Kamervraag 2015Z02823

Het beleid ten aanzien van haatpredikers en de handhaving daarvan

Ingediend 18 februari 2015
Beantwoord 3 maart 2015 (na 13 dagen)
Indiener Gerard Schouw (D66)
Beantwoord door Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid organisatie en beleid religie
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z02823.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1554.html
  • Vraag 1
    Herinnert u zich uw uitspraak dat imams die met kwade bedoelingen naar Nederland willen komen geen visum moeten krijgen en dat al aanwezige haatpredikers het land uitgezet moeten worden?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Zijn er sindsdien haatpredikers het land uitgezet of de toegang tot Nederland geweigerd? Zo ja, hoeveel en waarom? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de betreffende uitspraak die aanwezigheid van dergelijke personen impliceerde?

    Er zijn geen gevallen bekend waarin predikers het land zijn uitgezet of waarvan de toegang tot Nederland op voorhand is geweigerd. Wel zijn, zoals aangegeven, de visa van drie van de predikers die in Rijswijk zouden spreken ingetrokken, met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust, zoals verwoord in een brief van de NCTV.

  • Vraag 3
    Bent u bekend met het door Stichting Rohamaa georganiseerde evenement «Zij hebben recht op ons» op 8 maart 2015?2

    Ja.

  • Vraag 4
    Hoe kwalificeert u, gegeven onder andere de berichtgeving over jihadistische connecties in De Telegraaf, de sprekers op dat evenement?

    Van een aantal van de predikers op dit evenement is bekend dat zij behoren tot de stroming van de politieke salafisten. Het gaat hier niet om jihadisten, wel om invloedrijke geestelijken, waarvan bekend is dat sommigen in contact staan met radicaal-islamitische personen of organisaties. De voorbereidingen van de bijeenkomst in Rijswijk vonden plaats in een tijdsgewricht dat er in Nederland grote maatschappelijke ongerustheid bestaat over de risico's van het jihadisme. Hiermee komen naast vraagstukken rondom de vrijheid van meningsuiting ook vraagstukken rondom de openbare orde aan de orde. De visa van een drietal sprekers zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust.

  • Vraag 5
    Ziet u aanleiding deze personen toegang tot Nederland te weigeren of hen het land uit te zetten? Zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Op welke wijze geeft u, in het algemeen en in dit concrete geval, invulling aan uw uitspraak dat we «haat-imams» het werken moeilijk en waar het kan onmogelijk maken?3

    De rijksoverheid kan in het geval van omstreden predikers die visumplichtig zijn en een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid visa niet uitvaardigen of intrekken. Op lokaal niveau heeft de burgemeester mogelijkheden om voorafgaand aan een evenement of ter plaatse maatregelen te nemen met het oog op het handhaven van de openbare orde.

  • Vraag 7
    Hoe bent u voornemens de ontstane onrust weg te nemen en ervoor zorg te dragen dat eventueel gedane haat zaaiende uitlatingen vervolgd worden?

    De visa zijn ingetrokken uit het oogpunt van openbare orde, tegen de achtergrond van de ontstane maatschappelijke onrust. Voor buitenlandse predikers die onverdraagzame en anti-integratieve boodschappen uitdragen en daarmee een bedreiging vormen voor de openbare orde is in Nederland geen plek.
    De vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. Die vrijheid geldt in Nederland voor iedereen. De vrijheid van meningsuiting wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen geweld of haat prediken of als de openbare orde of de nationale veiligheid in het geding komt.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z02823
Volledige titel: Het beleid ten aanzien van haatpredikers en de handhaving daarvan
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20142015-1554
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Schouw over het beleid ten aanzien van haatpredikers en de handhaving daarvan