Gepubliceerd: 19 juni 2023
Indiener(s): Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: bestuur gemeenten gezondheidsrisico's zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36279-6.html
ID: 36279-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 28 juni 2023

Algemeen deel

1. Inleiding

Met interesse hebben wij kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderhavige wetsvoorstel. Wij danken de fracties van VVD, D66, SP, ChristenUnie en SGP voor hun inbreng. Het heeft ons verheugd dat de commissie, onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen worden beantwoord, de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid acht. Hieronder zullen wij nader ingaan op de gestelde vragen. Dit doen wij in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.

De leden van de D66-fractie maken zich ernstige zorgen over de opgelopen vertraging van het experiment en vragen de regering hoe zij concreet van plan is om de achterstand met dit experiment in te halen.

De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen van het experiment komen enerzijds door de selectieprocedure die langer heeft geduurd dan verwacht. De zorgvuldigheid bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang van de Bibob-onderzoeken, heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds hebben de telers veel meer tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder andere door langere levertijden van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten, langer durende lokale vergunningsprocedures en problemen met het verkrijgen van een bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken plaats met telers. Hierin worden de voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens bezien wij waar we in het verhelpen van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen onze invloedssfeer. Wij betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er alles aan om verdere vertraging te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten om het experiment goed te laten verlopen.

De leden van de SP-fractie vragen wat de reden is dat het experiment is vertraagd, of er nog verdere vertragingen worden verwacht en waaruit de politieke wil blijkt om hier nu echt mee aan de slag te gaan. Tevens vragen deze leden of het klopt dat de huidige planning nu niet eerder dan 2024 is.

In november 20201 hebben onze voorgangers uw Kamer geïnformeerd dat in het meest positieve scenario werd gestreefd naar een voorbereidingstijd van zes maanden. Met de kennis van nu is duidelijk dat dit verre van realistisch was. De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen van het experiment komen enerzijds door de selectieprocedure die langer heeft geduurd dan verwacht. De zorgvuldigheid bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang van de Bibob-onderzoeken, heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds hebben de telers veel meer tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder andere door langere levertijden van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten, langer durende lokale vergunningsprocedures en problemen met het verkrijgen van een bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken plaats met telers, hierin worden de voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens bezien wij waar we in het verhelpen van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen onze invloedssfeer. Wij betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er alles aan om verdere vertraging te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten om het experiment goed te laten verlopen.

Het klopt dat de start van de overgangsfase van het experiment volgens de huidige planning is voorzien in het eerste kwartaal van 20242. Mede hieruit blijkt de politieke afspraak om door te gaan met het experiment.

De leden van de SP-fractie vragen of gemeenten die hebben aangegeven per februari 2023 klaar te zijn voor de invoering van het experiment, te weten Breda en Tilburg, mogen starten en of deze aanloopfase kan zorgen voor een versnelling van het proces voor de andere gemeenten, inclusief de nieuw toe te voegen gemeente.

Tijdens het commissiedebat Drugsbeleid van 22 februari jl. is aangekondigd dat er gestart wordt met een zogenaamde aanloopfase in Breda en Tilburg. Zo kan voordat de overgangsfase in alle tien gemeenten van start gaat, op kleine schaal ervaring worden opgedaan met de processen en systemen die tijdens het experiment van belang zijn. Deze aanloopfase start met minimaal drie telers. De overige telers kunnen aansluiten zodra zij kunnen leveren. Naar verwachting kan de aanloopfase in het vierde kwartaal van dit jaar van start gaan.

De regering verwacht dat in het eerste kwartaal van 2024 de kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van hennep en hasjiesj zodanig is dat de overgangsfase in alle deelnemende gemeenten van start kan gaan. De aanloopfase heeft geen invloed op een eventuele versnelling van dit proces. Wel kunnen gedurende de aanloopfase ervaringen worden opgedaan die kunnen zorgen voor een soepelere start van de overgangsfase, bijvoorbeeld met betrekking tot het track and trace-systeem. Deze ervaringen zullen ook worden gedeeld met alle overige deelnemende gemeenten en coffeeshops.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat een experiment reeds gestart is zonder dat de voorwaarden voor de beoordeling van het experiment zijn vastgesteld en wat hierover in het contract met telers en gemeenten is opgenomen.

In de Kamerbrief van 7 juli jl.3 is uw Kamer geïnformeerd over de criteria voor de beoordeling van de uitkomst van het experiment. Aangegeven is dat de in het coalitieakkoord genoemde onderwerpen criminaliteit, volksgezondheid en preventie onderdeel zijn van de onderzoeksvragen van het begeleidend onderzoek. De regering wenst bij de beoordeling van de uitkomsten van het experiment zoveel mogelijk aan te sluiten bij de onderzoeksresultaten.

Er bestaan geen afspraken met gemeenten en telers over de voorwaarden voor de beoordeling van het experiment, aangezien de beoordeling geen effect heeft op deelname aan het experiment als gemeente of teler.

De leden van de SGP-fractie vragen welke kosten er reeds gemaakt zijn voor het experiment en of de regering verwacht dat de balans van de kosten tegenover de baten van dit experiment op 0 zal blijven staan.

De criteria in de coalitieafspraken zien niet op een financiële kosten-batenanalyse. In het coalitieakkoord is afgesproken in ieder geval te meten op (maatschappelijke) effecten voor criminaliteit, volksgezondheid en preventie. Indien de evaluatie van het experiment aanleiding geeft tot landelijke regulering, dan zal in een wetsvoorstel daartoe, een financiële paragraaf worden opgenomen. De regering kan niet vooruitlopen op de uitkomst van het experiment en de besluitvorming over het vervolg door uitspraken te doen of de kosten zullen opwegen tegen de financiële baten. Wij verwachten evenwel dat het experiment leidt tot een beter onderbouwd beleid en daarmee maatschappelijke baten oplevert. Wel kan de regering inzage geven in de kosten die reeds gemaakt zijn. Vanuit de rijksbegroting is jaarlijks 2 miljoen euro beschikbaar voor het experiment. In 2017 tot en met 2019 vielen de kosten binnen het beschikbare budget. Vanaf het moment dat de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in 2020 in werking is getreden zijn verschillende voorbereidingen gestart. Bijvoorbeeld voor het inrichten van het toezicht door de Inspectie van Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie JenV) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA), maar ook de ontwikkeling en het gebruik van het track and trace-systeem, de start van het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten en voorfinanciering van de deelnemende coffeeshopgemeenten. Vanaf de inwerkingtreding zijn de totale kosten voor de Ministeries van JenV en VWS gezamenlijk 4 miljoen euro per jaar. Ook voor 2023 is dit bedrag geraamd. De verwachting is dat komende jaren de totale kosten dalen, onder andere doordat het track and trace-systeem is opgeleverd en diverse voorbereidingskosten zijn afgehandeld of voorgefinancierd.

