Gepubliceerd: 15 februari 2024
Indiener(s): Gräper-van Koolwijk , Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-IV-48.html
ID: 36410-IV-48

Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2024

Op 6 en 7 november 2023 zijn de Ministers van onderwijs, cultuur en wetenschap van de vier landen binnen het Koninkrijk bij elkaar gekomen voor het jaarlijkse Ministerieel Vierlandenoverleg (M4LO). Het is ons een genoegen uw Kamer te informeren over de belangrijke samenwerking binnen ons Koninkrijk en de mooie mijlpalen die we gezamenlijk hebben bereikt. Samen met voormalig Staatssecretaris Uslu mocht ik als Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hiervoor Minister Croes (Onderwijs en Sport Aruba), Minister Maduro (Financiën en Cultuur Aruba), Minister van Heydoorn (Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport Curaçao) en plaatsvervangend gevolmachtigd Minister Panneflek (Sint Maarten) opnieuw verwelkomen in Nederland vanuit mijn rol als voorzitter van het M4LO. Als bijlage van deze brief ontvangt u de Koninkrijksbrede afspraken die wij met elkaar hebben gemaakt op het gebied van onderwijs en cultuur, die wij de komende jaren gezamenlijk gaan uitvoeren. Enkele besluiten lichten wij toe in deze brief.

Daarnaast blikken wij, zoals verzocht door uw Kamer op 4 oktober 2023, graag terug op de belangrijkste behaalde resultaten van de afgelopen jaren in het kader van het M4LO.1Tot slot gaat deze brief in op twee moties van het lid Van den Berg (CDA) c.s. en van het lid Wuite (D66) c.s. die zijn aangenomen naar aanleiding van het debat over de begroting Koninkrijksrelaties en het BES-fonds op 17 mei jl. en betrekking hebben op het vervolgonderwijs in de Caribische delen van het Koninkrijk.2

Besluiten M4LO november 2023

Strategic Education Alliance

In 2021 hebben de Ministers in het M4LO Ron Bormans aangewezen als voorzitter van de Regiegroep Studiesucces Caribische Studenten. Vervolgens is is dit gecontinueerd in een Koninkrijksbreed Strategic Education Alliance (SEA) programma en heb ik besloten tot de inrichting van de programmastructuur. Via dit programma zetten de vier Ministers voor onderwijs binnen het Koninkrijk zich gezamenlijk in om het studiesucces van Caribische studenten vergroten in de gehele keten, van studiekeuze en voorbereiding tot en met ontvangst en begeleiding. Zoals eerder aangegeven in het schriftelijk overleg over het Vierlandenoverleg OCW & Voortgang Caribische Landen van 23 oktober 2023 hebben de Ministers bij het afgelopen M4LO van november 2023 gesproken over nieuwe prioriteiten en een stabiele en toekomstbestendige structuur voor de organisatie en uitvoering van SEA. Voor de verdere doorontwikkeling van het programma heb ik een Koninkrijksbrede adviescommissie ingesteld die gevraagd en ongevraagd adviezen kan geven of voorstellen kan doen in dit kader. Deze adviezen en voorstellen komen vervolgens in het M4LO op tafel, en na besluitvorming is het programmateam, waarin alle landen vertegenwoordigd zijn, verantwoordelijk voor de uitvoering.

In 2023 is het programmateam gestart met de uitvoering van de eerder vastgestelde drie prioriteiten Koninkrijksbeurzen, Caribbean Academic Foundation Year (CAFY) en Arbeidsmarktanalyse, waarvan de eerste resultaten al zichtbaar zijn. Zo zijn de eerste Caribische studenten inmiddels met gebruik van de Koninkrijksbeurs op uitwisseling naar Nederland geweest, zijn de CAFY programma’s op Aruba en Curaçao verstevigd, is er een CAFY programma ontwikkeld op Sint Maarten en zijn drie onderzoeksteams van de Caribische universiteiten gestart met de arbeidsmarktanalyse op de eilanden. Daarnaast hebben de Ministers drie aanvullende prioriteiten vastgesteld, die in 2024 starten: 1) de aansluiting van het voortgezet onderwijs op SEA activiteiten met nadruk op de rol van decanen en mentoren, 2) inventarisatie en verbreding van MoU’s met buitenlandse instellingen en 3) het opzetten van een studentvolgsysteem.

Examensamenwerking

De Koninkrijkslanden hebben in februari 2019 afgesproken om de diverse onderwijsstelsels zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Een uitwerking van deze afspraak is de samenwerking op het gebied van centrale examens in het voortgezet onderwijs, die door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) beschikbaar worden gesteld aan de examenbureaus van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Op deze wijze zijn de behaalde resultaten beter vergelijkbaar tussen de Caribische landen en Nederland. Hierdoor wordt de doorstroom verbeterd van Caribische leerlingen naar vervolgopleidingen in Nederland. De Ministers zijn akkoord gegaan met een kader om deze samenwerking verder te verankeren, zodat met ingang van dit schooljaar de voorwaarden van de examensamenwerking verder zijn afgesproken en de rol en verantwoordelijkheden van de examenbureaus van de landen en het CvTE duidelijk zijn.

Studiefinanciering

De werkgroep studiefinanciering heeft de mogelijkheden onderzocht voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen de lokale Belastingdienst en de Dienst Uitvoering Onderwijs. Om dat mogelijk te maken moet worden voldaan aan drie criteria. Het uitgevende land moet toestemming hebben de specifieke gegevens te leveren voor het specifieke doel, het ontvangende land moet toestemming hebben deze te ontvangen en te verwerken en er dient geborgd te zijn dat de gegevensuitwisseling op een veilige manier gebeurd. Door de landen wordt gezocht naar de mogelijkheid om een grondslag voor gegevensuitwisseling te creëren in de lokale wet- en regelgeving. Op het moment dat per land duidelijk is wanneer een grondslag gerealiseerd is, kan ook verder worden gewerkt aan de convenanten voor de uitwisseling tussen DUO en de lokale Belastingdienst. Om de voortgang te behouden hebben de Ministers besloten om de gesprekken over geautomatiseerde gegevensuitwisseling met de betrokken departementen bilateraal op ambtelijk niveau verder voort te zetten.

Immaterieel Cultureel Erfgoed

De zes eilanden in het Caribisch gebied werken al langere tijd samen op het gebied van het borgen en ontwikkelen van immaterieel erfgoed en de implementatie van het UNESCO-verdrag. Dit is ontstaan door de capacity building workshops van UNESCO, waar de eilanden aan deelnemen. De onderlinge samenwerking, ook met Nederland, heeft geresulteerd in een intentieverklaring samenwerking immaterieel erfgoed, die is ondertekend in februari 2019.3 In de zomer van 2022 heeft de werkgroep immaterieel erfgoed besloten te werken aan een nieuwe nominatieprocedure. De outline van deze procedure is door in het M4LO door de Ministers vastgesteld. Daarnaast zijn de Ministers akkoord gegaan met het voorstel om Tambú (op Bonaire Barí genoemd) in te dienen als eerste gezamenlijke nominatie bij UNESCO. Hierdoor kan Tambú worden aangedragen voor de door UNESCO samengestelde lijst van immaterieel cultureel erfgoed. De lijst vloeit voort uit het Verdrag ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed.

Presentatie Rijkscultuurfondsen

In de kamerbrief (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 31) over de motie Wuite en Van Raan4 heeft uw Kamer al vernomen dat de Rijkscultuurfondsen actief werken aan een betere beschikbaarheid van hun regelingen in het Caribisch gebied en dat zij gemotiveerd zijn om hun zichtbaarheid en toegankelijkheid voor het Caribisch gebied te verbeteren. Tijdens het M4LO hebben vertegenwoordigers van de Rijkcultuurfondsen een presentatie gegeven over hun inzet in het Caribisch gebied en kregen de Ministers de gelegenheid om vragen te stellen aan de fondsen.

