Kamervraag 2019Z09008

Het bericht waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om te stoppen met overbevissing uiterlijk in 2020 bij lange na niet gaat halen

Ingediend 3 mei 2019
Beantwoord 2 juli 2019 (na 60 dagen)
Indiener Femke Merel Arissen (PvdD)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen dieren landbouw organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z09008.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3258.html
  • Vraag 1
    Kent u het rapport van de Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries (STECF) en het persbericht hierover van verschillende natuurorganisaties waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om uiterlijk in 2020 te stoppen met overbevissing bij lange na niet gaat halen?1 2

    Ja.

  • Vraag 2
    Wat is uw reactie op het STECF-rapport en het bericht van de natuurorganisaties?

    Ieder jaar worden tijdens de laatste Landbouw- en Visserijraad in december de vangstmogelijkheden voor het jaar daarop vastgelegd in de TAC (Total allowable catch) en Quota Verordening. Het voorstel van de Europese Commissie hiertoe is gebaseerd op de uitgangspunten die vastliggen in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), te weten meerjarenbeheerplannen waar die van kracht zijn, bevissing op Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) waar mogelijk en toepassing van de voorzorgbenadering in alle andere gevallen. Dit beleid is erop gericht een ecologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te bereiken en wordt door Nederland gesteund.
    Uit het STECF-rapport blijkt dat de bestanden in de Noordoostelijke Atlantische Oceaan, waar ook de Noordzee onder valt, steeds minder overbevist worden en dat het aantal bestanden dat buiten biologisch veilige grenzen valt gedaald is van circa 65% in 2003 naar 35% in 2017. Dit is een goede ontwikkeling. Het STECF-rapport beschrijft de voortgang van het gemeenschappelijk visserijbeleid tot en met 2017. De mogelijke effecten van de stappen die in 2018 en 2019 zijn gezet richting de MSY benadering in 2020, zijn hierin nog niet meegenomen. Ook dit jaar blijf ik mij inzetten voor het bereiken van een visserijdruk volgens de in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) opgenomen uitgangspunten.

  • Vraag 3
    Kent u het rapport van de New Economics Foundation (NEF) waaruit blijkt dat Nederland op nummer 6 van grootste Europese overbevissers staat?3 4

    Ja.

  • Vraag 4
    Wat is uw reactie op het NEF-rapport?

    ICES (the International Council for the Exploration of the Sea) adviseert een optimale TAC volgens het MSY (maximum sustainable yield) principe. De NEF vergelijkt dit getal in het ICES-advies met de vastgestelde TAC. Het ICES-advies bevat echter ook enkele alternatieven adviezen, waarbij de mate waarin die duurzaam zijn wordt toegelicht. Het is dus mogelijk om een hogere TAC vast te stellen zonder dat er sprake is van onverantwoorde overbevissing.
    Verder kan het voorkomen dat het advies onzekerheden of onjuistheden bevat. Zo adviseerde ICES aanvankelijk dat de TAC voor makreel in 2019 niet hoger zou moeten zijn dan 318.403 ton. In het gewijzigde advies (gepubliceerd op 15 mei 2019) heeft ICES het advies gewijzigd, naar 709.253 ton (+223%). De kuststaten hadden dit voorzien en de TAC daarom vastgesteld op 653.438 ton.

  • Vraag 5
    Wat is uw reactie op de conclusie van het NEF-rapport dat Nederlandse vissers in 2019 nog 13,5% boven wetenschappelijk advies mogen wegvangen, wat neerkomt op 31.910 ton vis die eigenlijk ongemoeid zou moeten blijven?5 6

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Aangezien Nederland 53% van het quotum in handen heeft voor Noordzeeharing, erkent u dat u daarmee medeverantwoordelijk bent voor het overbevissingspercentage van Noordzeeharing van 32%? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?7 8

    Nee. Nederland heeft circa 14% van het quotum voor Noordzeeharing in de Noordzee (ICES gebied 4ab).
    In 2018 is bij de vaststelling van de TAC er voor gekozen om deze te baseren op de voorzorgsbenadering (Fpa) zoals opgenomen in het ICES advies. Zo worden grote fluctuaties in de vaststelling van de TAC voorkomen én kan het Noordzeeharingbestand groeien. Dit betekent een minder sterke daling van de TAC, zonder dat het bestand in gevaar komt. Additionele maatregelen zijn hierdoor vooralsnog niet aan de orde.

