Kamervraag 2025Z04931

De IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid

Ingediend 18 maart 2025
Beantwoord 29 april 2025 (na 42 dagen)
Indieners Daniëlle Hirsch (GL), Kati Piri (PvdA)
Beantwoord door Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV)
Onderwerpen bestuur parlement recht staatsrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z04931.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2087.html
  • Vraag 1
    Bent u het ermee eens dat om negatieve effecten te vermijden, de mensenrechtensituatie in een land ook moet worden meegewogen bij de beoordeling van een exportkredietverzekeringsaanvraag? Zo nee, waarom niet?

    Bij een aanvraag voor een exportkredietverzekering (ekv) worden altijd de risico's voor mens, dier en milieu zorgvuldig in kaart gebracht. Daarbij worden ook mensenrechten in de specifieke context van het project meegewogen, conform internationale standaarden.1

  • Vraag 2
    Geeft u navolging aan de aanbeveling van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) om aanvullende middelen ter beschikking te stellen aan ambassades in hoogrisicolanden waar de overheid via het handelsinstrumentarium betrokken raakt bij omvangrijke economische projecten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?

    De bezuinigingen op de ODA en non-ODA begrotingen raken ook de beschikbare middelen voor ambassades. Daarnaast raakt de bezuinigingsopdracht waaraan dit kabinet invulling geeft de uitvoering van het mensenrechtenbeleid. De taakstelling op apparaatskosten zal bovendien een weerslag hebben op de op posten beschikbare capaciteit. Nederland kan niet hetzelfde blijven doen met minder mensen en middelen.
    Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het IOB-rapport2, is het kabinet voornemens de opzet van het decentrale mensenrechtenfonds aan te passen, op basis van de IOB-aanbeveling om geografische focus aan te brengen en het aantal partnerlanden te beperken. Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de voortgang van deze uitwerking tijdens het jaarlijkse debat over mensenrechten.
    Zoals in de kabinetsreactie uiteengezet wordt, geldt voor projecten die gebruikmaken van publieke handelsinstrumenten, reeds dat bedrijven moeten voldoen aan IMVO-voorwaarden, waarbij mensenrechten een integraal onderdeel zijn. Het kabinet hecht belang aan het beschermen van de rechten van mensen die in een projectgebied wonen en/of werken. In lijn met het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten zet het kabinet daarom in op het vormgeven van dialoog tussen ambassades, uitvoerders van het handelsinstrumentarium, Nederlands bedrijfsleven en mensenrechtenverdedigers om milieu, sociale en veiligheidsrisico’s beter in kaart te brengen om deze vroegtijdig te kunnen adresseren. Ook kunnen ambassades een veilige ontmoetingsplek bieden aan mensenrechtenverdedigers en het belang van naleving van mensenrechten adresseren bij de overheden in landen waar Nederland betrokken is bij omvangrijke economische projecten.

  • Vraag 3
    Klopt het dat projecten die in de eerste instantie niet aan de door Atradius Dutch State Business (ADSB) gehanteerde standaarden voldoen nog steeds exportkredietverzekering toegekend kunnen krijgen als er een actieplan is om wel aan standaarden te voldoen? Welke overwegingen maakt ADSB hierbij? Welke middelen heeft ADSB tot zijn beschikking om concrete acties af te dwingen? Zijn er casussen waarbij dit nodig bleek te zijn? Zo ja, welke en waarom? Wat zijn de gevolgen als opvolging van het actieplan uitblijft? Zijn er gevallen geweest waarin de Nederlandse overheid bedrijven extra ondersteuning heeft gegeven om hun actieplan uit te voeren? Zo ja, welke en op welke manier is die uitvoering gesteund?

    ADSB beoordeelt of projecten voldoen aan internationale standaarden, waaronder de IFC Performance Standards. Projecten die niet volledig voldoen aan deze standaarden komen alleen in aanmerking voor een ekv als er een concreet en overtuigend actieplan ligt om aan deze standaarden te gaan voldoen. ADSB beoordeelt hierbij de haalbaarheid van het plan en monitort de uitvoering. Als het actieplan onvoldoende wordt nageleefd dan zal Nederland in eerste instantie altijd kiezen voor een dialoog met betrokkenen om verbeteringen te realiseren. Mocht hiermee niet het gewenste resultaat behaald worden dan kan dit in het uiterste geval gevolgen hebben voor het recht op schade-uitkering onder de polis of trekkingen onder de verzekerde lening. Er zijn geen gevallen waarin de Nederlandse overheid aanvullende financiële steun heeft geboden voor de uitvoering van een actieplan; naleving ervan ligt bij de projecteigenaren.

