Kamervraag 2020Z12907

Het verdringen van reguliere arbeid

Ingediend 1 juli 2020
Beantwoord 12 augustus 2020 (na 42 dagen)
Indieners Sadet Karabulut , Jasper van Dijk
Beantwoord door Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen werk werkgelegenheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z12907.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3711.html
1. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mei 2020 «Factsheet Participatiewet»
  • Vraag 1
    Waarom wordt in de Participatiewetfactsheet van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen informatie gegeven over toetsing op verdringing van reguliere arbeid?1

    De Factsheet Participatiewet geeft een cijfermatig beeld van de uitvoering van de Participatiewet op basis van openbare statistische gegevens van het CBS, UWV en Panteia. De toetsing op verdringing is een decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten en daarover wordt (centraal) geen statistische informatie verzameld.

  • Vraag 2
    Waaruit bestaan de «overige werkplekken» precies die in de factsheet genoemd worden?

    In de Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG), die de basis vormt voor de beschrijving van ingezette re-integratievoorzieningen door gemeenten in de Factsheet Participatiewet, worden onder de hoofdcategorie werkplekken, alleen die werkplekken gespecificeerd met een eigen wettelijk kader en voorwaarden, zoals een proefplaatsing ten behoeve van een loonwaardebepaling, een beschutte werkplek of een participatieplaats. Onder de noemer «overige werkplekken» valt een brede schakering van andersoortige werkplekken die door gemeenten aangeboden worden in het kader van re-integratie waarbij de persoon werkt, of tegelijkertijd werkt en leert. Het kan daarbij zijn dat de persoon werkt met behoud van uitkering. Ook kan er sprake zijn van een arbeidscontract voor de persoon die nog niet is uitgestroomd naar een reguliere functie, waarbij de gemeente nog betrokken is. Voorbeelden van «overige werkplekken» zijn leerwerktrajecten, oriëntatieplaatsen, werkervaringsplaatsen, werkstages, en dergelijke.

  • Vraag 3
    Kunt u ervoor zorgen dat er in een volgende editie in ieder geval onderscheid wordt gemaakt tussen de tegenprestatie trajecten en de «overige werkplekken»?

    De tegenprestatie is geen re-integratievoorziening en wordt derhalve niet in de SRG geregistreerd en maakt geen deel uit van de «overige werkplekken».

  • Vraag 4
    Hebben gemeenten altijd een toets uitgevoerd bij de participatieplaatsen (7120) en de tegenprestatie (onderdeel van de 15.130 overige werkplekken), gezien het feit dat met betrekking tot de participatieplaats en de tegenprestatie in de Participatiewet is vastgelegd dat de werkzaamheden additioneel moeten zijn en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt? Zo nee, hoe vaak hebben gemeenten in 2019 een verdringingstoets dan wel uitgevoerd?

    Uit de Participatiewet volgt dat het bij werkzaamheden in het kader van een tegenprestatie of een participatieplaats moet gaan om onbeloonde additionele werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De Participatiewet en jurisprudentie bieden kaders en houvast. Het is aan gemeenten de instrumenten binnen de kaders van de wet toe te passen. De wijze waarop gemeenten borgen dat er geen verdringing plaatsvindt, valt binnen de decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten en wordt niet als zodanig door mij gemonitord. De verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de Participatiewet ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de controle bij de gemeenteraad.

  • Vraag 5
    Welke gemeenten hebben geen verdringingstoets uitgevoerd?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Wat gaat u richting deze gemeenten ondernemen?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 7
    Hoe vaak is in 2019 verdringing geconstateerd?

    Ik beschik niet over cijfers waaruit blijkt hoe vaak door gemeenten verdringing is geconstateerd en tot welke acties dit heeft geleid. Het is een verantwoordelijkheid van gemeenten om te borgen dat bij het inzetten van instrumenten in het kader van de Participatiewet geen verdringing plaatsvindt en de gemeenteraad om hierop toe te zien.

  • Vraag 8
    Tot welke vervolgacties heeft dit geleid?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    Welke cijfers zijn beschikbaar over het uitvoeren van de verdringingstoets door gemeenten?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 10
    Welke cijfers en onderzoeken zijn beschikbaar over verdringing van reguliere arbeid?

    Er zijn twee uitgebreide recente grotendeels kwalitatieve onderzoeken2 over verdringing beschikbaar. In het onderzoek van CPB en SCP worden de voor de Participatiewet kenmerkende instrumenten niet afzonderlijk onderzocht op mogelijke verdringingseffecten. SEO besteedt wel expliciet aandacht aan instrumenten van de Participatiewet, zoals loonkostensubsidie en de tegenprestatie, en de omstandigheden waaronder het gebruik van deze instrumenten zou kunnen leiden tot verdringing. Dit onderzoek vindt geen verband tussen loonkostensubsidie en de tegenprestatie en verdringing.

  • Vraag 11
    Welke inspanningen pleegt u om verdringing van reguliere arbeid tegen te gaan?

    Ik vind het belangrijk dat gemeenten borgen dat bij het inzetten van instrumenten geen verdringing plaatsvindt. Naar mijn mening zijn de wettelijke kaders om verdringing te voorkomen helder en toereikend. Die moeten goed worden toegepast. Divosa heeft in 2018 op verzoek van mijn voorganger een handreiking voor gemeenten gemaakt. In deze handreiking «Verdringing voorkomen bij het bevorderen van arbeidsparticipatie» wordt voor de meest voorkomende instrumenten beschreven hoe gemeenten in hun uitvoeringsproces kunnen borgen dat verdringing wordt voorkomen. Mijn voorganger heeft via het gemeentenieuws aandacht gevraagd bij gemeenten voor deze handreiking.
    Als u doelt op het bevorderen van een verdringingstoets zoals beschreven in het initiatiefvoorstel-Karabulut Wet verdringingstoets onderschrijf ik het standpunt van mijn ambtsvoorganger. Een dergelijk toets maakt dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt minder goed ondersteund worden doordat effectieve re-integratie instrumenten door de voorgestelde vorm van de uitvoeringstoets worden belemmerd. Door de extra bewijslast worden werkgevers ontmoedigd om moeilijk bemiddelbare mensen met ondersteuning toegang tot de arbeidsmarkt te bieden. De voorgestelde uitvoeringstoets past niet in de decentrale verantwoordelijkheid en ik vind het niet wenselijk om de beleidsvrijheid van gemeenten te beperken door dwingender regels op te leggen.

  • Vraag 12
    Welke inspanning pleegt u om het inzetten van de verdringingstoets te bevorderen?

    Zie antwoord vraag 11.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z12907
Volledige titel: Het verdringen van reguliere arbeid
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-3711
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut over "het verdringen van reguliere arbeid"