Gepubliceerd: 5 september 2023
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU)
Onderwerpen: energie financiƫn inkomensbeleid natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36389-7.html
ID: 36389-7

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vastgesteld 5 september 2023

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I.

Algemeen

2

 

1.

Inleiding

3

 

2.

Inhoud wetsvoorstel

3

   

2.1.

Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum

3

   

2.2.

Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs

12

   

2.4.

Ambtshalve vaststellen

21

   

2.5.

Bevorderen uniforme uitvoering

21

   

2.6.

Onbelaste verstrekking

22

 

3.

Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

23

 

4.

Financiering en verantwoording uitvoering

24

   

4.1.

Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023

24

   

4.2.

Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten studenten

26

 

7.

Uitvoering

27

 

8.

Doeltreffendheid en doelmatigheid

28

 

11.

Ontvangen commentaren

28

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging van de Participatiewet met betrekking tot het toekennen van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan studenten. Ten eerste zijn deze leden gemeenten zeer erkentelijk voor het feit dat zij nogmaals deze taak op zich willen nemen, ondanks het feit dat dit veel van hen vraagt. Zij vinden de bestrijding van armoede zeer belangrijk, dus ze zijn zeer verheugd dat deze effectieve maatregel nu weer doorgang vindt. Zij zijn daarnaast verheugd dat de studenten die dat het meest kunnen gebruiken nu ook eindelijk financiële ondersteuning krijgen voor de gestegen prijzen. Wel hebben zij nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden onderschrijven van harte het doel om huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen financieel niet kunnen opvangen, eenmalig tegemoet te komen. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel omvat een significante energietoeslag voor minima. Gezien de nood uit deze doelgroep hechten deze leden aan een spoedige behandeling van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023». Dit lid is blij dat huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen niet financieel kunnen opvangen eenmalig tegemoet worden komen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke manier zij de zin «Voor de langere termijn wordt onderzocht hoe moet worden omgegaan met de energiekosten als die lange tijd hoog zullen blijven» moeten interpreteren. Deze leden vragen de regering of toegelicht kan worden welke mogelijke opties worden onderzocht inclusief mogelijke financiële consequenties voor de begroting.

De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er voor Caribisch Nederland ook middelen beschikbaar zijn gesteld voor een energietoeslag. Deze leden vragen of er voor de uitvoering van deze energietoeslag geen wetsvoorstel nodig is. Hoe is de uitvoering van deze energietoeslag juridisch geborgd?

Ook in Caribisch Nederland kan het voorkomen dat inwoners problematische schulden hebben bij de energieleverancier op het eiland. In Caribisch Nederland voert het Rijk de (bijzondere) onderstand uit en zijn de openbare lichamen verantwoordelijk voor het eilandelijke armoede- en schuldenbeleid. Om aan te sluiten bij het lokale armoedebeleid is er in 2022 voor gekozen om de energietoelage, net zoals in Europees Nederland, door de openbare lichamen uit te laten voeren. De openbare lichamen kunnen zo kwetsbare huishoudens gericht ondersteuning bieden. Hiervoor wordt ook voor 2023 geld beschikbaar gesteld. De openbare lichamen hebben het beleid rondom de toelage in eilandelijke verordeningen vastgelegd. Over de uitvoering vindt regelmatig contact plaats met de openbare lichamen. Daarin wordt ook bezien of nadere ondersteuning wenselijk is.

2. Inhoud wetsvoorstel

2.1. Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum

De leden van de VVD-fractie zien de voordelen met betrekking tot de uitvoeringscapaciteit van gemeenten bij het besluit om via de categoriale bijzondere bijstand de energietoeslag uit te keren. Echter, deze leden vragen de regering of de kans aanwezig is dat groepen in de samenleving wél de energietoeslag ontvangen die dit niet nodig hebben, gezien het feit dat gemeenten zelf bepalen wat onder «laag inkomen» verstaan moet worden en welk vermogen in aanmerking komt. Zij vragen de regering om in de beantwoording op deze vraag ook het gegeven mee te nemen dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met de vermogenspositie van huishoudens.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de kans dat mensen de energietoeslag krijgen die dat niet nodig hebben. De regering erkent dat verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand minder gericht is, waardoor er ook huishoudens kunnen worden ondersteund die dat niet of minder nodig hebben. Verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand betekent immers dat gemeenten niet hoeven vast te stellen dat het huishouden ook daadwerkelijk is geconfronteerd met een sterk gestegen energierekening en deze financieel niet zelf kan dragen. De noodzaak om de complexiteit van de uitvoeringslast voor gemeenten te beperken is hierbij een belangrijke overweging geweest. Daarnaast heeft de verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand nadrukkelijk ook tot doel het beroep op de individuele bijzondere bijstand zoveel mogelijk te voorkomen en (daarmee) de uitvoeringsdruk op gemeenten te verlichten. Deze meer generieke oplossing is beperkt is tot een afgebakende groep, namelijk huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum. De regering acht het minder gerichte karakter van de energietoeslag om die reden acceptabel.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe gemeenten de huishoudens die net buiten het bereik van de regeling vallen actief benaderen om gebruik te maken van maatwerkoplossingen zoals het instrument van de individuele bijzondere bijstand

Bij iedere nadere invulling van het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. Ook dit jaar komt er een pakket aan voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor gemeenten om mensen die buiten bereik van de regeling vallen te informeren over maatwerkoplossingen via het instrument van de individuele bijzondere bijstand.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of gemeenten, ondanks gemeentelijke vrijheid, minimaal de grens van 120% van het sociaal minimum hanteren. Zo nee, wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat gemeenten deze grens wel gaan hanteren? Daarnaast vragen deze leden of gemeenten bij een hogere bepaalde inkomensgrens dan de richtlijn, het gat tot 120% van het sociaal minimum uit het eigen gemeentelijke budget zullen betalen?

De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. De gemeentelijke uitvoering was in 2022 redelijk uniform voor wat betreft de onderkant van de inkomensgrens (vrijwel alle gemeenten hanteerden een grens vanaf 120% van het sociaal minimum1). Ook voor de eenmalige energietoeslag 2023 zal het Rijk een inkomensgrens van 120% adviseren om het bereik van de regeling te maximaliseren.

Een aantal gemeenten heeft in de loop der tijd de inkomensgrens hoger gesteld, bijvoorbeeld vanwege lokale politieke besluitvorming. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere inkomensgrens te hanteren dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, is het aan de gemeente zelf om het verschil te financieren.

De leden van de D66-fractie zouden het fijn vinden als op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt kan worden op welke manier (de uitvoering van) de energietoeslag 2023 afwijkt van die van 2022.

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Een verschil ten opzichte van 2022 is dat de uitzonderingen voor jongeren tot 21 jaar, dak- of thuislozen en studenten, die in 2022 werden geadviseerd, voor 2023 in het wetsvoorstel zijn vastgelegd. Een tweede belangrijk verschil ten opzichte van 2022 is dat dit wetsvoorstel voor 2023 voorziet in een eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor studenten met recht op een uitwonende basisbeurs en recht op een aanvullende beurs. Deze tegemoetkoming is een gift die ambtshalve wordt uitgekeerd via de dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO keert de tegemoetkoming uit aan studenten die uiterlijk op 31 juli 2024 een basisbeurs uitwonend en een aanvullende beurs voor de maand oktober 2023 hebben aangevraagd en aan wie deze zijn toegekend.

Voor wat betreft de uitvoering geldt dat de eenmalige energietoeslag 2023 (voor huishoudens met een laag inkomen) door gemeenten grotendeels ambtshalve zal kunnen worden verstrekt. In 2022 vond ongeveer de helft van de verstrekkingen ambtshalve plaats.2 Het Inlichtingenbureau kan gemeenten ondersteunen om in 2023 een zo groot mogelijk deel ambtshalve te verstrekken. Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers energietoeslag 2022 aanbieden voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau. Een kanttekening hierbij is dat een aantal gemeenten in 2022 aan studenten de categoriale energietoeslag hebben verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan niet vaststellen of iemand studeert en recht heeft op studiefinanciering. Gemeenten hadden de mogelijkheid om bij de aanvraagprocedure bij te houden of de aanvrager een student was. Als dit het geval is, kan aanvullend de dienst van het Inlichtingenbureau gebruikt worden. Tot slot levert het Inlichtingenbureau aan alle gemeenten informatie van mensen die een AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan ook ambtshalve de energietoeslag worden verstrekt. De verwachting is overigens dat het aandeel ambtshalve verstrekkingen in 2023 hoger zal zijn dan in 2022.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de energieregelingen (energietoeslag, prijsplafond) niet blijken te werken voor kleinschalige woonvormen, bijvoorbeeld ouderinitiatieven of de Thomashuizen, waarbij de bewoners zelf huur- en energiekosten betalen en hun zorg via een persoonsgebonden budget (pgb) inkopen. Door aan te geven dat de woonvorm geen inrichting is, lukte het gelukkig in een aantal gemeenten wel om de energietoeslag aan te vragen (of met succes bezwaar te maken tegen een afwijzing), maar dit is, naar deze leden begrijpen, niet in alle gemeenten gelukt. In deze nieuwe regeling lijkt het wel mogelijk, nu wonen in een «instelling» niet meer automatisch een uitsluitingsgrond voor de energietoeslag is. Daarbij moet er wel gekeken worden of iemand wel of niet zelf de kosten voor energie draagt. Kan de regering nog eens toelichten hoe de aanvraag voor energietoeslag voor iemand in een kleinschalige woonvorm werkt?

