Kamervraag 2017Z11884

De uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie rechtszaak.

Ingediend 12 september 2017
Beantwoord 16 oktober 2017 (na 34 dagen)
Indiener Lammert van Raan (PvdD)
Beantwoord door Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA)
Onderwerpen natuur en milieu organisatie en beleid recht rechtspraak
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z11884.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-214.html
  • Vraag 1
    Deelt u de mening dat het beschamend is dat de Nederlandse Staat in drie jaar tijd drie maal terecht is gewezen door de rechtbank aangaande de luchtkwaliteit in Nederland, te weten de zaak inzake de maximumsnelheid op de A131, Urgenda vs. de Staat2 en Milieudefensie vs. de Staat3? Zo nee, waarom niet?

    Die mening deel ik niet. Zowel op de onderwerpen luchtkwaliteit als klimaatverandering worden ingrijpende beslissingen genomen door de regering. Partijen die het niet eens zijn met deze beslissingen kunnen dit aanvechten bij de rechter en daarbij kan het voorkomen dat de rechter tot een ander oordeel komt dan de regering. Overigens merk ik op dat de genoemde uitspraken een uitzondering vormen op de jarenlange lijn in de jurisprudentie die het regeringsbeleid op het gebied van luchtkwaliteit ondersteunt.

  • Vraag 2
    Welke maatregelen gaat u per wanneer versnellen? Hoe kan de Kamer de effecten van die maatregelen controleren? Kunt u een tijdspad geven met tussendoelen? Zo nee, waarom niet?

    In mijn brief van 22 september jongstleden met betrekking tot het vonnis van de rechtbank (Kamerstuk 30 175, nr. 256) heb ik aangegeven dat ik samen met de decentrale overheden de aanpak van de overschrijdingen van de grenswaarden verder zal versnellen en concretiseren. Deze problematiek vraagt om een gezamenlijke aanpak van ministeries, andere overheden, het bedrijfsleven en overige betrokkenen. Momenteel ben ik in overleg met deze partijen om te bezien welke maatregelen een oplossing kunnen bieden voor de knelpunten. Begin november zal ik uw Kamer nader informeren.

  • Vraag 3
    Erkent u dat er een handhavingsvacuüm bestaat tussen gemeenten, provincies en centrale overheid? Zo ja, garandeert u dat er te allen tijde handhavend wordt opgetreden, zowel lokaal, provinciaal als nationaal, bij overschrijding van luchtkwaliteitsnormen? Zo nee, waaruit blijkt dat de handhaving op dit moment goed functioneert?

    Nee, dat erken ik niet. Wanneer een luchtkwaliteitsnorm wordt overschreden, dient door het bestuursorgaan een luchtkwaliteitsplan te worden opgesteld. Dit is een lokaal luchtkwaliteitsplan op grond van artikel 5.13 van de Wet milieubeheer of een nationaal samenwerkingsprogramma op grond van artikel 5.12 van de Wet milieubeheer (het NSL). Bestuursorganen zijn verplicht om rekening te houden met deze plannen en programma’s bij de uitoefening van bevoegdheden. Tegen de concretisering van de besluiten die in de plannen en het programma zijn opgenomen staat beroep open, indien die besluiten de burger rechtstreeks raken. In dergelijke procedures kan worden (en wordt ook geregeld) aangevoerd dat het NSL niet zou volstaan of dat het concrete project niet in het NSL past. De bestuursrechter heeft dergelijke beroepen steeds verworpen.

  • Vraag 4
    Op welke wijze heeft u naar decentrale overheden gecommuniceerd dat er op dit moment geen enkele maatregel getroffen mag worden die leidt tot verdere grensoverschrijding van de Europese norm?

    Het bevoegd gezag houdt bij een project rekening met de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit. Vastgestelde wettelijke grenswaarden mogen daarbij niet worden overschreden. Het vonnis richt zich tot de Staat der Nederlanden en niet rechtstreeks tot de decentrale overheden. Dit neemt niet weg dat het oplossen van luchtkwaliteitsknelpunten een gezamenlijke opgave is van (onder andere) het Rijk en decentrale overheden. Daarom werkt het Rijk samen met provincies en gemeenten in het NSL om te voldoen aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ik ben samen met de decentrale overheden begonnen om de aanpak van de overschrijdingen van de grenswaarden verder te versnellen en te concretiseren.

  • Vraag 5
    Erkent u dat de conclusies van de Gezondheidsraad en de in een artikel in Trouw genoemde longarts4 dat lucht die op of net onder de Europese norm ligt nog altijd zeer ongezond is? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek concludeert u dat?

    Ook wanneer de Europese grenswaarden worden gehaald doen zich nog steeds gezondheidsrisico’s voor. Daarom streef ik naar permanente verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij de ambitie is om toe te werken naar de streefwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dit is ook met uw Kamer gewisseld tijdens het AO leefomgeving van 11 februari 2016 en is daarnaast verwoord in mijn brieven van 5 juli 2016 (Kamerstuk 30 175, nr. 242) en 10 oktober 2016 (Kamerstuk 34 550-XII, nr. 7). Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over hoe gezondheid meer centraal kan worden gesteld in het luchtkwaliteitsbeleid. Dit advies kan als basis dienen om met uw Kamer het ambitieniveau van het luchtkwaliteitsbeleid te bepalen en dit nader te concretiseren. Zoals ook verzocht met motie van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 34 550-XII, nr. 46) zal het kabinet in 2017 en 2018 hiertoe een nieuw luchtkwaliteitsplan opstellen in overleg met onder andere decentrale overheden en belangenorganisaties.

  • Vraag 6
    Bent u bereid voor Nederland strengere luchtkwaliteitsnormen in te stellen dan de huidige Europese? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de voorstellen tegemoet zien? Zo nee, welke belangen verzetten zich ertegen om nationale normen te stellen?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Mededeling - 2 oktober 2017

    In de afgelopen weken heb ik Kamervragen van het lid Van Raan (PvdD) over de uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie inzake luchtkwaliteit ontvangen. Het betreft de vragen met de nummers 2017Z11884, ingezonden op 12 september 2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 92, ingezonden op 14 september 2017 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 91, ingezonden op 19 september 2017. Tot mijn spijt kunnen deze vragen niet allemaal binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is aanvullende informatievergaring en interdepartementale afstemming nodig. Ik zal de beantwoording van deze drie sets vragen uiterlijk over twee weken in één gezamenlijke brief aan uw Kamer toezenden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z11884
Volledige titel: De uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie rechtszaak.
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-214
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Raan over de uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie rechtszaak