| Ingediend | 20 augustus 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 9 oktober 2025 (na 50 dagen) |
| Indiener | Songül Mutluer (PvdA) |
| Beantwoord door | Struycken |
| Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid politie, brandweer en hulpdiensten recht |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z15247.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-223.html |
Ja.
Ja. Het slachtofferdevice is een van de technische hulpmiddelen dat kan bijdragen aan de veiligheid van vrouwen. Met het slachtofferdevice wordt de meldkamer van de reclassering ingeseind als de elektronische enkelband van een verdachte of veroordeelde pleger van partnergeweld te dicht in de buurt komt van het slachtoffer. Gedurende de periode dat het slachtoffer gebruikmaakt van het device, wordt het slachtoffer begeleid door de regionale vrouwenopvangorganisatie. Deze organisatie wordt gefinancierd door de gemeente. Uit de evaluatie van de pilot dit jaar in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, blijkt dat het slachtofferdevice een toevoeging is in de mogelijkheden voor bescherming van slachtoffers van stalking en huiselijk geweld. Ook is geconcludeerd dat door de inzet van het slachtofferdevice het veiligheidsgevoel van slachtoffers toeneemt.
Een ander hulpmiddel is de AWARE-noodknop, waarmee iemand de politie direct kan alarmeren in een dreigende situatie. De doelstelling van AWARE is om veiligheid te bieden aan slachtoffers van stalking of bedreiging. Om dit te bewerkstelligen wordt naast het alarmsysteem ook hulpverlening ingezet, gericht op het herstel en het weerbaarder maken van het slachtoffer. De inzet van AWARE wordt georganiseerd door regionale netwerkpartners, zoals politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang, en gefinancierd door gemeenten. Met de inzet van AWARE wordt gewerkt aan een stabiele veiligheidsbeleving van slachtoffers, onder andere door te werken met een veiligheidsplan waarin maatregelen en adviezen voor het slachtoffer zijn opgenomen die het slachtoffer kunnen ondersteunen in het nemen van regie over de eigen veiligheid. Er wordt ingezet op het creëren van veiligheid, het versterken van beschermende factoren en ondersteuning en herstel van het slachtoffer.
De AWARE-noodknop en het slachtofferdevice worden overigens niet tegelijkertijd ingezet. De functionaliteit van de noodknop zit namelijk ook op het slachtofferdevice. AWARE kan worden ingezet op het moment dat betrokken organisaties zich zorgen maken over de veiligheid van het slachtoffer en het slachtoffer instemt met de voorwaarden met betrekking tot AWARE. Het slachtofferdevice kan (pas) ingezet worden als de rechter in het kader van een schorsing of als straf elektronische monitoring oplegt in combinatie met het slachtofferdevice. In de praktijk kan dit betekenen dat het slachtoffer eerst AWARE heeft en daarna een slachtofferdevice krijgt. De begeleiding van het slachtoffer blijft, los van welk instrument wordt ingezet, hetzelfde. Na afloop van de inzet van het slachtofferdevice wordt idealiter aan het slachtoffer aangeboden om alsnog voor een bepaalde periode AWARE in te zetten zodat zij langzaam kan toewerken naar een situatie zonder technische hulpmiddelen. Dit kan van grote meerwaarde zijn in situaties waar de periode van elektronische monitoring is verlopen maar het dreigingsrisico nog steeds aanwezig is.
Ik vind het belangrijk dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande technische mogelijkheden en dat wordt geïnvesteerd in nieuwe technische ontwikkelingen. Daarom ondersteun ik de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice. Omdat het slachtofferdevice gekoppeld is aan een rechterlijke rechtspraak en primair onder mijn verantwoordelijkheid valt, richt ik mij in de beantwoording daarop.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en het feit dat het slachtofferdevice een voorwaarde is die door een rechter in het kader van een strafrechtelijke uitspraak wordt opgelegd, dient het slachtofferdevice en de bijbehorende werkwijze in geval van een dergelijke uitspraak ook beschikbaar te zijn. De decentrale inrichting van het zorgstelsel en de regionale verschillen, waar de betrokken organisaties zoals de vrouwenopvang en Veilig Thuis onderdeel van zijn, maakt dat het slachtofferdevice niet meteen overal tegelijk kan worden ingevoerd. Het gebruik van het device moet immers ingebed zijn in een goede regionale werkwijze en samenwerking. Daarom is bij de start van het traject rond de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice in 2022 bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak. Nu werken vier regio’s met het device en wordt ernaar toegewerkt dat vanaf januari 2026 meer regio’s met het slachtofferdevice kunnen gaan werken.
Zie antwoord vraag 3.
Zoals ik toelichtte, wordt het slachtofferdevice op dit moment in vier regio’s aangeboden en wordt de bijbehorende werkwijze ontwikkeld en toegepast. In die regio’s is het slachtofferdevice beschikbaar op het moment dat de rechter de inzet ervan als maatregel heeft opgelegd. Uit onderzoek uit 2021 blijkt daarnaast dat in 33 van de 35 centrumgemeenten AWARE wordt ingezet1. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar over het aantal gemeenten dat AWARE inzet. Op dit moment wordt ingezet op de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE, waarin verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de verbreding van de doelgroep, inzet op hulpaanbod voor de pleger en kinderen en de versterkte samenwerking tussen betrokken organisaties.
Gemeenten hebben binnen het sociaal domein wettelijk beleidsruimte om zelf te bepalen of en hoe zij hun bevoegdheden gebruiken. Het Rijk kan gemeenten niet verplichten om de begeleiding van slachtoffers met een slachtofferdevice te financieren. Ditzelfde geldt voor AWARE. Het Ministerie van VWS heeft de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE gefinancierd om gebruik daarvan te faciliteren. Het is aan gemeenten zelf of zij gebruik maken van deze interventies.
Voor het slachtofferdevice geldt daarbij dat aan de ene kant dus een rechterlijke uitspraak ten grondslag ligt aan de inzet van het slachtofferdevice en aan de andere kant dat gemeenten niet verplicht kunnen worden het slachtofferdevice inclusief de bijbehorende begeleiding gedurende de inzet te financieren. Het bij elkaar brengen van deze twee werkelijkheden is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Daarom zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemeenten en Valente (branchevereniging voor vrouwenopvang) hierover in gesprek.
Zie antwoord vraag 6.
AWARE wordt ingezet voor slachtoffers met een (hoog) risico op acute onveiligheid. Dit kan bijvoorbeeld gaan over slachtoffers van stalking of slachtoffers van intieme terreur die hun relatie verbreken, of het voornemen daartoe hebben. De inzet van AWARE wordt door regionale netwerkpartners, zoals Veilig Thuis, de politie en de vrouwenopvang, georganiseerd. Op basis van gevalideerde risicoscreeningsinstrumenten wordt beoordeeld in hoeverre AWARE een passende en noodzakelijke interventie is. Dit kan per situatie verschillen. De inzet van AWARE is daarmee maatwerk en mede afhankelijk van de risico-inschatting en beschikbare hulp(verleners).
Specifiek voor het slachtofferdevice geldt dat de genoemde gesprekken die nu met gemeenten en Valente worden gevoerd moeten leiden tot een voorstel voor het vervolg, inclusief financiering. Voor deze gesprekken is de dit jaar uitgevoerde evaluatie van de pilot in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, de basis. Deze evaluatie laat zien wat ervoor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken, inclusief de benodigde financiële middelen. Tijdens de pilotfase worden de kosten voor extra inzet door de reclassering, de meldkamer en de devices gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De kosten voor de noodzakelijke slachtofferbegeleiding worden door gemeenten gefinancierd vanwege het decentrale sociaal domein. Een indicatie van de kosten voor deze slachtofferbegeleiding is 5.000 tot 6.000 euro, gemiddeld per slachtoffer voor zo lang als de inzet van het Slachtofferdevice duurt.
De inzet van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood is van groot belang. Er zijn daarvoor verschillende interventies mogelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van deze hulp en maken eigenstandig keuzes over de interventies die ingezet kunnen worden, zoals AWARE en het slachtofferdevice. Gemeenten maken voor de inkoop van deze interventies gebruik van budgetten vanuit de Decentralisatie-Uitkering Vrouwenopvang (DUVO) en algemene uitkering. Per 2026 stelt het kabinet structureel 12 miljoen euro beschikbaar voor de vrouwenopvang en de hulp die vanuit de vrouwenopvang wordt geboden aan slachtoffers in nood. Op dit moment zijn er geen verdere financiële mogelijkheden om budgetten binnen deze uitkeringen uit te breiden.
Zie antwoord vraag 9.
Op dit moment zijn er nog niet over alle regio’s in Nederland cijfers beschikbaar over het aantal opgelegde tijdelijke huisverboden. Op basis van de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn voor de volgende regio’s het aantal opgelegde huisverboden in 2024 (eerste en tweede halfjaar) beschikbaar.2
Groningen
60
Friesland
40
Drenthe
20
Flevoland
60
Noord-Holland Noord
55
Zaanstreek-Waterland
80
Amsterdam-Amstelland
225
Gooi en Vechtstreek
20
Utrecht
115
Hollands-Midden
160
Haaglanden
370
Rotterdam-Rijnmond
660
Gelderland-Zuid
30
Noord- en Oost-Gelderland
15
Zuid-Limburg
35
Uit de landelijke monitor «Veilige Opvang» van Valente en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) blijkt dat jaarlijks circa 5.900 slachtoffers in de veilige opvang worden opgevangen. In 2023 betrof dit 5.715 slachtoffers.
In gevallen van huiselijk geweld is het van belang oog te hebben voor zowel het slachtoffer als de pleger. Wanneer sprake is van een grote mate van onveiligheid wordt het slachtoffer momenteel veelal geconfronteerd met de gevolgen, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer naar de veilige opvang gaat. Er moet ook worden bekeken welke interventies ingezet kunnen worden gericht op de pleger. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het (tijdelijk) verlaten van de woning. Waar mogelijk worden die interventies nu al ingezet en versterkt, zoals het tijdelijk huisverbod waarmee de pleger tijdelijk toegang tot de woning wordt ontzegd. In het vrijwillig hulpkader is het echter niet mogelijk af te dwingen dat een pleger hulp aanneemt of ergens anders verblijft. Wanneer dit wel (tijdelijk) kan worden afgedwongen, bijvoorbeeld met een tijdelijk huisverbod, zal dat niet altijd voor volledige veiligheidsgaranties zorgen. Om die reden worden er in geval van acute, hoge veiligheidsrisico’s vaak veiligheidsmaatregelen getroffen voor het slachtoffer, zoals een plek in de veilige opvang. Het is zeker van belang om te bezien wat hierin verbeterd kan worden.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking (ingezonden 20 augustus 2025) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.