Gepubliceerd: 1 december 2022
Indiener(s): Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36263-2.html
ID: 36263-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in aanvulling op en deels in afwijking van hetgeen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 is bepaald, randvoorwaarden te scheppen waarbinnen de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op een effectieve wijze onderzoek kunnen doen naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse belangen, met onder meer als doel beter zicht te krijgen op de daarmee samenhangende bekende en verborgen dreigingen, de door deze landen gehanteerde werkwijzen en de specifieke aandachtsgebieden waarop die dreigingen zich richten, alsmede te voorzien in de mogelijkheid van bindend toezicht door de afdeling toezicht van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1 Definitiebepaling

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. dienst:

de Algemene- en Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

b. Wiv 2017:

de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

c. Onze betrokken Minister:
  • 1°. ten aanzien van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • 2°. ten aanzien van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst: Onze Minister van Defensie;

d. afdeling toezicht:

de afdeling toezicht van de commissie, bedoeld in artikel 97 van de Wiv 2017;

e. toetsingscommissie:

de commissie, bedoeld in artikel 32 van de Wiv 2017.

Paragraaf 2 Reikwijdte wet en van toepassingverklaring wet

Artikel 2

  • 1. In het kader van de in artikel 8, tweede lid, onder a en d, onderscheidenlijk 10, tweede lid, onder a, c en e, van de Wiv 2017 aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in het belang van de nationale veiligheid opgedragen taak, zijn de diensten belast met het verrichten van onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse belangen.

  • 2. Op de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak is de Wiv 2017 van toepassing met inachtneming van het bepaalde in deze wet.

  • 3. In een verzoek om toestemming, alsmede een verzoek om verlenging van een toestemming, voor de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 van de Wiv 2017 wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 29, tweede lid, van die wet tevens vermeld of daarbij toepassing wordt gegeven aan deze wet.

Paragraaf 3 De uitoefening van de toetsbevoegdheid door de toetsingscommissie

Artikel 3

  • 1. Indien de toetsingscommissie van oordeel is dat met betrekking tot de aan haar voorgelegde toestemming ten onrechte is bepaald dat daarmee uitvoering wordt gegeven aan deze wet, doet zij daarvan terstond mededeling aan Onze betrokken Minister. Bij de aansluitende toetsing van de door Onze betrokken Minister verleende toestemming laat ze het bepaalde in deze wet buiten toepassing.

  • 2. De toetsingscommissie doet van een oordeel, inhoudende rechtmatigheid van een door Onze betrokken Minister verleende toestemming, waarbij toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 2, derde lid, terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De mededeling betreft het uniek identificerend kenmerk van de aanvraag, datum toestemming en datum oordeel.

  • 3. Bij de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan de toetsingscommissie de afdeling toezicht wijzen op mogelijk voor het toezicht relevante aandachtspunten in verband met de uitvoering van de verleende toestemming.

Paragraaf 4 Verkennen van geautomatiseerde werken en enkele nadere voorzieningen inzake de bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk

Artikel 4

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 45, derde lid, van de Wiv 2017 wordt de toestemming voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder a, van die wet verleend door het hoofd van de betrokken dienst. Het bepaalde in de artikelen 32, tweede lid, en 36, eerste lid, van de Wiv 2017 vindt geen toepassing met betrekking tot die toestemming.

  • 2. Het hoofd van de betrokken dienst doet van een verleende toestemming als bedoeld in het eerste lid terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De mededeling blijft beperkt tot het uniek identificerend kenmerk van de aanvraag en de datum van toestemming.

Artikel 5

  • 1. Bij een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 45, derde lid, juncto eerste lid, onder b, van de Wiv 2017 blijft het bepaalde in artikel 45, vierde lid, aanhef en onder a, van die wet buiten toepassing.

  • 2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 45, achtste lid, van de Wiv 2017, omvat de verleende toestemming tevens de bevoegdheid om, voor de duur van de verleende toestemming, binnen te dringen in een ander geautomatiseerd werk dat door de desbetreffende persoon of organisatie in gebruik is voor zover dat in de plaats treedt van of een aanvulling is op het geautomatiseerde werk waar oorspronkelijk de toestemming voor is verleend.

