Ingediend | 12 maart 2025 |
---|---|
Beantwoord | 15 april 2025 (na 34 dagen) |
Indiener | Laurens Dassen (Volt) |
Beantwoord door | Nobel |
Onderwerpen | bestuur jongeren parlement zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z04506.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1946.html |
Ja, ik ben bekend met dit artikel. Ik vind het positief en belangrijk dat gemeenten naar manieren zoeken om jongeren in kwetsbare posities te helpen en zo ook zorgen dat zij niet van de radar verdwijnen. Het zijn vaak jongeren waarbij het leven zacht gezegd niet heeft meegezeten en die al heel jong voor zichzelf moeten zorgen. Ik onderstreep dan ook het belang en ondersteun het doel van de gemeenten van tijdelijk (extra) ondersteuning voor deze doelgroep, om hen zo te helpen werken aan de toekomst richting werk of studie. Maar dit moet wel binnen de kaders van de wet.
Uit de Toolkit 16–272 blijkt dat naar schatting 15% van de jongeren, ca. 350.000 zich in meer of mindere mate in een kwetsbare positie bevindt. Zij hebben meer ondersteuning nodig bij de overgang van jeugd naar volwassenheid. Daar heeft het Rijk aandacht voor. Bijvoorbeeld door het aanbieden van financiële educatie op scholen met de meest kwetsbare kinderen. Hiermee wordt beoogd geldzorgen op latere leeftijd te voorkomen.
Het Ministerie van VWS werkt aan de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd waarin gemeenten en jeugdhulpaanbieders zich committeren om samen met jongeren een tijdig toekomstsperspectief te formuleren over alle leefgebieden (Big five: wonen, werk/school, inkomen, zorg en support). Hier wordt in samenwerking met de VNG, gemeenten en betrokken partijen in het veld uitvoering aan gegeven. Ook in het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis (2013–2030) zijn jongeren een speciale aandachtsgroep.
In december 2024 heeft de Staatssecretaris van VWS, mede namens de ministeries van SZW en VRO, de actie-agenda Voorkomen van jongerendakloosheid (16–27) met de Kamer gedeeld, als addendum bij het Nationaal Actieplan Dakloosheid.
De actie-agenda is een oproep aan iedere partner, van woningcorporatie tot uitvoerende professional, en van gemeente tot Rijk om op verschillende leefgebieden en domeinen tot actie te komen om dakloosheid onder jongeren te voorkomen en terug te dringen3.
Vanuit het Ministerie van SZW is de kostendelersnorm in de Participatiewet, Toeslagenwet en Anw per 1 januari 2023 gewijzigd, waardoor jongeren tot 27 jaar niet meer als kostendelers worden aangemerkt voor hun huisgenoten. Met deze maatregel is onder andere beoogd jongerendakloosheid te verminderen. Verder wil ik met het wetsvoorstel Participatiewet in Balans4 gemeenten meer ruimte geven om jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen. Bijvoorbeeld door de aanvulling op de bijstandsnorm die geldt voor jongeren vanaf 18 tot 21 jaar (jongerennorm) te harmoniseren. De gemeente kan dan, in aanvulling op de jongerennorm, 701 euro per maand aan extra algemene bijstand toekennen wanneer een bijstandsgerechtigde jongere redelijkerwijs geen beroep kan doen op de onderhoudsplicht van de ouders. Wanneer blijkt dat dit bedrag niet voldoende is, kan de gemeente het bedrag verhogen. Ook voorziet het wetsvoorstel in het opnemen van een «kan»-bepaling bij de vierwekenzoektermijn voor jongeren tot 27 jaar, waarmee de gemeente de mogelijkheid krijgt om in knellende situaties zoals (dreigende) dakloosheid af te zien van toepassing van de vierwekenzoektermijn. En de vrijlating van inkomen uit bijverdiensten wordt deels mogelijk voor jongeren tot 27 jaar. Met spoor 2 van het traject Participatiewet in balans werk ik aan het eenvoudiger en toegankelijker maken van inkomensondersteuning in de Participatiewet, waarbij ook specifiek aandacht is voor de doelgroep jongeren in een kwetsbare positie.