Behaalde resultaten

De D66 fractie vroeg tijdens het schriftelijk overleg van oktober 2023 naar een overzicht van de resultaten die tot op heden via het M4LO zijn behaald. In het M4LO wordt sinds 2019, ook op ambtelijk niveau, voortdurend gewerkt aan opgaven die alle vier landen aangaan. De onderwerpen die eerder in deze brief aan bod zijn gekomen zijn allen voorbeelden van mijlpalen die dankzij de goede samenwerking in Koninkrijksverband door het M4LO behaald zijn. De M4LO-structuur met de bijbehorende stuurgroepen en werkgroepen bieden de mogelijkheid tot continue vrijwillige samenwerking en kennisdeling tussen de vier landen binnen het Koninkrijk, met de gelijkwaardigheid van ieder land als uitgangspunt. Onderwerpen die urgent zijn voor alle landen binnen het Koninkrijk aangaan kunnen worden geagendeerd en worden gezamenlijk opgepakt. Belangrijke thema’s die ons allen raken zijn bijvoorbeeld het studiesucces van Caribische studenten en goede uitwisseling tussen onderwijsinstellingen en wetenschappers, maar ook de toegankelijkheid van cultuur. Hierbij zijn kleine stappen in de samenwerking vaak al van grote waarde. Zo hebben dit jaar de eerste studenten gebruik kunnen maken van een Koninkrijksbeurs, wordt er gezamenlijk gewerkt aan een nominatie voor de UNESCO lijst voor immaterieel cultureel erfgoed en kunnen aankomende Caribische studenten vanaf dit jaar hun BSN ontvangen als zij zich inschrijven voor hun studie.

Dankzij het M4LO is verder het partnerschap «Kibrahacha» ontstaan. Hierin werken de schoolbesturen op de Benedenwindse eilanden en de hogeronderwijsinstellingen van Curaçao en Aruba samen om leraren volgens het principe «Samen opleiden» op te leiden. In januari 2021 is gestart met het eerste cohort aspirant-leraren. Inmiddels zijn de Bovenwindse eilanden ook actief betrokken bij het partnerschap voor het opleiden van onderwijsassistenten.

In de drie Caribische landen is in het kader van de Landspakketten een doorlichting van het onderwijsbestel uitgevoerd. Naar aanleiding van de eindrapportages hierover hebben de Ministers afgesproken om, waar mogelijk, gemeenschappelijke aanbevelingen gezamenlijk uit te voeren. In het M4LO is ingestemd met een structuur van netwerkgroepen op gemeenschappelijke thema’s, zodat kennis, ervaringen en informatie op een directe wijze met elkaar kan worden uitgewisseld. Ook zijn de Ministers akkoord gegaan met het plan van aanpak voor de ontwikkeling van een curriculum om schoolbesturen en schoolleiders in de Caribische landen verder te professionaliseren.

Bij meerdere onderwerpen in het M4LO, zoals SEA en Kibrahacha, zijn de hogeronderwijsinstellingen in de Caribische landen een belangrijke partner. Zodoende is mede door het M4LO het platform Caribbean Higher Education Council of the Kingdom of the Netherlands (CHECK) opgericht, bestaande uit de University of Aruba, Instituto Pedagogico Arubano (IPA), University of Curaçao en de University of St Martin. Dit platform kwam voort uit de wens om de samenwerking in het hoger onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk te versterken. Samenwerking tussen de onderwijsinstellingen is gezien de kleinschalige context van de eilanden en de gedeelde opgaven en uitdagingen van groot belang. Enkele onderwijsinstellingen binnen CHECK zijn sinds kort ook netwerklid geworden van Universiteiten van Nederland (UNL).

Tijdens het Vierlandenoverleg van februari 2019 zijn afspraken gemaakt over het verbinden van civiel effect aan de juridische opleidingen van de Caribische landen in het Koninkrijk. De M4LO-werkgroep, waarin ook het Ministerie van Justitie en Veiligheid vertegenwoordigd was, heeft gezorgd voor overeenstemming met betrokken partijen in Nederland en een positieve Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) beoordeling van de betrokken organisaties, waarmee dit traject is afgerond. Hierdoor kunnen, zodra in Nederland het wetstraject is voltooid, bij de toelating tot juridische beroepsopleidingen de diploma’s van studenten, die met succes een rechtenstudie hebben afgerond, gelijk worden gesteld aan de Nederlandse diploma’s van vergelijkbare studies.

