Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor de robuustheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de nationale energievoorziening wenselijk is de afhankelijkheid van buitenlandse energie af te bouwen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het vergroten van de onafhankelijkheid van de Nederlandse energievoorziening.

  • 2. Het te voeren beleid heeft betrekking op:

    • a. de nationale productie van energie, de planning van de nationale productie van energie en de infrastructuur voor energie;

    • b. de diversificatie van energiebronnen en het voorkomen van afhankelijkheid van een energiebron;

    • c. de diversificatie van de import van energie;

    • d. de aard, omvang en inzet van strategische energiereserves, en

    • e. het beheersen van risico’s in de indirecte afhankelijkheden van de energievoorziening, alsmede noodzakelijke grondstoffen voor de energievoorziening.

HOOFDSTUK 2. DE ENERGIESTRATEGIE

Artikel 2

De energiestrategie bevat de hoofdzaken van het door Onze Minister voor Klimaat en Energie te voeren beleid als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

Artikel 3

  • 1. De energiestrategie wordt voor de eerste maal vastgesteld in 2025 en eens in de vijf jaar opnieuw vastgesteld. Onze Minister voor Klimaat en Energie zendt de energiestrategie op de vierde donderdag van oktober aan beide kamers der Staten-Generaal, tenzij deze datum valt in een periode waarin de Tweede Kamer der Staten-Generaal met reces is of wanneer deze datum een nationale feestdag is. In dat geval wordt de energiestrategie, na overleg met de voorzitters van beide kamers der Staten-Generaal, uiterlijk op 1 november van hetzelfde jaar aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden.

  • 2. Twee jaar na de vaststelling van de energiestrategie wordt door Onze Minister voor Klimaat en Energie over de voortgang van de uitvoering van het beleid, bedoeld in artikel 1, tweede lid gerapporteerd, welke rapportage tevens een evaluatie bevat van het dan gerealiseerde beleid.

  • 3. Onze Minister voor Klimaat en Energie kan de energiestrategie twee jaar na de vaststelling wijzigen indien dit gelet op de voortgang van de uitvoering naar zijn oordeel noodzakelijk is

  • 3. De eerste energiestrategie heeft betrekking op de jaren 2026–2030.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister voor Klimaat en Energie stelt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en nadat het is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, de energiestrategie vast.

  • 2. Op de voorbereiding van de energiestrategie is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

HOOFDSTUK 3. DE ENERGIERAAD

Artikel 5

  • 1. Er is een Energieraad.

  • 2. De Energieraad bestaat uit een voorzitter en acht andere leden.

Artikel 6

  • 1. De Energieraad heeft tot taak Onze Minister voor Klimaat en Energie te adviseren over de uitvoering van deze wet, het beleid als bedoeld in artikel 1, tweede lid, en in het bijzonder over de energiestrategie en de energienota.

  • 2. De Energieraad adviseert in ieder geval over:

    • a. de onafhankelijkheden en kwetsbaarheden in het Nederlandse energiesysteem;

    • b. in hoeverre de beleidsdoelen voor nationale energieproductie, in combinatie met het beleid van ons omliggende landen en de overige onderdelen van het Nederlandse energiebeleid, leiden tot voldoende energieonafhankelijkheid van de Nederlandse energievoorziening; en

    • c. de robuustheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid van het Nederlandse energiesysteem op de lange termijn.

  • 3. De Energieraad adviseert jaarlijks over de energieonafhankelijkheid van het Nederlandse energiesysteem, waarbij in ieder geval de elementen als bedoeld in het tweede lid, onder a, b en c, worden betrokken.

HOOFDSTUK 4. DE ENERGIENOTA

Artikel 7

  • 1. Onze Minister voor Klimaat en Energie brengt jaarlijks een energienota uit.

  • 2. De energienota bevat:

    • a. de rapportage over de voortgang van de uitvoering van de energiestrategie;

    • b. een weergave van het gerealiseerde beleid alsmede de benodigde wijzigingen van het beleid als bedoeld in artikel 1, tweede lid; en

    • c. een reactie op het advies van de Energieraad.

  • 3. De Minister voor Klimaat en Energie zendt gelijktijdig met de verzending van de energiestrategie de energienota aan beide kamers der Staten-Generaal.

HOOFDSTUK 5. PARTICIPATIE

Artikel 8

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van deze wet en het realiseren van het beleid als bedoeld in artikel 1, tweede lid, voert Onze Minister voor Klimaat en Energie overleg met bestuursorganen van provincies, waterschappen, gemeenten en overige relevante partijen.

  • 2. In het overleg worden in ieder geval de voortgang van de uitvoering van de vigerende energiestrategie en voorstellen voor maatregelen voor de in voorbereiding zijnde energiestrategie besproken.

  • 3. Onze Minister voor Klimaat en Energie bevordert door middel van het overleg het sluiten van overeenkomsten met partijen, gericht op het realiseren van het beleid als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Wet energieonafhankelijkheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Klimaat en Energie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,