Onderzoeken naar de evaluatie van de pilots in Eindhoven laten zien dat een deel van de aan de pilot Bouwdepot deelnemende jongeren op diverse leefgebieden stappen hebben gezet, en dat is natuurlijk positief. De resultaten zijn echter gebaseerd op een zeer beperkt aantal jongeren en de veranderingen in de levens van de jongeren zijn niet direct toe te schrijven aan het Bouwdepot5. Het bieden van een periode van financiële rust kan met begeleiding bijdragen aan het creëren van mentale ruimte voor de verwerking van trauma’s en het op orde brengen van levens. Ik vind het daarom belangrijk dat gemeenten, binnen de wettelijke kaders, zoeken naar mogelijkheden om jongeren in een kwetsbare positie zo goed mogelijk te ondersteunen. De Participatiewet biedt hiertoe al veel ruimte. Er zijn ook gemeenten die ondersteuning bieden, lijkend op deze interventie, maar dan binnen de kaders van de wet.
Een voorbeeld is de gemeente Zwolle; zij bieden jongeren in een te starten pilot financiële rust en ruimte, binnen de regels van de Participatiewet.
Samen met Divosa en de VNG werk ik dan ook aan een handreiking voor gemeenten bij de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie, gevolgd door te organiseren informatiebijeenkomsten. De handreiking stelt gemeenten nog beter in staat om de ruimte die de wet al biedt te benutten. Hierover zal ik uw Kamer en gemeenten voor het einde van de zomer in Gemeentenieuws SZW informeren.
Ik vind het goed en belangrijk dat gemeenten naar manieren zoeken om jongeren in een kwetsbare positie extra te ondersteunen wanneer zij dit nodig hebben. Ik onderstreep dan ook het belang en ondersteun het doel van de gemeenten van ondersteuning voor deze zeer kwetsbare doelgroep, om hen zo te helpen werken aan hun toekomst. Maar dit moet wel binnen de kaders van de wet.
Binnen de Participatiewet zijn er op basis van individueel maatwerk al veel mogelijkheden om alle jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld per individueel geval algemene bijstand en, als de omstandigheden dat vergen, aanvullende bijzondere bijstand verstrekken. Ook kunnen gemeenten de jongeren tijdelijk een ontheffing verlenen van de arbeidsverplichtingen. De mogelijkheden die de Participatiewet biedt worden (nog) niet altijd volledig door gemeenten benut. Samen met Divosa en de VNG werk ik aan een handreiking voor gemeenten bij de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie, gevolgd door te organiseren informatiebijeenkomsten. Via spoor 3 van het traject Participatiewet in balans wordt daarnaast ook gewerkt aan het versterken van het vakmanschap in de uitvoering van de Participatiewet.
Daar waar signalen erop wijzen dat het vangnet van de Participatiewet ontoereikend is, of sprake is van disbalans tussen rechten en plichten, werken we aan verbeteringen. Bijvoorbeeld met het wetsvoorstel Participatiewet in balans (spoor 1) en met de herziening van de Participatiewet (spoor 2).
De Participatiewet geeft de kaders voor de wijze waarop een gemeente financiële ondersteuning kan en mag bieden. Financiële ondersteuning voor het levensonderhoud door gemeenten buiten de kaders van de Participatiewet is doorkruising van het rijksinkomensbeleid. Ook wanneer dit gebeurt via een derde. Indien een dergelijk initiatief vanuit het maatschappelijk middenveld aangestuurd en gefinancierd wordt met gelden van de betreffende gemeenten, leidt dit tot de conclusie dat er sprake is van het lokaal toepassen van inkomenspolitiek die het rijksinkomensbeleid doorkruist.
De gemeente heeft een zekere mate van autonomie bij de invulling van het eigen beleid, maar dat gaat voor wat betreft het voeren van inkomensbeleid niet verder dan de ruimte die in formele wetgeving wordt geboden: de Participatiewet (als laatste vangnet). Het lokaal toepassen van inkomenspolitiek creëert een loterij wie wel of niet geholpen wordt binnen een gemeente. Ook kan er rechtsongelijkheid tussen gemeenten ontstaan. In 2021 nam SZW het standpunt reeds in dat gemeenten de ondersteuning door een dergelijk initiatief vanuit het maatschappelijk middenveld niet mogen financieren en uitvoeren. Dit standpunt was mede gebaseerd op een juridische analyse van de landsadvocaat. De analyse is als bijlage bijgevoegd.
