| Ingediend | 12 september 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 30 oktober 2025 (na 48 dagen) |
| Indiener | Merlien Welzijn (NSC) |
| Beantwoord door | Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
| Onderwerpen | europese zaken financiën internationaal organisatie en beleid |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z16778.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-289.html |
Ik ben bekend met de wens van Techniek Nederland en partijen binnen de sector om administratieve vereenvoudigingen in het stelsel zien voor zzp-ers en kleine bedrijven door te voeren. Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2025 heb aangegeven, zijn hier binnen de sector ook initiatieven voor. Die juich ik toe.
De regelgeving biedt hier alle ruimte voor. Uitgangspunt is dat het stelsel goed werkbaar is voor alle typen bedrijven en dat bedrijven kunnen kiezen voor een certificatieschema dat het beste aansluit bij hun bedrijfsmodel. Bij aanvang van het stelsel zijn door de sector 3 certificatieschema’s opgesteld (InstallQ, Kiwa en de Nederlandse Haarden- en Kachelbranche). Op dit moment wordt door de sector gewerkt aan een nieuw certificatieschema, een schema specifiek voor zzp-ers en kleine bedrijven. Dit schema moet de uitvoering van het stelsel voor deze bedrijven eenvoudiger en goedkoper maken. Het is aan de Raad voor Accreditatie (RvA) en de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging voor de Bouw (TloKB) om dit schema aan de wettelijke eisen te toetsen.
Als onderdeel van de evaluatie van het CO-stelsel heb ik het eerder in 2017 en 2019 uitgevoerde regeldrukeffectenonderzoek laten actualiseren. Uit deze actualisatie en nadere analyses daarop is naar voren gekomen dat de extra regeldruk die zzp-ers ervaren vooral het gevolg is van aanvullende werkzaamheden die vanwege certificering worden verwacht (zoals uit te voeren metingen met vereiste apparatuur), de verplichte audits en kwaliteitsmanagement, en kosten in verband met het vereiste Vakmanschap CO. Deze uitkomsten heb ik voorgelegd aan betrokken schemabeheerders, certificerende instellingen en brancheorganisaties met de vraag waar vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat er op dit moment binnen de sector wordt gewerkt aan een nieuw specifiek certificatieschema voor zzp-ers en kleine bedrijven. Ook wordt gekeken naar mogelijke vereenvoudigingen in aangewezen certificatieschema’s (zie ook antwoord op vraag 1.
Verder heb ik vanuit de sector vernomen dat overeenstemming is bereikt over een praktisch uitvoerbare en laagdrempelige procedure voor het verlengen van het Vakmanschap CO. Hiermee wordt de verlenging van het Vakmanschap CO voor installateurs aanzienlijk eenvoudiger, met minder tijdsinvestering en kosten, maar met behoud van kwaliteit en veiligheid. Daarnaast is een zekere regeldruk inherent aan de keuze van een wettelijk stelsel. Zzp-ers moeten vaak wennen aan de verplichtingen die certificering met zich meebrengt. De verwachting is dat naarmate zij hier meer ervaring mee krijgen, de ervaren regeldruk als gevolg daarvan zal afnemen.
Hier geef ik al uitvoering aan. Op dit moment kijk ik samen met Techniek Nederland naar de mogelijkheid om de melding van «bijna-ongevallen» via het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO; zie ook antwoord op vraag 11) te laten verlopen. Daarmee wordt het makkelijker voor installateurs om die meldingen door te geven.
Daarnaast is het zo dat de regelgeving alle ruimte aan de sector biedt om vereenvoudigingen via digitale hulpmiddelen in de uitvoeringspraktijk door te voeren. Door bij het stelsel betrokken partijen (waaronder ook Techniek Nederland) zijn hiervoor ook al apps ontwikkeld en beschikbaar gesteld. De administratieve lasten voor installateurs verminderen hierdoor.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 en 2 heb aangegeven, heb ik hierover al met betrokken partijen gesproken. Er lopen op dit moment al initiatieven binnen de sector om de uitvoering voor met name zzp-ers en kleine bedrijven te vereenvoudigen binnen de wettelijke kaders om de veiligheid te kunnen blijven waarborgen.
Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2025 heb aangegeven geeft de evaluatie geen dringende aanleiding om onderhoud te verplichten. Uit de evaluatie blijkt namelijk dat circa 10–15% van de gasverbrandingsinstallaties nu niet wordt onderhouden. Het merendeel wordt dus wel onderhouden. Daarbij geven de onderzoekers aan dat er ook andere mogelijkheden zijn (bijvoorbeeld vergroten van bewustzijn) om deze groep te activeren om wel onderhoud te laten uitvoeren. Volgens jaarlijks door Kiwa Technologie in opdracht van Netbeheer Nederland uitgevoerd onderzoek, vertoont het aantal ongevallen met koolmonoxide ook een dalende tendens.
Net als afgelopen jaren bevorder ik periodiek onderhoud, in goede samenwerking met de Nederlandse Brandwondenstichting en Brandweer Nederland, via de jaarlijkse campagne Stop CO-vergiftiging. Komend stookseizoen intensiveer ik dit met de publiekscampagne Verbeterjehuis – duurzaam wonen.
In gesprek met de sector heb ik aangegeven dat keten- of collectieve certificering (koepelcertificering) binnen het stelsel mogelijk is, mits daarmee de veiligheid even goed wordt geborgd als bij certificering van een groot bedrijf. Het is echter aan de sector om daar -indien gewenst- invulling aan te geven en voorstellen daarvoor voor te leggen aan de RvA en de TloKB. De RvA en de TloKB beoordelen of de uitwerking past binnen de eisen die vanuit accreditatie worden gesteld en of met de uitwerking voldaan wordt aan de inhoudelijke eisen van het CO-stelsel.
Dit handelingskader is sinds 2016 beschikbaar en in 2023 geactualiseerd vanwege het nieuwe wettelijke CO-stelsel2. Het betreft hier een uitvoerige handreiking voor VvE-besturen, VvE-beheerders, woningcorporaties en professionele private woningverhuurders en een informatieblad voor bewoners van gestapelde woningen. In de handreiking is ook aandacht voor de mogelijkheid voor VvE’s om een lening aan te gaan bij het Nationaal Warmtefonds en SVn. Ik ben voornemens deze handreiking en informatieblad in 2026 te actualiseren.
Dit register is sinds de inwerkingtreding van het wettelijk CO-stelsel beschikbaar: Certificaathouder | Register Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.
Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat handhaving «achter de voordeur» voor gemeenten complex is en dat gemeenten hier verschillend uitvoering aan geven. Toezicht en handhaving is vooral reactief, op basis van meldingen van bijvoorbeeld gevaarlijke situaties. Ik ben in overleg met de VNG over de staat van het toezicht op de wettelijke bepalingen volgend uit het Besluit Bouwwerken leefomgeving (Bbl), waarbij ook het CO-stelsel wordt betrokken.
Ik ga overigens primair uit van naleving van de wettelijke bepalingen door alle partijen in het stelsel. Dus ook van de opdrachtgevers, die primair verantwoordelijk zijn voor het contracteren van een gecertificeerd bedrijf. Zij lopen in veel gevallen ook het veiligheidsrisico en zijn in overtreding wanneer ze de wet niet naleven.
Van oneerlijke concurrentie kan sprake zijn wanneer een niet-gecertificeerd bedrijf (toch) werkzaamheden uitvoert én daarvoor lagere kosten berekent dan een gecertificeerd bedrijf. Mij zijn geen cijfers bekend van niet-bonafide bedrijven die in de markt opereren. Zoals in mijn brief van 3 juli 2025 aangegeven zijn inmiddels circa 3.700 bedrijven gecertificeerd om deze werkzaamheden uit te mogen voeren. Dat zijn er meer dan bij aanvang van het stelsel verwacht. Dit betekent dat er voldoende keuze is voor consumenten om een gecertificeerd bedrijf te vinden. Met de jaarlijkse publieksvoorlichting vergroot ik het bewustzijn bij consumenten over de gevaren van koolmonoxide en de verplichting om voor werkzaamheden alleen een gecertificeerd bedrijf in te schakelen. Door consumenten hiervan bewust en alert te maken, worden niet-gecertificeerde bedrijven van de markt geweerd.