  • Vraag 7
    Aangezien Nederland 18% van het quotum in handen heeft voor makreel in de Ierse zee en ten Westen van Schotland en 10% van het quotum voor makreel in de Noordzee en overige noordelijke wateren, erkent u dat u daarmee medeverantwoordelijk bent voor de overbevissingspercentages van respectievelijk 11% en 14%? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?9 10

    Nee. Zie antwoord bij vraag 4 en 5.

  • Vraag 8
    Aangezien de onderhandelingen over deze quota achter gesloten deuren plaatsvinden, bent u bereid de Kamer binnen drie weken na het uitkomen van de adviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) te informeren over de Nederlandse inzet voor makreel en haring bij de quota onderhandelingen voor deze soorten van dit najaar? Zo nee, waarom niet?

    Ja. Ik zal u binnen drie weken informeren over de adviezen van makreel en Atlanto Scando haring. Ik zal u daarbij ook de Nederlandse inzet melden, die overigens gebaseerd zal zijn op de uitgangspunten van het GVB, zoals benoemd in vraag 2. Ik wil u er wel op wijzen dat de onderhandelingen snel na het uitkomen van de adviezen al starten en in de regel een uitermate dynamisch verloop kennen. Daarbij wil ik ook opmerken dat in de afgelopen jaren is gebleken dat verschillende kuststaten (niet zijnde lidstaten van de EU), vanzelfsprekend andere uitgangspunten kunnen hanteren dan in het Europese GVB opgenomen. Vanwege het genoemde dynamische karakter houd ik gedurende het proces contact met stakeholders, zowel vanuit het bedrijfsleven als het Ngo’s.

  • Vraag 9
    Erkent u dat u bijdraagt aan overbevissing door structureel in te stemmen met quota hoger dan het wetenschappelijk advies voor soorten waarvan Nederland een kleiner «bijvangst» quotum in handen heeft, zoals bijvoorbeeld kabeljauw in de Noordzee (overbevissing 25%)? Zo ja, bent u bereid voortaan tegen te stemmen wanneer quota hoger liggen dan het wetenschappelijk advies? Zo nee, waarom niet?11 12

    Nee. Nederland zet zich in voor visserijdruk volgens de in het GVB opgenomen uitgangspunten. Het bereiken van visserij op MSY-niveau waar mogelijk in 2019 en uiterlijk in 2020 is de afgelopen jaren de basis geweest in het Nederlandse inzet bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden tijdens de jaarlijkse Decemberraad.

  • Vraag 10
    Wat is uw reactie op het feit dat de Europese controleautoriteit aangeeft dat het handhaven van de aanlandplicht op dit moment grote problemen oplevert en dat dit door de wetenschappelijke autoriteit van de Europese Unie wordt beaamd?13 14

    De controle op de aanlandplicht op zee is niet eenvoudig. Dat is de reden dat Nederland enkele jaren geleden al een voorstel heeft gedaan om samen met andere lidstaten een nalevingsinstrument in te voeren. Hierdoor is beter inzichtelijk te maken hoe de aanlandplicht op zee wordt nageleefd. Daarnaast heeft de Commissie in het voorstel voor de herziening van de Controleverordening de verplichte CCTV opgenomen. Ook voert de NVWA kruiscontroles uit om de opgegeven vangsten in het logboek te checken met de daadwerkelijke aanlanding.

  • Vraag 11
    Erkent u dat daarmee een groot risico bestaat dat tong en schol overbevist worden? Zo nee, waarom niet?

    Nee. Volgens ICES zijn beide bestanden gezond, daarbij word het quotum voor beide bestanden al jaren niet volledig opgevist.

  • Vraag 12
    Kunt u aangeven hoeveel ondermaatse schol, tong en kabeljauw er sinds de aanlandplicht in werking is getreden wordt aangeland en hoe dit zich verhoudt tot de schattingen die ICES hiervan maakt?

    Op Europees niveau wordt de TAC per bestand vastgesteld. De verdeling van het quotum op nationaal niveau is aan de lidstaat zelf. LNV heeft ten behoeve van duurzaam beheer en in overleg met de sector er op voorhand al voor gekozen om het quotum te splitsen in een deel «maats» en «ondermaats», op basis van de wetenschappelijke gegevens van ICES. Enkel het maatse deel van het quotum wordt aan de vissers uitgedeeld. Het ondermaatse deel van het quotum wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en ingezet wanneer ondermaatse vis wordt aangeland.
    Onderstaande tabel geeft de aanlandingen van kabeljauw, tong en schol in 2018 weer, deze gegevens zijn gebaseerd op de in het logboek geregistreerde hoeveelheden. Het is om een aantal redenen lastig om deze cijfers te vergelijken met de door ICES gemaakte schattingen.
    Allereerst zijn de aan lidstaten toegekende quota, waarvan een deel is bedoeld voor de aanlanding van ondermaatse vis, niet gerelateerd aan de nationale samenstelling van de vloot. Er zijn verschillen tussen de geschatte bijvangsten per visserij en tussen de samenstellingen van de vloot per lidstaat. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen de, op basis van door ICES geschatte hoeveelheden ondermaatse vangsten, aan de lidstaten toegekende quota en de daadwerkelijke vangsten van ondermaatse vis op nationaal niveau;
    Daarnaast wordt de benutting van het ondermaatse quotum bepaald ten opzichte van het initieel toegewezen quotum. Door ruilen kan het uiteindelijk quotum van een bepaald bestand sterk afwijken. Dat is bijvoorbeeld bij kabeljauw het geval. Nederland heeft een belangrijk aandeel in de TAC en daardoor een relatief grote hoeveelheid quotum voor ondermaatse vis toegewezen gekregen. Nederland vist echter niet gericht op kabeljauw en ruilt het quotum grotendeels weg. Hierdoor blijft de benutting van het ondermaatse quotum heel erg laag.
    Overigens blijft registratie van de ondermaatse vangsten aandacht vragen, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 10. Dit is een van de redenen dat het aandeel van het ondermaatse quotum zoals beheerd door RVO.nl vooralsnog gebaseerd is op het ICES-advies.
    Kabeljauw
    IV, Uniewateren van IIa en IIIa tot aan het Skagerrak
    4.140
    2.853
    1.287
    1%
    Tong
    IV en Uniewateren van IIa
    11.801
    11.060
    741
    7%
    Schol
    IV en Uniewateren van IIa, IIIa exclusief Skagerrak en Kattegat
    40.290
    39.566
    724
    11%

  • Vraag 13
    Indien de aanlandingen van ondermaatse vis achterblijven bij de schattingen van ICES, bent u dan bereid het quotum tussentijds te verlagen zodat het quotum alleen beschikbaar blijft voor de door ICES aangeraden hoeveelheid gewenste maatse vangst? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 12.

  • Vraag 14
    Erkent u dat het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) u wettelijk verplicht vanaf 2015 zo veel mogelijk, maar vanaf 2020 volledig te stoppen met overbevissing?

    Ja.

  • Vraag 15
    Erkent u dat wanneer het beleid op de huidige weg door gaat, dat doel in de Europese Unie pas in 2034 gehaald zal worden? Zo nee, waarom niet?15

    Het genoemde jaartal herken ik niet. Wel is de situatie in en rond de Middellandse Zee en Zwarte Zee dusdanig dat die kuststaten meer tijd nodig zullen hebben voor het bereiken van MSY. Hoeveel meer is mij niet bekend.

  • Vraag 16
    Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat de wettelijke verplichting om vanaf 2020 overbevissing te stoppen wel wordt gehaald?

    Het bereiken van visserij op MSY-niveau in 2020 is de afgelopen jaren de basis geweest in het Nederlandse inzet bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden tijdens de jaarlijkse Decemberraad. Additionele maatregelen zijn voor Nederland op dit moment niet aan de orde.

  • Vraag 17
    Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

    Met uitzondering van de vragen 4, 5 en 12, 13 heb ik dit gedaan.

  • Mededeling - 22 mei 2019

    De vragen van het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) van 3 mei jl. met betrekking tot een bericht over overbevissing kunnen niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord vanwege benodigde afstemming met betrokken partijen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z09008
Volledige titel: Het bericht waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om te stoppen met overbevissing uiterlijk in 2020 bij lange na niet gaat halen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20182019-3258
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Kooten-Arissen over het bericht waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om te stoppen met overbevissing uiterlijk in 2020 bij lange na niet gaat halen