Ingediend | 10 maart 2025 |
---|---|
Beantwoord | 1 april 2025 (na 22 dagen) |
Indiener | Wieke Paulusma (D66) |
Beantwoord door | Karremans |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z04263.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1795.html |
Ja, ik heb hier kennis van genomen. Het NGvA deed deze oproep op basis van hun professionele en wetenschappelijke inzichten en praktijkervaring. In de oproep licht het NGvA uitgebreid toe waarom het geen voorstander is van de motie De Korte/Bikker en twee andere moties2 over abortus. Ik kan me grotendeels vinden in de onderbouwing van het NGvA. In lijn hiermee heb ik dan ook de twee moties3 van de leden Diederik van Dijk (SGP), Van der Plas (BBB) en Bikker (CU) over het registreren van de factoren en motieven voor abortus en over onderzoek naar de afschaffing van de verplichte bedenktijd allebei ontraden. In mijn antwoord op de vragen 2 en 4 zal ik mijn zienswijze op de motie van de leden De Korte (NSC) en Bikker (CU) toelichten.
Ja, het verplicht registreren van redenen voor abortus vind ik zeer onwenselijk. Het kan vrouwen het gevoel geven zich te moeten verantwoorden over hun besluit, en het zou op geen enkele manier bijdragen aan goede zorg voor de vrouw of haar besluitvormingsproces over een zwangerschap. Zoals eerder gezegd is er geen wettelijke basis voor een verplichte registratie van redenen voor abortus.
Het verplicht registreren van redenen voor abortus vind ik zeer onwenselijk. Dit heb ik tijdens het Tweeminutendebat Medische ethiek/orgaandonatie van 20 februari jl. en in de antwoorden op voorgaande vragen onomwonden toegelicht. Ik heb hier ook een duidelijk standpunt over ingenomen door de motie van de leden Diederik van Dijk (SGP), Van der Plas (BBB) en Bikker (CU) over het registreren van motieven voor een abortusverzoek stevig te ontraden.
Mijn appreciatie van de motie van de leden De Korte (NSC) en Bikker (CU) doet geen afbreuk aan deze positie omdat deze motie niet oproept tot een registratie van motieven voor abortus, laat staan een verplichte registratie. Ik heb deze motie «oordeel Kamer» gegeven omdat het binnen het kader van een reguliere wetsevaluatie goed gebruik is om in te gaan op relevante ontwikkelingen in de praktijk. Mijn voorganger heeft bijvoorbeeld eerder de Kamer ook toegezegd de gevolgen van twee wetsvoorstellen, inzake de abortuspil en de beraadtermijn, in de evaluatie te betrekken. Een stijging van het aantal abortussen is een onderwerp dat dus aan bod kan komen tijdens de wetsevaluatie. Er kan geen causaal verband aangetoond worden tussen één of meerdere specifieke ontwikkeling(en) en de stijging van het aantal abortussen. Echter kunnen inzichten in dergelijke ontwikkelingen, zoals veranderingen in anticonceptiegebruik en de rondgang van desinformatie, wel degelijk relevant zijn, bijvoorbeeld bij het versterken van de regie van mensen op hun kinderwens.
Ik zal de onderzoekers vragen om in brede zin te kijken naar factoren en ontwikkelingen die kunnen samenhangen met het ontstaan van onbedoelde zwangerschappen en de stijging van het aantal abortussen. Er is al onderzoek gedaan naar onbedoelde zwangerschappen. Ik denk dan met name aan de eerste deelstudie van de Aanvullende Vragen Onbedoelde Zwangerschap (AVOZ) studie getiteld «Dit is mijn verhaal»4, dat in opdracht van het vorige kabinet is gedaan, die uitwijst dat omstandigheden bij een ongewenste zwangerschap niet één op één herleidbaar zijn tot de keuze voor een abortus. Tevens wordt in het verlengde van dit onderzoek ook onderzoek gedaan naar de factoren die bijdragen aan het ontstaan van een onbedoelde zwangerschap.5 De wetsevaluatoren kunnen dit onderzoek benutten. De onderzoeken van deze studie zullen niet gericht zijn op de stijging van de abortuscijfers.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven kan en zal een verplichte registratie van motieven voor abortus nadrukkelijk géén onderdeel zijn van de wetsevaluatie. Het is verder aan de onderzoekers om te bepalen hoe zij hun onderzoek precies uit willen voeren.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Een verplichte registratie van redenen voor een abortus zal nadrukkelijk geen onderdeel zijn van de opdracht aan de onderzoekers. Ik zal de onderzoekers vragen om in brede zin te kijken naar factoren en ontwikkelingen die mogelijk kunnen samenhangen met het ontstaan van onbedoelde zwangerschappen en de stijging van het aantal abortussen, zoals ik in eerdere antwoorden heb toegelicht.
Rutgers heeft onderzoek gedaan naar anticonceptiegebruik voorafgaand aan een abortus. Hierbij is gebruik gemaakt van vrijwillige vragenlijsten die werden verspreid bij abortusklinieken. Ik heb dit onderzoek tijdens het tweeminutendebat genoemd als voorbeeld van onderzoek naar één maatschappelijke ontwikkeling die mogelijk van invloed is op het aantal onbedoelde zwangerschappen en abortussen. In de wetsevaluatie kan naar meerdere van dergelijke maatschappelijke ontwikkelingen worden gekeken. De meerwaarde hiervan heb ik toegelicht in mijn antwoord op vraag 4, 5 en 6.
Het is evident dat er continu debat is over een maatschappelijk en politiek gevoelig onderwerp als abortus. Ik ga echter niet mee in het ter discussie stellen van de huidige wettelijke kaders, waarin een balans is gevonden tussen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven. Ik sta pal voor het behoud van zorgvuldige, toegankelijke en kwalitatieve abortuszorg. In mijn antwoorden op bovenstaande vragen heb ik mijn appreciatie van de motie van de leden De Korte (NSC) en Bikker (CU) toegelicht. Kortweg komt deze appreciatie neer op een interesse in maatschappelijke factoren die van invloed kunnen zijn op het ontstaan van onbedoelde zwangerschappen. Deze kennis is ook relevant voor het maken van beleid ter versterking van de regie van mensen op hun kinderwens.
Nee, omwille van de hierboven genoemde redenen.