Gepubliceerd: 2 april 2024
Indiener(s): Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36444-7.html
ID: 36444-7
Origineel: 36444-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 april 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel XI wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 18.4.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18.4.5a

Derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen die noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling te beëindigen of de veiligheidssituatie, in geval van een redelijk vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, te beoordelen, kunnen aan een AMHK als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit maatschappelijk ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling BES deze inlichtingen verstrekken zonder toestemming van degene die het betreft en indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep.

B

In artikel XV wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 2.2, eerste lid, wordt na «Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» ingevoegd «of, indien deze betrokken was bij het onderzoek, aan een toezichthouder die op grond van een gemeentelijke verordening is belast met het houden van toezicht,».

C

Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVA

De bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid wordt als volgt gewijzigd:

1. «Geneesmiddelenwet: artikel 100, zesde lid,» wordt vervangen door «Geneesmiddelenwet: artikel 100, zevende lid,».

2. «Gezondheidswet: artikel 39, eerste lid, onderdeel b, voor zover persoonsgegevens» wordt vervangen door «Gezondheidswet: artikel 39, tweede lid, voor zover dossiers».

3. «Jeugdwet: artikel 9.2, derde lid, voor zover persoonsgegevens» wordt vervangen door «Jeugdwet: artikel 9.2, vierde lid, voor zover dossiers».

4. «Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: artikel 10, tweede lid,» wordt vervangen door «Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: artikel 10, derde lid,».

5. «de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid,» wordt vervangen door «de artikelen 24, vijfde lid, en 25, vierde lid,».

6. «Wet langdurige zorg: artikel 10.4.1, tweede lid,» wordt vervangen door «Wet langdurige zorg: artikel 10.4.1, derde lid,».

7. «Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: de artikelen 4.3.1, tweede lid, en 6.1, derde lid, voor zover persoonsgegevens» wordt vervangen door «Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: de artikelen 3a.2.1, derde lid, 4.3.1, derde lid, en 6.1, derde lid, voor zover dossiers»

8. «Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: artikel 87, tweede lid, voor zover persoonsgegevens» wordt vervangen door «Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: artikel 87, derde lid, voor zover dossiers».

9. «Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg: artikel 13.1, derde lid,» wordt vervangen door «Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg: artikel 13.1, vierde lid,».

10. «Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten: artikel 60, derde lid,» wordt vervangen door «Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten: artikel 60, vierde lid,».

11. Er wordt in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd:

Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: artikel 18.4.7h, zesde lid, voor zover het dossier in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder is verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is.

Toelichting

Onderdeel A

Artikel 5.2.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) bevat een bevoegdheid voor beroepsbeoefenaars in Europees Nederland om – waar nodig met doorbreking van hun beroepsgeheim – inlichtingen over huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan te verstrekken aan Veilig Thuis (hierna: een meldrecht). Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld overeenkomstig dat artikel een meldrecht vast te leggen in de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de IBES). Het doel hiervan is om een beroepsbeoefenaar in Caribisch Nederland met een medisch beroepsgeheim of een op grond van zijn beroep geldende geheimhoudingsplicht te ondersteunen bij het doen van een melding bij een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna: AMHK).

In de IBES is reeds voorzien in een grondslag voor het stellen van regels over de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hieraan is invulling gegeven met het Besluit maatschappelijke ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling BES. Daarin worden de inrichting en werkzaamheden van een AMHK geregeld, wordt een verplichting opgenomen voor bepaalde organisaties om een beschermingscode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en wordt geregeld uit welke elementen deze beschermingscode minimaal dient te bestaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in diens advies op het ontwerpbesluit (nr. W13.23.00170/III) aangegeven het noodzakelijk te achten dat voor de doorbreking van het beroepsgeheim door middel van een meldrecht, met name voor hulpverleners, wordt voorzien in een wettelijke grondslag. Het ligt volgens de Afdeling voor de hand voor Caribisch Nederland een dergelijke grondslag in de IBES op te nemen, zoals deze voor Europees Nederland is opgenomen in artikel 5.2.6 Wmo 2015. De Afdeling adviseert de doorbreking van het beroepsgeheim op wettelijk niveau te regelen, voordat wordt voorzien in een meldrecht.

