om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de BBNJ-overeenkomst.7 In dat convenant zijn de afspraken over het doen van milieueffectbeoordelingen voor de activiteiten die The Ocean Cleanup uitvoert in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht aangepast en voor zover mogelijk in lijn gebracht met de bepalingen van de BBNJ-overeenkomst.
Daarnaast is één van de doelen van de BBNJ-overeenkomst het versterken van samenwerking tussen organisaties en raamwerken die mandaten hebben op de oceaan. Nederland roept daarom op in onder andere de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), de OSPAR8-commissie, de CBD en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) tot samenwerking tussen de organisaties met mandaten die zien op de oceaan en zeeën.
Daarnaast streeft Nederland ernaar om nationaal en regionaal, bijvoorbeeld middels het OSPAR-verdrag, maatregelen te nemen die onder andere in lijn zijn met de BBNJ-overeenkomst en het KM GBF. Voorbeelden zijn het aanwijzen van mariene beschermde gebieden en het nemen van andere beschermings-maatregelen en het uitvoeren van monitoring en onderzoeken onder de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, OSPAR en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 2 wordt het «30-by-30»-doel van het KM GBF voor de zeegebieden binnen de nationale rechtsmacht van Nederland gehaald.
Zoals vastgelegd in het Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma Caribisch Nederland, streeft Nederland, in lijn met het KM GBF, ook in Caribisch Nederland ernaar om tenminste 30% van de gehele Exclusieve Economische Zone (EEZ) en terrestrische gebieden te beschermen, herstellen en beheren.
Die analyse wordt niet gedeeld. De eerste Vergadering van de Verdragspartijen (COP) van de BBNJ-overeenkomst vindt mogelijk in 2026 of begin 2027 plaats. Nederland zal aan de eerste BBNJ COP deelnemen, omdat het voortzetten van onze deelname in lijn is met de eerdere betrokkenheid bij de BBNJ-overeenkomst. Momenteel neemt Nederland deel aan het internationale proces dat deze COP voorbereidt, onder meer om ervoor te zorgen dat de afspraken over implementatie ambitieus zijn en tegelijk voor Nederland uitvoerbaar blijven. Dat is in het belang van onze maritieme industrie en onze onderzoeksinstituten die – na inwerkingtreding van de BBNJ-overeenkomst voor het Europese en het Caribische deel van Nederland – zich daaraan moeten houden. Bovendien kan Nederland ook invloedrijk zijn in de internationale uitvoering. Omdat Nederland al langere tijd vrij gedetailleerd bezig is met de ontwikkeling van de nationale uitvoeringswetgeving, kijken andere landen naar ons land als voorbeeld hoe de BBNJ-overeenkomst te implementeren.
Dit is praktisch niet mogelijk, vanwege de termijnen die voor de verschillende fasen van de wetgevingsprocedure staan. Voor de parlementaire goedkeuringsprocedure van de BBNJ-overeenkomst bestaan de goedkeuringsstukken in ieder geval uit de Rijkswet tot goedkeuring van het verdrag en de benodigde uitvoeringswetgeving. Momenteel loopt de interdepartementale ambtelijke voorbereiding van de regelgeving, waarin de uitvoeringswetgeving wordt opgesteld en met de uitvoeringsorganisaties wordt gesproken over de daadwerkelijke uitvoering van de BBNJ-overeenkomst voor Nederland. Na afronding van de interdepartementale voorbereiding worden de wetgevingsprocedures voor respectievelijk de goedkeuringswet en uitvoeringswetgeving gevolgd.9 Vanwege de termijnen die voor de verschillende fasen in deze procedures staan, is de verwachting dat de goedkeuringsstukken op zijn vroegst eind 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden kunnen worden.
Volgens het internationaal recht dient Nederland als ondertekenaar van de BBNJ-overeenkomst zich te onthouden van handelingen die het voorwerp en het doel van de BBNJ-overeenkomst zouden ontnemen.
Nederland handelt in internationale gremia met mandaten op de oceaan en zeeën in lijn met deze verplichting, maar het is belangrijk om te benadrukken dat de BBNJ-overeenkomst ook na inwerkingtreding niet in de plaats zal treden van al bestaande bevoegde autoriteiten, zoals het beheer van visserijactiviteiten, scheepvaart en diepzeemijnbouw. Deze activiteiten blijven onder de bevoegdheid van respectievelijk bestaande regionale visserijbeheerorganisaties, de IMO en de ISA. Daarbij is en blijft Nederland gebonden aan de bestaande internationale wet- en regelgeving die geldt voor de visserij, diepzeemijnbouw en scheepvaart.
Door het lid Teunissen (PvdD) zijn schriftelijke vragen gesteld over «de ratificatie van het VN-oceaanverdrag (BBNJ-overeenkomst1)», kenmerk 2025Z18311 Via deze brief wil ik u meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. De beantwoording van de vragen valt tegelijk met het verkiezingsreces en daarom is de afstemming met de betrokken bewindspersonen nog niet afgerond. Het is daardoor niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn aan uw Kamer te doen toekomen. Het streven is de antwoorden zo spoedig mogelijk aan de Kamer te sturen.