De leden van de SGP-fractie vragen waarvoor de uitkomst van het experiment leidend is.

Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn op gebieden als criminaliteit, volksgezondheid en preventie, zodat in de toekomst gefundeerde keuzes gemaakt kunnen worden voor een duidelijker en samenhangend coffeeshopbeleid. De uitkomsten van het experiment zijn leidend voor het maken van deze keuze.

2. Hoofdlijnen van het experiment

2.1 Opzet experiment en huidige stand van zaken

De leden van de VVD-fractie stellen dat in het coalitieakkoord een intensievere, actievere en effectievere preventieaanpak is afgesproken, in het bijzonder om kwetsbare jongeren te beschermen tegen problematisch drugsgebruik. Zij willen weten welke maatregelen tot nu toe zijn getroffen en hoe de uitvoering van deze passage zich verhoudt tot het experiment.

In de voortgangsbrief aanpak drugspreventie4 wordt de Tweede Kamer over de stand van zaken op het gebied van drugspreventie geïnformeerd. Daarbij gaat het onder andere om een digitale factsheet die gemeenten faciliteert in het maken van beleid voor kwetsbare groepen, de resultaten van het EXPLORE-onderzoek naar drugsgebruik in residentiële jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen en de inspanningen voor kinderen met een ouder met psychische problemen of een verslaving.

Binnen het experiment wordt extra aandacht aan preventie besteed, samen met de experimenteergemeenten. Zo wordt er onder andere geïnvesteerd in preventietrainingen voor medewerkers van coffeeshops en bijsluiters met gebruikersinformatie die aan consumenten wordt verschaft.

De leden van de VVD-fractie vragen of de nulmeting waarmee het onderzoeksconsortium in september 2021 is gestart inmiddels is afgerond en zo nee, waarom het zo lang duurt om de nulmeting af te ronden.

Het onderzoeksconsortium is het najaar van 2021 gestart met het verzamelen van data in de op dat moment bekende deelnemende gemeenten en controlegemeenten. Eerst ging het om data voor de nulmeting, maar vanwege het uitstellen van de start van het experiment in combinatie met de berichtgeving dat er mogelijk een grote gemeente aan het experiment (en dus ook aan het onderzoek) zou worden toegevoegd, is er in samenspraak met de Begeleidings- en Evaluatiecommissie (hierna: Begeleidingscommissie) voor gekozen om een nieuwe nulmeting te verrichten in het najaar van 2022. De meting die in het najaar van 2021 is verricht, wordt daarom beschouwd als een voormeting. In de tussentijd is er met de Begeleidingscommissie over gesproken wat te doen met de data die in het najaar van 2021 zijn verzameld. Uiteindelijk heeft de Begeleidingscommissie besloten dat enkele resultaten van de voormeting over 2021 kunnen worden gepubliceerd. Dat rapport verschijnt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023. In het rapport over de voormeting zal geen onderscheid tussen deelnemende gemeenten of controlegemeenten worden gemaakt. Het rapport is slechts bedoeld om de huidige situatie weer te geven. De dataverzameling voor de (nieuwe) nulmeting is in november 2022 afgerond. Hierover zal later dit jaar worden gerapporteerd.

De leden van de D66-fractie vragen, vanwege de voorbereidingstermijn met de huidige tien deelnemende gemeenten, op welke wijze verdere vertraging wordt voorkomen en hoe in de voorbereiding – aantal telers, nulmetingen, et cetera – wordt geanticipeerd op het toevoegen van de elfde gemeente.

De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen van het experiment komen enerzijds door de selectieprocedure die langer heeft geduurd dan verwacht. De zorgvuldigheid bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang van de Bibob-onderzoeken, heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds hebben de telers veel meer tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder andere door langere levertijden van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten, langer durende lokale vergunningsprocedures en problemen met het verkrijgen van een bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken plaats met telers, hierin worden de voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens bezien wij waar we in het verhelpen van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen onze invloedssfeer. Wij betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er alles aan om verdere vertraging te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten om het experiment goed te laten verlopen.

Het toevoegen van een elfde gemeente leidt overigens niet tot (verdere) vertraging. De voorbereidingen die in (een stadsdeel van) Amsterdam nodig zijn, zijn niet gekoppeld aan de voorbereiding in de andere gemeenten. Dit zijn parallelle processen. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de reeds opgedane kennis en ervaring in de overige gemeenten.

Met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC), de onderzoekers en de Begeleidingscommissie wordt gesproken over de deelname van een extra gemeente en de mogelijkheden de deelname in te passen in het onderzoek. De onderzoekers hebben aangegeven dat indien Amsterdam deelneemt met een stadsdeel mogelijk een apart deelonderzoek kan worden uitgevoerd. Deelname aan het bestaande onderzoek is niet ideaal, vanwege het karakter van de Amsterdamse coffeeshopmarkt. Wanneer Amsterdam, met haar specifieke bezoekersgroep (toeristen) en de unieke «cannabis culture», aan de interventiegroep wordt toegevoegd, wordt het onmogelijk om een controlegroep samen te stellen die vergelijkbaar is. Vandaar dat de onderzoekers hebben voorgesteld een andere onderzoeksbenadering voor Amsterdam te kiezen. We verwachten dat een deelonderzoek naar het experiment in Amsterdam interessante inzichten zal opleveren.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie hoe wordt ingezet op versnelling om de al ontstane achterstand in te halen en welke eventuele wetswijzigingen hieraan kunnen bijdragen. Tevens vragen deze leden of de regering bereid is om die in onderhavig wetsvoorstel bij de nota van wijziging toe te voegen.

Voor de aanloopfase is een wetswijziging niet vereist. Daarnaast zijn er geen wetswijzigingen denkbaar die zouden kunnen bijdragen aan een eerdere start van de experimentfase.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe zij, gezien het krappe tijdpad, in 2024 een kabinetsstandpunt inneemt op basis van een evaluatieverslag en wat de status hiervan zal zijn.