De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Het komt vaak voor dat de kosten voor wonen inclusief energie en de kosten voor zorg zijn gescheiden en de bewoner zelf de energiekosten moet voldoen, direct of indirect (via de verhuurder, doorberekend). Wanneer de bewoner zelf voorziet in de energiekosten en dit uit een energiecontract, een specificatie van de servicekosten of van de huurcomponenten blijkt, kan er recht bestaan op de energietoeslag. In de wet eenmalige energietoeslag 2023 worden bewoners van een instelling (inrichting) daarom niet uitgesloten van de energietoeslag. Bewoners van zorg-, revalidatie- en verpleeginstellingen en van instellingen voor beschermd of begeleid wonen kunnen worden uitgesloten van de energietoeslag, als de instelling voorziet in de energiekosten. Sommige bewoners van wooninitiatieven betalen zelf de energiekosten, maar komen volgens het gemeentelijk beleid toch niet in aanmerking voor energietoeslag. Het is daarom belangrijk als gemeente contact te hebben met een wooninitiatief en als dat nodig is maatwerk te bieden, wanneer bewoners van wooninitiatieven hierdoor in de knel komen. Hulp kan worden geboden via de individuele bijzondere bijstand. De Handreiking eenmalige energietoeslag 2023 van Stimulansz is op dit onderdeel aangepast.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er door studenten categoriaal uit te sluiten, er volgens de Raad van State een vestzak-broekzakscenario kan ontstaan, door een toename van beroep op individuele bijstand. Hoe ziet regering dit? Hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot gestegen energiekosten, specifiek van studenten?

De betreffende observatie, zo antwoordt de regering de leden van de CDA-fractie, gold het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd van de Afdeling advisering van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies is het wetsvoorstel vervolgens aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden studenten in 2023 weliswaar uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar wordt voor hen een regeling getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023.

Overigens heeft, volgens de informatie die de regering ter beschikking staat, dit scenario zich in 2022 slechts in beperkte mate voorgedaan. Uit de monitor van Bureau Bartels3 blijkt dat, hoewel iets minder dan twee derde van de gemeenten er in 2022 voor heeft gekozen om studenten niet categoriaal uit te sluiten van de energietoeslag, de energietoeslag maar op beperkte schaal is toegekend aan studenten. Dit valt te verklaren doordat enerzijds het aantal aanvragen relatief laag lag, anderzijds doordat studenten in veel gevallen niet in aanmerking kwamen op basis van de inkomenstoets.

De monitor van Bureau Bartels meldt dat naar schatting een paar procent van de uitwonende studenten in 2022 individuele bijzondere bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen. Gelet op het bovenstaande verwacht de regering dat het genoemde vestzak-broekzakscenario in 2023 nauwelijks een rol zal spelen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering ervoor kiest om het totaal uit te keren bedrag in 2023 niet te verhogen waardoor huishoudens ook dit jaar € 1.300 zouden kunnen krijgen. Waarom is ervoor gekozen gemeenten de mogelijkheid te geven € 800 uit te keren dit jaar, en niet een hoger bedrag? Kan de regering toelichten waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het budget dat de regering, via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor de energietoeslag van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een bedrag van € 1.300 per huishouden voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering gemeenten de mogelijkheid geboden om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren aan huishoudens die in 2022 in aanmerking kwamen om huishoudens die in grote financiële nood dreigden te komen extra te kunnen helpen. De begroting voor het Gemeentefonds is hierop aangepast (kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel gevolgen heeft voor de hoogte van de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor 2022 is dan € 1.800 per huishouden en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten hebben de vrijheid om hierin een andere afweging in te maken.

De leden van de SP-fractie constateren dat er tijdens de uitvoering van de energietoeslag in 2022 meerdere zorgen waren over het bereiken van de doelgroep. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat in de grote steden 90% van de doelgroep is bereikt. Kan de regering toelichten hoe dit zit in de rest van het land? De leden van de SP-fractie vragen naar het bereik van de regeling buiten de groten steden.

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bereik van de energietoeslag 2022 is hoog.4 Het bereik kan per gemeente verschillen tussen de 80%-90%, maar het algemene, landelijke beeld is dat gemeenten zo’n 90% hebben bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken in aanmerking zouden komen. Het hoge bereik is mede te danken aan de inzet van gemeenten om huishoudens die in aanmerking komen te bereiken.

Waarom hebben mensen de energietoeslag niet aangevraagd terwijl zij er wel recht op hebben? Wat gaat de regering doen om deze belemmeringen weg te nemen? Stelt de regering zich tot doel om dit jaar 100% van de doelgroep te bereiken? Kan de regering toelichten welke andere aanpak de regering gaat hanteren om het overgebleven deel van de doelgroep dat de energietoeslag niet heeft bereikt toch te bereiken?

Het streven, zo antwoordt de regering de leden van de SP-fractie, is uiteraard om alle mensen waarvoor de energietoeslag bedoeld is, te bereiken. In 2022 hebben gemeenten zo’n 90% bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken in aanmerking zouden komen. Dat is volgens gemeenten aanzienlijk hoger dan het bereik van de meeste andere minimaregelingen.5

Dit succes is o.a. te verklaren door de landelijke aandacht voor de energietoeslag en de grote inzet van gemeenten om hun inwoners te informeren over de energietoeslag, bijvoorbeeld via brieven en/of de gemeentelijke website. Ook merkten gemeenten op dat de energietoeslag mogelijk minder stigma kent dan andere minimaregelingen. Tot slot speelt de keuze voor verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand een rol, omdat dit het mogelijk maakt een groot deel van de energietoeslag ambtshalve te verstrekken.

Net als in 2022 zullen gemeenten ook in 2023 inzetten op het actief informeren van hun inwoners over de energietoeslag. Verder zal het aandeel ambtshalve toekenningen in 2023 naar verwachting hoger zijn dan in 2022, omdat gemeenten het bestand met alle huishoudens die in 2022 de energietoeslag ontvingen in 2023 kan gebruiken voor ambtshalve toetsen en toekennen. Daarin zitten ook de huishoudens aan wie in 2022 nog op aanvraag is toegekend.

Welke methode gaat de regering hanteren om huishoudens waarvan het inkomen is gewijzigd waardoor zij dit jaar wel recht hebben op de energietoeslag te bereiken?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De keuze voor verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand maakt het mogelijk een groot deel van de energietoeslag ambtshalve te verstrekken. Zoals de energietoeslag in 2022 werd bepaald op basis van een inkomensbepaling in 2022, wordt de energietoeslag in 2023 bepaald op basis van een inkomensbepaling in 2023. Net als in 2022 zal een groot deel van de doelgroep voor 2023 dus ambtshalve de energietoeslag ontvangen. Gemeenten informeren hun inwoners ook in 2023 over de energietoeslag en over het feit dat wie de toeslag niet automatisch ontvangt maar wel denkt in aanmerking te komen, zelf een aanvraag kan indienen.

De leden van de SP-fractie merken op dat in 2022 bleek dat er tussen gemeenten grote verschillen kunnen zijn of een huishouden recht heeft op de energietoeslag of niet. Deze leden hebben deze willekeur meermaals aangekaart via schriftelijke vragen. Zij zijn dan ook negatief verrast dat de regering er opnieuw voor kiest om deze willekeur in stand te houden. Is de regering het met hen eens dat dit voor ongewenste, ongelijke situaties tussen gemeenten zorgt?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De energietoeslag maakt deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd. Dat betekent dat colleges van B&W veel beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving en uitvoering van de energietoeslag. Zo bepaalt het college welke inkomens in aanmerking komen. De beleidsvrijheid maakt het mogelijk dat het college bij het bepalen van de doelgroep kan aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijke minimabeleid. Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag. Deze gemeentelijke beleidsvrijheid en de daaruit voortvloeiende verschillen volgen uit de noodzaak om op relatief korte termijn een uitvoerbare regeling tot stand te brengen die de mensen die het nodig hebben zo snel en gemakkelijk mogelijk bereikt. Daarbij wil de regering ook in 2023 bevorderen dat deze verschillen beperkt zullen zijn.

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de door gemeenten veel gebruikte grens van 130% van het sociaal minimum te hanteren?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Voor de uitvoering van de energietoeslag heeft de regering een eenmalig budget beschikbaar gesteld in het gemeentefonds. Het beschikbare budget is bedoeld voor het verstrekken van de energietoeslag aan alle huishoudens met een inkomen tot 120%. Gemeenten die een inkomensgrens van 130% hanteren en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, betalen het verschil vanuit de eigen middelen. Er is geen financiële ruimte om het budget uit te breiden voor alle huishoudens tot 130% sociaal minimum. Een uitbreiding van de doelgroep zou daarnaast ook grote gevolgen hebben voor de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten.

