Ingediend | 16 juli 2025 |
---|---|
Beantwoord | 1 september 2025 (na 47 dagen) |
Indieners | Jan Paternotte (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
Beantwoord door | Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
Onderwerpen | migratie en integratie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z14736.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2954.html |
Ja.
Ja. Het stilzitten en niet kunnen meedoen aan de samenleving is niet wenselijk; voor het individu noch voor de maatschappij. Dit geldt overigens in zijn algemeenheid voor jong en oud, ongeacht land van herkomst en/of nationaliteit.
De tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) loopt op dit moment tot en met 4 maart 2027. Voor de periode na de tijdelijke bescherming zet het kabinet in op een gecoördineerde Europese aanpak, inzet op ondersteuning van vrijwillige terugkeer zodra dit kan en wordt er nationaal een in tijd afgebakend transitiedocument uitgewerkt dat ondersteunend is aan terugkeer.2 In de Verzamelbrief Opvang Oekraïne d.d. 4 juli 2025 is uw Kamer nader geïnformeerd over het terugkeerbeleid en de invulling van het vrijwillig terugkeerprogramma. Binnen het terugkeerprogramma zal ondersteuning worden geboden bij (de voorbereiding van) het vertrek uit Nederland en bij het wederopbouwen van een bestaan in Oekraïne. Voor de complementariteit tussen een infrastructuur voor terugkeerders in Oekraïne met toegang tot faciliteiten en voorzieningen aldaar en het Nederlandse terugkeerbeleid is er contact met onder andere de Oekraïense autoriteiten.
Daarnaast is uw Kamer via de Verzamelbrief geïnformeerd over de hoofdlijnen van het transitiedocument. Aan het transitiedocument is een pakket van rechten, plichten en voorzieningen verbonden dat het kabinet momenteel nader uitwerkt. Uitgangspunt hierbij is om het voorzieningenniveau van ontheemden gedurende hun verblijf in Nederland zoveel mogelijk in lijn te brengen met dat van andere ingezetenen, ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie. De positie van studenten in het vervolgonderwijs maakt onderdeel uit van deze uitwerking.3 Uw Kamer wordt hierover eind september 2025 verder geïnformeerd. In afwachting van finale besluitvorming over deze tijdelijke nationale status voor ontheemden uit Oekraïne ben ik niet voornemens om vooruitlopend daarop de huidige wet- en regelgeving aan te passen.
Zie antwoord vraag 3.
Zoals aangegeven in eerdere brieven4 biedt de huidige wet- en regelgeving ruimte voor instellingen om een lager collegegeld voor ontheemden uit Oekraïne te hanteren. Mijn ambtsvoorgangers hebben de afgelopen drie jaren meerdere oproepen richting de instellingen gedaan om waar mogelijk het collegegeldtarief te verlagen. Ik heb grote waardering voor de instellingen die dit mogelijk maken. Tegelijk is het van belang om te benadrukken dat het aan de instelling is om te bepalen welk tarief voor deze groep te hanteren, waarbij meerdere factoren een rol kunnen spelen, zoals budgettaire ruimte, beschikbare capaciteiten, maar ook de persoonlijke omstandigheden van een student. Ook hier geldt een zorgvuldige afweging van al deze factoren. En tot slot verleent OCW jaarlijks een subsidie aan de Stichting voor Vluchteling Studenten (UAF). UAF kan deze groep financieel ondersteunen, en kan waar nodig ook bemiddelen voor een lager collegegeldtarief.
Graag verwijs ik naar de Verzamelbrief opvang Oekraïne d.d. 4 juli jl. waar ingegaan wordt op het vrijwillige terugkeerprogramma. In het terugkeerbeleid zal ondersteuning daar waar mogelijk gekoppeld worden aan de wederopbouw van Oekraïne. Dit betekent bijvoorbeeld bij/omscholing en ondersteuning ontvangen bij het vinden van werk in sectoren waar Nederland een bijdrage kan leveren aan de wederopbouw, zoals o.a. in de gezondheidszorg, water of agro/landbouw. Over de verdere uitwerking hiervan wordt uw Kamer eind september 2025 geïnformeerd.
In het kader van zelfredzaamheid en participatie van ontheemden zijn verschillende actielijnen geïdentificeerd voor de ontwikkeling van vaardigheden die ingezet kunnen worden in Oekraïne bij terugkomst, maar ook in Nederland zolang ontheemden hier mogen verblijven. Ik moedig regio’s aan om de samenwerking op te zoeken zodat Oekraïense jongeren zichzelf blijven ontwikkelen en het bedrijfsleven toekomstige werknemers die ze hard nodig heeft, kan opleiden. Een voorbeeld om aan te halen is het project Kansrijk Alblasserdam; een samenwerking tussen de gemeente Alblasserdam, het ROC Da Vinci college in Dordrecht en het lokale bedrijfsleven. Oekraïners volgen een mbo-opleiding met extra taalondersteuning in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en het bedrijfsleven stelt leerwerkplekken beschikbaar.
Het leren van de taal is een belangrijke vereiste om een opleiding te volgen en mee te kunnen doen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Daarom heeft het kabinet de afgelopen jaren extra geïnvesteerd in taallessen voor Oekraïense ontheemden. Gemeenten hebben in 2024 van het kabinet € 10 miljoen extra gekregen voor taalonderwijs aan Oekraïense ontheemden. Dit is een aanvulling op de € 15 miljoen die in 2023 ter beschikking is gesteld en de € 2 miljoen die in 2024 door het Ministerie van SZW nog is toegevoegd.
Ik vind het belangrijk dat er in de regio goed wordt samenwerkt tussen onderwijsinstellingen en gemeenten om te voorkomen dat jongeren voortijdig uitvallen en werkloos worden. Nieuwkomers, onder wie ontheemden uit Oekraïne, zijn een kwetsbare groep en hebben een verhoogd risico op voortijdig schoolverlaten (vsv) en jeugdwerkloosheid.5 Daarom worden scholen, het Doorstroompunt en gemeenten in de Doorstroompuntregio’s verplicht om met elkaar afspraken te maken over de ondersteuning en begeleiding van nieuwkomers. Dit heb ik opgenomen in de regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026–2029.6 Voor deze regionale programma’s is in totaal € 90 miljoen per jaar beschikbaar. De regeling is een uitwerking van de Wet van school naar duurzaam werk die op 1 januari 2026 in werking zal treden.
Ja.