  • 3. Van de toepassing van het tweede lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling toezicht.

Paragraaf 5 Verkenning ten behoeve van OOG-interceptie, OOG-interceptie en GDA op OOG-metadata

Artikel 6

  • 1. De diensten zijn bevoegd met het oog op toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wiv 2017, tot het met een technisch hulpmiddel aftappen, ontvangen, opnemen en afluisteren van elke vorm van telecommunicatie of gegevensoverdracht door middel van een geautomatiseerd werk ongeacht waar een en ander zich bevindt, met het uitsluitende doel vast te stellen op welke gegevensstromen een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van die wet, betrekking dient te hebben.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid mag slechts worden uitgeoefend, indien door Onze betrokken Minister daarvoor op een daartoe strekkend verzoek toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst. De toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste een jaar en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd voor eenzelfde periode.

  • 3. De artikelen 36 en 37 van de Wiv 2017 zijn van overeenkomstige toepassing op de door Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in het tweede lid. De toetsingscommissie doet van een oordeel, inhoudende rechtmatigheid van een door Onze betrokken Minister verleende toestemming terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De mededeling betreft de operatienaam, datum toestemming en datum oordeel. Bij de mededeling kan de toetsingscommissie de afdeling toezicht wijzen op mogelijk voor het toezicht relevante aandachtspunten in verband met de uitvoering van de verleende toestemming.

  • 4. Artikel 26, vijfde lid, van de Wiv 2017 blijft buiten toepassing.

  • 5. De artikelen 52 en 53 van de Wiv 2017 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de uitvoering van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, waarvoor op grond van het tweede lid toestemming is verleend. Artikel 36 van de Wiv 2017 is van overeenkomstige toepassing op een door Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in artikel 53, tweede lid, van die wet.

  • 6. Onze betrokken Minister of namens deze het hoofd van de dienst wijst bij besluit aan hem ondergeschikte ambtenaren aan die bij uitsluiting van anderen kennis mogen nemen van de ingevolge de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, verworven gegevens ten behoeve van het aldaar vermelde doel. De gegevens worden niet verwerkt voor andere doeleinden. Na een periode van ten hoogste zes maanden worden de desbetreffende gegevens voor zover deze niet bijdragen aan het doel van de verwerking vernietigd. Van de vernietiging wordt aantekening gehouden.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in dit artikel wordt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid voor de toepassing van de Wiv 2017 als bijzondere bevoegdheid aangemerkt.

Artikel 7

Bij de toepassing van de in artikel 26, tweede en vijfde lid, van de Wiv 2017 neergelegde voorwaarde in verband met de uitvoering van de in artikel 48, eerste lid, van die wet, geregelde bevoegdheid tot onderzoeksopdrachtgerichte interceptie, worden met name de navolgende aspecten betrokken:

  • a. een indicatie van de te verwerven gegevensstromen;

  • b. een indicatie van de wijze waarop de reductie van gegevens binnen de gehele keten van verwerving invulling krijgt.

Artikel 8

In afwijking van het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de Wiv 2017 wordt een door Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van die wet niet voor toetsing voorgelegd aan de toetsingscommissie. Artikel 32, tweede lid, van die wet blijft buiten toepassing.

Paragraaf 6 Bijschrijfmogelijkheid bij toepassing artikel 47 en 54 Wiv 2017

Artikel 9

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 47, zevende lid, van de Wiv 2017, omvat de verleende toestemming tevens de bevoegdheid om, voor de duur van de verleende toestemming, de telecommunicatie te ontvangen of op te nemen aan de hand van na de toestemmingverlening bekend geworden andere nummers of technische kenmerken die in gebruik worden genomen door de desbetreffende persoon of organisatie.

  • 2. Van de toepassing van het eerste lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling toezicht.