De leden van de SP-fractie merken ook op dat er gemeenten zijn die door een uitspraak van de rechter gedwongen zijn de energietoeslag toch uit te keren aan studenten. Deze gemeenten hebben meermaals aangegeven hierdoor in financiële problemen te kunnen komen. Kan de regering aangeven waarom deze gemeenten nu alsnog niet tegemoet gekomen worden?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Na signalen van gemeenten en de VNG en rekening houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering € 35 miljoen extra beschikbaar gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen (dreigden te) komen door de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele bijzondere bijstand te kunnen helpen.

Kan de regering aangeven of zij verwachten dat de rechter in het vervolg anders zal oordelen?

Vindt de regering dat alle studenten in een gemeente waar een rechter in het voordeel van studenten heeft geoordeeld met terugwerkende kracht recht hebben op energietoeslag?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Zoals ook in de Memorie van Toelichting is opgetekend, is de regering van mening dat studenten niet gelijk kunnen worden gesteld aan mensen met een laag inkomen op of rond het sociaal minimum. Zo is bijvoorbeeld hun woonsituatie onderling zo verschillend dat het niet haalbaar was om hen in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. Het advies aan gemeenten om studenten in 2022 uit te sluiten voor categoriale bijzondere bijstand is overwegend daarop gestoeld, waarbij de beleidsvrijheid die gemeenten hierin hadden diende te worden gerespecteerd en daardoor de uitvoeringspraktijk tussen gemeenten kon verschillen. Dit leidde tot onduidelijkheid en soms ook onbegrip over het gemaakte onderscheid tussen sociale minima en studenten. Na signalen van gemeenten en de VNG en rekening houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering € 35 miljoen extra beschikbaar gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen (dreigden te) komen door de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele bijzondere bijstand te kunnen helpen. In voorliggend wetsvoorstel is de uitsluiting van studenten wel vastgelegd: studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag 2023. Tegelijk is voor 2023 een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige tegemoetkoming energiekosten.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie krijgen signalen dat er zorgen leven bij gemeenten over de energietoeslag 2023. Gemeenten die in 2023 alvast € 500 hebben uitgekeerd op grond van de Wet energietoeslag 2022 mogen in 2023 nog € 800 uitkeren wanneer de Wet energietoeslag 2023 is aangenomen. Deze leden ontvangen berichten uit gemeenten dat dit tot problemen kan leiden, omdat de doelgroep van de energietoeslag 2023 door de verhoging van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen en veranderingen in individuele levens niet exact hetzelfde is als de doelgroep van de energietoeslag 2022. Herkent de regering dat er zorgen leven bij gemeenten dat zij ook de groep die pas sinds 2023 in aanmerking komt voor de energietoeslag maar € 800 uit kunnen keren, ondanks het feit dat zij het voorschot van € 500 niet hebben ontvangen? Welke oplossing ziet de regering voor gemeenten om dit bureaucratische probleem op te lossen? Hoe gaat de regering gemeenten hierbij ondersteunen?

De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Het bedrag van € 500 dat sommige gemeenten in 2022 extra hebben uitgekeerd betreft geen «voorschot» op de energietoeslag 2023, maar een ophoging van de energietoeslag 2022 als gevolg van een kasschuif van 2023 naar 2022. Sommige gemeenten hebben gebruik gemaakt van de door de regering geboden mogelijkheid6 om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen, omdat de nood voor inwoners eind 2022 hoog was. Dit werd verantwoord geacht als een van de maatregelen om de financiële gevolgen van de hoge energieprijzen te dempen. De regering geeft graag een nadere toelichting.

Het budget dat de regering, via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor de energietoeslag van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een bedrag van € 1.300 per huishouden voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering gemeenten de mogelijkheid geboden om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren aan huishoudens die in 2022 in aanmerking kwamen. De begroting voor het Gemeentefonds is hierop aangepast (kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel gevolgen heeft voor de hoogte van de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor 2022 is dan € 1.800 per huishouden en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten zijn hierover via verschillende kanalen en verschillende momenten over deze mogelijkheid geïnformeerd (o.a. via SZW Gemeentenieuws7). De regering ziet dan ook geen reden om het financiële kader aan te passen. Daarbij geldt dat de doelgroepen voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 niet per definitie precies gelijk zijn, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen. Het was en is aan gemeenten om hierin keuzes te maken.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering ervan overtuigd is dat het opnieuw kiezen voor hetzelfde instrument, namelijk het verstrekken van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand, duidelijkheid schept. Deze leden kunnen zich hierin vinden. Zij vragen zich hierover af of inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag automatisch ook recht hebben op de energietoeslag 2023.

De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. De doelgroepen voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 zijn niet per definitie precies gelijk, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen. Bij de energietoeslag 2022 gaat het om een inkomensbepaling in 2022 en bij de energietoeslag 2023 gaat het om een inkomensbepaling in 2023. Daarbij zijn de uitzonderingen die in 2022 nog als advies aan gemeenten golden, voor 2023 als wettelijke uitzonderingen vormgegeven (groepen aan wie de eenmalige energietoeslag 2023 op grond van dit wetsvoorstel niet kan worden verstrekt). Het gaat hierbij om dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.

In hoeverre moeten inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag opnieuw een aanvraag indienen voor energietoeslag?

Het Inlichtingenbureau verstrekt aan alle gemeenten informatie van mensen die een AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan de energietoeslag ambtshalve worden verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan gemeenten verder ondersteunen om ook in 2023 een zo groot mogelijk deel ambtshalve te verstrekken.

Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers energietoeslag 2022 aanbieden voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau. Op deze manier kan een zo groot mogelijk deel van de boogde doelgroep worden bereikt. Huishoudens die de energietoeslag 2023 niet ambtshalve ontvangen en wel denken hiervoor in aanmerking te komen, kunnen zelf een aanvraag doen.

Aangaande de beleidsvrijheid van gemeenten hebben de leden van de ChristenUnie-fractie allereerst de vraag of de onderwerpen waarop gemeenten beleidsvrijheid hebben gelijk zijn aan de energietoeslag voor 2022.

De onderwerpen waarop gemeenten voor 2023 beleidsvrijheid hebben zijn grotendeels gelijk aan de onderwerpen waarop de gemeenten voor2022 beleidsvrijheid hadden. Eén belangrijk verschil is dat voor 2023 de doelgroep voor de eenmalige energietoeslag wettelijk verder wordt afgebakend. Voor 2022 waren de uitzonderingen niet in de wet vastgelegd waren, maar viel dit onder de beleidsvrijheid van gemeenten. Daartoe waren (niet bindende) adviezen opgesteld in de Landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag voor lage inkomens.8 Voor 2023 is gekozen voor een wettelijke uitzondering, waarbij de volgende categorieën worden uitgesloten van de eenmalige energietoeslag 2023 voor huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum: dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.

Deze leden hebben vervolgens de vraag in hoeverre het klopt dat er aangaande deze onderwerpen geen grenzen, richtlijnen of adviezen aan gemeenten worden meegegeven over invulling van deze beleidsvrijheid. In hoeverre is de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van de uitvoering van de energietoeslag voldoende geborgd, vragen zij. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om de inhoud van de handreiking voor gemeenten nader toe te lichten in relatie tot de beleidsvrijheid van gemeenten.

Om te bevorderen dat het wetsvoorstel door gemeenten zoveel mogelijk uniform wordt uitgevoerd, zal ook voor 2023 een landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag voor lage inkomens worden opgesteld, met (niet bindende) adviezen ten aanzien van de doelgroep en het uit te keren bedrag. Met deze richtlijn wil de regering bevorderen dat in ieder geval huishoudens met een inkomen tot circa 120% van het sociaal minimum in aanmerking komen voor de eenmalige energietoeslag. Daarbij wordt het richtbedrag voor de hoogte van de toe te kennen eenmalige energietoeslag gesteld op € 800 per huishouden, indien gemeenten ervoor hebben gekozen om de energietoeslag 2022 met € 500 op te hogen. Tegelijkertijd hebben gemeenten beleidsvrijheid waardoor gemeenten bij de formulering van de doelgroep kunnen aansluiten bij doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale minimabeleid. Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag. De richtlijn dient, evenals in 2022, als informatiebron en naslagwerk voor gemeenten. Deze biedt achtergrondinformatie, handvatten en inspiratie voor beleidskeuzes en uitvoering en richtinggevende adviezen voor de daarin te maken keuzes. Deze richtlijn zal onderdeel uitmaken van de Handreiking eenmalige energietoeslag 2023, die na publicatie van de wet zal worden gepubliceerd.

Voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten geldt dat de uitvoering centraal is belegd en wordt uitgevoerd door DUO. Deze uniforme uitvoering bevordert de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Het lid van de BBB-fractie leest dat de Raad van State erop wijst dat het gebruikte argument om studenten uit te sluiten van de energietoeslag, namelijk dat overcompensatie moet worden voorkomen, niet alleen geldt voor studenten. De regering stelt in het nader rapport dat het inherent is aan de vormgeving van de energietoeslag dat deze een bepaalde mate van overcompensatie kent. Dit lid vraagt de regering de mate van verwachte overcompensatie bij de beoogde doelgroep voor de energietoeslag aan te geven en de verwachte mate van overcompensatie aan te geven wanneer studenten in aanmerking zouden komen voor de energietoeslag.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De mate van overcompensatie is niet precies te becijferen. Dit hangt af van de individuele situatie van een huishouden. Overcompensatie vindt plaats doordat niet getoetst wordt of en in welke mate een huishouden dat aan de inkomenscriteria voldoet ook daadwerkelijk geconfronteerd is met gestegen energiekosten, en de eventuele hoogte van die stijging. Gelijke huishoudens kunnen daardoor zowel onder- als overgecompenseerd worden (overgecompenseerd bijvoorbeeld doordat een huishouden nog een vast contract had, ondergecompenseerd indien de energiekosten zeer hoog zijn).

Ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten zal sprake zijn van overcompensatie. Hier spelen andere factoren een rol, doordat de tegemoetkoming per student wordt uitgekeerd i.p.v. per huishouden. Bij studenten die met meer studenten in een huis wonen zal daardoor eerder sprake kunnen zijn van overcompensatie.

Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie dat de Raad van State opmerkt dat de wettelijke categoriale uitsluiting van studenten als gevolg heeft dat ook gemeenten die wél aanleiding en praktische mogelijkheden zagen om de toeslag aan studenten uit te keren, deze toeslag niet meer mogen en kunnen uitkeren aan hen.

Dit lid is dan ook benieuwd hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten, specifiek van studenten en hoe dit volgens de regering door gemeenten moet worden opgevangen en hoe, wanneer en in welke mate dit door de regering gecompenseerd gaat worden.

De betreffende observatie van de Raad van State, zo antwoordt de regering het lid van de BBB-fractie, gold het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd van de Afdeling advisering van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies is het wetsvoorstel vervolgens aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden studenten in 2023 weliswaar uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar wordt tevens een regeling getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023 voor studenten. Daarmee verwacht de regering dat het aantal studenten dat een aanvraag doet voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten, niet zal stijgen door de uitsluiting van studenten voor de categoriale bijzondere bijstand.

Dit laat onverlet dat een individuele inwoner die in financiële problemen komt, altijd bij diens gemeente om hulp kan vragen. Het feit dat studenten als groep zijn uitgesloten van de eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum (die is vormgegeven als categoriale bijstand) sluit niet uit dat gemeenten voor individuele studenten die door hoge (energie)kosten in financiële problemen komen maatwerkoplossingen kunnen bieden via het bestaande instrument van de individuele bijzondere bijstand. Daarbij wordt, indien de student een eenmalige tegemoetkoming energiekosten van DUO heeft ontvangen, deze uiteraard meegenomen in de beoordeling van de aanvraag tot individuele bijstand. Om hoeveel aanvragen het daarbij kan gaan, is vooraf niet goed in te schatten.

Overigens meldt de monitor van Bureau Bartels9 dat in 2022 naar schatting een paar procent van de uitwonende studenten individuele bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen.

2.2. Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs

De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke criteria zij zal hanteren om te bepalen of de nu nog onbekende groep studenten met alleen een rentedragende lening recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming energietoeslag.

Zoals in de brief van 3 juli 202310 is aangekondigd, heeft de regering in de afgelopen periode een ultieme poging gedaan om te bezien of, en zo ja, hoe het mogelijk is om voor deze groep (studenten in de leenfase) selectiecriteria te vinden die zo dicht mogelijk in de buurt komen bij de regeling voor studenten in de basisbeursfase. Als resultaat daarvan wordt separaat een nota van wijziging aan uw Kamer aangeboden, waarmee de regering een passende en uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase aan het wetsvoorstel toevoegt.

Deze regeling houdt in dat de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023 wordt toegekend aan studenten die op peildatum 1 oktober 2023:

  • geen recht hebben op een basisbeurs en aanvullende beurs,

  • nog wel gebruik maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, en

  • die in de laatste maand voordat de leenfase begon een aanvullende beurs ontvingen.

Deze criteria voor de studenten in de leenfase benaderen zoveel mogelijk de criteria voor studenten in de basisbeursfase.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er een schatting gemaakt kan worden van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. Deze leden vragen hierbij tevens de regering of het genoemde bedrag van € 400 in de media de hoogte gaat zijn van deze eenmalige tegemoetkoming energiekosten.

De regering bevestigt de leden van de VVD-fractie dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023 voor uitwonende studenten met een basisbeurs en een aanvullende beurs € 400 zal bedragen, conform de brief van 3 juli 2023.11

De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Toelichting op het wetsvoorstel Energietoeslag en positie van studenten»12 dat het bedrag per student € 400 zal bedragen. In de Memorie van Toelichting lezen deze leden echter dat het bedrag nog nader bepaald zal worden. Zij vragen zich af hoe deze twee passages zich tot elkaar verhouden.

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten voor studenten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze ministeriële regeling wordt separaat uitgewerkt en maakt geen deel uit van de stukken die met het wetsvoorstel aan uw Kamer werden aangeboden. Omdat de regering wel graag ten behoeve van de wetsbehandeling aan uw Kamer inzichtelijk wil maken wat het bedrag van deze tegemoetkoming zal zijn, is tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel uw Kamer ook per brief geïnformeerd over de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor studenten.13

Daarnaast zijn zij benieuwd hoe dat bedrag van € 400 tot stand is gekomen. Zou de regering inzichtelijk willen maken hoe groot de vermoedelijke doelgroep is en welk deel van het budget van € 65 miljoen gereserveerd wordt voor de groep die de regering wel wil bereiken, maar niet bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend is?

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten en scholieren van € 164,30 van de basisbeurs of basistoelage per maand voor het studiejaar 2023–2024.

De inschatting is dat zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en wetenschappelijk onderwijs in aanmerking zullen komen voor de eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten. Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en daarnaast een aanvullende beurs ontvangt. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs op onderdelen gerekend is met data van voor de invoering van het leenstelsel (2014).

Naast bovengenoemde groep studenten is het ondertussen ook gelukt om een passende en uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat van deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 400.

Over de studenten die uit beeld zijn omdat ze geen recht (meer) hebben op een basisbeurs of aanvullende beurs, hebben de leden van de D66-fractie ook nog wat vragen.

Klopt de inschatting van deze leden dat de omvang van de groep die de regering wel zou willen bereiken maar waarvan dat tot op heden nog niet lukt, uit ongeveer 35.000–40.000 studenten bestaat? Voorgenoemde leden ondersteunen de ambitie van de regering om een ultieme poging te doen om deze groep alsnog te bereiken volledig. Zou de regering willen toelichten aan welke mogelijkheden zij denkt om dit te bewerkstellingen?

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Zoals in de brief van 3 juli 202314 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000.

Zoals hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om een passende en uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

Wel vragen deze leden zich af wat er met het resterende budget gebeurt, mocht het onverhoopt toch onmogelijk blijken te zijn om deze groep te bereiken. Betekent dit dat het resterende budget ingezet zal worden om de uitkering per student die wel bereikt kan worden te verhogen?

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De tegemoetkoming energiekosten van € 400 voor studenten is naar het oordeel van de regering een redelijk bedrag. Ook voor de groep studenten in de leenfase die in aanmerking komen voor de eenmalige tegemoetkoming energiekosten zal de hoogte van de tegemoetkoming € 400 bedragen. Het budget op de SZW-begroting is met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen om dit mogelijk te maken.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de regering of zij bereid is om de landelijke studentenorganisaties te betrekken bij de uitvoering en monitoring van de uitvoering van deze tegemoetkoming.

Begin juli, zo antwoordt de regering de leden van de D66-fractie, is meting 1 van de Monitor uitvoering energietoeslag 202215 aan uw Kamer aangeboden. Deze monitor betreft geen evaluatie, maar een eerste inkijk, met als doel inzicht te verkrijgen in hoe de uitvoering van het uitkeren van de energietoeslag 2022 door gemeenten verloopt. De monitor ziet op inhoud en vormgeving, uitvoering en bereik en (eerste) resultaten. Wanneer het wetsvoorstel Eenmalige Energietoeslag 2023 is aangenomen, volgt een tweede meting hierover die ook de uitvoering van de energietoeslag 2023 beslaat. De eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten voor studenten wordt hierin meegenomen. De regering neemt ervaringen en signalen van de studentenorganisaties mee en is graag bereid hier met deze organisaties over in gesprek te blijven.

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de regering is gekomen met een aanvullende regeling voor uitwonende studenten als gift, aanvullend op de eerder voorziene tijdelijke ophoging van de basisbeurs voor uitwonenden (en andere generieke maatregelen), en dat dit volgens DUO ook uitvoerbaar lijkt.