  • Vraag 4
    Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de juridische mogelijkheden om de mensenrechten-effectanalyses en de plannen om deze risico’s aan te pakken, openbaar te maken voor projecten in hoogrisicolanden die de overheid ondersteunt met een exportkredietverzekering?

    Het kabinet erkent het belang van transparantie bij exportkredietverzekeringen en benadrukt dat bedrijven moeten voldoen aan internationale richtlijnen op dit vlak. Voor de exportkredietverzekeringen zijn de OESO Common Approaches leidend op het terrein van standaarden voor transparantie. Uit een externe evaluatie blijkt dat het Nederlandse ekv-beleid aan deze standaarden voldoet en dat ADSB verder gaat dan veel andere exportkredietverzekeraars.3 Het kabinet en ADSB moedigen projecteigenaren en exporteurs actief aan tot transparantie en het openbaar maken van mensenrechten-effectanalyses, rekening houdend met vertrouwelijkheid en eigendomsrechten. Omdat deze analyses doorgaans eigendom zijn van buitenlandse projecteigenaren, ligt de beslissing hierover echter primair bij hen. Nederland zet zich actief in binnen de OESO voor het opnemen van een inspanningsverplichting voor projecteigenaren om transparantie te bevorderen.4

  • Vraag 5
    Welk signaal geeft Nederland volgens u af door handelsmissies uit te voeren naar landen die mensenrechtenverdragen structureel en grootschalig met de voeten treden?

    Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is het Nederlandse handelsbeleid gebaseerd op balans: het gaat om de versterking van ons internationale verdienvermogen en tegelijkertijd om blijvend te engageren met landen in een brede bilaterale relatie. Mensenrechten en handel sluiten elkaar niet uit, maar kunnen juist elkaar aanvullen. Keuzes voor prioritaire markten en de economische relaties die hieruit voortvloeien bieden mogelijkheden om binnen deze brede bilaterale relatie het gesprek te voeren over onderwerpen zoals mensenrechten en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). In relatie tot deze onderwerpen verwacht de Nederlandse overheid van alle Nederlandse bedrijven die internationaal (gaan) ondernemen dat zij de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De overheid ondersteunt en informeert bedrijven hierbij, o.a. via het MVO steunpunt. Ook tijdens missies wordt er regelmatig aandacht besteed aan IMVO, bijvoorbeeld via briefings. Tevens organiseert mijn ministerie twee keer per jaar een Breed Mensenrechten Overleg met Nederlandse mensenrechtenorganisaties om aandacht voor mensenrechten in het Nederlands buitenlandbeleid, zo ook missies, te bevorderen.

  • Vraag 6
    Ziet u een rol voor handelsmissies in het bevorderen van mensenrechten, bijvoorbeeld door (potentiële) handelspartners te wijzen op het niet naleven van mensenrechtenverdragen? Zo ja, op welke wijze adresseert u mensenrechten risico’s in de aanloop naar en tijdens de handelsmissies zelf?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Waarom ontbreken mensenrechten vaak op de agenda tijdens bilaterale consultaties, met name met landen waarbij er sprake is van strategische afhankelijkheden, zoals uit de IOB-evaluatie blijkt?

    In bilaterale economische consultaties is IMVO, waarin mensenrechten een belangrijk thema vormen, onderwerp van het gesprek. Deze samenhang tussen mensenrechten en handel past bij de integrale landensturing waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken op inzet om de effectiviteit van het buitenlandbeleid te vergroten en wordt breed gedragen. Inzake economische consultaties met landen waar sprake is van hoge mensenrechtenrisico’s zal er in lijn met het advies, daar waar relevant, aandacht zijn voor mensenrechten.

  • Vraag 8
    Bent u het ermee eens dat mensenrechtenbevordering niet afhankelijk mag zijn van andere belangen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst mensenrechten vaker op de agenda staan tijdens gesprekken met handelspartners? Zo nee, waarom niet?