In het belang van de jongeren die al deelnamen aan de gemeentelijke pilots, hebben deze pilots doorgang gevonden. In Gemeentenieuws SZW 2024–56 heb ik gemeenten opgeroepen door te gaan met de ondersteuning, maar deze nu wel vorm te gaan geven binnen de kaders van de wet. En nieuwe initiatieven moeten worden vormgegeven binnen de kaders van de wet. De Participatiewet biedt hiervoor ruimte. Hierover heeft het ministerie met de Stichting, en met diverse deelnemende en in de aanpak geïnteresseerde gemeenten, gesproken en er vinden nog steeds gesprekken plaats.
Het is voor het kabinet van groot belang dat mensen zo veel mogelijk kunnen meedoen in de samenleving. Bij voorkeur via (betaald) werk, want werk is meer dan een inkomen. Het leidt tot meer zelfstandigheid, een grotere eigenwaarde, meer zekerheid en grotere vrijheid. Als betaald werk niet lukt, dan is er een vangnet nodig waar je op kunt terugvallen. Dat geldt bij uitstek voor de Participatiewet: dit is het vangnet van ons stelsel van sociale zekerheid en daarmee van groot belang voor mensen die anders niet in de kosten van het bestaan kunnen voorzien. Dat geldt dus zeker ook voor jongeren in een kwetsbare positie. Binnen de Participatiewet zijn er op basis van individueel maatwerk al veel mogelijkheden om deze jongeren te ondersteunen. Door het toepassen van maatwerk binnen deze wettelijke kaders voorkomen we bovendien te grote verschillen in de manier waarop mensen geholpen worden. Er zijn ook gemeenten die ondersteuning bieden, lijkend op deze interventie, maar dan binnen de kaders van de wet. Eerder noemde ik de gemeente Zwolle al als voorbeeld.
De rijksbrede beweging richting vertrouwen, eenvoud en menselijke maat moet nog beter worden verankerd in de Participatiewet. Daarom werk ik in spoor 2 van Participatiewet in balans aan beleidsopties om de wet fundamenteel te herzien. Daarbij is ook aandacht voor de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie. De ervaringen en geleerde lessen van de bouwdepot-aanpak bezie ik in dit kader.
Ik heb inderdaad sympathie voor de doelstelling om jongeren in een kwetsbare positie te helpen, die gemeenten en de Stichting met haar aanpak nastreven. Het is belangrijk om jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen en hen te helpen werken aan de toekomst. Maar, zoals ik al eerder in de beantwoording van vraag 4 heb aangegeven, de hulp moet wel passen binnen de kaders van de wet en rekening houden met het vangnetprincipe van de bijstand. Hierover is ook met diverse gemeenten gesproken en vinden nog gesprekken plaats. Ook met gemeenten die ervoor kiezen op een eigen wijze binnen wettelijke bestaande kaders jongeren te ondersteunen en te helpen, ook gericht op duurzaam werk. Binnen de Participatiewet zijn er op basis van individueel maatwerk al veel mogelijkheden om alle jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen.
Gemeenten kunnen per individueel geval algemene bijstand en, als de omstandigheden dat vergen, aanvullende bijzondere bijstand verstrekken. Ook kunnen gemeenten de jongeren tijdelijk een ontheffing verlenen van de arbeidsverplichtingen. Wat echter echt niet kan is het «onbeperkt» bijverdienen naast een uitkering. Niemand mag onbeperkt bijverdienen naast de bijstand – dat past niet bij het vangnetkarakter. Wel vind ik het belangrijk dat er een vorm van vrijlating van inkomen uit bijverdiensten mogelijk wordt voor jongeren tot 27 jaar. Dit wordt beoogd met het Wetsvoorstel Participatiewet in Balans (spoor 1).
Door ondersteuning binnen de kaders van de wet vorm te geven kan in principe iedere jongere die deze of vergelijkbare hulp nodig heeft hiervoor in aanmerking komen. Daarnaast kunnen ook andere mensen in een zeer kwetsbare positie op deze manier geholpen worden. Dit gelijkheidsbeginsel vormt samen met het beginsel van rechtszekerheid een belangrijk principe binnen de sociale zekerheid. Een voordeel van het leveren van maatwerk binnen de wettelijke kaders, is dat ook beter kan worden bepaald wat jongeren nodig hebben. Zo hoeft niet vast te worden gehouden aan een vast bedrag of vooraf bepaalde duur van de ondersteuning, zoals bij de bouwdepot-aanpak het geval is.
Zoals gezegd ben ik met verschillende gemeenten in gesprek. Als blijkt dat er specifieke beperkingen zijn waarin de wet niet voorziet, dan ben ik bereid om te kijken naar mogelijkheden. Deze heb ik nog niet gehoord. Op sommige onderdelen ben ik echter niet bereid om de wet aan te passen om de bouwdepot-aanpak in deze huidige vorm mogelijk te maken. Het afwijkend behandelen van een van een specifieke groep, zowel wat de norm als wat verplichtingen betreft, ten opzichte van andere (kwetsbare) groepen die binnen de Participatiewet vallen en zonder verder een individuele beoordeling, is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Ik heb aangegeven dat gemeenten deze interventie moeten aanpassen, omdat de huidige vormgeving van de aanpak niet past binnen de kaders van de wet. Een onderdeel van de Bouwdepot-aanpak is bijvoorbeeld het «onbeperkt» bijverdienen naast een uitkering. Dit ondermijnt het vangnetkarakter van de Participatiewet. Als de aanpak op dit punt wordt aangepast, kan deze worden vormgegeven binnen de kaders van de Participatiewet. Dit gebeurt al bij een aantal gemeenten. Deze vorm van ondersteuning, maatwerk in de Participatiewet, juich ik van harte toe. SZW is ook bereid hier met gemeenten over door te praten en hierover mee te denken. De Participatiewet hoeft hiervoor niet te worden aangepast. Gemeenten kunnen de stichting het Bouwdepot inschakelen voor advies bij alle aanvullende ondersteuning, zorg en hulp die de jongeren nodig hebben of om de begeleiders van deze jongeren te ondersteunen.
In spoor 2 wordt fundamenteler gekeken naar de doelen en uitgangspunten van de wet en de wijze waarop de wet vanaf de basis opnieuw kan worden opgebouwd. Daarbij is ook aandacht voor de normensystematiek en voor ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie. De ervaringen en geleerde lessen uit de verschillende initiatieven die gemeenten nemen om jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen zal ik in dit kader bezien. Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording op de vorige vraag, waarin ik heb aangegeven dat bij aanpassing van de interventie de wet niet hoeft te worden aangepast.
Zoals gezegd ben ik met gemeenten in gesprek en ook leg ik regelmatig in het land werkbezoeken af waar ik verschillende aanpakken hoor hoe gemeenten mensen ondersteunen. Daarbij sta ik altijd open voor signalen hoe het ook beter kan. Maar ik zie geen mogelijkheden om wettelijke ruimte te creëren voor maatschappelijke interventies die haaks staan op het rijksinkomensbeleid. En ook niet voor interventies die het vangnetprincipe van de bijstand ondermijnen; «onbeperkt» bijverdienen naast een bijstandsuitkering vind ik in dit kader bijvoorbeeld onwenselijk. Op basis van de huidige wet is maatwerk mogelijk om jongeren te ondersteunen. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans vergroot de mogelijkheid voor gemeenten om jongeren te kunnen ondersteunen. Ik kijk met deelnemende gemeenten naar opties om binnen wettelijke kaders verdere mogelijkheden te bieden voor ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Dassen (Volt) over het bericht «Gemeenten willen kwetsbare jongeren leefgeld geven, maar botsen met de wet» niet binnen de termijn van drie weken mogelijk is. Voor zorgvuldige beantwoording van de vragen is meer tijd nodig. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op deze Kamervragen doen toekomen en in ieder geval, zoals verzocht, voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Participatiewet in balans.