Aangezien de overgangsfase niet eerder zal starten dan het eerste kwartaal van 2024, zal geen onderzoeksrapportage over het eerste experimentjaar en geen evaluatieverslag kunnen worden betrokken bij het bepalen van een kabinetsstandpunt in 2024. Wel zijn de afgelopen jaren waardevolle ervaringen opgedaan in de voorbereidende fase van het experiment. Zo heeft het onderzoeksconsortium metingen verricht die de situatie voorafgaand aan het experiment in kaart hebben gebracht. Ook zal gedurende het eerste experimentjaar nuttige kennis kunnen worden vergaard op allerlei gebieden waaruit lessen kunnen worden getrokken. Van de eerste bevindingen over de werking van het track and trace-systeem tot aan de eerste ervaringen van de telers. Tot slot wordt het draagvlak voor het experiment bij alle betrokken partijen in kaart gebracht en worden de internationale ontwikkelingen rond het cannabisbeleid gevolgd ten behoeve van het kabinetsstandpunt. In 2024 wordt bezien welke conclusies getrokken kunnen worden uit de hierboven genoemde beschikbare informatie en welke status aan het standpunt kan worden gegeven.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn van de toevoeging van een extra gemeente in deze fase voor de methodologie van het experiment, welke stappen reeds gezet zijn en hoe voorkomen wordt dat toevoeging van een elfde gemeente een negatieve impact heeft op de meetbaarheid van resultaten. Tevens willen deze leden weten hoe de Begeleidings- en evaluatiecommissie en het onderzoeksconsortium over voorliggende uitbreiding hebben geadviseerd en of er gevolgen zijn voor de uitgevoerde nulmeting.

Met het WODC, de onderzoekers en de Begeleidingscommissie wordt gesproken over de deelname van een extra gemeente en de mogelijkheden de deelname in te passen in het onderzoek. De onderzoekers hebben aangegeven dat indien Amsterdam deelneemt met een stadsdeel mogelijk een apart deelonderzoek kan worden uitgevoerd. Deelname aan het bestaande onderzoek is niet ideaal, vanwege het karakter van de Amsterdamse coffeeshopmarkt. Wanneer Amsterdam, met haar specifieke bezoekersgroep (toeristen) en de unieke «cannabis culture», aan de interventiegroep wordt toegevoegd, wordt het onmogelijk om een controlegroep samen te stellen die vergelijkbaar is. Vandaar dat de onderzoekers hebben voorgesteld een andere onderzoeksbenadering voor Amsterdam te kiezen. Een eventueel apart deelonderzoek naar Amsterdam zal dan ook geen gevolg hebben voor de uitgevoerde nulmeting.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke gevolgen toevoeging van een elfde gemeente heeft voor de aangewezen telers, zeker wanneer dit een stad zal zijn met een groter bereik. Specifiek vragen deze leden of, ook met uitbreiding van het aantal gemeenten, de telers zich nog steeds onverkort aan de gestelde voorwaarden moeten houden en of dit gecontroleerd wordt.

Met het toevoegen van een elfde gemeente, zullen de telers die zijn aangewezen meer hennep en hasjiesj moeten produceren om aan de vraag te voldoen. We gaan ervan uit dat de tien telers in de extra vraag kunnen voorzien. De telers moeten echter nog steeds aan de gestelde voorwaarden voldoen. Hieraan zal het toevoegen van een elfde gemeente aan het experiment niets veranderen. De toezichthouders zullen dit controleren.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering wat de consequenties zijn van een schending van de voorwaarden indien aangewezen telers en andere personen die aan dit experiment meedoen zich niet houden aan de voorwaarden van het experiment. Tevens vragen deze leden of er dan coffeeshops worden gesloten, omdat dan van het experiment wordt afgeweken en dat kan de zuiverheid van de uitkomsten in gevaar brengen.

Indien een aangewezen teler of coffeeshophouder zich niet houdt aan de wet- en regelgeving omtrent het experiment, dan kan hierop gehandhaafd worden. Dat kan zowel bestuursrechtelijk, als strafrechtelijk. Indien een coffeeshophouder de eisen niet naleeft, is het aan de burgemeester om te beoordelen of en, zo ja, welke bestuurlijke handhavingsmaatregelen passend zijn. Een van die maatregelen kan een (tijdelijke) sluiting van de coffeeshop zijn. De toepassing van handhavingsmaatregelen maakt onderdeel uit van de evaluatie en maakt de uitkomsten niet minder zuiver.

De leden van de SGP-fractie vragen of er ten tijde van het experiment factoren denkbaar zijn die het onderzoek dusdanig kunnen verstoren dat het experiment wordt stopgezet. Voorts vragen deze leden of de regering een scenario heeft klaarliggen over de stappen die genomen worden indien de georganiseerde criminaliteit de keten binnendringt.

Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn. In het scenario dat de georganiseerde criminaliteit betrokken raakt bij het experiment hebben de toezichthouders, de politie en het OM verschillende handelingsopties tot hun beschikking. Afhankelijk van de aard van de betrokkenheid van criminelen kan, bijvoorbeeld bij bedreiging van deelnemers aan het experiment, worden gedacht aan bestuursrechtelijke sancties of strafrechtelijke maatregelen. Indien illegale hennep en hasjiesj de keten invloeien of gereguleerde hennep en hasjiesj de keten uitvloeien dan biedt de wet- en regelgeving omtrent het experiment diverse handhavingsmogelijkheden jegens coffeeshophouders en aangewezen telers. In een gemeente met veel problemen kan worden besloten de deelname van die gemeente aan het experiment te beëindigen. Het experiment in zijn geheel wordt hiermee niet stopgezet.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering toezicht houdt op de voorwaarde dat gedurende het experiment deelnemende coffeeshophouders geen hennep mogen verkopen die zij buiten de gesloten keten hebben verkregen. Tevens willen deze leden weten wat de consequenties zijn als coffeeshophouders zich hier niet aan houden.

De Inspectie JenV houdt toezicht op de eisen gesteld aan telers en coffeeshophouders die zien op de geslotenheid van de keten. Ten dienste van dit toezicht is een track and trace-systeem gebouwd, waarmee te allen tijde kan worden gevolgd hoeveel en waar er geteeld is en waar deze gereguleerde hennep en hasjiesj zich bevinden. Daarnaast voert de Inspectie JenV inspecties op locatie uit, waarbij wordt gecontroleerd of de feitelijke situatie overeenkomt met de registraties in het track and trace-systeem, en of ook anderszins aan de eisen omtrent de geslotenheid van de keten wordt voldaan. Naast de Inspectie van JenV, houden ook de gemeentelijke toezichthouders toezicht op de eisen gesteld aan de coffeeshophouders die zien op de geslotenheid van de keten. De inrichting van het toezicht wordt overgelaten aan de toezichthoudende instanties zelf.

De leden van de SGP-fractie willen weten hoe de terugkeer naar het oude regime na afloop van de experimenteerfase zich verhoudt tot de rechtszekerheid. Ook vragen deze leden wat er gebeurt met de telers en hun faciliteiten en of zij voor de duur van de eventuele omzetting naar geldende wetgeving gecompenseerd worden en de faciliteiten geheel worden verwijderd.