Wel vragen deze leden hoe het zit met studenten die geen recht meer hebben op een basisbeurs of aanvullende beurs. De regering geeft aan dat zo spoedig mogelijk in kaart zal worden gebracht of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is aan deze groep studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Binnen welke termijn kan de regering hierover meer duidelijkheid verschaffen? Is er inmiddels meer bekend over de omvang van de groep studenten die volgens onderhavig voorstel recht heeft op de tegemoetkoming?

De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. De regering zal uw Kamer daarover op zo kort mogelijke termijn berichten, zodat de oplossing voor deze specifiek groep kan worden meegenomen in uw verdere behandeling van het wetsvoorstel.

Zoals in de brief van 3 juli 202316 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000. Zoals hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om ook voor deze groep studenten een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over het besluit om een deel van de studenten toch energietoeslag toe te kennen. Deze leden vragen zich af waarom de regering er niet voor heeft gekozen om dit met terugwerkende kracht te doen.

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Studenten waren in 2022 niet bij wet uitgesloten, wel was het advies aan gemeenten om studenten uit te sluiten voor categoriale bijzondere bijstand. De woon- en inkomenssituatie van studenten is niet vergelijkbaar met die van huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Door verschillen in gemeentelijke invulling/uitvoering hiervan hebben rechtszaken rondom het thema energietoeslag studenten verschillende uitkomsten gehad. Dit leidt tot complexiteit en onduidelijkheid. Daarom is voor 2023 de uitsluiting van studenten wel in de wet vastgelegd: studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag 2023. Tegelijk is voor 2023 een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige tegemoetkoming energiekosten. De regering ziet geen noodzaak om voor 2022 met terugwerkende kracht een zelfde regeling te treffen voor studenten.

Heeft de regering in beeld of de door de regering gekozen doelgroep het afgelopen jaar financiële problemen heeft gehad door het late besluit om deze groep toch energietoeslag toe te kennen? Kan de regering dit cijfermatig onderbouwen?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De regering heeft geen (cijfermatig) inzicht in de financiële problemen van de studenten die onder doelgroep vallen van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. De vertraging in het wetsvoorstel is ontstaan doordat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en enkele rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden vormden het wetsvoorstel nader te bezien.

Daarnaast vinden de leden van de SP-fractie het opmerkelijk dat ervoor wordt gekozen alleen uitwonende studenten met een aanvullende beurs aan te merken als doelgroep voor de energietoeslag. Kan de regering onderbouwen hoeveel studenten zonder aanvullende beurs geen financiële steun krijgen van hun ouders?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Net zoals voor de huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal minimum, wil de regering met dit wetsvoorstel ook voor studenten een regeling treffen die ernstig in de financiële problemen komen door de hogere energiekosten, maar daarbij overcompensatie zoveel mogelijk vermijden. Voor studenten sluit de regering met dit wetsvoorstel zoveel mogelijk aan bij de systematiek en uitgangspunten van de Wet studiefinanciering 2000, waarbij sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid, de student zelf en ouders.

De regering heeft er daarom voor gekozen aan te sluiten bij het criterium van een aanvullende beurs en daarmee bij het criterium van de (op basis van het inkomen van ouders veronderstelde) ouderlijke bijdrage. Soms wordt de op basis van het inkomen van de ouders veronderstelde ouderlijke bijdrage in de praktijk niet bijgedragen. Indien er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen ouder en student of van onvindbaarheid van de ouder kan, op aanvraag van de student, de aan hem toegekende aanvullende lening worden verstrekt in de vorm van een aanvullende beurs (artikel 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000). Er is niet bekend hoeveel studenten zonder aanvullende beurs geen financiële steun van hun ouders krijgen.

Denkt de regering dat deze groep het zonder steun van ouders en regering redt zonder heel veel te moeten werken naast de studie?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Over het algemeen hebben uitwonende studenten met basisbeurs, maar zonder aanvullende beurs een voldoende financiële positie. Gemiddeld genomen hebben zij met een bijbaan van 12 uur per week voldoende financiële middelen zonder dat ze daarnaast nog een lening hoeven aan te gaan, zo blijkt uit onderzoek van het Nibud.17 De regering wijst erop dat deze groep studenten voorts profiteert van de tijdelijke verhoging van de basisbeurs voor uitwonenden voor het studiejaar 2023–2024. De regering verwacht daarmee dat deze studenten in staat zullen zijn de (eventueel) hogere energiekosten te dekken.

Kan de regering aangeven wanneer de groep studenten met alleen een rentedragende lening uitsluitsel krijgen of zij dit jaar energietoeslag kunnen aanvragen?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

De leden van de SP-fractie vragen zich ook af hoe de regering tot het bedrag van € 400 energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs is gekomen. Kan de regering cijfermatig onderbouwen waarom zij inschatten dat € 400 toereikend is voor deze doelgroep? Kan de regering aangeven voor hoeveel studenten dit bedrag niet toereikend zal zijn?

De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor het studiejaar 2023–2024.

Net als bij de energietoeslag zal ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten sprake zijn van over- en ondercompensatie. Dit is inherent aan de noodzakelijke keuzes die gemaakt zijn om tijdig en middels een uitvoerbaar systeem een tegemoetkoming uit te kunnen keren. Mocht een student die niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming toch in de financiële problemen dreigen te komen, dan kan altijd een aanvraag voor individuele bijzondere bijstand gedaan worden. Hetzelfde geldt voor studenten die wél in aanmerking komen voor de eenmalige tegemoetkoming, maar desondanks in de financiële problemen komt vanwege stijgende energieprijzen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben vragen over de toekenning van de energietoeslag aan studenten. Hoe ver is DUO op dit moment met de uitwerking van een oplossing voor niet-nominale studenten?

De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

In hoeverre verwacht de regering problemen met de juridische houdbaarheid van het uitzonderen van niet-nominale studenten en studenten die vanwege het inkomen van hun ouders geen recht hebben op een aanvullende beurs, en het feit dat studenten een lagere compensatie krijgen dan anderen?

De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering ziet dat er naast sociale minima ook studenten zijn die door hoge energiekosten in financiële problemen komen en heeft daarom ook voor studenten een regeling willen treffen. Tegelijkertijd heeft de regering zich bij het opstellen van dit wetsvoorstel als doel gesteld om te borgen dat de middelen terecht komen bij die groepen die de ondersteuning het meest nodig hebben. Daarom is ervoor gekozen studenten uit te sluiten van de energietoeslag 2023 en een separate regeling tegemoetkoming energiekosten 2023 voor studenten te treffen. Daarbij is gekozen voor een nadere afbakening van de doelgroep en voor een voor deze groep geëigende hoogte van de tegemoetkoming.

Het bedrag voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten is gebaseerd op de woon- en inkomenssituaties van studenten, die anders en diverser zijn dan die van huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Daarbij is het goed om op te merken dat anders dan bij de energietoeslag, die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel studentenniveau wordt vastgesteld.

De afbakening van de doelgroep in de regeling voor studenten is gebaseerd op het uitgangspunt van het studiefinancieringsstelsel dat de bekostiging van de studie een gedeelde verantwoordelijkheid is van de overheid, de student zelf en diens ouders. Het is nooit de filosofie geweest, en dat is het ook nu niet, om studenten vanuit de overheid zodanig te ondersteunen dat zij kunnen studeren zonder daarnaast te werken of te lenen. Op basis van dit uitgangspunt kiest de regering er in dit wetsvoorstel dan ook voor dat ook de gestegen energiekosten voor studenten niet uitsluitend door de overheid worden opgevangen, maar vanuit deze drie inkomstenbronnen: een bijdrage van de overheid, een bijdrage van de ouders, en een bijdrage van de student zelf. De overheid doet reeds een extra bijdrage aan de gestegen energiekosten voor alle studenten, door middel van de verhoging van de basisbeurs van € 164,30. Voor wat betreft de studenten die een aanvullende beurs ontvangen, kan worden verondersteld dat de ouderbijdrage in veel gevallen niet kan meestijgen met de energieprijzen. Daarom wordt voor deze studenten een eenmalige tegemoetkoming voorgesteld. Daarnaast wordt van alle studenten verwacht dat zij bijdragen aan hun eigen levensonderhoud door te werken of te lenen. Daarom richt het wetsvoorstel zich op uitwonende studenten waarvan ouders niet (volledig) in staat zijn om de ouderlijke bijdrage te leveren.

Dit onderscheid acht de regering legitiem, doelmatig en proportioneel, zoals is uitgewerkt in paragraaf 2.2.1 van de Memorie van Toelichting, en daarmee juridisch houdbaar.

Voor studenten in de leenfase is inmiddels een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt. Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij de separate eenmalige tegemoetkoming aansluiting is gezocht bij de uitgangspunten en systematiek van de studiefinanciering. Deze leden hebben hier begrip voor. Evenwel hebben zij de vraag waarom de regering er bij de financiering niet voor heeft gekozen ook aan te sluiten bij de financiering van de studiefinanciering en de middelen te dekken uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Zij vinden het, ondanks dat zij de ondersteuning van studenten van harte steunen, teleurstellend dat de financiering van de tegemoetkoming voor studenten ten koste gaat van het budget voor het reguliere armoede- en schuldenbeleid. Zij hadden een voorkeur gehad voor dekking van de kosten vanuit de begroting van OCW.

De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Zoals in juni jl. aan uw Kamer gemeld18 was de eerste verwachting dat het wetsvoorstel in juni 2023 ingevoerd zou kunnen worden. Omdat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en enkele rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden vormden het wetsvoorstel nader te bezien, is deze termijn niet haalbaar gebleken. Met name het uitwerken van een regeling voor studenten heeft enige tijd gevergd. Gelet op de urgentie om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk af te ronden, te meer om mensen die rekenen op deze toeslag niet langer te laten wachten, is ervoor gekozen om de regeling voor studenten in dit wetsvoorstel te laten aansluiten bij de Participatiewet, waarin ook de regeling voor huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum wordt geregeld. De in dit wetsvoorstel geregelde eenmalige tegemoetkoming voor studenten laat uiteraard onverlet de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de financiële toegankelijkheid van het onderwijs.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bedrag voor de tegemoetkoming voor studenten wordt opgenomen in een ministeriële regeling. In de Memorie van Toelichting staat dat de reden hiervoor is dat de «precieze omvang van de groep nog niet vaststaat». Dit bedrag staat niet in het wetsvoorstel zelf, maar zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Betekent dit dat het totale budget vaststaat en daarmee het bedrag per student afhankelijk is van de totale omvang van de groep, zo vragen deze leden.

De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het bedrag per student (van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel, maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.19

In paragraaf 2.2.3 van de Memorie van Toelichting staat inderdaad nog de passage waaraan de leden van de ChristenUnie-fractie refereren. Hierin is de worsteling zichtbaar die is doorlopen om beter zicht te krijgen op (de kenmerken van) de doelgroep van studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun studie doen dan de nominale duur van hun studie). Uiteindelijk is ervoor gekozen om deze groep in het huidige wetsvoorstel uit te sluiten (zie paragraaf 2.2.2.3) met de toezegging een ultieme poging te doen om zo snel als mogelijk deze groep studenten in kaart te krijgen en te bezien of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is om deze studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Inmiddels is het gelukt om ook voor deze groep studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

Het lid van de BBB-fractie leest dat de reden dat het bedrag bij ministeriële regeling wordt vastgesteld is dat de precieze omvang van de groep nog niet vaststaat en leest dat «Bij het vaststellen van het bedrag zal onder meer gekeken worden naar de specifieke situatie voor studenten».

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag per student (van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel, maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.20

Voor een nadere toelichting verwijst de regering naar het antwoord hierboven op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie.

Dit lid hoort graag waar de regering nog meer naar zal kijken, behalve de «specifieke situatie voor studenten» en wat zij verstaat onder deze situatie.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Met de formulering «de specifieke situatie voor studenten» is beoogd de complexiteit te omvatten van de specifieke groep van studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun studie doen dan de nominale duur van hun studie). Inmiddels is ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.

Ook hoort zij graag of er inmiddels meer bekend is over de omvang van de groep studenten die volgens dit voorstel recht heeft op de tegemoetkoming, gezien de Minister in de toelichtende brief op het wetsvoorstel de hoogte van het bedrag à € 400 noemt.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming. Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komen voor een prestatiebeurs en een aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014). Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat van deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 400.

Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten gehanteerde criteria voor de energietoeslag.

Het lid van de BBB-fractie wenst verder onderbouwing van de regering dat de in de toelichtingsbrief genoemde € 400 een redelijke tegemoetkoming is en hoort graag waarop het vaststellen van de hoogte van het bedrag gebaseerd wordt.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel. Voor studiejaar 2023–2024 krijgen uitwonende studenten en scholieren per maand een verhoging van € 164,30 van de basisbeurs of basistoelage. Deze tijdelijke maatregel is bedoeld om studenten een jaar lang extra te helpen, omdat ook studenten en scholieren te maken krijgen met sterk stijgende prijzen.

2.4. Ambtshalve vaststellen

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zijn benieuwd of de regering bereid is om gemeenten toestemming te geven om de inkomenstoets via het inlichtingenbureau al uit te laten voeren voordat de wetswijziging van kracht is, zodat zo snel mogelijk na de wetswijziging kan worden gestart met de ambtshalve toekenningen. Hiermee kan ervoor worden gezorgd dat minimahuishoudens hun toeslag circa een maand eerder kunnen ontvangen. Hoe beoordeelt de regering dit in het licht van de aangenomen motie Tony van Dijck waarin de regering wordt gevraagd te zorgen dat de energietoeslag zo snel mogelijk wordt uitgekeerd?21

De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Voor het toetsen van gegevens door het inlichtingenbureau is een wettelijke grondslag nodig. Deze is er pas (voor 2023) nadat de wet in werking is getreden. Hoewel de regering begrip heeft voor de wens van gemeenten om zich alvast voor te bereiden, is het niet mogelijk om anticiperend op de wetswijziging alvast de toetsing via het inlichtingenbureau op te starten.

2.5. Bevorderen uniforme uitvoering

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat zo goed als alle gemeenten bij de uitvoering van de energietoeslag 2022 een minimale inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum hebben gehanteerd. Verschillende gemeenten hanteerden ook hogere grenzen.

Deze leden vragen de regering voor welke inkomensgrens er budget is vastgesteld voor gemeenten.

De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het kabinet heeft in de begroting 2023 een bedrag van € 900 miljoen gereserveerd voor een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen. Dit is aanvullend op de € 500 miljoen die gemeenten bij decembercirculaire 2022 al hebben ontvangen, en naar eigen inzicht al ten behoeve va nde energietoeslag 2022 konden uitkeren of als onderdeel van de energietoeslag 2023 kunnen uitkeren aan hun inwoners.

De € 900 miljoen wordt via de decentralisatie-uitkering verdeeld over gemeenten. Het betreft hier een totaalbedrag waarin ook uitvoeringskosten en een tegemoetkoming voor de verdeelproblematiek uit het jaar 2022 (en mogelijk 2023) zijn inbegrepen. Bij de totstandkoming en verdeling van dit budget is uitgegaan van de doelgroep met een inkomensgrens tot 120% van het sociaal minimum op basis van CBS-statistieken. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om deze grens anders te bepalen om beter aan te sluiten bij hun lokale minimabeleid. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere inkomensgrens te hanteren dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, is het aan de gemeente om het verschil te financieren.

Zijn gemeenten verplicht om bij de energietoeslag 2023 een bepaalde ondergrens te hanteren met betrekking tot de inkomensgrens? Kan de regering nader toelichten waarom hier wel of niet voor gekozen is?

De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht om een minimale inkomensgrens te hanteren, net als dat zij de vrijheid hebben om een hogere inkomensgrens te hanteren. Gemeenten wordt wel nadrukkelijk geadviseerd om energietoeslag uit te keren aan huishoudens tot 120% sociaal minimum. Het niet voorschrijven van te hanteren inkomensgrenzen sluit aan bij de verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten de daarbij behorende beleidsvrijheid. Het dwingend voorschrijven van inkomensgrenzen zou maken dat de uitvoering van de wet voor gemeenten tot aanzienlijk hogere uitvoeringskosten zou leiden, doordat men niet zou kunnen aansluiten bij hun reguliere armoedebeleid en niet voor een groot deel van de doelgroep de energietoeslag ambtshalve zou kunnen toekennen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de handreiking voor gemeenten kan delen met de Kamer, met een toelichting waarin de handreiking precies verschilt met die van 2022. De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen wanneer naar verwachting de handreiking en modelbeleidsregels zullen worden gepubliceerd. Het lid van de BBB-fractie leest dat uniformiteit van de uitvoering van de energietoeslag wordt bevorderd door net als in 2022 een handreiking op te stellen voor gemeenten. Dit lid ziet graag dat de regering de handreiking zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer deelt en vraagt de regering of zij kan aangeven waarin deze handreiking eventueel zal verschillen met die van 2022.

De regering antwoordt de leden van de CDA-, PvdA-, GroenLinks en BBB-fractie als volgt. De Handreiking eenmalige energietoeslag 2023 zal na publicatie van de wet worden gepubliceerd. Daarbij zal ook inzichtelijk worden gemaakt waarin de handreiking voor 2023 verschilt van de handreiking voor 2022. De handreiking bevat tevens de modelbeleidsregels.

2.6. Onbelaste verstrekking

Het lid van de BBB-fractie leest dat de toeslag onbelast verstrekt kan worden, omdat deze eenmalig is en niet periodiek verstrekt wordt. Dit lid hoort graag van de regering of de energietoeslag nog onbelast verstrekt kan worden, als in 2024 eventueel weer een energietoeslag mogelijk wordt gemaakt.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De energietoeslag 2023 kan belastingvrij worden verstrekt omdat wederom geen sprake is van een periodieke uitkering als bedoeld in afdeling 3.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

Een eenmalige uitkering kan onbelast worden verstrekt mits op het moment van toekennen vaststaat dat de uitkering geen onderdeel is of kan zijn van een reeks uitkeringen die afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis en de uitkering geen onderdeel vormt van een complex van rechten en verplichtingen. Gezien de vormgeving en gekozen tekst, zou een fiscale beoordeling van de eenmalige uitkering in 2023 op dezelfde wijze gebeuren als voor 2022. Dat wil zeggen dat de energietoeslag in 2023 zou worden beoordeeld als een eenmalige uitkering en dat er niet een reeks uitkeringen ontstaat omdat in 2022 tevens een eenmalige energietoeslag is uitgekeerd.