Artikel 10

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 54 van de Wiv 2017 omvat een verleende toestemming tevens de bevoegdheid voor de dienst om:

    • a. zich te wenden tot een andere aanbieder dan de aanbieder, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder a, van die wet, onderscheidenlijk een andere persoon of instantie dan de persoon of instantie, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder b, van die wet, ingeval die andere aanbieder onderscheidenlijk die andere persoon of instantie in de plaats treedt van de aanbieder onderscheidenlijk de persoon of instantie ten aanzien waarvan oorspronkelijk de toestemming is verleend dan wel naast de oorspronkelijke aanbieder of persoon of instantie wordt ingeschakeld;

    • b. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 54, eerste lid, van die wet, uit te oefenen ingeval een ander nummer of een andere aanduiding waarmee de gebruiker of derde kan worden geïdentificeerd in de plaats treedt van of een aanvulling is op het nummer dan wel de andere aanduiding, bedoeld in artikel 54, derde lid, onder a, van die wet.

  • 2. Van de toepassing van het eerste lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling toezicht.

Paragraaf 7 Inlichtingen-uitwisseling toetsingscommissie en afdeling toezicht

Artikel 11

  • 1. De toetsingscommissie en de afdeling toezicht zijn met het oog op een effectieve uitvoering van de aan hen in het kader van deze wet opgedragen taak bevoegd tot het verstrekken van inlichtingen aan elkaar omtrent bevindingen die bij de uitvoering van de aan de toetsingscommissie onderscheidenlijk afdeling toezicht opgedragen taken zijn gebleken en blijft beperkt tot die inlichtingen die voor de uitvoering van de aan de toetsingscommissie onderscheidenlijk afdeling toezicht opgedragen taken noodzakelijk zijn. De verstrekking van inlichtingen die betrekking hebben op personen met wier medewerking door de diensten gegevens worden verzameld blijft achterwege.

  • 2. Van de toepassing van het eerste lid doen de toetsingscommissie onderscheidenlijk de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verslag in het verslag als bedoeld in artikel 35, derde lid, juncto artikel 132 onderscheidenlijk artikel 132 van de Wiv 2017.

Paragraaf 8 Bindend toezicht door de afdeling toezicht, de mogelijkheid van beroep en een voorlopige voorziening bij de Afdeling bestuursrechtspraak

Artikel 12

  • 1. Indien de afdeling toezicht in het kader van haar toezichthoudende taak tot het voorlopige oordeel komt dat de toepassing door de diensten van:

    • a. artikel 45, eerste lid, onder a, van de Wiv 2017, juncto artikel 4,

    • b. artikel 45, eerste lid, onder b, van de Wiv 2017, juncto artikel 5, eerste lid, uitsluitend voor zover dat betrekking heeft op daaraan verbonden technische risico’s,

    • c. artikel 5, tweede lid,

    • d. artikel 50, vierde lid, van de Wiv 2017, juncto artikel 8,

    • e. artikel 9, of

    • f. artikel 10,

    in een onderzoek van een dienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet rechtmatig is, kan zij daarvan met redenen omkleed mededeling doen aan Onze betrokken Minister. Daarbij deelt zij ook mede of zij aan dit voorlopige oordeel gevolgen verbindt.

  • 2. De aan een oordeel als bedoeld in het eerste lid te verbinden gevolgen kunnen uitsluitend bestaan uit:

    • a. de beëindiging van de desbetreffende bevoegdheid;

    • b. de verwijdering en vernietiging van de bij de uitvoering van de desbetreffende bevoegdheid verwerkte gegevens.

  • 3. De afdeling toezicht stelt Onze betrokken Minister in de gelegenheid om op het voorlopige oordeel en de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen te reageren binnen drie dagen na ontvangst van het voorlopige oordeel.

  • 4. Na ontvangst van de reactie van Onze betrokken Minister, of bij het uitblijven daarvan binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, stelt de afdeling toezicht het oordeel en de daaraan te verbinden gevolgen vast. Dit oordeel is bindend. Het vastgestelde oordeel met de daaraan verbonden gevolgen wordt schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze betrokken Minister bekendgemaakt.

  • 5. Behoudens toepassing van artikel 14 geeft Onze betrokken Minister binnen drie dagen na ontvangst van het vastgestelde oordeel daaraan uitvoering.

  • 6. Onze betrokken Minister doet van een oordeel van de afdeling toezicht alsmede van diens reactie daarop terstond mededeling aan de beide kamers der Staten-Generaal. Artikel 12, derde en vierde lid, van de Wiv 2017 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1. Onze betrokken Minister kan door middel van het indienen van een beroepschrift beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen:

    • a. een oordeel, de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen dan wel zowel het oordeel als de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen, als bedoeld in artikel 12, vierde lid;

    • b. een oordeel van de toetsingscommissie als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • c. een oordeel van de toetsingscommissie inzake een door Onze betrokken Minister verleende toestemming in een onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2. Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking.

  • 3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie het oordeel schriftelijk aan Onze betrokken Minister heeft medegedeeld.

  • 4. Bij de indiening van het beroepschrift worden de op de zaak betrekking hebbende stukken ter vertrouwelijke kennisneming aan de Afdeling bestuursrechtspraak ter beschikking gesteld. Onze betrokken Minister zendt een afschrift van het beroepschrift en de daarbij meegezonden stukken onverwijld aan de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie.

  • 5. Behoudens gevallen als bedoeld in het negende lid, stelt de Afdeling bestuursrechtspraak de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. De termijn voor het indienen van een verweerschrift bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het beroepschrift is ingediend.

  • 6. Bij indiening van het verweerschrift kunnen op de zaak betrekking hebbende stukken die niet reeds op grond van het vierde lid zijn verstrekt, ter vertrouwelijke kennisneming aan de Afdeling bestuursrechtspraak ter beschikking worden gesteld. De afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie zendt Onze betrokken Minister onverwijld een afschrift van het verweerschrift en de bijgevoegde stukken.

  • 7. Op een daartoe strekkend verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt, binnen een daarbij te stellen termijn, door Onze betrokken Minister, de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie alle door de Afdeling bestuursrechtspraak relevante geachte inlichtingen, mondeling dan wel schriftelijk, ter vertrouwelijke kennisneming verstrekt. Een zakelijke weergave van de mondelinge inlichtingen dan wel een afschrift van de schriftelijke inlichtingen wordt door Onze betrokken Minister, de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie verstrekt aan respectievelijk de afdeling toezicht of de toetsingscommissie dan wel aan Onze betrokken Minister.

  • 8. Na indiening van het verweerschrift, dan wel na het verstrijken van de termijn daarvoor, worden Onze betrokken Minister en de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. De uitnodiging wordt uiterlijk 24 uur voor de zitting verstuurd.

  • 9. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doen zonder toepassing van het achtste lid.

  • 10. De Afdeling bestuursrechtspraak kan deskundigen benoemen. De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard en door de Afdeling bestuursrechtspraak wordt opgeroepen, is verplicht aan de oproeping gevolg te geven en zijn opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. In de oproeping worden de opdracht die moet worden vervuld, de plaats en het tijdstip waarop de opdracht moet worden vervuld en de gevolgen die zijn verbonden aan het niet verschijnen vermeld. Naam en woonplaats van de opgeroepen deskundige en de feiten waarop het horen betrekking zal hebben onderscheidenlijk de opdracht die moet worden vervuld, worden bij de uitnodiging, bedoeld in het achtste lid, aan partijen zoveel mogelijk medegedeeld.

  • 11. De behandeling van de zaak heeft plaats met gesloten deuren.

  • 12. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan een persoon, niet zijnde rechterlijk ambtenaar, als deskundig lid toevoegen aan de meervoudige kamer die het beroep behandelt.

  • 13. De Afdeling bestuursrechtspraak kan een tussenuitspraak doen en kan daarbij zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In dat geval bepaalt zij wanneer de voorlopige voorziening vervalt.