In de Wet experiment gesloten coffeeshopketen is vastgelegd dat de experimenteerfase na 4 jaar afloopt. Van rechtsonzekerheid is geen sprake. Na die termijn hebben telers maximaal 6 maanden de tijd om deze teelt activiteiten af te bouwen en zich te ontdoen van de geproduceerde hennep en hasjiesj. De wet- en regelgeving omtrent het experiment vervalt in beginsel van rechtswege, waardoor het verbod op teelt van hennep en hasjiesj en de strafbaarstelling bij overtreding daarvan in de Opiumwet weer ten volle herleeft. Ook de aanwijzing als teler vervalt van rechtswege. Wat er met de locatie gebeurt, is aan de telers. Op het moment dat de teeltactiviteiten (illegaal) worden voortgezet, kunnen de telers strafrechtelijk vervolgd worden, net als elke andere illegale teler. Er is geen financiële compensatie voor telers indien wordt teruggevallen op het huidige gedoogbeleid aangezien het voor hen kenbaar is dat het experiment een beperkte tijdsduur heeft.

De leden van de SGP-fractie vragen of de resultaten van de nulmeting waarmee het onderzoeksconsortium in september 2021 is gestart reeds beschikbaar is en of er inmiddels al een einddoel van het experiment is geformuleerd.

Het onderzoeksconsortium is het najaar van 2021 gestart met het verzamelen van data in de op dat moment bekende deelnemende gemeenten en controlegemeenten. Eerst ging het om data voor de nulmeting, maar vanwege het uitstellen van de start van het experiment in combinatie met de berichtgeving dat er mogelijk een grote gemeente aan het experiment (en dus ook aan het onderzoek) zou worden toegevoegd, is er in samenspraak met de Begeleidingscommissie voor gekozen om een nieuwe nulmeting te verrichten in het najaar van 2022. De meting die in het najaar van 2021 is verricht, wordt daarom beschouwd als een voormeting. In de tussentijd is er met de Begeleidingscommissie over gesproken wat te doen met de data die in het najaar van 2021 zijn verzameld. Uiteindelijk heeft de Begeleidingscommissie besloten dat enkele resultaten van de voormeting over 2021 kunnen worden gepubliceerd. Dat rapport verschijnt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023. In het rapport over de voormeting zal geen onderscheid tussen deelnemende- of controlegemeenten worden gemaakt. Het rapport is slechts bedoeld om de huidige situatie weer te geven. De dataverzameling voor de (nieuwe) nulmeting is onlangs in november 2022 afgerond. Hierover zal later dit jaar worden gerapporteerd.

Het doel van het experiment is direct bij de aankondiging van het experiment vastgelegd en opgenomen in het regeerakkoord van het vorige kabinet.5 Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn. Conform het huidige coalitieakkoord wordt gekeken naar de uitkomst van de experimenten op het gebied van criminaliteit, volksgezondheid en preventie.

2.2 Keuze deelnemende gemeenten

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze wordt voorkomen dat eventuele extra telers voor de elfde gemeente tegen dezelfde bankenproblematiek aanlopen als de aangewezen telers.

Het is inderdaad gebleken dat het proces om een bankrekening te krijgen moeizaam verloopt voor een aantal telers dat deelneemt aan het experiment gesloten coffeeshopketen. Banken benadrukken dat geen sprake is van collectieve uitsluiting, wat ook blijkt uit de reeds geopende rekeningen voor een aantal telers. Banken ervaren verschillende belemmeringen met betrekking tot het acceptatiebeleid of de risicobeoordeling. Deze belemmeringen om dienstverlening aan bepaalde telers aan te bieden, vloeien met name voort uit hun verplichtingen vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) om cliëntenonderzoek te verrichten. De belemmeringen zien met name op het vaststellen van de herkomst van vermogen en complexe bedrijfsstructuren.

Het is binnen het experiment van belang de keten gesloten te houden. Daarom is het belangrijk dat banken ook bij toekomstige telers hun rol als poortwachter blijven vervullen. Het Bibob-onderzoek van telers leidt niet tot een uitzondering hierop. De Bibob is een instrument van het Rijk en heeft een ander oogmerk dan het cliëntenonderzoek van banken, zoals in de brief van 7 juli 20226 toegelicht.

Met de Nederlandse Vereniging van Banken is afgesproken dat banken duidelijkheid geven aan telers of zij in aanmerking komen voor een bankrekening. En dat een afwijzing gepaard zal gaan met een toelichting op de afwijzing. (Aspirant)-telers zullen nadrukkelijk worden geïnformeerd over de vereisten voor een bankrekening. Aandachtspunten hierbij blijven de herkomst van vermogen en een inzichtelijke bedrijfsstructuur.

Voorts willen deze leden weten dat als geen extra telers hoeven te worden aangewezen, op basis van welke analyse tot dit besluit gekomen is.

We gaan ervan uit dat in de extra vraag door het toevoegen van een elfde gemeente kan worden voorzien door de tien telers. Uit gesprekken blijkt dat meerdere telers hun productiecapaciteit kunnen opschroeven.

De leden van de SGP-fractie vragen of dit de laatste (voorziene) uitbreiding is of dat er nog meer uitbreidingen verwacht kunnen worden.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat het experiment met één gemeente wordt uitgebreid. In het wetsvoorstel dat aan uw Kamer is aangeboden, zijn niet meer uitbreidingen opgenomen.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij uiteen kan zetten waar de zorgen bij buurlanden over mogelijke grensoverschrijdende effecten uit bestaan en waarom is gekozen om deze koers te varen. Daarbij willen deze leden weten hoe dit besluit tot stand gekomen is en welke onderzoeken hieraan ten grondslag liggen.

De toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel verwijst naar de keuze van het vorige kabinet voor de eerste tien gemeenten, zoals opgenomen in het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen. Dit besluit is op 1 juli 2020 in werking getreden. De signalen destijds uit internationale contacten betreffen zorgen over grensoverschrijdende effecten door mogelijke verplaatsing van illegale teelt over de grens of verplaatsingseffecten vanwege het handhaven van het ingezetenencriterium in de deelnemende grensgemeenten. Voor de selectie van deelnemende gemeenten heeft het vorige kabinet het advies van de Adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen gevolgd. In dit advies is onder meer rekening gehouden met de geografische spreiding van de deelnemende gemeenten.

De leden van de SGP-fractie vragen wat de consequentie is voor weigerende coffeeshophouders in de deelnemende gemeenten en hoe afzonderlijke coffeeshophouders gedurende en in aanloop naar het experiment op de hoogte worden gesteld van de geldende voorwaarden.