Bovenstaande betekent niet dat voor 2024 of andere jaren ook direct dezelfde redenering kan worden toegepast bij een eventuele nieuwe energietoeslag. Dit zal iedere keer opnieuw moeten worden beoordeeld.

3. Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

De leden van de D66-fractie weten dat gemeenten worstelen met de uitvoering van deze regeling, en zoals vermeld zijn deze leden gemeenten zeer dankbaar voor het feit dat ze dit opnieuw willen doen. Zij zijn benieuwd of de regering kan omschrijven of, gegeven het feit dat gemeenten dit al eens hebben uitgevoerd, de uitvoering dit jaar wellicht minder uitvoeringslasten met zich meebrengt. Ook gegeven het feit dat er een bestaande infrastructuur is die aangewend kan worden, de doelgroep wellicht al grotendeels in beeld is, en de gemeenteambtenaren al ervaring hebben met de uitvoering van de regeling. Kan een inschatting gegeven worden van hoeveel procent efficiënter de regeling dit jaar uitgevoerd kan worden?

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De verwachting is inderdaad dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag 2023 gemeenten minder uitvoeringlasten met zich meebrengt dan in 2022. Belangrijkste winst ligt daarbij in de mogelijkheid om een groter deel van de doelgroep via een ambtshalve toekenning in plaats van op aanvraag de energietoeslag toe te kennen. Hoeveel procent efficiënter de regeling uitgevoerd kan worden is niet bekend, en zal per gemeente verschillen, net zoals we nu ook verschillen zien tussen gemeenten. Voor het macrobudget is dit in mindere mate relevant, omdat de regering uitgaat van een ongedeeld budget voor toekenningen energietoeslag en uitvoeringskosten. Tegenover lagere uitvoeringskosten staat bijvoorbeeld een mogelijk grotere doelgroep in 2023 door stijging van het sociaal minimum.

Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar welke alternatieven de regering ziet, mocht het noodzakelijk blijken om ook volgend jaar nog een energietoeslag uit te keren. Deze leden lezen dat veel alternatieven bekeken maar afgeserveerd zijn.

Maar zijn er bijvoorbeeld maatregelen die genomen kunnen worden om de uitvoeringslasten voor gemeenten te beperken?

De regering antwoordt de leden van de leden van de D66-fractie als volgt. Of en, zo ja, welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie constateren dat de Wet energietoeslag 2023 meermaals is uitgesteld. Hierdoor hebben gemeenten lang in onduidelijkheid verkeerd en niet zelden kosten gemaakt, bijvoorbeeld omdat zij een energieloket in stand hebben gehouden of omdat zij andere middelen hebben aangewend om mensen met financiële problemen wegens hoge energiekosten te helpen. Op welke manier gaat de regering de gemeenten die kosten hebben moeten maken vanwege het uitblijven van de Wet energietoeslag 2023 tegemoetkomen?

De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering erkent dat het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag 2023 langer op zich heeft laten wachten dan gehoopt. De regering ziet ook dat dit voor gemeenten niet ideaal is en onzekerheid met zich meebrengt. Het betreft echter de eigen beleidsvrijheid van gemeenten om in afwachting van het wetsvoorstel nog specifieke acties te ondernemen. De regering ziet zich dan ook niet genoodzaakt om deze eventuele kosten te vergoeden.

4. Financiering en verantwoording uitvoering

4.1. Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023

De leden van de CDA-fractie lezen dat er voor de eenmalige energietoeslag 2023 een budget van € 1,4 miljard gereserveerd is. In 2022 heeft een deel van de gemeenten aangegeven middelen tekort te komen op de energietoeslag, terwijl andere gemeenten overhielden. Goed dat de regering dit erkent en de verdeelsystematiek in onderhavig wetsvoorstel aanpast. De Raad van State merkt hierover op dat in de toelichting niet duidelijk wordt aangegeven hoe de nieuwe verdeling ervoor gaat zorgen dat de middelen daadwerkelijk op een adequate wijze verdeeld gaan worden. Kan de regering dit nog eens nader toelichten?

Deze leden lezen in de Memorie van Toelichting dat in een bestuurlijk overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besloten om een deel van het budget (de eerder genoemde € 900 miljoen?) in te zetten om verdeelproblematiek uit het jaar 2022 mee op te lossen. Kan de regering hierop een toelichting geven? Hoe verhoudt dit zich tot de aangehouden motie Palland?22

De regering antwoord de leden van de CDA-fractie als volgt. De financiële middelen voor de energietoeslag 2023 worden zo passend mogelijk verdeeld over gemeenten. Geconstateerd is dat de verdeling van de middelen voor de energietoeslag in 2022 (via de algemene uitkering – verdeelmodel cluster minimabeleid) niet geheel aansluit bij de kosten van gemeenten. De verdeling van de middelen voor 2023 wordt dan ook aangepast. De middelen zullen via een decentralisatie-uitkering worden verdeeld. Net als bij een verdeling via de algemene uitkering behouden gemeenten hiermee hun beleidsvrijheid.

Voor de verdeelsystematiek wordt gebruik gemaakt van de CBS-statistiek «Huishoudens met langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum».

Er wordt gewerkt met een driejaarsgemiddelde (2019–2021). VNG, Divosa en het Rijk zijn op basis van gezamenlijke analyses tot de conclusie gekomen dat deze verdeelsystematiek het meest passend is, en goed aansluit bij de te verwachten kosten van gemeenten.

Een deel van het budget voor de energietoeslag 2023 is gereserveerd en apart gehouden om eventuele toekomstige problemen in de verdeelsystematiek die leiden tot tekorten bij gemeenten te kunnen ondervangen. Dit wordt de komende tijd nog nader uitgewerkt.

Daarnaast is vanuit het budget voor 2023 een oplossing gecreëerd voor gemeenten die in 2022 nadeel hadden van de verdeelsystematiek. Gemeenten die in 2022 minder budget hebben ontvangen dan zij nodig hadden om 90% van de verwachte doelgroep te bereiken ontvangen compensatie. Om 90% bereik vast te stellen, is gebruik gemaakt van de CBS-statistiek «Huishoudens met een langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum». Deze statistiek vormt ook de basis voor de verdeelsystematiek 2023. In de berekening van de hoogte van de compensatie is rekening gehouden met uitvoeringskosten. Het gaat dus niet om compensatie van het feitelijke tekort maar van een verwacht tekort. Deze compensatie wordt automatisch toegekend. Gemeenten hoeven daar geen aanvraag voor in te dienen of bewijslast voor te overleggen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben geconstateerd dat Divosa heeft onderzocht dat bijna de helft van de gemeenten aangaven dat bij de uitkering van de energietoeslag 2022 het budget niet toereikend was. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Op welke manier gaat zij zorgen dat bij de energietoeslag 2023 gemeenten niet met de rekening blijven zitten? Op welke manier gaat de regering zorgen dat gemeenten nu voldoende middelen hebben om de energietoeslag uit te keren zonder andere middelen aan te hoeven wenden? Deze leden constateren in dit licht ook dat bij het toekennen van de energietoeslag gemeenten mogen aansluiten bij de grenzen van het eigen minimabeleid. Bij sommige gemeenten wordt bij het toekennen van minimaregelingen gekeken naar het inkomen in het voorafgaande jaar (refertejaar). Bij een inkomenstoets via het inlichtingenbureau (zoals opgenomen in het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag) wordt er gekeken naar een maandinkomen in het lopende jaar. Dit leidt ertoe dat deze gemeenten zowel op basis van het inkomen in het huidige jaar als in het voorafgaande jaar de toeslag mogen gaan toekennen. Dit kan leiden tot een groter aantal verstrekkingen en meer kosten dan waarvoor budget beschikbaar wordt gesteld. Op welke manier garandeert de regering dat gemeenten voldoende financiële middelen ter beschikking krijgen om dit grotere aantal verstrekkingen te dekken? Op welke manier wordt het peilmoment bepaald?

Voor 2023 is in overleg met VNG € 32,5 miljoen uit het budget apart gehouden. Mocht er ondanks de verbetering in de verdeelsystematiek alsnog sprake zijn van problemen in de verdeling van het budget, dan kunnen gemeenten een beroep doen op een deel van deze gereserveerde middelen. Dit wordt de komende tijd, in afstemming met VNG, nog nader uitgewerkt.

Het lid van de BBB-fractie leest dat er voor 2023 € 32,5 miljoen van de € 900 miljoen wordt gereserveerd voor het geval er, ondanks de verbeterde verdeelsystematiek ten opzichte van 2022, weer een verdeelprobleem optreedt. In de meegestuurde beslisnota’s wordt gesproken over eventuele criteria waaraan gedacht wordt voor dit vangnet – zoals dat alleen kosten hiermee kunnen worden opgevangen voor het uitkeren van energietoeslag aan huishoudens tot 120% sociaal minimum, maar dit lid leest niets over eventuele criteria in de Memorie van Toelichting. Zij is benieuwd aan welke criteria de regering denkt om gemeenten in aanmerking te laten komen voor het vangnetbudget, en vraagt hoe dit vangnet wordt ingericht.