Gemeenten hebben ruimte om zelf handhavingsbeleid vast te stellen en prioriteiten aan te brengen, dat kunnen zij risicogestuurd doen. Het Bbl bevat veel onderwerpen en regels waaraan in de bestaande voorraad moet worden voldaan. Met VNG en IPO wordt thans onderzoek voorbereid naar de staat van het toezicht op de bouwregelgeving in de bestaande bouw. Er zullen meerdere onderzoeken worden uitgevoerd. Hierbij wordt gekeken naar zowel de beschikbare financiële middelen voor toezicht (ook voor het CO-stelsel), als naar het beschikbare juridisch instrumentarium. Ook wordt gekeken naar het beleid en de uitvoering van het toezicht (zowel kwantitatief als kwalitatief) door het bevoegd gezag. Over de uitkomsten van deze onderzoeken en de vervolgstappen verwacht ik u in 2026 te kunnen informeren.
Het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO) maakt het mogelijk om meerdere betrokken partijen eenduidig en onmiddellijk te informeren, afhankelijk van de ernst van de melding. Dit draagt enerzijds bij aan de informatieplicht binnen het CO-stelsel en anderzijds aan het verminderen van de administratieve afhandeling en/of coördinatie bij handhaving door gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten sneller overgaan tot handhaving.
Met de komst van het DSGO is het nu mogelijk om datadelen in de gebouwde omgeving te organiseren op een veilige, betrouwbare en verifieerbare manier tussen private partijen onderling en tussen private en publieke partijen. Daarmee biedt DSGO toegevoegde waarde voor het CO-stelsel door datadelen tussen gemeente, installateurs, certificerende instellingen en registers van bijvoorbeeld de installatiebranche te organiseren.
Regeldruk en kostenontwikkeling zijn voorafgaand aan het stelsel (in 2017 en 2019) en bij de evaluatie van het stelsel (in 2024) uitvoerig onderzocht. Daarbij zijn de effecten van het stelsel op alle onderdelen van certificatie en per type bedrijf in beeld gebracht. Daarbij is ook geconstateerd dat de sinds 2022 toegenomen kosten voor consumenten voor het grootste deel veroorzaakt zijn door in die periode gestegen lonen en materiaal- en grondstoffenprijzen en voor een veel beperkter deel door het CO-stelsel. Over deze uitkomsten heb ik u geïnformeerd. Aangezien hiermee al een goed beeld bestaat van de regeldruk vanwege het CO-stelsel, zie ik geen aanleiding de regeldruk en kostenontwikkeling structureel te blijven onderzoeken. Daarbij speelt ook mee, zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, dat het de verwachting is dat zzp-ers en kleine bedrijven steeds meer bekend raken met hetgeen bij certificering van hen wordt verwacht en dat als gevolg daarvan de regeldruk zal afnemen.
Bekendheid onder bewoners met het CO-stelsel vergroot ik via de gerichte publiekscampagne Stop CO-vergiftiging (zie ook mijn antwoorden op vraag 5 en 13. Daarbij wordt tevens de effectiviteit van de ingezette campagnemiddelen gemeten. Daarnaast ga ik binnenkort in overleg met brancheorganisaties voor dakdekkers en aannemers in de bouw, met als doel ook binnen deze sectoren de bekendheid met het CO-stelsel te vergroten. Tijdens dit overleg bespreek ik tevens op welke wijze deze bekendheid binnen de branches gemonitord kan worden. Zoals in mijn antwoord op vraag 10 aangegeven is de kwaliteit van handhaving onderwerp van nader met de VNG en IPO uit te voeren onderzoek.
Met de jaarlijkse publieksvoorlichting over het CO-stelsel worden consumenten, behalve over de gevaren van koolmonoxide en hoe koolmonoxidevergiftiging te voorkomen, ook geïnformeerd over de verplichting om een gecertificeerd installatiebedrijf in te schakelen. Daarbij wordt bekendheid gegeven over het CO-vrij logo dat deze bedrijven voeren en waar deze bedrijven te vinden zijn (zie ook antwoord vraag 8).
Zie antwoorden hiervoor.
Ja, dat heb ik gedaan.