Ontvangen 13 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «reeds verleende» ingevoegd «en lopende aanvragen voor».
2. In het tweede lid wordt «waarin reeds toepassing is gegeven aan artikel 39 van de Vreemdelingenwet 2000 blijven de artikelen 39 en 79, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 gelden zoals die luidden» vervangen door «blijft het recht gelden zoals dat luidde».
3. In het derde lid wordt «, waarbij reeds toepassing is gegeven aan artikel 39 van de Vreemdelingenwet 2000, blijven de artikelen 59, vierde lid, en 59b, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 gelden zoals die luidden» vervangen door «blijft het recht gelden zoals dat luidde».
De voorgestelde maatregelen van het onderhavig wetsvoorstel hebben onmiddellijke werking vanaf het tijdstip van inwerkingtreding. Dit betekent dat zij ook van toepassing zullen zijn op lopende aanvragen of de verlenging van vergunningen waarop nog geen beslissing is genomen, met twee uitzonderingen.1
De Raad van State stelt dat de onmiddellijke werking van het wetsvoorstel aanzienlijke gevolgen kan hebben voor individuele aanvragen en juridisch problematisch is. De onmiddellijke werking heeft als gevolg dat verschillende groepen vreemdelingen met verschillende besluiten kunnen worden geconfronteerd, zonder dat daarvoor een goede reden bestaat. Dit leidt tot ongelijke behandeling en strijd met het beginsel van rechtszekerheid. Ook wordt het vertrouwensbeginsel hiermee ernstig geschonden en toont de overheid zich als een onbetrouwbare overheid. Derhalve regelt dit amendement dat het onderhavig wetsvoorstel niet van toepassing is op lopende aanvragen of de verlenging van vergunningen waarop nog geen beslissing is genomen. De indiener hanteert hierbij de al tientallen jaren in het vreemdelingenrecht gebruikelijke variant van eerbiedigende werking.
Piri