    Zoals geschetst in de kabinetsreactie, zullen zich in de huidige geopolitieke situatie vaker spanningen voordoen in de driehoek van waarden, welvaart en weerbaarheid. De tijd dat Nederland en gelijkgezinde partners relatief comfortabel economisch belang, veiligheid en waarden konden combineren is voorbij. Het feit dat belangen vaker zullen botsen en het opkomen voor mensenrechten niet in isolement kan gebeuren, is ook een constatering van de IOB. Mensenrechten en internationale rechtsorde blijven van belang. Vanuit de grondwettelijke opdracht (artikel 90), internationaalrechtelijke verplichtingen maar zeker ook vanuit geopolitiek en veiligheidsbelang, blijft Nederland daarom werken aan mogelijkheden om ongewenste ontwikkelingen met gelijkgezinde partners tegen te gaan.

  • Vraag 9
    Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om meer uitgebreide voorlichting over de mensenrechtensituatie en de risico’s op mensenrechtenschendingen te geven aan bedrijven die deelnemen aan handelsmissies naar hoogrisicolanden? En bent u bereid om daarbij meer gebruik te maken van de expertise van maatschappelijke organisaties en andere externe deskundigen? Zo nee, waarom niet?

    Het Kabinet erkent dat bij handelsmissies naar hoog-risico landen adequate voorlichting gegeven moet worden. Het afgelopen jaar zijn extra inspanningen geleverd om de inzet op voorlichting en ondersteuning daar te verhogen waar de risico’s potentieel het hoogst zijn. Deze inzet zal in lijn met deze aanbeveling gecontinueerd worden. Zo zijn er IMVO «gesprekstechniek» trainingen ontwikkeld voor het postennetwerk zodat zij ook preventief de juiste vragen kunnen stellen en bedrijven nog beter kunnen informeren over hun zorgplicht. Op de RVO-landenpagina’s is informatie opgenomen over vaak voorkomende lokale IMVO-risico’s en daarnaast kunnen bedrijven voor ondersteuning terecht bij het MVO steunpunt van RVO. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld bij handelsmissies naar hoog-risico landen, zet het postennet in samenwerking met BZ in op proactieve voorlichting aan het bedrijfsleven en is het maatschappelijk middenveld betrokken geweest. Zo hebben we bij eerdere handelsmissies naar China en Hong Kong een briefing van Amnesty International gedeeld met missiedeelnemers en zijn er lokale partijen uitgenodigd om bedrijven te informeren over lokale risico’s en bijbehorende mitigerende maatregelen.
    Maatschappelijke organisaties hebben tijdens bestaande overlegstructuren zoals het Breed Mensenrechten Overleg en het brede handelsberaad reeds de gelegenheid om input te leveren op uitgaande handelsmissies. Recent is overeengekomen dat de input van maatschappelijke organisaties en andere externe deskundigen kan worden meegenomen door de mensenrechtenambassadeur (MRA) in de voorlichting aan bedrijven, in geval van hoog risico. Deze informatie wordt gebruikt om middels handelsmissies de aandacht voor mensenrechten in het Nederlands buitenlandbeleid te bevorderen.

  • Vraag 10
    Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de openbaarmaking van de MVO-zelfscan als voorwaarde te stellen voor deelname aan handelsmissies naar hoog-risicolanden? Zo nee, waarom niet?

    De «MVO-zelfscan» die wordt uitgevraagd bij handelsmissies bestaat uit een zelf-assessment over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. De zelfscan is het startpunt van een proces gericht op bewustwording en verbetering waarin de overheid bedrijven proactief helpt bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het vroegtijdig openbaar maken van de «MVO-zelfscan» kan dit proces bemoeilijken, omdat een voorwaarde voor openbaarmaking kan beïnvloeden hoe bedrijven de scan invullen en daarmee mogelijk ook de dienstverlening en de beoogde verbeterafspraken die RVO in gang kan zetten. Het kabinet zal openbaarmaking van de «MVO-zelfscan» van individuele bedrijven dus niet als voorwaarde voor deelname aan handelsmissies naar hoog-risicolanden stellen. Zolang een bedrijf zich houdt aan de toepasselijke wet- en regelgeving (zoals de CSRD) is de mate van transparantie een keuze van het bedrijf zelf.

  • Vraag 11
    Wanneer verwacht u de kabinetsreactie op het volledige IOB-rapport met de Kamer te kunnen delen?

    De kabinetsreactie is op 21 maart jl. met uw Kamer gedeeld.

  • Mededeling - 11 april 2025

    Op 20 maart 2025 zijn door de leden Hirsch en Piri (beiden GL-PvdA) schriftelijke vragen gesteld over de IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid (2025Z04931). Deze vragen kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de beantwoording van de vragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z04931
Volledige titel: De IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20242025-2087
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Piri over de IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid