Kamervraag 2023Z11078

Ambitieuze implementatie van standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving

Ingediend 16 juni 2023
Beantwoord 14 juli 2023 (na 28 dagen)
Indiener Tom van der Lee (GL)
Beantwoord door Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66)
Onderwerpen financiën natuur en milieu organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z11078.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3246.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de concept gedelegeerde handeling met de eerste set rapportagestandaarden (ESRS) ter invulling van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)?

    Ja, daar heb ik kennis van genomen.

  • Vraag 2
    Wat is uw reactie op het feit dat de Europese Commissie in de concept gedelegeerde handeling op verschillende punten het advies van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) over de standaarden afgezwakt heeft, door onder andere transitieplannen voor biodiversiteit vrijwillig in plaats van verplicht te maken en alle ESRS-standaarden, rapportageverplichtingen en datapunten voorwaardelijk maakt aan een materialiteitsinschatting?

    De Europese Commissie is aangewezen om standaarden te ontwikkelen voor de rapportage van duurzaamheidsinformatie. Deze bevoegdheid volgt uit de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) die 5 januari 2023 in werking is getreden. In de CSRD heeft de EFRAG de taak gekregen om een advies aan de Commissie uit te brengen over de inhoud van de rapportagestandaarden voor duurzaamheid (European Sustainability Reporting Standards of «ESRS»). Dit advies is op 23 november 2022 gepubliceerd. De Europese Commissie heeft op basis van dit advies een eerste publieke consultatie uitgezet en naar aanleiding daarvan de door EFRAG geadviseerde rapportagestandaarden aangepast. Momenteel staat de tweede publieke consultatie van de Commissie open, ditmaal over de door de Commissie opgestelde rapportagestandaarden. Na deze consultatie zal de Commissie de ESRS vaststellen. De deadline voor deze consultatie is 7 juli 2023. Deze eerste set standaarden betreft generieke standaarden voor grote ondernemingen. De Commissie zal komend jaar verder werken aan additionele sectorspecifieke rapportagestandaarden en standaarden voor beursgenoteerd mkb.
    Ik ben voorstander van ambitieuze ESRS en hecht veel belang aan het zo spoedig mogelijk vaststellen van deze standaarden door de Commissie. Dit geeft ondernemingen meer tijd om zich voor te bereiden op het opstellen van duurzaamheidsverslaggeving. Bij het bepalen van het beleid ten aanzien van rapportageverplichtingen hecht ik eveneens veel waarde aan de effectiviteit van het beleid en dat de standaarden de noodzakelijke bepalingen bevatten om transparantie over duurzaamheid te bereiken. Daarbinnen wil ik zoveel mogelijk de administratieve lasten voor ondernemingen beperken.
    Ik betreur dat de ambitie van de rapportagestandaarden is afgenomen. Ik erken wel dat de praktische uitvoerbaarheid voor ondernemingen is verbeterd en steun daarom de keuze van de Commissie om alle duurzaamheidsonderwerpen onderhevig te maken aan een materialiteitstoets, zoals bij financiële verslaggeving. De materialiteitstoets bevordert de kwaliteit van verslaggeving omdat de onderneming zich bij de verslaggeving kan focussen op de voor haar relevante, en daarmee meest impactvolle activiteiten. Daarnaast maakt de materialiteitstoets het voor gebruikers van het jaarverslag eenvoudiger om de relevante activiteiten van een onderneming te herkennen, wat bijdraagt aan een beter begrip van de impact van het bedrijf op de omgeving.
    De Commissie heeft ook de standaarden met betrekking tot het transitieplan voor biodiversiteit aangepast. Het EFRAG-advies bevat een verplichting voor ondernemingen in risicosectoren om te rapporteren over het transitieplan voor biodiversiteit. Indien een onderneming geen transitieplan voor biodiversiteit heeft, moet het toelichten wat de ambitie is op gebied van biodiversiteit en of en wanneer zij een transitieplan zal opstellen. Dit is gelijk aan het transparantievereiste omtrent het transitieplan voor klimaat. De Commissie stelt nu voor de verplichting om transparant te zijn over het transitieplan voor biodiversiteit vrijwillig te maken. Dit betekent dat ondernemingen in risicosectoren niet verplicht zijn om transparant zijn over het transitieplan voor biodiversiteit of om een toelichting geven over de ambitie ten aanzien van biodiversiteit en uit te leggen of en zo ja wanneer zij dit zullen opstellen. Ik bepleit hetgeen is geadviseerd door EFRAG, en zie graag dat de verplichting wordt opgenomen in de standaarden.

  • Vraag 3
    Onderschrijft u nog altijd het belang van verhoging van de kwaliteit van data over duurzaamheidsrisico’s (zowel ten aanzien van klimaat als biodiversiteit), zeker in het licht van onder andere de recente bevinding van de Europese Centrale Bank dat 72 procent van de Europese bedrijven en driekwart van de Europese bankleningen bloot staat aan biodiversiteitsrisico’s?

    Ik onderschrijf het belang van betrouwbare en vergelijkbare data over duurzaamheidsrisico’s zodat financiële instellingen deze risico’s beter kunnen beheersen. De adequate beheersing van duurzaamheidsrisico’s door financiële instellingen is van belang voor de financiële stabiliteit en zorgt ervoor dat financiële instellingen hun maatschappelijke rol kunnen blijven vervullen en de transitie naar een duurzame economie kunnen blijven financieren. De rapportagevoorschriften voortkomend uit de ESRS dragen bij aan het vergroten van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van deze duurzaamheidsdata.
    Ook heb ik aandacht voor de wijze waarop duurzaamheidsrisico’s in de volle breedte door de financiële sector kunnen worden meegewogen. Uit onderzoeken van de Europese Centrale Bank, het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System (NGFS)1, het World Economic Forum (WEF)2 en een eerder onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB)3, blijkt dat naast klimaatrisico’s ook de risico’s gerelateerd aan biodiversiteitsverlies tot grote financiële gevolgen kunnen leiden.
    Het kabinet zet zich ook buiten deze rapportagestandaarden in voor het verbeteren van datakwaliteit. Zo ondersteunt het Ministerie van LNV verschillende initiatieven rondom het in kaart brengen van impacts, afhankelijkheden en risico’s, inclusief datavraagstukken, met betrekking tot biodiversiteit zoals de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures.

  • Vraag 4
    Erkent u dat het belangrijk is te voorkomen dat er een lappendeken van rapportagepraktijken ontstaat en de vergelijkbaarheid van data vergroot wordt als rapportage over een transitieplan voor biodiversiteit verplicht is in plaats van vrijwillig?

    Het kabinet hecht groot belang aan de vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie. Het is daarbij tevens essentieel dat de rapportage-eisen proportioneel zijn en dat de gerapporteerde informatie relevant is. Anders leidt dit tot onnodige administratieve lasten voor bedrijven en een verminderd begrip van het duurzaamheidsverslag voor gebruikers. Ik pleit daarom voor het handhaven van de rapportageverplichting ten aanzien van het transitieplan voor biodiversiteit uit het EFRAG-advies in de ESRS. Dit is in lijn met de rapportageverplichting voor het klimaattransitieplan. Dit betekent dat het voor beide transitieplannen verplicht wordt hierover te rapporteren indien het thema materieel is voor de onderneming. Dit is belangrijk omdat biodiversiteitsverlies volgens het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) minstens een even grote bedreiging voor de mensheid vormt als de opwarming van de aarde4 en kan tot serieuze (financiële) risico’s leiden.5 Een dergelijke rapportageverplichting zorgt niet alleen voor betere beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van data maar stimuleert bedrijven ook om integraal naar de klimaat- en biodiversiteitsopgave te kijken. Daardoor kunnen zij bijvoorbeeld beter rekening houden met eventuele afruil- en synergiemogelijkheden. Klimaat en biodiversiteit zijn immers sterk onderling verbonden.6 Een dergelijke verplichting is tevens in lijn met de uitkomsten van de 15e Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag.

  • Vraag 5
    Bent u het ermee eens dat er een ongewenste ontwijkingsmogelijkheid ontstaat in het rapporteren over klimaatrisico’s (scope 1, 2, 3) en sociale aspecten nu dit volledig afhankelijk wordt van een materialiteitsinschatting, waardoor bedrijven makkelijker dan eerst kunnen aangeven dat dergelijke aspecten niet materieel zijn?

    De materialiteitstoets creëert geen ongewenste ontwijkingsmogelijkheid voor rapportageverplichtingen. Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 2 steun ik de opname van een materialiteitstoets voor alle onderwerpen, ook voor klimaatrisico’s en sociale aspecten. Het is belangrijk dat ondernemingen (duurzaamheids)informatie rapporteren die relevant is. Het is uiteraard wel van belang dat ondernemingen de materialiteitstoets goed uitvoeren, zeker nu niet alleen wordt gevraagd om de impact op de onderneming mee te wegen maar ook de impact van de onderneming op de omgeving (zogenaamde dubbele materialiteit). Net als bij financiële verslaggeving zal de accountant controleren of de duurzaamheidsrapportering een juiste weergave bevat van alle materiële duurzaamheidsonderwerpen. Ik bepleit wel voor een verplichte toelichting bij de uitkomsten van de materialiteitstoets op het niveau van het thema, indien dit thema als niet materieel wordt beoordeeld door een onderneming. Dit moet gelden voor de eerder genoemde thema’s klimaat, sociale aspecten (in relatie tot de eigen onderneming) en, gezien het belang en de samenhang, voor biodiversiteit en circulaire economie. Daarnaast is het van belang dat onder sociale aspecten ook het thema «werknemers in de waardeketen» verplicht toegelicht wordt bij de uitkomsten van de materialiteitsanalyse. In de praktijk is dat de plek waar de meeste negatieve (sociale) impact plaatsvindt. Dit is van belang omdat de rapportagestandaarden niet voorschrijven hoe een onderneming zijn passende zorgvuldigheid (ook wel «due diligence») moet inrichten. De wijze waarop gepaste zorgvuldigheid moet worden uitgevoerd wordt in EU-verband vastgelegd in de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid7. De triloogonderhandelingen over dit voorstel lopen momenteel nog.