Gedurende de experimenteerfase gelden voor alle coffeeshophouders in de deelnemende gemeenten de regels zoals deze zijn vastgesteld in de wet- en regelgeving omtrent het experiment. Er zijn meerdere toezichthouders aangewezen om toe te zien op de naleving van die regels. De Inspectie JenV houdt toezicht op de naleving van de eisen die zien op de geslotenheid van de keten en de gemeentelijke toezichthouders op alle eisen gesteld aan de coffeeshophouders. Indien een coffeeshophouder zich niet houdt aan de regels, kan daarop bestuursrechtelijk gehandhaafd worden, tot aan sluiting van de coffeeshop toe. Ook kan strafrechtelijk opgetreden worden tegen de coffeeshophouder door het openbaar ministerie (hierna: OM). De coffeeshophouders zijn vanuit de overheid geïnformeerd over de wet- en regelgeving en worden schriftelijk op de hoogte gehouden van ontwikkelingen, zoals wijzigingen van de wet- en regelgeving. Daarnaast worden er door de ministeries voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en is er een coffeeshopnetwerk voor het bespreken van actuele zaken. Gedurende het experiment kunnen coffeeshophouders terecht bij de gemeente voor nadere informatie over de voortgang.

2.3 Toevoeging van een elfde gemeente

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een reactie op de zorgen van een aantal deelnemende gemeenten over de berichten dat twee gemeenten, Breda en Tilburg, op eigen houtje willen starten met het wietexperiment. Het zou leiden tot bevoorrechting van specifieke telers en tot verschillende handhavingsregimes. Deze leden vragen hoe hier vanuit politie en overige handhaving naar gekeken wordt.

Tijdens het commissiedebat Drugsbeleid van 22 februari jl. is aangekondigd dat er gestart wordt met een zogenaamde aanloopfase in Breda en Tilburg. Zo kan voordat de overgangsfase in alle tien gemeenten van start gaat, op kleine schaal ervaring worden opgedaan met de processen en systemen die tijdens het experiment van belang zijn. Deze aanloopfase start met minimaal drie telers. De overige telers kunnen aansluiten zodra zij kunnen leveren. Naar verwachting kan de aanloopfase in het vierde kwartaal van dit jaar van start gaan.

In het bestuurlijk overleg van 30 januari jl. is het voorstel voor een eerdere start in Breda en Tilburg, de zogenaamde aanloopfase, besproken met de burgemeesters van alle deelnemende coffeeshopgemeenten. De reacties van de burgemeesters zijn verdeeld. Een aantal burgemeesters ziet voordelen van de aanloopfase, zoals het feit dat op kleine schaal geoefend kan worden met het handhaven van de geslotenheid van de keten en dat toch al in 2023 een start kan worden gemaakt met het leveren van gereguleerde hennep en hasjiesj aan enkele coffeeshops. Er leven echter ook zorgen bij burgemeesters over onduidelijkheid in handhaving, omdat gedurende een aanloopfase zowel gereguleerde als gedoogde hennep en hasjiesj in de coffeeshops aanwezig zijn, en over verschillen die kunnen ontstaan tussen deelnemende gemeenten aan het experiment. Om deze zorgen te ondervangen en om onduidelijkheid te voorkomen, worden er afspraken gemaakt over de rol- en taakverdeling van de verschillende toezichthouders binnen de aanloopfase. Daarnaast wordt de omvang van de aanloopfase op verschillende manieren beperkt zodat verschillen tussen gemeenten zo klein mogelijk blijven.

Om bevoorrechting van specifieke telers tegen te gaan is ervoor gekozen om met minimaal drie telers te starten en dat elke teler die gereed is voor levering tijdens de aanloopfase mag aansluiten.

De politie en het OM hebben een aantal overdenkingen en vragen aan de Ministers meegegeven met betrekking tot de risico’s van twee handhavingsregimes. Deze overdenkingen zien op hoe handhaafbaar twee handhavingsregimes zijn, hoe daar effectief toezicht op wordt gehouden, of de rechtszekerheid niet in gevaar komt en of het naast elkaar bestaan van twee regimes geen misbruik in de hand werkt. De politie en het OM stellen daarnaast dat de tijdelijke aanwezigheid van twee stromen in de coffeeshop niet aansluit bij de kern van het experiment, te weten een gesloten gedecriminaliseerde coffeeshopketen. De politie en het OM hebben laten weten dat het een politiek bestuurlijk experiment is en dat zij dit besluit zullen uitvoeren en zich vanuit hun rol uiteraard ten volle zullen inzetten.

De Inspectie JenV ziet een aanloopfase als een zinvolle manier om al op kleine schaal ervaring op te doen met het toezicht op de geslotenheid van de keten.

Tevens willen deze leden weten wat de methodologische gevolgen voor het experiment zijn wanneer een ongelijk startmoment zou worden gehanteerd.

Een aanloopfase heeft geen invloed op de onderzoeksplanning en de onderzoeksopzet. In de huidige onderzoeksopzet is namelijk geen meting voorzien tijdens de aanloopfase. De onderzoekers hebben wel aangegeven dat zij bij het opstellen van hun rapportages rekening zullen houden met de eventuele invloed van de aanloopfase op de resultaten van het onderzoek. Hierbij valt te denken aan dat de deelnemers en betrokkenen bij het experiment in deze gemeenten een langere periode hebben gehad om aan de nieuwe situatie te wennen dan in de overige gemeenten. Het is mogelijk dat hierdoor in deze gemeenten bepaalde effecten in meer of mindere mate optreden op het moment dat het veldwerk wordt uitgevoerd. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van het onderzoek en hier zullen de onderzoekers rekening mee houden. Daarnaast wordt met het WODC en de onderzoekers in kaart gebracht of het mogelijk is en of het toegevoegde waarde heeft om een apart onderzoek naar de aanloopfase te verrichten. Met de huidige onderzoeksopzet is het voor de onderzoekers namelijk niet mogelijk om de invloed van de aanloopfase in specifieke gemeenten inzichtelijk te maken. Er kan immers alleen op het niveau van de controle- en interventiegroep worden vergeleken, niet op het niveau van individuele gemeenten.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten van welke voorwaarden voor deelname aan het experiment wordt afgeweken bij de elfde gemeente en hoe vanuit andere gemeenten gereageerd wordt op deze wens.

Vanwege de afspraak in het coalitieakkoord dat een grote stad wordt toegevoegd aan het experiment, is aan de burgemeesters van gemeenten met 100.000+ inwoners gevraagd om interesse voor deelname kenbaar te maken. De burgemeesters die interesse hebben getoond in deelname hebben hierbij voorwaarden gesteld, zoals een uitzondering op de verplichte handhaving van het ingezetenencriterium in een grensgemeente, een langere overgangsfase en deelname met coffeeshops binnen een geografisch afgebakend gebied binnen een gemeente. Deze voorwaarden zijn in overweging genomen, waarbij uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid vanzelfsprekend beoordeeld zijn. Er is geen navraag gedaan hoe andere gemeenten daarover denken. Gelijkheid met andere deelnemende gemeenten is van groot belang geacht. Om die reden is de optie voor deelname door een grensgemeente onder voorwaarde dat het ingezetenencriterium niet zou gelden voor de direct omwonenden over de grens, afgevallen. Op dit moment wordt met de burgemeester van Amsterdam gesproken over deelname met een stadsdeel. Alle voorwaarden voor het experiment die gelden in de tien deelnemende gemeenten, gelden ook in dit bestuurlijk te onderscheiden stadsdeel. Dat betekent bijvoorbeeld dat alle coffeeshops in dit stadsdeel moeten meedoen aan het experiment en geen illegale hennep en hasjiesj meer mogen verkopen.

