Kamervraag 2014Z02632

De verandering in de wijze van bekostiging van de waterschapslasten

Ingediend 12 februari 2014
Beantwoord 10 maart 2014 (na 26 dagen)
Indieners Henk van Gerven , Ronald van Raak (SP)
Beantwoord door Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen belasting bestuur financiën waterschappen
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z02632.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1356.html
1. Nieuwsuur, 9 februari 2014
2. De watersysteemheffing kent volgens artikel 117 Waterschapswet vier belastingcategorieën; 1) ingezetenen (huishoudens), 2) gebouwd (eigenaren van gebouwen, vooral huizenbezitters), 3) ongebouwd (niet zijnde natuurterreinen) en 4) natuur
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur «burger krijgt rekening waterschappen» waarin bericht wordt over het feit dat er sinds 2000 een lastenverschuiving gaande is, waardoor boeren 65 miljoen euro minder aan waterschapslasten betalen, terwijl de lasten voor burgers met 650 miljoen euro stegen?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is het waar, zoals het onderzoeksinstituut Coelo meldt, dat waterschappen stellen dat zij meer zijn gaan doen voor stedelijke gebieden en dat huishoudens dus meer moeten gaan betalen? Welke cijfers onderbouwen deze verschuiving? Kunt u deze cijfers aan de Kamer doen toekomen?

    Het is inderdaad zo dat de taakuitoefening van de waterschappen de laatste decennia ingrijpend is veranderd en dat zij meer maatregelen zijn gaan treffen die in het belang van het stedelijk gebied en daarmee van de huishoudens zijn.
    Dit proces werd ingezet naar aanleiding van de bijna rampen als gevolg van de hoogwatersituaties in 1993 en 1995 en de grote schade na hevige regenval in 1998. De waterschappen zijn vanaf dat moment maatregelen gaan nemen om dit soort situaties te voorkomen. Deze maatregelen richten zich voor een belangrijk deel op de bescherming van de stedelijke omgeving. In dezelfde periode hebben de waterschappen het waterbeheer in het stedelijk gebied van veel gemeenten overgenomen, gingen zij in alle stedelijke gebieden steeds meer activiteiten ontplooien en zijn zij in het landelijk gebied steeds meer rekening gaan houden met natuurontwikkeling en recreatie. Om die reden werden er ook meer kosten aan de categorieën gebouwd en ingezetenen toegerekend.
    Een en ander is inherent aan het principe dat ten grondslag ligt aan één van de twee grote waterschapsbelastingen, de watersysteemheffing. Deze belasting kent het beginsel dat belastingplichtigen betalen naar rato van het belang dat zij hebben bij de taken die via deze belasting worden bekostigd. Omdat het belang van de verschillende groepen belastingplichtigen in de afgelopen jaren is verschoven, is de wetgeving enige malen aangepast om de waterschappen de mogelijkheid te bieden de betaling beter in overeenstemming te brengen met dat belang.
    Bij de laatste grote wijziging van het belastingstelsel in 2007 is tijdens de parlementaire behandeling aangegeven dat wijzigingen in de taakuitoefening van waterschappen een wijziging van de kostentoedeling aan betalende categorieën noodzakelijk maakten, en dat de optredende lastenverschuivingen te verdedigen waren vanuit het toenemende belang van het stedelijk gebied bij het waterbeheer. (Kamerstukken II 2005–2006, 30 601, nr. 3 en nr. 6). De wetswijziging is derhalve gebaseerd op een verschuiving in de taakuitoefening door de waterschappen.

  • Vraag 3
    Is de extra heffing van waterschapslasten, die was bedoeld om een scheefgegroeide situatie in het waterschap Delfland te repareren, overgenomen door andere waterschappen? Zo ja, door welke? Is de door de waterschappen opgestelde kostentoedelingsverordening ter goedkeuring voorgelegd aan de provincies? Hebben alle provincies ingestemd met genoemde verordening? Zo nee, welke provincies hebben om welke reden niet ingestemd?

    Bij de beantwoording van vraag 3 ben ik er vanuit gegaan dat deze doelt op de in 2012 bij amendement geïntroduceerde mogelijkheid om de zogenoemde tariefdifferentiatie wegen te verruimen. Inmiddels hebben de volgende waterschappen hiervan gebruik gemaakt:
    Al deze waterschappen hebben hun kostentoedelingsverordening vooraf gewijzigd en ter goedkeuring aan de provincies voorgelegd. De provincies hebben hier in alle gevallen mee ingestemd.

  • Vraag 4
    Was het de bedoeling van de wetgever om de extra ruimte alleen in bijzondere omstandigheden te gebruiken? Wat is de definitie van genoemde bijzondere omstandigheden?

    De betreffende wetswijziging is in 2012 bij amendement op initiatief van uw Kamer tot stand gekomen. Het amendement geeft waterschapsbesturen die op 1 juli 2012 al gebruik maakten van de mogelijkheid tot tariefsdifferentiatie voor wegen de bevoegdheid deze binnen bepaalde grenzen ruimer toe te passen (maximaal 400% hogere tarieven i.p.v. maximaal 100%). De bedoeling van het amendement was om hen de mogelijkheid te geven om «onevenredige tarieven voor agrariërs» te voorkomen. Vervolgens hebben waterschappen elk autonoom in een democratisch proces afgewogen of en zo ja in welke mate zij gebruik zouden gaan maken van deze mogelijkheid.

  • Vraag 5
    Bent u van mening dat het nieuwe belastingstelsel van de waterschappen de weeffout in de huidige Waterschapswet herstelt, waardoor hogere kosten in de komende jaren evenredig worden verdeeld over belastingbetalers? Zo ja, waaruit blijkt dit? Kunt u uw antwoord toelichten? Zo neen, wat wordt dan ondernomen om het belastingstelsel aan te passen?

    Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoorden hiervoor, is het principe dat belanghebbenden naar rato betalen. Destijds is in uw Kamer via een amendement een aanpassing mogelijk gemaakt naar aanleiding van de problematiek die in Delfland werd geconstateerd. De waterschappen passen dit wettelijk kader nu toe, waardoor het onbedoelde verdelingseffect is verminderd.

  • Vraag 6
    Kunt u ter vergelijking de Kamer een lijst doen toekomen met alle percentages per belastingcategorie per waterschap over 2010 en per 2013?2

    Het gevraagde overzicht, waarvan de informatie afkomstig is van de Unie van Waterschappen, is hieronder opgenomen.
    Aa en Maas
    11,7
    11,7
    0,14
    0,10
    59,1
    59,2
    29,0
    29,0
    Amstel, Gooi en Vecht
    3,6
    3,6
    0,01
    0,01
    36,4
    36,4
    60,0
    60,0
    Brabantse Delta
    9,5
    9,5
    0,10
    0,10
    60,4
    60,4
    30,0
    30,0
    De Dommel
    8,2
    8,2
    0,10
    0,10
    56,7
    56,7
    35,0
    35,0
    De Stichtse Rijnlanden
    8,8
    8,8
    0,10
    0,10
    53,1
    52,1
    38,0
    39,0
    Delfland
    4,9
    4,9
    0,01
    0,01
    35,1
    35,1
    60,0
    60,0
    Fryslân
    21,4
    21,4
    0,30
    0,30
    51,3
    51,3
    27,0
    27,0
    Groot Salland
    15,5
    15,5
    0,10
    0,10
    57,2
    57,2
    27,2
    27,2
    Hollands Noorderkwartier
    11,3
    11,3
    0,10
    0,10
    54,6
    54,6
    34,0
    34,0
    Hollandse Delta
    11,8
    11,2
    0,03
    0,04
    48,2
    43,8
    40,0
    45,0
    Hunze en Aa's
    20,3
    20,3
    0,20
    0,20
    54,5
    54,5
    25,0
    25,0
    Noorderzijlvest
    18,2
    18,2
    0,20
    0,20
    56,6
    56,6
    25,0
    25,0
    Peel en Maasvallei
    14,3
    14,3
    0,20
    0,20
    55,5
    55,5
    30,0
    30,0
    Reest en Wieden
    18,0
    18,0
    0,30
    0,30
    46,7
    46,7
    35,0
    35,0
    Regge en Dinkel
    12,6
    11,7
    0,10
    0,20
    57,3
    58,1
    30,0
    30,0
    Rijn en IJssel
    13,6
    13,6
    0,10
    0,10
    59,3
    59,3
    27,0
    27,0
    Rijnland
    7,3
    6,6
    0,10
    0,10
    42,6
    38,3
    50,0
    55,0
    Rivierenland
    12,8
    12,8
    0,04
    0,04
    52,1
    52,1
    35,0
    35,0
    Roer en Overmaas
    8,3
    7,9
    0,06
    0,08
    51,6
    52,0
    40,0
    40,0
    Scheldestromen1
    19,6
    18,7
    0,18
    0,20
    55,2
    54,8
    25,0
    26,3
    Schieland en de Krimpenerwaard
    7,0
    7,0
    0,01
    0,01
    43,0
    43,0
    50,0
    50,0
    Vallei & Veluwe1
    9,1
    8,5
    0,30
    0,30
    53,6
    51,2
    37,0
    40,0
    Velt en Vecht
    20,7
    20,7
    0,10
    0,10
    51,2
    51,2
    28,0
    28,0
    Zuiderzeeland
    23,6
    20,9
    0,40
    2,20
    51,0
    51,9
    25,0
    25,0
    deze waterschappen zijn in 2011 resp. 2013 uit een fusie ontstaan en hadden hierdoor geen kostentoedeling in 2010. Voor deze waterschappen zijn voor 2010 de gemiddelde aandelen (rekenkundig gemiddelden) van de fusiepartners vermeld.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2014Z02632
Volledige titel: De verandering in de wijze van bekostiging van de waterschapslasten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-1356
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van Gerven en Van Raak over de verandering in de wijze van bekostiging van de waterschapslasten