Naast bovengenoemde resultaten is er onder andere expertise en kennis gedeeld om het ratificatieproces rondom het UNESCO 2001 verdrag over onderwaterarcheologie gelijktijdig en soepel te laten verlopen en is er een werkgroep cultuureducatie opgericht met deelnemers van alle 6 de eilanden die onlangs in samenwerking met het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) heeft deelgenomen aan de landelijke conferentie «Cultuureducatie met Kwaliteit» (CMK). Ook zijn er via het expertnetwerk Nederlands als Vreemde Taal (NVT) grote stappen gezet in de ontwikkeling en het aanbod van Nederlands als vreemde taal in het onderwijs in Caribisch gebied. Een belangrijke winst is dat er bij de onderwijsstakeholders op de eilanden een bredere bewustwording is van de kansen die het onderwijs van het NVT biedt. Er zijn de afgelopen jaren diverse concrete producten ontwikkeld, waaronder een diagnostisch instrument om te peilen op welk niveau leerlingen aan het einde van het primair en begin van het voortgezet onderwijs zich bevinden ten aanzien van de vaardigheden. In dat kader zijn ook docententrainingen aangeboden. Verder is een «landingspakket» NVT voor nieuwe docenten in het Caribisch gebied ontwikkeld alsook een interactieve basismodule NVT voor zittende en nieuwe docenten. Daarnaast zijn er voor docenten didactische animaties gemaakt.

Tot slot heb ik, voortbouwend op de ervaringen met SEA, met de Surinaamse overheid verkend hoe gezamenlijk het studiesucces van Surinaamse studenten die ervoor kiezen in Nederland te studeren vergroot kan worden. Dit is een van de prioriteiten in een Memorandum van Overeenstemming met het Surinaamse Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. In dit kader heb ik een subsidie verstrekt aan Stichting SuConnect ter ondersteuning van hun activiteiten en onderzoek naar het studiesucces van Surinaamse studenten in Nederland. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Belhaj c.s van 25 januari 2023.5

Vervolgonderwijs Caribisch Gebied

Naar aanleiding van het debat over de begroting Koninkrijksrelaties en het BES-fonds op 17 mei jl., heeft uw Kamer twee moties aangenomen welke betrekking hebben op het vervolgonderwijs in Caribisch Nederland. Het betreffen moties van het lid Van den Berg c.s. en van het lid Wuite c.s.6 In deze moties wordt gewezen op het belang van vervolgonderwijs ter versterking van de lokale economie. De regering wordt verzocht te onderzoeken op welke wijze opleidingsmogelijkheden voor de lokale beroepsbevolking versterkt zouden kunnen worden en welke experimentele samenwerkingsverbanden in de regio en in samenwerking met Europees Nederland haalbaar zijn op het terrein van vervolgonderwijs. Dit sluit nauw aan op thema’s die ook in het kader van het M4LO worden nagestreefd.

Het belang van beroepsonderwijs en van onderwijssamenwerking onderschrijf ik volmondig. Zoals in de moties ook wordt aangegeven, is het organiseren van goed beroepsonderwijs in Caribisch Nederland een flinke uitdaging. Juist vanwege de kleinschalige context is het heel belangrijk om hierin samenwerking met zowel Europees Nederland als de Caribische eilanden te zoeken. Die samenwerking is absolute noodzaak voor Saba en Sint Eustatius, die beiden te klein zijn om zelfstandig beroepsonderwijs te kunnen verzorgen. Er zijn op deze eilanden geen mbo-instellingen. De scholen voor voortgezet onderwijs op deze twee eilanden bieden de eerste twee niveaus van de Caribbean Vocational Qualifications (CVQs) aan. Dit onderwijs valt in het Caribische stelsel onder voortgezet onderwijs, maar is inhoudelijk vergelijkbaar met mbo-1 en 2. Deze opleidingen zijn daardoor ook geschikt voor volwassenen en worden op Saba en Sint Eustatius ook benut om de beroepsbevolking (bij) te scholen. Zo worden in het kader van het BES(t) for Kids programma medewerkers in kinderopvang en buitenschoolse opvang door de vo-scholen opgeleid op niveau 2.

Voor een hoger niveau, meer gespecialiseerd beroepsonderwijs, zijn deze twee eilanden afhankelijk van een goede samenwerking met andere eilanden. Zo worden momenteel reeds enkele meer specialistische beroepsopleidingen door het NIPA, de mbo-instelling van Sint Maarten, voor de beroepsbevolking op Saba en Sint Eustatius verzorgd. Het betreft hier opleidingen op het gebied van hospitality en toerisme, en opleidingen sociaal pedagogisch werk op niveau 3. Momenteel wordt verkend of de NIPA dit aanbod kan uitbreiden naar niveau 4, zodat de kinderopvangorganisaties op Saba en Sint Eustatius aan alle kwalificatievereisten uit de Wet kinderopvang kunnen voldoen.

Maar niet alleen voor Saba en Sint Eustatius is samenwerking belangrijk. Bonaire kent een kleine mbo-instelling (650 studenten) die in diverse opleidingen samenwerkt met Europees Nederlandse mbo-instellingen. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van hybride vormen van onderwijs. Alle zes Caribische eilanden binnen het Koninkrijk lopen al gauw tegen de grenzen van mogelijkheden voor beroepsonderwijs aan. Om de lokale en regionale arbeidsmarkt te versterken is samenwerking in het onderwijs essentieel. Vanuit SEA worden dit jaar arbeidsmarktanalyses gemaakt voor alle zes de eilanden. Daarbij wordt, voor wat betreft Caribisch Nederland, ook gebruik gemaakt van de onderzoeken die de Raad Onderwijs Arbeidsmarkt CN (ROA CN) doet en op basis waarvan zij de scholen adviseert over opleidingen. Mogelijkheden het beroepsonderwijs te versterken door middel van (verdere) samenwerking binnen de regio en met (Europees) Nederland, worden in dit kader ook onderzocht.

Ter versterking van die samenwerking heeft een aantal Europees Nederlandse mbo-instellingen inmiddels een consortium opgericht om gezamenlijk en in goede balans met de instellingen in het Caribisch gebied tot verdere samenwerking te komen. Tevens worden er concrete samenwerkingsprogramma’s uitgevoerd zoals de hierboven al genoemde bovenwindse samenwerking met het NIPA op het gebied van sociaal pedagogisch werk en op het gebied van hospitality. Ook op de benedenwindse eilanden loopt een samenwerking op het gebied van hospitality-opleidingen. Op dit moment wordt onderzocht op welke wijze kleine opleidingen in de zorg, zoals doktersassistent, apothekersassistent en medewerker steriele medische hulpmiddelen, in een samenwerkingsvorm kunnen worden gerealiseerd. Deze opleidingen zijn op alle zes eilanden noodzakelijk, maar het aantal potentiële studenten is op elk afzonderlijk eiland dusdanig klein dat de opleidingen niet altijd aangeboden kunnen worden. In samenwerking zou dat wel moeten kunnen.

In deze zoektocht naar samenwerkingsmogelijkheden wordt zeker ook gekeken naar hybride vormen van onderwijs. Overigens bestaat in het hoger onderwijs reeds het eerder in deze brief genoemde samenwerkingsverband Kibrahacha, een samenwerking van opleidingsinstituten en opleidingsscholen op de benedenwindse eilanden ten behoeve van de opleiding van leraren. De lerarenopleiding op Bonaire wordt daarbij verzorgd door de University of Curaçao.

Het doet mij dus deugd dat ik kan bevestigen dat, ook in het kader van de afspraken in het vierlandenoverleg en in het kader van de SEA, de aandacht die uw Kamer vraagt voor beroepsonderwijs en samenwerking op het gebied van vervolgonderwijs, volop gegeven wordt.

Tot slot maak ik van deze gelegenheid graag gebruik om terug te komen op een tijdens het Commissiedebat over het mbo op 13 september jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 576) door u gestelde vraag over de mogelijkheid de subsidieregeling praktijkleren ook open te stellen voor Caribisch Nederland. Ik ben inderdaad voornemens deze regeling ook voor Caribisch Nederland open te stellen. Momenteel worden met de RVO, die de subsidieregeling in Europees Nederland uitvoert, de uitvoeringstechnische implicaties hiervan onderzocht. Het streven is de regeling in 2025 ook in Caribisch Nederland te kunnen uitvoeren.

Vervolg

Dit jaar heeft Aruba de voorzittersrol over genomen van Nederland. De resultaten van het M4LO laten zien dat samenwerking op het gebied van onderwijs, cultuur en wetenschap binnen het Koninkrijk van substantiële betekenis is voor de maatschappelijke opgaves op deze terreinen. De afgelopen jaren hebben opeenvolgende Ministers zich ingezet om het onderwijs, cultuur en wetenschap binnen het Koninkrijk gezamenlijk en duurzaam te versterken. Kijkend naar de toekomst zijn de gemaakte afspraken in het M4LO een goede basis om deze samenwerking verder te bestendigen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, F.Q. Gräper-van Koolwijk