De leden van de SGP-fractie vragen of een afwijking van de voorwaarden een mogelijkheid is voor een elfde gemeente om toch deel te kunnen nemen, en zo ja, of deze afwijking van de voorwaarden dan voor alle deelnemende gemeenten geldt of slechts één gemeente is uitgezonderd. Deze leden constateren tevens dat een afwijking van de reeds gestelde voorwaarden in strijd is met de voorwaarden waar dit experiment aan samenhangt en vragen hoe de uitkomsten van dit experiment dan nog leidend kunnen zijn en of de andere deelnemende gemeenten nu ook voorwaarden kunnen stellen aan hun deelname.

In zekere zin klopt het dat deelname met een stadsdeel voor Amsterdam een mogelijkheid biedt om mee te kunnen doen. In Amsterdam is 30 procent van alle coffeeshops in Nederland gevestigd. Deelname met alle coffeeshops zou niet alleen voor de burgemeester grote impact hebben op de capaciteit voor uitvoering en toezicht. De financiële consequenties voor het Rijk zouden ook groot zijn wanneer het aantal coffeeshops zou toenemen naar 250 deelnemende coffeeshops in plaats van de ongeveer 80 coffeeshops die op dit moment deelnemen. De omvang van het experiment zou daarmee onbedoeld een enorme schaalvergroting met zich meebrengen. De unieke situatie in Amsterdam, met de grote hoeveelheid coffeeshops en de aanwezigheid van stadsdelen met inwoneraantallen vergelijkbaar met de grote gemeenten in Nederland, maakt de uitzondering voor deelname met een stadsdeel een te prefereren optie. Deze situatie doet zich in geen andere gemeente voor, wat maakt dat van dezelfde uitzondering in andere gemeenten geen sprake is, noch kan zijn. Voor alle deelnemers aan het experiment gelden in alle deelnemende gemeenten, dus ook in dit stadsdeel van Amsterdam, dezelfde eisen voor een gesloten coffeeshopketen. Op geen enkele wijze is sprake van strijd met de voorwaarden waar dit experiment mee samenhangt.

3. Internationaal- en Europeesrechtelijke aspecten

De leden van de VVD-fractie willen weten of de regering bereid is om ook te bezien in hoeverre het onderzoeksconsortium kan onderzoeken of er in 2024 of 2025 gegevens beschikbaar zijn van de regulering van hennep in andere landen, zodat de Nederlandse situatie waar mogelijk kan worden vergeleken met andere landen, specifiek Duitsland en Californië. Tevens vragen deze leden of de regering een reactie kan geven op het artikel dat is verschenen in de Los Angeles Times7 over de onverwachte negatieve gevolgen van de regulering van hennep in Californië.

Zoals in de Kamerbrief van 7 juli jl.8 is gemeld zullen internationale ontwikkelingen in 2024 in kaart worden gebracht. De opzet van het experiment is echter uniek in de wereld en verschilt met andere internationale voorbeelden van regulering of legalisering van hennep en hasjiesj, zoals in Canada en diverse staten in de Verenigde Staten. We kunnen daarom niet uitsluitend afgaan op ervaringen uit andere landen. Hennep en hasjiesj zijn op dit moment nog illegaal in Duitsland en kan er dus nog niets worden gezegd over de gevolgen van regulering of legalisering in ons buurland. Daarom is het van belang om de uitkomsten van het experiment af te wachten. Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn op gebieden als criminaliteit, volksgezondheid en preventie. Bezien moet worden of eventuele negatieve consequenties zoals in Californië, beschreven in het artikel waarnaar u refereert, hier überhaupt of in dezelfde mate zullen plaatsvinden.

De leden van de SGP-fractie hebben in de memorie van toelichting gelezen dat het toevoegen van een elfde gemeente aan het experiment niet leidt tot een ander oordeel wat betreft het al dan niet in lijn zijn met de internationaal- en Europeesrechtelijke regels op dit onderwerp. Ze vragen of het toevoegen van een substantieel groter aantal deelnemers deze afweging anders zou maken.

Het wetsvoorstel strekt uitsluitend tot de mogelijkheid om een elfde gemeente toe te voegen. Van het toevoegen van een substantieel groter aantal deelnemers is dus geen sprake. Bovendien is van belang dat ongewijzigd blijft dat de inhoud en de duur van het experiment wettelijk zijn verankerd, waardoor verzekerd is dat het niet kan leiden tot een onomkeerbare situatie. Verder is van belang dat de wetgeving omtrent het experiment voorziet in een wettelijk gewaarborgde evaluatie. De regering beseft dat het experiment raakt aan de internationale regelgeving, maar verwacht dat het experiment nieuwe wetenschappelijke inzichten zal opleveren. De regering ziet dit als een adequate en proportionele wijze om dat nadere inzicht te kunnen verkrijgen in de effecten van regulering van de keten.

4. Toezicht en handhaving

De leden van de VVD-fractie willen weten of er tussen de verschillende betrokken toezichthouders nadere afspraken zijn gemaakt om te voorkomen dat er versnippering van het toezicht plaatsvindt, en of er één toezichthouder is belast met het toezicht op de geslotenheid van de hele keten, en zo ja, welke.

In een handhavingsarrangement9 zijn afspraken gemaakt tussen de toezichthouders onderling en met het OM en de politie over wanneer door wie wordt gehandhaafd bij overtredingen van de regels. Het handhavingsarrangement heeft tot doel:

  • De werkterreinen van de verschillende toezichthouders af te bakenen.

  • De activiteiten van de betrokken partijen op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk complementair te laten zijn.

  • Het handelen van partijen bij overtreding van het bepaalde in de wet- en regelgeving omtrent het experiment te beschrijven.

  • Het samenwerken van de partijen, waaronder de uitwisseling van informatie.

De Inspectie JenV is belast met het toezicht op de gehele keten en houdt in die hoedanigheid toezicht op zowel de telers als de coffeeshophouders. Daarnaast houden de gemeentelijke toezichthouders van de deelnemende gemeenten toezicht op alle eisen die aan hun coffeeshophouders zijn gesteld, waaronder de eisen die zijn gesteld in het kader van de geslotenheid van de keten. Ook kunnen de burgemeesters waar nodig handhavend optreden. De NVWA houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de geproduceerde hennep en hasjiesj, de verpakkingseisen en het afficheringsverbod voor telers.