  • 14. De Afdeling bestuursrechtspraak doet zo spoedig mogelijk uitspraak.

  • 15. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is gemotiveerd en strekt tot gehele of gedeeltelijke:

    • a. onbevoegdverklaring van de Afdeling bestuursrechtspraak;

    • b. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;

    • c. ongegrondverklaring van het beroep;

    • d. gegrondverklaring van het beroep.

  • 16. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak het beroep gegrond verklaart, vernietigt zij het bestreden oordeel geheel of gedeeltelijk. De vernietiging van een oordeel of een gedeelte van een oordeel brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.

  • 17. De Afdeling bestuursrechtspraak kan:

    • a. bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde oordeel of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven;

    • b. bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde oordeel of het vernietigde gedeelte daarvan; of

    • c. een voorlopige voorziening treffen.

  • 18. In afwijking van artikel 36, derde lid, van de Wiv 2017, kan de Afdeling bestuursrechtspraak bij toepassing van het zeventiende lid, onder b, bepalen dat de door Onze betrokken Minister verleende toestemming rechtmatig is verleend. De toestemming van Onze betrokken Minister herleeft alsdan van rechtswege met terugwerkende kracht.

  • 19. De Afdeling bestuursrechtspraak kan, indien toepassing van het zeventiende lid niet mogelijk is, de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie opdragen een nieuw oordeel uit te brengen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van haar aanwijzingen. Daarbij kan zij:

    • a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe oordeel of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;

    • b. de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie een termijn stellen voor het uitbrengen van een nieuw oordeel of het verrichten van de andere handeling.

  • 20. De Afdeling bestuursrechtspraak zendt de uitspraak in afschrift aan Onze betrokken Ministers, de afdeling toezicht en de toetsingscommissie.

  • 21. De Afdeling bestuursrechtspraak maakt de uitspraak openbaar. In de openbaar gemaakte uitspraak blijven gegevens als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wiv 2017, achterwege.

  • 22. Eenieder die betrokken is bij de behandeling van het beroep is verplicht tot geheimhouding.

  • 23. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt een procesreglement vast voor de behandeling van het beroep, bedoeld in dit artikel, en van het verzoek om een voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 14.

Artikel 14

  • 1. De voorzitter van de kamer die over het beroepschrift oordeelt, kan op verzoek van Onze betrokken Minister, ingediend voorafgaand aan of tegelijkertijd met het instellen van beroep als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

  • 2. De termijn voor het verzoek om een voorlopige voorziening bedraagt drie dagen en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de afdeling toezicht het vastgestelde oordeel schriftelijk aan Onze betrokken Minister heeft medegedeeld.

  • 3. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, wordt de werking van het oordeel als bedoeld in artikel 12, vierde lid, opgeschort vanaf het moment dat de afdeling toezicht het oordeel en de daaraan te verbinden gevolgen vaststelt totdat de voorzitter, bedoeld in het eerste lid, op dat verzoek uitspraak doet.

  • 4. Artikel 13, vierde tot en met elfde, dertiende en vijftiende tot en met twinstigste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor indiening van een verweerschrift drie dagen is.

  • 5. De voorzitter, bedoeld in het eerste lid, doet zo spoedig mogelijk uitspraak en bepaalt daarbij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt. De voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra het beroep is ingetrokken.

  • 6. Indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep is ingesteld ingevolge artikel 13, eerste lid, onder a, en de voorzitter, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in het vierde lid juncto artikel 13, achtste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

  • 7. Het zesde lid kan slechts worden toegepast indien Onze betrokken Minister en de afdeling toezicht daarvoor toestemming hebben gegeven.

Paragraaf 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

Artikel 145 van de Wiv 2017 is van overeenkomstige toepassing op besluiten die op grond van deze wet worden genomen.

Artikel 16

Deze wet is niet van toepassing op verleende toestemmingen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wiv 2017, die op het moment van inwerkingtreding van deze wet reeds aan de toetsingscommissie zijn voorgelegd.

Artikel 17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en vervalt vier jaren na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Defensie,