Kamervraag 2013Z18434

Het bericht dat de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (de BAR-gemeenten) de huishoudelijke verzorging kapot bezuinigingen

Ingediend 30 september 2013
Beantwoord 12 november 2013 (na 43 dagen)
Indiener Renske Leijten
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen bestuur gemeenten organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z18434.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-483.html
1. «Zorgverlening BAR-gemeenten wijzigt», dichtbij.nl, 25 september 2013
2. Uitgangspuntennota 2.0, decentralisatie AWBZ WMO, BAR-gemeenten
  • Vraag 1
    Wat is uw reactie op het artikel «Zorgverlening BAR-gemeenten wijzigt»?1

    Naar aanleiding van berichtgeving in de media heb ik informatie ingewonnen bij de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk. Naar ik heb begrepen eindigen aan het einde van dit jaar de huidige overeenkomsten die de BAR-gemeenten hebben voor het leveren van de huishoudelijke verzorging. De gemeenten zijn voornemens nieuwe overeenkomsten aan te gaan voor de periode vanaf 1 januari 2014. De colleges hebben de beleidsmatige uitgangspunten voor deze overeenkomsten onlangs vastgesteld ten behoeve van het debat en de besluitvorming in de betreffende gemeenteraden.
    Op basis van de mij ter beschikking gestelde informatie heb ik het beeld dat de BAR-gemeenten voor de huishoudelijke hulp een voorziening willen opzetten die bestaat uit twee onderdelen. Een onderdeel heeft betrekking op meer eenvoudige ondersteuning en het andere onderdeel op de meer complexe ondersteuning. Als de gemeente op basis van intakegesprekken besluit dat de aanvrager gecompenseerd dient te worden, dan kan de aanvrager toegang krijgen tot de voorziening voor eenvoudige danwel complexe ondersteuning. De gemeente wil maatwerk bieden waarbij het beoogde resultaat centraal staat (bijvoorbeeld een schoon huis). De aanvrager zal dan in gesprek gaan met een intermediair die op basis van het besluit van de gemeente (eenvoudige danwel complexe ondersteuning) beoordeelt wat nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De intermediair selecteert de aanbieders op basis van criteria die door de gemeenten zijn gesteld. De cliënt kiest uiteindelijk zelf de aanbieder. Deze situatie geldt in 2014 alleen voor de nieuwe cliënten. De bestaande cliënten krijgen de ondersteuning in 2014 van de huidige aanbieders.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (de BAR-gemeenten) in strijd met de wet handelen, daar zij geen zorg in natura aanbieden voor huishoudelijke verzorging, maar deze zorg eerst laten inzetten door vrijwilligers, mantelzorgers en familie? Zo nee, waarom niet?

    Uit de door de gemeenten geformuleerde beleidsuitgangspunten voor de nieuwe overeenkomsten blijkt dat zij inzetten op resultaat via maatwerk. Een bijkomend uitgangspunt is dat aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden van het sociale netwerk van de aanvrager. Deze uitgangspunten verhouden zich met het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten zijn op grond van deze wet verantwoordelijk om voorzieningen te treffen, om personen met een beperkte zelfredzaamheid in staat te stellen om onder meer een huishouden te voeren. Bij het bepalen van de voorziening kunnen en moeten zij rekening houden met de kenmerken van de specifieke situatie. Dat kan ook betekenen dat een voorziening in natura niet nodig is omdat het sociale netwerk van de aanvrager aangesproken kan worden, of omdat een algemene voorziening volstaat. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan zullen de gemeenten een voorziening in natura aanbieden. Ik heb, op basis van de mij nu beschikbare informatie, geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten hun verantwoordelijkheid op grond van de wet niet zullen nemen. Daarbij geldt dat het voor de cliënt altijd mogelijk is om bezwaar (en beroep) aan te tekenen tegen de besluitvorming op een aanvraag door de gemeente.

  • Vraag 3
    Wat vindt u van het feit dat de BAR-gemeenten op een andere manier gaan indiceren, namelijk in plaats van op uren op een «gezamenlijk bepaald» resultaat zoals «een schoon huis»? Wie bepaalt wat een schoon huis is en hoeveel tijd nodig is om dit resultaat de bereiken: de cliënt, de huishoudelijk verzorgende, de aanbieder? Op welke manier gaat de opdrachtgever bewaken dat op voldoende wijze invulling wordt gegeven aan de indicatie? Komt er een gemeentelijk tarief voor een schoon huis of wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie, en welke bandbreedte heeft deze?

    Gemeenten blijven gehouden aan het wettelijk kader. De gemeente is op grond van de Wmo gehouden de voorziening te richten op het te bereiken resultaat. Dit vraagt een zorgvuldige afweging door de gemeente en de mogelijkheid voor de burger die het niet eens is met de gekozen oplossing om bezwaar en eventueel beroep aan te tekenen. Het is daarbij niet vooraf te zeggen hoeveel tijd nodig is om het benodigde resultaat te bereiken, dat hangt af van de cliënt, zijn persoonskenmerken en behoeften en zijn sociale netwerk. Navraag bij de BAR-gemeenten leert dat ten aanzien van de invulling van de geboden oplossing geldt dat als een burger de geboden oplossing onvoldoende compenserend acht voor zijn of haar beperkingen, hij naar de gemeente kan voor een gesprek over een (eventuele) alternatieve oplossing. De gemeenteraden zullen een tarief per uur vaststellen voor de aanbieders waarbij zij het ter zake bepaalde in de Wmo in acht zullen moeten nemen.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat de kracht van de huishoudelijk verzorgende de combinatie van huishoudelijk werk en zorg (ondersteunen en signaleren) is? Zo ja, deelt u de mening dat je deze zorg dus niet kunt splitsen in schoon huis en aan begeleiding overgedragen zorg (ondersteuning, signaleren)?2 Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?

    Ik ben van mening dat de specifieke situatie van een persoon, zijn kenmerken, zijn behoeften en de mogelijkheden van zijn omgeving bepalend zijn voor de vraag of en zo ja, welke voorziening geboden is om hem in staat te stellen een huishouden te voeren. Het is aan de gemeenten om dit in gesprek met de aanvragers zorgvuldig in kaart te brengen.

  • Vraag 5
    Beseft u dat deze mensen nu al hooguit de benodigde uren huishoudelijke verzorging krijgen en dat deze uren niet zomaar zijn afgegeven? Mogen deze in noodzakelijke zorg worden gekort? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Het is aan gemeenten om in gesprek met de bestaande en nieuwe cliënten, binnen de kaders van de wet en het (gewijzigde) gemeentelijk beleid tot een zorgvuldige afweging te komen. Als onderdeel van deze afweging dient uiteraard rekening te worden gehouden met de uitgangspositie van de bestaande cliënt. Ook voor een nieuwe invulling van de voorziening geldt dat deze passend moet zijn en de cliënt, gegeven zijn specifieke situatie, in staat moet stellen tot het voeren van een huishouden.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat het schrappen van het aantal uren huishoudelijke verzorging puur een kille bezuiniging is en dat dit in strijd is met de zorgplicht die gemeenten moeten bieden? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen? Zo nee, waarom niet?

    Op basis van de mij ter beschikking staande informatie stel ik vast dat de gemeenten binnen hun mogelijkheden verantwoordelijkheid nemen om de burgers die zijn aangewezen op huishoudelijke verzorging zo goed mogelijk te ondersteunen. Met de nieuwe werkwijze die meer gericht is op het te bereiken resultaat wordt mede beoogd om verschraling van de hulpverlening te voorkomen. De dienstverlening zal wijkgericht georganiseerd worden en de relatie van de cliënt en zijn dienstverlener worden zoveel in stand gehouden. Daar waar zou blijken dat de beleidsuitgangspunten van de BAR-gemeente, in opzet of in de uitvoering daarvan zich niet verhouden met de wettelijke kaders, zal ik de gemeenten daarop aanspreken en zo nodig verdergaande maatregelen treffen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is een dergelijke situatie niet aan de orde.

  • Vraag 7
    De gemeenten gaan deze nieuwe manier van werken invoeren nadat met de mensen thuis is gesproken; bent u van mening dat, zolang er geen nieuwe indicatie is, degene die huishoudelijke zorg heeft het recht op het aantal geïndiceerde uren behoudt?

    Ja.

  • Vraag 8
    De gemeenten gaan vrijwilligers en collectieve voorzieningen inzetten; welke delen van de huishoudelijke verzorging betreft dit, hoe wordt verdringing voorkomen en wat indien er onvoldoende vrijwilligers/bijstandsgerechtigden zijn?

    Navraag leert dat de colleges van burgemeester en wethouders van de BAR-gemeenten denken aan collectieve voorzieningen voor bijvoorbeeld wassen, strijken en boodschappen doen. De gemeenten garanderen dat het uitgangspunt hierbij blijft dat geboden voorziening passend moet zijn, met andere woorden gericht moet zijn op het in staat stellen van mensen tot het voeren van een huishouden.

  • Vraag 9
    De BAR-gemeenten overleggen met de huidige aanbieders (Aafje) over een overgangsregeling, maar dat gaat niet soepel omdat Aafje het tarief onvoldoende vindt; hoe gaat u voorkomen dat Aafje opnieuw voor alle 550 werknemers collectief ontslag aanvraagt?

    De colleges van burgemeester en wethouders van de BAR-gemeenten hebben met de betrokken aanbieders (waaronder Aafje) een overeenkomst bereikt voor 2014. Er is nu dan ook geen aanleiding voor een collectieve ontslagaanvraag van de zijde van de huidige aanbieders.

  • Vraag 10
    Deelt u de mening dat de gemeenten er voor moeten zorgen dat de werknemers van de oude aanbieders worden overgenomen door de nieuwe aanbieders? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen?

    Artikel 10a van de Wmo biedt waarborgen voor een verantwoorde aanpak. Nieuwe aanbieders zijn op grond hiervan gehouden om met de oude aanbieders te overleggen over de overname van betrokken personeel. Dat is geen garantie dat overeenstemming wordt bereikt over de overgang van (alle) medewerkers, maar het overleg kan dit wel zo veel mogelijk bevorderen. De betrokken colleges van burgemeester en wethouders hebben de (wettelijke) taak er op toe te zien dat het hiervoor bedoelde overleg wordt gevoerd. De zorg voor de positie van de werknemers wordt daarnaast versterkt door de afspraken die werkgevers- en werknemersorganisaties in de algemeen verbindend verklaarde CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (cao VVT) hierover hebben gemaakt. Het is primair aan sociale partners om hieraan uitvoering te geven en een goede gang van zaken te bewaken.
    Ik heb tijdens het algemeen overleg op 11 september jl. over het ontslag van thuiszorgmedewerkers toegezegd dat ik bereid ben om te bezien of de regels in de huidige en de nieuwe Wmo aangescherpt kunnen worden. Naar huidig inzicht kan een dergelijke aanscherping zich toespitsen op de tijdige afronding van een inkoopprocedure van een gemeente zodat er voldoende tijd is om zorgvuldig met de gevolgen om te gaan voor cliënten en werknemers en het zoveel mogelijk in stand houden van de bestaande relatie tussen cliënt en hulpverlener. Dat geldt naast de al bestaande regels met betrekking tot de vaststelling van basistarieven die het hanteren van cao-lonen door aanbieders als uitgangspunt hebben. Ik ben hierover in overleg met de VNG.

  • Vraag 11
    Wat is uw mening over het voornemen van de BAR-gemeenten om alle werknemers onder te brengen in een alfaplusconstructie en wat houdt deze zogenaamde omegaconstructie in? Deelt u de mening dat dit ongewenst en in strijd met de wet is, en hoe gaat u dit voorkomen?

    De BAR-gemeenten hebben mij laten weten dat zij ook in 2014, overeenkomstig het daartoe in de Wmo bepaalde, de vrijheid van de cliënt zullen garanderen daar waar het gaat om de keuze tussen een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget. Nu de keuze bij de cliënt blijft liggen is er geen sprake van strijdigheid met de wet. In de brief van de Minister van VWS en mijzelf van 25 oktober 2013 (TK 2013 – 2014, 29 282, nr. 181) hebben wij aangegeven het onwenselijk te beschouwen dat gemeenten initiatieven nemen of nalaten gericht op het doen afnemen van voorzieningen natura en de doen toenemen van het gebruik van persoonsgebonden budgetten. Gemeenten dienen cliënten goed voor te lichten, maar de keuze bij de cliënt te laten. Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten dit niet zullen doen. De BAR-gemeenten geven aan, dat daar waar alfahulpen zullen worden ingezet, deze aanvullende vergoedingen ontvangen van de budgethouder waarmee zij op basis van vrijwilligheid werknemersverzekeringen kunnen afsluiten.

  • Vraag 12
    Vindt u het wenselijk dat de BAR-gemeenten een intermediair willen inhuren die overeenkomsten sluit met zorgaanbieders en het aanspreekpunt is voor deze gemeenten voor de huishoudelijke verzorging? Is dit niet in strijd met de wet? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Op grond van de Wmo is de verantwoordelijkheid voor het verlenen maatschappelijke ondersteuning, waaronder huishoudelijke hulp, neergelegd bij de gemeenten. Het is aan gemeenten om, binnen de wettelijke kaders, beleid te formuleren en keuzes te maken ten aanzien van de uitvoering, waaronder de inrichting van de communicatie met cliënten.

  • Vraag 13
    Vindt u het wenselijk dat de BAR-gemeenten besluiten om een intermediair als spreekpunt te laten fungeren en dat de BAR-gemeenten hierdoor onbereikbaar worden voor mensen die zorg nodig hebben? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen?

    Zie antwoord vraag 12.

  • Vraag 14
    Bent u bereid om in gesprek te gaan met de BAR-gemeenten om te zorgen dat de huishoudelijke verzorging gewaarborgd wordt met goede tarieven, dat mensen hun vertrouwde thuiszorgmedewerker behouden en dat de rechtspositie van thuiszorgmedewerkers goed wordt geregeld? Zo nee, waarom niet?

    In antwoord op de voorgaande vragen heb ik toegelicht dat ik op dit moment geen aanwijzingen heb dat de betrokken partijen hun verantwoordelijkheden niet nemen of de wettelijke kaders niet in acht nemen.

  • Vraag 15
    Hoeveel en welke gemeenten zijn voornemens of werken nu al met een intermediair die de huishoudelijke verzorging regelt? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?

    Deze informatie heb ik niet, want dit wordt niet centraal bijgehouden. Ik zie op dit moment, onder verwijzing op mijn antwoord op de vragen 12 en 13, geen aanleiding om een dergelijk onderzoek te starten.

  • Vraag 16
    Deelt u de mening dat er mogelijk sprake kan zijn van belangenverstrengeling, omdat een intermediair in de belangen van de gemeente kan werken en hierdoor kan aansturen op goedkope schoonmaakbedrijven in plaats van thuiszorgaanbieders? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?

    Nee, die mening deel ik niet. Gemeenten zijn gehouden de Wmo uit te voeren en daarmee de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning van cliënten te waarborgen. Vanuit die verantwoordelijkheid maken gemeenten afspraken met de betrokken aanbieders over de kwaliteit van de dienstverlening. Daar waar een cliënt de verleende ondersteuning als onvoldoende beoordeelt en dit tot een verschil van inzicht met de gemeente leidt, heeft hij de mogelijkheid om daartegen bezwaar aan te tekenen en eventueel in beroep te gaan.

  • Vraag 17
    Deelt u de mening dat de BAR-gemeenten voorsorteren op de mogelijke bezuinigingen in de huishoudelijke zorg die niet eerder dan in 2015 ingaan? Zo nee, waarom niet?

    Zoals ik in het antwoord op vraag 6 heb aangegeven zien de BAR-gemeenten het meer resultaatgericht organiseren van de ondersteuning als een goede manier om verschraling van dienstverlening zo veel mogelijk te voorkomen en wordt tevens geanticipeerd op de nieuwe situatie in 2015. Door in 2014 te starten met deze nieuwe werkwijze, willen de BAR-gemeenten zich goed voorbereiden op de grote wetswijzigingen die per 2015 van kracht zullen zijn. Daar waar zou blijken dat de beleidsuitgangspunten van de BAR-gemeenten, in opzet of in de uitvoering daarvan zich niet verhouden met de (huidige) wettelijke kaders, zal ik de gemeenten daarop aanspreken en zo nodig verdergaande maatregelen treffen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is een dergelijke situatie niet aan de orde.

  • Vraag 18
    Deelt u de analyse dat de gemeenten niet meer voldoen aan de wettelijke verplichting, die in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is opgenomen, dat een gemeente huishoudelijke verzorging in natura dient te verzorgen voor inwoners? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?

    Nee, zie mijn antwoord op vraag 11.

  • Mededeling - 22 oktober 2013

    De vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over het bericht dat de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (de BAR-gemeenten) de huishoudelijke verzorging kapot bezuinigingen (2013Z18434) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat het opvragen van relevante informatie bij de betrokken gemeenten nog niet is afgerond. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z18434
Volledige titel: Het bericht dat de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (de BAR-gemeenten) de huishoudelijke verzorging kapot bezuinigingen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-483
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht dat de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (de BAR-gemeenten) de huishoudelijke verzorging kapot bezuinigingen