De leden van de VVD-fractie vragen welke wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking en gegevensuitwisseling zal worden gebruikt om gegevens te verwerken en uit te wisselen tussen de toezichthouders. Tevens vragen deze leden wat de wettelijke grondslag is voor het onderzoeksconsortium om gegevens te verwerken.

De grondslag voor gegevensverwerking en uitwisseling in het kader van toezicht en handhaving is geregeld in artikel 46 van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen. De grondslag voor deze gegevensverwerking en uitwisseling berust op de artikelen 7 en 8a van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen. De rechtsgrond voor gegevensverwerking door het onderzoeksconsortium is de noodzaak voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen (artikel 6, eerste lid, sub e, van de AVG). Dit is de primaire rechtsgrond voor onderzoek door en in opdracht van het WODC.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze en wanneer deelnemende stakeholders zoals de telers, transporteurs en coffeeshophouders zijn geïnformeerd over het handhaving- en toezichtinstrumentarium en of ze voldoende worden ondersteund in de voorbereiding.

De regering vindt het belangrijk om de betrokken partijen goed te informeren en daar wordt dan ook op ingezet. De telers worden voorafgaand aan het moment dat zij starten met telen bezocht door de Inspectie JenV, de NVWA en ambtenaren van de Ministeries van JenV en VWS. Tijdens deze (kennismakings)bezoeken is er onder andere aandacht voor de geldende wet- en regelgeving, de beveiliging van de locatie en het verplichte gebruik van het track and trace-systeem. Daarnaast hebben de ministeries regelmatig contact met telers over bijvoorbeeld de voortgang van hun werkzaamheden en sluiten ambtenaren aan bij de werkgroep waarin de telers met elkaar participeren. Bij vragen over de wet- en regelgeving, dan wel het toezicht op de naleving daarvan kunnen de telers contact opnemen met de ministeries dan wel met de toezichthouders.

De teler is op grond van artikel 24 van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen verantwoordelijk voor het inhuren van een vervoerder die beschikt over een vergunning als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De bepalingen uit die wet inzake het toezicht en de handhaving zijn op de vervoerder van toepassing. Met de vervoerdersbranche wordt eveneens gesproken over het experiment.

De coffeeshophouders zijn door de overheid geïnformeerd over de wet- en regelgeving en worden schriftelijk op de hoogte gehouden van ontwikkelingen, zoals wijzigingen van de wet- en regelgeving. Daarnaast worden er door de ministeries voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en is er een coffeeshopnetwerk voor het bespreken van actuele zaken. Gedurende het experiment kunnen coffeeshophouders terecht bij de gemeente voor nadere informatie over de voortgang. De coffeeshophouders zijn al bekend met de lokale toezichthouder, dat is de burgemeester, aangezien deze ook nu al de toezichthouder is. De Inspectie JenV zal in de voorbereidingsfase ook kennismaken met de coffeeshops.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of en hoe het modelsanctiebeleid en het bestaande handhavingsarrangement zijn toegespitst op een zeer grote stad en welk advies daartoe gevraagd is aan de betreffende handhavende instanties.

Met de landelijke toezichthouders is gesproken over de deelname van een extra gemeente en wat dit betekent voor eventuele uitbreiding van hun taken. Dit is afhankelijk van welke gemeente gaat deelnemen. Op dit moment wordt met de burgemeester van Amsterdam gesproken over deelname met een stadsdeel. Indien er een definitief besluit is genomen over deelname van een elfde gemeente worden de NVWA en de Inspectie JenV verzocht de consequenties voor het toezicht hiervan in kaart te brengen. Tevens zal door de Inspectie JenV met de nieuwe gemeente gesproken worden over afspraken in een handhavingsarrangement.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe voorkomen wordt dat er in iedere deelnemende gemeente een afwijkend handhavingsbeleid wordt gevoerd. Deze leden constateren tevens dat de burgemeester belast is met het openbaar gezag en daarbij ook de politie kan opdragen te gaan handhaven en vragen in hoeverre dit voor een extra belasting van de politiecapaciteit zorgt.

De burgemeester is een zelfstandig bestuursorgaan met autonome bevoegdheden en is bevoegd zijn eigen handhavingsbeleid op te stellen binnen de kaders van de wet- en regelgeving omtrent het experiment. Dit wijkt niet af van de huidige situatie in gemeenten met coffeeshops. In de ambtelijke werkgroep toezicht en handhaving is door de deelnemende gemeenten een modelsanctiebeleid voor de experimenteer wet- en regelgeving ontwikkeld waar de burgemeesters gebruik van kunnen maken.

Ook in de huidige situatie is de burgemeester belast met het openbaar gezag en kan de politie opdragen te handhaven. Het is op voorhand niet in te schatten of er

na de start van de experimenteerfase sprake zal zijn van extra benodigde politie-inzet in het kader van de handhaving van de openbare orde. Indien er zich wel openbare orde problematiek voordoet is het noodzakelijk dat de burgemeester zijn gezag kan uitoefenen.

De leden van de SGP-fractie vragen of en hoe rekening gehouden is met het feit dat een uitbreiding van de reikwijdte van het toezicht door de landelijke toezichthouders leidt tot een verminderde capaciteit op andere belangrijke zaken.

Met de landelijke toezichthouders zijn afspraken gemaakt over de financiële vergoeding die zij voor de uitvoering van hun huidige taken ontvangen. In het geval van uitbreiding van deze taken door het toevoegen van een extra gemeente worden de NVWA en de Inspectie JenV verzocht de (financiële) consequenties voor het toezicht in kaart te brengen en wordt gekeken of de vergoeding dient te worden uitgebreid.

De leden van de SGP-fractie vragen of er voldoende rekening mee gehouden is dat de mogelijkheid bestaat dat huidige leveranciers van coffeeshops hun afzetmarkt zien krimpen en verhaal gaan halen bij de deelnemende coffeeshops. Dit kan leiden tot een ordeverstoring dan wel een gevaar voor de veiligheid. Ook vragen deze leden of hiervoor voldoende oog is bij toezichthoudende instanties.

Gerefereerd wordt aan mogelijke dreiging vanuit het illegale circuit aan het adres van coffeeshophouders die aan het experiment deelnemen. Voor een dergelijke situatie geldt dezelfde route als voor ondernemers in andere branches die bedreigd worden. Hiervan kan aangifte worden gedaan bij de politie.