Verder hoort het lid van de BBB-fractie graag of de regering garant staat voor eventuele hogere uitgaven dan ingeschat. In de beslisnota is te lezen dat VNG akkoord is met een vangnet, maar de garantie wil dat wanneer het vangnet overvraagd wordt, er vanuit het Rijk extra middelen beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit toezeggen? En welk bereik kunnen gemeenten financieren wanneer men niet uitgaat van lagere uitvoeringskosten door gemeenten?

De regering antwoordt de leden van de BBB-fractie als volgt. Met de aangepaste verdeelsystematiek voor het jaar 2023 zal het budget voor de energietoeslag 2023 passender worden verdeeld over gemeenten. Desondanks kan op gemeenteniveau verschil ontstaan tussen de gebruikte verdeelstatistiek en het werkelijke bereik. Om een oplossing te bieden voor te grote afwijkingen (ten nadele van gemeenten), is vanuit het budget voor de energietoeslag 2023 € 32,5 miljoen gereserveerd. Hiermee kunnen gemeenten die een hoger bereik realiseren dan waarvoor zij budget hebben ontvangen, gecompenseerd worden. In de vangnetconstructie wordt uitgegaan van een bereik van het aantal huishoudens met een inkomen tot 120% sociaal minimum.

De uitgangspunten die ten behoeve van de vangnetconstructie zijn afgesproken, betreffen:

  • Drempel = 2% hoger bereik of + € 150.000. De drempel (% of €) welke als eerste overschreden wordt geldt;

  • Geen eigen risico – na overschrijding van de drempelwaarde wordt het volledige tekort vergoed;

  • Er geldt een standaardopslag van 5% uitvoeringskosten;

  • Bij overschrijding van het gereserveerde budget, ontvangen gemeenten naar rato compensatie;

  • Overgebleven middelen van het gereserveerde budget worden over alle gemeente verdeeld o.b.v. de verdeelsystematiek van de energietoeslag 2023.

De verwachting is dat de apart gehouden middelen voldoende zijn om eventuele problemen in de verdeling te compenseren. Indien het beroep op het vangnet groter is dan de beschikbare middelen wordt de tegemoetkoming evenredig neerwaarts bijgesteld.

4.2. Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten studenten

De leden van de VVD-fractie vinden het onduidelijk waar de dekking op de begroting voor de energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs gevonden wordt. Deze leden vragen zich af of er dekkingsmaatregelen genomen worden. Zo ja, welke? Of wordt de dekking gevonden uit onderuitputting op de SZW-begroting?

De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Als gevolg van de mogelijkheid om ook studenten in de leenfase een eenmalige tegemoetkoming uit te keren is het gereserveerde budget met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen. Er zijn verschillende dekkingsbronnen ingezet om een budget van € 71 miljoen vrij te maken voor studenten, zo meldt de regering de leden van de VVD-fractie. Dekking is in 2023 gevonden in onderuitputting van het Tijdelijk Noodfonds Energie (€ 17,5 miljoen), de reservering voor de Preventie van Geldzorgen (€ 10 miljoen), de resterende incidentele middelen voor flankerend beleid bij de aanpak van de energiecrisis (€ 5,75 miljoen) en een deel van de niet-benodigde LPO-middelen (€ 14,25 miljoen). De overige € 17,5 miljoen komt van artikel 99 van de SZW-begroting. Deze middelen zijn door middel van een kasschuif naar 2024 verschoven.

Dekking voor de ophoging van € 6 mln. loopt mee in de Ontwerpbegroting 2024. De uitbetaling van de eenmalige tegemoetkoming door DUO is vanaf begin 2024 voorzien.

Om de effectiviteit van de wet te kunnen beoordelen hoort het lid van de BBB-fractie graag welk bereik van studenten met een uitwonende beurs en aanvullende beurs gefinancierd kan worden met het gereserveerde budget. Verder hoort dit lid graag of los van deze middelen ook middelen gereserveerd zijn voor de groep studenten ouder dan 21 jaar die geen recht meer hebben op een prestatiebeurs en daardoor deze tegemoetkoming niet ontvangen. En zo nee, waarom niet en waar kunnen deze studenten dan terecht voor een tegemoetkoming?

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming. Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en een aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014).

Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat in deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 400. Dit is een hoger aantal dan wanneer precies dezelfde criteria gehanteerd konden worden als voor de studenten met een prestatiebeurs. Dit heeft ermee te maken dat het onderscheid uit- en thuiswonend niet gemaakt kan worden.

Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten gehanteerde criteria voor de energietoeslag.

Om de tegemoetkoming energiekosten voor studenten uit te keren was € 65 miljoen gereserveerd. Deze reservering betrof ook de groep studenten in de leenfase. Na doorrekening van de uitwerking die nu voor studenten in de leenfase wordt gehanteerd, is € 6 miljoen extra budget vrijgemaakt. In totaal is nu dus € 71 miljoen gereserveerd voor de eenmalige tegemoetkoming aan studenten. Deze middelen kunnen ook worden ingezet voor studenten in de leenfase. Dit budget is ook bedoeld voor de uitvoeringskosten van DUO.

7. Uitvoering

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe bij onverwachte uitvoeringsproblemen bij gemeenten snel en daadkrachtig ingegrepen kan worden, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk de toegezegde eenmalige energietoeslag kan ontvangen.

De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Gedurende de voorbereidingen en de daadwerkelijke uitvoering vindt continue overleg met de VNG en Divosa plaats. Ook is er voor gemeenten een loket voor vragen geopend, zodat continue vinger aan de pols wordt gehouden en op tijd eventuele onverwachte ontwikkelingen onderling kunnen worden besproken. Mochten zich onverwachte uitvoeringsproblemen voordoen, dan treedt de regering hierover in overleg om te bezien of en welke maatregelen nodig zijn.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de energietoeslag kan worden verstrekt tot 31 augustus 2024 en dat gemeenten zelf kunnen bepalen wanneer wordt uitgekeerd. Wordt er in de handreiking een voorkeursmaand aangegeven? Is het niet wenselijk om de toeslag alsnog in 2023 uit te keren?

De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Het streven is vanzelfsprekend om de energietoeslag zo veel mogelijk in 2023 uit te keren. De regering heeft geen twijfel dat gemeenten hier ook naar zullen streven. Zeker voor de groep waarvoor toekenning ambtshalve mogelijk is. Niet ieder huishouden zal ambtshalve bereikt kunnen worden. Er zal dan ook ruimte moeten zijn om op aanvraag de energietoeslag toe te kennen. Vandaar dat tot en met 31 augustus 2024 de energietoeslag door gemeenten toegekend kan worden.

8. Doeltreffendheid en doelmatigheid

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of een inschatting kan worden gemaakt van de effecten van deze maatregel op de armoedecijfers. Ook zijn deze leden benieuwd of deze maatregel al meegenomen was in de armoederamingen die de afgelopen maanden gepubliceerd zijn.

De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het CPB heeft de energietoeslag voor 2023 meegenomen in zijn (armoede)ramingen sinds de Macro-economische Verkenning 2023 van Prinsjesdag in 2022. Als de energietoeslag voor 2023 geen doorgang zou vinden, dan zou de armoede in 2023 toenemen. In het Centraal Economisch Plan 2023 (CEP) bedroeg de armoede in personen 4,7% en kinderarmoede 6,1%. Zonder de energietoeslag zou de armoede in personen 5,5% en kinderarmoede 6,4% bedragen in 2023.

11. Ontvangen commentaren

De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te vernemen dat de VNG positief is over de wettelijke afbakening van de doelgroep, zodat dit aansluit bij het lokale minimabeleid. Deze leden vinden het begrijpelijk dat de VNG vraagt om een langetermijnvisie. De regering geeft aan dat zij hier de komende periode aan gaat werken, samen met de gemeenten. Aan welke maatregelen wordt dan gedacht, in geval van hoog blijvende energieprijzen?

De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.

De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover bij Prinsjesdag geïnformeerd.

Het lid van de BBB-fractie leest dat de VNG een aantal keer wijst op de verantwoordelijkheid van het Rijk voor landelijk inkomensbeleid en dat de VNG oproept tot een structurele aanpak, zodat gemeenten zich kunnen richten op lokale ondersteuning aan mensen die ondanks landelijke inkomensondersteuning alsnog in een financieel kwetsbare positie zitten en maatwerk nodig hebben. Het lid leest dat de regering in reactie hierop aangeeft dat zij het belang van een langetermijnvisie onderschrijft en stelt hier de komende periode aan te werken, samen met gemeenten. Zij is dan ook benieuwd of de regering kan aangeven aan wat voor structurele maatregel(en) wordt gedacht, in het geval de energieprijzen hoog blijven.

De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover separaat nader geïnformeerd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten