Kamervraag 2013Z03761

Mogelijke bijdrage van voedselproducenten aan mensenrechtenschendingen in ontwikkelingslanden

Ingediend 27 februari 2013
Beantwoord 12 maart 2013 (na 13 dagen)
Indieners Marit Maij (PvdA), Jan Vos (PvdA), Jesse Klaver (GL)
Beantwoord door Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen recht staatsrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z03761.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1638.html
  • Vraag 1
    Kent u het Oxfam rapport «Behind the Brands» over de sociale en milieu impacts van de tien grootste voedsel- en drankenproducenten in de wereld?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Hoe beoordeelt u de bevinding van Oxfam dat geen van de tien grootste voedsel- en drankenproducenten in de wereld door de test komt met een goede algemene score op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen?

    Ik deel de analyse van Oxfam dat een aantal bedrijven uit de voedingsmiddelensector op de goede weg is voor wat betreft duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar dat er nog veel ruimte is voor verbetering. Het oordeel dat alle bedrijven onvoldoende scoren is voor rekening van Oxfam. Relevanter is dat de ranking laat zien dat er grote verschillen zitten tussen de bedrijven en dat bedrijven worden aangemoedigd om van elkaar te gaan leren in een «race to the top». Het kabinet is van mening dat we van de voedingsmiddelenconcerns mogen vragen dat zij zich inzetten om die verbetering te realiseren. Samenwerking met andere partijen binnen de keten is daarin cruciaal.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat voedsel- en drankenproducenten transparanter moeten zijn over de herkomst van hun producten en de productieomstandigheden in hun toeleveringsketen zodat consumenten een beter inzicht krijgen of deze bedrijven wel echt duurzaam en maatschappelijk verantwoord opereren?

    Transparantie is een belangrijke voorwaarde voor dialoog met stakeholders en het goed informeren van consumenten. Daarnaast is het van belang dat claims van producenten op het gebied van duurzaamheid worden onderbouwd met feiten. Het rapport laat zien dat de voedingsmiddelenindustrie uit concurrentieoverwegingen terughoudend is met het verschaffen van informatie over de toeleveringsketen.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat de keuzevrijheid van de consument te beperkt is door intransparantie in de productieketen van voedsel en dat deze intransparantie een rem is op de verduurzaming van de voedselproductie? Op welke wijze gaat u de huidige intransparantie tegen?

    Consumenten hebben in veel gevallen de mogelijkheid om een bewuste keuze te maken over de aanschaf van levensmiddelen, bijvoorbeeld door te kiezen voor gecertificeerde producten. Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat claims van producenten over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen stroken met de productiepraktijk in ontwikkelingslanden. Hiervoor is transparantie over de herkomst en productieomstandigheden van belang. Dit is primair de verantwoordelijkheid van de sector. Daar waar de overheid via het bedrijfsleveninstrumentarium direct betrokken is bij investeringen in de sector sporen we aan tot maximale openheid.

  • Vraag 5
    Deelt u de zorg dat niet één van de grootste voedsel- en drankenproducenten in de wereld publiekelijk heeft toegezegd om boeren eerlijke prijzen te gaan betalen? Zo ja, hoe stimuleert u dat producenten wel eerlijke prijzen betalen aan boeren? Zo nee, waarom niet?

    Ik deel de zorg dat boeren in ontwikkelingslanden door hun positie in de keten kwetsbaar zijn en daardoor vaak een lage prijs kunnen krijgen voor hun producten. Via onder ander het 2SCALE programma, IDH en organisaties als Solidaridad en Agriterra werk ik met bedrijven die in Nederland of elders gevestigd zijn aan programma’s om o.a. de inkomenspositie van boeren en boerinnen te verbeteren. Ook andere maatschappelijke organisaties die ik steun via het Medefinancieringsstelsel II, waaronder Oxfam Novib, dragen bij aan deze doelstelling. Bijvoorbeeld door boeren te helpen zich beter te organiseren en aandacht te hebben voor goede landbouwpraktijken die op duurzame wijze opbrengsten en toegang tot markten verbeteren. In veel gevallen zien we dat deze programma’s ook in het belang van bedrijven werken, die op deze manier toegang krijgen tot meer of kwalitatief betere grondstoffen.
    Daarnaast gebruik ik de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen om bedrijven op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Hierin is sinds 2011 opgenomen dat bedrijven geen minder gunstige lonen en arbeidsvoorwaarden zouden moeten hanteren dan vergelijkbare werkgevers in het gastland en tenminste een leefbaar loon moeten betalen.
    Kleine boeren zijn als zelfstandige producenten van grondstoffen niet rechtstreeks in dienst zoals een werknemer. Desondanks beschouw ik deze bepaling ook op hen van toepassing. Afnemers van deze producenten moeten boeren dus in staat stellen een leefbaar inkomen te genereren.

  • Vraag 6
    Op welke wijze stimuleert u de in Nederland gevestigde voedsel- en drankenproducenten om hun toeleveringsketen structureel te verduurzamen?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Bent u bereid er voor te zorgen dat de in Nederland gevestigde voedsel- en drankenproducenten niet bijdragen aan de oneerlijke onteigening van land en schendingen van landrechten in ontwikkelingslanden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

    Van Nederlandse bedrijven vraag ik dat zij de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven, waarin de verantwoordelijkheid tot het voorkomen van mensenrechtenschendingen is opgenomen. Zij dienen zich ook te vergewissen van de risico’s op mensenrechtenschendingen bij landverwerving en daar gepaste consequenties uit te trekken.
    Daarnaast bestaat een aantal specifieke richtlijnen, voor specifieke kwesties van bijvoorbeeld het Committee on World Food Security (CFS) waar het landrechten betreft of de Performance Standards van de International Finance Corporation (IFC) als het om financiële transacties gaat. De kracht van dit soort richtlijnen zit voornamelijk in de zelfregulerende werking binnen de sectoren waarop ze betrekking hebben. De overheid is een voorstander van dergelijke initiatieven en speelt een actieve rol bij de totstandkoming van deze vrijwillige richtlijnen, bijvoorbeeld bij de vorig jaar aangenomen CFS Voluntary Guidelines on Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of National Food Security. Bij financiering via FMO en PSI geldt dat indien er sprake is van een investering in bedrijfseigen hectares grond (bijvoorbeeld in irrigatie-infrastructuur, verbouw van gewassen, bouw van kassen etc.) de acquisitie moet voldoen aan de IFC Performance Standards.
    Via de onder het antwoord op vraag 5 genoemde organisaties en programma’s en onze ambassades ondersteunen we de bedrijven met als doel betrokkenheid bij schendingen van landrechten te voorkomen en te zoeken naar oplossingen waar schendingen zich onverhoopt voor doen. Samenwerking met verschillende ketenpartners (o.a. producenten organisaties, handelaren en retailers) en lokale overheden is hiervoor vereist. Verder steun ik maatschappelijke organisaties die zowel lokaal als internationaal schendingen van deze rechten opsporen en misstanden aan de orde stellen.
    De Nederlandse Federatie voor de Levensmiddelen Industrie heeft namens de bij haar aangesloten bedrijven laten weten met het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Buitenlandse Zaken in gesprek te willen naar aanleiding van het Oxfam-rapport. Ik ga hier graag op in. Het gaat er daarbij om hoe bedrijven gezamenlijk met stakeholders beter kunnen bijdragen aan de positie van de zowel mannelijk als vrouwelijke boeren en arbeiders in ontwikkelingslanden en het voorkomen van oneerlijke landonteigeningen en andere misstanden.

  • Vraag 8
    Bent u bereid er voor te zorgen dat de in Nederland gevestigde voedsel- en drankenproducenten niet bijdragen aan uitbuiting van vrouwen en boeren in ontwikkelingslanden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

    Ja, ik ben dan ook voornemens om bedrijven aan te sporen beter in kaart te brengen hoeveel mannen en vrouwen binnen hun productieketens werkzaam zijn en of vrouwen gelijke behandeling en betaling ontvangen. Zie ook het antwoord op vraag 7.

  • Vraag 9
    Bent u bereid er voor te zorgen dat de in Nederland gevestigde voedsel- en drankenproducenten niet bijdragen aan schendingen van arbeids- en mensenrechten in ontwikkelingslanden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord op vraag 7.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z03761
Volledige titel: Mogelijke bijdrage van voedselproducenten aan mensenrechtenschendingen in ontwikkelingslanden
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-1638
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Maij en Jan Vos en het lid Klaver over mogelijke bijdrage van voedselproducenten aan mensenrechtenschendingen in ontwikkelingslanden