Voor zover gedoeld wordt op (gedwongen) inmenging van georganiseerde criminaliteit in het experiment, daar is aandacht voor. De Inspectie JenV zal toezien op de geslotenheid van de keten. Dat houdt onder meer in dat er geen illegaal geteelde hennep en hasjiesj aan coffeeshops geleverd worden of door coffeeshops verkocht worden.

5. Regeldrukgevolgen en gevolgen doenvermogen burgers

De leden van de SGP-fractie vragen of de huidige aangewezen telers hogere kosten gaan maken nu zij mogelijk extra faciliteiten moeten aanschaffen om aan een hogere productie te komen met het toevoegen van een elfde gemeente.

Met het toevoegen van een elfde gemeente zullen de telers die zijn aangewezen meer hennep en hasjiesj moeten produceren om aan de vraag te voldoen. Zij zullen hiervoor hun productieprocessen moeten opschalen, wat naar verwachting meer kosten met zich mee zal brengen en waarvoor zij mogelijk extra voorzieningen moeten aanschaffen. Tegelijkertijd kunnen telers ook meer producten verkopen aangezien het aantal deelnemende coffeeshops zal stijgen door het toevoegen van een elfde gemeente.

De leden van de SGP-fractie hebben in de memorie van toelichting gelezen dat coffeeshophouders gevestigd in de elfde gemeente zich dienen te houden aan de voor het experiment geldende regels. Deze leden vragen of dit betekent dat aan het afwijken van een voorwaarde niet wordt tegemoetgekomen.

Het klopt dat alle deelnemende coffeeshophouders zich aan de regels moeten houden zoals opgenomen in de wet- en regelgeving omtrent het experiment. Hierop wordt geen uitzondering gemaakt. Indien er voorwaarden gesteld zouden worden die betekenen dat niet alle coffeeshophouders binnen het experiment zich aan de gestelde eisen hoeven te houden, dan zou aan die voorwaarden inderdaad niet tegemoetgekomen worden.

6. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste inschatting van de regering is wat het toevoegen van een elfde gemeente ongeveer zou gaan kosten.

Een elfde gemeente ontvangt voor de experimenteerfase van 4 jaar een tegemoetkoming voor de extra werkzaamheden die nodig zijn vanwege deelname aan het experiment. De tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag van € 200.000 en € 45.000 per coffeeshop. Gelet op vergelijkbare deelnemende gemeenten is budgettair rekening gehouden met een deelname van een stad met 10 coffeeshops. Deze zou voor de experimenteerfase een tegemoetkoming van € 650.000 ontvangen, dus € 162.500 per jaar. De tegemoetkoming is onder meer bedoeld voor het aanpassen van beleid, toezicht op de coffeeshops en de omgeving, handhaving en gegevensverzameling ten behoeve van het onderzoek. Mogelijke andere financiële gevolgen, zoals voor onderzoek of het landelijke toezicht en handhaving zijn nog niet bekend.

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een overzicht van de regering van alle kosten die tijdens de voorbereidingsfase van het experiment vanaf 2017 zijn gemaakt en de laatste raming van de verwachte kosten van de experimenten.

Vanuit de rijksbegroting is jaarlijks 2 miljoen euro beschikbaar voor het experiment. In 2017 tot en met 2019 vielen de kosten binnen het beschikbare budget. Vanaf het moment dat de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in 2020 in werking is getreden zijn verschillende voorbereidingen gestart. Bijvoorbeeld voor het inrichten van het toezicht door de Inspectie JenV en de NVWA, maar ook van het track and trace-systeem, het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten en voorfinanciering van de deelnemende coffeeshopgemeenten. Vanaf de inwerkingtreding zijn de totale kosten voor de Ministeries van JenV en VWS gezamenlijk 4 miljoen euro per jaar. Ook voor 2023 is dit bedrag geraamd. De verwachting is dat komende jaren deze kosten dalen, onder andere doordat het track and trace-systeem is opgeleverd en diverse voorbereidingskosten zijn afgehandeld of voorgefinancierd. Komende jaren worden nog wel extra kosten vanwege uitbreiding met een elfde gemeente verwacht.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar een inschatting van de financiële gevolgen van uitbreiding. Zij denken daarbij aan bijvoorbeeld gemeentelijke toezichthouders, maar ook het landelijke bureau Bibob en preventie- en verslavingszorg.

Een elfde gemeente ontvangt voor de experimenteerfase van 4 jaar een tegemoetkoming voor de extra werkzaamheden die nodig zijn vanwege deelname aan het experiment. De tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag van € 200.000 en € 45.000 per coffeeshop. Gelet op vergelijkbare deelnemende gemeenten is budgettair rekening gehouden met een deelname van een stad met 10 coffeeshops. Deze zou voor de experimenteerfase een tegemoetkoming van € 650.000 ontvangen, dus € 162.500 per jaar. De tegemoetkoming is onder meer bedoeld voor het aanpassen van beleid, toezicht op de coffeeshops en de omgeving, handhaving en gegevensverzameling ten behoeve van het onderzoek. Mogelijke andere financiële gevolgen, zoals voor onderzoek of het landelijke toezicht en handhaving zijn nog niet bekend. De uitbreiding met een extra stad heeft geen invloed op de kosten van onderzoek door het Landelijke Bureau Bibob. Het is en blijft aan de burgemeester om te bepalen of er een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd voor coffeeshops, bijvoorbeeld vanwege een horecavergunning.

De leden van de SGP-fractie constateren dat tot op heden niet inzichtelijk is wat de kosten voor dit experiment bedragen en dat dit niet is meegenomen in de begroting. Deze leden maken zich zorgen over het niet volgen van de begrotingskaders en vragen de regering om een reactie.

De precieze financiële gevolgen van deelname door een elfde gemeente zijn nog niet bekend. De extra kosten bestaan uit een tegemoetkoming voor de toezichtstaak door de burgemeester, aanvullend onderzoek en extra werkzaamheden voor toezicht en handhaving door de landelijke toezichthouders. Voor een berekening hiervan is onder meer het aantal verkooppunten in de betreffende gemeente van belang. Bij de aanwijzing van de elfde gemeente komt hierover duidelijkheid te bestaan. Om deze redenen zullen de financiële gevolgen bij het te wijzigen Besluit experiment gesloten coffeeshopketen, wanneer de gemeente wordt aangewezen, worden toegelicht. Voor de tegemoetkoming aan de gemeente voor het toezicht is de inschatting dat dit in het geval van tien deelnemende coffeeshops € 162.500 per jaar kost voor de duur van vier experimenteerjaren. De kosten van een elfde gemeente kunnen niet exact worden aangegeven, totdat is vastgesteld welke gemeente dit wordt. Uitgaand van het gemiddelde van de kosten tot nu toe, kunnen de extra kosten voor een elfde gemeente binnen het beschikbare begrotingskader worden opgelost.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius