Kamerstuk 36418-132

Budgettaire gevolgen behandeling pakket Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Gepubliceerd: 14 februari 2024
Indiener(s): Steven van Weyenberg (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36418-132.html
ID: 36418-132

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2024

De vaste commissie van Financiën van uw Kamer heeft op 21 december jl. het demissionaire kabinet verzocht om een brief waarin wordt ingegaan op de budgettaire gevolgen van de behandeling van het pakket Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer, waaronder de gevolgen van de aangenomen moties en/of de gedane toezeggingen. Met deze brief komen wij aan dit verzoek tegemoet.

Op 26 oktober 2023 is in de Tweede Kamer gestemd over het gehele pakket Belastingplan 20241 alsmede de Wet minimumbelasting 20242 en de Fiscale verzamelwet 20243. Deze wetsvoorstellen zijn door uw Kamer aangenomen waarna de behandeling van de 17 wetsvoorstellen in de Eerste Kamer is aangevangen. De Eerste Kamer heeft op 19 december jl. ingestemd met 16 van deze wetsvoorstellen en 15 moties over uiteenlopende onderwerpen. Het wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit4 is verworpen. Hierna zullen wij achtereenvolgens in gaan op de budgettaire gevolgen van het verworpen wetsvoorstel, de moties met (mogelijke) budgettaire gevolgen en een toezegging die is gedaan aan de Eerste Kamer.

Budgettaire gevolgen verwerpen wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit verworpen. Dit wetsvoorstel had onder andere als doel om uitvoering te geven aan het in het voorjaar van 2023 aangekondigde aanvullend klimaatbeleidspakket.5 Het wetsvoorstel bevatte de afschaffing van de vrijstelling in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés, de afschaffing van de vrijstelling duaal gebruik en productie van cokes in de kolenbelasting en een voorstel om het prijspad van de minimumprijs voor CO2-emissies voor zowel de elektriciteitssector als de industrie vanaf 2024 te verhogen. De Eerste Kamer had twijfels over de wijzigingen in de energiebelasting en de effecten daarvan op metallurgisch en mineralogische industrie.

Door het verwerpen van het wetsvoorstel worden de begrote budgettaire opbrengsten niet gerealiseerd. De derving is in de volgende tabel weergegeven.

Tabel: Budgettaire derving als gevolg van verwerpen wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit, in € mln.
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Struc.

Afschaffing vrijstelling duaal verbruik kolen

0

0

– 84

– 84

– 84

– 46

– 5

Vrijstellingen metallurgische en mineralogische procedés

– 166

– 160

– 162

– 166

– 174

– 182

– 196

CO2 minimumprijs

0

0

0

0

0

0

0

In de bovenstaande tabel is ook rekening gehouden met het aangenomen amendement Erkens en Alkaya6 dat de voorgenomen afschaffing van de vrijstelling duaal verbruik en non-energetisch gebruik kolen naar voren heeft gehaald van 2028 naar 2027. Dit ter dekking van een parallel amendement op het wetsvoorstel Belastingplan 2024 ter verlaging van de mkb-winstvrijstelling.7

Daarnaast wordt door het verwerpen van het wetsvoorstel vooralsnog niet voldaan aan voorwaarden die gesteld zijn voor een reservering van € 717,2 mln. voor een verhoging van het perceel «Verduurzaming industrie en innovatie mkb», zoals vastgelegd in het meerjarenprogramma Klimaatfonds.8 Een van de vijf voorwaarden voor het beschikbaar stellen van een deel van de middelen uit het Klimaatfonds voor de industrie (€ 717,2 mln.) is onder andere namelijk de ophoging van de minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector en industrie op basis van tariefstudies.

Tevens wordt door het verwerpen van het wetsvoorstel niet voldaan aan de voorwaarden uit het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP). Nederland maakt aanspraak op 5,4 miljard euro uit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF). Hiervoor moet een aantal mijlpalen worden behaald. Bij het niet halen kan Nederland worden gekort op de ontvangsten uit de HVP. Zoals wij uw Kamer schreven op 30 augustus 2023,9 wordt de hoogte achteraf bepaald door de Europese Commissie volgens een methodologie met discretionaire ruimte. Ze valt derhalve niet met zekerheid te voorspellen, maar de korting voor een belangrijke hervorming kan mogelijk € 600 mln. bedragen.10

De afschaffing van de vrijstelling voor metallurgische en mineralogische procedés per 2025 is één van drie voorwaarden in mijlpaal 2 van het Nederlandse HVP. Daarom kan de proportionele korting te gevolgen van het verwerpen van het wetsvoorstel fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit worden geschat op € 200 mln.

Echter, de andere twee voorwaarden in mijlpaal 2 worden bij staand beleid evenmin gehaald, zoals wij uw Kamer op 24 oktober 2023 schreven.11 De afbouwpaden voor het verlaagd tarief glastuinbouw en de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking in het wel aangenomen wetsvoorstel fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw voldoen namelijk niet aan de eisen in de mijlpaal. De totale korting vanwege HVP-mijlpaal 2 zou, hoewel niet met zekerheid te bepalen, bijgevolg € 600 mln. kunnen bedragen. Het kabinet is hierover met de Europese Commissie in gesprek.

Moties en toezeggingen

Bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer zijn ook 15 moties aangenomen en diverse toezeggingen gedaan.

De motie Visseren-Hamakers c.s. (36 418, W) verzoekt het demissionaire kabinet de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uit te stellen tot 1 januari 2025. Uitvoering van deze motie zou leiden tot een budgettaire derving van € 365 mln. in 2024. Buiten de budgettaire derving is deze tariefsverhoging van de verbruiksbelasting reeds wettelijk geborgd in het Belastingplan 2023.12 Het was daarom niet mogelijk op basis van een motie van de Eerste Kamer de wet vóór 1 januari 2024 aan te passen. Op 20 december is de Eerste Kamer geïnformeerd dat er geen uitvoering gegeven kon worden aan deze motie. Derhalve heeft deze motie ook niet tot budgettaire derving geleid.

De overige aangenomen moties hebben geen directe budgettaire consequenties. Wel verzoeken diverse moties om alternatieve dekkingsmaatregelen uit te werken voor o.a. de verhoging van het wettelijk minimumloon en de versobering van de 30%-regeling.131415 Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Financiën toegezegd dat het demissionaire kabinet zich zal inspannen om bij de voorjaarsnota alternatieve maatregelen te presenteren voor 1) de versobering van de 30%-regeling, 2) de afschaffing van de dividendbelastingvrijstelling bij inkoop van eigen aandelen, 3) de verhoging van het tarief van box 2 en box 3 en 4) de verhoging van de bankenbelasting.

Vervolg

Uitgangspunt is dat de budgettaire derving als gevolg van het verwerpen van het wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit moet worden gedekt binnen de inkomstenkant van de begroting. Deze dekkingsopgave zal het kabinet daarom meenemen in de reguliere voorjaarsbesluitvorming over de begroting. Het kabinet zal dan tevens bezien wat de consequenties zijn voor het vrijgeven van de hiervoor genoemde middelen binnen het perceel «verduurzaming industrie en innovatie mkb» van het Klimaatfonds, inclusief in hoeverre aan de andere voorwaarden wordt voldaan. Voor het deel van het wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit waarvoor tijdens de parlementaire behandeling voldoende steun leek te zijn, zal het kabinet daarnaast overwegen om in de loop van dit voorjaar een nieuw wetsvoorstel in te dienen bij uw Kamer. Dit sluit aan bij het streven om het indienen van nieuwe wetgeving zoveel mogelijk te spreiden.

De alternatieve maatregelen voor diverse maatregelen in het Belastingplan 2024 zullen worden gepresenteerd in de volgende fiscale beleids- en uitvoeringsagenda. Het kabinet is in gesprek met het bedrijfsleven om de impact van de genomen maatregelen op het ondernemingsklimaat goed te kunnen wegen bij het uitwerken van alternatieven. Vervolgens kan met uw Kamer het debat gevoerd worden over de alternatieven. Gegeven de demissionaire status van het kabinet is het aan uw Kamer of een volgend kabinet om deze alternatieven eventueel over te nemen. Daarna zal, als er een keuze gemaakt is, een en ander zijn beslag kunnen krijgen in het Belastingplan 2025 of een ander wetsvoorstel. Uiteraard is dit ook onder voorbehoud van een eventueel nieuw kabinet dat bij de voorjaarsbesluitvorming of augustusbesluitvorming reeds aangetreden kan zijn.

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij