Ingediend | 1 september 2025 |
---|---|
Beantwoord | 19 september 2025 (na 18 dagen) |
Indiener | Christine Teunissen (PvdD) |
Beantwoord door | Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
Onderwerpen | bodem economie natuur en milieu overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z15633.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-29.html |
Ja.
Het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie is op 23 april 2025 door de betrokken partijen gesloten. De Kamer is daarover dezelfde dag geïnformeerd2. Het kabinet is het niet eens met de stelling dat dit akkoord in strijd zou zijn met de verplichtingen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Het kabinetsbeleid is gericht op een reductie van broeikasgasemissies van 55% in 2030 ten opzichte van 1990 en een netto nul uitstoot in 2050, passend binnen de afspraken van het Parijsakkoord.
In de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem blijft aardgas voorlopig nog nodig. Hierbij heeft het kabinet een voorkeur voor aardgas met zo min mogelijk klimaatimpact en zo min mogelijk afhankelijkheid van andere landen. Met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie zet het kabinet in op opschaling van gaswinning uit gasvelden op de Noordzee. Voor gaswinning uit de kleine velden op land worden er aanvullende afspraken gemaakt die momenteel worden uitgewerkt. Deze aanvullende afspraken moeten bijdragen aan het vinden van een balans tussen enerzijds de zorgen van inwoners en regionale bestuurders, en anderzijds de belangrijke functie die gaswinning op land nog heeft.
Voor het nastreven van deze klimaatdoelen stuurt het kabinet op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen, niet op het verminderen van de productie ervan. Een afname van binnenlandse productie leidt niet automatisch tot een daling van het gebruik en daarmee tot een daling van de emissies. Een afname van binnenlandse productie zal immers vervangen worden door een toename van import, met name van LNG. Daar komt bij dat LNG, vanwege de wijze van productie en het transport naar Nederland, een hogere CO2-uitstoot kent dan gas gewonnen op de Noordzee.
Volgens de jaarlijkse prognose van TNO in het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte past een opschaling van de gaswinning op de Noordzee, zoals beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario, waarmee Nederland op koers blijft voor de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Met andere woorden: ook met een tijdelijk hogere gasproductie op de Noordzee blijft dit volume ruim onder wat er binnenlands wordt gebruikt aan aardgas.
Uit de Advisory Opinion volgt dat staten passende maatregelen moeten treffen die redelijkerwijs in staat zijn om klimaatdoelen (NDC’s) te behalen. Deze verplichting omvat het inzetten van wetgevende en bestuurlijke instrumenten, waaronder een effectieve regulering van private actoren die grote emissies veroorzaken.
Nederland en de EU beschikken over een regelgevend kader dat is gericht op het realiseren van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 past de opschaling van de gaswinning binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen.
Nee, er is geen verdere analyse gemaakt op de juridische aspecten die u benoemt.
De scenario’s van het IEA schetsen terecht dat er mondiaal in principe geen verdere exploratie activiteiten van fossiele brandstoffen nodig zijn, omdat alle fossiele projecten die reeds zijn ontdekt en in (verschillende stadia van) ontwikkeling zijn al zouden voorzien in de mondiale vraag die past binnen een 1,5 graad scenario.
Dit veronderstelt wel dat deze voorkomens ook ontwikkeld zullen worden, wat niet altijd het geval zal zijn. Tevens wordt hierbij geen rekenschap genomen van enige mate van voorzieningszekerheid en de wens van dit kabinet om, zolang we nog gebruik maken van fossiele bronnen zoals aardgas, te kiezen voor gaswinning uit kleine velden boven de import van aardgas uit andere delen van de wereld. Dit omdat dergelijke binnenlandse productie bijdraagt aan een zo laag mogelijke emissie-voetafdruk (die veelal lager is dan geïmporteerd aardgas) en daarnaast bijdraagt aan de (West-Europese) importonafhankelijkheid.
Het onlangs gepubliceerde rapport door het IEA, dat gaat over de implicaties van de productiedaling van olie- en gasvelden5, geeft daarbij ook als aanbeveling aan om inzicht in de afnamesnelheden van olie- en gasvelden in de langetermijnplanning van energiesystemen te integreren. Dit heeft onder meer betrekking op de binnenlandse productie en energiezekerheid, de locatie van import- en exportmarkten en de juiste omvang en toekomstbestendigheid van nieuwe en bestaande olie- en gasinfrastructuur.
Het kabinet richt zich zowel op energiebesparing, de opschaling van duurzame energieproductie, alsmede de afbouw van de vraag naar fossiele brandstoffen en daarmee ook de noodzaak voor de productie daarvan. Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen verleen ik nu instemming tot en met 2045 met het oog op de door TNO gestelde prognoses van zowel de gasvraag als de binnenlandse gasproductie. Deze zullen in de meest progressieve scenario’s van daling van de vraag en nieuwe productie in 2047 met elkaar kruisen. Financiële risico’s in de ontmantelingsfase worden daarnaast middels de Decommissioning Security Agreement (DSA) systematiek zoveel mogelijk gemitigeerd door afspraken tussen alle vergunninghouders over te stellen financiële zekerheden met betrekking tot de ontmanteling van activa en herstel van productielocaties.
Daarnaast streeft het kabinet naar een volledig circulaire en fossielvrije economie. Daartoe worden richting 2050 het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk geminimaliseerd en is ook middels het Noordzeeakkoord door alle betrokkenen afgesproken dat het niveau van de binnenlandse gasproductie de binnenlandse gasvraag niet zal overstijgen. Er zal echter nog geruime tijd een zekere behoefte aan gas in de energievoorziening zijn. Zo lang we nog gas gebruiken, is het ook voor het klimaat gunstiger om binnenlands geproduceerd gas te gebruiken, omdat dit leidt tot minder broeikasgasemissies dan geïmporteerd gas.
Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de vragen 2, 5 en 6 past een tijdelijke opschaling van de gaswinning, zoals is beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen. Op grond van de Mijnbouwwet participeert EBN in olie- en gasprojecten en is daardoor een belangrijke partij bij de opschaling van de gaswinning.
Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen wordt instemming verleend tot en met 2045, waarbij naast de eerder aangegeven klimaatdoelstellingen en de gasleveringszekerheid ook de investeringszekerheid van dergelijke kapitaalintensieve projecten niet uit het oog moet worden verloren. Het kabinet wil wel ruimte houden voor maatwerk indien dat op een later moment nodig blijkt te zijn, bijvoorbeeld als blijkt dat er na 2045 toch nog gas nodig is voor de binnenlandse vraag én dat passend is binnen de klimaatdoelstellingen. Die afweging zal op dat moment gemaakt moeten worden. Hierdoor is het risico op stranded assets beperkt en mogelijk zelfs omgekeerd: bestaande infrastructuur kan wellicht langer gebruikt worden door aansluiting van nieuwe gaswinning locaties.
Ja, de bijdrage van EBN aan het versnellen van de energietransitie is bij ons bekend. Het kabinet verschilt met u van mening dat nieuwe investeringen in gasprojecten in Nederland de klimaatcrisis verergeren en de transitie vertragen. De investeringen zijn juist nodig om de transitie door te komen. Deze investeringen dienen daarnaast ook een ander publiek belang, namelijk het borgen van de energiezekerheid. Zie ook de beantwoording van vragen 2, 3 en 5.
Deze opvatting deelt het kabinet niet. Op grond van artikel 82 lid 2 van de Mijnbouwwet richt EBN zich met een wettelijke taak ook op geothermie en op grond van artikel 82 lid 4 van de Mijnbouwwet is instemming verleend aan EBN om onder meer activiteiten te ontwikkelen ten aanzien van CCS en groen gas. Ook worden er door EBN voorbereidingen getroffen om mogelijk aan de slag te gaan als Nationale Deelneming Warmtenetten. Dit zijn activiteiten anders dan de opsporing en winning van olie en gas en ook ter borging van publieke belangen.
In het kader van zowel de leveringszekerheid als de economische veerkracht zullen zowel een verdere energiebesparing, toekomstperspectief voor de industrie als ook de exploratie van nieuwe gasvelden een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Op dit moment wordt reeds ingezet op versterking van toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht, waarvan nu de eerste effecten zichtbaar worden. Hier heeft het kabinet de Kamer met de brief van 25 juni jl. over geïnformeerd.7
Op 5 september jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie.8 In de brief geeft het kabinet aan dat er ook op de lange termijn perspectief is voor de industrie in Nederland. Het kabinet zet daarbij in op drie lijnen: Europees gelijk speelveld, transitiepaden voor de lange termijn en benutting van comparatieve voordelen.
Het is helaas niet gelukt om deze vragen op de door u gewenste termijn te beantwoorden.