Met voorliggende nota van wijziging wordt dat advies opgevolgd. Het voorgestelde artikel houdt in dat professionals bij een redelijk vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling zonder toestemming van degene die het betreft informatie aan het AMHK kunnen verstrekken, waar nodig met doorbreking van hun beroepsgeheim. Professionals met een geheimhoudingsplicht hebben de mogelijkheid om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling of een redelijk vermoeden daarvan bij het AMHK te melden. Zo kan een hulpverlener die diverse blauwe plekken bij een kind ziet, waarvoor ouders geen goede verklaring kunnen geven, uit zichzelf contact opnemen met het AMHK. Daarnaast kan het AMHK naar aanleiding van een melding contact opnemen met een professional en informeren naar diens betrokkenheid bij de melder of de gemelde persoon. Het kan zijn dat de benaderde professional zelf geen zorgen heeft over de veiligheid van zijn cliënt, maar ook die informatie kan het AMHK helpen om een zo volledig mogelijk beeld van de situatie te krijgen. Voor het uitvoeren van diens taken is het voor het AMHK noodzakelijk om gegevens te kunnen verzamelen uit de omgeving van het (vermoedelijke) slachtoffer.

Met het regelen van een meldrecht voor beroepskrachten wordt uitvoering gegeven aan artikel 28 van het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanboel). Uit dat artikel volgt dat partijen alle maatregelen nemen om te waarborgen dat de regels inzake vertrouwelijkheid die het nationale recht bepaalde beroepsbeoefenaars oplegt geen belemmering vormen voor de mogelijkheid onder passende voorwaarden melding te maken bij de bevoegde organisaties of autoriteiten van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

Het beroepsgeheim dient ter bescherming van de individuele cliënt, maar ook als waarborg voor vrije toegang tot de gezondheidszorg in het algemeen. Door de cliënt het vertrouwen te geven dat hij vrijuit kan spreken wordt de drempel voor toegang tot hulpverlening voor hem verlaagd. Doorbreking van het beroepsgeheim kan niet alleen leiden tot strafrechtelijke vervolging ingevolge artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht BES, ook kan de benadeelde partij in een civielrechtelijke procedure schadevergoeding vorderen, indien de doorbreking leidt tot benadeling van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon waarop de op onrechtmatige wijze bekendgemaakte gegevens betrekking hebben. Daarnaast is bij beoefenaren van sommige beroepen een tuchtrechtelijke vervolging mogelijk. Het melden van huiselijk geweld of kindermishandeling of een redelijk vermoeden daarvan kan leiden tot doorbreking van het beroepsgeheim die gerechtvaardigd is om ervoor te zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling de hulp krijgen die zij nodig hebben en te zorgen dat het geweld stopt.

Het vastleggen van een meldrecht in Caribisch Nederland leidt naar verwachting tot een grotere meldingsbereidheid van professionals, en in een eerder stadium, zodat sneller en beter hulp kan worden geboden. Het meldrecht voor Caribisch Nederland draagt daarmee bij aan het bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling en aan de veiligheid binnen de huiselijke kring.

Het voorgestelde meldrecht stelt buiten twijfel dat personen die aan een beroepsgeheim zijn gebonden, in bepaalde gevallen bevoegd zijn om zonder toestemming van betrokkene inlichtingen te verstrekken aan het AMHK. Voor het uitoefenen van het in dit artikel geregelde recht, moet worden beoordeeld of het verstrekken van inlichtingen noodzakelijk is om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling te beëindigen of om de veiligheidssituatie te beoordelen in geval van een redelijk vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Bij de uitoefening van dit recht heeft de professional beoordelingsvrijheid. De moeilijke afweging tussen het recht van spreken en het recht om te zwijgen zal de professional moeten kunnen verantwoorden. Het is dan ook begrijpelijk dat professionals in beginsel terughoudend omgaan met het hen toegekende meldrecht. Maar zodra een professional te maken krijgt met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling, zal degene gesteld worden voor de paradox dat de geheimhoudingsplicht juist in het nadeel van een cliënt dreigt te werken. Juist gezien dit dilemma zal het gebruik van de beschermingscode – die met het Besluit maatschappelijke ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling BES verplicht wordt gesteld – behulpzaam zijn bij het maken van een zorgvuldige belangenafweging. De professional zal de beslissing die degene op basis van die belangenafweging heeft genomen ook goed moeten documenteren.

Onderdeel B

In sommige kleinere gemeenten kan het voorkomen dat de toezichthouders die zijn bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg tevens betrokken zijn bij een onderzoek naar fraude. Om te voorzien in een onafhankelijke toetsing in een dergelijk geval, wordt voorgesteld dat ook een toezichthouder die in een gemeentelijke verordening is belast met het houden van toezicht, kan worden gevraagd om een dossier te beoordelen op het bestaan van een gerechtvaardigde overtuiging.

Onderdeel C

In de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid (hierna: Woo) zijn artikelen opgenomen waarop een aantal bepalingen van de Woo niet van toepassing zijn. In de Verzamelwet gegevensverwerking VWS I wordt voorgesteld om een aantal van de in de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo opgenomen artikelen te verduidelijken. Het betreffen de artikelen over de inzagebevoegdheid van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ). Dit heeft geleid tot een splitsing in twee leden. De verwijzing in de Woo naar deze artikelen is daardoor niet meer kloppend. Met deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd dat voor wat betreft de in de bijlage van de Woo opgenomen artikelen uit VWS-wetgeving wordt verwezen naar het juiste lid.

Daarnaast worden twee artikelen over de inzagebevoegdheid van de IGJ aan de bijlage van de Woo toegevoegd. De toegevoegde artikelen betreffen artikel 3a.2.1, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 18.4.7h, zesde lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze artikelen zijn eerder abusievelijk niet in de Woo opgenomen. Met het toevoegen van deze artikelen wordt aangesloten bij de andere artikelen uit VWS-wetten op de bijlage van de Woo waarin geregeld is dat ook de ambtenaren van de IGJ gehouden zijn tot geheimhouding in het verlengde van het medisch beroepsgeheim.

Tot slot wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om voor een aantal VWS-wetten de term «persoonsgegevens» te wijzigen naar «dossiers». Het opnemen van de VWS-artikelen in de bijlage van de Woo heeft als doel om de gegevens die aan een toezichthouder (zoals de IGJ) zijn verstrekt en waarop een beroepsgeheim rust uit te zonderen van de Woo. Het beroepsgeheim geldt voor alle informatie die een arts over een patiënt heeft. Dit kunnen medische gegevens zijn, maar ook gegevens over iemands privé situatie. Dit wordt vastgelegd in een (patiënten)dossier. Het beroepsgeheim geldt voor het gehele dossier. Voor de uitzondering van de Woo is dus van belang of er een beroepsgeheim op de gegevens rust en niet of dit wordt aangeduid als dossier, persoonsgegevens of gegevens. De Woo is op dit moment niet consistent in de terminologie (dossier, persoonsgegevens of gegevens). Met deze wijziging wordt daarom aangesloten bij de gebruikte term in de betreffende VWS-wet, hetgeen zorgt voor meer consistentie en duidelijkheid van wat er wordt bedoeld. In VWS-wetgeving is «dossier» vaak gedefinieerd en anders blijkt uit de wettekst zelf welke gegevens worden bedoeld. De inhoud van de artikelen verandert door deze wijziging niet.

Dit betreffen technische wijzigingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder