Ingediend | 25 juli 2025 |
---|---|
Beantwoord | 7 augustus 2025 (na 13 dagen) |
Indiener | Stephan van Baarle (DENK) |
Beantwoord door | Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
Onderwerpen | bestuur internationaal organisatie en beleid parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z14899.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2812.html |
Ja.
De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat moet voor Nederland onderdeel zijn van een politieke proces dat leidt tot een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, die door beide partijen wordt gedragen, waarbij de tweestatenoplossing het uitgangspunt is. Dit proces moet wat Nederland betreft zo spoedig mogelijk worden aangevangen. Erkenning vraagt om een zorgvuldige afweging. Hierbij moet niet alleen worden gekeken naar wat dit kan betekenen voor een eventuele duurzame oplossing voor de catastrofale situatie in Gaza, maar ook naar de verantwoordelijkheden en noodzakelijke hervormingen van de Palestijnse Autoriteit.
Het besluit om tot erkenning van de Palestijnse staat over te gaan is een nationale competentie. Zie overigens het antwoord op vraag 2.
Ja. In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is en dat Israël met zijn bezetting het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk schendt.
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en de uitbreiding daarvan, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden, in strijd zijn met het internationaal recht. Het kabinet veroordeelt oproepen tot annexatie van de Palestijnse Gebieden en schaart zich eveneens achter de oproep van het IGH om de bezetting zo spoedig mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël. De oproepen van de Israëlische extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich tot annexatie van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever zijn onacceptabel en vormen mede aanleiding voor het kabinet om hen tot persona non grata te verklaren en voor de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem (SIS). Daarnaast heeft Nederland in EU-verband het Zweedse initiatief gesteund m.b.t. het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2
Het kabinet veroordeelt deze oproep. Zie voor de toelichting het antwoord op vraag 5.
Zie het antwoord op vraag 2.
Zie voor de Nederlandse afweging om al dan niet over te gaan tot erkenning het antwoord op vraag 2.
Zie het antwoord op vraag 2.