  • Vraag 6
    Bent u het ermee eens dat het ongewenst is dat rapportage over bepaalde datapunten in de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFRD) nu verplicht is terwijl rapportage over diezelfde datapunten in de ESRS wat de Europese Commissie betreft vrijwillig wordt, omdat hierdoor een lappendeken ontstaat?

    Ik ben het ermee eens dat het ongewenst is indien de transparantievereisten voor financiële adviseurs en financiële producten uit de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) niet aansluiten bij de transparantievereisten voor ondernemingen uit de CSRD. Ik zal deze zorg opnemen in de consultatiereactie voor de ESRS. Dit laat onverlet de ambitie van het kabinet ten aanzien van ambitieuze rapportagestandaarden.

  • Vraag 7
    Bent u het ermee eens dat het ongewenst is dat de Europese Commissie ten opzichte van het EFRAG-advies, waar al overgangsperiodes en uitzonderingen in zitten, nog meer ruimte heeft gegeven aan overgangsperiodes (1 jaar) en uitzonderingen (voor bedrijven met minder dan 750 werknemers)?

    Ja, hier ben ik het mee eens. Ik pleit daarom in de nu openstaande consultatie van de Commissie voor behoud van gefaseerde implementatie zoals opgenomen in Artikel V van de CSRD en in de EFRAG-adviezen.

  • Vraag 8
    Bent u bereid samen met gelijkgestemde lidstaten er bij de Europese Commissie op aan te dringen om meer ambitie te tonen op de in vraag 4, 5, 6 en 7 genoemde punten, zodat ten minste aan het ambitieniveau van de EFRAG-adviezen wordt voldaan?

    Ik ben positief over de verbreding van de materialiteitstoets en reageer daarom in algemene zin positief op de consultatie. De huidige set standaarden past binnen de ambities en kaders van de CSRD en streeft naar een balans tussen ambitie en uitvoerbaarheid. Ik zet in de consultatiereactie op specifieke punten in op een ambitieuzere lijn dan het voorstel van de Commissie.
    Zo pleit ik voor een toelichting bij de materialiteitstoets indien de onderneming een thema als niet materieel beoordeelt op een aantal thema’s. Dit betreft de thema’s klimaatrisico’s, sociale aspecten in relatie tot de eigen onderneming en in de waardeketen, biodiversiteit en circulaire economie. Daarnaast pleit ik voor een verplichting om te rapporteren over een transitieplan voor biodiversiteit indien dit onderwerp materieel is voor een onderneming, vergelijkbaar met de reeds bestaande ESRS-bepaling voor het transitieplan voor klimaat. Verder pleit ik voor het behoud van de gefaseerde implementatie die in de CSRD en EFRAG-adviezen is vastgelegd. Ook zal ik in de consultatiereactie de zorgen delen omtrent de aansluiting tussen de transparantievereisten van de SFDR en die van de CSRD. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de huidige consultatie een korte deadline heeft. Ik hecht ook groot belang aan een spoedige vaststelling van de standaarden. Ondernemingen moeten namelijk voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden op de implementatie van de CSRD. Daarnaast betreft het een gedelegeerde handeling, dit biedt Nederland enkel de mogelijkheid om met gekwalificeerde meerderheid het voorstel tegen te houden. Ik ben in dit geval ook niet voornemens om bezwaar te maken tegen de gedelegeerde handelingen indien bovenstaande punten niet worden overgenomen door de Commissie. Daarom acht het kabinet het voor nu niet opportuun om met gelijkgestemde lidstaten bij de Commissie aan te dringen op aanpassingen van de standaarden. Dit zal ik doen via de consultatiereactie. Dit laat onverlet dat het kabinet zich zal blijven inzetten voor ambitieuze rapportagestandaarden op het gebied van duurzaamheid.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2023Z11078
Volledige titel: Ambitieuze implementatie van standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20222023-3246
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over ambitieuze implementatie van standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving