Kamervraag 2020Z04830

Berichten dat aangevoerde grond voor de aanleg van een aarden wal bij Emmen is besmet met de wratzieke

Ingediend 11 maart 2020
Beantwoord 8 mei 2020 (na 58 dagen)
Indiener Maurits von Martels (CDA)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z04830.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2707.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het bericht «Boeren ongerust: grond voor aarden wal bij Emmen is besmet met aardappelziekte» en het bericht «LTO is blij met maatregelen rond besmette grond in Emmen, maar zorgen zijn niet weg»?1 2

    Ja.

  • Vraag 2
    Waarom is er in deze situatie pas lang na het aanvoeren van deze besmette grond onderzoek op basis van bodemmonsters gedaan door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?

    Op basis van de fytosanitaire regelgeving voor bodemorganismen was er geen aanleiding voor grondonderzoek. De maatregelen die binnen de EU gelden voor schadelijke bodemorganismen in de akkerbouw zijn gericht op het voorkomen van opbouw van populaties door de teelt van waardplanten en het voorkomen van verspreiding via het geoogst product en het gebruik van machines op landbouwpercelen. In dit geval was de aangevoerde grond aan de rand van een landbouwperceel opgeslagen. Daarbij heeft de ondernemer kenbaar gemaakt dat de grond bedoeld was voor een grondwal en niet voor agrarische doeleinden. De NVWA heeft in dit geval toch grondonderzoek uitgevoerd om tegemoet te komen aan de zorgen van de telers in de omgeving. Het onderzoek richtte zich op de nematoden G. rostochiencis en G. pallida (de veroorzakers van aardappelmoeheid), M. chitwoodi en M. fallax, en Synchytrium endobioticum (de veroorzaker van wratziekte).

  • Vraag 3
    Waarom zijn er pas meer dan een jaar na het aanvoeren van deze grond maatregelen genomen om besmetting van andere percelen te voorkomen?

    Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven bestond op basis van de fytosanitaire regelgeving voor bodemorganismen geen aanleiding voor grondonderzoek. Om tegemoet te komen aan de zorgen van de telers in de omgeving is toch onderzoek uitgevoerd. Nadat uit dit onderzoek bleek dat 2 van de 15 onderzochte monsters besmet waren met sporen van Synchytrium endobioticum zijn maatregelen genomen om verspreiding tegen te gaan.

  • Vraag 4
    Welke verplichtingen bestaan er om (uit het buitenland) aangevoerde grond te testen op gewasziekten en andere besmettingen en welke (overheids)instanties zijn hierbij betrokken?

    Er bestaat geen fytosanitaire verplichting om grond die wordt aangevoerd naar landbouwpercelen of locaties in de omgeving daarvan te laten onderzoeken op aanwezigheid van voor planten schadelijke organismen.

  • Vraag 5
    Waarom hebben deze verplichtingen er in dit geval niet toe geleid dat de besmetting van de grond met de wratziekte in een eerder stadium aan het licht kwam?

    Uit mijn antwoord op vraag 4 blijkt dat er geen verplichting tot het uitvoeren van grondonderzoek bestaat.

  • Vraag 6
    Volstaan wat u betreft de lokaal getroffen maatregelen of dienen er vervolgstappen te worden gemaakt om te voorkomen dat besmette grond wegwaait en zich verspreidt over andere landbouwpercelen?

    Ja, de lokaal getroffen maatregelen volstaan om het risico op verspreiding te voorkomen.

  • Vraag 7
    Wat zijn de gevolgen als er toch besmetting van landbouwpercelen optreedt en op welke wijze kunnen akkerbouwers, indien dit zich voordoet, worden gecompenseerd?

    Indien in de omgeving van het bewuste perceel een besmetting met wratziekte wordt vastgesteld op een landbouwperceel volgt een besmetverklaring en een teeltverbod voor bepaalde gewassen voor de duur van 20 jaar. Deze maatregelen vloeien voort uit EU-regels. Akkerbouwers worden niet door de overheid gecompenseerd. Voor hen staat de mogelijkheid open om degene die de besmette grond heeft aangevoerd civielrechtelijk aansprakelijk te stellen.

  • Vraag 8
    Is hier volgens uw informatie sprake van een incident of komt dergelijke besmetting van grond met gewasziekten door het aanvoeren van grond ook elders in Nederland voor? Indien dit laatste het geval is, om hoeveel gevallen gaat dit?

    Voor zover bij de NVWA bekend komen situaties zoals in het onderhavig geval niet vaak voor. Voor aardappelverwerkende bedrijven is een officiële erkenningsregeling van kracht, waarmee Nederland uitvoering geeft aan een eis van de Europese bestrijdingsrichtlijn voor aardappelmoeheid (2007/33/EG). Telers die aardappelen telen op een door de NVWA voor aardappelmoeheid besmet verklaard perceel, dienen ervoor te zorgen dat de aanhangende grond van het geoogste product fytosanitair veilig wordt verwerkt. Dit maakt de NVWA mogelijk door afzet van de aardappelen bij één van de 50 door de NVWA voor dit doel erkende bedrijven/bedrijfslocaties (stand 27 maart 2020). Deze bedrijven mogen tarragrond afzetten in de landbouw op door de NVWA-registreerde landbouwpercelen. Voor deze percelen gelden maatregelen om verspreiding tegen te gaan. Op 27 maart jl. waren 62 percelen voor dit doel geregistreerd. De NVWA heeft geen gegevens over de hoeveelheid afgezette grond en van de afzet van tarragrond door erkende bedrijven buiten de landbouw.

  • Vraag 9
    Welke mogelijkheden ziet u om beter te waarborgen dat aangevoerde grond vrij is van besmettingen, bijvoorbeeld door vooraf meer en beter te testen?

    Deze mening deel ik. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij de ondernemers en de verwerkende bedrijven. Zij dienen geen risico’s te nemen bij het aanvoeren van grond. Het aanwenden van grote hoeveelheden aangevoerde grond van elders vindt incidenteel plaats. Het meest voorkomende verspreidingsrisico van besmette grond betreft het verslepen van grond tussen percelen met machines en het verstuiven van de grond. Via voorlichting werken de sectororganisaties en de NVWA aan bewustwording.

  • Mededeling - 1 april 2020

    De vragen van het lid Von Martels van 11 maart 2020, over de aanvoering van met wratziekte besmette grond voor de aanleg van een aarden wal bij Emmen, kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De vragen zullen zo spoedig mogelijk worden beantwoord.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z04830
Volledige titel: Berichten dat aangevoerde grond voor de aanleg van een aarden wal bij Emmen is besmet met de wratzieke
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-2707
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Von Martels over berichten dat aangevoerde grond voor de aanleg van een aarden wal bij Emmen is besmet met de wratzieke